Westerhout aan de Wagenweg in

Arne C. Jansen

‘Westerhout aan de Wagenweg’. Toevallig wonen we in deze buurt van Haarlem. Nergens is het zoals het vroeger was. Hoe het hier was, daarover vang je in de loop der tijd soms wel iets op, maar veel te weinig om een idee te krijgen van de geschiedenis van deze woonomgeving. Ik heb geprobeerd me er wel een beeld van te vormen. Zoals iedere geschiedenis is het niet meer dan een verhaal, een lappendeken met rafels.

Wat dit verhaal betreft, in het begin gaat de aandacht vooral uit naar de algemene situatie van zowel de buurtschap als de buitenplaats Westerhout. Daarna zoemen we in op de hoofdbewoners van de buitenplaats, waarbij het personeel bijna helemaal buiten beeld blijft, om ten slotte stil te staan bij de ‘verstening’ van de buitenplaats Westerhout in de twintigste eeuw.

Situering buitenplaats en buurt Startpunt van het verhaal is de witte villa Westerhout, met de mooie cederbomen ervoor, aan de Wagenweg in Haarlem. Deze villa uit 1923 had eigenlijk Wagenweg 53 als adres moeten hebben, maar kreeg het adres Westerhoutpark 1a, omdat de voordeur aan de zijkant van het gebouw zit en Westerhoutpark 1 al vergeven was. Bij de villa hoort het witte koetshuis Wagenweg 51. Samen nemen ze de ruimte in van het oude, grotere en zogenaamd rode buiten Westerhout dat hier stond. Dit rode, vanwege de rode baksteen, buitenhuis was het hoofdgebouw op de voormalige buitenplaats Westerhout. Het stond dichter bij de Wagenweg, op dezelfde lijn als de voorgevel van het genoemde koetshuis. Het buiten werd in 1913 gesloopt, toen de bebouwing van de buitenplaats al grotendeels voltooid was.

Met de huidige situatie als maatstaf kunnen we het gebied van de buitenplaats goed afbakenen. Wat bevindt zich er nu? Een stuk Wagenweg: de percelen Wagenweg 37 (voorbij de smederij van Felix, Wagenweg 35) tot en met Wagenweg 59 horen erbij, de Meester Lottelaan vanaf de Wagenweg tot en met nummer 2 en het Westerhoutpark tot de Koningin Wilhelminalaan.

Aan te nemen is dat Westerhout, ‘ten westen van de Hout’, als globale aanduiding van een buurt al bestond voordat de buitenplaats er kwam. De buurtschap Westerhout is groter, hoewel niet precies aan te geven. We houden het op een halve kilometer Wagenweg, te rekenen vanaf de hoek Wagenweg/Koninginneweg tot en met de villa Zomerlust, Wagenweg 65. In het midden hiervan, ongeveer bij de Meester Lottelaan, liep tot 1927 de grens tussen de gemeenten Haarlem en . Anders gezegd: de buurt is zo lang als vanaf dit midden, zowel noord- als zuidwaarts, het oog reikt.

Aan de westkant van de Wagenweg noemden verschillende bedrijven zich Westerhout: de

1 woninginrichting Westerhout van Cassée, Wagenweg 110, garage Westerhout, Wagenweg 132, café Westerhout, Wagenweg 134, dat er nog is, en het sigarenmagazijn Westerhout, Wagenweg 138. Hersman van de sigarenwinkel ging nog verder. Hij verkocht een eigen merk sigaartjes in een sober cederhouten doosje met de opdruk: Westerhoutjes.

Wagenweg De huidige Wagenweg is nauwelijks te vergelijken met die van bijvoorbeeld de negentiende eeuw. De bewoners van het rode buiten Westerhout hadden in de negentiende eeuw nog een vrij uitzicht over weilanden van de Veen- of Nieuwe Westerhouterpolder tot aan de duinen van Aerdenhout en Zandvoort. De weg was wel bestraat. Dit was in het begin van de zeventiende eeuw nog niet het geval, zoals blijkt uit deze eerste (de tweede komt straks) tekening van de beroemde Claes Jansz. Visscher (1587-1652).

De Wagenweg ter hoogte van Westerhout is in 1607 nog een brede zanderige baan, die de westrand is van de strandwal of zandbank waarop ook Haarlem ligt. De Wagenweg is een deel in de brede en vooral slingerende zandweg van Haarlem naar Leiden, in het verlengde van de Gierstraat en Grote Houtstraat en overgaand in de Herenweg in Heemstede. De Wagenweg meandert als het aan de oostkant van de strandwal.

De namen Wagenweg en Heereweg zijn altijd door elkaar gebruikt. Ook toen Westerhout nog tot de gemeente Heemstede behoorde. De Meester Lottelaan was de grens tussen Haarlem en Heemstede, tot de annexatie door Haarlem op 1 mei 1927. Tegen het eind van de Meester Lottelaan liep de grens in zuidelijke richting schuin naar de Wagenweg, door de westkant van het gebouw Vitae Vesper, dat vroeger in het Westerhoutpark stond.

Noordzee West van de strandwal Wagenweg was ooit de Noordzee, totdat de branding nieuwe zandbanken en strandwallen ging vormen. Door het samenspel van zee en wind ontstonden veel later de hogere zandduinen van Aerdenhout en Zandvoort.

2

De oude zeebodem is bij bouwprojecten soms even zien. Zoals toen de grond voor de parkeergarage aan de Schouwtjeslaan werd uitgegraven. Op deze foto van de west- noordhoek van de put is de zeebodem de onderkant van de donkere strook. Deze strook is ongeveer een halve meter hoog en bestaat uit zeeklei, die zich op de zeebodem heeft afgezet. Deze kleilaag wordt, zo is uit onderzoek gebleken, naar het westen toe gaandeweg dikker en bereikt bij de Leidsevaart een dikte van 1.05m.

Op de foto van de noordoosthoek van de put is direct boven de verticale betonijzers nog vaag te zien, dat de zeebodem van het westen naar het oosten, van links naar rechts, omhoog loopt en dat na een laagje zand weer klei is afgezet. Op de oostkant zien we alleen de zeebodem met een dunne kleilaag.

Op de zeeklei ligt laagveen, dat halverwege de Schouwtjeslaan slechts 15 cm dik is, maar bij de Leidsevaart 1.60m. Daarop liggen dan weer afwisselend veen- en kleilagen, alsmede ophogingslagen van gemengde grond of zand. Om bebouwing, dat wil zeggen het Bosch- en Vaartkwartier, mogelijk te maken, is op veel plaatsen het veen weggegraven en vervangen door een zandpakket.

3

O m met andere cijfers een indruk van het verloop van de strandwal te geven: in het Westerhoutpark ligt de bestrating op een hoogte van 1.10 tot 1.25 meter boven N.A.P. en onmiddellijk op het zand van de strandwal. Dit werd korte tijd mooi zichtbaar toen de vervanger van Vitae Vesper, ‘De Herberg’, net was gesloopt. Het zand van de strandwal daalt ten westen van de Wagenweg van 1.05m boven N.A.P. tot 2.60m onder N.A.P. op het Schouwtjesplein. Een hoogteverschil van niet minder dan 3.65m. Wat betekent dit voor nu, als de dijken het in Nederland zouden begeven? Zie ‘Nederland volgens NAP’.

Westerhout rond 1600 Deze zeer vroege kaart geeft de situatie uit 1560 weer. Onder Haarlem staat de molen aan het begin van de Dreef, links ervan begint de Wagenweg.

Aan de Wagenweg is de grote aftakking naar links de Pijlslaan. Pijls- of Peelslaan (pijl of peel betekent riet) is een weg door het veen tot aan de brug over de Houtvaart; de Leidsevaart was nog niet gegraven. De naam Schouwtjeslaan is tamelijk recent.

In de Wagenweg komt de scherpe bocht ter hoogte van de villa Zomerlust, Wagenweg 65. De twee gebouwen daar zijn ‘Doorneboompje’ (zie pijl) en Paters herberg.

Helemaal onderaan is Eindenhout, met Potjes herbergh, ook aangeduid als het (oude) Dronckenhuisje. Zijwegen in de buurtschap Westerhout zijn de Pijlslaan, nu Schouwtjeslaan, de Hazepaterslaan en de Meester Lottelaan.

4

Claes Jansz. Visscher heeft zijn eerste tekening van de Wagenweg, die hiervoor is afgebeeld, later met figuurtjes gestoffeerd. De breedte van de zandweg komt zo nog beter uit. De Wagenweg wordt de ‘De leytsche Wech’ of ‘De wegh naer Leyden’ genoemd. De

tekening heet ‘Aende wegh nae Leyden’.

Kijken we naar de (licht beschadigde) kaart hieronder uit dezelfde tijd (1621), dan valt in te schatten waar de tekening gesitueerd moet worden. De kaart is gestileerd, waardoor de Wagenweg veel strakker lijkt dan hij in werkelijkheid was.

IJkpunt is de grens tussen Heemstede en Haarlem, die op de kaart getekend is tussen de

5

Tweede Steen onder op de kaart en de Eerste Steen bij de Wagenweg, op de hoogte van (nu) de Meester Lottelaan. De hofstede rechts is die tegenover de Pijlslaan. Het huis midden op de tekening van Visscher, aan de westkant van de Wagenweg is het huis op de kaart met een rood dak bij de ‘Eerste steen’. Een ‘baenschuur’ bij de ‘steen’. Hier komen drie ‘gemeenten’ bij elkaar; waarover dadelijk meer. Dit betekent dat op de tekening van Visscher de ingang rechts tussen de bomen naar het gebied loopt waar later de buitenplaats Westerhout is gekomen. De oliemolen links op de tekening staat nog ten zuiden van de Pijlslaan. Midden in de verte op de tekening staat de oliemolen, die op de kaart verderop bij de Wagenweg is getekend. Wellicht de molen van de olieslager naar wie de Olieslagerslaan is genoemd.

Voor 1857 had de buurtschap Westerhout had met drie jurisdicties of rechtsgebieden te maken: Haarlem, Heemstede en Berkenrode. In de praktijk van het dagelijkse leven zal deze bestuurlijke opdeling niet zoveel hebben betekend. Maar zulke grenzen waren natuurlijk wel bepalend voor de macht en het ego van bestuurders en voor hun fiscale belangen (accijnzen, tienden, tolheffing). De grens tussen de Vrijheid (‘stadslucht maakt vrij’) van Haarlem en de Heerlijkheid Heemstede, die al sinds 1428 bestond, werd op 1 april 1655 opnieuw gemarkeerd met stenen palen.

Zo’n grenspaal heette gewoonlijk ‘blauwe steen’, zo genoemd naar de soort (Belgisch) hardsteen waarvan hij werd gemaakt. De nieuwe eerste steen stond bij het hofje van Heythuizen aan de Kleine Houtweg, de tweede steen bij de Napels- of Mr. Lottenlaan aan de Grote Houtweg (nu Dreef/Fonteinlaan) en de nieuwe derde steen ‘op den Heerenweg besuyden de Pijlslaan’. Op de steen van 30x30cm, die 70cm boven de grond uitstak, stond op de noordkant het wapen van Heemstede en op zuidkant dat van Haarlem, en op de andere zijden ‘Anno’ respectievelijk ‘1655’. De eerste blauwe steen is bewaard en staat voor het hoofdgebouw van ‘Spaar en Hout’, Kleine Houtweg.

De ‘blauwe steen’ op de Wagenweg was een driegemeentenpunt. De overkant van de Wagenweg behoorde tot de heerlijkheid Berkenrode. In 1857 ging de latere gemeente Berkenrode op in de gemeente Heemstede. Vanaf toen hadden de Westerhoutjes met twee overheden te maken. Over de gemeentegrens is vaak door Haarlem en Heemstede geruzied, wegens de economische aantrekkelijkheid van de Hout, de financiële draagkracht van omwonenden en neringdoenden en de daaraan verbonden overheidsinkomsten. Een van de gevolgen van de annexatie van 1927 was een bekend verschijnsel: belastingvlucht. Vermogende mensen verhuisden, omdat ze er niets voor voelden de hogere belasting van Haarlem te betalen. Zo verkocht De Favauge zijn buitenplaats Spruitenbosch en Honig deed hetzelfde met zijn herenhuis Bosch en Vaart. Hoeveel het voor hen uitmaakte? Bij een jaarinkomen van 50.000 gulden scheelde het 5% van dit bedrag, bij een bedrag van een ton 8,5%. Bovendien kende Haarlem opcenten op zowel de personele belasting als de vermogensbelasting, maar Heemstede niet. was overigens financieel nog aantrekkelijker dan Heemstede, althans voor de welgestelden. Door deze verhuizingen kwam er leegstand en daalden de prijzen van de grote buitens tijdelijk.

6

Op dit fragment van de kaart van landmeter Claes Vastersz. Stierp, gemaakt in 1645, staan twee grensstenen. Rechts bij het (Hout) Plein is aan het begin van de Houtwech (= Dreef) weer de molen te zien. De namen van de andere wegen op de kaart zijn: De leytsche Wech (= Wagenweg) en Pijlslaen (= Schouwtjeslaan/Pijlslaan). Nu wordt ook de Naepelslaen (= Meester Lottelaan) genoemd.

Bij de hoek Naepelslaan en Houtwech staat geschreven ‘Blauwe Steen’, de grenssteen tussen Haarlem en Heemstede in de Hout. Aan de westkant van de Wagenweg, zuidelijk van zowel de Pijls- als de Napelslaan, staat ‘Steen’, die de grenssteen is tussen de Vrijheid van Haarlem en de Heerlijkheden Heemstede en Berkenrode. Bovenaan de kaart lezen we Aerden Houts Vaert en bij de brug van de Pijlslaan staat Houtvaert Bruggeken.

Herberg, houtvester, toneelschuur en galgenveld De Haarlemmerhout wordt voor het eerst genoemd in een document van 1120. De Hout viel onder de graven van Holland, lag binnen de jurisdictie van Heemstede, dat weer onder de jurisdictie van Kennemerland viel. Vanaf de 14e eeuw bestond er het grafelijke, ongetwijfeld voordelige ambt van houtvester van de Haarlemmerhout. Het was een jachtgebied en leverde hout op. Vanaf 1583 had de stad Haarlem het ‘Haerlemmer Bosch’ in erfpacht.

De Haarlemmerhout is in de loop der eeuwen twee keer kaalgeslagen. De eerste keer in 1462, en de tweede keer in 1572/1573 tijdens het beleg van Haarlem door de Spanjaarden. Haarlem kreeg het gebied in erfpacht om het ter ‘chiragie [versiering] ende verlustinge [vermaak, genoegen]’ te herbebossen. Niet alleen daardoor, maar ook omdat het hout van de Hout altijd aantrekkelijk was om gebruikt te worden, legaal en illegaal, zijn er in Westerhout altijd boomkwekerijen geweest.

Na de laatste kaalslag werd het ‘Haerlemmer Bosch’ een stadspark en uitgaansgelegenheid, voor Haarlemmers en Amsterdammers. Over hoe de namen van de verschillende onderdelen van deze ‘mensenhout’ waren, zijn de bronnen niet eenduidig. De Koningin Wilhelminalaan heette de Oude Houtlaan. De Hout ten zuiden van de Koningin Wilhelminalaan kunnen we de ‘Oude Hout’ noemen. De noordelijke en oostelijke uitbreiding van de Hout aan beide kanten van de Fonteinlaan (vroeger Dreef) werd de ‘Nieuwe Hout’ genoemd. Tot de ‘Nieuwe Hout’ behoorde ook het gebied tussen de Koningin Wilhelminalaan en de Meester Lottelaan, van de Fonteinlaan tot en met de buitenplaats Hout Rust, Koningin Wilhelminalaan 16.

7

We gaan nu terug naar de Wagenweg, naar Paters herberg, genaamd In de Druyf. De locatie hiervan is bekend: ‘Zomerlust’, Wagenweg 65 in Haarlem. Deze tekening is ook van Claes Jansz. Visscher. De druif sierde het uithangbord van de herberg. De eigenaar van deze herberg was Symon Claesz Pater. Zijn vrouw heette Haesje Jacobs. Grietje en Meynsje Paters waren mogelijk dochters van hen. De weduwe Haesje Jacobs verkocht de herberg in 1676. Haar naam lijken we te herkennen in ‘Hazepaterslaan’. Het stuk weiland tussen de ‘Heerenweg’ en ‘de Dreef’ was ‘genaamt Haasjepatersveld’ of ‘Hasepatersveld’. Maar waarschijnlijker is dat deze naam herleid moet worden tot Haesje Jans Pater, vermoedelijk een nicht van Symon Claesz Pater. Paters herberg kreeg later andere namen dan In de Druyf, zoals Nieuwen Hout en (Vriessche) Koedrift.

Bij Paters herberg stond ‘Doorneboompje’, het huis van de houtvester van De Hout en vooral interessant door zijn Toneelschuur. Waarom toneeluitvoeringen in Heemstede en niet in Haarlem? De stad Haarlem bezat in het midden van de zeventiende eeuw geen schouwburg. Het onbetaalde rederijkerstoneel stond er nog in volle bloei. Maar in het begin van die eeuw kwam ook het beroepstoneel op en daarmee begon de strijd met het Haarlemse stadsbestuur over de vermakelijkheidsbelasting. Haarlem eiste geen kwart, maar de helft van de recettes op voor het armenbestuur en vrije toegang voor ‘alle de Heeren’ met hun gezinnen. Bovendien roerde de kerkenraad zich tegen de beroepsspelers, die volgens haar ‘ter ontstichtinge der Jeugd’ optraden. Daarom weken de beroepsspelers in 1655 uit naar Heemstede, preciezer gezegd naar Westerhout. Eerst in een toneeltent ‘achter de Linde- boom, tot de Weduwe van den Ouden Houtvester’, daarna, in 1656, verhuisde het toneel naar de schuur van de Houtvester.

Hoe konden belangstellenden die plek vinden? Op de aanplakbiljetten stond in 1656: ‘Onzen Schouburg of Speel-plaats is buiten Haarlem, op de Heere- of Steene-wegh, drie-hondert treeden verbij Westerhout (de Hofsteede van mijn Heer Iohan Rombouts) tegen over den Hout, in ’t Huis van den Hout-vester, in de Bocht.’ Ook werd vermeld dat de speelplaats een schuur was, ‘behoorende aan Willem Claas Freken tegenover Grietje Paters, in de Druyf’.

Doorneboompje, het huis van de oude houtvester Freeken, met de toneelschuur die zijn weduwe in 1660 voortzette en als het ‘Beloofde Land’ werd geafficheerd, was een huis met een schuur en stalling. Bij de reconstructie van de Wagenweg in 1709, die in 1656 al een steenweg was, werd Doorneboompje afgebroken om de bocht uit de weg te kunnen halen. Op deze tekening van de Wagenweg (‘Wegh naa de stadt Haerlem’) uit 1707, met rechts de Droncke Huijsje Huijsjeoorneboo Doorneboompje mpje

Koedrift Pijlslaan, is de bocht bij Doorneboompje nog aanwezig. Bij Zomerlust rijden we nu over de plek van de toneelschuur heen

8

Het gezelschap van de Amsterdamse schouwburg speelt in de toneelschuur, maar soms komen ook meer ambulante gezelschappen langs, zoals ‘de nederduytsche komedianten’. De reclame van de Amsterdamse ‘toneel-speelders’ bevat ook een berijmde routebeschrijving, met aandacht voor de bijzonder fraaie natuur en cultuur rond Westerhout. Om het voor de bezoekers uit Den Haag en Amsterdam makkelijk en voor vrijsters en vrijers Maar indien’er ymandt quam Om nu van ons Huis te spreeken, Van den Haag, of Amsterdam ’t Heet na Willem Klaassen Freeken: Die ons meermaal zag voor dezen, En te deeg dient onderwezen, Van het Dronken Huisje stijf (nota, na Stad Wordt de wegh aldus beduit: toe) Hondert treden vier of vijf. Gaat de Groote Hout-poort uit, Koom verzoek daar deze Praters, En om niet van ’t spoor te doolen, Tot aan ’t Huisje voor de Moolen, Tegen over Meynsje Paters, Die daar hoog verheve staat: Staat Ons Schouwburg schoon en stout, Over ‘t hartje van den Hout. Volgt dan maar de Heere Straat, Die eerst nieuw beleidt met steen is. Niemandt zij hier doch verlegen, Voor een man die wel ter been is, Want daar zijn wel zeven wegen, Kan met zijn gezonde leen, Waar g’ ons langs genaken kunt Wel in negenhondert treên, Met een Vrijster of een Vrunt. Recht voor Spruiten Bosch geraken: Die dan noch na ’t spel wil vrijen Dan hoeft hij geen werk te maken, Mogen wij van harten lijen In tweehonderd bovendien, Als’t in eerbaarheidt geschiet; Om ’t Beloofde Landt te zien: Want dat werk en raakt ons niet.

Zeeker ‘k mag het zoo wel noemen, En wij zullen niemandt raken. En de deucht met eeren noemen, Om dan eens een endt te maken Mits het Bort u zulks beduit, Van ons moejelijk gelel, Want de Druif die hangt’er uit, Kom bij ons, en vaar voort wel.” aanlokkelijk te maken, staat in de eerste jaren het bovenstaande vers op de aanplakbiljetten (die overigens in Haarlem werden weggehaald), waaruit blijkt hoe je er moest komen, uit Amsterdam via Haarlem of uit Den Haag via Eindenhout, de herberg ‘Dronken Huisje’.

Tijdens de zomerse kermisdagen was het toneel een Houtfestival. Het repertoire in de Westerhoutse toneelschuur bevatte stukken van vooraanstaande schrijvers zoals Gerbrand Adriaensz. Bredero, Pieter Cornelisz. Hooft, Jan Vos, Jacob Struys en Geraert Brandt. Ballet en vermakelijke kluchten werden ingezet om eventueel door treurspelen bedrukt geraakte toeschouwers op te vrolijken. De voorstellingen begonnen om 2 uur, 3 uur of, op 29 juni 1656: ‘Wy zullen precijs ten half-vier-uren op ’t Tooneel zijn, of eenige Lief-hebbers ’s avonts t’Amsterdam wilden wezen’. Bezoekers kwamen dus ook van verre, maar het publiek werd omschreven als ‘de Lief-hebbers van Haerlem’.

Op deze gravure van Hendrik de Leth (1703-1766) staat: Spruitenbosch (1) de Lustplaets van den Heere Marcus Bavelaer aen den Heere wegh naer (2) Westerhout te zien.

9

De periode is rond 1730. Bavelaer was van 1725-1740 eigenaar van Spruitenbosch. Het huis en de koepel zijn opgenomen in de muur langs de Wagenweg. Links is gedeeltelijk zichtbaar het huis tegenover de buitenplaats Westerhout. Spruitenbosch is in de negentiende eeuw afgebroken. De huidige villa Spruitenbos, Wagenweg 61, uit 1872 ligt dichter tegen Westerhout aan.

Voor het beleg van Haarlem in 1572/1573 was het terrein van het latere Spruitenbosch een galgenveld van de stad Haarlem, maar wel binnen het rechtsgebied van Heemstede. De stenen galg op Spruitenbosch werd later vervangen door een houten galg met geselpalen. De ‘beul van Haerlem’, de scherprechter van het Hof van Holland die in Haarlem woonde, was spreekwoordelijk berucht.

Om misverstand te voorkomen, dit was niet de enige galg van Haarlem en de beul van Haarlem, die een groot gebied te bedienen had, liet zich bijstaan door hulpbeulen. De galgen en raderen stonden vrij om goed zichtbaar te kunnen zijn voor toeschouwers en voorbijgangers. En die waren er genoeg voor deze vermanende bezienswaardigheid, niet alleen wegens het verkeer over de doorgaande weg, maar ook door de drukte en het vertier van de Hout met haar vele herbergen.

10

Op de kaart hiernaast uit 1539 is de zwarte verticale lijn links de scheiding tussen Haarlem en de ban van Heemstede, op de hoogte van de Meester Lottelaan. In het gebied tussen beide zwarte lijnen is het verboden ‘uit te tappen’, drank te schenken; een verbod van de heer van Heemstede. Het terrein voorbij de Hout (Haerlemer Bosch) is de plaats van het gerecht en zijn ‘galg en rad’ ingetekend; nu nog Helicopterveld genoemd.

In 1631 plaatste Haarlem de galg verderop in zijn Heemsteedse achtertuin, in de Kolkweide, een weiland bij de monding van de Zandvaart in het Spaarne, dat in bezit was van het Gasthuis te Haarlem. Adriaan Pauw, toen de heer van Heemstede, verzette zich er tevergeefs tegen.

Bewoners van het buiten Westerhout in de 17e eeuw Op een kaart uit 1560 komt ongeveer op de plaats van de latere buitenplaats Westerhout een opstal voor. Op de kaart van Balthasar Florisz van Berckenrode uit 1643 is het terrein duidelijk afgebakend. Pieter van Wagensvelt is in 1643 de vroegst bekende eigenaar van de hofstede op Westerhout. Mogelijk was hij Pieter Wagensvelt, commandeur in dienst van de VOC of zijn gelijknamige zoon, die ook in dienst van de VOC was.

Van Wagensvelt verkocht Westerhout op 11 mei 1643 voor 9500 gulden aan Henricus de Haesen, een zoon van de Amsterdamse, uit Antwerpen afkomstige, rijke handelaar Hendrick de Haze en zijn vrouw Clara Coymans. Over Coymans: ‘In de vroege zeventiende eeuw deed zij [sinds 1605 weduwe] een aantal flinke investeringen, onder meer in de Vereenigde Oostindische Compagnie, die handelde op Azië. Ze had blijkbaar gevoel voor zaken, want toen ze in 1628 stierf, liet ze het gigantische vermogen van een half miljoen gulden na.’

De Amsterdamse diamantsnijder Dirck Jansz. Emmerick kocht Westerhout in 1645 voor 13000 gulden van Hendrik de Haze.

In 1646 werd Westerhout door Emmerick voor 13000 gulden aan Johannes (Jan) Rombouts verkocht. De naam van Rombouts kwamen we eerder al tegen op het aanplakbiljet voor de toneelschuur in 1656.

Het verhaal van Willem Schellinks, 14 juli 1661 De Amsterdamse Thierry’s hadden geen routebeschrijving nodig. Ze kenden de weg naar Westerhout. De 13-jarige Jacobus Thierry begon op deze dag aan zijn Grand Tour, een scholingsreis door Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland en Zwitserland, die maar liefst vier jaar duurde. Hij reisde samen met zijn zeer welgestelde ouders Jaques Thierry (geboren in Londen, bezat de Engelse nationaliteit, maar nationaliteit deed er toen niet zoveel toe) en Maria van Rijn, en zijn reisbegeleider, de toen bekende schilder en dichter Willem Schellinks (1627-1678), die van de hele Grand Tour een dagboek heeft bijgehouden.

Om 7 uur ’s morgens vertrekt Jacobus Thierry c.s. met de boot vanuit Amsterdam. Westerhout is hun eerste tussenstop. Daar worden ze om 10 uur verwelkomd door Jan Rombouts en zijn vrouw Lidewina. Na een verfrissing te hebben genoten, verlaten de jonge

11

Jacobus Thierry en zijn gezelschap Westerhout, dat even vaak Rombouts’ hofstede werd genoemd en dat er anders zal hebben uitgezien dan de villa die er rond 1900 nog stond. Behalve Rombouts gaan ook de heren Grotius, Van Rijn en Block met hen mee.

Rombouts leidt het hele gezelschap voorbij de ‘blauwe steen’ linksaf de Pijlslaan in naar de trekvaart naar Leiden, de Leidsevaart, die pas vier jaar bestond. Bij het graven ervan is Pijlslaan doorgesneden. Er is daar geen brug, wel een klein overzetveer, een ‘schouwtje’. Pas in 1676 wordt dit pontje vervangen door een houten brug, de Schouwtjesbrug. Ze stappen aan boord van het jacht van Rombouts, dat klaar ligt voor vertrek. Als ze vlak voorbij het Schouwtje over de weilanden naar het oosten kijken, zien ze ook het al genoemde huis dat tegenover Rombouts’ hofstede staat.

Dit huis tegenover Westerhout, in 1733 al oud genoemd, met eromheen de weilanden van de Wagenweg tot aan de trekvaart, en van de Pijlslaan (eigendom van het Elisabeths Gasthuis) tot aan de hofstede Bosch en Vaart, was bezit van de eigenaren van de buitenplaats ‘Oud- Berckenrode’, bij de hoek van de Herenweg en de Zandvoortselaan in Heemstede. Door vererving kwam ‘Oud-Berckenrode’ via Jacob Backer en Jacob Backer Lestevenon in handen van het echtpaar Sara Maria Lestevenon en Pieter de la Court. Nadat De la Court weduwnaar was geworden, verkocht hij het huis tegenover de buitenplaats Westerhout en de weilanden in 1740 aan de Haarlemmer Willem Nicolaeszoon Kops. Kops had in 1735 de hofstede Bosch en Vaart aan de Wagenweg (waar tot voor kort de Ford-garage stond) gekocht.

Terug naar Rombouts’ jacht, dat het gezelschap via Leiden, met een uitstapje onderweg naar Rombouts’ buiten in Zoeterwoude, naar Den Haag brengt. Ze komen daar om 10 uur ‘s avonds aan en overnachten bij de heer Van Strijen. De volgende dag is het gezelschap nog groter, doordat onder anderen Van Strijen en Margaretha Thierry ook meegaan. Margaretha, vijftien jaar ouder dan haar broertje Jacobus, is getrouwd met Jacob van Strijen. Rombouts zet het Grand Tour-gezelschap af in Maaslandsluis (nu Maassluis). De Thierry’s en Willem Schellinks steken met de veerboot de Maas over naar Den Briel, reizen dan met koetsen (personen en bagage) het Land van Voorne over naar Hellevoetsluis en nemen van daaruit de boot naar Engeland.

Rombouts en de zijnen keren terug naar Haarlem. De vaartocht heen en terug is een feest. Het jacht, met zijden vlaggen in de mast en op de achtersteven, wordt getrokken door een paard. Rombouts, pas vader geworden, heeft gezorgd voor lekkernijen, drank, fruit en andere dingen in overvloed, en bedienden. De stemming zit er goed in. Wie zijn ze? Familie en vrienden, zeer bemiddelde Amsterdammers. Grotius is Pieter de Groot (1615-1678), op dat moment pensionaris van Amsterdam en zoon van de beroemde Hugo de Groot. Hij is gehuwd met Agathe van Rijn. Zijn buitenverblijf is Boekenrode, het huidige klooster Alverna in Aerdenhout. Van Rijn is Jacob van Rijn, een koopman en reder. Block is de Amsterdamse koopman Reinier Block, die het jaar ervoor met Adriaen van Cuyk de Noordkaapse Compagnie had opgericht. Tot zover het verhaal van14 juli 1661.

Ook Jan Rombouts is een rijke Amsterdamse koopman en reder. De Romboutsen zijn kooplieden die uit Antwerpen stammen. Rombouts trouwde in 1650 met Catharina van Rijn. Zij stierf in 1651, met haar kraamkind. Rombouts hertrouwde in 1656, met Lidewina Reael.

12

De vader van Lidewina is de bekende, door Frans Hals en Pieter Codde geschilderde Amsterdamse koopman en bestuurder Reynier Reael (1588-1648) en haar moeder is Maria Oetgens (1591-1652). Zie het fragment van ‘De Magere compagnie’, de voetboogschutterij van Reijnier Reael (1637). Reael zittend, links. Haar broer Hendrik (1621-1672) is reder en koopman onder de firma Hendrick Reael, Jacques Thierry en Pieter van Rijn. Hendrik is een zakenpartner van haar man Jan Rombouts. Zij hadden met nog een compagnon in 1656 een geregelde vrachtdienst op Portugal opgericht.

Rombout, het eerste zoontje van Jan Rombouts en Lidewina Reael wordt op 16 juni 1661 in Amsterdam gedoopt. Begin 1663 krijgen ze nog een zoon, Reijnier. Op 14 mei 1668 sterft Johan Rombouts, die overigens in de buurt nog andere bezittingen had. Zo kocht hij in 1664 een erf van 25 roeden aan het andere einde van de ‘Napelslaan’, nu Meester Lottelaan, bij de ‘Blauwe Steen’. Zijn weduwe Lidewina Reael overlijdt begin oktober 1676 in Amsterdam, waar de naam Westerhout voortleeft. In 1834 worden daar drie pakhuizen, genaamd Westerhout op het Realen-Eiland (naar de familie Reael genoemd), in één koop geveild.

Na de dood van haar man verkoopt Lidewina Rombouts-Reael Westerhout op 1 oktober 1668 voor 10500 gulden aan Theodorus van den Perre. Van den Perre, ‘heer van den Aa en Quacenbrugge’, is een opmerkelijke eigenaar. Niet omdat hij Westerhout al in 1669 doorverkocht aan de Amsterdamse koopman Cornelis Broeck, die toen eigenaar was van ‘Groen en Hout’ aan de Koningin Wilhelminalaan (nummer 14), maar omdat het bedrag van 6200 gulden erg laag was, vergeleken met de 10500 gulden, die Van den Perre ervoor betaald had.

De verkoop door Van der Perre was onvrijwillig. De reden? ‘Op 16 Januari 1670 werd door het gerecht van Amsterdam ter dood veroordeeld Theodorus van der Perre, oud 28 jaar, van Amsterdam, destijds wonende te Breukelen.’ Hij had herhaaldelijk valsheid in geschrifte gepleegd en o.a. voor een aanzienlijk bedrag aan valse obligaties laten maken. Een tijdgenoot noteerde: ‘En alsoo is uyt deese weerelt geschyden Theodore van der Perre, Heere van der Aa, sijnde van sijner sijde van de aensienelijxste geslachten uyt Zeelant, en van sijn vrouw, Anna Maria Muylmans, van burgemeesterlijcke geslachte, alsoo haer moeder was een dochter van Pieter de Vlaming. Burgemeester Tulp, Outburgemeester, en den ontfanger Spiegel sijn sijn vrous omen, als hebbende yder getrout een dochter van de voors. Pieter de Vlaming.’

Cornelis Broeck verkoopt Westerhout in 1692 voor 6000 gulden aan de Amsterdamse notaris Hendrick Outgers. Outgers overlijdt in 1707, maar zijn weduwe Maria Trekels houdt Westerhout aan tot haar overlijden in 1728. Haar erfgenamen verkopen Westerhout in 1730 voor 5000 gulden aan de Amsterdamse notaris Willem Jan van Midlum. Van Midlum verkoopt Westerhout in 1731 door aan de Amsterdamse koopman van mogelijk Zeeuwse origine, Pieter Verschoor. Als Pieter Verschoor de buitenplaats in 1739 voor 5250 gulden verkoopt aan de doopsgezinde Jan Isaac de Neufville, wordt Westerhout een van de sterren aan de Haarlemse menistenhemel.

13

Voor we verder gaan met de hoofdbewoners van de buitenplaats, lopen we bovenstaande landmeterkaart uit 1743 langs. Deze geeft een overzicht van een groot gedeelte van de buurtschap Westerhout. Links op de kaart wijst de pijl naar het noorden. De aftakkingen Hazepaterslaan en Pijlslaan (Schouwtjeslaan) staan er duidelijk op. In de donkere baan op de Wagenweg staat de tekst ‘straatweg’. Ook zien we sloten langs de oostkant van de Wagenweg. Behalve de buitenplaatsen Westerhout, Spruitenbosch en de hofstede Bosch en Vaart staan op de kaart twee boerderijen, een boomkweker en vier ambachtslieden: twee smederijen, een kuiper en een wagenmakerij. Op de kaart is ongeveer in het midden de schuin over de Wagenweg lopende ‘scheijding tusschen Haerlem en Heemstede’ met een stippellijn aangegeven. Deze loopt van boven van de Meester Lottelaan over de ‘enterij van Moerbeek, nu Westerhout’ en de Wagenweg door het Smits Huys naar beneden.

De tekst op deze kaart is klein geschreven. Boven de Wagenweg staat achtereenvolgens van links naar rechts: Haas Paters veld; Haas Paters Laan; Huys van P. Moerbeek [hoek Hazepaterslaan]; Thuyn van P. Moerbeek; Smits Huys [waar zich nu de smederij van Felix bevindt]; Erff; Boerewooning; Mr Lotten Laan; Enterij van P. Moerbeek, nu Westerhout; Thuijn [van Westerhout]; Wester Hout, de plaats van Middelom [de administratie is niet bij. Van Middelom is Willem Jan van Midlum, die in 1730/1731 eigenaar van de buitenplaats was]; Westerhout [koetshuis etc.]; Spruyten Bosch.

Onder de Wagenweg staat van links naar rechts: Enterij van P. Moerbeek; De Peils Laan; Boerderij [hoek Wagenweg/Schouwtjeslaan]; Kuijpers Huijs; Smits Huijs; Huijsingen [woningen]; Wagemakers Werkhuys [let op de knik daar, die nog steeds in trottoir en fietspad aanwezig is]; Wei Land; de Hr Kops [= hofstede Bosch en Vaart].

Bewoners van het buiten Westerhout in de 18e eeuw De Neufvilles zijn welvarende kooplieden, enkele generaties geleden vanuit Antwerpen naar Nederland gekomen. Jan Isaac de Neufville, geboren in 1706, sticht met Joan ter Meulen in 1730 de Amsterdamse firma Jan Isaac de Neufville & Comp. Deze firma houdt zich vooral met de linnenhandel bezig. Jan Isaac trouwt op 21 augustus 1736 met de 19-jarige Anna Bevel. Zij was enig kind van de rijke Haarlemse zijdehandelaar Simon Bevel en zijn in 1727 overleden vrouw Rijna de Vries. Haar vader was kort ervoor, op 6 maart 1736, gestorven. En zo kwam Anna Bevel als bruid niet bepaald met lege handen. Ze bracht een erfenis van rond een half miljoen gulden mee.

De Neufville vergroot de buitenplaats Westerhout. In 1750 koopt hij van de stad Haarlem een stuk ‘warmoesgrond’ van 376 roeden (ruim 53 are). Deze grond werd al lang door de eigenaren van Westerhout gepacht, maar ook weer doorverpacht. Toen Rombouts Westerhout in 1646 kocht, nam hij ook de pacht van deze tuin over, terwijl hij tegelijk eigenaar werd van de opstal van de moestuin, waaronder te verstaan: ‘hoenderhocken, heijningen, staketsels, schuttingen en plantagien, aert en nagelvast’.

14

De grens tussen Haarlem en Heemstede loopt er doorheen. Van deze warmoesgrond valt een derde deel onder de jurisdictie van de stad Haarlem en twee derde onder die van Heemstede. Het stuk grond grenst aan de Meester Lottelaan, vanaf het huis genaamd ‘Nieuw Rome’, voorheen de ‘Ploech en Zijden Specx’, dat aan de Meester Lottelaan ligt, tot aan de Wagenweg. De warmoesgrond is dan in gebruik bij Pieter Moerbeek, die er een ‘enterij’ (boomkwekerij) had. Moerbeek woonde op de zuidelijke hoek van de Wagenweg en de Hazepaterslaan.

De Neufville vroeg in 1753 bij de beheerder van de Hout, de stad Haarlem, een kapvergunning aan. Hij wilde zijn buitenplaats verfraaien met een koepel of tuinkamer, nieuwe omheiningen, een bruggetje over een nieuw te graven sloot - de grondwaterstand was toen duidelijk hoger dan nu -, dat hem vanuit zijn Jan Isaac de Neufville, met zijn zuster Anna de Neufville, zijn achtertuin regelrecht toegang zou zoontje Jan Isaac(1741-1747) en zijn dochtertje Anna Maria de verschaffen tot de Haarlemmerhout, Neufville (1742-1782). Geschilderd door Nicolaes Verkolje, vrij en, om vandaar een beetje kort na de dood van Jans Isaacs echtgenote Anna Bevel in 1742. vergezicht te kunnen krijgen naar de Wagenweg toe, wilde hij niet alleen enkele roeden grond van de Hout laten kappen, maar ook enig kreupelhout en diverse grote bomen die het uitzicht belemmerden. Het stadbestuur van Haarlem - zuinig op de Hout - weigerde de kapvergunning, op advies van de Houtvester en Commissarissen van de Hout.

In 1764 trok de weduwnaar De Neufville zich terug uit de zaak. Hij ging permanent op Westerhout wonen. Zijn vrouw Anna de Neufville-Bevel was al in 1742 gestorven, 25 jaar oud, in het kraambed van haar vierde kind, Anna Maria. Dat Westerhout De Neufville niet onverschillig liet, kan ook blijken uit het feit, dat het smakschip ‘Neufville van der Hoop’ in 1765 werd omgebouwd tot een kofschip en daarbij werd omgedoopt in ‘Westerhout’. De met de linnenhandel rijk geworden Jan Isaac de Neufville overleed in 1772 op Westerhout.

Anna Maria de Neufville, het enige van de vier kinderen van Jan Isaac de Neufville dat de volwassen leeftijd bereikte, trouwde in 1764 met Jan Jacob Brants (1741-1813). Zij zorgt ervoor dat Westerhout in de doopsgezinde familie blijft. Jan Jacob Brants is firmant in de firma Quirijn Brants en Zoon. Hij is de enige zoon van Jan Brants en Sara van der Heyden. De bekende Jan van der Heyden, schilder en uitvinder van de slangbrandspuit, is zijn grootvader. Wat het zakendoen betreft, hebben Quirijn Brants en na hem zijn zoon Jan en zijn kleinzoon Jan Jacob gedurende bijna een eeuw de zakelijke belangen van de familie De Geer in ons land behartigd. Een hoofdbestanddeel van hun zaken was de handel in Zweeds ijzer en geschut.

Het schijnt dat Jan Jacob Brants zelf niet veel overhield aan zijn zakelijke activiteiten. Hij werd vooral rijk door vererving. Hij was een gerenommeerd kunstverzamelaar, net als zijn

15 schoonvader. Over de jaren 1773-1807 hield Brants een kasboek betreffende Westerhout bij. Daardoor is bekend hoeveel hij er jaarlijks all-in, inclusief eigen levensonderhoud, aan kwijt was: zo’n 6500 gulden, een flink bedrag, maar voor de miljonair Brants een peulenschil. Ook Brants noemde een pakhuis naar Westerhout. Dat was op de Singel 194 in Amsterdam, ‘een huis met oorspronkelijk drie achterhuisjes op de hoek van het Hameterssteegje. Vroeger was het echter woonhuis geweest.’

Anna Maria Brants-de Neufville stierf in 1782, 40 jaar oud, toen de oudste van haar zes kinderen zeventien en de jongste vier was. Jan Jacob Brants overleed in 1813 en Westerhout werd geërfd door een van zijn zonen, Jacob Brants (1772-1827). Jacob Brants had zich al in 1801 geheel uit zaken teruggetrokken. Hij gold als de ‘goedgevige, biljartende en kaartspelende oom Co’. Hij kocht in 1817 het etablissement ‘Het Wapen van Amsterdam’ op de noordelijke hoek van de Meester Lottelaan en de Dreef.

Om de situatie van 1799 van de buurt en buitenplaats Westerhout te bepalen, maken we onderstaande uitsnede van de Caart figuratif van den Haarlemmer Hout met de daar naast aangeleegene buytenplaatsen en tuynen. De tuin van de buitenplaats Westerhout met een grote waterpartij is duidelijk aangegeven. De aangebrachte pijl wijst naar de nog aanwezig scheidingsmuur tussen Spruitenbosch en Westerhout. Achter Spruitenbosch zijn kweektuinen, achter Westerhout tot de Meester Lottelaan alleen maar siertuinen en een park. Op de grote caart figuratif is te zien dat ook Bosch- en Vaart een grote tuin had tot aan de Leidsevaart. Achter Westerhout kunnen we de buitenplaats Hout Rust ontdekken en blijkt ook, dat Westerhout nu doorloopt tot aan de laan langs de Hout. Maar dit was pas het geval sinds Brants het gebied van ‘Ploeg en Zijde Spek’, later ‘Nieuw Rome’ genoemd, had gekocht en bij Westerhout gevoegd.

Ploeg en Zijde Spek was 127 roeden groot, omgerekend 18 are. Ter vergelijking, Hout Rust beslaat 17 are. Het verhaal van Ploeg en Zijde Spek hoort nu ook bij Westerhout en moet daarom hier in het kort de revue passeren. ‘Ploech en Zijden Specx’ aan de Meester Lottelaan was aanvankelijk een herberg en later een inrichting voor ‘kranckhoofdige pasienten’.

Wie waren de eigenaren van deze herberg c.q. zorginstelling geweest? Dirk Huygen verkoopt de herberg in 1642 aan Marijn de Meester voor 1600 gulden. In 1656 verkoopt Cornelis Hendrixsz van de Willige, getrouwd met Marijtje Maertens, eerder Uitsnede Caart figuratif 1799 weduwe Marijn de Meester, deze buitenplaats aan Gerrit Sijmonsz Tetterode, brouwer in ‘de Engel’ in Haarlem, voor 3400 gulden. Als afgrenzingen worden dan aangegeven: staande in de Napelslaan, belendend ten zuiden de Haarlemmerhout, ten westen de stad Haarlem [de eerder besproken moestuin] en Johannes Rombouts, ten noorden de Napelslaan en ten oosten Reijnier den Daelder. De enige zoon van Sijmen van Tetterode verkoopt het in 1680 aan Willem Keijser, brouwer in de ‘Dubbelde Ancker’ te Haarlem, voor 2025 gulden. Zijn dochter, Anna Maria Keijser verkoopt het in 1713 aan Maarten van der Meer, schepen van Heemstede, voor 1200 gulden.

Van der Meer maakt er een verpleeginrichting van. Om haar schuldeisers te kunnen voldoen, verkoopt Magdalena van der Meer, weduwe van Jacobus Koezen, die de inrichting samen

16 hadden voortgezet, Ploeg en Zijde Spek in 1740 voor 1850 gulden aan de Haarlemmer Willem Seijdelaar. De oude naam van het pand is dan veranderd in ‘Nieuw Roomen’. Deze naam zou een verwijzing kunnen zijn naar de herberg ‘Rome’ of ‘Oud Roomen’ die in Zuiderhout stond, zo ongeveer waar de Heemsteedse Dreef (oostelijke kant) begint. Willem Seijdelaar verkoopt het in 1753 voor 2000 gulden aan de laatste eigenaar, burgemeester Anthonie Kuyts of Kuits, voordat Jacob Brants het koopt. Tot zover de geschiedenis van ‘Ploeg en Zijde Spek’.

Bewoners van het buiten Westerhout in de 19e eeuw Blijkbaar had de ongehuwde Brants flink ingeteerd en was men er niet zeker van of er een positief saldo overbleef: zijn nalatenschap werd in 1827 onder beneficie van inventaris aanvaard. Overigens was Westerhout in de tijd van Jacob Brants niet onbewoond. De uit Krefeld afkomstige, doopsgezinde ‘fabrikeur’, koopman, en rechter in de Haarlemse Rechtbank van Koophandel Jacob von Beckerath (1787-1836) en zijn even oude Haarlemse echtgenote Cornelia Sophia Antoinette Sterk, die in 1815 waren getrouwd, woonden er als huurders, met hun gezin.

Wat Jacob Brants hier in de buurt bezat (hij had ook bezittingen in andere plaatsen), blijkt uit hetgeen door de erven Brants (zijn broer Matheus Pieter Brants en de vier kinderen van Jan Isaac de Neufville) op 28 april 1828 in Amsterdam, ten overstaan van de Amsterdamse notaris A. van Etten, ter verkoop werd aangeboden. “N°. 1. Eene kapitale zeer plaisante en welgesitueerde HOFSTEDE met OVERPLAATS, genaamd WESTERHOUT, met derzelver Heeren-Huizinge, Tuinmans-Woning, Koetshuis, Stallinge, verdere Betimmering, Bepotingen en Beplantingen, gelegen buiten de Stad Haarlem aan den Heeren- of Wagenweg, gedeeltelijk onder de Gemeente van Heemstede , N°. 209. N°. 2. Een hecht sterk en weldoortimmerd Dubbel HUIS, KOETSHUIS en ERVEN, zijnde het gerenomeerde LOGEMENT of UITSPANNING, HET WAPEN VAN AMSTERDAM, inde Haarlemmer-Hout-, aan den Grooten Weg, opden hoek der Meester Lottelaan, N°. 222, benevens een hechte sterke STAL voor 28 Paarden, in dezelfde Laan, B. N° 127 (te zamen in één Koop.') N.°. 3. Eene hechte, sterke HOEFSMEDERIJ en ERVE, aan den Heerenweg, naast de gemelde Plaats, N°. 301. [Deze smederij werd gepacht door de hoefsmid Frans Dhersigny, die het perceel kocht. Zijn knecht en schoonzoon Johannes Felix, afkomstig uit Xanten, nam in 1834 de toen al ten minste honderd jaar bestaande smederij over. Zie het uithangbord van deze smederij.] N°. 4. Een hecht, sterk HUIS en ERVE, benevens een Stukje MOESGROND,aan de overzijde van den Heerenweg, hoek van den Pijlslaan, N°. 1. N°. 5. Een Perceel WEI- en HOOILAND, gelegen in den Veenpolder, aan de Leydsche Trekvaart, groot 2 Bunders en ruim 69 Roeden. N°. 6. Een Perceel DITO onder Heemstede, gelegen in den Pijlslaan , groot 2 Bunders. N°. 7. Een Perceel DITO, onder Haarlem, in den Veenpolder over de Hofstede Zwanenburg, groot 85 Roeden 15 Ellen. N°. 8. Een Perceel DITO, onder "Haarlem in den Veenpolder, ingaande in de Pijlslaan, groot 3 Bunders, 50 Roeden. N°. 9. Een Stuk HOOI- en WEILAND, van ouds genaamd HET HASENPATERSLAND, onder Haarlem, aan de Steenmuurslaan [Steenmuurslaan is het begin van wat sinds 1 september 1896 de Koninginneweg heet], groot 1 Bunder 70 Roeden. N°. 10. Vier Stukken HOOI- en WEILAND, onder Haarlem, aan de Pijlslaan, waarop een Boschje willig Hakhout, geschikt tot een Vinkebaan , groot ruim 3 Bunders.”

En op de hofstede Westerhout werden roerende goederen verkocht, op 2 en 3 mei 1828, ten overstaan van notaris Cornelis Gerlings. Dit betrof “Van Meubilaire Goederen, Broeiramen, Lessenaars, Tuinbanken, Tuincieraden, Netwerken, enz.”

17

De nieuwe eigenaar van de buitenplaats Westerhout is de Zaankanter Gerrit Visser. Gerrit Visser (1807-1872) en zijn vrouw Grietje Houttuyn (1807-1844) waren doopsgezinden uit Zaandijk. Gerrits grootvader was reder en eigenaar van verscheidene molens, zijn vader was koopman en olieslager. Grietje was een dochter van de gefortuneerde Zaandijker olieslager Hajo Houttuyn. Gerrit en Grietje trouwden in 1828. Ze kregen twee kinderen. Dirk Visser, in 1830 in Koog aan de Zaan geboren en Clasina Alida, in 1839 geboren in Amsterdam. Hun moeder overleed al in 1844.

Gerrit Visser was grondeigenaar van beroep. Hij gold al vrij snel als de grootste grondbezitter van Noord-Holland. Zijn kantoor had hij in Amsterdam, op de Keizersgracht 666, bij de Vijzelstraat. Geld is een, stand iets anders. Gerrits jongere broer, de koopman Vasterd Visser kocht de buitenplaats Vredenhof, Wagenweg 244. Vasterd Visser (1811-1844), getrouwd en vader van zes kleine kinderen, overleed op Vredenhof. Hij veranderde zijn achternaam Visser in Vas Visser; bij K.B. van 1826. Gerrit Visser bleef daarbij niet achter. In 1838 had hij zich van een familiewapen voorzien. Toen in 1841 de rechten van de heerlijkheid Hazerswoude vrijkwamen door het overlijden van W. Baron Roëll van Hazerswoude, kocht hij deze. Sindsdien voegde hij, als ambachtsheer van Hazerswoude, aan zijn achternaam ‘van Hazerswoude’ toe, net zoals Roëll had gedaan.

‘Rondom de fontein tegenover Hotel Scholten [voorheen het hotel Heerenlogement op de hoek Fonteinlaan en Koningin Wilhelminalaan] stonden de equipages van de bekende Haarlemse families en omstreken met de deftige koetsiers en palfreniers, terwijl de inzittenden aandachtig toehoorden, aangegaapt door de omstanders. Menigmaal reed de eigenaar zelf van de bok.’ De concerten in de Hout trokken op zondag bij mooi weer veel publiek en dan was zeker ook Gerrit Visser van Hazerswoude een van de notabelen die zich liet zien, aldus herinnerde de bekende Haarlemmer Pim Mulier zich.

In 1854 kocht Visser van Hazerswoude een groot stuk grond tussen Lijnden en Hoofddorp, waarop hij aan de Oostzijde van de Hoofdvaart zes identieke stolpboerderijen liet bouwen. Een ervan, die hij Westerhout doopte, was in 1858 klaar.

18

Hoeve Westerhout, Hoofdweg O 0372 1980 Foto: Jan Wies Ze stond benoorden de Vijfhuizerweg, maar heeft het veld moeten ruimen voor de taxibaan van Schiphol naar de Polderbaan. Van de zes boerderijen is Boomkamp nog over. Klaas Benjamin van boerderij Boomkamp kreeg in 1860 van Visser van Hazerswoude het zeldzame geschenk van ‘twee schone paarden’, een schimmel en een bruine merrie ‘als blijk van vertrouwen en achting voor zijn getoonde kunde in het ontginnen en productief maken van slecht land’. Boer Benjamin was er verguld mee en dichtte:

Deez' paarden gaf mijn landheer mij Omdat 'k zijn hoogheid eer, Nu rijd ik vergenoegd en blij, En heb twee paarden meer. De dankbaarheid past bij de vreugd. Als men mij gunst betoont; Want werkzaamheid, die boerendeugd, Wordt hier slechts schaars beloond. Het eermetaal door elk begeerd, Wordt wijd en zijd vermeld; Dit schoon geschenk, aan mij vereerd, Is mij meer waard dan geld.

Gerrit Visser van Hazerswoude stierf op 1 juni 1872 op Westerhout. Zijn zoon, de jurist Dirk Visser van Hazerswoude, was op 30 september 1859 in Zaltbommel getrouwd met jonkvrouw Marie Anne Catherine van Merlen (1835-1922) uit Deil, dochter van generaal jonkheer Bernard van Merlen en Gerrigje Adriana van Everdingen. Zij verhuisden in 1872 vanuit Amsterdam naar Westerhout.

Zijn zuster Clasina Visser van Hazerswoude (1839-1912) in Heemstede was ook in 1859, maar twee weken eerder, in het huwelijk getreden met de broer van Marianne, jonkheer Jean Baptiste van Merlen (1833-1909) uit Deil. Jean Baptiste van Merlen en zijn vrouw vestigden zich, na een korte periode in Arnhem, in Haarlem. In 1873 verhuisden ze naar Heemstede, waar ze van de erfenis die Clasina van haar vader Gerrit Visser van Hazerswoude had gekregen, de buitenplaatsen Bosbeek en Groenendaal in Heemstede hadden gekocht. Ritmeester Van Merlen nam ontslag uit het leger. Hij manifesteerde zich sindsdien als grondeigenaar en gemeentebestuurder, met aandacht voor huizen- en wegenbouw.

De ouders van broer en zus Van Merlen volgden hun kinderen naar Kennemerland. Vanaf 1873 tot zijn overlijden in 1890 woonde de gepensioneerde generaal Bernard van Merlen in Vredelust aan het Plein Mr. Dirk Visser van Hazerswoude (Houtplein). Hij was zeer gedreven om van jonkheer tot

19 baron te promoveren, wat niet lukte, maar wel werd hij de naamgever van de Haarlemse Schietvereniging.

Het kinderloze echtpaar Dirk en Marianne Visser van Hazerswoude is in hoge mate maatschappelijk geëngageerd. Visser van Hazerswoude is iemand met vele verdiensten. Hij was van 1856 tot 1867 advocaat in Amsterdam. Natuurlijk was hij ook landeigenaar, maar vooral geïnteresseerd in land- en tuinbouw. Hij was eerst lid en later voorzitter van het hoofdbestuur van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. Daarnaast was hij voorzitter van de in 1872 opgerichte Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde. Hij organiseerde en financierde tentoonstellingen op dit gebied. Ook was hij voorzitter van de oprichtingsvergadering van de Haarlemse afdeling van Groei en Bloei. Van 1883 tot aan zijn overlijden in 1890 was hij kamerlid voor de liberale partij, eerst van de Eerste Kamer voor Noord-Holland en daarna van Tweede Kamer voor de districten Hoorn resp. Enkhuizen.

Conflict met het Rijk Dirk Visser van Hazerswoude woont nog maar net op Westerhout of hij krijgt een conflict met het Rijk, in casu de minister van binnenlandse zaken. Het gaat over een ijzeren hek van 1.10 meter hoog, dat Visser ‘op de berm van de rijksstraatweg voor zijn buitenplaats Westerhout onder Heemstede’ heeft geplaatst. Preciezer gezegd, over een deel van dit hek, een stuk van 34,5 meter. Want het noordelijk gedeelte ervan, lang 330 ellen (90 meter), valt binnen het gedeelte van de Wagenweg dat door de gemeente Haarlem wordt beheerd. En Haarlem heeft geen probleem met Vissers hek.

Als Visser geen gevolg geeft aan de eis van het Rijk om het ijzeren hek weg te halen, halen de overheidsdienaren zelf het ‘Heemsteedse’ gedeelte van de hek en de beplanting weg. De ‘Heemsteedse’ berm wordt in de oude staat teruggebracht. Hek en struiken en planten worden op Westerhout gedeponeerd. Alleen de tuinbaas van Westerhout komt even vragen wat ze aan het doen zijn. De tuinbaas van de buitenplaats was Jan Thomas van Eijkeren. Hij was verantwoordelijk voor de plantencollectie van Westerhout.

Wanneer Visser later het gras op de berm laat maaien en binnenhalen, wordt dit als een vergrijp tegen het Rijk beschouwd. De minister stemt ermee in dat deze stroperij aan de rechtszaak wordt toegevoegd. Door dit geschil hebben we nu een precies beeld van de oude staat. Voor de buitenplaats langs was een stukje erf van Visser, daarna een sloot, vervolgens een voetpad langs de Wagenweg en dan de steenweg. De burgemeester van Heemstede had Visser toegestaan de sloot te dempen, mits hij deze verving door een ondergronds riool, dat aan specifieke eisen moest voldoen. Het water van de sloot, die ook de functie van riool had, moest wel kunnen doorlopen.

Van het Rijk mocht Visser het ‘Heemsteedse’ hek wel ter hoogte van de westelijke kant van de gedempte sloot plaatsen. Deze sloot was echter niet recht en het hek moest de slingerende walkant volgen. Het hek mocht staan: 7 meter uit de as van de weg bij de Meester Lottelaan, 10,10 meter bij de noordzijde van de in- en uitrit van Westerhout, 9,60 meter bij de zuidzijde van deze in- en uitrit en 9,20 meter ter hoogte van de grens met Spruitenbosch. Waar had Visser het hek geplaatst? 2,35 meter uit de buitenkantlaag van de bestrating, waar de eigendomsgrens volgens hem al in 1836 lag. Macht werkt sneller dan recht, maar korter. Na vier jaar stelde de rechtbank van Haarlem Visser in het gelijk.

Visser, ambachtsheer van Hazerswoude. De Vissers van Hazerswoude vatten hun rol als ambachtsheer van Hazerswoude serieus op. Hun bezittingen en rechten in het Zuid-Hollandse leveren geld op. Fortuin verplicht. ‘Wij moeten het voorbeeld geven’, aldus Dirk Visser van Hazerswoude. Voor de dorpelingen zijn de Vissers en ook de Van Merlens weldoeners en welhaast ‘blauw bloed’. Zo haalt daar op 20 oktober 1897 het nieuws de voorpagina, dat de paarden voor een rijtuig waarin Clasina Visser van Hazerswoude en haar man zaten, in de Haarlemse Wilhelminastraat op hol

20 sloegen en dat de paarden in de voorkamer van een huis over de Raambrug tot stand kwamen. Het tweetal kon daar ongedeerd uit het rijtuig springen.

Hazerswoudse kinderen zingen: ‘Naar Westerhout, naar Westerhout’. Ze gaan in augustus 1895 voor hun jaarlijkse schoolreisje naar Westerhout, de buitenplaats met het herenhuis van rode baksteen aan de Wagenweg. Daar worden ze vorstelijk onthaald door de dan zestigjarige bewoonster.

“Naar Westerhout, naar Westerhout “Gaat deze kinderschaar. “Daar wacht ons pret en spel en zang, “Daar klink het luid: ‘Zij leve lang!’ “Naar Westerhout, naar Westerhout, “Zij leve honderd jaar!”

Bij hun vertrek om 6 uur zingen ze:

“Komt zo’n blijde dag ooit weer?, “Scheiden, o scheiden, o scheiden doet zeer.”

De schoolreis van Hazerswoudse kinderen naar Westerhout is een traditie. Hoe groot is de kinderschaar? Meester A. Fortgens, die het jaarlijkse schoolreisje organiseert, is niet alleen hoofd van de openbare school in Hazerswoude maar ook voorzitter van de vereniging Trouw Schoolbezoek. Zestig tot honderd leerlingen, in 1895 zijn het er zeventig. Leerlingen uit de hoogste klassen gaan mee. Kinderen die meer dan vijf of zes keer in het schooljaar verzuimd hebben, blijven thuis.

Alles stelt het echtpaar en na 1890 de douairière in het werk om hen een onvergetelijke dag te bezorgen. De regionale pers doet hiervan uitgebreid verslag: de boottocht van Hazerswoude naar Haarlem, de plichtplegingen, de mallemolen op het terrein, optochten, ‘een dejeuner diner, waarbij taarten met toepasselijke inscripties rondgingen’ [in de oranjerie], en de kinderen mochten elk een speelgoedartikel of een voorwerp van “nut en smaak” uitzoeken; de goochelaar en gangmaker de heer Bamberg, die een kindervoorstelling gaf ‘in goocheltoeren, mimiek en plastische voorstellingen’, en men ‘in de tuin met Bamberg de kinderen “tusschen Keulen en Parijs” speelde, waarbij de 71-jarige grijsaard nog even vlug toonde te springen als jongens van 10 à 12 jaren’. De Rijnbode schrijft op 24 augustus 1902 onder meer: “Behalve dat het wandelen op het fraaie ‘Buiten’ reeds afzonderlijk een groot genot verschafte, werd nog tot tweemaal toe een optocht georganiseerd en trok men onder opwekkende muziek van ‘de Harmonie’ door de lanen van het park, wat ongemeen veel bekijks ook buiten ‘Westerhout’ uitlokte.”

Hoe zag het er inmiddels aan de Wagenweg uit? Zie de foto van ca. 1890. Links Wagenweg 25, de uitbouw is van smederij Felix, daarna bebouwing tot de Meester Lottelaan.

21

Kaart: situatie 1883

De twintigste eeuw Westerhout Inmiddels was de bebouwing in Westerhout langs de Wagenweg vanuit de richting Haarlem al toegenomen. De straatweg werd heel geleidelijk aan een straat. De schoolreis van 1902 was de laatste in Westerhout, want de weduwe Visser van Hazerswoude verkocht haar buitenplaats. Ze koos ervoor om in Bloemendaal te gaan wonen. Voortaan gaan de Hazerswoudse kinderen naar haar nieuw gebouwde villa, Huize Karmel, in Bloemendaal. Dit gebeurde nog in 1917. Hun wens ‘zij leve honderd jaar’ gaat bijna in vervulling, want ze is ver in de tachtig als ze in 1922 overlijdt.

In 1915, tachtig jaar oud, keek ze terug op Westerhout. ‘Het was een prettig, groot huis, groter dat dit. ’s Winters woonden we in Amsterdam. Twee huizen zijn een hele last, maar er was één voordeel aan verbonden; ik had nooit last van de schoonmaak.’ Zoals gezegd was het echtpaar Visser van Hazerswoude kinderloos. Waarschijnlijk daardoor is 2 oktober 1902 een belangrijke datum voor nogal wat latere Westerhoutjes geworden. Want deze dag van de veiling markeert het einde van de buitenplaats Westerhout en het begin van de ‘verstening’ van het gebied, die al in 1905 begint.

De naam Van Merlen is bekend in Haarlem en omstreken. Het gebouw Schouwtjeslaan 63, oorspronkelijk staande in het weilandengebied dat tot Westerhout behoorde, is in 1909 door mevrouw Visser van Hazerswoude (‘Ik ben toch een soldatenkind’, zei ze in 1915) geschonken aan de naar haar vader vernoemde schietvereniging ‘Generaal van Merlen’, zoals de grote plaquette op het gebouw aangeeft. Hier komt ze in 1910 aan bij dit gebouw.

De Van Merlenstraat (1911) om de hoek van dit gebouw is ook als eerbetoon bedoeld. Nog vaker komt de naam van Van Merlen in Heemstede voor. Maar hun edel blazoen is niet zonder smet. Want terwijl de Van Merlens een heel mooie sier hebben gemaakt van het geld van de ingetogen Vissers van Hazerswoude, hebben ze willens en wetens nagelaten hen in de eer te laten delen. Zeker mr. Dirk Visser van Hazerswoude verdient het om herinnerd te worden.

22

Verkoop van Westerhout in 1902 Het Nieuws van den Dag van 3 oktober 1902 meldt: ‘Te Haarlem is gisteren de fraaie buitenplaats „Westerhout”, van Mevr. Visser van Hazerswoude, aan den Wagenweg, onder Heemstede, in openbare veiling in massa gekocht voor f 124960.- door den architect J. van de Ban, voor de ‘Eerste Kennemer Bouwmaatschappij’.(...) Westerhout zal zeer waarschijnlijk als bouwterrein geëxploiteerd worden.’

Waaruit bestaat deze buitenplaats precies? De gehele buitenplaats is groot 2 hectaren, 14 aren en 40 centiaren, aan de westzijde begrensd door de Wagenweg, aan de noordzijde door de Meester Lottelaan, en aan de zuidzijde door ‘Spruitenbosch’. De eeuwenoude scheidingsmuur tussen de buitenplaatsen Westerhout en Spruitenbosch staat er nog gedeeltelijk. Aan de oostzijde ligt Westerhout tegen ‘Houtrust’ aan, een perceel van 1700m2 dat tegelijk in de verkoop gaat. Het buiten Hout Rust werd gesloopt en vervangen door de huidige Van Loghem villa Houtrust, Wilhelminalaan 16.

De verkoopbrochure geeft voor Westerhout negen kavels van verschillende grootte aan. Verreweg het grootst, 16105 m2, is kavel VIII, die wordt omschreven als ‘De Buitenplaats genaamd “Westerhout” bestaande uit kapitale Heerenhuizing, bevattende Vestibule, drie Kamers en Zaal, Keuken, Bijkeuken, Kelder, enz. Boven vijf Kamers, Badkamer en ruimen Zolder met Dienstboden- en Strijkkamer. Voorts fraai aangelegd Park met zwaar opgaand Geboomte, Vijver enz, zeer aangenaam gelegen aan de Wagenweg en strekkende tot nabij de Haarlemmerhout.’ De voorgevel van het herenhuis is ± 60 meter breed.

Tegen de Meester Lottelaan aan bevinden zich zes kavels, de I t/m VI, over een totale lengte van 102 meter. Van oost naar west bezien is de eerste kavel 20x27m, de tweede 22x27m. De kavels I tot en met VIII van Westerhout.

Op de eerste kavel staat de nieuwe Oranjerie, gebouwd in 1893.

23

De tweede kavel wordt grotendeels in beslag genomen door de Volière.

Deze beide percelen vallen binnen het gebied van het eerder genoemde huis ‘De Ploeg en Zijde Spek’. Daarop aansluitend zijn er drie minder diepe bouwkavels, de III t/m VI, van ca. 22x20 m en een laatste kavel van 50x20m; d.w.z. 50m langs de Meester Lottelaan en 20m langs de Wagenweg. Dan volgt kavel VII, even groot als kavel VI en daaraan grenzend, met de korte kant van 20m langs de Wagenweg. Deze kavels III t/m VII vormen het grootste gedeelte van de warmoesgrond die De Neufville in 1750 van de stad Haarlem had gekocht.

Ten slotte kavel IX, de grootste op kavel VIII na. Deze wordt beschreven als ‘Het Koetshuis en Stalling voor 6 Paarden, met Hooizolder, Palfrenierskamer, benevens Koetsiers- en Tuinmanswoningen en Erven, aan de Wagenweg, naast het voorgaande en verder belend[end] aan de Buitenplaats “Spruit en Bosch”.’ Dit is de kavel van ca. 30x29 meter waarop nu de huizen Wagenweg 55-59 staan. De grens tussen de buitenplaatsen Westerhout en Spruitenbosch is altijd recht geweest en liep van de zijgevel Wagenweg 59 tot aan de Hout.

Westerhout’ links en rechts kavel IX, ‘Koetshuis enz.’

Verscheidene zaken zijn van de verkoop uitgesloten. Het gaat om ‘de houten knechtskamer’ en ‘de geheele serre, grootendeels van glas’ aan het herenhuis. In het herenhuis betreft het ‘de beide geschilderde ruiten in de uitgebouwde kasten van de eetzaal; de vier glazen kasten van de eetzaal met de planken, het achterschot en de rood laken bekleding; het raam met de geschilderde ruit van het trapportaal; het satijnen behangsel in de groote salon; de beide gesmeed ijzeren hekjes in de groote salon; het satijnen behangsel in het bovenboudoir; de schoorsteenmantel in dat boudoir; de beide groote geschilderde deurpaneelen in de deur naar den corridor van het boudoir; de ijzeren wijnrekken in de kelder.’

‘Op de plaats’ zijn van de verkoop uitgesloten ‘het houten strijkhuis op steenen voeting en gedeeltelijk met leien bedekt; het tentje van hout en zink’. Het strijkhuis, dat groter was dan de oranjerie, stond oostelijk van het ‘koetshuis enz.’, vermoedelijk waar zich Westerhoutpark 2a, 2b en 2c bevinden. Verder nog ‘twee gebouwtjes (zomerhuizen) staande dicht bij den Haarlemmerhout, eene grootendeels van glas met één glazen deur, het andere met drie

24 dubbele openslaande deuren (grootendeels van glas)’, en tot slot op de plaats ‘de houten tent met glas, grenzende aan de oranjerie.’

Buiten de verkoop vallen ook ‘het zonnescherm met de daarbij behoorende tafel en vier stoelen; al het hekwerk van gevlochten ijzerdraad; al de bloemen en planten zich in de broeibakken bevindende; eenige planten, heesters en boompjes waarvan aanwijzing zal geschieden bij het bezichtigen der plaats.’

Links ‘Westerhout’, dan de in- en uitrit, daarnaast het ‘Koetshuis enz.’.

Waar zijn deze zaken heen gegaan? Naar de nieuwe villa van mevrouw Visser van Hazerswoude in Bloemendaal of naar haar broer Jean Baptiste van Merlen in Heemstede? Ook Nicolaas Vas Visser zou geïnteresseerd kunnen zijn geweest. Nicolaas, die twee maanden oud was toen zijn vader Vasterd Vas Visser in 1844 op Vredenhof overleed, was ook grondeigenaar van beroep. Toen hij nog in het Florapark in Haarlem woonde en mevrouw Visser van Hazerswoude de villa Karmel liet bouwen, was hij bezig met de bouw van Eikenrode in Heemstede, tegenover de Hartenkamp. (Eikenrode stond op de nominatie voor de sloop, toen het in 1992 afbrandde. Nu staat er een appartementencomplex.) Niet iedereen vertrouwde de bedoelingen van de projectontwikkelaar. Tegenstanders kwamen in 1903 met een plan om ‘het park van Westerhout’ voor vernieling te behoeden door er een vogel- en plantentuin van te maken. Maar een consortium om zoiets te realiseren, kwam niet tot stand.

Koetshuis etc. aan de Wagenweg

Koetshuis etc. van de zijkant, gefotografeerd vanaf de achterkant van het buiten Westerhout.

25

De achterkant van het buiten Westerhout.

De bewoonster van Spruitenbosch, de weduwe mevrouw Maria Catharina de Favauge- Barnaart, was er ook niet gerust op. Zij liet in 1905 de erfdienstbaarheid vestigen, dat er geen hijsinrichting mag worden opgesteld op het perceel van Westerhoutpark 1, anders gezegd, daar mag geen industriële activiteit worden uitgeoefend Achterzijde van Westerhout in verval. Tussen 1903 en 1909. Zichtbaar is een stuk van het tracé op de buitenplaats.

.

Sloop en nieuwe bebouwing op “Westerhout” Voorzijde van Westerhout in verval, na 1903.

De bebouwing van het verder verkavelde Westerhout verliep niet snel. Het ‘koetshuis enz.’ op kavel IX (koetshuis en stal waren verbouwd en koetsiers- en tuinmanswoningen gebouwd in 1891) werd verbouwd tot drie woningen aan de Wagenweg, de nummers 55-59. In december 1905 werd het Lutherse Wees- en Oudeliedenhuis Vitae Vesper, Westerhoutpark 36, in gebruik genomen.

Het eerste woonhuis dat gebouwd werd, was waarschijnlijk Westerhoutpark 16. Daarna volgde in 1905 Westerhoutpark 2. Het perceel waarop Westerhoutpark 2 (en later ook nog 2-a-b-c) werd gebouwd, was gekocht door

26 mevrouw De Favauge-Barnaart die op Spruitenbosch woonde. Dit perceel werd niet bij Spruitenbosch gevoegd. In 1906 werden de nummers 4 t/m 8, met de namen Boschwijk, Anno 1906 en Klein Westerhout, alsmede nummer 10 Boschkant opgeleverd.

Nadat de percelen aan de rand van de buitenplaats waren bebouwd, was het Westerhoutpark in feite gerealiseerd. Het echte bomenpark was er nog, zij het verwaarloosd. Maar de bouwdrift ging verder. Daarvoor moest eerst de bebossing van de buitenplaats verder worden gerooid en de villa zelf moest ook nog worden gesloopt. Dit gebeurde niet op stel en sprong.

Eerst komt Hazerswoude in actie! Op 19 december 1909 meldt De Rijnbode: “Als een merkwaardigheid kunnen wij melden, dat onze ‘Vereeniging tot Werkverschaffing’ door aankoop in bezit is gekomen van de voormalige buitenplaats ‘Westerhout’ bij Haarlem, voor eenige jaren nog bewoond door onze geëerbiedigde Ambachtsvrouwe, Mevrouw de Douairière Visser van Hazerswoude, die thans de villa ‘Karmel’ te Bloemendaal bewoont. De boomen, waar vaak Hazerwoudsche kinderen onder speelden, zullen nu worden klein gezaagd door Hazerswoudsche mannen en dus nog brood verschaffen aan werkeloozen in den aanstaanden wintertijd.” Deze vereniging was echter voor zo’n aankoop niet kapitaalkrachtig genoeg. Zou iemand anders dan mevrouw Visser van Hazerswoude deze aankoop gefinancierd hebben?

De meeste woningen van het Westerhoutpark en de nummers 47 en 49 aan de Wagenweg werden rond 1910 gebouwd, maar een aantal nog later. Westerhoutpark 1 werd in 1914 gebouwd. Op de plaats van de in 1913 gesloopte ‘heerenhuizing Westerhout’ verrezen pas in 1923 de witte villa Westerhoutpark 1-A en haar koetshuis Wagenweg 51.

Westerhoutpark 4-8 en 10; 1906, nog niet bewoond. Foto genomen vanaf het nog niet bebouwde middenterrein.

De keuze om het bestaande tracé van de buitenplaats Westerhout te handhaven heeft ertoe geleid, dat een deel van Ploeg en Zijde Spek, voor zover gelegen aan de Meester Lottelaan, feitelijk weer van Westerhout werd afgescheiden. Het Westerhoutpark heeft de voormalige oranjerie van Visser van Hazerswoude aan de Meester Lottelaan, nummer 2, - nu een woonhuis - zijn weliswaar praktische maar ook lelijke steile rug toegekeerd.

Na de Tweede Wereldoorlog werden nog drie vrije percelen bebouwd. In 1952 werden op de tuin die oorspronkelijk deel uitmaakte van het perceel waarop nummer 2 was gebouwd, zogenaamde stadsvilla’s gebouwd, de woningen Westerhoutpark 2a, 2b en 2c.

27

Deze luchtfoto van het Westerhoutpark is van ongeveer 1978 en in ieder geval van voor de sloop van het oude Vitae Vesper in 1981. In 1982 werd er op perceel 41 een flat gebouwd en in 1998 werd de bebouwing van het Westerhoutpark afgerond met het ronde huis nummer 12. En het terrein waarop het inmiddels ook afgebroken nieuwe Vitae Vesper stond, is in 2017/2018 opnieuw bebouwd, met in totaal elf woningen. Aan de Wagenweg zijn tussen de smederij Felix en de Meester Lottelaan drie woningen gebouwd, waar eerder ook al drie woningen stonden. Tussen de Meester Lottelaan en het Westerhoutpark zijn aan de Wagenweg twee woningen gekomen en om de hoek in het Westerhoutpark zes.

Westerhout-Park Het Westerhoutpark was maar enkele jaren een park. De villa Westerhoutpark 4 kreeg de naam Boschkant en nummer 8 die van Klein Westerhout. Maar het bleef geen park. Zoals gezegd kapten Hazerwoudse werklozen de bomen, op de ontboste grond werden huizen gebouwd en het Westerhoutpark kreeg het karakter van een straat. Tegen de oorspronkelijke bedoeling van een park in de trant van het Wilhelminapark in, want anders was er wel de naam Westerhoutstraat aan gegeven en de straat met die naam aan de overkant in het Bosch en Vaartkwartier aan een andere buitenplaats gekoppeld. De namen zijn al op 13 maart 1902, dus voor de verkoop, door de gemeente Heemstede vastgesteld. Bij deze naamgeving en ook die van de straten in het Bosch en Vaartkwartier, heeft Jean Baptiste van Merlen, prominent lid van de Heemsteedse gemeenteraad en zoals eerder gezegd broer van mevrouw Vissers van Hazerswoude, een belangrijke vinger in de pap gehad.

Maar het is niet nodig de parkgedachte te laten vallen. Er zijn beschrijvingen van de bijzondere fraaie tuin van de Dirk Visser van Hazerswoude en zijn echtgenote, van een park dat een semipubliek karakter had. Het zag er heel mooi uit, getuige het volgende citaat.

‘Langs den Hout vergastte de wandelaar zich aan het prachtige uitzicht naar de duinen. (...) Mevrouw Visser van Hazerswoude genoot ook van het ruime vergezicht over de weiden naar de duinen vanuit haar buiten Westerhout. Juist tegenover het huis placht de ooievaar jaarlijks op zijn nest terug te keren. Vooral de pauwen, die achter in de plaats bij den stal in den Hout rustig op het gras rondkuierden, hadden altijd niet minder bekijks, dan de fraai aangelegde tuin.’ Op de foto zien we de pauwen, en een kalkoen, op het gras.

28

En het uitzicht naar de duinen? Nog in 1907 spreekt een Heemsteedse brochure van “het villapark ‘Westerhout’, dat met Spruytenbosch een schoon gezicht heeft op de naburige duinen”. Maar die situatie was toen al een jaar of zes achterhaald.

De beschrijvingen en foto’s maken duidelijk, dat de parktuin van Visser van Hazerswoude, die de traditie van De Neufville in de achttiende eeuw had voortgezet, een toonbeeld van particuliere tuinkunst was. Het zegt veel, dat tegenstanders van de verkoop van Westerhout in 1903 met een plan kwamen vernieling van ‘het park van Westerhout’ te voorkomen. De herinnering aan dit bijzondere park van Visser van Hazerswoude leeft voort in de straatnaam Westerhoutpark.

Versie mei 2017; aangepast 12/2018

Bronnen: de meeste afbeeldingen komen uit het Noord-Hollands Archief. Er zijn enkele eigen foto’s.

29