PLANOLOGISCH ATTEST [ KREAPLAST ] (HISTORISCH GEGROEID BEDRIJF ‘PLASTIC DEKEYSER’)

ZONNEBEKE

PLAN MER SCREENINGSNOTA ONTHEFFINGSAANVRAAG [ STARTNOTA ]

Dossier 2016‐032‐DEKEYSER dd. 05/01/2018

1 COLOFON

Aanvrager: KREAPLAST nv Langemarkstraat 67‐69 8980 tel. +32 51 77 78 13 fax +32 51 77 15 50 BE 0432 200 425 www.plasticdekeyser.be [email protected]

VERANTWOORDING

Titel : Aanvraag Planologisch Attest

[KREAPLAST] ( Historisch gegroeid bedrijf ‘Plastic DEKEYSER’)

Datum : 05.01.2018

Auteur : architect – stedenbouwkundige Bert Deckmyn

E‐mail adres : [email protected]

Goedgekeurd door : Bert Deckmyn

Paraaf goedgekeurd :

Contact : Deckmyn Bert Hauwaart 35 9700 Oudenaarde T 0477 / 27 54 92 M [email protected]

Planteam : Bert Deckmyn – architect ‐ ruimtelijk planner Kristian Blomme – architect – ruimtelijk ontwerper Patrick Blancke – stedenbouwkundige ambtenaar Zonnebeke Tim Couwelier – expert mobiliteit en water

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 2 INHOUD

1. BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN 6

1.1. PROBLEEMSTELLING ...... 6

1.2. MOTIVATIE TOT OPMAAK ...... 7

1.3. DOELSTELLING...... 7

2. AFBAKENING VAN HET GEBIED 9

2.1. SITUERING VAN HET PLANGEBIED, DE ACTIVITEITEN EN DE OMGEVING ...... 9

2.2. BESCHRIJVING BESTAANDE TOESTAND ...... 12

3. BESCHRIJVING VAN DE ALTERNATIEVEN 13

3.1. LOCATIEALTERNATIEVEN ...... 13

3.2. inrichtingsALTERNATIEVEN ...... 13

3.3. NULALTERNATIEF ...... 13

3.4. REFERENTIESITUATIE – VERGUND GEACHTE TOESTAND ...... 13

4. DE REIKWIJDTE EN HET DETAILLERINGSNIVEAU VAN HET PLAN 14

5. BELEIDSVISIE GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN15

6. BEOORDELING MILIEUEFFECTEN 34

6.1. TOETSING AAN DE MER PLICHT ...... 34

6.2. BEOORDELING MILIEUEFFECTEN ...... 36

6.2.1. GEZONDHEID EN VEILIGHEID VAN DE MENS 36

6.2.2. RUIMTELIJKE ORDENING 37

6.2.3. FAUNA EN FLORA 39

6.2.4. ENERGIE- EN GRONDSTOFFENVOORRAAD 42

6.2.5. BODEM 42

6.2.6. WATER 45

6.2.7. ATMOSFEER EN DE KLIMATOLOGISCHE FACTOREN 48

6.2.8. GELUID EN TRILLINGEN 49

6.2.9. LICHT, WARMTE, STRALING, LUCHT EN GEUR 50

6.2.10. CULTUREEL ERFGOED EN ARCHEOLOGIE 50

6.2.11. LANDSCHAP 50

6.2.12. MOBILITEIT 51

6.2.13. LANDBOUW 51

6.2.14. SAMENHANG TUSSEN DE DISCIPLINES 52

6.2.15. LEEMTEN IN DE KENNIS 52

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 3 7. VORIGE EFFECTBEOORDELINGEN 53

8. GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN 53

9. CUMULATIEVE INSTRUMENTEN 53

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 4 INLEIDING

Met de opmaak van dit RUP wordt een ruimtelijke oplossing geboden voor de ruimtebehoefte voor het bestaande aldaar gevestigde en vergunde bedrijf PLASTIC DEKEYSER bvba op het perceel van eigenaar KREAPLAST nv.

Het bedrijf wenst zijn bestaande bouwvolume beperkt uit te breiden.

De uitbreiding die het bedrijf wenst te realiseren betreft een verbeterde functionele indeling binnen de contouren van de bestaande volumes en beperkte uitbreiding op het aanpalende perceel.

Daarnaast dient bijkomende verharde oppervlakte voorzien op de site om de manoeuvreerruimte van vrachtwagens te optimaliseren.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 5 1. BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

1.1. PROBLEEMSTELLING

PLASTIC DEKEYSER bvba, betreft een historisch gevestigd en hoofdzakelijk vergund bedrijf actief in diverse bedrijfsdisciplines, meerbepaald het vervaardigen van halffabrikaten van kunststof (deuren en vensters), het monteren van schrijnwerk van hout of van kunststof en groothandel in diverse bouwmaterialen.

De afgelopen jaren zijn er duidelijke keuzes gemaakt door het bedrijf en is de bedrijfsvoering sterk veranderd, vooral op vlak van de bedrijfsefficiency.

Door het verbeteren van de interne organisatie en het wijzigen van het verwerkingsproces is er een groeiend tekort aan verwerkings‐ & opslagruimte.

Daarnaast is er op het terrein een beperkte manoeuvreerruimte voor vrachtverkeer. Hierdoor heerst plaatselijk een onveilige verkeerssituatie zowel op het openbaar domein als op het bedrijfsterrein. Daarnaast worden vele onnodige bewegingen gedaan om producten van de ene plaats naar de andere plaats te brengen.

Uit deze keuzes werden volgende aandachtspunten en visie‐elementen naar voor die een vertaling zullen krijgen in het planologisch attest en het beoogde op te maken RUP :

. Plaatsgebrek : Het bedrijf heeft reeds geruime tijd een ernstig probleem met plaatsgebrek. Dit brengt de efficiëntie van werkzaamheden ernstig in het probleem. Alle ruimte staat volledig volgestapeld waardoor nu niet efficiënt meer kan gewerkt worden. Deze situatie brengt tevens de veiligheid van de werknemers in het gevaar. Er dient dringend ruimte gecreëerd te worden rond het machinepark om het personeel veilig en ergonomisch te laten functioneren

. Herwaarderen bestaande gebouwen : De bestaande gebouwen zijn dringend aan herwaardering toe. Ze zijn in verschillende fases gebouwd en verbouwd door de jaren heen. De bestaande technieken (elektriciteit, verwarming, ventilatie,… ) zijn niet meer van deze tijd en aan vervanging toe om op een hedendaagse wijze aan bedrijfsvoering te kunnen doen.

De vaste en onderhoudskosten van de gebouwen zijn nu veel te groot. De gebouwen zijn nu onvoldoende geïsoleerd, zowel naar thermische isolatie als naar akoestische isolatie. Tevens is de functionaliteit van de gebouwen niet meer van deze tijd. Een volledige herinrichting van de gebouwen dringt zich dan ook op. Er is een betere productstroom door het gebouw nodig (magazijn, opslag halffabrikaten –verwerkingsruimte – magazijn afgewerkte producten). Voor het personeel zijn de gebouwen ook niet meer van deze tijd en dringend aan herinrichting toe. Het personeel beschikt niet over een uitgeruste refter en voldoende sanitair. Door plaatsgebrek is deze nu niet aanwezig.

. Groei : Door de wenselijke groei worden de bestaande gebouwen te klein om nog aan de vraag te kunnen voldoen.

Binnen de sector is een groei van de product‐diversiteit. De klanten willen zoveel mogelijk bij 1 producent kopen in plaats van bij 10 verschillende. Door deze stijging kan het bedrijf meerdere variantes in halffabrikaten aanleveren. Deze groei heeft tot gevolg dat er steeds meer opslagruimte ter

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 6 beschikking dient te zijn om alle verschillende artikelen te kunnen opslaan en anderzijds ook meer overslagruimte om vrachtwagens eenvoudig te kunnen laden & lossen.

Het bedrijf wenst tevens zijn personeelsbestand uit te breiden. Opvolging binnen de familie staat immers klaar.

. Showroom : Om alle verschillende artikelen te presenteren heeft het bedrijf nood aan een uitgebreidere showroom. Er is op heden te weinig plaats meer om het uitgebreid gamma van eigen toepassingen & producten van het bedrijf tentoon te stellen. Het bedrijf wenst ook een meer didactische presentatie van de producten kunnen aanbieden.

. Laad‐ en loszone Het bedrijf is gevestigd op een lang & smal perceel met sterke helling tot 5%. Het in‐ & uitrijden en lossen en laden van de vrachtwagens is hierdoor zeker niet evident. Er is nood aan een herstructurering van de verkeersstromen op het terrein en aan een laad‐ en loszone. Dit is belangrijk om de openbare weg te ontlasten (verbeterde verkeerscirculatie, verkeersveiligheid en efficiëntie)

1.2. MOTIVATIE TOT OPMAAK

Met de opmaak van dit planologisch attest en het beoogde op te maken RUP wordt de ruimtelijke visie voor het bedrijf ‘PLASTIC DEKEYSER bvba’ op de eigendom van ‘KREAPLAST nv’ vastgelegd in het plangebied.

Op dit ogenblik kampt het bedrijf met een probleem wat betreft het in‐ & uituitrijden vrachtwagens. Deze manoeuvreren nu moeilijk op de Langemarkstraat wat tot verkeersonveilige situaties leidt.

Dit is geen goede situatie. Niet wat betreft de logistiek en functionaliteit van het bedrijf en niet wat betreft de verkeersveiligheid.

Met de opmaak van dit planologisch attest en het beoogde RUP wenst het bedrijf een beperkte uitbreiding te realiseren en een verkeersveilige situatie op en rond het terrein.

1.3. DOELSTELLING

Met de opmaak van dit RUP wordt een ruimtelijke oplossing geboden voor de ruimtebehoefte voor het bestaande aldaar gevestigde en vergunde bedrijf PLASTIC DEKEYSER bvba.

Het bedrijf wenst zijn bestaande bouwvolume uit te breiden. De uitbreiding die het bedrijf wenst te realiseren betreft een verbeterde functionele indeling binnen de contouren van de bestaande volumes en beperkte uitbreiding op het aanpalende perceel.

Daarnaast dient bijkomende verharde oppervlakte voorzien op de site om de manoeuvreerruimte van vrachtwagens te optimaliseren.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 7

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 8 2. AFBAKENING VAN HET GEBIED

2.1. SITUERING VAN HET PLANGEBIED, DE ACTIVITEITEN EN DE OMGEVING

MACRO‐schaal:

De bedrijfssite is gepositioneerd tussen de stedelijke gebieden van Ieper (+‐ 5km) (+‐ 15km) en (+‐20 km). Het bedrijf bevindt zich in de directe nabijheid van de Gewestweg N37 Aalter‐ieper. Via de N37 heeft het toegang tot de A19 & de A17.

MESO‐schaal:

Rondom de kern van Zonnebeke ligt een lappendeken van agrarisch gebruik ( akkerbouw en weiland) en sterk verspreide inplantingen van bedrijven. De bedrijfssite is gepositioneerd ten noord‐westen op een boogscheut van de Zonnebeekse dorpskern en wordt ontsloten via de Langemarkstraat.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 9 MICRO‐schaal:

De bedrijfssite is gepositioneerd te midden van het woonlint langs de Langemarkstraat die een uitloper vormt van het woonweefsel van de dorpskern. Achter de bedrijfssite ligt een sterk glooiend landschap dat deel uitmaakt van de Zonnebeekvallei.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 10

SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP GRB

SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP LUCHTFOTO

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 11 2.2. BESCHRIJVING BESTAANDE TOESTAND

Op de site bevinden zich op heden een aaneengegroeid conglomeraat van gebouwen.

Aan straatzijde van het bedrijf bevindt zich de ouderlijke woning. Deze werd gebouwd als bedrijfswoning bij het bedrijf. Op heden is deze woning eigendom van de oprichter van de firma. De woning wordt nog steeds bewoond.

Aldus betrof de bebouwing initieel de gezinswoning met een achtergelegen loods gebruikt i.f.v. toenmalige landbouwactiviteit, later als schrijnwerkersatelier. Achter deze bebouwing lag toen nog een braakliggend terrein.

Met de vragende groei naar aanbod van producten binnen het sterk groeiende bedrijf diende de ruimte noodgedwongen op te schuiven dieper op het terrein.

Aldus werd het terrein door de jaren heen systematisch aangesneden ter oprichting van diverse uitbreidingsvolumes om te kunnen inspelen op de groeiende eis naar verwerkings‐ & verkoopsruimte.

Binnen deze volumeontwikkeling bevindt zich thans de opslag van PVC‐producten en anderzijds de verwerking ervan. Van het oorspronkelijke schrijnwerkersbedrijf resteert nog de activiteit waarin raamprofielen worden geassembleerd.

Het bedrijfsgebouwencomplex, heeft momenteel een bruto maatvoering van ongeveer 150m diepte op 30m breedte.

De raamprofielen worden op vandaag aangekocht en verwerkt. Het gebouw doet nu dienst als opslagplaats, deels voor halffabricaten, deels voor afgewerkte producten. Het gebouw is tot in de nok gevuld. De ruimte is maximaal volgestapeld met goederen.

Verder bevat dit gebouw bevat het kantoorgedeelte, magazijn, assemblageatelier en de opslagplaats voor de afgewerkte producten. Ook hier zijn de ruimtes bijna volledig bezet. Als recente ontwikkeling binnen de bedrijfsvoering blijft de assemblage groeien waardoor behoefte is naar extra ruimte. De opslagplaats van halffabrikaten en afgewerkte producten is dermate beperkt dat een ruimtelijk‐functionele reorganisatie van het bedrijf zich opdringt.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 12 3. BESCHRIJVING VAN DE ALTERNATIEVEN

3.1. LOCATIEALTERNATIEVEN

Het plangebied betreft een historisch gegroeide bedrijfssite met karakteristieke bedrijfswoning en – gebouwen van een sterk lokaal verankerde bedrijvigheid.

Aangezien het planologisch attest met beoogde opmaak RUP hoofdzakelijk een optimalisering voorziet van de bestaande ruimtestructurerende activiteiten op en rond de bestaande bedrijfsite, is de zoektocht naar locatiealternatieven niet aan de orde.

3.2. INRICHTINGSALTERNATIEVEN

De opmaak van dit planologisch attest met beoogde opmaak RUP is vooraf gegaan door verschillende verschuivingen binnen de bedrijfsorganisatie. Diverse nadelige facetten beperken een duurzame ontwikkeling binnen de bestaande ruimtelijke configuratie .

Definitieve keuzes zijn bij het ontwerpend onderzoek nog niet vastgelegd. Verschillende scenario’s worden afgewogen. De voorschriften van het beoogde RUP zullen deze verschillende alternatieven dan ook integreren.

3.3. NULALTERNATIEF

Indien het planologisch attest en het beoogde opmaak RUP niet zou worden opgemaakt, dan blijven de bestemmingen cfr. het GEWESTPLAN en bestaande BPA van kracht.

Dit heeft als gevolg dat de beoogde planologische reorganisatie met het oog op duurzame ontwikkeling van het plangebied genegeerd wordt, wat ten koste gaat van de verdere groei en leefbaarheid van de bedrijvigheid.

3.4. REFERENTIESITUATIE – VERGUND GEACHTE TOESTAND

In het plangebied bevinden zich geen significante, grootschalige bouwmisdrijven dewelke het onderwerp van de nood tot aanpak van de problematiek zouden kunnen uitmaken.

Een overzicht met duiding van de vergunde bouwplannen maakt intrinsiek deel uit van de aanvraag tot planologische attest en wordt dan ook in de aanvraag opgenomen.

Enkel de vergunde, bestaande situatie wordt als referentiesituatie gebruikt. Deze situatie is vergelijkbaar met het nulalternatief.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 13 4. DE REIKWIJDTE EN HET DETAILLERINGSNIVEAU VAN HET PLAN

De opmaak van dit RUP betreft de herformulering en uitbreiding van het bestaande BPA‐bepalingen op aanpalend perceel.

Er bevinden zich in het plangebied geen functies die het noodzakelijk maken om de reikwijdte van het plan verder uit te breiden dan de contour van het beoogde RUP.

De voorschriften van het beoogde RUP worden opgemaakt op perceelsniveau. Ze leggen de bebouwingsmogelijkheden vast op de schaal van het kadastraal perceel.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 14 5. BELEIDSVISIE GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN

In het informatief deel van het GRS van de gemeente Zonnebeke lezen we volgende relevante passages.

PAG 21

Bestaande nederzettingsstructuur

Kerngebieden

De centrale heuvelrug vormde de aangewezen vestigingsplaats voor de oorspronkelijke nederzettingen vanwege de bescherming tegen wateroverlast en omwille van de nabijheid van de brongebieden en de vruchtbare gronden voor de landbouw.

Zonnebeke

De nederzetting Zonnebeke kwam tot stand rond de eerder gevestigde Augustijnenabdij, waarvan de resten nog te zien zijn in de archeologische tuin in de onmiddellijke omgeving van de kerk van Zonnebeke. De groei gebeurde in eerste instantie lineair langs de weg naar Ieper en zocht eveneens aansluiting met de 1km verderop gelegen weg Beselare‐Westrozebeke. Met de aanleg van de spoorweg Roeselare‐Ieper en de situering van een station op nauwelijks 300m van het dorpscentrum kwam een lintvormige ontwikkeling richting tot stand. De laatste decennia werd de lintvormige uitbouw verder gezet, vooral tussen Zonnebeke en . Planmatig ontwikkelde woongebieden kenden aanvankelijk evenmin een uitbouw aansluitend bij de dorpskern. De eerste sociale woningen werden op bijna 1km van de kerk in de open ruimte neergezet. Bij middel van woonuitbreidingsgebieden zocht de ontwerper van het gewestplan aansluiting met de kernbebouwing. Op deze wijze werd het uitwaaierend karakter van het nederzettingspatroon nog versterkt. De huidige begraafplaats situeert zich langs de Roeselarestraat op 300m van de kerk en het centrumplein en ligt binnen landbouwgebied.

PAG 23

Grootschalige bebouwing

De grootschalige bebouwing op het grondgebied van Passendale, aansluitend op de dorpskern, bevindt zich in de Statiestraat en langs de baan Westrozebeke‐. Ten noorden en ten zuiden van de dorpskern van Passendale, meer in de open ruimte, liggen twee grootschalige bedrijven respectievelijk een weverij en een bedrijf gespecialiseerd in de groenteverwerking en koeling. De ambachtelijke zone nabij ’s Graventafel bevat twee kleinere bedrijven. De grootschalige bebouwing op het grondgebied van Zonnebeke, aansluitend bij de dorpskern, bestaat uit een schrootverwerkend bedrijf, de ontginningszone voor klei met aanpalende steenbakkerij en een stortplaats. Een aantal kleinere bedrijfjes situeren zich nabij de sociale woonwijk in het westen van de dorpskern. Meer in de open ruimte bevindt zich een kleiner schrootverwerkend bedrijf.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 15 Bestaande ruimtelijk economische structuur

PAG 28

Kaart bestaande ruimtelijke economische structuur

PAG 29

Economisch netwerk

Op het gewestplan zijn acht gebieden ingekleurd als bedrijvenzone. Bij middel van goedgekeurde bijzondere plannen van aanleg kregen nog acht bijkomende zones de bestemming van bedrijvenzone. Een recente concentratie van bedrijven bevindt zich in de ambachtelijke zone Polderhoek langsheen A19 nabij het op‐ en afrittencomplex van Beselare. Er bevinden zich ondermeer een koekjesfabriek, een weverij, een metaalverwerkend bedrijf, een aannemer bouw‐ en dakwerken, een onderneming speciale betonconstructies voor de waterbouw, een bedrijf met onderdelen voor centrale verwarming, een bedrijf gespecialiseerd in industriële elektriciteit, een garage voor vrachtwagens, het gemeentelijk containerpark en een tuinaanlegbedrijf. De meeste bedrijven zijn niet op een bedrijventerrein gelegen. Zij bevinden zich op de plaats waar ze

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 16 zelf ontstaan zijn of waar ze in de plaats gekomen zijn van een ander bedrijf of een andere bestemming (woning of boerderij). Ruim 100 bedrijven zijn gesitueerd in woongebied of woongebied met landelijk karakter en zijn in de meeste gevallen vergroeid met het woonmilieu. In die zin maken zij deel uit van de nederzettingsstructuur. Een 40‐tal bedrijven situeren zich in agrarisch gebied. Ze maken geen deel meer uit van een samenhangende nederzettingsstructuur, liggen veeleer geïsoleerd in de open ruimte, en behoren niet tot de agrarische structuur. De, in economisch perspectief (criteria: tewerkstelling en omzet), belangrijkste bedrijven in de gemeente zijn de steenbakkerij van Zonnebeke, de koekjesfabriek Poppies, de weverij Deslee Weaving, de weverij Jonckvansteen, de kaasmakerij van Passendale, het groenteverwerkend bedrijf Pasfrost en het tuinbouwbedrijf en groothandel N.V. Fleur. Een specifieke eigenheid vormt het tweespan Passendale‐. Twee met elkaar vervlochten dorpskernen waarvan de centra op nauwelijks drie kilometer van elkaar verwijderd zijn. Het voormalige station vormde hierbij het bindmiddel. Thans wordt deze rol overgenomen door de economische activiteiten, de handel en de diensten ingekapseld in het aaneengeregen nederzettingspatroon. Van groeiend belang is de groenteteelt in open lucht met het groenteverwerkende bedrijf Pasfrost te Passendale. De teelten onder glas zijn nog marginaal te noemen maar nemen in belang toe. Recentelijk werd een grootschalig tuinbouwbedrijf opgericht langsheen A19, ten oosten van het op‐ en afrittencomplex van Beselare. Volgende 5 bedrijven worden door de gemeente vooropgesteld als historisch gegroeide bedrijven met een regionaal karakter. Het gaat om: ‐ De steenbakkerij van Zonnebeke (1) ‐ De stortplaats Inafzo (2) ‐ De kaasmakerij van Passendale (3) ‐ De weverij Jonckvansteen (4) ‐ Pasfrost, groenteverwerkend bedrijf (5) De uiteindelijke selectie en mogelijkheden van deze bedrijven worden bepaald door het Vlaamse Gewest via gewestelijke uitvoeringsplannen.

PAG 41

Fysiek ruimtelijke kenmerken en ruimtelijk structuurbepalende elementen

Nederzettingsstructuur

De open ruimte van de westelijke flank vertoont een versnipperd karakter door de verspreide bebouwing. Deze bebouwing situeert zich voornamelijk in de omgeving van de ’s Graventafelstraat, de Langemarkstraat en de Ieperstraat. Bedrijvigheid is beperkt aanwezig, tenzij landbouwbedrijvigheid, en situeert zich voornamelijk langsheen de ’s Graventafelstraat. De dorpskern van Zonnebeke vertoont een uitgewaaierd karakter. Het is een typisch stratendorp. De oorspronkelijke structuur bestaat uit de bebouwing langs de weg Ieper‐Moorslede en de weg naar Langemark. Ten zuiden van de weg Ieper‐Moorslede werden in een latere fase enkele verkavelingen ingeplant. De huidige begraafplaats maakt deel uit van de dorpskern, maar ligt zonevreemd. Een groot deel van de verspreide bebouwing in de open ruimte bestaat uit grootschalige bebouwing. Het gaat in hoofdzaak om bedrijvigheid met betrekking tot de landbouw. De gebieden tussen de beekvalleien in worden gekenmerkt door een hogere concentratie. Ook het kerngebied Zonnebeke kent een groot aandeel grootschalige bebouwing. Ze komt weinig geconcentreerd voor en ligt verspreid binnen het gehele kerngebied.

Beeldbepalende elementen

De beeldbepalende lijnen zijn de verbindingswegen Ieper‐Moorslede, Ieper‐Zonnebeke, Zonnebeke‐ Langemark, de ’s Graventafelstraat‐Grote Roeselarestraat en de oude spoorwegbedding; de verschillende beken en beekbegeleidende bomenrijen en de veel voorkomende lintbebouwing.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 17 PAG 62

Specifiek sectoraal beleid Specifiek beleid ten opzichte van de bedrijven

Het gemeentebestuur streeft er naar om de bestaande bedrijvigheid alle kansen te geven. De bestaande bedrijven die volgens het gewestplan niet in een ambachtelijke zone werden ingekleurd zijn zonevreemd. Bedrijven die uit de landbouw zijn ontstaan en lange tijd als para‐agrarisch werden beschouwd en door het toen geldende minidecreet in oppervlakte konden verdubbelen, werden door de afschaffing van dit decreet eveneens zonevreemd. De laatste jaren werden tal van bijzondere plannen van aanleg opgemaakt voor dergelijke bedrijven zoals: ‐ BPA Ambachtelijke zone Statiestraat (aluminiumverwerkend bedrijf Lein te Passendale); ‐ BPA Albertstraat (schrootverwerkend bedrijf voor vrachtwagens Vanlerberghe te Zonnebeke); ‐ BPA De Kerselaar (groenteverwerkend bedrijf Pasfrost te Passendale); ‐ BPA De Veldhoek (tabakverwerkend bedrijf Stubbe); ‐ BPA Industriegebied Hanebeek (steenbakkerij van Zonnebeke en stortplaats Inafzo); ‐ BPA Bellewaarde (uitbreiding attractiepark Bellewaarde); ‐ BPA Ambachtelijke zone Bellewaardestraat (werkplaatsen en loodsen van het Bellewaardepark); ‐ BPA Kaasdaele (uitbreiding bestaande kaasmakerij).

In 1988 werd het BPA Polderhoek goedgekeurd. Een ambachtelijke zone waar een achttal bedrijven gevestigd zijn (ref. situatieschets bedrijvigheid).

Op 22/12/1994 werd de eerste uitbreiding van de ambachtelijke zone Polderhoek goedgekeurd. Deze zone is nu ook al volzet door een viertal bedrijven (ref. situatieschets bedrijvigheid).

In 1997 werd de problematiek van de zonevreemde bedrijven aangepakt. Er werd een inventaris gemaakt van alle bedrijven. Hieruit bleek dat 57% van de 161 bedrijven zonevreemd zijn. Er werd aan ieder bedrijf een categorie toegekend die de uitbreidingsmogelijkheden naar de toekomst weergeeft. Deze inventaris werd goedgekeurd in de gemeenteraad van 31 juli 1997. Op 6 februari 1998 ontving de gemeente een brief van de dienst ruimtelijke planning Brussel met de melding dat de nota voldoende elementen bevatte om over te gaan tot de opmaak van een sectoraal bijzonder plan van aanleg mits de toevoeging van een gebiedsvisie bedrijvigheid. De gemeente is dan ook gestart met enerzijds de uitwerking van een gebiedsgerichte visie bedrijvigheid en anderzijds met de opmaak van een sectoraal BPA voor 16 geselecteerde bedrijven. De voorlopige aanvaarding van het gehele document dateert van 30/5/2000, het openbaar onderzoek liep van 6/6/2000 tot en met 5/7/2000. De gedeeltelijke goedkeuring dateert van 10 mei 2001.

PAG 71

Reflecties van het gemeentebestuur op het RSV

Het gemeentebestuur van Zonnebeke formuleerde een aantal bedenkingen bij het ontwerp van RSV. Ze wenst deze bedenkingen mee te nemen in het opgestarte structuurplanningsproces en daar verder uit te werken en te behandelen. Volgende punten geven de hoofdlijnen van de bedenkingen weer:

‐ De gemeente Zonnebeke is sterk geëvolueerd en geografisch gewijzigd. Ze vormt een uitloper van de industriële regio Kortrijk en de poort van de Westhoek. De gemeente is zeer gemakkelijk bereikbaar, ze beschikt over twee op‐ en afritten op de autosnelweg A19 (Beselare en Zonnebeke) en kent een zeer gunstige economische ligging in de nabijheid van de stedelijke gebieden Kortrijk, Ieper en Roeselare en de metropool Rijsel ‐ Roubaix – Tourcoing.

‐ Er wordt gesteld dat een lokaal bedrijventerrein enkel in een hoofddorp kan. De beperking van de oppervlakte tot 5ha zal in de gemeente Zonnebeke zeker veel te weinig zijn. Het zou beter zijn dat men een fasegewijze ontwikkeling van maximum 5ha per fase toelaat en dit op grond van een globaal onderzoek en visieontwikkeling waarbij de behoefte wordt onderbouwd.

‐ De selectie van de specifieke economische knooppunten gebeurde op basis van voorbijgestreefde statistische gegevens, de ruimtelijke structuur en de eventuele potenties werden niet in rekening gebracht.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 18

‐ De gemeente Zonnebeke pleitte ervoor de gemeente als economisch knooppunt op te nemen gezien de goede bereikbaarheid via de autosnelweg A19, met twee op‐ en afritten op een afstand van 4km (Beselare en Zonnebeke) in de gemeente. De verkeershinder en milieuhinder zou minimaal zijn en de open ruimten worden minimaal aangetast.

‐ Het fenomeen van zonevreemde bedrijven wordt in het RSV duidelijk onderkend. Dit wordt positief gewaardeerd, gezien de zeer duidelijke erkenning van de gemeentelijke autonomie en haar vastbeslotenheid haar verantwoordelijkheid terzake op te nemen.

‐ Het gemeentebestuur kan niet aanvaarden dat de N37 in het RSV niet weerhouden is als weg van regionaal belang. Deze weg is essentieel voor de verkeersleefbaarheid en de verdere economische ontwikkeling van de regio. Deze weg is via de ring Ieper‐ de rechtstreekse verbinding met Frankrijk die internationaal van belang is. Het is ook de rechtstreekse verbinding Ieper‐Roeselare en via A17 naar Brugge. Roeselare en Brugge zijn belangrijke inkoopsteden in onze gemeente. De (uiteindelijke) selectie van de secundaire wegen wordt vastgelegd in het provinciaal ruimtelijk structuurplan.

PAG 79

Reflecties van het gemeentebestuur op het PRS

Het gemeentebestuur van Zonnebeke formuleerde een aantal bedenkingen bij het ontwerp provinciaal ruimtelijk structuurplan West‐Vlaanderen. Ze wenst deze bedenkingen mee te nemen in het opgestarte structuurplanningsproces en daar verder uit te werken en te behandelen. Volgende punten geven de hoofdlijnen van de bedenkingen weer:

‐ Het gemeentebestuur van Zonnebeke kan zich niet verzoenen met de selectie van de deelgemeente Passendale als woonkern. Het gaat hier immers om de tweede grootste deelgemeente.

‐ Volgens de woningquota heeft de gemeente Zonnebeke recht op 390 bijkomende woningen in de periode 1992‐2007. In de periode 1992‐1999 werden reeds 350 nieuwe woningen gebouwd (gemiddelde van 50 woningen per jaar). Dit wil zeggen dat tegen de helft van het jaar 2000 de woningvoorraad zal zijn opgebruikt. De gemeente pleit er dan ook voor het aanbod aan nieuwe woningen te verhogen om de dynamiek en levendigheid van de gemeente niet te verliezen.

‐ De gemeente vraagt om het tracé van N37 op de vroegere spoorwegbedding Ieper‐Roeselare als secundaire weg te selecteren. Enerzijds speelt deze potentiële verbinding een cruciale rol voor het kunnen ontlasten van de omliggende dorpskernen. Anderzijds betekent deze potentiële verbinding een grote verbetering voor het verkeer in de hele regio Roeselare‐Ieper.

‐ De provincie zal een afwegingskader voor de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande zonevreemde bedrijven opstellen. Het gemeentebestuur vraagt hierbij rekening te houden met de, in dit kader, reeds opgemaakte documenten op gemeentelijk niveau.

PAG 86‐87

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 19

Kaart Sectorale BPA’s

Sectoraal BPA bedrijvigheid

Het sectoraal BPA bedrijvigheid bestaat uit twee documenten. De voorlopige aanvaarding van het gehele document en voorontwerp dateert van 30/5/2000, het openbaar onderzoek liep van 6/6/2000 tot en met 5/7/2000. De gedeeltelijke goedkeuring dateert van 10/05/2001. Het eerste document: “Visie (potentieel) zonevreemde bedrijven”, omvat naast een algemene benadering van de gemeente Zonnebeke en een sectorale benadering economische bedrijvigheid ook een gebiedsgerichte visie bedrijvigheid. De gebiedsgerichte visie omvat een algemene ruimtelijke afweging/toetsing van de (potentieel) zonevreemde bedrijvigheid in de open ruimte en een ruimtelijke afweging/toetsing van de (potentieel) zonevreemde bedrijvigheid per ruimtelijke entiteit. Het tweede document: “Sectoraal BPA inzake zonevreemde economische activiteiten, BPA nr.1/1 tot 1/16”, omvat naast de stedenbouwkundige voorschriften per bedrijf ook de bestaande toestand, het bestemmingsplan, het liggingsplan / gewestplan en een algemene ruimtebalans en overzichtsplan.

Visie (potentieel) zonevreemde bedrijven

Voor de afweging en categorisering van de (potentieel) zonevreemde bedrijven werd een gebiedsgerichte visie uitgewerkt. Dit veronderstelde een visie per deelgebied of ruimtelijke entiteit.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 20 Verder onderzoek naar de kwaliteiten en knelpunten, potenties en beperkingen binnen elke ruimtelijke entiteit leidde tot een ruimtelijk afwegingskader, waarbinnen op een geïntegreerde manier voor de verschillende sectoren, in dit geval de bedrijvigheid, ontwikkelingsperspectieven konden worden uitgezet. Dit alles leidde tot de categorisering van de (potentieel) zonevreemde bedrijven per ruimtelijke entiteit.

Sectoraal BPA inzake zonevreemde economische activiteiten

Volgende 16 bedrijven werden geselecteerd binnen het sectoraal BPA bedrijvigheid. Voor ieder bedrijf is een deel‐BPA opgemaakt.

Bij de gedeeltelijke goedkeuring van 10/05/2001 werden de bedrijven (plannummer): 1/1, 1/5, 1/7, 1/9 en 1/16 volledig onthouden en de bedrijven: 1/2 en 1/8 gedeeltelijk onthouden.

PAG 121

Werkende beroepsbevolking naar werkplaats

Een 95,4% van de werkende beroepsbevolking van de gemeente Zonnebeke is tewerkgesteld binnen West‐Vlaanderen. De tewerkstelling in de andere provincies is verwaarloosbaar klein. Iets meer dan de helft van de werkende beroepsbevolking (50,3%) van de gemeente Zonnebeke is in het arrondissement Ieper (22,4%), Kortrijk (9,4%) en Roeselare (18,5%) tewerkgesteld. De tewerkstelling in de overige arrondissementen is goed voor een kleine 3,1%. Een 1.862 personen van de werkende beroepsbevolking (4.402) van de gemeente Zonnebeke zijn werkzaam in de eigen gemeente. Dit maakt dat 42,3% van de werkende beroepsbevolking in de gemeente zelf is tewerkgesteld.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 21 PAG 121‐126

Situatieschets bedrijvigheid Ambachtelijke bedrijvigheid Situatieschets

In 1996 werden de bedrijven, gevestigd te Zonnebeke, geïnventariseerd. Het betreft in totaal 161 bedrijven. Naar deelgemeente: ‐ Beselare: 32 ‐ Geluveld: 26 ‐ Passendale: 47 ‐ Zandvoorde: 4 ‐ Zonnebeke: 52

Aantal bedrijven per bestemmingszone volgens het gewestplan of goedgekeurd BPA: ‐ Gebieden voor milieubelastende industrie: 2 ‐ KMO gebied: 8 ‐ Woongebied: 62 ‐ Woonuitbreidingsgebied: 2 ‐ Woongebied met landelijk karakter: 45 ‐ Agrarisch gebied: 12 ‐ Landschappelijk waardevol agrarisch gebied: 30

KMO gebied of nijverheid in BPA, maar in het gewestplan: ‐ Woongebied: 12 ‐ Landschappelijk waardevol agrarisch gebied: 12 ‐ Ontginningszone: 1

Totaal aantal zonevreemde bedrijven op het grondgebied van de gemeente Zonnebeke zowel in de dorpskernen als in de open ruimte: 92 of 57%

Bedrijven naar aard van de bedrijvigheid: ‐ Landbouwverwante bedrijven 7 ‐ Verwerking landbouwproducten 5 ‐ Textiel en schoeisel 3 ‐ Houtbewerking 11 ‐ Drukkerijen 2 ‐ (Productie van) bouwmaterialen: 4 ‐ Metaalbewerking 7 ‐ Machinebouw 7 ‐ Meubilair 5 ‐ Bouwwerken en sanitair 44 ‐ Verkoop, onderhoud en reparatie auto’s 19 ‐ Groothandel 19 ‐ Kleinhandel, herstel, opslag, ... 16 ‐ Vervoer 6 ‐ Opslag afval 3 ‐ Diversen 3

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 22

Kaart Huidige bedrijvenzones

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 23 Huidige bedrijvenzones

Op het gewestplan zijn 8 gebieden ingekleurd met betrekking tot ambachten of industrie. Bij middel van BPA’s werden hieraan 11 bedrijvenzones toegevoegd. Het sectoraal BPA bedrijvigheid creëert voor 11 zonevreemde bedrijven (5 bedrijven werden onthouden van goedkeuring) bijkomende uitbreidingsmogelijkheden aansluitend op de huidige locatie van het bedrijf.

Voorziene ruimte voor bedrijvigheid in het gewestplan

Bijkomende ruimte voor bedrijvigheid door middel van diverse BPA’s

Bijkomende ruimte voor bedrijvigheid door middel van het sectoraal BPA bedrijvigheid

De totale oppervlakte voor bedrijvigheid, gecreëerd door middel van het sectoraal BPA bedrijvigheid, omvat 113.282m². De oppervlakte hierbinnen van de bestaande gebouwen, die dateren van voor 1994, omvat 81.338m². De oppervlakte voor bedrijvigheid die effectief bijkomend werd gecreëerd omvat 31.944m².

Totale oppervlakte 113.282m² Oppervlakte bestaande gebouwen van voor 1994 ‐ 81.338m² Effectief bijkomende oppervlakte 31.944m²

Te Zonnebeke: ‐ Deel‐BPA 1/4: Moorsledestraat, Cruydt‐Serreyn tuinmachines; ‐ Deel‐BPA 1/6: Roeselarestraat, Dejonghe bouwmaterialen; ‐ Deel‐BPA 1/8: Albertstraat, Afsluitingen Noyez fabricage en montage; ‐ Deel‐BPA 1/10: Langemarkstraat, Kreaplast NV aannemer PVC‐materialen; ‐ Deel‐BPA 1/11: Nonnebossenstraat, Malengier landbouwmachines en tractoren.

Secundaire sector

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 24 PAG 130

Trend

De evolutie van de werkgelegenheid binnen de secundaire sector in de periode 1970‐1991verloopt op gemeentelijk niveau in een toenemend stijgende lijn en op arrondissementeel niveau in een gelijkmatig dalende lijn. Op gemeentelijk niveau is de toename te danken aan de sterke toename van werkgelegenheid binnen de industrie, binnen de bouw neemt de afname toe. Op arrondissementeel niveau wordt de industrie gekenmerkt door kleine negatieve en positieve schommelingen, de bouw door een zelfde afname als op gemeentelijk niveau. De evolutie van de werkgelegenheid binnen de secundaire sector vanaf 1992 wordt zowel op gemeentelijk als op arrondissementeel niveau gekenmerkt door schommelingen. Op gemeentelijk niveau wordt een forse stijging tussen 1992 en 1994 gevolgd door een lichte daling om vanaf 1996 opnieuw te stijgen. De industrie kent een gelijkaardige evolutie, de bouw begint met kleine schommelingen om dan te eindigen met een forse stijging. Op arrondissementeel niveau slaat een toenemende daling vanaf 1996 om in een lichte stijging. De industrie kent een gelijkaardige evolutie, de bouw begint met een lichte stijging gevolgd door een forse daling om vanaf 1996 opnieuw te stijgen.

²

De trend die zich aftekent wat betreft de werkgelegenheid binnen de secundaire sector toont dat deze binnen de gemeente Zonnebeke duidelijk wordt gekenmerkt door een positieve evolutie. Binnen de industrie is de trend al geruime tijd positief, de bouw begint zich stilaan te herpakken.

PAG 134

Aanbodruimte Resterende beschikbare bedrijfsruimte volgens het gewestplan en bpa’s

De bestaande ambachtelijke zones in de gemeente zijn praktisch volledig ingenomen. De resterende beschikbare ruimte bedraagt volgens het gewestplan 6.417m² en volgens de BPA’s 4.614m², in het totaal goed voor zo’n 11.031m² of 1,1ha. De mogelijkheden om te herlokaliseren in de eigen gemeente zijn dan ook beperkt. Een twaalftal bedrijven is op vandaag vragende partij naar een bedrijventerrein (zie vraagruimte).

Bijkomende bedrijfsruimte volgens het provinciaal structuurplan

In het geval van de gemeente Zonnebeke lijkt het interessant dat met het totale aanbod aan bijkomende bedrijfsruimte enigszins kan worden geschoven binnen het eigen grondgebied. De huidige ruimtelijke hoedanigheid van de bedrijven en bereikbaarheid van de dorpskernen pleit veeleer voor een grotere concentratie.

PAG 138

Auto‐ en vrachtverkeer

De vervoersstromen concentreren zich hoofdzakelijk op de verbindingswegen. Ze zijn in hoofdzaak georiënteerd op de twee op‐ en afritten van A19. Via N37‐N332 en N303 worden ze verdeeld over de rest van het grondgebied en daarbuiten. Uit onderzoek blijkt dat een groot deel van het verkeer geen bestemmingsverkeer maar doorgaand verkeer is. Het verkeer komt hoofdzakelijk van A19 en gaat richting Langemark, Moorslede en Roeselare en omgekeerd.

De dorpskernen van Zonnebeke, Passendale, Beselare en Geluveld hebben veel verkeer te verwerken. Iedere dorpskern wordt doorkruist door een verbindingsweg en vormt een knooppunt

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 25 binnen het woon‐werkverkeer. De KMO‐zones liggen vlakbij de dorpskernen, het industriële verkeer moet er door of er naar toe. Door de op‐ en afritten van A19 ter hoogte van Zonnebeke en Beselare wordt het meeste verkeer van buiten de gemeente door deze dorpskernen geleid. Daar 10 tot 20% van alle verkeer vrachtverkeer is, wordt de leefbaarheid van de dorpskernen zwaar belast. Er zijn momenteel geen alternatieven om het doorgaand verkeer uit de dorpskernen te weren of om de ontsluiting van de bedrijven op een andere manier te organiseren. De verbindingswegen zijn de meest logische routes voor de ontsluiting van de omgeving naar Roeselare, Ieper en A19. De overige wegen zijn landelijke wegen met een smal profiel.

Het industriële verkeer concentreert zich, door de lokalisatie van de bedrijven, voornamelijk op de verbindingswegen N332, N303 en de Statiestraat. De afrit Beselare wordt het meest gebruikt. Hierdoor wordt N303 sterk belast. Het industriële verkeer met bestemming Zonnebeke neemt doorgaans de afrit Zonnebeke en N332. Richting Passendale wordt de Statiestraat sterk belast door het verkeer komende van Moorslede, Roeselare en de A17.

PAG 141

Behoeften

Belangrijk bij het werken naar een verkeersvriendelijker klimaat binnen de gemeente Zonnebeke is dat een eenduidige categorisering van de wegen wordt uitgewerkt. Deze categorisering moet duidelijk worden gesteld vanuit de inrichting van het openbaar domein. De verschillende inrichtingswijzen moeten het juiste verkeersgedrag kunnen afdwingen.

Er moet worden gezocht naar alternatieven voor het doorgaand verkeer in de dorpskernen. Het doorgaand verkeer in de dorpskernen zou kunnen worden vermeden door het aanleggen van een omleidingsweg.

Het overaanbod aan parkeerplaatsen moet worden afgebouwd, de beschikbare ruimte moet worden ingezet ten voordele van de kwaliteit van het openbaar domein.

De verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid van de zwakke weggebruiker moet kunnen worden verhoogd op de verbindingswegen en in de dorpskernen: ‐ de inrichting van de doortochten dient een verkeersvriendelijker klimaat af te dwingen; ‐ de woonstraten moeten als duidelijke verblijfsgebieden worden ervaren; ‐ de schoolomgevingen dienen afzonderlijk te worden aangepakt.

Het gebruik van het openbaar vervoer moet kunnen worden gestimuleerd, dit veronderstelt: ‐ het verhogen van de frequentie van de bestaande vaste lijnen; ‐ het garanderen van interne verbindingen tussen de dorpskernen via alternatieve systemen; ‐ het aanbrengen van de nodige uitrustingen op de knooppunten van het openbaar vervoer; ‐ het voldoende uitrusten van de op‐ en overstaphaltes naar het fiets‐ en voetgangersverkeer toe.

Het gebruik van de fiets moet worden gestimuleerd, de uitbouw van een samenhangend fietsnetwerk is hierbij primordiaal.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 26

PAG 154

Knelpunten binnen de ruimtelijke structuren Ambachtelijke bedrijvigheid

De bestaande ambachtelijke zones in de gemeente zijn praktisch volledig ingenomen door bedrijven. Op dit ogenblik zijn er praktisch geen mogelijkheden aanwezig om te herlokaliseren in de eigen gemeente. De nog resterende fragmenten in de dorpskernen van Passendale en Geluveld zijn beperkt enerzijds wat betreft de omvang anderzijds wat betreft de ligging en bereikbaarheid. Iets meer dan de helft van de bedrijven situeert zich in niet geëigende zones. In een aantal gevallen kunnen de bedrijven op die plaats niet behouden blijven daar zij storend werken op de natuurlijke, landschappelijke en agrarische structuur of omdat ze teveel verkeershinder veroorzaken ten aanzien van de omgeving.

Een aantal van deze bedrijven zijn tot ontwikkeling gekomen vóór de vaststelling van het gewestplan. Ze zijn vergroeid met de site en door hun omvang en investeringsniveau niet meer te herlokaliseren. De schaarse ruimte voor de ontwikkeling van bedrijven versus het aanbod in het nabije Henegouwen is een zwakte en kan zelfs een bedreiging vormen voor de lokale en regionale economische structuur. In de gemeente Zonnebeke is nu reeds een tendens tot delokatie vast te stellen bij gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden en bij gebrek aan bedrijventerreinen op het grondgebied van de gemeente. De beperkingen ten aanzien van de uitbouw van lokale bedrijventerreinen, opgelegd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan, wordt als bedreigend ervaren voor de lokale economische structuur. Het vigerende instrumentarium en het beleid van de bevoegde voogdijoverheden terzake vormen een belemmering om slagvaardig in te spelen op de vraag naar (her)lokalisatie en uitbreiding van bestaande en nieuwe bedrijven.

PAG 158

Nederzettingsstructuur Kwaliteiten en potenties Algemeen De nabijheid van de regionaalstedelijke gebieden Kortrijk en Roeselare en het kleinstedelijk gebied Ieper maakt dat de bevolking van Zonnebeke makkelijk kan gebruik maken van stedelijke voorzieningen op hoog niveau. De kernen Zonnebeke, Passendale, Beselare en Geluveld zijn goed uitgebouwd, beschikken over een leefbaar voorzieningenniveau, een rustige woonomgeving en hebben hun landelijk karakter nog niet verloren.

Ambachtelijke bedrijvigheid: potentiële zones voor bedrijvigheid

Het zoeken naar potentiële zones voor bedrijvigheid (zoekzones) dient voor de herlocalisatie van zonevreemde en niet‐zonevreemde bedrijven die momenteel op hun huidige locatie of geen uitbreidingsmogelijkheden meer hebben of op termijn moeten verdwijnen enerzijds en voor de ontwikkeling van nieuwe lokale bedrijven anderzijds. Er wordt in eerste instantie gezocht naar nieuwe ruimte voor bedrijvigheid tegelijkertijd wordt de resterende beschikbare ruimte binnen de bestaande bedrijventerreinen geëvalueerd. Voor het bepalen van de potentiële zones of zoekzones voor bedrijvigheid worden volgende mogelijkheden vooropgesteld: ‐ ofwel een zone in aansluiting op de bestaande nederzettingsstructuren (de dorpskernen); ‐ ofwel een zone in aansluiting op de bestaande bedrijvenzones (vb. Polderhoek).

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 27 In het richtinggevend deel van het GRS van de gemeente Zonnebeke lezen we volgende relevante passages.

PAG 169 / 5

Ruimte voor bestaande en nieuwe bedrijvigheid

De gemeente Zonnebeke wenst de bestaande bedrijvigheid (zowel de ambachtelijke, de industriële als de agrarische bedrijvigheid) kansen te geven. Dit veronderstelt dat er ruimte wordt voorzien aan de ene kant voor de herlocalisatie van de zonevreemde bedrijven, aan de andere kant voor de uitbreiding van de niet te herlocaliseren bedrijven. Daarnaast wenst de gemeente tevens bijkomende ruimte te voorzien om nieuwe lokale bedrijven te kunnen ontvangen teneinde de economische bloei van de laatste jaren niet te moeten afremmen. Ook de landbouwbedrijvigheid moet, als hoofdrolspeler in de open ruimte, de nodige kansen krijgen.

Een verkeersveilige gemeente met verkeersleefbare dorpskernen

De gemeente Zonnebeke wenst de bestaande verkeersstructuur te optimaliseren. Vooreerst denkt ze hierbij aan het verbeteren van de verkeersleefbaarheid van de dorpskernen. Buiten de dorpskernen dient gewerkt aan een verbetering van de verkeersveiligheid. Het uitwerken van een potentiële omleidingsweg (bevoegdheid provincie) op de voormalige spoorwegbedding creëert de mogelijkheid het economische en doorgaande verkeer uit de dorpskernen te houden en te scheiden van het lokale verkeer. De verbindingswegen tussen de dorpskernen en de dorpskernen zelf kunnen hierdoor worden gevrijwaard van het doorgaande (zwaar) verkeer. Het lokale verkeer en de alternatieve verplaatsingsvormen als fietsers en openbaar vervoer krijgen hierdoor opnieuw een verkeersveilige plaats binnen het wegennet.

PAG 181‐185 / 17‐21

Gewenste werkruimte Benutten van de economisch interessante regionale verankering

Structuurbepalend voor de economische structuur van de gemeente Zonnebeke is enerzijds haar ligging binnen de driehoek gevormd door de steden Ieper‐Roeselare‐Kortrijk en anderzijds haar dubbele aansluiting op de autosnelweg A19 Kortrijk‐Ieper, een primaire weg categorie II met een belangrijke verzamel‐ en verbindingsfunctie op Vlaams niveau. De gemeente wenst deze economisch interessante regionale verankering ten volle te benutten om de positieve evoluties van de laatste jaren binnen de lokale economie te ondersteunen en verder uit te bouwen.

De gemeente wenst een bedrijfsvriendelijk klimaat te creëren waarbij gezonde bedrijven zich, binnen ruimtelijke randvoorwaarden, kunnen ontwikkelen. De delokatietendens moet worden tegengegaan. De gemeente wenst bijkomende ruimte te creëren voor de herlocalisatie van zonevreemde bedrijven en voor de ontwikkeling van nieuwe lokale bedrijvigheid enerzijds en verdere ontwikkelingskansen te geven aan de niet meer te herlocaliseren zonevreemde bedrijven anderzijds. Belangrijk bij het uitzetten van de ontwikkelingsperspectieven zowel voor bestaande als voor nieuwe bedrijvigheid is de aandacht voor de kwaliteit van het leven te Zonnebeke (wonen, natuur, milieu, ...). Ondanks het op het eerste gezicht veeleer verspreide karakter van de huidige economische structuur is, naast het bedrijventerrein Polderhoek nabij de op‐ en afrit van A19 ter hoogte van Beselare, een zekere concentratie vast te stellen langsheen de voormalige spoorwegbedding.

De gemeente wenst een verdere versnippering van de economische activiteiten tegen te gaan. Nieuwe zonevreemde bedrijven moeten in het open ruimtegebied worden vermeden. Dit veronderstelt dat bijkomende mogelijkheden moeten kunnen worden gecreëerd in aansluiting op de bestaande concentraties van bedrijvigheid, mits garanties naar een goede ontsluiting, zonder de leefbaarheid van de dorpskernen in gevaar te brengen.

De gemeente wenst de verdere ontwikkeling van de economische activiteiten in eerste instantie te enten op het bestaande bedrijventerrein Polderhoek, gelegen nabij A19. In tweede instantie wenst ze de locatie in de Albertstraat verder uit te bouwen niet alleen in functie van de bestaande bedrijven maar ook met het oog op nieuwe ruimte voor lokale bedrijven. Dit ruimere scenario voor de

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 28 Albertstraat is alleen realiseerbaar wanneer een betere ontsluiting kan worden gecreëerd om het economische verkeer uit de dorpskern(en) te houden.

Werkprogramma

Uit onderzoek blijkt dat binnen de gemeente Zonnebeke naast de tertiaire sector, die overal vooruitgang boekt, de secundaire sector ‐de productie‐ de meest gunstige toekomstperspectieven biedt. De gemeente Zonnebeke profileert zich binnen het arrondissement Ieper door haar bloeiende secundaire sector (zie ID, p.120‐121). Ze wenst naar de toekomst toe deze specificiteit binnen het arrondissement te bestendigen door de bestaande ontwikkelingen op peil te houden en op die manier de economische leefbaarheid van de gemeente verder te garanderen.

De gemeente heeft volgens het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan in de periode 1992‐2007 recht op 8ha bijkomende ruimte voor lokale bedrijvigheid. Door de verworven ruimte voor bedrijvigheid sinds 1994, een kleine 10ha, zijn deze bijkomende ha reeds benut. De behoefteberekening (zie informatief gedeelte) toont aan dat de bijkomende vraagruimte, bepaald door de uitbreidingsbehoeften van een twaalftal bedrijven, ongeveer nog een 4,9ha bedraagt en 3,8ha voor de drie bedrijven die meer dan 0,5ha vragen.

De gemeente wenst bijkomende ruimte voor bedrijvigheid te reserveren, zowel op korte, middellange als lange termijn. De te reserveren ruimte moet aan de ene kant worden ingezet voor de gewenste of verplichte herlocalisatie van de eigen (zonevreemde) bedrijven en aan de andere kant om nieuwe lokale bedrijvigheid te kunnen ontvangen.

De gemeente stelt een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de lokale bedrijvenzones voorop. Bijkomende ruimte voor lokale bedrijvenzones kan enkel: ‐ ofwel in aansluiting op de bestaande nederzettingsstructuren; ‐ ofwel in aansluiting op de bestaande bedrijvenzones.

Binnen de te reserveren ruimte voor bedrijvigheid moet een fasering worden vooropgesteld, welke zones in eerste instantie aan te snijden zijn. Het efficiënt aansnijden en inzetten van de ruimte is van primair belang.

Een eerste belangrijk gegeven bij het inplanten van nieuwe bedrijvigheid is de aandacht voor de omliggende functies (wonen, landschap, natuur, …). Welke zijn de ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving? Belangrijk hierbij is een kwalitatieve inkleding en integratie in het omliggende landschap. Een bedrijventerrein hoeft niet noodzakelijk een negatief beeld op te roepen, maar kan op haar beurt een interessant beeld vormen in het landschap. Het creëren van een kwalitatief beeld draagt bij tot de kwaliteitszorg naar de omliggende ruimte toe.

Dit kwalitatieve beeld wordt mede bepaald vanuit de aandacht voor de interne ruimtelijke kwaliteit. Deze interne kwaliteit heeft zowel betrekking op de architectuur van de openbare ruimte binnen een bedrijventerrein als op de architectuur van de bedrijven zelf. Beide zijn belangrijk voor de aantrekkingskracht en uitstraling van de site. De wijze waarop deze kwaliteitszorg te realiseren is, is op te nemen in een uitvoeringsinstrument.

Werkbeleid Selectie en evaluatie van potentiële en bestaande zones

Binnen de westelijke flank en open ruimte met Zonnebeke wordt volgende zone geselecteerd: de noordelijke uitbreiding van de Albertstraat. In eerste instantie wordt een beperkte uitbreiding vooropgesteld. Deze uitbreiding biedt vooreerst een oplossing voor de bestaande bedrijven ter plaatse in uitvoering van het sectoraal BPA bedrijvigheid en voorziet bijkomende ruimte voor de herlocalisatie van bedrijven te Zonnebeke. Indien op termijn een betere ontsluiting kan worden gerealiseerd, zonder de leefbaarheid van de dorpskern(en) in gevaar te brengen, is een ruimere uitbreiding voorzien.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 29 Uitzetten van ontwikkelingsmogelijkheden voor de zonevreemde bedrijven

Algemene ruimtelijke randvoorwaarden De ontwikkelingsperspectieven van de bestaande zonevreemde bedrijvigheid worden ruimtelijk gedifferentieerd via een gebiedsgerichte afweging. Uitspraken omtrent de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande zonevreemde bedrijvigheid zijn gebaseerd op de ligging ten opzichte van de onderscheiden ruimtelijke structuren en hun structuurbepalende elementen.

Aspecten als kwetsbaarheid, ruimtelijke concentratie, verkeersleefbaarheid en bereikbaarheid zijn doorslaggevend. Wat betreft de natuurlijke en landschappelijke structuur is de ligging ten opzichte van belangrijke natuurwaarden bepalend. De ruimtelijke randvoorwaarden zijn: ‐ Vrijwaren van de valleigebieden van verdere aantasting; ‐ Vermijden van verdere versnippering van de bosstructuren; ‐ Openhouden van de open ruimte corridors. Wat betreft de nederzettingsstructuur is de ligging ten opzichte van het wonen en de aansluiting op bestaande activiteiten en structuren bepalend. De ruimtelijke randvoorwaarden zijn: ‐ Verbeteren van de verkeersleefbaarheid van de dorpskernen; ‐ Aansluiten van nieuwe activiteiten op bestaande structuren; ‐ Vermijden van verdere verlinting van het landschap. Wat betreft de verkeers‐ en vervoersstructuur is de ligging ten opzichte van de structuurbepalende lijninfrastructuren bepalend. De ruimtelijke randvoorwaarden zijn: ‐ De nabijheid van hoofdontsluitingswegen in het gebied; ‐ Het voorhanden zijn van alternatieve ontsluitingsmogelijkheden. Ontwikkelingsmogelijkheden naar aard en omvang van de bedrijvigheid

Aard van de bedrijvigheid ‐ De toegelaten activiteiten worden overal beperkt in functie van de draagkracht van de omgeving (afhankelijk van de kwetsbaarheid van de omliggende functies als landbouw, natuur, …). Nieuwe activiteiten moeten in principe minder storend zijn dan de bestaande activiteiten.

Omvang van de bedrijvigheid ‐ De uitbreidingsmogelijkheden worden zoveel mogelijk beperkt en indien mogelijk afgebouwd wanneer het bedrijf gelegen is: o nabij belangrijke natuurwaarden (waardevolle beekvalleien, bossen, …); o binnen een open ruimte corridor; o en bij een beperktere bereikbaarheid. ‐ De uitbreidingsmogelijkheden worden ruimer gesteld wanneer het bedrijf gelegen is: o nabij andere bebouwde structuren/activiteiten; o langsheen een hoofdontsluitingsweg(en) binnen de entiteit.

PAG 235 /75

Algemene maatregelen en acties Zonnebeke werkt

Maatregelen en acties op te nemen in GRUP’s Nieuwe bedrijventerreinen op te starten voor 2007: ‐ Oostelijke uitbreiding Polderhoek (fase I, overkant Reutelhoekstraat) 4,4ha ‐ 2,8ha om de bestaande bedrijven verder uit te breiden ‐ 1,6ha voor de herlokalisatie van lokale bedrijven te Beselare ‐ Beperkte noordelijke uitbreiding Albertstraat (fase I) 3ha ‐ 1ha i.f.v. de bestaande bedrijvigheid en in uitvoering van het sectoraal BPA bedrijvigheid ‐ 2ha voor de herlocalisatie van lokale bedrijven te Zonnebeke, in te zetten als ruilgebied voor de te schrappen ruimte voor bedrijvigheid in Geluveld (2ha).

Schrappen van bestaande ruimte voor bedrijvigheid: ‐ Ambachtelijke zone voor bedrijvigheid in de dorpskern van Geluveld (nieuwe bestemming, zie Zonnebeke woont)

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 30 Bijkomende ruimte voor bedrijvigheid reserveren voor na 2007 door het afbakenen van een “bouwvrije zone”, de bestemming is pas te realiseren na 2007 en na een geactualiseerde behoeftestudie:

‐ Indien een alternatieve ontsluiting kan worden gerealiseerd, zonder de leefbaarheid van de dorpskern(en) in gevaar te brengen: ruime noordelijke uitbreiding Albertstraat (fase II) in functie van te herlocaliseren en/of nieuwe lokale bedrijvigheid.

Een belangrijk aandachtspunt bij de aanpak van de bestaande en nieuwe bedrijvigheid is het streven naar een kwalitatieve inkleding en integratie in het omliggende landschap. Binnen de op te maken uitvoeringsplannen m.b.t. bedrijvigheid (inclusief de zonevreemde bedrijvigheid) moet deze extra kwaliteitszorg voor het omliggende landschap worden verzekerd.

Uitwerken ondersteunende maatregelen en acties

Regelgeving: ‐ Uitwerken van een voorrangsregel bij het aansnijden van de nieuwe ruimte voor bedrijvigheid naar de bestaande te herlocaliseren bedrijven binnen de gemeente.

Uitzetten verder onderzoek

Ruimtelijk onderzoek: ‐ Verder onderzoek naar een oplossing voor de (overige) zonevreemde bedrijven. ‐ Ruimtelijk onderzoek naar bijkomende ruimte voor bedrijvigheid voor na 2007.8

Onderzoek naar ondersteunende maatregelen: ‐ Onderzoek naar mogelijk te stellen kwaliteitseisen bij de uitbouw van nieuwe bedrijventerreinen in functie van het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen: ‐ externe kwaliteitszorg: creëren van een kwalitatief beeld in het landschap; ‐ interne kwaliteitszorg: aandacht voor de architectuur van het openbaar domein, de architectuur en het duurzame karakter van de bedrijven.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 31

In het bindend deel van het GRS van de gemeente Zonnebeke lezen we volgende relevante passages.

PAG 253‐254 /6‐7

Zonnebeke werkt Selecties Selectie en fasering van potentiële ruimte voor bedrijvigheid

Potentiële ruimte voor bedrijvigheid in eerste fase aan te snijden ‐ Oostelijke uitbreiding Polderhoek (fase I, overkant Reutelhoekstraat) 4,4ha ‐ Beperkte noordelijke uitbreiding Albertstraat (fase I) 3ha

Selectie van ruimte voor bedrijvigheid te schrappen uit het aanbod ‐ Ambachtelijke zone voor bedrijvigheid in de dorpskern van Geluveld

Maatregelen en acties Maatregelen en acties op te nemen in GRUP’s

Nieuwe bedrijventerreinen op te starten voor 2007 ‐ De oostelijke uitbreiding van Polderhoek (fase I, overkant Reutelhoekstraat) Ontwikkelen van een globaal concept met gefaseerd uitvoeringsplan. De eerste fase van het uitvoeringsplan omvat: ‐ 2,8ha om de bestaande bedrijven verder uit te breiden; ‐ 1,6ha voor de herlokalisatie van lokale bedrijven te Beselare. ‐ De noordelijke uitbreiding van de Albertstraat (fase I)

Ontwikkelen van een globaal concept met gefaseerd uitvoeringsplan. De eerste fase van het uitvoeringsplan omvat: ‐ 1ha i.f.v. de bestaande bedrijvigheid en in uitvoering van het sectoraal BPA bedrijvigheid; ‐ 2ha voor de herlocalisatie van lokale bedrijven te Zonnebeke, in te zetten als ruilgebied voor de te schrappen ruimte voor bedrijvigheid in Geluveld (2ha). Schrappen van bestaande ruimte voor bedrijvigheid ‐ Ambachtelijke zone voor bedrijvigheid in de dorpskern van Geluveld (nieuwe bestemming, zie Zonnebeke woont) Bijkomende ruimte voor bedrijvigheid reserveren voor na 2007 door het afbakenen van een “bouwvrije zone”, de bestemming is pas te realiseren na 2007 en na een geactualiseerde behoeftestudie: ‐ Indien een alternatieve ontsluiting kan worden gerealiseerd, zonder de leefbaarheid van de dorpskern(en) in gevaar te brengen: ruime noordelijke uitbreiding Albertstraat (fase II) in functie van te herlocaliseren en/of nieuwe lokale bedrijvigheid.

Een belangrijk aandachtspunt bij de aanpak van de bestaande en nieuwe bedrijvigheid is het streven naar een kwalitatieve inkleding en integratie in het omliggende landschap. Binnen de op te maken uitvoeringsplannen m.b.t. bedrijvigheid (inclusief de zonevreemde bedrijvigheid) moet deze extra kwaliteitszorg voor het omliggende landschap worden verzekerd.

Uitwerken ondersteunende maatregelen en acties Regelgeving ‐ Uitwerken van een voorrangsregel bij het aansnijden van de nieuwe ruimte voor bedrijvigheid naar de bestaande te herlocaliseren bedrijven binnen de gemeente.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 32 Uitzetten verder onderzoek Ruimtelijk onderzoek ‐ Verder onderzoek naar een oplossing voor de (overige) zonevreemde bedrijven. Onderzoek naar ondersteunende maatregelen ‐ Onderzoek naar mogelijk te stellen kwaliteitseisen bij de uitbouw van nieuwe bedrijventerreinen in functie van het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen: ‐ externe kwaliteitszorg: creëren van een kwalitatief beeld in het landschap; ‐ interne kwaliteitszorg: aandacht voor de architectuur van het openbaar domein, de architectuur en het duurzame karakter van de bedrijven.

Projecten ‐ Oostelijke uitbreiding van Polderhoek (fase I, overkant Reutelhoekstraat) ‐ Noordelijke uitbreiding van de Albertstraat (fase I)

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 33 6. BEOORDELING MILIEUEFFECTEN

6.1. TOETSING AAN DE MER PLICHT

Er geldt enkel een plan‐MER plicht voor plannen of programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan–MER‐plicht moet geval per geval drie fases doorlopen worden. In de eerste plaats moet worden nagegaan of het voorgenomen plan of programma onder de definitie valt van plan of programma zoals gedefinieerd in het DABM. Daarna moet worden nagegaan of het betrokken plan of programma onder het toepassingsgebied van het DABM valt. Tenslotte moet worden bepaald of het plan van rechtswege onder de plan‐MER plicht valt.

FASE 1: DEFINITIE VAN PLAN OF PROGRAMMA

De definitie van plan of programma bevat drie voorwaarden die tegelijkertijd moeten vervuld worden. Het betreft volgende drie voorwaarden:

1. Decretale of bestuursrechtelijke bepalingen moeten voorschrijven dat een plan of programma wordt opgesteld en /of vastgesteld; 2. Het moet gaan om een plan of programma dat door een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau is opgesteld; 3. Het plan of programma moet via een wetgevingsprocedure door het parlement of de regering worden vastgesteld of door een instantie (regionaal, provinciaal of lokaal niveau) worden vastgesteld.

De opmaak van het RUP voldoet aan deze voorwaarden.

FASE 2: TOEPASSINGSGEBIED

Het toepassingsgebied wordt in twee categorieën van plannen en programma’s opgesplitst: 1. Plannen of programma’s, of wijzigingen ervan, die het kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor een project; 2. Plannen of programma’s, of de wijzigingen ervan, waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling is vereist uit hoofde van artikel 36ter, §3 eerste lid van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

Het plan valt onder het toepassingsgebied van het DABM gezien het plan bij goedkeuring een kader zal bieden voor het toekennen van vergunningen binnen het plangebied. Een stedenbouwkundige vergunning voor een project kan enkel verleend worden als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenkomt met de bestemming vastgesteld in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het ruimtelijk uitvoeringsplan vormt het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 34

FASE 3: BEPALING VAN DE PLICHT TOT OPMAAK VAN EEN PLAN MER

Indien het plan of programma van rechtswege onderworpen is aan de plan‐MER plicht dan is er geen milieuscreening vereist. Er is dan immers al een onweerlegbaar vermoeden dat er aanzienlijke milieueffecten zullen zijn. Er worden twee groepen van dergelijke plannen of programma’s onderscheiden: 1. Plannen of programma’s of wijzigingen ervan die tegelijkertijd: a. Een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor projecten die in de bijlagen I, II en III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomd worden; b. Niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden; c. Betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik. 2. Plannen of programma’s of de wijziging ervan waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is.

Er dient derhalve nagegaan te worden of het plan tot één van deze twee groepen behoort.

Toetsing groep 1 Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II en III van het project‐MER‐besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004, namelijk voor een project opgesomd in rubriek 10 b van bijlage III. Het RUP bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau en is dus screeningsgerechtigd.

Toetsing groep 2 De reikwijdte van de effecten ten gevolge van het plan (of de impact van het plangebied op de omgeving) is van die aard dat er geen betekenisvolle impact kan gegenereerd worden op een speciale beschermingszone (vogelrichtlijngebieden en habitatgebieden), zodat een passende beoordeling niet vereist is. Aldus dient voor het betreffende plan op basis van screening worden geoordeeld of het plan mogelijks aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

CONCLUSIE

Het plan is van rechtswege niet plan‐MER‐plichtig. Het valt echter wel onder het toepassingsgebied van het DABM en er moet derhalve onderzocht worden of er geen aanzienlijke milieueffecten zijn tengevolge van dit plan.

Dit onderzoek is te vinden in het volgende hoofdstuk.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 35

6.2. BEOORDELING MILIEUEFFECTEN

Conform de omzendbrief LNE/2007 dd. 01.12.2007 (BS 17.12.2007) worden de volgende disciplines in overweging genomen: . De gezondheid en veiligheid van de mens; . De ruimtelijke ordening; . De biodiversiteit, de fauna en flora; . De energie‐ en grondstoffenvoorraden; . De bodem; . Het water; . De atmosfeer en de klimatologische factoren; . Het geluid en de trillingen; . Het licht, warmte, straling, lucht en geur; . Het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed; . Het landschap; . De mobiliteit; . De samenhang tussen de genoemde factoren.

6.2.1. GEZONDHEID EN VEILIGHEID VAN DE MENS

De inrichtingen vallen niet onder de SEVESO richtlijn. In de nabije omgeving zijn geen SEVESO‐inrichtingen gelegen. De dichtstbijzijnde SEVESO inrichtingen bevinden zich in de buurt van Ieper op ongeveer 8km en Roeselare op ongeveer 16 km van het plangebied.

KAART SEVESO INRICHTINGEN

De opmaak van dit plan heeft een neutraal effect.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 36 6.2.2. RUIMTELIJKE ORDENING

Referentiesituatie: De site is gelegen in onderstaande gebieden zoals opgenomen in het KB. 28/12/1972 ter invulling van de gewestplannen.

 Art. 1.2.2. de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;

 Art. 4.1. De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para‐ agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een

woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw‐ en bosgebieden.

GEWESTPLAN

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 37

GEWESTPLAN zoom

De gewestplanbestemmingen werd per Sectoraal BPA zonevreemde bedrijven (10/05/2001): ingekleurd met volgende bestemmingen :

SECTORAAL BPA ZONEVREEMDE BEDRIJVEN DEELPLAN 1/10

Mogelijke effecten De doelstelling van het plan bestaat erin om het juridisch‐planologisch kader (Gewestplan & BPA), van het totale plangebied bij te stellen zodat een ontwikkeling van de verschillende activiteiten in het gebied op een duurzame manier kunnen gebeuren.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 38 Conclusies en aanbevelingen In werkelijkheid worden geen grote wijzigingen doorgevoerd door de opmaak van dit plan.

6.2.3. FAUNA EN FLORA

Speciale beschermingszones Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21/10/1997 bepaalt dat ieder plan dat – afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s – een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling.

Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als speciale beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02/05/1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21/05/1992).

Binnen het plangebied komen geen dergelijke selecties voor.

In de nabije omgeving zijn geen beschermingzones afgebakend. De meest nabije zone betreft de ‘Bossen en heiden van zandig Vlaanderen: oostelijk deel’. Het bevindt zich op 9 km van het plangebied. Ten Noordwesten bevindt zich het gebied ‘Ijzervallei’ op ongeveer 14 km afstand. Ten Zuiden en Zuidwesten bevinden zich fragmenten van het gebied ‘Westvlaams ’ op ongeveer 2 km afstand.

SPECIALE BESCHERMINGSZONES

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 39 VEN/IVON Het gebiedsgericht beleid van het natuurdecreet houdt de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings‐ en Ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en IVON vast. Binnen het plangebied komen geen gebieden van het VEN of IVON voor. In de ruime omgeving komen enkele gebieden van het VEN of IVON voor.

Ten Noordwesten Westen bevindt zich het gebied ‘Ijzervallei’ op ongeveer 14 km afstand. Ten Zuiden en Zuidoosten bevinden zich fragmenten van het gebied ‘de Ieperboog’ op ongeveer 4 km afstand.

VEN EN IVON GEBIEDEN

Biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart vormt een basisdocument voor iedereen die betrokken is bij natuurbehoud, ruimtelijke planning, milieueffectenrapportage, landschapszorg e.d. Het is de enige beschikbare gebiedsdekkende inventaris van de Vlaamse biotopen en wordt daarom algemeen aangewend als referentiekader. Ze bevat nuttige informatie betreffende de toestand en betekenis van het natuurlijk milieu.

Om de BWK‐kaart beter interpreteerbaar te maken voor het beleid wordt op basis van de inventarisatie een evaluatie doorgevoerd. Op basis van de waarderingscriteria zeldzaamheid, natuurlijkheid, kwetsbaarheid en biologische potenties wordt aan iedere karteringseenheid een waardecijfer toegekend:

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 40  Biologisch zeer waardevol,  Biologisch waardevol,  Biologisch minder waardevol. Gezien op één locatie meerdere karteringseenheden mogelijk zijn, kan ook de evaluatie een combinatie van de bovenvermelde waarderingsklassen zijn:

 Complex van minder waardevolle en waardevolle elementen,  Complex van minder waardevolle en zeer waardevolle elementen,  Complex van minder waardevolle en waardevolle tot zeer waardevolle elementen,  Complex van waardevolle en zeer waardevolle elementen.

In het plangebied komen volgens de biologische waarderingskaart volgende elementen voor :

‐ Centraal in het plangebied . Complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART

Mogelijke effecten De aanvraag van dit RUP heeft een geen effect op de biologische kwaliteiten zowel op de site van het plangebied zelf, als op de gebieden in de rand.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 41 Er zijn geen beschermingsgebieden aanwezig in en rond het plangebied. De activiteiten binnen de zone van het RUP hebben dan ook geen nadelige effect op dergelijke beschermingszones.

Conclusies en aanbevelingen Het plan brengt een gunstig effect met zich mee ten opzichte van de referentiesituatie.

6.2.4. ENERGIE‐ EN GRONDSTOFFENVOORRAAD

Referentiesituatie Geen gekende nuttige energie‐ en grondstoffenvoorraden.

Conclusie Geen significante negatieve effecten.

6.2.5. BODEM

Referentiesituatie Samenstelling & bodemgebruik:

OB ‐ Bebouwde zones Soms wordt het bodemprofiel door het ingrijpen van de mens gewijzigd of vernietigd (kunstmatige gronden). De bodems in de bebouwde zone (OB) zijn daar een voorbeeld van.

OT‐ Sterk vergraven gronden Soms wordt het bodemprofiel door het ingrijpen van de mens gewijzigd of vernietigd (kunstmatige gronden). De bodems in vergraven terreinen (OT) zijn daar een voorbeeld van.

Lep Deze hydromorfe alluviale bodem is veel te nat en soms kortstondig geïnundeerd in de winter; vochtig in de zomer. De kleur is overwegend grijs met talrijke roestvlekken; dieper dan 80 cm wordt blauwgrijs reductiemateriaal aangetroffen. De bodems zijn geschikt voor weiland; na drainage zijn het matig goede akkerlandgronden.

Pcc De bouwvoor is grijsbruin, 25‐30 cm dik en goed humeus, Bij de gedegradeerde eenheden met verbrokkelde textuur B, werd bij de in cultuurname een deel van de uitlogingshorizont met de bouwvoor vermengd tot een homogeen goed humeuze Ap, waaronder een bruingele overgangshorizont, 20‐30 cm dik, voorkomt. De verbrokkelde textuur B situeert zich tussen 50 en 80 cm. Bij het complex PcC vindt men naast profielen met verbrokkelde textuur B en ijzerconcreties (Prepodzolen . . c(h) ) ook individuele waarnemingen van gronden met humus en/of ijzer B horizont ( . . f ), soms Postpodzolen ( . . h ). Veel Pcc gronden zijn beïnvloed door de Tertiaire onderliggende formaties welke op wisselende diepte een gevarieerd substraat vormen. Zoals alle matig droge licht zandleemgronden zijn deze bodems gemakkelijk te bewerken en weinig beperkt. De waterhuishouding is gunstig maar de bodems met klei of klei‐zand substraat kunnen een lichte wateroverlast vertonen in de winter. De gronden zijn geschikt voor alle akkerlandteelten en voor weiland. Ze zijn zeer geschikt voor extensieve tuinbouw en fruitteelt.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 42

BODEMKAART

Milieuhygiënische kwaliteit:

UITTREKSEL DATABANK OVAM

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 43

Op de terreinen van het plangebied werd een oriënterend bodemonderzoek gevoerd. Dit wordt voor dergelijke activiteiten elke 10‐jaar uitgevoerd. Daaropvolgend werd nog geen beschrijvend bodemonderzoek opgemaakt, noch sanering opgelegd gezien de voortzetting van de activiteiten hier geen verdere negatieve impact op hebben.

EROSIEGEVOELIGHEID VAN DE BODEM

De bodem heeft ter plaatse van het plangebied een zeer lage erosiegevoeligheid.

Mogelijke effecten Er is geen significante interactie tussen de bodemsamenstelling en het bodemgebruik, geen van beide elementen veroorzaakt een negatieve impact op het andere. De opmaak van dit plan heeft geen invloed op de milieuhygiënische kwaliteiten van de bodem. Het voorgestelde plan heeft geen invloed op de erosiegevoeligheid van de bodem.

Conclusie en aanbevelingen De feitelijke toestand, en de visie die planologisch vastgelegd zullen worden, bevatten beide geen aspecten waardoor de bodem of bodemkwaliteit negatief beïnvloed zouden worden.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 44 6.2.6. WATER

Referentiesituatie Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (BS 14.11.2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor het plangebied volgende vaststellingen worden gemaakt.

Het plangebied is: . Niet gelegen in effectief & mogelijk overstromingsgevoelig gebied; . hoofdzakelijk gelegen in een infiltratiegevoelig gebied, beperkt in niet infiltratiegevoelig gebied; . niet gelegen binnen het winterbed van een waterloop; . niet gelegen in erosiegevoelig gebied (versnipperde aanduidingen); . hoofdzakelijk gelegen in een weinig grondwaterstromingsgevoelig gebied. . hoofdzakelijk gelegen in een gebied met een helling van 0.5 tot 5 %. Dit hellingspercentage is beperkt en geeft bij een gewijzigd grondgebruik niet meteen aanleiding tot erosiegevoeligheid door afstromend hemelwater. Gezien de functie van het terrein is een eerder vlak karakter ook van cruciaal belang voor de functionaliteit.

WATERTOETS

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 45

OPPERVLAKTEWATEREN‐INFILTRATIEGEVOELIGHEID

GRONDWATERSTROMINGSGEVOELIGHEID

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 46

HELLINGSKAART

Mogelijke effecten ‐ regenwater De opmaak van dit plan zorgt niet voor een aanzienlijke uitbreiding van de bebouwde oppervlaktes binnen het plangebied en streeft naar bijkomend waterdoorlatende verhardingen.

Bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning zal voldaan moeten worden aan de ‘gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater’. Dit kan als voldoende beschouwd worden.

Men kan dus stellen dat voldoende maatregelen zullen genomen worden bij het verlenen van de stedenbouwkundige vergunning om de impact op het watersysteem te minimaliseren.

Mogelijke effecten – grondwater De bestaande activiteiten maken geen gebruik van grondwater.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 47 Mogelijke effecten ‐ afvalwater

ZONERINGSPLAN VMM

Conclusie en aanbevelingen Er is geen bijkomende verstoring van de waterhuishouding, en er wordt geen vuilvracht geloosd richting de waterlopen. Derhalve is de impact minimaal.

6.2.7. ATMOSFEER EN DE KLIMATOLOGISCHE FACTOREN Er zijn geen significante effecten op de atmosfeer en het klimaat te verwachten, gezien er geen functies zijn die aanzienlijke warmtegeneratie met zich meebrengen. Er wordt tevens geen aanzienlijke uitbreidingen van de bebouwing voorzien.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 48

6.2.8. GELUID EN TRILLINGEN

GELUIDSBELASTING WEGVERKEER

De geluidsproductie op de site is beperkt. In de bebouwing en terreinen zijn geen functies aanwezig die geluid generen. Er is een normale geluidsproductie.

Geluiden van de buitenactiviteiten kunnen voorkomen bij plaatselijke evenementen. Deze zijn echter tijdelijk en veroorzaken geen continue vorm van overlast. Met de opmaak van dit plan worden ook geen uitbreidingen voorzien van deze activiteiten.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 49 6.2.9. LICHT, WARMTE, STRALING, LUCHT EN GEUR

Op de terreinen is een beperkte buitenverlichting aanwezig. Deze zal beperkt uitgebreid worden met de opmaak van dit plan. Hier is er dus geen bijkomend effect ten opzichte van de referentiesituatie.

De activiteiten op het terrein genereren geen bijzondere emissies.

Er zijn geen significante elementen voor de disciplines warmte, straling, lucht en geur.

Voor geur kan de site beperkt onderhevig zijn aan invloed van het nabijgelegen landbouwgebied (in periodes van bemesting), maar dat is geen wijziging ten opzichte van de referentiesituatie.

6.2.10. CULTUREEL ERFGOED EN ARCHEOLOGIE

INVENTARIS BOUWKUNDIG ERFGOED

BINNEN HET PLANGEBIED – geen erfgoed aanwezig

6.2.11. LANDSCHAP

Referentiesituatie Het plangebied grenst niet aan of maakt geen deel uit van een beschermd landschap.

Mogelijke effecten De opzet van dit RUP heeft als doel om de bestaande functies in het plangebied nog beter te integreren in zijn directe omgeving. De verdere ontwikkeling van het parkgebied en de oude spoorwegbedding hebben tevens een gunstig effect op de landschapsintegratie.

Conclusie en aanbevelingen De opmaak van dit plan heeft een gunstig effect op de integratie van de verschillende activiteiten in het landschap.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 50 6.2.12. MOBILITEIT

Referentiesituatie

De bestaande site betreft een kleinschalige dorpskern, met typische functies rondom de parochiekerk. De verkeersbewegingen zijn dan ook hoofdzakelijk van lokaal niveau. Doorgaand verkeer is er verwaarloosbaar. In dit kader dient te worden gesteld dat de bestaande mobiliteit geen hinderaspecten oplevert zowel op de site als in haar onmiddellijke omgeving. Dit geldt ook voor de toestand na wijziging in het nieuwe RUP.

Mogelijke effecten

Met de opmaak van dit RUP worden geen bijkomende vervoersbewegingen verwacht. Het RUP heeft immers geen uitbreiding van de reeds aanwezige activiteiten op het oog.

Conclusie en aanbevelingen

Rekening houdend met de bestaande verkeerssituatie, is de impact van het verkeer op de wenselijk uitbreiding van het park te verwaarlozen. In het RUP wordt een mogelijke herbestemming duidelijk beperkt tot ‘laag dynamische’ activiteiten.

6.2.13. LANDBOUW

Referentiesituatie

Het plangebied is integraal buiten agrarisch gebied gelegen conform het gewestplan. De gronden waarop het landbouwgebruik momenteel staat ingekleurd als ‘landbouwinfrastructuur’. In de geplande herbestemming van het RUP worden deze zones ingenomen als gemengd woongebied.

LANDBOUWGEBRUIKSKAART

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 51

Ter hoogte van de Nieuwe Kalsijde 5a is bestaande landbouwinfrastructuur aanwezig, meerbepaald van stallen en gebouwen die in functionele relatie staan met de achtergelegen graslanden.

Mogelijke effecten In werkelijkheid heeft het plan geen impact op de landbouwstructuur. Er worden geen effectieve landbouwgronden ingenomen door de opmaak van dit plan.

Conclusie en aanbevelingen Het plan heeft op vlak van landbouw weinig tot geen impact.

Het aan te snijden plangebied zijn momenteel in particulier gebruik als tuin & moestuin. Inname van professioneel uitgebate landbouw is aldus geen sprake.

Alle milderende maatregelen die uit de uitvoering van het plan voortvloeien (o.a. ook het voldoen aan de bepalingen van de hemelwaterverordening, het voorzien van water‐ & groenbuffers , worden binnen hetplangebied zelf uitgevoerd worden of buiten het plangebied zonder de agrarische structuur aan te tasten. Bos‐ en natuurcompensaties zijn hierbij overbodig.

Bij het verder verloop van de procedure wordt bij volgende adviesaanvraag tot opmaak van het RUP bijkomende toelichting geboden ter motivatie en compensatie van de inname van herbevestigd agrarisch gebied. In dit kader worden de vormvereisten van de omzendbrief RO‐2010‐01 toegepast : http://www.ruimtelijkeordening.be/Omzendbrieven/articleType/ArticleView/articleId/9069/Omzendbrief‐RO‐ 201001

6.2.14. SAMENHANG TUSSEN DE DISCIPLINES Er zijn geen significante effecten te verwachten

6.2.15. LEEMTEN IN DE KENNIS De beperkte leemten in de kennis zijn het gevolg van onzekerheden over de concrete realisatie en invulling van het plangebied. Op het niveau van het plan kan dit niet verder worden uitgedetailleerd dan nu reeds het geval is. De leemten zijn niet van die aard dat ze aanleiding kunnen geven tot mogelijke aanzienlijke milieueffecten.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 52 7. VORIGE EFFECTBEOORDELINGEN In dit gebied is er geen effectenbeoordeling voor handen op schaal van het plan.

8. GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN Gelet op de ligging van het plangebied op ruime afstand van provincie‐, gewest‐ of landgrenzen, de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest‐ of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen n.a.v. dit plan.

De meest dichtbije grens (met Frankrijk) bevindt zich op ongeveer 13 km.

9. CUMULATIEVE INSTRUMENTEN Er zijn geen plannen of projecten in de nabije omgeving bekend die een invloed kunnen hebben op dit plan, of die door dit plan beïnvloed kunnen worden. Bijgevolg kan gesteld worden dat er geen cumulatieve effecten te verwachten zijn.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 53 BESLUIT

Zoals eerder vermeld bestaat de doelstelling van het plan erin om de beperkende voorschriften zoals opgenomen in het momenteel vigerende BPA te herzien waardoor een duurzame ontwikkeling, in functie van onze tijdsgeest, kan gerealiseerd worden.

Dit plan heeft dus tot doel dit kader bij te stellen zodat rechtszekerheid wordt gewaarborgd voor de huidige en de volgende generatie.

Op basis van de beschikbare informatie kan worden besloten dat ten gevolge van het plan geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Het RUP, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieu‐ effectenrapportage, valt volgens voorgaand effectenonderzoek bijgevolg niet onder de plan‐MER‐plicht zoals voorzien in het plan‐MER decreet van 17/04/2007.

De projectgeïntegreerde maatregelen, zoals beschreven in deze nota, maken een geïntegreerd deel uit van het plan. Ze zijn immers noodzakelijk om te kunnen concluderen dat het plan geen aanzienlijke negatieve effecten heeft. Ze maken dus deel uit van het plan en worden bindend vertaald in het plan.

1. Alle kaartmateriaal is afgebeeld met het noorden naar boven. 54 Lijst adviesinstanties voor SCRPL17267 volgens het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s van 12-10-2007

Ruimte Vlaanderen Afdeling Gebieden Koning Albert 1210 Brussel [email protected] en Projecten II-laan 19 bus 11 CBS Zonnebeke Langemarkstraat 8 8980 Zonnebeke [email protected]

Provinciebestuur Provinciehuis Koning Leopold 8200 Brugge [email protected] West-Vlaanderen Boeverbos III-laan 41 Ruimte Vlaanderen Koning Albert I- 8200 Brugge [email protected] – APL - West- laan 1-2 bus 91 Vlaanderen Onroerend Erfgoed Koning Albert I- 8200 Brugge [email protected] - West-Vlaanderen laan 1-2 bus 92 Departement Dienst Omgeving Koning Albert 8200 Brugge [email protected] Landbouw en West-Vlaanderen I-laan ½ bus (Sint- Visserij 101 Michiels) Agentschap Wonen- Afdeling Wonen Koning Albert 1210 Brussel [email protected] Vlaanderen II-laan 19 bus 40

Ruimtelijke Planning

AANGETEKEND

Buro Blomme Zandstraat 290 8200 Sint-Andries

Sint-Andries, Betreft: Contactpersoon: 14 december 2017 Verzoek tot raadpleging m.b.t. aanvraag planologisch Gertjan Lebrun attest KREAPLAST Onze ref.: Telefoon 050 40 35 24 GLB/17/1749-17/15/5228 Fax 050 40 33 76 Uw ref.: e-mail: Bijlagen: - [email protected]

Geac hte,

In navolging van uw ‘verzoek tot raadpleging’ ingevolge het MER-decreet en de bijhorende besluiten, brengt de deputatie advies uit o ve r de in rand vermelde aanvraag tot planologisch attest. De officiële adviesvraag namens het studiebureau werd gesteld in de brief van 23/11/2017. Het ‘verzoek tot raadpleging’ werd op 23/11/2017 op het provinciebestuur ontvangen. In ge vo lg e dit MER-decreet dd.27/04/2007 en de bijhorende besluiten dient voor de aanvraag tot planologisch attest te worden nagegaan of de genomen opties ‘aanzienlijke milieueffecten’ kunnen veroorzaken. In toepassing van de omzendbrief LNE/2007 beperkt het advies van de deputatie zich tot het nagaan van de volledigheid van de aangeleverde informatie in de screeningsnota. Dit advies bevat geen inhoudelijke standpunten noch omtrent de in het planologisch attest voorziene ruimtelijke opties, noch omtrent de verenigbaarheid met het GRS en andere beleidsplannen. De inhoudelijke advisering zal gebeuren op de vraag tot advisering van de aanvraag tot planologisch attest. Wat betreft het voorliggende verzoek tot raadpleging heeft de deputatie geen bijkomende elementen toe te voegen aan de screeningsnota.

Hopende U hiermee van dienst te zijn geweest, verblijven we inmiddels. Met oprechte hoogachting, Namens de deputatie : Voor de provinciegriffier: De gedeputeerde voor ruimtelijke ordening, De adviseur,

Stephaan Barbery Franky De Block

Zitting deputatie, 14/12/2017

Provinciehuis Boeverbos ● Koning Leopold- laanIII 41 ● -B8200 Sint-A ndri es ● Telefoon 050 40 31 11 ● Fax 050 40 31 00 Kristian Blomme

Van: Onroerend Erfgoed, West-Vlaanderen [[email protected]] Verzonden: vrijdag 1 december 2017 11:50 Aan: Kristian Blomme Architect Onderwerp: RE: Betr. PLANOLOGISCH ATTESTE tot opmaak RUP KREAPLAST - te Zonnebeke - SCRPL17267

Geachte,

Voor dit planologisch attest is geen advies vereist (geen beschermd erfgoed aanwezig).

Met vriendelijke groeten,

Team Beheer West‐Vlaanderen

Vlaamse overheid Agentschap Onroerend Erfgoed T 050 24 81 50 west‐[email protected] Koning Albert I‐laan 1.2 bus 92, 8200 Brugge www.onroerenderfgoed.be

///////////////////////////////////////////////////////////

Disclaimer: www.onroerenderfgoed.be/juridisch

Van: Kristian Blomme Architect [mailto:[email protected]] Verzonden: donderdag 23 november 2017 18:29 Aan: AGP, RWO ; [email protected]; ruimtelijkeplanning@west‐vlaanderen.be; APL WVL, RWO ; west‐[email protected]; Westvlaanderen, Adviesvraag ; RUP RWO CC: [email protected] Onderwerp: Betr. PLANOLOGISCH ATTESTE tot opmaak RUP KREAPLAST ‐ te Zonnebeke ‐ SCRPL17267 Urgentie: Hoog

Geachte,

Graag ontvangen wij het advies van uw instanties over de bijgevoegde PLAN MER screeningsnota ter aflevering van een PLANOLOGISCH ATTEST met oog op de opmaak van RUP KREAPLAST te Zonnebeke met dossiernummer SCRPL17267.

Mogen wij u in alle vriendelijkheid vragen uw advies spoedig over te maken opdat de ontheffingsaanvraag nog voor eind 2017 kan aangevraagd worden.

Alvast bedankt,

1 Met vriendelijke groet,

Kristian Blomme Architect i.o.v. Bert Deckmyn Stedenbouwkundige

‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐

Zandstraat 290 B‐8200 Sint‐Andries tel+fax: 0032/50/31 70 77 mobile: 0032/473/297262 email: [email protected] BTW nr° : 0861.045.640 www.buroblomme.be ARCHITECTURE ‐ URBAN PLANNING ‐ CONCEPT BUILDING

‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐

2

Vlaamse Overheid Kristian Blomme Architect

ABCO - OMGEVING - WEST-VLAANDEREN Zandstraat 290

Koning Albert I-laan 1 - 2 bus 101 8200 Sint-Andries 8200 BRUGGE

T 050 24 77 10 F 050 24 76 01 www.vlaanderen.be [email protected]

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen 20/11/2017 mail Kristian Blomme 2017_005905 vragen naar/e-mail telefoonnummer datum Floris Moerdijk 050 24 77 14 13.12.2017 [email protected]

Betreft: Advies vanuit landbouwkundig standpunt betreffende het verzoek tot raadpleging van het plan-MER ‘planologisch attest Kreaplast’

Geachte,

Het Departement Landbouw en Visserij heeft uw verzoek tot raadpleging in het kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage van het planologisch attest Kreaplast goed ontvangen. Het departement zal geen advies uitbrengen bij de voorliggende screening plan-MER, maar zal dat wel doen in een later stadium van de adviesprocedure.

Opdat bij de verdere uitwerking van het plan voldoende rekening met de landbouwsituatie zou worden gehouden, wenst het Departement Landbouw en Visserij wel te wijzen op een aantal algemene aandachtspunten. Ten laatste bij het voorleggen van het ontwerp-RUP moeten deze aspecten duidelijk beschreven worden indien zij relevant zijn voor het plan.

 De inname van herbevestigd agrarisch gebied (HAG) moet voldoende gemotiveerd en gecompenseerd worden conform omzendbrief RO/2010/01.  Er moeten milderende maatregelen voorzien worden voor de inname van professioneel uitgebate landbouwpercelen.  De opvang van regenwater moet binnen het plangebied zelf gebeuren en op zodanige wijze dat de waterhuishouding van de omliggende landbouwgronden er geen nadelige effecten van ondervindt.  Alle nodige bufferzones moeten binnen het plangebied zelf aangelegd worden.  Andere milderende maatregelen die uit de uitvoering van het plan voortvloeien, moeten binnen het plangebied zelf uitgevoerd worden of buiten het plangebied zonder de agrarische structuur aan te tasten. Hierbij wordt gedacht aan zaken zoals bos- en natuurcompensaties.

Pagina 1 van 2 Het Departement Landbouw en Visserij vraagt hierbij uitdrukkelijk om zo spoedig mogelijk een afschrift te ontvangen van de beslissing die genomen wordt i.k.v. dit dossier.

Hoogachtend,

Floris Moerdijk Beleidsondersteuner Ruimte Departement Landbouw en Visserij

Pagina 2 van 2 Van: Libbrecht, Christof Aan: [email protected] Onderwerp: RE: Betr. PLANOLOGISCH ATTESTE tot opmaak RUP KREAPLAST - te Zonnebeke - SCRPL17267 Datum: woensdag 3 januari 2018 12:27:58

Geachte heer Blomme,

Wij hebben onderstaande adviesvraag bekeken en kunnen ons aansluiten bij de conclusie dat de opmaak van een Plan-MER niet vereist is. Uit de screeningsnota blijkt er geen significante hinder bij te komen bij uitvoering van de vooropgestelde plannen. Mogelijks kunnen we later nog inhoudelijke opmerkingen formuleren bij de adviesvraag van het RUP. Op deze screeningsnota hebben we alvast geen opmerkingen.

Onze excuses voor de laattijdigheid dit antwoord.

Vriendelijke groeten,

Christof Libbrecht Begeleider lokaal woonbeleid

Vlaamse overheid AGENTSCHAP WONEN-VLAANDEREN Afdeling Woonbeleid – Team lokale besturen T 050 248 256, M Nieuw nummer: 0498 39 15 84 [email protected] Koning Albert I-laan 1/2 bus 93 – 8200 Brugge www.wonenvlaanderen.be

////////////////////////////////////////////////////////////////////

Van: RUP RWO Verzonden: vrijdag 24 november 2017 7:59 Aan: Libbrecht, Christof ; Lombaert, Stefaan RWO ; Van Vlaenderen, Pieter Onderwerp: FW: Betr. PLANOLOGISCH ATTESTE tot opmaak RUP KREAPLAST - te Zonnebeke - SCRPL17267 Urgentie: Hoog

Een adviesvraag voor jullie.

Vriendelijke groeten, Marleen Lefèvre Ondersteuner lokaal woonbeleid

Vlaamse overheid AGENTSCHAP WONEN-VLAANDEREN Wonen Oost-Vlaanderen T 09 276 25 06 [email protected] VAC – Virginie Lovelinggebouw, Koningin Maria Hendrikaplein 70 bus 92, 9000 Gent www.wonenvlaanderen.be

///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Van: Kristian Blomme Architect [mailto:[email protected]] Verzonden: donderdag 23 november 2017 18:29 Aan: AGP, RWO ; [email protected]; ruimtelijkeplanning@west- vlaanderen.be; APL WVL, RWO ; west- [email protected]; Westvlaanderen, Adviesvraag ; RUP RWO CC: [email protected] Onderwerp: Betr. PLANOLOGISCH ATTESTE tot opmaak RUP KREAPLAST - te Zonnebeke - SCRPL17267 Urgentie: Hoog

Geachte,

Graag ontvangen wij het advies van uw instanties over de bijgevoegde PLAN MER screeningsnota ter aflevering van een PLANOLOGISCH ATTEST met oog op de opmaak van RUP KREAPLAST te Zonnebeke met dossiernummer SCRPL17267.

Mogen wij u in alle vriendelijkheid vragen uw advies spoedig over te maken opdat de ontheffingsaanvraag nog voor eind 2017 kan aangevraagd worden.

Alvast bedankt,

Met vriendelijke groet,

Kristian Blomme Architect i.o.v. Bert Deckmyn Stedenbouwkundige

------

Zandstraat 290 B-8200 Sint-Andries tel+fax: 0032/50/31 70 77 mobile: 0032/473/297262 email: [email protected] BTW nr° : 0861.045.640 www.buroblomme.be ARCHITECTURE - URBAN PLANNING - CONCEPT BUILDING

------