Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Open ruimte te ONDERZOEK TOT MER

Definitief

Gemeente Herent Wilselsesteenweg 28

2030 Herent

Grontmij Vlaanderen Mechelen, augustus 2011

184469_06, revisie b

Verantwoording

Titel : Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Open ruimte te Herent

Subtitel : ONDERZOEK TOT MER

Projectnummer : 184469

Referentienummer : 184469_06

Revisie : b

Datum : Augustus 2011

Auteur(s) : Veerle Stroobant, Sigrid van de Noort

E-mail adres : [email protected]

Gecontroleerd door : Raïssa Bratkowski

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : Veerle Stroobant

Paraaf goedgekeurd :

Contact : Grontmij Vlaanderen N.V. Stationsstraat 51 B-2800 Mechelen T +32 15 45 13 00 F +32 15 45 13 10 [email protected] www.grontmij.be

184469_06, revisie b Pagina 2 van 48

Inhoudsopgave

1 INLEIDING...... 5 1.1 Inhoud van het rapport...... 5 1.2 Opzet van het RUP waarvoor een onderzoek tot m.e.r. wordt opgemaakt ...... 5 1.3 Initiatiefnemer...... 5

2 BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN ...... 6 2.1 Geografische situering ...... 6 2.2 Beschrijving van het plangebied ...... 6 2.3 Juridische en beleidscontext...... 7 2.4 Doelstelling van het RUP...... 12 2.5 Huidige en toekomstige planologische situatie...... 12 2.6 Alternatieven ...... 15

3 AFTOETSING PLAN-MER-PLICHT VAN RECHTSWEGE...... 16 3.1 Plan-m.e.r.-plicht...... 16 3.2 Noodzaak tot passende beoordeling ...... 16

4 GRENS- OF GEWESTGRENSOVERSCHRIJDENDE MILIEUEFFECTEN...... 17

5 SCOPING...... 18 5.1 Inleiding...... 18 5.2 Scoping ...... 18 5.3 Bespreking scoping...... 21

6 BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN.. 23 6.1 Toelichting...... 23 6.2 Discipline bodem en water...... 23 6.3 Discipline Fauna & Flora...... 28 6.4 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie ...... 37 6.5 Discipline mens-socio-organisatorische aspecten...... 40 6.6 Andere milieudisciplines ...... 42

7 EXTERNE MENSVEILIGHEID ...... 43

8 BESLUIT...... 44

9 ANNEX / AANVULLINGEN EN CONCLUSIES N.A.V. ADVIEZEN...... 45 9.1 Verzoek tot raadpleging...... 45 9.2 Aanvullingen...... 45

BIJLAGE I......

BIJLAGE II......

BIJLAGE III......

BIJLAGE IV......

184469_06, revisie b Pagina 3 van 48

1 INLEIDING

1.1 Inhoud van het rapport

Door de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 dient in het planproces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen te- weegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r’ (milieueffectrap- portage)’ dient uitgevoerd te worden. Hierbij gaat men na of het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben t.o.v. de bestaande situatie voor mens en milieu. Dit onderzoek houdt een beoordeling in aan de hand van de in bijlage I opgesomde criteria van het Decreet van 05 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).

De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ geven aan of de opmaak van een plan-MER al dan niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die in het RUP gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen.

1.2 Opzet van het RUP waarvoor een onderzoek tot m.e.r. wordt opgemaakt

Het gemeentelijk ruimtelijke structuurplan van Herent vormt de basis voor de opmaak van het RUP open ruimte.

Het RUP bakent de natuurlijke en agrarische structuren binnen de gemeente Herent af.

1.3 Initiatiefnemer

Gemeente Herent Wilselsesteenweg 28

3020 Herent

184469_06, revisie b Pagina 4 van 48

2 BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

2.1 Geografische situering

Kaart 1: aanduiding van de gemeente op topografische kaart

Het gemeentelijk RUP beslaat het volledig grondgebied van de gemeente Herent. De gemeente situeert zich centraal in de provincie Vlaams-Brabant.

Herent wordt begrensd door de gemeenten , , , en Kampen- hout.

2.2 Beschrijving van het plangebied

De gemeente Herent wordt doorsneden door 3 grote lijnstructuren, namelijk; de spoorweg Za- ventem – Leuven, de Mechelsesteenweg N26 en de Brusselsesteenweg N2. Langs de spoor- weg liggen de 3 grootste bebouwde kernen van de gemeente, waarvan het centrum van Herent op de kruising met de Mechelsesteenweg. De andere 2 kernen zijn Veltem-Beisem en Winksele die respectievelijk in het zuidoosten en het zuiden gelegen zijn. Vanuit deze kernen vertakken verscheidene wegen waarlangs lintbebouwing is gelegen. Dit is ook het geval langs de as van de N26. De autosnelweg A2 is de harde zuidoostelijke grens van de gemeente. Binnen de gemeentegrens zijn langs de Brusselsesteenweg, ter hoogte van Diependaal, en langs de spoorweg, ter hoogte van het centrum, enkele kleinschalige bedrijvenzones gelegen. Naast de aanwezige woonlinten en bebouwde kernen bestaat de gemeente Herent uit een vrij- wel open landschap van hoofdzakelijk akkers en weilanden. In de westelijke helft en langs de westelijke grens van de gemeente komen diverse bosfragmenten voor. Het Kastanjebos omvat tevens grote gebieden met moerassige gronden. In het zuiden, ter hoogte van de grens met de gemeente Bertem, is een uitloper van het Bertembos aanwezig. De valleien van de Weisetterbeek en de Molenbeek vormen in het oosten de grens met de ge- meente Kortenberg. Het zuidelijk deel van de gemeente is reliëfrijk met de waardevolle boslandschappen gelegen op plateauruggen zoals Bertembos. Uitlopers van deze bossen zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente. Kenmerkend is de aanwezigheid van de steilrand, die als een natuurlijk ba- ken beschouwd wordt en de overgang vormt tussen het Brabant Plateau en Laag België. Eveneens in het zuiden bevinden zich verschillende holle wegen rond Schoonzicht, Galgeveld, Godelinde en Mollekensberg. Door het reliëfrijk landschap in het zuidelijk deel van de gemeente zijn hier verschillende verge- zichten waarneembaar met heel wat afwisseling te wijten aan de colluviale dalletjes en holle wegen die afdalen vanuit het Bertembosmassief naar de omringende valleien.

184469_06, revisie b Pagina 5 van 48

BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

Figuur 1: situering belangrijkste structuren

2.3 Juridische en beleidscontext

2.3.1 Gewestplan

Het gewestplan Leuven werd vastgesteld bij KB van 7 april 1977 (BS 20 april 1977). Het ge- westplan werd gedeeltelijk herzien bij besluit van de Vlaamse regering van 23 juni 1998. Deze gewestplanherzieningen hebben betrekking op:

• De afschaffing van de reservatiestrook voor het doortrekken van de E314 • De afbakening van de waterwinningsgebieden ter hoogte van het Kastanjebos en Langeveld (vermindering in oppervlakte) • Aanduiding van delen van de dorpskernen Veltem-beisem en Winksele als woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde • Aanduiding van landschappelijk waardevol agrarisch gebied tussen Toverberg en Schoon- zicht

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende gewestplanbestemmingen die worden beschouwd als de open ruimte van Herent.

Gewestplanbestemming Aandeel Parkgebied 4% Bufferzone 1% Groengebied 1% Natuurgebied 9% Bosgebied 1% Agrarisch gebied 30% Landschappelijk waardevol agrarisch gebied 26% Tabel 1: Aandeel van de verschillende bestemmingen volgens het gewestplan

184469_06, revisie b Pagina 6 van 48

BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

2.3.2 Bestemmingsplannen

• Gewestelijk RUP Henkelsite (goedgekeurd op 21.01.2005) • Het plan bepaalt herbestemming in functie van stedelijk wonen, gemengde stedelijke activi- teiten, lokale bedrijfsactiviteiten en park. • Gewestelijk RUP Leidingstraat VTN van Voeren tot (goedgekeurd op 30/04/2009)

Gemeentelijke bestemmingsplannen:

• Herbestemmingen fase 1: ° Warotveld ° Wibemptveld • Herbestemmingen fase 2: ° Mollenkensberg ° Dellestraat ° Kroonstraat ° De Kempen ° Neerijsestraat ° Heidestraat ° Mechelsesteenweg-Eikestraat • Herbestemmingen fase 3: ° Reservatiestrook ° Scouts Veltem-Beisem ° Bergen ° Bijlokstraat ° Betlehem ° Henkelsite • Zonevreemde bedrijven fase 1 (Stefrans, Alchimex, Cloedt, Garage Tony en Zonen, Bruno De Winter nv, VRT-gebouw, Millen nv) • RUP Zonevreemde bedrijven fase 2 (Ambachtelijke zone Mechelsesteenweg, Auxilmat, Bo- tanica) • Zonevreemde bedrijven fase 3 (Athos Brabant, Duigemhof) • Zonevreemde sport en recreatie (TC De Vloer, Visvijver Kerkstraat, Visvijver Heersemolen) • RUP Molenveld • RUP Stationsomgeving herent-Noord • RUP zonevreemde woningen

2.3.3 Afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur

Kaart 22: aanduiding HAG

In uitvoering van het RSV stelde de Vlaamse overheid in 2008 een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos voor de regio Zenne-Dijle-Pajottenland, waartoe Herent behoort. Op 24 april 2009 werd de beleidsmatige bevestiging van agrarisch gebied en het operationeel uit- voeringsprogramma goedgekeurd.

Op het grondgebied van de gemeente Herent zijn verschillende gebieden aangegeven als HAG, waaraan ook acties aan gekoppeld zijn, die werden opgenomen in het operationeel uitvoerings- programma. Bij de afbakening van de bestemmingszones in het RUP werd rekening gehouden met de afbakening van HAG.

184469_06, revisie b Pagina 7 van 48

BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

2.3.4 Relatie met ruimtelijke structuurplannen

2.3.4.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

Volgens het GRS maakt Herent deel uit van de Vlaamse Ruit.. Dit is een structuurbepalende stedelijke regio met de grootstedelijke gebieden Antwerpen en Gent, het Vlaams stedelijk ge- bied rond Brussel, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de vier regionaalstedelijke gebieden Leuven, Mechelen, Aalst en Sint-Niklaas.

Verder wordt in het RSV de gemeente Herent aangeduid als buitengebied.

2.3.4.2 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant

Herent maakt deel uit van het Verdicht Netwerk, een uitgestrekte en zeer gediversifieerde regio. Het is niet alleen een stedelijk netwerk maar tevens een netwerk van verschillende ruimtelijke structuren. Herent werd als hoofddorp geselecteerd.

Wat het aspect landschap betreft streeft de provincie naar behoud van rivier- en beekvalleien als een landschappelijke basisstructuur en naar de versterking van de structuurbepalende bos- gebieden. O.a. Bertembos, Silsombos en Kastanjebos werden als gave landschappen geselec- teerd.

Wat de landbouw betreft is het tuinbouwgebied tussen Leuven en Brussel, waar ook de ge- meente Herent deel van uitmaakt, één van de gebieden dat is aangegeven als een groot aan- eengesloten land- en tuinbouwgebied.

Na de aanduiding van de agrarische macrostructuur op Vlaams niveau, zal de provincie deze verder verfijnen. Er worden drie categorieën gehanteerd:

• Gebieden met structurele beperkingen (grondgebonden landbouw staat voorop, bijkomende voorwaarden kunnen worden opgelegd zoals bij voorbeeld aandacht voor het landschap). • Gebieden met agrarische verbreding (nieuwe activiteiten binnen de agrarische sector kun- nen plaats vinden). • Gebieden met structurele verbreding (ook nieuwe activiteiten uit andere sectoren worden mogelijk).

Een belangrijke natuurlijke baken is de steilrand op de overgang van het Brabants Plateau naar Laag België tussen Herent en . De provincie duidt natuurverbindingsgebieden aan van bovenlokaal belang. De Lipsebeek wordt als natuurverbindingsgebied geselecteerd.

Ecologische verbindingen van bovenlokaal belang dienen de natuurverbindingsgebieden te ver- sterken en aan te vullen. De verbinding tussen bosgebieden, de noordelijke Diestiaanheuvels zijn als ecologische verbinding opgenomen.

Het kanaal Leuven – Mechelen is opgenomen binnen een toeristisch recreatief netwerk waar watergebonden toeristisch – recreatieve activiteit ondersteund wordt.

2.3.4.3 Het gemeentelijk structuurplan Herent

Landschappelijk streeft de gemeente Herent streeft naar:

• De verdere landschappelijke ontwikkeling, verbinding en uitbreiding van de valleien van de Molenbeek, de Weisetterbeek en de Lipsebeek. • De opwaardering van de landschapkenmerken van het gebied Lipsebeek - Hoge Beek. • Het behoud van het open landschap ten noorden van de vallei van de Lipsebeek. • De verdere ontwikkeling van de visuele dominantie van het landschap langs het kanaal.

184469_06, revisie b Pagina 8 van 48

BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

• Landschapsinrichting van de op te waarderen agrarische landschappen. • Behoud van het open landschap aan de grens met Wilsele • Ontwikkeling van een landschappelijke poort tussen het stedelijke gebied Leuven en He- rent. • Behoud en het verder accentueren van het open landschap Vlotgras - Wijthamse hoek. • Een samenhangende structuur van bosfragmenten en open landschappen bij het Bertem- bos. • Behoud van de open ruimte tussen de samenhangende structuur van bosfragmenten en open landschappen en de Molenbeekvallei. • Behoud van open ruimte corridors en zichten.

In functie van de gewenste landschappelijke structuur werden volgende selecties in het ge- meentelijk ruimtelijk structuurplan gemaakt:

• Landschaps- en natuurontwikkelingsgebied: het gebied tussen de Lipsebeek en de Hoge Beek en de kanaalzone

• Gebied voor landschapsinrichting: de kern van Buken en Winksel-Delle en het gebied tus- sen de Hoge Beek en Langeveldstraat, Omleiding en Kanaal.

Wat het aspect landbouw betreft streeft de gemeente Herent naar:

• Het behoud van een vitale landbouw: hiermee wordt bedoeld dat de landbouw voldoende mogelijkheden moet krijgen voor een economisch rendabele bedrijfsvoering. Algemeen wordt gestreefd naar aaneengesloten agrarische structuren. Waar aansnijding van open ruimte noodzakelijk is, wordt deze ruimte voornamelijk gezocht in de kleinere, ingesloten gebieden met een beperktere waarde voor de landbouw. • Grondgebonden landbouw waar geen ruimte is voor grootschalige, niet - grondgebonden landbouw. Herent pleit ervoor om in het provinciaal ruimtelijk beleid, de agrarische gebieden op te nemen in de beleidscategorie ‘zone met structurele beperking’. • Beheerslandbouw in de valleigebieden: dit houdt in dat in die gebieden waar de natuurfunc- tie primeert, er een omschakeling moet zijn van akkerland naar weiland en op termijn naar extensief grasland en/of bebossing. In die gebieden worden geen nieuwe of uitbreidingen van bestaande landbouwinfrastructuren toegestaan. • Het vrijwaren van het noordelijke en noordoostelijke open landbouwgebied. Verdere ruimte - inname door niet - landbouwgebonden functies worden vermeden en beperkt tot het strikte minimum. • Landbouw met beheersfuncties in het gebied tussen de Lipsebeek en de Hoge beek. • Het behoud van de open ruimte en een dynamische landbouw in het landbouwgebied Vlot- gras - Wijthamse hoek. De grenzen van de open ruimte worden derhalve strikt vastgelegd. • Ruimte voor landbouw binnen de op te waarderen agrarische landschappen. Er wordt ge- streefd naar een beperking van de versnippering en aan de landbouw duidelijk afgebaken- de compartimenten ter beschikking te stellen. Kleine compartimenten komen in aanmerking voor recreatieve landbouw ( paardenweiden). • Open en aaneengesloten akkers in het zuidelijke landbouwgebied in functie van de realisa- tie van aaneengesloten ruime bosstructuren. Beperkingen ten aanzien van de landbouw kunnen worden gesteld vanuit het oogpunt van erosiebestrijding. Hiervoor zal het erosiebe- strijdingplan de leidraad vormen. • Inplanting van nieuwe landbouwbedrijven in bestaande hoeves en/of aansluitend met be- staande hoeves. Binnen natuurkerngebieden kunnen bestaande hoeves echter niet uitbrei- den. Binnen de natuurkerngebieden kunnen evenmin nieuwe bedrijven worden opgestart.

In functie van de gewenste agrarische structuur werden in het gemeentelijk ruimtelijk structuur- plan volgende gebieden geselecteerd als open agrarisch landschap:

• Het gebied ten noorden van de vallei van de Lipsebeek en ten oosten van de vallei van de Weisetterbeek, ook ten oosten van de Mechelsesteenweg.

184469_06, revisie b Pagina 9 van 48

BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

• Het gebied ten oosten van de Langeveldstraat en de Bijlokestraat. • Het gebied Vlotgras - Wijthamse hoek. • Het gebied tussen de vallei van de Molenbeek en de bossen van de Bovenberg. • Delen van de samenhangende ecologische structuur van bos en open landschapskamers.

Op het vlak van natuur zijn de aandachtspunten:

• De ontwikkeling van de valleigebieden tot samenhangende, zeer waardevolle natuurlijke structuren. Herent stelt naar de hogere overheid toe voor om de samenhangende vallei- structuur op te nemen in het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk. De verbinding tussen de vallei van de Lipsebeek en de Molen- beekvallei kan tevens beschouwd worden als een natuurverbinding onder provinciale be- voegdheid. • De opwaardering van de ecologische structuur van de Lipsebeek en de Hoge beek als ver- binding oost - west. Herent stelt naar de hogere overheid toe voor om deze verbinding te realiseren als natuurverbinding onder provinciale bevoegdheid. • Meer natuurgerichte ontwikkeling langs het kanaal. Er wordt gestreefd naar een opwaarde- ring van de natuurwaarden van de kasteelparken en een natuurgericht beheer van de tus- senliggende akkers en weilanden. • Een samenhangende ecologische structuur aansluitend op Bertembos. De realisatie van de samenhangende ecologische structuur wordt bij voorkeur opgenomen door de hogere overheid door opname in natuurverwevingsbied en/of bosuitbreidingsgebied. Ook de pro- vincie kan hierbij een taak opnemen door het realiseren van deze ecologische verbindingen van bovenlokaal belang. • De realisatie van de bestemming natuur. De volledige realisatie van de bestemming natuur wordt nagestreefd, ook voor deze omvangrijke percelen waarvan een deel zich binnen de bestemming woonzone situeert en daarbinnen al dan niet bebouwd is. • De bescherming en natuurontwikkeling van de holle wegen. Holle wegen moeten worden opgenomen binnen het netwerk van natuurverbindingen. • De versterking van de natuurbeleving en structurele natuureducatie. Er wordt gestreefd naar een toegankelijke natuurlijke structuur door een recreatief netwerk van wandel- en fietswegen.

In functie van de gewenste natuurlijke structuur werden in het gemeentelijk ruimtelijk structuur- plan volgende gebieden geselecteerd als natuurkerngebied:

• Valleigebieden van de Molenbeek, de Weisetterbeek en Lipsebeek en te realiseren land- schappelijke en ecologische verbindingen. • Delen van de samenhangende structuur van bos en open landschapskamers.

In overlapping met de gewenste landschappelijke structuur worden ook het gebied tussen de Lipsebeek en de Hoge beek en de Kanaalzone geselecteerd als landschaps- en natuurontwik- kelingsgebied.

Volgende doelstellingen inzake sport en recreatie in de open ruimte werden vastgesteld:

• Situering van sport en recreatieve voorzieningen op de grens tussen kerngebied en open ruimte. Dit houdt in dat er geen voorzieningen worden gesitueerd in de natuurlijke structu- ren. Door de situering op de grens kerngebied – open ruimte wordt beoogd de actieve re- creatie te koppelen aan een passief recreatief netwerk. De voorzieningen moeten echter wel binnen of aansluitend met het bebouwde gebied worden voorzien. • In Beisem wordt aansluitend aan, maar buiten de eigenlijke vallei van de Molenbeek, een speelbos ingericht. Het speelbos is een verwevingsgebied van natuur en recreatie. In dit geval zal het eerder een combinatie van bos en speelweiden zijn. • Ter hoogte van Mollekensberg wordt eveneens een speelbos ingericht ten behoeve van de jeugdwerking van het centrum. • De bestaande speelterreinen en ingerichte parken worden behouden en verder beheerd.

184469_06, revisie b Pagina 10 van 48

BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

• Er wordt een passief recreatief netwerk uitgebouwd dat vertrekt van de bestaande voetwe- gen. Het netwerk beoogt recreatieve trajecten uit te stippelen die tevens een functionele re- latie vervullen en de recreant in contact brengen met natuur- en landschapswaarden. De voetwegen die deel uitmaken van het netwerk worden bij prioriteit toegankelijk gesteld voor wandelaars en fietsers.

2.4 Doelstelling van het RUP

In het RUP worden de visie en de doelstellingen zoals omschreven in de gewenste agrarische, landschappelijke en natuurlijke structuur van het gemeentelijk ruimtelijke structuurplan van He- rent, integraal overgenomen.

Gezien de indicatieve aanduiding van de verschillende deelruimtes in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werd de begrenzing van de deelgebieden vanuit de landschappelijke, natuurlijke en de agrarische structuur verder verfijnd en opgenomen als verschillende bestemmingszones in het RUP open ruimte. Per bestemmingszone zijn stedenbouwkundige voorschriften opgenomen worden in het RUP die de beleidsvisie en -doelstellingen met betrekking tot de open ruimte juridisch uitvoerbaar, indien nodig afdwingbaar, maken. Deze voorschriften werden opgenomen in het verordenende gedeelte.

2.5 Huidige en toekomstige planologische situatie

Kaart 3: Grafisch plan

2.5.1 Afbakening

Het RUP open ruimte omvat alle gronden binnen de gemeente Herent die zich binnen een gele of groene bestemming volgens het gewestplan of daarmee vergelijkbare gebieden bevinden.

2.5.2 Ruimtelijke begrenzing van de bestemmingszones1

2.5.2.1 Criteria voor de afbakening van de gebieden voor landbouw

Het ‘open agrarisch landschap’ omvat alle percelen gelegen in:

• agrarisch gebied volgens het gewestplan, • landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het gewestplan, • niet gerealiseerde gebieden voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut volgens het gewestplan,

Tenzij deze percelen:

• worden opgenomen in de afbakening van de gebieden voor natuur ter uitvoering van een noodzakelijke ingreep zoals voorzien in de gewenste natuurlijke structuur van het gemeente- lijk ruimtelijk structuurplan van Herent, • vallen onder de hierna volgende specifieke criteria voor de afbakening van de gebieden voor landschapsinrichting en de gebieden voor landschap- en natuurontwikkeling.

Specifieke criteria voor de afbakening van de gebieden voor landschapsinrichting

1 Situatie 2005

184469_06, revisie b Pagina 11 van 48

BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

• alle percelen gelegen binnen agrarisch gebied volgens het gewestplan die ingesloten zijn door woonlinten worden opgenomen, • alle percelen gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het gewestplan die ingesloten zijn door woonlinten, verkavelingen of zonevreemde woningen worden opge- nomen. • Niet gerealiseerde gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut volgens het gewestplan die zich binnen de voornoemde woonlinten situeren en waarvoor geen ontwikke- lingsperspectieven zijn.

Specifieke criteria voor de afbakening van de gebieden voor landschap- en natuurontwikkeling.

• alle permanente graslanden die tussen de bebouwing langs de Mechelsesteenweg en de bebouwing van Doren gelegen zijn worden opgenomen, • alle permanente graslanden langs de Hoge beek en de Lipsebeek worden opgenomen, • alle akkerlanden die grenzen aan de Hoge beek of de Lipsebeek worden opgenomen, • alle akkerlanden die ingesloten zijn tussen de bebouwing langs de Mechelsesteenweg, Do- ren en de permanente graslanden worden opgenomen, • alle percelen langs het kanaal, • alle permanente graslanden langs het kanaal, • alle beboste percelen die volgens het bosdecreet onder de definitie voor bos vallen. • alle percelen aansluitend op de Molenbeekvallei en het Kastanjebos.

2.5.2.2 Criteria voor de afbakening van de gebieden voor natuur

Alle gronden die gelegen zijn binnen de VEN - gebieden zoals afgebakend in de eerste fase en alle SBZ - H zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering die niet binnen voornoemde VEN - gebieden gelegen zijn, alsmede deze die binnen de op het gewestplan afgelijnde bestemming ‘natuurgebied’ gelegen zijn, worden integraal opgenomen binnen het ‘natuurkerngebied’.

Specifieke criteria voor de afbakening van de natuurkerngebieden

• alle percelen die binnen een erkend natuurreservaat gelegen zijn, • alle percelen die binnen een groene bestemming volgens het gewestplan gelegen zijn en die niet zijn opgenomen in de afbakening van de gebieden voor landbouw worden opgenomen, • alle beboste percelen die voldoen aan de definitie voor bos volgens het bosdecreet worden opgenomen, • alle historisch permanente graslanden die grenzen aan beboste percelen en/of in de onmid- dellijke nabijheid van beboste percelen liggen, worden opgenomen, • alle percelen gelegen binnen parkgebied volgens het gewestplan en die vallen onder de de- finitie voor bos volgens het bosdecreet worden opgenomen, • alle graslanden binnen parkgebied volgens het gewestplan, • alle percelen grenzend aan één van vorige bepalingen die binnen een ankerplaats én wor- den aangeduid als marginale landbouwgrond, • alle percelen ter uitvoering van een noodzakelijke ingreep zoals voorzien in de gewenste natuurlijke structuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Herent,

Specifieke criteria voor de afbakening van de samenhangende structuur van bos en open agra- rische landschapskamers

• alle percelen gelegen binnen parkgebied volgens het gewestplan en die vallen onder de de- finitie voor bos volgens het bosdecreet worden opgenomen, • alle graslanden binnen parkgebied volgens het gewestplan, • alle gronden langs de autosnelweg die bebost zijn en zich in een bufferzone volgens het gewestplan bevinden

184469_06, revisie b Pagina 12 van 48

BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

• gronden ten zuiden van de spoorweg die volgens het gewestplan bestemd zijn als land- schappelijk agrarisch waardevol gebied • gronden die volgens het gewestplan bestemd zijn als agrarisch gebied en gelegen zijn tus- sen een holle weg en woongebied, landelijk woongebied of parkgebied

2.5.3 Ontwikkelingsperspectieven volgens het RUP

Op basis van een aantal specifieke criteria werden gebieden voor landbouw en gebieden voor natuur ruimtelijk afgebakend en zowel voor landbouw als voor natuur is een differentiatie ge- maakt op basis van de landschappelijke karakteristieken. Deze worden van toepassing van zo- dra het RUP in werking treedt.

• Open agrarisch landschap is bestemd voor grondgebonden landbouw met aandacht voor het behoud en het versterken van het open karakter van het landschap. Mits aanvraag van een stedenbouwkundig vergunning zijn onderstaande werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen toegelaten: ° Werken nodig voor een rendabele bedrijfsvoering van een bestaand grondgebonden landbouwbedrijf ° Constructies die dienen als schuilgelegenheid voor landbouwhuisdieren indien deze ruim- telijk één geheel vormen met de bestaande landbouwbedrijfsgebouwen ° Werken aan bestaande weginfrastructuur, buurtwegen of voetwegen in functie van toe- gankelijkheid van het landbouwgebied (met uitzondering van holle wegen) ° Werken aan bestaande waterlopen, waterplassen en grachten in functie van waterberging en waterafvoer

• Gebied voor landschapsinrichting zijn bestemd voor landschapszorg met grondgebonden en/of recreatieve landbouw als landschapsbeheerder. Mits aanvraag van een stedenbouw- kundig vergunning zijn onderstaande werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzi- gingen toegelaten: ° Werken nodig voor een rendabele bedrijfsvoering van een bestaand grondgebonden landbouwbedrijf ° Werken noodzakelijk voor recreatieve landbouwactiviteiten van een bestaand grondge- bonden landbouwbedrijf ° Constructies die dienen als schuilgelegenheid voor landbouwhuisdieren indien deze ruim- telijk één geheel vormen met de bestaande landbouwbedrijfsgebouwen ° Werken aan bestaande weginfrastructuur, buurtwegen of voetwegen in functie van toe- gankelijkheid van het landbouwgebied ° Werken aan bestaande waterlopen, waterplassen en grachten in functie van waterberging en waterafvoer ° Werken in functie van teelten van houtachtige gewassen met uitzondering van hoogstam- boomgaarden en korte-omloop-hout waarvan bovengrondse massa periodiek tot maxi- maal 3 jaar na de aanplanting of vorige oogst in zijn totaliteit wordt geoogst

• Landschaps- en natuurontwikkelingsgebied is bestemd voor landschapszorg met grondge- bonden landbouw in functie van natuurontwikkeling en natuurbeheer. Mits aanvraag van een stedenbouwkundig vergunning zijn onderstaande werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen toegelaten: ° Werken nodig voor een rendabele bedrijfsvoering van een bestaand grondgebonden landbouwbedrijf ° Constructies die dienen als schuilgelegenheid voor landbouwhuisdieren ° Werken noodzakelijk in functie van landschapszorg en landschapsontwikkeling ° Werken in functie van buffering tussen bebouwing en landbouwgronden indien streekei- gen en standplaatsgebonden plantsoorten worden gebruikt ° Werken aan bestaande weginfrastructuur, buurtwegen of voetwegen in functie van toe- gankelijkheid van het landbouwgebied

184469_06, revisie b Pagina 13 van 48

BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN

° Werken aan bestaande waterlopen, waterplassen en grachten in functie van waterberging en waterafvoer

• Natuurkerngebieden zijn gebieden bestemd voor natuurbehoud en natuurontwikkeling. Be- perkte werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn toege- staan mits voorafgaande stedenbouwkundige vergunning nl: ° Werken in functie van natuurbehoud, natuurontwikkeling en /of natuureducatie ° Werken aan bestaande weginfrastructuur, buurtwegen of voetwegen in functie van toe- gankelijkheid van het natuurkerngebied ° Werken aan bestaande waterlopen, waterplassen en grachten in functie van het water- systeem van het natuurkerngebied ° Alle afsluitingen in geen andere materialen dan paal en draad of prikkeldraad en/of leven- de streekeigen en standplaatsgebonden plantensoorten noodzakelijk in functie van na- tuurbescherming (niet hoger dan 1,50 m)

• Samenhangende structuur van bos en open agrarische landschapskamers is bestemd voor het behoud, beheer en uitbreiding van bos, grondgebonden landbouw in de open agrarische landschapskamers en het beheer en het ontwikkelen van ecologische verbindingen tussen de landschapskamers en de bosgebieden. Afzonderlijke voorschriften worden opgemaakt voor de structuur van bos en de structuur van open agrarische landschapskamers. Ook hier zijn beperkte werken, handelingen voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen toege- staan mits een voorafgaande stedenbouwkundige vergunning. ° Werken nodig voor een rendabele bedrijfsvoering van een bestaand grondgebonden landbouwbedrijf binnen de open agrarische landschapskamer ° Werken aan bestaande weginfrastructuur, buurtwegen of voetwegen in functie van toe- gankelijkheid van toegankelijkheid van bos en open agrarische landschapskamers ° Alle werken in functie van behoud, beheer en uitbreiding van bestaande bossen en eco- logische verbindingen ° Werken aan bestaande waterlopen, waterplassen en grachten in functie van het water- systeem van de samenhangende structuur bos en open agrarische landschapskamers

• Bouwvrije zones (overlay) zijn over bepaalde gebieden aangeduid.

2.6 Alternatieven

Het hele afbakeningsproces ging gepaard met verschillende overlegrondes waar verschillende partijen bij betrokken waren. Het voorliggende voorstel is een consensus. Bijgevolg zijn geen bijkomende alternatieven behandeld.

184469_06, revisie b Pagina 14 van 48

3 AFTOETSING PLAN-MER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

3.1 Plan-m.e.r.-plicht

De plan-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering hou- dende vaststelling van de categorieën onderworpen aan milieueffectenrapportage, meerbe- paald bijlagen 1 en 2 van het uitvoeringsbesluit van 10 december 2004 (B.S. 17/02/2005).

De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen gerealiseerd worden val- len hier niet onder.

3.2 Noodzaak tot passende beoordeling

3.2.1 Situering speciale beschermingszones (SBZ)

Kaart 4: aanduiding habitatrichtlijngebieden

Er zijn habitatrichtlijngebieden in of in de nabijheid van het plangebied gelegen nl. ‘Valleigebied tussen Melsbroek, , Kortenberg en Veltem’ (BE 2400010) en ‘Valleien van Dijle, Laan en Ijse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’ (BE 2400011). Om die reden werd reeds een voortoets opgemaakt. De voortoets werd gevoegd in bijlage I. Het advies van ANB is in bijlage II bijgevoegd. Zoals geadviseerd door ANB, zal de gevraagde informatie verder in voorliggende nota verwerkt worden.

184469_06, revisie b Pagina 15 van 48

4 GRENS- OF GEWESTGRENSOVERSCHRIJ- DENDE MILIEUEFFECTEN

Gezien de aard van het plan en de ligging van de gemeente (Herent bevindt zich op ruime af- stand van lands- of gewestgrenzen) worden geen grens- of gewestgrensoverschrijdende mili- eueffecten verwacht.

184469_06, revisie b Pagina 16 van 48

5 SCOPING

5.1 Inleiding

De kwetsbaarheid van het gebied wordt nagegaan door het raadplegen van kaartmateriaal. Hiervoor worden verschillende kaarten afgetoetst in functie van de relevante disciplines. Ook de aanwezigheid van bijzondere beschermde gebieden en de mogelijke impact van de uitwerking van het plan (de verschillende bestemmingszones) wordt hierop nagegaan. Indien er geen im- pact verwacht wordt, wordt deze bestemmingszone niet besproken in het onderzoek tot m.e.r. Volgende disciplines komen aan bod: bodem en water (oppervlaktewater en grondwater), fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, mens-socio-organisatorische aspec- ten.

5.2 Scoping

In onderstaande tabel wordt, afhankelijk van de kwetsbaarheden van het gebied nagegaan wel- ke disciplines relevant zijn. De kwetsbaarheid van het gebied wordt hierbij in kaart gebracht aan de hand van de voorkomende bijzondere beschermde gebieden, bijzonder kwetsbare ge- bieden en het verkeersgenererend karakter van het gebied.

De bijzonder beschermde gebieden zijn:

• De speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betref- fende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; • Een gebied aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis; • Een beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aange- geven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescher- ming van de kustduinen. • Natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; • Bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en ermee vergelijkbare gebieden, aangewe- zen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; • Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone; • De waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoe- ring van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbe- heer; • Het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betref- fende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (zie kaart 10);

Bijzonder kwetsbare gebieden zijn:

• Gebieden met slechte drainage (drainageklasse f, g of i) • Gevoelige bodems (veengronden, kleigronden) • Recent overstroomde gebieden

184469_06, revisie b Pagina 17 van 48

SCOPING

• Gevoelige gebieden volgens de watertoetskaarten • Waardevolle en zeer waardevolle gebieden op de biologische waarderingskaart • Stiltegebieden • Erfgoedlandschappen volgens BPA of RUP • Gebieden aangeduid op de landschapsatlas • Bouwkundig erfgoed • Archeologische site • Landbouwgronden met hoge of zeer hoge waardering volgens de landbouwtyperingskaart • Landbouwgronden gelegen binnen herbevestigd agrarisch gebied (HAG)

Externe mensveiligheid zal als een afzonderlijk hoofdstuk behandeld worden.

Onderstaande tabel geeft een overzicht volgens volgende bestemmingszones:

1. open agrarisch landschap 2. gebied voor landschapsinrichting 3. landschaps- en natuurontwikkelingsgebied 4. natuurkerngebied 5. samenhangende structuur: open agrarische landschapskamers 6. samenhangende structuur: bos

De scoping en de effectbespreking zal gebeuren in functie van deze 6 deelgebieden.

184469_06, revisie b Pagina 18 van 48

Tabel 2: overzicht van de te verwachten milieueffecten per discipline per bestemmingszone

1 2 3 4 5 6 Bodem en water Waterwingebied type I of II (X)2 X X Bodemkaart (X) X X Drainagekaart X X X X Overstromingsgevoelige gebieden (ROG of volgens watertoetskaart) (X) X X Infiltratiegevoelig X X X X X X Grondwaterstromingsgevoelig X Fauna/flora Natura 2000 X X X Ramsar-gebied (nvt) Beschermd duingebied (nvt) VEN X X Natuurgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of ermee verge- X lijkbare gebieden Bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, …. X X X (Zeer) waardevolle gebieden volgens de BWK X X Stiltegebieden (nvt) Landschap, onroerend erfgoed en archeologie Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten X X X X Archeologisch erfgoed X X X X X X Landschapsatlas X X X X X Mens – socio organisatorische aspecten Landbouwgronden met (zeer) hoge waarde volgens landbouwtyperingskaart X X X X HAG X X (X) X Mobiliteit (verkeersgenererend karakter) - nvt Externe mensveiligheid X X X X X X

2 Beperkte oppervlakte

184469_06, revisie b Pagina 19 van 48

5.3 Bespreking scoping

Indien de tabel geen aanduiding geeft over een mogelijk in te schatten effect dan kan er voor dit bepaald gebied binnen de contour van uitgegaan worden dat er geen impact verwacht wordt. Binnen de discipline zal voor deze perimeter dan ook geen verdere bespreking van de milieuef- fecten gebeuren. Indien uit de tabel blijkt dat er een impact verwacht wordt, worden enkel die zone besproken die een mogelijk effect kan genereren.

5.3.1 Bodem en water

Kaart 5: bodemkaart

Voor het interpreteren van de bodemkaart werd rekening gehouden met de aanwezigheid van kwetsbare bodems zoals kleibodems, veenbodems. Voor volgende gebieden wordt er geen effect op bodem verwacht aangezien deze volgens de bodemkaart niet in kwetsbare bodems gesitueerd zijn:

Deelgebied 2: gebied voor landschapsinrichting Deelgebied 3: landschaps- en natuurontwikkelingsgebied Deelgebied 4: natuurkerngebied

Kleigronden zijn fragmentair en verspreid en voornamelijk in het zuidelijk deel van de gemeente aanwezig.

Kaart 6: drainageklassen

Volgens de drainagekaart zijn onderstaande deelgebieden niet gelegen in een (zeer) nat ge- bied, nl. drainageklasse f, g, h.

Deelgebied 5: samenhangende structuur: open agrarische landschapskamers Deelgebied 6: samenhangende structuur: bos

De meest natte gronden zijn voornamelijk in het noordelijk deel van de gemeente aanwezig. De impact op de andere gebieden komt aan bod bij de effectbespreking.

Kaart 7: aanduiding van de waterlopen Kaart 8: waterwingebieden

Binnen het plangebied zijn 2 waterwingebieden aanwezig.

Volgende deelgebieden vallen buiten het waterwingebied:

Deelgebied 2: gebied voor landschapsinrichting Deelgebied 5: samenhangende structuur: open agrarische landschapskamers Deelgebied 6: samenhangende structuur: bos

Kaart 9: ROG Kaart 10: overstromingsgevoelige gebieden (watertoetskaart)

In het kader van de watertoets werden verschillende kaarten aangegemaat, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het gebied. Deze kaarten geven volgende informatie: over- stromingsgevoeligheid, infiltratiegevoeligheid, grondwaterstromingsgevoeligheid, aanwezigheid van winterbed, hellingenkaart, erosiegevoeligheid. Volgens de kaart met overstromingsgebieden wordt er geen impact verwacht in volgende ge- bieden:

Deelgebied 2: gebied voor landschapsinrichting Deelgebied 5: samenhangende structuur: open agrarische landschapskamers

184469_06, revisie b Pagina 20 van 48

SCOPING

Deelgebied 6: samenhangende structuur: bos

Voor de overige deelgebieden zal dit bij de effectbespreking behandeld worden.

Kaart 11: infiltratiegevoeligheid (watertoetskaart)

Al de deelgebieden zijn gedeeltelijk aangegeven als infiltratiegevoelig gebied. Gebieden die aangegeven zijn als infiltratiegevoelig laten de mogelijkheid toe om te infiltreren. Om infiltratie- gevoelige gebieden te bepalen wordt o.a. rekening gehouden met bodemtype, drainageklasse, overstromingsgevoeligheid.

Kaart 12: grondwaterstromingsgevoelig (watertoetskaart)

Enkel delen van deelgebied 4 vallen binnen grondwaterstromingsgevoelig gebied. Het gaat voornamelijk over de valleigebieden De andere gebieden zullen bijgevolg niet aan bod komen bij de effectbespreking.

5.3.2 Fauna en Flora

Kaart 2: gewestplan Kaart 4: afbakening SBZ-gebied Kaart 16: bosgebieden Kaart 17: VEN-gebied

Enkel de deelgebieden 4 en 6 (en een zeer beperkt deel van deelgebied 3 zijn gelegen in SBZ- H, VEN of bijzonder gebied op het gewestplan. De andere gebieden zullen bijgevolg geen effect hebben op deze afbakeningen.

Kaart 15: biologische waarderingskaart Kaart 18: aanduiding van de habitats

Het merendeel van aaneensluitende biologisch (zeer) waardevolle gebieden volgens de BWK zijn gelegen in de deelgebieden 4 en 6. Volgende gebieden wordt geen effect verwacht en zul- len bijgevolg niet aan bod komen bij de effectbespreking:

Deelgebied 1: open agrarisch landschap Deelgebied 2: gebied voor landschapsinrichting Deelgebied 3: landschaps- en natuurontwikkelingsgebied Deelgebied 5: samenhangende structuur: open agrarische landschapskamers

5.3.3 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

De deelgebieden 2, 3 en 4 zijn niet in de omgeving van een beschermd monument of dorps- gezicht of landschap gelegen. Hier wordt dus geen impact verwacht.

Volgens de landschapsatlas is vooral het zuidelijk en westelijk gebied aangeduid als relictzone en/of ankerplaats. De deelgebieden gelegen buiten deze afbakeningen worden niet besproken bij de effectbesprekingen. Het gaat enkel over deelgebied 2.

5.3.4 Mens – socio-organisatorische aspecten

De impact op de discipline mens-socio-organisatorische aspecten zal in zijn algemeenheid be- sproken worden bij de effectbespreking. Belangrijk hierbij is de aanduiding van herbevestigd agrarisch gebied en de waarde van de landbouwgebieden volgens de landbouwtyperingskaart. Algemeen wordt verwacht dat de verkeersgenerende impact van het plan beperkt of nihil zal zijn.

184469_06, revisie b Pagina 21 van 48

6 BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

6.1 Toelichting

In dit hoofdstuk wordt per relevante discipline een beoordeling van de milieueffecten gegeven, rekening houdend met de voorgestelde bestemmingszone en de bestaande toestand. Indien effecten optreden kunnen maatregelen voorgesteld worden die in de voorschriften van het RUP vertaald worden. De effectbeoordeling gebeurt voor de deelgebieden waar uit Tabel 2 bleek dat een mogelijk ef- fect kan optreden.

6.2 Discipline bodem en water

6.2.1 Beschrijving plangebied

Kaart 5: Bodemkaart

De meest gevoelig bodems zijn kleibodems en bodems waar veen wordt aangetroffen. In de gemeente zijn overwegend zandleem (noorden en noordoosten) en leembodems (zuiden) aan- wezig. Volgens de bodemkaart zijn geen veenbodems aanwezig in het plangebied. Kleibodems zijn verspreid en fragmentair en zijn voornamelijk in het zuidelijk deel (ten zuiden van de spoor- weg) aanwezig. Dit komt overeen met delen van de deelgebieden 1, 5 en 6.

Kaart 6: Drainagekaart

De meest gevoelige bodems zijn diegenen met drainageklassen f, g of i. De natste bodems zijn in het noordelijk deel van de gemeente aanwezig met zeer natte gronden ter hoogte van het Kastanjebos en de beekvalleien. De meest natte gronden zijn aanwezig in de deelgebieden 1 t/m 4.

Kaart 7 duidt de verschillende waterlopen met categorie aan op het grondgebied van de ge- meente Herent. Al de waterlopen maken deel uit van het Dijlebekken, het noordwestelijke deel heeft een dicht waterlopennetwerk, in het zuidoostelijk deel komen geen waterlopen voor. De belangrijkste waterlopen zijn de Molenbeek, op de grens met de gemeente Kortenberg, Weiset- terbeek, Lipsebeek en Hoge beek (zie ook Figuur 1: situering belangrijkste structuren). Het kanaal Leuven-Mechelen vormt de oostelijke grens van de gemeente.

De gemeente ligt in het noordelijk deel van het stroomgebied van de Dijle en wordt gekenmerkt door drie verschillende hydrografische zones:

• De zone van de Weesbeek waarin zich de Molenbeek, de Weisetterbeek, de Leibeek en de Nekwinkelbeek bevinden. • De zone van de Leibeek/Laakbeek waar de Lipsebeek, de Beek en de Hogebeek doorstro- men. • De zone Dijle van monding Dijle vierde arm (excl.) tot monding Demer (excl.) die de Wijg- maalsebeek omvat.

184469_06, revisie b Pagina 22 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

Volgens de Belgisch Biotische Index3 (biologische waterkwaliteit) is de waterkwaliteit matig in de Lipsebeek en de Leibeek, ter hoogte van het kanaal Leuven-Mechelen, meetpunten gelegen buiten de gemeente Herent. Op de overige waterlopen zijn geen gegevens gekend voor wat de BBI betreft. Volgens de meetpunten is de Hoge beek verontreinigd, de Sint-Jobsbeek, een zij- gracht van de Lipsebeek en de Terbankbeek matig verontreinigd voor wat de chemische water- kwaliteit betreft. Op de andere waterlopen zijn geen meetpunten aanwezig.

Voor wat de maatregelen naar waterkwaliteit (aansluitingen afvalwater) toe betreft kan verwe- zen worden naar het zoneringsplan (geoloket.vmm.be). Hier wordt voor het volledige grondge- bied van Herent aangeduid welke woningen behoren tot het centraal gebied, welke woningen deel uitmaken van het collectief te optimaliseren of geoptimaliseerd buitengebied en welke wo- ningen een individuele behandeling van afvalwater (IBA) dienen te voorzien. De woningen die deel uitmaken van het collectief te optimaliseren gebied zullen op termijn aan- sluiten op de riolering zodat het afvalwater kan doorgevoerd worden naar de waterzuiveringsin- stallatie. Geïsoleerde woningen zullen op termijn een IBA moeten voorzien. De kernen van de deelgemeenten maken deel uit van het centraal gebied. Lintbebouwing maakt voornamelijk deel uit van het collectief te optimaliseren buitengebied. Verspreid over het grondgebied zijn woning aangegeven waar het voorzien van een IBA noodzakelijk is.

Figuur 2: zoneringsplan gemeente Herent Bron: geoloket.vmm.be

Kaart 8: Waterwingebieden

Er zijn 2 waterwingebieden aanwezig nl. ter hoogte van het Kastanjebos en ten noordoosten van de kern van Herent. Binnen de beschermingszones gelden maatregelen die in acht moeten genomen worden die worden opgelegd door de verantwoordelijke administratie. De maatrege- len zijn afhankelijk van de zone. De strengste maatregelen gelden in zone I, de centrale zones. Deelgebieden 1, 3 en 4 overlappen deels met type I of II.

Kaart 9: ROG Kaart 10: Overstromingsgevoelige gebieden (watertoetskaart)

3 Databank VMM – gegevens 2008

184469_06, revisie b Pagina 23 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

Vooral de vallei van de Molenbeek en de Hoge beek zijn aangegeven als recent overstromings- gebied (ROG), voor het overige zijn nog een beperkt aantal fragmentaire gebieden als ROG aangeduid. De overstromingsgevoelige gebieden volgens de watertoetskaart zijn de vallei van de Molen- beek en voor een beperkt deel de vallei van de Hoge beek aangeduid als recent overstro- mingsgevoelig. Het grootste deel van de overstromingsgebieden zijn aanwezig in deelgebied 4.

Kaart 11: Infiltratiegevoelige gebieden (watertoetskaart)

Verschillende delen van de gemeente zijn aangeduid als infiltratiegevoelig. Deze gebieden zijn verdeeld over de verschillende bestemmingszones (of deelgebieden), voornamelijk in het noor- den, noordoosten en centrale gedeelte. Het grootste deel van de gemeente is aangegeven als niet-infiltratiegevoelig.

Kaart 12: Grondwaterstromingsgevoelige gebieden (watertoetskaart)

Voornamelijk de vallei van de Molenbeek is aangegeven als grondwaterstromingsgevoelig. Verder zijn beberkte delen van de vallei van de Lipsebeek (en zijbeek) en Hoge beek en het centrum van Winksele eveneens aangeduid als grondwaterstromingsgevoelig. De bestem- mingszone die hiermee overeenstemt (met uitzondering van bebouwde kernen) is deelgebied 4. Met uitzondering van het zuidelijk deel van de gemeente – dat als weinig gevoelig is aangeduid, is de rest van de gemeente als matig gevoelig weergegeven.

Kaart 13: erosiegevoeligheid (watertoetskaart) Kaart 14: hellingenkaart (watertoetskaart)

De grootste reliëfverschillen zijn gelegen ten zuiden van de spoorweg, evenals de gebieden die het meest erosiegevoelig zijn. Zo is er ondermeer op Roeselberg en de Mollekensberg sprake van een potentiële erosie van 20 ton per hectare per jaar.

6.2.2 Analyse en beoordeling

6.2.2.1 Deelgebied 1: open agrarisch landschap

Uit de criteria voor afbakening (zie 2.5.2.1) en de ontwikkelingsperspectieven (zie 2.5.3) blijkt dat t.o.v. de huidige situatie het plan eerder beperkingen zal inhouden gezien mogelijke werken zich beperken tot bestaande grondgebonden landbouwbedrijven en infrastructuren en werken aan bestaande waterpartijen. Globaal gezien zal dit geen uitgesproken negatief effect tot gevolg hebben, vergeleken met de huidige toestand.

Gezien de zeer beperkte overlapping met aanwezige kleigronden is het effect verwaarloosbaar.

Indien activiteiten voorzien worden in zeer natte gronden kan verdichting optreden. Het aantal natte tot zeer natte gronden, gelegen in deelgebied 1 is beperkt, bijgevolg is het effect beperkt.

De overlapping met recent overstromingsgebied is beperkt, bijgevolg is de invloed beperkt. In- dien werken en handelingen voorzien worden, dienen overstromingsgebieden gevrijwaard te worden.

Zones van de deelgebieden zijn infiltratiegevoelig. Andere dan weer niet-infiltratiegevoelig. Ge- zien mogelijke werken beperkt blijven tot bestaande landbouwbedrijven en infrastructuren zal de toename van verharde oppervlakte beperkter zijn. Een aandachtspunt voor infiltratiegevoeli- ge gebieden (van toepassing in alle deelzones) is het aanleggen van waterdoorlatende verhar- ding, indien verharding wordt aangelegd. Indien er stedenbouwkundige vergunningen worden aangevraagd met betrekking tot aanleg van verhardingen kan hierop toegezien worden dat er (deels) waterdoorlatende verharding voorzien wordt of dat hemelwater gebufferd of geïnfiltreerd wordt. Verder is de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten,

184469_06, revisie b Pagina 24 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwa- ter van toepassing wat de negatieve invloed op waterkwaliteit en –kwantiteit zal minimaliseren. Bovenstaande paragraaf is eveneens van toepassing voor de deelgebieden 2, 3 en 5.

Indien een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd voor werken aan bestaande waterpartijen zal rekening gehouden worden met de watertoets en zal de nodige aandacht gaan naar het toepassen van natuurtechnische principes.

Gezien de beperkte overlapping met het waterwingebied type II wordt het effect als verwaar- loosbaar ingeschat. Sowieso zullen aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen getoetst moeten worden aan de maatregelen die in deze gebieden van toepassing zijn. Dit is eveneens van toepassing op al de overige deelgebieden.

In erosiegevoelige gebieden worden bij voorkeur maatregelen genomen om erosie te beperken zoals een beperkte ingezaaide grasstrook.

6.2.2.2 Deelgebied 2: gebieden voor landschapsinrichting

Uit de criteria voor afbakening (zie 2.5.2.1) en de ontwikkelingsperspectieven (zie 2.5.3) blijkt dat t.o.v. de huidige situatie het plan eerder beperkingen zal inhouden gezien mogelijke werken zich beperken tot bestaande grondgebonden landbouwbedrijven, infrastructuren, recreatieve landbouwactiviteiten en werken in functie van teelten van houtachtige gewassen en werken aan bestaande waterpartijen . Globaal gezien zal dit geen uitgesproken negatief effect tot gevolg hebben, vergeleken met de huidige toestand. Aandachtspunten bij deelgebied 2 hebben betrekking op natte gronden en infiltratie. Dezelfde conclusie als bij deelgebied 1 is hier van toepassing.

6.2.2.3 Deelgebied 3: landschaps- en natuurontwikkelingsgebied

Uit de criteria voor afbakening (zie 2.5.2.1) en de ontwikkelingsperspectieven (zie 2.5.3) blijkt dat t.o.v. de huidige situatie het plan eerder beperkingen zal inhouden gezien mogelijke werken zich beperken tot bestaande grondgebonden landbouwbedrijven, infrastructuren en werken aan bestaande waterpartijen. Werken die betrekking hebben op landschapszorg, natuurontwikkeling en buffervoorzieningen zijn eveneens toegelaten, dus globaal gezien zal dit zelfs een positief effect tot gevolg hebben t.o.v. de huidige situatie.

Aandachtspunten bij deelgebied 3 hebben betrekking op de gedeeltelijke overlapping met type II waterwingebied, de aanwezigheid van natte gronden en infiltratie. Dezelfde conclusie als bij deelgebied 1 zijn hier van toepassing.

Werken en handelingen worden best vermeden in de onmiddellijke omgeving van de Hoge beek, die werd aangeduid als recent overstromingsgebied.

6.2.2.4 Deelgebied 4: natuurkerngebied

Uit de ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de mogelijkheden van werken, handelingen beperkt blijven en steeds in functie zijn van natuurbehoud en natuurontwikkeling.

Natte gronden zullen niet ingenomen worden met uitzondering van eventuele werken aan be- staande weginfrastructuren i.f.v. de toegankelijkheid van het natuurkerngebied. De effecten zul- len bijgevolg beperkt zijn. De invloed op natte gronden en overstromingsgevoelige gebieden wordt hierdoor verwaarloosbaar ingeschat. In infiltratiegevoelige gebieden zijn de maatregelen, vernoemd bij deelgebied 1 eveneens van toepassing.

Er wordt geen negatieve invloed verwacht op de zone type I en II van het waterwingebied.

184469_06, revisie b Pagina 25 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

6.2.2.5 Deelgebieden 5 en 6: samenhangende structuur van bos en open agrarische land- schapskamers

Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen samenhangende structuur ‘open agrarische land- schapskamers’ en ‘bos’. In het eerste geval zijn werken in functie van een rendabele bedrijfs- voering van een bestaand grondgebonden landbouwbedrijf toegelaten, dit is niet het geval bij bos. Bij bos daarentegen zijn werken toegelaten in functie van het behoud, beheer en uitbrei- ding van bestaande bossen en ecologische verbindingen. Verder zijn voor beide werken ifv toe- gankelijkheid en werken aan bestaande waterpartijen toegelaten. Dit is af te leiden uit de criteria voor afbakening (zie 2.5.3) en de ontwikkelingsperspectieven (zie 2.5.2.2).

Aandachtszones voor deelgebieden 5 en 6 zijn de aanwezige kleigronden. De invloed hierop zal afhangen van de ingrepen die gebeuren, hoofdzakelijk bij de open agrarische landschaps- kamers.

In infiltratiegevoelige gebieden zijn de maatregelen, vernoemd bij deelgebied 1 eveneens van toepassing.

6.2.3 Conclusie

Rekening houdend met de maatregelen en gezien de ontwikkelingsperspectieven eerder een gunstige invloed zullen hebben, vergeleken met een autonome ontwikkeling van het gebied wordt de invloed op water en bodem beperkt ingeschat.

184469_06, revisie b Pagina 26 van 48

6.3 Discipline Fauna & Flora

6.3.1 Beschrijving plangebied

Kaart 4: habitatrichtlijngebieden Kaart 17: aanduiding VEN-gebieden

Belangrijke gebieden, aanwezig in het plangebied zijn: • habitatrichtlijngebied ‘Valleigebied tussen Melsbroek, Kampenhout, Kortenberg en Veltem’ (BE2400010) • habitatrichtlijngebied ‘Valleien van Dijle, Laan, Ijse met aangrenzende bos- en moerasge- bieden (BE2100011) • VEN ‘Het Torfbroek-Silsombos-Kastanjebos’ (526) – centraal en westelijke afbakening • VEN ‘Het Bertembos-Grevensbos’ (527) – zuidelijk deel

Op het grondgebied van de gemeente Herent zijn 2 ecodistricten aanwezig nl. de Beneden- Dijlevallei in het noorden en het Brabantse Heuvelland in het zuiden. Dit kan van belang zijn bij het voorzien van streekeigen standplaatsgebonden beplanting.

Figuur 3: aanduiding ecodistricten

Binnen de gemeente komen een aantal vochtige brongebieden voor. De voornaamste zijn:

• Het brongebied van de Lipsebeek met haar diverse bijgrachten. • Het brongebied van de Weisetterbeek in het Kastanjebos. • Het brongebied van de Leibeek in het broekbos aan de Leuvenstraat. • Het brongebied van de Loop van Beisem in de vochtige vallei van de Molenbeek.

De stilstaande wateroppervlakten en moerassen komen voornamelijk in het noordwesten van de gemeente voor. Het betreft waterrijke gebieden langs de waterlopen of ter hoogte van de bron van de waterlopen. Verspreid over de noordelijke helft van de gemeente komen nog een 6-tal poelen voor die destijds als veedrinkplaats werden aangelegd.

In Herent komen verschillende types graslanden voor zoal historisch permanent grasland, half- natuurlijk historisch permanent grasland, en graslanden met verspreide biologische waarden omwillen van de aanwezige bomenrijen. Ruigten en struwelen vormen meestal de overgang van graslanden naar bos. Deze zijn voornamelijk (versnipperd) aanwezig in het zuidelijk deel van de gemeente.

Kaart 16: aanduiding van de bosgebieden

Er worden drie types bossen onderscheiden:

184469_06, revisie b Pagina 27 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

• Mesofiele bossen met voorjaarsflora. Deze bossen komen voor in het noordwestelijke deel van de gemeente. Het betreft het Kastanjebos en de bossen langs de Leibeek en de Weisetterbeek. • Zure mesofiele bossen. Het betreft een beperkt oppervlakte bos die zich hoofdzakelijk in het uiterste zuiden van Herent bevindt. • Eutrofe moerasbossen en struwelen. Deze bossen komen voornamelijk voor in de vallei van de Molenbeek maar ook in beperkte oppervlakte in de Weisetterbeek en de Lipsebeek.

Kaart 15: biologische waarderingskaart

Volgens de biologische waarderingskaart zijn de meest waardevolle gebieden gelegen ter hoogte van het Kastanjebos, de vallei van de Molenbeek en Weisetterbeek en de uitlopers van het Bertembos. De beschrijving van deze gebieden is reeds in detail gebeurd in de voortoets (zie bijlage I). Verder zijn nog verschillende biologisch (zeer) waardevolle percelen gelegen in het zuidelijk deel van de gemeente van west naar oost georiënteerd en ter hoogte van de buf- ferzone langs de E314 aan de grens met Leuven. Dit zijn voornamelijk bosfragmenten met ei- ken(-haagbeuken)bos, waardevolle houtkanten, struweelopslag, zeer waardevolle houtkanten en holle wegen, weilandencomplexen, hooilanden en graslanden. In meer in detail een overzicht van de belangrijkste gebieden volgens de BWK (Bron: AGIV).

Zuidelijk deel Vallei van de Molenbeek

Vallei van de Weisetterbeek en omgeving Kastanjebos

Bertembos en omgeving

De waardevolle houtkanten, graften en holle wegen zijn talrijk aanwezig op het volledige grond- gebied maar toch voornamelijk kenmerkend voor het zuidelijk deel van de gemeente.

184469_06, revisie b Pagina 28 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

Kaart 18: aanduiding habitats

De habitatrichtlijngebieden werden reeds beschreven in de voortoets (par. 3.1 – bijlage I). Hier- onder en aanvullend op de voortoets (zie advies ANB - bijlage II) wordt aangegeven welke habi- tats in het gebied voorkomen en welke ook werden aangemeld.

Habitats aanwezig in het Kastanjebos en de vallei van de Molenbeek op het grondgebied van Herent zijn 9160 ‘Eikenbossen van het type Stellario-Carpinetum’ (aangemeld), 6410_mo ‘Gras- land met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem’ en 6430 ‘Voedselrijke ruigten’.

Habitat aanwezig in het Bertembos en op het grondgebied van Herent is 9120 ‘Beukenbossen van het type Ilex- en Taxus-soorten, rijk aan epyfyten (Ilici-Fagetum)’ (aangemeld).

Tabel 3: Beschrijving aanwezige habitats4 6410 Beschrijving

Tot dit habitat behoren de zogenaamde Blauwgraslanden. Dit zijn onbemeste, één keer per jaar gehooide graslanden die 's winters plas-dras staan en 's zomers enigszins uitdrogen. Ze danken hun naam aan de aspectbepalende blauwe kleur van een aantal soorten zoals Blauwe knoop, Vleugeltjesbloem, Pijpestrootje, Blauwe zegge, Zeegroene zegge, Blonde zegge en Tandjesgras. Blauwgraslanden kunnen echter ook bruin ogen door Veenmossen en soorten als Biezenknoppen. Vertegenwoordigers op minerale bodems zijn veel bloemrijker dan hun tegenhangers op meer venige bodem. Veel plantensoorten komen ook in andere graslanden voor zodat er verschillende interpretaties bestaan voor de term blauwgrasland. In de Vlaamse natuurtypen onderscheidt men twee vormen: • blauwgrasland in enge zin betreft een strikt omschreven planten-associatie (Cirsio dissecti- Molinietum) met als kensoorten Spaanse ruiter, Blonde zegge, Vlozegge, de hybride tussen Spaanse ruiter en Kale jonker en als zwakkere kensoort Blauwe zegge; • de Veldrus-associatie is een zeldzaam graslandtype, gekenmerkt door het gezamenlijk voorkomen van Klein glidkruid en Veldrus en ontstonden in de wastines. Dit waren de ge- meenschappelijke, extensief bewerkte gronden buiten het eigenlijke landbouwareaal. In ruimere zin worden ook voedselarme dottergraslanden met veel Veldrus, Blauwe zegge, Zwarte zegge, Biezeknoppen, Kale jonker, Brede orchis en Gevlekte orchis in dit habitatty- pe opgenomen.

Daarnaast komen nog een aantal rompgemeenschappen voor:

• rompgemeenschappen met een dominantie van Biezenknoppen ontstaan na het kappen van struweel op voormalige blauwgraslanden. Ze zijn te beschouwen als een tussenfase in het herstel van blauwgrasland; • bij het stopzetten van het hooibeheer van blauwgraslanden ontstaan ruige rietvegetaties of dottergraslanden als intermediare tussenstadia bij spontane successie naar struweel en bos; • indien het regenwater stagneert treedt een verzuring op van blauwgraslanden naar kleine zeggevegetaties met een belangrijk aspect van veenmossen; derivaatgemeenschappen met Zaagblad zijn relicten van vroegere pijpestrootjesgraslanden. Onder invloed van intensieve landbouw naast de meeste relictstandplaatsen komt deze plant nu meestal voor in vegetaties die niet meer als blauwgrasland kunnen bestempeld worden.

Bedreigingen • verstoring van de waterhuishouding • ontstaan van soortenarme begroeiingen door eutrofiëring • zonder jaarlijks maaibeheer evolutie naar struweel en bos • floravervalsing

4 Bron: Beschrijving van de habitattypes van Bijlage I van de Europese Habitatrichtlijn (2004), Geert Sterckx en Desiré Pailinckx, in opdracht van Aminal

184469_06, revisie b Pagina 29 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

Regulier beheer De instandhouding hangt voornamelijk af van een jaarlijks maaibeheer en een gunstige water- huishouding, onder invloed van basenrijk grondwater. Oppervlakkige drainage is belangrijk om verzuring door stagnerend regenwater tegen te gaan. Daarnaast streeft het beheer naar het tegengaan van elke vorm van eutrofiëring.

Herstel en ontwikkelingskansen Herstel van blauwgraslanden is mogelijk op verruigde en verboste percelen, in de buurt van de nu nog bestaande blauwgraslandrelicten. Daarbij spelen de zaadvoorraad in de bodem en de nog bestaande relicten de belangrijkste rol. De Veldrusassociatie kan wellicht op iets meer plaatsen hersteld worden. De ontwikkeling is afhankelijk van herstel van grasland uit zoom- en bossituaties en van het heropduiken van de kenmerkende soorten uit de zaadvoorraad

Overeenkomstige eenheden volgens de BWK hm (niet bemest, vochtig pijpestrootjesgrasland. Voor zover habitat 6230 in de BWK als hmo gekarteerd is, zal onderscheid tussen de habitats 6410 en 6230 niet mogelijk zijn met de BWK. Hc + Hm° (voedselarme dottergraslanden), Veldrus-associaties worden in de BWK als hc ge- karteerd maar deze eenheid is vegetatiekundig veel ruimer.

6430 ten zuidoosten van Kastanjebos Beschrijving De EU-interpretatiegids onderscheidt 2 subtypen van dit habitat nl. 6431 en 6432. 6431 betreft vochtige en voedselrijke ruigten langs waterlopen en boszomen. Relevante groe- pen uit de Vlaamse natuurtypen zijn moerasspireaverbond, verbond van Harig wilgeroosje en het verbond van Look-zonder-Look. 6432 betreft vochtige ruigten in gebergten, waarvan in Vlaanderen geen goed ontwikkelde voorbeelden voorkomen.

Volgens de BWK zijn er natte moerasspirearuigen met Moesdistel (hfc) aanwezig, vochtig, licht bemest grasland (dotterbloemhooiland) (hc), mesofiel hooiland (glanshaververbond) (hu), on- bemest, vochtig pijpenstrootjesgrasland (hm) aanwezig.

Soorten Moerasspirea (Filipendula ulmaria), Echte valeriaan (Valeriana repens),Poelruit (Thalictrum flavum), Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Moerasandoorn (Stachys palustris), Konin- ginnekruid (Eupatorium cannabinum), Grote kattestaart (Lythrum salicaria), Grote wederik (Ly- simachia vulgaris), Bosbies (Scirpus sylvaticus), Moesdistel (Cirsium oleraceum), Rivierkruis- kruid (Senecio fluviatilis), Groot warkruid (Cuscuta europaea), Zeepkruid (Saponaria officina- lis), Gewoon barbarakruid (Barbarea vulgaris), Stijf barbarakruid (Barbarea stricta), Echte heemst (Althaea officinalis), Kruidvlier (Sambucus ebulus), Kruisbladwalstro (Cruciata laevi- pes), Steeneppe (Sison amomum), Groot warkruid (Cuscuta europaea), Gevlekte dovenetel (Lamium maculatum)

Bedreigingen • Stortplaats voor tuinafval, ruimingsmateriaal van beken en waterlopen; • terugdringen van natuurlijke dynamiek van waterlopen door dijkversterkingen en waterbe- heersingswerken; • verbossing door achterwege blijven van het maai- of graasbeheer; • zeer scherpe overgangen tussen bos en open gebied; • overgang van een hakhoutcultuur naar gesloten hooghoutbestanden zorgde voor een ster- ke achteruitgang van de soorten van bosranden.

Regulier beheer Om deze ruigten in stand te houden is een cyclisch beheer noodzakelijk waarbij de opslag om de 5 à 10 jaar verwijderd wordt. Voor soortenrijke ruigten langs rivieren is een goede water- kwaliteit belangrijk. Het aangewezen beheer van boszomen bestaat uit een mantel- zoombeheer. Hierbij maait men jaarlijks of tweejaarlijks de zoom (grenzend aan de open ruim-

184469_06, revisie b Pagina 30 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

te). In de mantel kan men ruigten en struwelen laten ontstaan onder een cyclisch beheer met een periode van 5 à 10 jaar of door begrazing met een lage veedichtheid. Mantel-zoomvegetaties kunnen optimaal ontwikkelen onder een extensief begrazingsbeheer van grote, ongeperceleerde begrazingsblokken. Bij optimale veedichtheden leidt spontane struweelvorming tot het ontstaan van een mozaïeklandschap met een afwisseling van open en gesloten ruimten.

Herstel en ontwikkelingskansen

Herstel van ruigten langs waterlopen is mogelijk door een verbetering van de waterkwaliteit en het opnieuw toelaten van een natuurlijke rivierdynamiek met erosie- en sedimentatieprocessen. Door de invoering van een mantel-zoombeheer in bossen kan men opnieuw geleidelijke over- gangen creëren tussen het bos en open ruimte of mantel-zoomstructuren in open plekken in het bos.

Overeenkomstige eenheden volgens de BWK natte ruigten vallen grotendeels onder natte ruigte met Moerasspirea met tal van varianten: hf of hfb (natte ruigte met Moerasspirea, al dan niet met boomopslag), hfc (natte Moerasspirear- uigte met Moesdistel), hft (natte Moerasspirearuigte met Poelruit). Minder natte ruigten langs waterlopen worden gekarteerd als hr (verruigd grasland) of ku (ruigte), mr (rietland): alleen riet- vegetaties met Echte heemst of Moerasmelkdistel, mru: rietruigten gedomineerd door harig wilgeroosje . Zomen langs bossen zullen doorgaans als hr, soms als ku gekarteerd zijn. Bos- zomen kunnen in optimale omstandigheden voorkomen in combinatie met mantelvegetaties en worden dan gekarteerd als hr (ku)+ sz en/of + sp. Het gezamenlijk voorkomen van mantels en zomen heeft een meerwaarde t.o.v. de samenstellende delen, delen van mru (rietruigten ge- domineerd door Harig wilgeroosje), Zowel de eenheden hr als ku hebben een ruimere vegeta- tiekundige en ruimtelijke inhoud dan hier bedoeld.

9160 Beschrijving Eikenbossen op hydromorfe bodems of bodems met ondiepe grondwatertafel. Deze bossen komen voor op valleibodems, depressies en zones grenzend aan rivier- en beekbegeleidende bossen. Bij deze bossen is de dominantie van eik te wijten aan het vroegere hak- en middel- houtbeheer, op goed gedraineerde bodems. Het Carpinion wordt hier zeer strikt geïnterpre- teerd: bossen waar de bodem voldoende gedraineerd is om ook beuk als dominante boom toe te laten mogen in principe hieronder niet worden gecatalogeerd. Op basis van de vermelde soortenlijst zou twijfel kunnen ontstaan over het feit of de neutrocliene variant van dit type (door Noirfalise benoemd als Primulo- Carpinetum-CORINE: code 41.23: Subatlantic oxlip ashoak forests) ook onder dit habitattype valt. Onder de corresponderende categorie uit de Nordic Classification worden evenwel Bosbingelkruid en Daslook expliciet vermeld, waaruit blijkt dat ook deze neutrocliene variant mee opgenomen dient te worden. Opmerkelijk is dat de eiken-haagbeukenbossen met boshyacint (Endymio-Carpinetum; CORI- NE:-code 41.2: Mixed atlantic bluebell forests) expliciet zijn uitgesloten. De EU-interpretatiegids stelt dat Boshyacint ontbreekt of slechts sporadisch aanwezig is. De opmakers van deze hand- leiding gaan er vanuit dat het overgrote deel van deze bossen eigenlijk tot het Endymio- Fage- tum behoren en klasseren ze dus onder 9130. De boomlaag bestaat van nature uit Zomereik, of een menging van Zomereik, Wintereik, Ge- wone es, Haagbeuk en Linde. De kruidlaag bevat soorten als Grote muur, Gewone salomons- zegel, Aardbeiganzerik, Slanke sleutelbloem, Gele dovenetel en Bosanemoon. Typische fau- na-elementen zijn Bonte vliegenvanger, Vliegend hert, Kleine ijsvogelvlinder en Vuursalaman- der.

Bedreigingen • Dit bostype is uiterst gevoelig voor eutrofiëring en verzuring door atmosferische deposities; • watervervuiling, aanrijking, verstoring van de bodem met verruiging tot gevolg; • verlies aan soortenrijkdom door versnippering en zeer sporadisch voorkomen; • degradatie door intensieve recreatie of exploitatie met erosie en/of compactie tot gevolg; • grootschalige homogene beukenculturen en aanplanten van exoten, grootschalig en/of in-

184469_06, revisie b Pagina 31 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

tensief kapbeheer met grondbewerking, heraanplanten en overexploitatie waardoor weinig oude bomen, een kleine hoeveelheid dood hout en een arme structuur aanwezig zijn; • te hoge wilddruk leidt tot gebrek aan natuurlijke verjonging.

Regulier beheer Het regulier beheer bestaat uit nulbeheer; middelhout- of hakhoutbeheer; kleinschalig, duur- zaam en multifunctioneel bosbeheer (cfr. beheervisie Bos & Groen). Belangrijke en waardevol- le zones dient men van exploitatie te onttrekken. De bodems zijn zeer gevoelig voor verdich- ting. Dit vraagt extra aandacht voor uitsleepwegen en uittakelen met de kabel. Jaarrondbegra- zing leidt reeds bij lage dichtheden tot degradatie en is alleen mogelijk op grotere oppervlakten (>100 ha) bij zeer lage begrazingsdichtheden en indien minstens 1/3 open terrein mee opge- nomen wordt in de begraasde oppervlakte. Zones met gevoelige voorjaarsflora of bronge- meenschappen mogen niet mee begraasd worden. Specifieke beheersmaatregelen bestaan uit zoom- en mantelbeheer, open-plekken-beheer, vrijstellen van soorten die onderdrukt worden door een beukenscherm en zonering van recreatie.

Herstel en ontwikkelingskansen Herstel en ontwikkeling is mogelijk bij vermindering van atmosferische deposities en luchtver- vuiling en door areaaluitbreiding en verbinden van bestaande bossen. Herstel van de waterta- fel bij de natte variant. Herstel van een meer natuurlijk bostype is mogelijk door natuurlijke suc- cessie of actieve omvorming van exoten- en populierenaanplantingen naar een natuurlijke boomsamenstelling, het verrijken van de structuur en de hoeveelheid dood hout.

Overeenkomstige eenheden volgens de BWK qa (eiken-haagbeukenbos), fa (beukenbos met voorjaarflora, zonder Wilde hyacint) komt meestal overeen met het Milio-Fagetum en dus habitattype 9120, maar kan ook voor bossen die tot het type 9160 behoren, gebruikt zijn.

9120 (Bertembos) Beschrijving Deze beukenbossen komen voor op zure bodems in vlakten en montaan gebied, onder een vochtig, Atlantisch klimaat. De variant die in onze streken voorkomt is het ‘subatlantisch, beu- ken-eikenbos van vlaktes en heuvels met Hulst’. De EU-interpretatiegids vermeldt expliciet dat de boomlaag van dit bostype kan gedomineerd worden door eik als gevolg van het vroegere middel- en hakhoutbeheer. Bij ontbreken of extensiveren van het beheer kunnen Beuk en vaak ook Hulst spontaan verjongen in deze bestanden. In onze streken beantwoorden de eikenmengbossen en eiken-beukenbossen op voedselrijkere zand- en zandleemgronden het best aan dit type. Het betreft de oude bossen op de iets rijkere, hydromorfe, eerder lemige zandgronden en zandleemgronden van de Vlaamse zandrug (door Hermy (1985) benoemd als Violo- Quercetum roboris), evenals de eiken-beukenbossen op tertiair zand in het Brabants district. De aanwezigheid van Zwarte els, Zachte berk en Geoorde wilg wijzen op een hogere vochtigheid van de bodem. Ook het Milio-Fagetum dient tot dit type gerekend te worden: de kruidlaag is er weliswaar soms iets rijker met ook Bosanemoon en Groot heksenkruid, maar anderzijds te arm om bij de types van het Carpinion betuli (9160) te worden gerekend. Dit type kan evenmin onder het Luzulo- Fagetum (habitat 9110) worden gecatalogeerd, gezien het ontbreken of zeer zeldzaam voor- komen van de kensoort Witte veldbies en het uitgesproken (sub)atlantisch karakter van het Brabants district, waarbinnen dit bostype bij ons voorkomt. In beide types is bij ons vaak eik (zowel Zomer- als Wintereik) dominant aanwezig, maar beuk verjongt en groeit er vrij goed en plaatselijk ook Gewone esdoorn, Gewone es en Zoete kers. In de struiklaag komt vooral veel Hazelaar voor. Gelderse roos en Haagbeuk kunnen ook voor- komen. Typische plantensoorten van de arme variantzijn o.a. Bochtige smele, Adelaarsvaren, Blauwe bosbes, Wilde kamperfoelie, Hengel, Valse salie en Gladde witbol. De rijkere varianten hebben Lelietje-van-dalen en Dalkruid. Bramen overheersen bij recente verstoring.

Bedreigingen • Dit bostype is extreem gevoelig voor eutrofiëring en verzuring door atmosferische deposi- ties en voor inspoeling van hoger gelegen plateaus en aangrenzende akkers; • verlies van soortenrijkdom door versnippering;

184469_06, revisie b Pagina 32 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

• verdroging door waterwinning, drainage of ontwatering; • overwoekering van de struiklaag door Amerikaanse vogelkers; • degradatie door intensieve recreatie of exploitatie met bodemerosie en/of compactie tot gevolg; • aanplanten van exoten of homogene beukenaanplantingen, grootschalig en/of intensief kapbeheer met grondbewerking,heraanplanten en overexploitatie waardoor weinig oude bomen, dood hout en een arme structuur; • te hoge wildstand belet verjonging.

Regulier beheer Dit habitat komt in aanmerking voor verschillende bosbeheersvormen, zoals nulbeheer, mid- delhout- of hakhoutbeheer. Bij deze laatste vorm verdwijnt Beuk uit de menging, wat evenwel mogelijk is op bepaalde oppervlaktes. Een kleinschalig, duurzaam en multifunctioneel bosbe- heer is eveneens geschikt. Belangrijke en waardevolle zones dient men van exploitatie te ont- trekken; dit bostype is gevoelig voor begrazing. Jaarrondbegrazing leidt reeds bij lage dichthe- den tot degradatie en is alleen mogelijk op grotere oppervlakten bij zeer lage dichtheden. Zo- nes met een waardevolle voorjaarsflora of bronvegetaties mogen niet mee begraasd worden. Specifieke beheersmaatregelen omvatten zoom- en mantelbeheer, open-plekken-beheer, vrij- stellen van soorten die onderdrukt worden door beukenscherm en/of recreatieplanning met zonering; natuurlijke wildregulatie en/of jacht.

Herstel en ontwikkelingskansen Herstel en ontwikkeling van waardevolle bostypen vereist het verminderen van de atmosferi- sche depositie en luchtvervuiling en de aanleg van bufferzones. Herstel van een meer natuur- lijk bostype is mogelijk door natuurlijke successie of actieve omvorming van exoten- en mono- tone beukenaanplantingen naar bossen met een natuurlijke boomsamenstelling. Bestrijding van Amerikaanse vogelkers (en in sommige gevallen ook Amerikaanse eik) is een basisvereis- te om een succesvolle omvorming te realiseren of spontane successie kans op succes te ge- ven. De natuurwaarde van deze bossen stijgt door een beheer dat streeft naar het verrijken van de structuur en de hoeveelheid dood hout. Herstel van aaneengesloten eenheden door areaaluitbreiding en verbinding van bestaande bossen.

Overeenkomstige eenheden volgens de BWK qs (zuur eikenbos) en van fs (zuur beukenbos) binnen grenzen van oud bos , qb (eiken- berkenbos) binnen grenzen van oud bos op voedselrijkere bodems. De BWK-eenheid fa komt dikwijls overeen met het Milio-Fagetum en behoort dus tot dit habi- tattype, maar kan ook voor bossen die tot het type 9160 behoren, gebruikt zijn.

6.3.2 Analyse en beoordeling

De deelgebieden waar waardevolle gebieden mee overlappen zijn voornamelijk deelgebied 4 en 6. Beperkte overlapping zijn aanwezig bij deelgebied 3 (met SBZ-H BE 2400010) en deelge- bied 5 (overlapping met waardevolle gebieden volgens de BWK).

6.3.2.1 Deelgebied 4: natuurkerngebied

Uit de criteria voor afbakening (zie 2.5.2.2) en de ontwikkelingsperspectieven (zie 2.5.3) blijkt dat t.o.v. de huidige situatie het plan eerder beperkingen zal inhouden gezien de gebieden be- stemd zijn voor natuurbehoud en natuurontwikkeling en de toegelaten werken enkel in functie van natuurbehoud, natuurontwikkeling, natuureducatie, toegankelijkheid van het natuurkernge- bied en werken aan waterpartijen i.f.v. het natuurkerngebied zijn. Ook afsluitingen zijn enkel toegelaten i.f.v. natuurbescherming en hebben beperkingen qua materiaal en hoogte.

De bedreigingen die worden aangegeven bij de habitats hebben betrekking op eutrofiëring, ver- snippering, intensieve recreatie, aanwezigheid en aanplant van exoten, geen frequent maaibe- heer, verstoring waterhuishouding, hakhoutcultuur, te scherpe overgang tussen bos en open gebied, …

184469_06, revisie b Pagina 33 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

Door de strenge voorschriften en beperkingen kunnen een aantal bedreigingen beperkt worden en dit niet alleen in de aangemelde habitats maar ook in het volledige natuurkerngebied.

• Enkel standplaatsgebonden en streekeigen soorten kunnen aangeplant worden. Hiervoor wordt ook verwezen naar bijlage III, waar aangegeven wordt welke soorten zijn aanbevolen per ecodistrict. • Beïnvloeden van waterpartijen is enkel mogelijk in het kader van natuurbeheer met aan- dacht voor natuurtechnische principes en een beoordeling i.f.v. een verbetering van ecologi- sche en landschappelijke kenmerken • Enkel laagdynamische recreatieve activiteit wordt toegelaten (natuurrecreatie) • Teelten van houtachtige gewassen zijn verboden • De valleigebieden worden behouden en het kenmerkende landschap versterkt

Door de invulling van de vallei van de Molenbeek en Weisetterbeek het Kastanjebos als land- schaps- en natuurontwikkelingsgebied (waar eveneens beperkte handelingen zijn toegelaten – zie 2.5.3) wordt versnippering beperkt en is ecologische en landschappelijke continuïteit gega- randeerd. Gezien uitbreidingen en nieuwe landbouwinfrastructuur niet meer wordt toegelaten kan eutrofië- ring en verruiging op termijn teruggedrongen worden.

Vervolgens kan een goed beheer van de gebieden bedreigingen zoals exoten, verbossing door ontbreken van maaibeheer tegengegaan worden.

6.3.2.2 Deelgebied 6: samenhangende structuur: bos

De impact t.o.v. het SBZ-gebied werd, zoals beschreven in de voortoets (bijlage I) wordt hier- onder verder aangevuld met aandachtspunten voor het volledige gebied. Uit de criteria voor afbakening (zie 2.5.2.2) en de ontwikkelingsperspectieven (zie 2.5.3) blijkt dat t.o.v. de huidige situatie het plan eerder beperkingen zal inhouden gezien de gebieden be- stemd zijn werken aan bestaande wegeninfrastructuur enkel in het kader van toegankelijkheid van de bossen, werken aan het watersysteem i.f.v. de samenhangende structuur bos en alle werken i.f.v. beheer, behoud en uitbreiding van bestaande bossen en ecologische verbindingen. Enkel werken in functie van de bosstructuur worden bijgevolg toegelaten.

De samenhangende structuur bos komt voor in het zuidelijk deel van de gemeente, overlapt deels met het SBZ-H BE 2400011 en met de resterende bosfragmenten, waardevolle weilanden en graslanden en met de bufferstrook langs de E314. Kenmerkend voor dit gebied zijn de waardevolle KLE’s die mee worden opgenomen in de clus- ters van de afbakening ‘bos’ en hierdoor bijkomend beschermd worden.

Gezien de bosstructuur in het zuidelijk deel verder wordt aangevuld met de open agrarische landschapskader dient dit eerder in zijn geheel behandeld te worden:

6.3.2.3 Deelgebied 6: samenhangende structuur: open agrarische landschapskamers

Uit de criteria voor afbakening (zie 2.5.2.2) en de ontwikkelingsperspectieven (zie 2.5.3) volgt dat volgende werken zijn toegelaten: werken aan bestaande grondgebonden landbouwbedrij- ven binnen de landschapskamers, werken aan het watersysteem en aan bestaande wegenin- frastructuur i.f.v. de samenhangende structuur open agrarische landschapskamers.

Voor de samenhangende structuur bos en open agrarische landschapskamers worden weinig negatieve effecten verwacht gezien de toegelaten handelingen vooral in functie zijn van de ont- wikkeling van deze gebieden.

Bijzondere aandacht dient te gaan naar het behoud en opwaardering van holle wegen, houtka- nen en graften. Deze laatste is van belang gezien dit de erosie kan tegengaan en ze zijn tevens van belang voor het vertraagd afvoeren van regenwater.

184469_06, revisie b Pagina 34 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

Aanvragen van werken dienen steeds beoordeeld te worden in functie van een verhoogde land- schapsbeleving en het behoud en herstel van specifieke landschapskenmerken. Uitbreiding van bossen dient in die zin te gebeuren dat ecologische en landschappelijke kenmerken in de om- geving verstrekt worden.

6.3.2.4 Deelgebied 3: landschaps- en natuurontwikkelingsgebied

In dit deelgebied is er een beperkte overlapping met het SBZ-H 2400010 ter hoogte van de westelijke valleigebieden. Op basis van de ontwikkelingsperspectieven zijn bijkomende aan- dachtspunten de mogelijkheid tot werken in functie van landschapsontwikkeling en landschaps- zorg en mogelijkheid om buffer te voorzien onder de vorm van streekeigen en standplaatsge- bonden soorten.

Ook hier is een beoordeling in het kader van de vergunningsaanvraag in functie van ecologi- sche en landschappelijke continuïteit een noodzaak. Wat het voorzien van een buffer betreft dient de landschappelijke samenhang te worden aangetoond. Hiervoor zal met de lokale situa- tie moeten rekening gehouden worden.

6.3.3 Conclusie

De ontwikkelingsperspectieven voor de verschillende deelgebieden op het hele grondgebied houden beperkingen in. Toegelaten werken dienen steeds te gebeuren in functie van de verde- re invulling van de deelgebieden. Gezien de criteria waarmee werd rekening gehouden om de gebieden af te bakenen kan geoordeeld worden dat de uitwerking van het plan ten opzichte van een autonome evolutie een positieve invloed zal hebben. Ook de waardevolle gebieden en de bijzondere beschermingszones wordt het effect positief ingeschat. Binnen het geheel van de deelgebieden is er op die manier rekening gehouden met de bestaande belangrijke ecologische en landschappelijke structuren zodat niet alleen behoud mogelijk is maar eveneens een herop- waardering en een verdere ontwikkeling. Door de afbakening kunnen mogelijke initiatieven in die zin in zijn geheel gebeuren. Er wordt dus voldaan aan de doelstellingen van het RUP m.n. de open ruimte vrijwaren, verbni- dingen te creëren en het behoud van de onbebouwde ruimtes (enkel werken aan bestaande gebouwen/constructies) zijn toegelaten. De natuurkerngebieden worden via de landschaps- en natuurontwikkelingsgebieden met mekaar verbonden. In het zuiden van het gebied wordt deze verbinding waargemaakt tussen bos en open agrarische landschapskamers. De verbindingen laten op die manier ook meer migratiemogelijkheden toe tussen geïsoleerde gebieden. Een de- gelijk beheer en ontwikkelingsplan kan leiden tot het vergroten van waardevolle entiteiten.

184469_06, revisie b Pagina 35 van 48

6.4 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie

6.4.1 Beschrijving plangebied

Binnen de gemeente Herent komen twee verschillende landschapseenheden voor die ruimtelijk van elkaar worden gescheiden door enerzijds de bebouwing tussen de Brusselsesteenweg en de spoorlijn Brussel - Leuven en anderzijds door de bebouwing langs de Mechelsesteenweg.

Figuur 4: traditionele landschappen

• Het gebied ten zuiden van de kernen wordt het land van Bertem - Kortenberg genoemd en wordt gekenmerkt door een golvend landschap met talrijke diepe valleien die plateaus doorsnijden. De leemplateaus worden begrensd door steile hellingen. Het golvende landschap van het Brabantse leemplateau heeft een agrarisch karakter waar holle wegen, steile hellingen, kleine landschapselementen, grote boscomplexen, de heuvel- toppen en recente woonwijken het landschap typeren.

• Het gebied ten noorden van de kernen heeft een open agrarisch karakter maar wordt cen- traal onderbroken door de bossen in het valleigebied van de Molenbeek, Weisetterbeek en de Lipsebeek. Het bos- en valleigebied zijn omgeven door relatief grote historisch perma- nente graslanden. De overige open ruimte wordt benut als akkerland.

Verspreid in de noordelijke helft komen vijf kasteelparken en –domeinen voor.

Voornamelijk het zuidelijk deel van de gemeente is gekenmerkt door waardevolle kleine land- schapselementen zoals holle wegen, houtkanten, graften. De aanwezige bossen op het grondgebied van de gemeente kwamen reeds aan bod bij de dis- cipline fauna en flora.

Kaart 19: beschermde landschappen

Volgende beschermingen zijn aanwezig: • Duigemhof en omgeving – beschermd landschap (overlapping met deelgebied 1) • Bertembos en omgeving – beschermd landschap (overlapping met deelgebieden 5 en 6) • Omgeving watermolen en hoevecomplex – beschermd dorpsgezicht (overlapping met deel- gebied 4) • Sint-Michielskerk en haar onmiddellijke omgeving – beschermd dorpsgezicht • Omgeving ronde de Onze-Lieve-Vrouwkerk – beschermd landschap

Detailafbakeningen zijn hieronder aangegeven (bron www.erfgoed.net)

184469_06, revisie b Pagina 36 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

Duigemhof Bertembos

Omgeving watermolen en hoevecomplex Sint-Michielskerk

Omgeving Onze-Lieve-Vrouwkerk

Kaart 20: landschapsatlas

De landschapsatlas bakent relictzones, ankerplaatsen, lijn- en puntrelicten af.

Relictzones zijn gebieden waar waardevolle landschapselementen voorkomen in relatief gave, herkenbare onderlinge samenhang. Het zijn gebieden met een grote dichtheid aan punt- en lijn- relicten, zichten, ankerplaatsen en zones waarin samenhang tussen de waardevolle land- schapselementen belangrijk is voor de gehele landschappelijke waardering. In Herent komen delen van volgende relictzones voor:

• Het geheel van Silsombos, Kareelbos, Langenbos, Kastanjebos en warande (R20056) – overlapping met deelgebieden 1, 3, 4 • Het plateau van Moorseelbos, Hagenbos, Eikenbos, en Bertembos (R20092) – overlapping met deelgebied 3 • De broekbossen tussen Kampenhout en Tildonk waarvan een uitloper in de kasteelparken Keulenhof en Hoogvorst van Herent is gelegen (R20055) – overlapping met deelgebieden 5 en 6

Ankerplaatsen zijn de meest landschappelijk waardevolle gebieden voor Vlaanderen. Ze vor- men een geheel van verschillende, maar samen voorkomende erfgoedelementen. Ze zijn bin- nen de relictzones uitzonderlijk wat betreft gaafheid en representativiteit, nemen ruimtelijk een plaats in die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving, of zijn uniek. In Herent komen delen van volgende ankerplaatsen voor:

• Het Kastanjebos als relict van een groot bosgebied, waarvan tot in de 19e eeuw ook het Silsombos en het Kareelbos deel uitmaakten (A20012) – overlapping met deelgebieden 3 en 4 • Het Silsombos binnen de vallei van de Molenbeek, een restant van een groter bosgebied in een oud alluvium (A20012) overlapping met deelgebieden 4, 1 en 3(beperkt)

184469_06, revisie b Pagina 37 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

• Bertembos en Grevensbos: gevarieerd samengesteld en met talrijke vergezichten (A20041) – overlapping met deelgebieden 5 en 6

Lijnrelicten In Herent komen twee lijnrelicten voor: • De KW-bunkerlinie tussen Leuven en . De linie loopt ten westen en evenwij- dig met het kanaal Leuven – Dijle (L20075) • Het kanaal Leuven - Dijle dat in 1750 - 1763 werd aangelegd (L120005).

Puntrelicten De puntrelicten situeren zich van west naar oost op één lijn. Het betreft de kerktoren van de verschillende dorpen, alsook het Prinsenhof en het Duigemhof die beide traditionele hoeves zijn.

Relevant is eveneens het archeologisch erfgoed. Het decreet op het archeologisch patrimonium regelt de bescherming.

6.4.2 Analyse en beoordeling

De invloed op het landschap, behoud van open ruimtes, creatie van verbindingen een aan- dachtspunten met betrekking tot landschappelijke opwaardering zijn beschreven bij de discipli- ne fauna en flora.

Voor de beschermde landschappen en het dorpsgezicht die resp. deel uitmaken van de deel- gebieden 1, 5, 6 en 4 zal bij werken en bijhorende vergunningsaanvragen rekening moeten ge- houden worden met de beschermingen. Het decreet tot bescherming van stads- en dorpsge- zichten en monumenten biedt hiervoor voldoende garantie.

Deelgebieden 1, 3, 4, 5 en 6 zijn volgens de landschapsatlas gelegen in ankerplaatsen en/of relictzones. Bij mogelijke werken aan gebouwen, constructies of weginfrastructuur dient reke- ning gehouden te worden met de doelstellingen in die gebieden. Gezien de ontwikkelingsper- spectieven ook de nodige restricties inhouden wordt de negatieve invloed hierop beperkt ge- acht, integendeel door verdere uitwerking van het plan, waar de nodige aandacht wordt aan ruimtelijke en landschappelijke versterking, ecologische en landschappelijke continuïteit zal een positief effect optreden. Vergunningsaanvragen zullen worden beoordeeld in functie van land- schapszorg en natuurontwikkeling.

Ter hoogte van de N26 en de Omleidingsweg rond Herent zijn in de deelgebieden 1, 2 en 3 bouwvrije zones aangeduid. Deze zones werden aangeduid in functie van het behoud van de open ruimte. Deze bijkomende afbakening resulteert in een positief effect.

Mogelijke effecten op het archeologisch patrimonium blijven beperkt indien het decreet betref- fende het archeologisch patrimonium gerespecteerd wordt.

6.4.3 Conclusie

Rekening houdend met bovenstaande en met de conclusies en aanbevelingen geformuleerd bij de discipline fauna en flora kan geoordeeld worden dat de uitwerking van het plan een positief effect zal teweegbrengen (vergeleken bij een autonome ontwikkeling van het gebied).

184469_06, revisie b Pagina 38 van 48

6.5 Discipline mens-socio-organisatorische aspecten

6.5.1 Beschrijving plangebied

Ruimtegebruikfuncties

Wonen

De gemeente Herent bestaat uit verschillende woonentiteiten nl.

• Veltem-Beisem • Winksele • Winksele-Noord • Bovenberg • Schoonzicht • Diependaal • Godelinde • Herent-centrum (subentiteit Den Bremt) • Herent-Zuid (subentiteit Bergen) • Herent-Oost (Bethlehem) • Roeselberg • Langeveld • Doren (subentiteit Elst) • (Winksele-)Delle • Buken (Beneden-Veltem)

De woonkernen en lintbebouwing maken geen onderdeel uit van de afbakening van de verschil- lende bestemmingszones.

Landbouw Kaart 21: landbouwtyperingskaart Kaart 22: afbakening HAG

Volgens de mestbankgegevens daterend van 2005 wordt ongeveer 47% van de totale opper- vlakte van Herent ingenomen in functie van de land- en tuinbouw. Ongeveer 78% van de totale oppervlakte cultuurgrond is ingenomen als akkerland en 21% als permanent grasland. De ove- rige oppervlakte wordt ingenomen door gebouwen in functie van land- en tuinbouw.

Volgens de mestbankgegevens daterend van 2005 zijn 14 land-en tuinbouwbedrijven gevestigd in Herent. De bedrijven situeren zich voornamelijk centraal in de gemeente, meer bepaald in het gebied ten noorden van de spoorlijn Brussel – Leuven.

De landbouwtyperingskaart bakent gebieden af gaande van een zeer lage waardering tot zeer hoge waardering. Gebieden met (zeer) hoge waardering liggen verspreid over het volledige grondgebied. Hiervoor wordt verwezen naar kaart 21. Gebieden met (zeer) hoge waardering zijn voornamelijk gelegen in de deelgebieden 1, 2, 3 en 5.

Binnen de gemeente Herent werden in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agra- rische structuur (zie ook 2.3.3) agrarische gebieden herbevestigd. De afbakeningen zijn aange- duid op kaart 22 en overlappen met de deelgebieden 1, 2, 3 en 5.

Bedrijvigheid Voornamelijk in de omgeving van Herent zijn een aantal industriegebieden en ambachtelijke bedrijven en kmo’s aanwezig (zie ook kaart 2: gewestplan). Deze gebieden maken echter geen onderdeel uit van de verschillende bestemmingszones.

184469_06, revisie b Pagina 39 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

Recreatie Kaart 23: recreatief en functioneel fietsroutenetwerk

Volgende regionale fietsroutes doorkruisen Herent:

• Herentse fietsroute (30 km): Herent, Winksele, Tildonk, Veltem – Beisem, Winksele • Jan Primusfietsroute (42 – 72 km): Dijle – Demer – Hageland, Haacht, Gelrode, Sint Joris – Winge, Herent.

Inzake ‘trage wegen’ (trage wegen zijn verbindingen of paden voor niet gemotoriseerd verkeer) die in aanmerking kunnen komen voor recreatieve wandel- en fietswegen, beschikt Herent over een heel groot aanbod. De uitgestippelde wandelroutes omvatten daarvan maar een fractie. Volgende wandelingen zijn uitgestippeld:

• Kastanjebos • Molenbeekvallei • Gele wandeling • Blauwe wandeling • Roeselbergwandeling • Duigemhofwandeling

Parken en speelpleinen betreffen beperkte voorzieningen op buurtniveau. In het gewestplan is het aandeel parkgebied in Herent zeer groot. De uitwerking ervan is evenwel beperkt tot het gemeentelijk domein Mollekensberg. De behoefte aan parkgebied is gezien de onmiddellijke interactie tussen woonwijken en open ruimte in Herent ook niet dermate groot. Een aantal park- gebieden zijn geïntegreerd in het RUP (in opmaak) met betrekking tot markante gebouwen. De- ze parkgebieden zijn niet opgenomen in het RUP Open ruimte.

Mobiliteit

De grote lijninfrastructuren zijn de spoorweg, N26 (ZO-NW georiënteerd), N2 (O-W georiën- teerd). De E314 vormt in het zuiden de grens van de gemeente met Leuven. In het oosten, net buiten het plangebied loopt het kanaal Leuven-Mechelen.

6.5.2 Analyse en beoordeling

Wonen

De invloed op woongebieden is verwaarloosbaar. De woonkernen en woonlinten maken dan ook geen deel uit van de bestemmingszones. Naar landschapsbeleving toe (zie disciplines Fauna en flora en Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie) wordt een positief effect verwacht.

Landbouw

Volgens de ontwikkelingsperspectieven zijn ontwikkelingen in de landbouw beperkt tot bestaan- de grondgebonden landbouwbedrijven en dit enkel in de deelgebieden 1, 2, 3, 5. al dan niet met strengere randvoorwaarden (zie 2.5.3). De invloed op landbouwontwikkelingen wordt daarom negatief beoordeeld.

Bedrijvigheid

Gezien deze gebieden geen deel uitmaken van de bestemmingszones wordt hier geen effect verwacht.

184469_06, revisie b Pagina 40 van 48

BESCHRIJVING EN BEOORDELING VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN

Recreatie

Naar zachte recreatie (wandelroutes, recreatieve fietsroutes) toe zal het effect door opwaarde- ring van de gebieden positief zijn.

6.5.3 Conclusie

Naar wonen en recreatie toe heeft de uitwerking van het plan een positief effect. T.o.v. de land- bouw zal, door de beperkingen, het effect negatief zijn.

6.6 Andere milieudisciplines

Gezien de doelstellingen van het RUP en de aard van de voorziene activiteiten zijn er geen bij- komende effecten te verwachten met betrekking tot verkeer, verstoring door verlichting, invloed op lucht of klimaat

184469_06, revisie b Pagina 41 van 48

7 EXTERNE MENSVEILIGHEID

Kaart 24: externe mensveiligheid

In de gemeente Herent zijn geen hoog- en laagdrempelige Seveso-inrichtingen aanwezig. De kaart geeft verder de locaties weer van de aanwezige scholen en rusthuizen. Ziekenhuizen zijn niet aanwezig op het grondgebiedn van Herent.

Door de uitwerking van het plan zijn geen risico’s te verwachten.

184469_06, revisie b Pagina 42 van 48

8 BESLUIT

Gezien het gemeentelijk RUP • (geen) kader vormt voor bijlage I of bijlage II projecten (overeenkomstig art. 4.2.3 § 2.1 van het DABM); • geen kader vormt voor de noodzaak van een passende beoordeling (overeenkomstig art. 4.2.1 – 2de lid van het DABM); • geen aanzienlijke milieueffecten teweeg brengt, mits toepassing van de maatregelen ver- noemd in hoofdstuk 6 • het plan zelf positieve effecten veroorzaakt kan geoordeeld worden dat de opmaak van een plan-MER niet noodzakelijk is.

Het screeningsdossier en de resultaten van de screening worden opgenomen in het verder be- sluitvormingsproces over het RUP ‘Open ruimte’.

184469_06, revisie b Pagina 43 van 48

ANNEX / AANVULLINGEN EN CONCLUSIES N.A.V. ADVIEZEN

9 ANNEX / AANVULLINGEN EN CONCLU- SIES N.A.V. ADVIEZEN

9.1 Verzoek tot raadpleging

De gemeente Herent heeft in uitvoering van deze regelgeving een onderzoek tot m.e.r. opge- maakt. De initiatiefnemer heeft de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (DBGP) gevraagd een selectie van betrokken instanties over te maken. In haar advies heeft de DBGP de lijst van aan te schrijven instanties overgemaakt.

Volgende instanties werden aangeschreven op 04/04/2011:

• Provinciebestuur Vlaams-Brabant, Directie Infrastructuur, Dienst Ruimtelijke ordening • Gemeente Haacht • Gemeente • Stad Leuven • Gemeente Bertem • Gemeente Kortenberg • Gemeente Kampenhout • Agentschap Ruimte en Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Vlaams-Brabant • Agentschap Ruimte en Erfgoed, Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant • Agentschap Natuur en Bos Vlaams-Brabant • Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, Vlaams- Brabant • Vlaamse Landmaatschappij • VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer, t.a.v. Bram Vogels

Alle instanties, met uitzondering van de gemeente Haacht, brachten advies uit. De adviezen werden opgenomen in Bijlage I.

De uitgebrachte adviezen bevatten enkele bijkomende aandachtspunten met betrekking tot de inschatting van mogelijke milieueffecten. Verschillende adviezen hadden eerder betrekking op de verdere opmaak van het RUP.

9.2 Aanvullingen Opmerkingen en/of adviezen die betrekking hebben op het RUP worden meegenomen in de verdere opmaak van het RUP.

9.2.1 Aanvullingen paragraaf 6.5.1

In tegenstelling tot wat op pag. 39 wordt vermeld, telt de gemeente Herent in 2008 nog steeds 55 landbouwzetels die gekend zijn door hun oppervlakteaangifte.

184469_06, revisie a Pagina 44 van 48

BIJLAGE I

Uitgebrachte adviezen

184469_06, revisie b Pagina 45 van 48

BIJLAGE II

Voortoets

184469_06, revisie b Pagina 46 van 48

RUP OPEN RUIMTE

Voortoets Passende beoordeling

Concept

Gemeente Herent Wilselsesteenweg 28 3020 Herent

Grontmij Vlaanderen Groot -Bijgaarden, 23 april 2009

04, revisie 01

Verantwoording

Titel : RUP OPEN RUIMTE

Subtitel : Voortoets Passende beoordeling

Projectnummer : 186648

Referentienummer : 04

Revisie : 01

Datum : 23 april 2009

Auteur(s) : Veerle Stroobant

E-mail adres : [email protected]

Gecontroleerd door : Karel Vanackere

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : Sofie Depauw

Paraaf goedgekeurd :

Contact : A. Gossetlaan 28a B-1702 Groot-Bijgaarden T +32 2 383 06 40 F +32 2 380 36 08 [email protected] www.grontmij.be

04, revisie 01 Pagina 2 van 16

Inhoudsopgave

1 INLEIDING ...... 4

2 INHOUD EN OPZET VAN HET RUP ...... 5 2.1 Inhoud van de opdracht ...... 5 2.2 Afbakening ...... 5 2.3 Categorisering...... 5

3 BESCHRIJVING SPECIALE BESCHERMINGSZONE ...... 7 3.1 Speciale beschermingszones ...... 7 3.2 Ontwikkelingsperspectieven volgens het RUP ...... 8 3.2.1 Natuurkerngebieden ...... 8 3.2.2 Samenhangende structuur van bos en open landschapskamers...... 8 3.3 Relatie van het plan en SBZ ...... 8

4 INSCHATTING VAN DE IMPACT...... 9 4.1 Algemeen...... 9 4.2 Kastanjebos ...... 9 4.2.1 Bestaande toestand ...... 9 4.3 Vallei van de Molenbeek en Weisetterbeek...... 10 4.4 Uitlopers Bertembos ...... 10 4.5 Impact op habitatrichtlijngebied ...... 11 4.5.1 Kastanjebos en valleigebied van de Molenbeek en Weisetterbeek ...... 11 4.5.2 Uitlopers Bertembos ...... 12 4.5.3 Globale afweging ...... 13

5 CONCLUSIE ...... 15

6 BIJLAGE: KAARTENBUNDEL...... 16

04, revisie 01 Pagina 3 van 16

1 INLEIDING

Met de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 is er meer duidelijkheid geschapen omtrent de integratie van milieueffectenrapportage (m.e.r.) in het plan- proces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP).

Vanaf 1 juni 2008 dient er bij de opmaak van RUP’s formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen te- weegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r.’ dient uitgevoerd te worden.

De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ geven aan of de opmaak van een plan-MER al dan niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die in de RUP’s gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen.

Een RUP is echter van rechtswege plan-MER-plichtig wanneer een passende beoordeling dient opgemaakt te worden. Daarom moet, voorafgaandelijk aan het ‘onderzoek tot m.e.r.’, worden nagegaan of dat de opmaak van een passende beoordeling al dan niet vereist is m.a.w. of er al dan niet betekenisvolle effecten op de SBZ-gebieden verwacht worden. Dit wordt nagegaan in deze voortoets.

Het RUP zal geen kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlage I en II van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 opgesomde projecten.

Procedureel worden volgende stappen onderscheiden in de voortoets:

• De initiatiefnemer voert een toetsing uit om te bepalen of het plan kan resulteren in een be- tekenisvolle aantasting van de speciale beschermingszones. De initiatiefnemer dient de re- sultaten van deze screening in bij de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (DBGP); • De Dienst BGP vraagt advies aan het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) – Vlaams Bra- bant; • ANB bezorgt het advies aan de Dienst BGP; • De Dienst BGP bezorgt het advies van ANB aan de initiatiefnemer en een afschrift ervan aan de dienst MER.

Deze voortoets omvat volgende delen:

• Inhoud en opzet van het RUP; • Beschrijving van de SBZ-H-gebieden, het studiegebied; • Beschrijving van de bestaande toestand; • Vooronderzoek; • Conclusie.

04, revisie 01 Pagina 4 van 16

2 INHOUD EN OPZET VAN HET RUP

2.1 Inhoud van de opdracht

Kaart 1: Grafisch plan

Het gemeentelijk ruimtelijke structuurplan van Herent vormt de basis voor de opmaak van het RUP open ruimte.

In het RUP worden de visie en de doelstellingen zoals omschreven in de gewenste agrarische, landschappelijke en natuurlijke structuur van het gemeentelijk ruimtelijke structuurplan van He- rent, integraal overgenomen.

Gezien de indicatieve aanduiding van de verschillende deelruimtes in het gemeentelijk ruimtelij- ke structuurplan wordt de begrenzing van de deelgebieden vanuit de landschappelijke, natuur- lijke en de agrarische structuur verder verfijnd en opgenomen als verschillende bestemmings- zones in het RUP open ruimte.

Per bestemmingszone zullen stedenbouwkundige voorschriften opgenomen worden in het RUP die de beleidsvisie en -doelstellingen met betrekking tot de open ruimte juridisch uitvoerbaar, indien nodig afdwingbaar, maken. Deze voorschriften worden opgenomen in het verordenende gedeelte.

2.2 Afbakening

Het RUP open ruimte omvat alle gronden binnen de gemeente Herent die zich binnen een gele of groene bestemming volgens het gewestplan of de daarmee vergelijkbare gebieden bevinden.

2.3 Categorisering

Er is gezocht naar een haalbaar evenwicht tussen natuur en landbouw en er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen natuurkerngebieden van bovenlokaal belang en lokaal belang.

Alle VEN-, habitatrichtlijn- en natuurgebieden worden aangeduid, hetzij binnen de bestemming natuurkerngebieden hetzij binnen de 2-ledige bestemming samenhangende structuur van bos en open agrarische landschapskamers .

Op basis van een aantal specifieke criteria werden gebieden voor landbouw en gebieden voor natuur ruimtelijk afgebakend en zowel voor landbouw als voor natuur is een differentiatie ge- maakt op basis van de landschappelijke karakteristieken.

• Open agrarisch landschap is bestemd voor grondgebonden landbouw met aandacht voor het behoud en het versterken van het open karakter van het landschap; • Gebied voor landschapsinrichting zijn bestemd voor landschapszorg met grondgebonden en/of recreatieve landbouw als landschapsbeheerder; • Landschaps- en natuurontwikkelingsgebied is bestemd voor landschapszorg met grondge- bonden landbouw in functie van natuurontwikkeling en natuurbeheer; • Samenhangende structuur van bos en open agrarische landschapskamers is bestemd voor het behoud, beheer en uitbreiding van bos, grondgebonden landbouw in de open agrarische

04, revisie 01 Pagina 5 van 16

INHOUD EN OPZET VAN HET RUP

landschapskamers en het beheer en het ontwikkelen van ecologische verbindingen tussen de landschapskamers en de bosgebieden. Afzonderlijke voorschriften worden opgemaakt voor de structuur van bos en de structuur van open agrarische landschapskamers. • Natuurkerngebieden zijn gebieden bestemd voor natuurbehoud en natuurontwikkeling • Bouwvrije zones (overlay) zijn over bepaalde gebieden aangeduid.

Binnen deze voortoets zal de impact van het RUP open ruimte op de speciale beschermingszo- nes worden onderzocht.

.

04, revisie 01 Pagina 6 van 16

3 BESCHRIJVING SPECIALE BESCHER- MINGSZONE

3.1 Speciale beschermingszones

Kaart 2: aanduiding SBZ-H gebieden

In Herent zijn geen vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) aanwezig maar komen twee habitatrichtlijn- gebieden (SBZ-H) voor:

• Valleigebied tussen Melsbroek, Kampenhout, Kortenberg en Veltem (BE2400010)

Het gebied is een complex van bos- (Floordambos, Hellebos, Snijsselsbos, Silsombos, Kastan- jebos, bos van Merode) en moerasgebieden langsheen de valleien van de Molenbeek en de Barebeek. Het gebied bezit met de kalkrijke moerassen van het Torfbroek/Ter Bronnen één van de botanisch meest waardevolle gebieden van Vlaanderen en strekt zich uit over de gemeenten Herent, Kampenhout, Kortenberg, , , en en heeft een totale oppervlakte van 1445 ha.

Het gebied is aangemeld met vermelding van de volgende habitats:

Habitats: 3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Characeeënvegetatie 4030 Droge heide (alle subtypen) 6230 (+) Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems 6510 Laaggelegen, schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) 7210 Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en Carex davalliana 7230 Alkalisch laagveen 9120 Beukenbossen van het type met Ilex- en Taxus-soorten, rijk aan epifyten (Ilici-Fagetum) 9160 Eikenbossen van het type Stellario-Carpinetum 91E0(+) Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion in- canae, Salicion albae)

De habitats met een (+) betreffen zogenaamde prioritaire habitats.

• Valleien van Dijle, Laan en Ijse met aangrenzende bos- en moerasgebieden (BE2400011)

Het gebied is een geheel van grote moeras- en bosgebieden (waaronder het Rodebos, het Margijsbos en het Bertembos). Met het boscomplex Meerdaalwoud-Heverleebos, omvat het gebied één van de grootste aaneengesloten loofbossen van Vlaanderen. De gebieden zijn ge- legen in de valleien van de Dijle, de Laan en de Ijse en op de aangrenzende (steile) valleihellin- gen en plateaus. Het slakje Vertigo moulinsiana komt op een aantal plaatsen voor. Het habitatrichtlijngebied is gelegen op grondgebied van Bertem, , Herent, , Kortenberg, Leuven, Oud-Heverlee, en en heeft een oppervlakte van 4068 ha.

Het gebied is aangemeld met vermelding van de volgende habitats en soorten:

Habitats:

04, revisie 01 Pagina 7 van 16

BESCHRIJVING SPECIALE BESCHERMINGSZONE

3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamium of Hydrochari- tion 4030 Droge heide (alle subtypen) 6230 (+) Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems 6430 Voedselrijke ruigten 9120 Beukenbossen van het type met Ilex- en Taxus-soorten, rijk aan epifyten (Ilici-Fagetum) 9130 Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum 9160 Eikenbossen van het type Stellario-Carpinetum 91E0(+) Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion in- canae, Salicion albae)

Soorten: Amfibieën: 1160 Triturus cristatus (Kamsalamander) Invertebraten: 1016 Vertigo moulinsiana (Zeggekorfslak)

De Verspreidingsatlas voor Amfibieën en reptielen geeft geen vindplaatsen voor de kamsala- mander op het grondgebied van Herent weer.

3.2 Ontwikkelingsperspectieven volgens het RUP

3.2.1 Natuurkerngebieden

De natuurkerngebieden in het RUP (waaronder ook het SBZ-H-gebied BE2400010) omvatten alle natuurgebieden (in het noordelijke gedeelte van de gemeente) volgens het gewestplan en alle erkende Vlaamse natuurreservaten.

De gebieden zijn bestemd voor natuurbehoud en natuurontwikkeling. Beperkte werken, hande- lingen voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn toegestaan mits een voorafgaande stedenbouwkundige vergunning.

3.2.2 Samenhangende structuur van bos en open landschapskamers

De gebieden zijn bestemd voor het behoud, beheer en uitbreiding van bos, in combinatie met landbouw en met de nodige aandacht voor ecologische verbindingen. Ook hier zijn beperkte werken, handelingen voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen toegestaan mits een voorafgaande stedenbouwkundige vergunning.

De effectbespreking zal telkens gebeuren voor 2 afzonderlijke gebieden nl.

• Het Kastanjebos – centraal in het plangebied gelegen - en de vallei van de Molenbeek en Weisetterbeek – aan de westelijke gemeentegrens gelegen • Uitlopers van Bertembos - zuidelijk gelegen

3.3 Relatie van het plan en SBZ

Kaart 3: Globale situering

Het Kastanjebos en een deel van de vallei van de Molenbeek en Weisetterbeek maken deel uit van de SBZ Valleigebied tussen Melsbroek, Kampenhout, Kortenberg en Veltem (BE2400010) . In het RUP zijn deze gebieden bestemd als ‘natuurkerngebied’.

De uitlopers van het Bertembos op het grondgebied van Herent maken deel uit van de SBZ Val- leien van Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden (BE2400011) . In het RUP worden deze uitlopers bestemd als ‘samenhangende structuur van bos’.

04, revisie 01 Pagina 8 van 16

4 INSCHATTING VAN DE IMPACT

4.1 Algemeen

Voor alle plannen en programma’s waarvan een mogelijk betekenisvol effect vermoed wordt op de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszones, dient nagegaan te worden of een passende beoordeling vereist is. In dit hoofdstuk zal nagegaan worden of de uitwerking van het RUP ‘Open ruimte’ een negatie- ve impact zal hebben op deze speciale beschermingszones.

Het onderzoek naar de noodzaak voor de opmaak van een passende beoordeling bestaat uit 5 delen namelijk.:

1. Heeft het plan een potentiële impact op de habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit? 2. Heeft het plan een potentiële impact op het evenwicht tussen de verspreiding en densi- teit van de soorten en de populaties in zijn geheel? 3. Heeft het plan een potentiële impact op de vitale factoren hoe de SBZ functioneert als ecosysteem? 4. Heeft het plan een potentiële impact op de abiotische relaties die de structuur en functie van de SBZ bepalen 5. Heeft het plan een potentiële impact op het bereiken van een gunstige staat van in- standhouding voor de betreffende SBZ?

Volgende criteria worden beschouwd om deze impact na gaan: mogelijke ecotoopverlies, ver- snippering, verstoring (geluid, licht), barrièrewerking, eutrofiëring, invloed op de hydrologie.

Kaart 4: Biologische waarderingskaart Kaart 5: VEN-gebieden Kaart 6: Waterwingebied - waterlopen

4.2 Kastanjebos

4.2.1 Bestaande toestand

Volgens het gewestplan is het kastanjebos bestemd als natuurgebied en is het ter hoogte van het waterwingebied gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorzieningen.

Het Kastanjebos is centraal gelegen op het grondgebied van Herent in de vallei van de Lipse- beek, ten noorden van Veltem-Beisem. De vallei wordt gekenmerkt door de Lipsebeek met de vele zijtakken en hun brongebieden. Het gebied vormt een belangrijke natuurlijke structuur in Herent en wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van weilanden, valleibossen (eiken- haagbeukenbossen) en populierenaanplanten. Het gebied wordt omgeven door landbouwge- bieden. In het noordoosten is er lintbebouwing aanwezig langs de Mechelsesteenweg (N26), in het zuidwesten bevindt zich de kern van Veltem-Beisem.

Binnen het bos is een grondwaterwinning aanwezig.

Het kastanjebos is volgens de biologische waarderingskaart voor een groot deel aangeduid als biologisch zeer waardevol met complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle ele-

04, revisie 01 Pagina 9 van 16

INSCHATTING VAN DE IMPACT

menten, biologisch minder waardevol en biologisch waardevol. Het is tevens een faunistisch voornaam gebied. Volgende BWK-eenheden zijn aanwezig: eiken-haagbeukenbos (qa), kap- vlakte (se), alluviaal essen-olmenbos (va), Populieraanplant (pop), soortenarm permanent cul- tuurgrasland (hp), soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke gras- (hp+), akker op lemige bodem (bi), veedrinkpoel (kn-), populierenaanplant op vochtige grond met ruderale ondergroei (lhi), Kasteelpark (kpk – ter hoogte van St-Benedictushoeve), mesofiel hooiland (glashaververbond) – zwak ontwikkeld en/of weinig voorkomend (hu-), hout- kant of oude heg (kh-), bomenrij met dominantie van (al dan niet) geknotte wilg (kbs-).

Het Kastanjebos is tevens afgebakend als VEN-gebied m.n. het Torfbroek-Silsombos- Kastanjebos. Het Kastanjebos is in beheer door Natuurpunt-Herent en is een erkend natuurre- servaat.

4.3 Vallei van de Molenbeek en Weisetterbeek

Op het gewestplan zijn beide valleien op het grondgebied Herent bestemd als natuurgebied. Stroomopwaarts is de Weisetterbeek bestemd als landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

De Molenbeek vormt in het westen de grens met de gemeente Kortenberg. In het oosten is het valleigebied begrensd door de kern van Veltem-Beisem en open landbouwgebieden van akkers en weilanden, die de overgang naar het gebied van de vallei van de Weisetterbeek vormen. De Weisetterbeek ontspringt ter hoogte van Veltem-Beisem. Meer stroomafwaarts is, ten westen van de Weisetterbeek, het Kareelbos gelegen, de waterloop zelf loopt door het Langenbos. Beide valleigebieden worden dus gekenmerkt door een afwisseling van valleibossen (eiken-, elzenbroek, essen-olmen), weilanden en populierenaanplanten. Binnen de valleigebieden bevinden zich nog een aantal niet-geklasseerde waterlopen en grach- ten die in de Molenbeek en Weisetterbeek uitmonden.

De valleigebieden zijn volgens de biologische waarderingskaart voor een groot deel aangedui- aangeduid als biologisch zeer waardevol met biologisch waardevolle percelen, complexen van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen. Het is tevens een faunistisch voornaam gebied. Volgende BWK-eenheden zijn aanwezig: zuur beukenbos (fs), zuur eikenbos (qs), aan- plant van Grove den met laag struikgewas (ppms), soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden (hp+), bomenrij met dominantie van (al dan niet geknotte) wilg (kbs), bomenrij met dominantie van zomereik (kbq), eiken-haagbeukenbos (qa), populie- renaanplant op vochtige grond al dan niet met elzen- en/of wilgenondergroei (lh-lhb), alluviaal essen-olmenbos (va), kapvlakte (se), Populierenaanplant (pop), mesotroof elzenbos met zeg- gen – jonge boomlaag en/of vegetatiekundig zwak ontwikkeld (vm-), natte moerasspirearuigte met moesdistel (hfc), loofhoutaanplant (n), gemengd loofhout (gml).

Beide valleigebieden zijn tevens afgebakend als VEN-gebied m.n. Torfbroek-Silsombos- Kastanjebos. De Molenbeekvallei is in beheer van Natuurpunt-Herent en is een erkend natuur- reservaat.

4.4 Uitlopers Bertembos

Het noordelijk deel van het Bertembos situeert zich nog net op het grondgebied van Herent en is op het gewestplan ingekleurd als natuurgebied. Aangrenzend in het noordwesten sluit het natuurgebied aan bij woongebied (zuidelijk deel van Veltem-Beisem) en in het noorden situeert zich in (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied.

Bertembos is grotendeel gelegen op het grondgebied van Bertem maar het bosgebied loopt verder uit tot het zuiden van Herent. De Bosbeek doorsnijdt dit gebied. Het zuidelijk deel van Herent heeft een uitgesproken reliëf, in vergelijking met het overwegend vlakke noordelijk deel. Door deze reliëfwijzigingen is dit gebied meer onderhevig aan erosie. Het gebied op grondgebied van Herent wordt gekenmerkt door een aaneenschakeling van bos- fragmenten, weilanden en akkers, kleine landschapselementen, holle wegen, aansluitend aan

04, revisie 01 Pagina 10 van 16

INSCHATTING VAN DE IMPACT

bebouwing. Het Bertembos zelf is overwegend bos (eiken en eiken-haagbeukenbossen), met weinig open vlaktes. Het gebied bestaat volgens de biologische waarderingskaart uit biologisch zeer waardevolle gebieden, complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen, biologisch minder waardevol en biologisch waardevol. Het is tevens een faunistisch voornaam gebied. Volgende BWK-eenheden zijn aanwezig: eiken-haagbeukenbos (qa), kapvlakte (se), alluviaal essen-olmenbos (va), populierenaanplant (pop), soortenarm permanent cultuurgrasland (hp), soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden (hp+), akkers op lemige bodem (bi), veedrinkpoel (kn-), populierenaanplant op vochtige grond met ruderale ondergroei (lhi), soortenrijke, grazige bermen, perceelsranden, stroken, … (k(hp+)), bomenrij met dominantie van (al dan niet geknotte) wilg (kbs-), bomenrij met dominantie van zomereik (kbq-), mesofiel hooiland (glashaververbond) – zwak ontwikkeld en/of weinig voorkomend.

Het deel van het Bertembos op grondgebied van Herent maakt nog deel uit van het VEN Ber- tembos-Grevensbos.

4.5 Impact op habitatrichtlijngebied

4.5.1 Kastanjebos en valleigebied van de Molenbeek en Weisetterbeek

Het Kastanjebos (valleigebied van de Lipsebeek) en de vallei van de Molenbeek en Weisetter- beek worden in het RUP open ruimte afgebakend als natuurkerngebied.

Volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn toege- staan mits een voorafgaandelijke stedenbouwkundige vergunning:

• Werken in functie van natuurbehoud, natuurontwikkeling en/of natuureducatie: ° In de vergunningsaanvraag dient te worden aangetoond dat de aanvraag noodzakelijk is in functie van natuurbehoud, natuurontwikkeling en/of natuureducatie; ° De aanvraag versterkt de ecologische en de landschappelijke kenmerken in de omgeving ° Aanvragen m.b.t. natuureducatie moeten deel uitmaken van een educatief of recreatief netwerk. • Werken aan bestaande weginfrastructuren, buurtwegen en voetwegen in functie van de toe- gankelijkheid van het natuurkerngebied: ° In de vergunningsaanvraag dient te worden aangetoond dat de aanvraag noodzakelijk is in functie van een verbeterde ontsluiting van het natuurkerngebied; ° Een verhoogde landschapsbeleving en het behoud en herstel van specifieke landschaps- kenmerken is een beoordelingscriterium. • Werken aan bestaande waterlopen, waterplassen en grachten die nodig zijn in functie van het watersysteem van het natuurkerngebied: ° In de vergunningsaanvraag dient te worden aangetoond dat de aanvraag noodzakelijk is in functie van het bijdragen aan het herstel van de natuurlijke waterhuishouding en dienen de principes van natuurtechnische milieubouw (NTMB) te worden toegepast; ° Een verbetering van ecologische en landschappelijke kenmerken is een beoordelingscri- terium. • Alle afsluitingen enkel uitgevoerd in paal en draad of prikkeldraad en/of levende streekeigen en standplaatsgebonden plantensoorten, noodzakelijk in functie van natuurbescherming met een beperking in hoogte tot 1,5 m: ° De noodzaak tot afsluiten dient in de vergunningsaanvraag te worden aangetoond; ° Inpassing van de nieuwe beplanting in het natuurlijke milieu en het omgevende landschap is een beoordelingscriterium.

Zijn niet toegestaan :

• Alle andere dan de hierboven vermelde afsluitingen

04, revisie 01 Pagina 11 van 16

INSCHATTING VAN DE IMPACT

• Het omzetten van historische en permanente graslanden naar een ander grondgebruik (be- halve perceelsranden voor hagen, heggen en bomenrijen) • Werken, handelingen voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen ° in functie van land- en tuinbouw, ° die de natuurlijke afwatering verstoren of die de aanwezige verstoring van de natuurlijke afwatering versterkt of in stand houdt

Voor de valleigebieden wordt het kenmerkende landschap behouden en zelfs versterkt. Hier- door wordt de landschappelijke ankerplaats opgewaardeerd. Door natuurvriendelijke inrichting van beken en het aangrenzende gebied wordt de landschaps- belevingswaarde verhoogd.

Verder wordt in het gebied tussen de vallei van de Molenbeek en de Weisetterbeek en het Kas- tanjebos een groot deel ingevuld als landschaps- en natuurontwikkelingsgebied. In dit gebied zijn er enkel beperkte werken, handelingen, … toegestaan mits een voorafgaandelijke steden- bouwkundige vergunning. Ecologische en landschappelijke continuïteit is een aandachtspunt. In de ontwikkelingsgebieden zal op termijn worden afgestapt van akkerbouw en zal er een om- schakeling naar weiland gebeuren. Indien mogelijk is er een verdere evolutie naar extensief grasland en bebossing. Uitbreidingen of nieuwe landbouwinfrastructuren worden niet toegela- ten. Dit gebied zal er op deze manier voor zorgen dat er tussen de natuurkerngebieden van het Kas- tanjebos en van de Molenbeekvallei/Weisetterbeek een natuurverbinding gecreëerd wordt

4.5.2 Uitlopers Bertembos

De uitlopers van het Bertembos worden in het RUP open ruimte afgebakend als samenhangen- de structuur van bos en open landschapskamers.

Volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn toege- staan mits een voorafgaandelijke stedenbouwkundige vergunning:

• Werken in functie van een rendabele landbouwbedrijfvoering van een bestaand grondge- bonden landbouwbedrijf, gelegen binnen een open agrarische landschapskamer : ° In de vergunningsaanvraag dient te worden aangetoond dat de aanvraag handelt over noodzakelijke werken in functie van rendabele grondgebonden landbouwbedrijfsvoering met zuinig ruimtegebruik; ° Kwaliteit van inplanting en inkleding met streekeigen standplaatsgebonden plantsoorten in functie van de beeldkwaliteit is een beoordelingscriterium. • Werken aan bestaande weginfrastructuren, buurtwegen en voetwegen in functie van de toe- gankelijkheid van het bos en de open agrarische landschapkamers : ° In de vergunningsaanvraag dient te worden aangetoond dat de aanvraag noodzakelijk is in functie van een verbeterde ontsluiting van de gebieden; ° Een verhoogde landschapsbeleving en het behoud en herstel van specifieke landschaps- kenmerken is een beoordelingscriterium. • Werken aan bestaande waterlopen, waterplassen en grachten die nodig zijn in functie van het watersysteem van het bos en de open agrarische landschapkamers : ° In de vergunningsaanvraag dient te worden aangetoond dat de aanvraag noodzakelijk is in functie van het bijdragen aan het herstel van de natuurlijke waterhuishouding en dienen de principes van natuurtechnische milieubouw (NTMB) te worden toegepast; ° Een verbetering van ecologische en landschappelijke kenmerken is een beoordelingscri- terium. • Werken in functie van behoud, beheer en uitbreiding van bestaande bossen en ecologische verbindingen: ° In de vergunningsaanvraag dient te worden aangetoond dat de aanvraag noodzakelijk is in functie van het behoud, beheer of uitbreiding van bestaande bossen;

04, revisie 01 Pagina 12 van 16

INSCHATTING VAN DE IMPACT

° Een versterking van de ecologische en landschappelijke kenmerken is een beoordelings- criterium. • Alle afsluitingen enkel uitgevoerd in paal en draad of prikkeldraad en/of levende streekeigen en standplaatsgebonden plantensoorten, noodzakelijk in functie van natuurbescherming met een beperking in hoogte tot 1,5 m: ° De noodzaak tot afsluiten dient in de vergunningsaanvraag te worden aangetoond; ° Inpassing van de nieuwe beplanting in het natuurlijke milieu en het omgevende landschap is een beoordelingscriterium.

• Alle andere dan de hierboven vermelde afsluitingen • Het omzetten van historische en permanente graslanden naar een ander grondgebruik (be- halve perceelsranden voor hagen, heggenen bomenrijen) • Werken, handelingen voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen ° Aan bestaande holle wegen die nodig zijn in functie van de toegankelijkheid van het land- bouwgebied; ° die de natuurlijke afwatering verstoren of die de aanwezige verstoring van de natuurlijke afwatering versterkt of in stand houdt zijn niet toegestaan .

De uitlopers van het Bertembos op het grondgebied van Herent zijn op dit ogenblik gefragmen- teerd, de open akkers wisselen af met bosfragmenten. Rekening houdend met de bestaande bebouwing wordt getracht, door de afbakening een samenhangende structuur van een gestruc- tureerd geheel van bossen en open landschapskamers tot stand te brengen. Verdere bebossing in de toekomst is noodzakelijk om de aaneengesloten, ruime bosstructuren te realiseren. Op termijn kunnen bepaalde akkers bebost worden om de natuurverbindingen tot stand te brengen. De bebouwing wordt afgeschermd door bosstructuren. In de open landschapskamers domineert het natuurlijke karakter en is de landschapsbelevingswaarde bijgevolg zeer hoog. Holle wegen worden eveneens beschouwd als natuurverbindingen. Door beperkingen op te leggen worden deze in bescherming genomen.

Op basis van bovenstaande wordt geen ecotoopwijziging verwacht door de uitwerking van het plan, tenzij in het kader van natuurontwikkeling. De natuurontwikkeling dient getoetst te worden aan de instandhoudingsdoelstellingen.

4.5.3 Globale afweging

De doelstelling van het RUP open ruimte is het vrijwaren van het buitengebied en het behoud van onbebouwde ruimte door een afbakening van zones voor landbouw, bos en natuur. Het RUP zorgt dat de natuurlijke entiteiten zoals het Kastanjebos, Kareelbos, Molenbeekvallei, uitlopers van Bertembos, holle wegen, beekvalleien verbonden worden door groene corridors door buiten de natuurkerngebieden natuurontwikkelingsgebieden en open agrarische land- schapskamers te voorzien. Op die manier wordt gestreefd naar betere migratiemogelijkheden voor plant en dier en kan ook een landschappelijke meerwaarde gecreëerd worden. Voor de Molenbeek- en Weisetterbeekvallei, het Kastanjebos zijn de gebieden die een natuurfunctie toebedeeld krijgen ruimer dan nu het geval is. Voor de uitlopers van het Bertembos geldt het- zelfde voor de samenhangende structuur voor bos. Binnen de natuurkerngebieden en samenhangende structuur bos wordt geen ecotoopverlies verwacht, tenzij in het kader van natuurontwikkeling wat de gebieden ten goed komt. Er worden in tegendeel mogelijkheden voor ecotoopcreatie gerealiseerd, hetzij door inrichting van zones (vb. bebossing), hetzij door beheer.

Ten opzichte van de huidige toestand komen weinig veranderingen voor die een negatieve im- pact kunnen veroorzaken, integendeel door het uitwerken van het plan worden verbindingen gecreëerd tussen zones voor natuur en bos die versnippering en barrièrewerking tegengaan.

Afhankelijk van de toekomstige bestemming worden bebouwingsmogelijkheden of uitbreidings- mogelijkheden gelimiteerd

04, revisie 01 Pagina 13 van 16

INSCHATTING VAN DE IMPACT

De beekvalleien worden opgewaardeerd door de uitvoering van het plan en zijn een schakel in de keten van de natuurverbinding (landschappelijk en ecologisch). Door natuurvriendelijke in- richting van de waterlopen en grachten zal onder andere resulteren in een verhoging van de landschapsbelevingswaarde en ontwikkelingsperspectieven voor aquatische fauna/flora en oe- vervegetatie. Door verbodsbepalingen op te leggen in de voorschriften heeft dit tot gevolg dat er beperkingen zullen zijn naar het waterwingebied in het Kastanjebos. Naar hydrologie toe wordt enkel een gunstige invloed verwacht.

Naar eutrofiëring toe zorgt het Mestdecreet voor de nodige bemestingsvoorwaarden en normen. Los daarvan is heeft het afbakenen van natuurfuncties tot gevolg dat akkerbouw op termijn wordt opgeschakeld naar weiland en zelfs extensief grasland of bos, waardoor het effect van eutrofiëring zal verminderen.

Gezien de functie van de gebieden wordt geen licht- en geluidsverstoring verwacht. Delen van de gebieden zijn toegankelijk voor laagdynamische recreatieve activiteiten zoals wandelen en fietsen. Bepaalde zones worden, door beperkingen in de voorschriften, niet of minder toeganke- lijk gemaakt voor het publiek.

04, revisie 01 Pagina 14 van 16

5 CONCLUSIE

Op basis van bovenstaande beoordeling kan besloten worden dat het RUP open ruimte geen negatieve impact teweeg zal brengen.

1. Het plan heeft geen negatieve impact op de habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit. 2. Het plan heeft geen negatieve impact op het evenwicht tussen de verspreiding en den- siteit van de soorten en de populaties in zijn geheel. 3. Het plan heeft geen impact op de vitale factoren hoe de SBZ functioneert als ecosys- teem. 4. Het plan heeft geen negatieve impact op de abiotische relaties die de structuur en func- tie van de SBZ. 5. Het plan heeft geen negatieve impact op het bereiken van een gunstige staat van in- standhouding voor de betreffende.

Bijgevolg is de opmaak van een passende beoordeling niet noodzakelijk.

04, revisie 01 Pagina 15 van 16

BIJLAGE III

Advies ANB

184469_06, revisie b Pagina 47 van 48

BIJLAGE IV

Streekeigen en standplaatsgebonden soorten per ecodistrict

184469_06, revisie b Pagina 48 van 48

Voorkomen van autochtone bomen en struiken per edocistrict

Hulpmiddel bij soortkeuze voor aanplantingen

De hier volgende tabellen dienen als een mogelijk hulpmiddel bij de soortkeuze van een aanplant. Ze geven een beeld van de nog voorkomende autochtone populaties bomen en struiken in de regio. Voor de soortkeuze is het naast deze tabellen zinvol de soortensamenstelling van het natuurlijke bos te raadplegen dat typisch is voor de groeiplaats. Deze zijn in een aparte lijst raadpleegbaar (overzicht bostypologie). De gekozen soorten moeten bovenal geschikt zijn voor de betreffende standplaats. Bij twijfel is plantadvies inwinnen zeker nuttig.

De lijsten zijn vooral zinvol voor struik- en nevenboomsoorten , omdat deze in het verleden minder of niet door de mens werden aangeplant. De hoofdboomsoorten werden de laatste eeuwen veel meer geëxploiteerd en aangeplant met plantmateriaal waarvan de herkomst niet meer te traceren is. Daarom zijn autochtone populaties zeldzamer. Uit de lijsten blijkt bijvoorbeeld eik heel zeldzaam te zijn in heel wat streken omdat autochtone populaties er bijna niet meer voorkomen. Dit wil niet zeggen dat de soort niet thuishoort in bepaalde regio’s van Vlaanderen.

Zeldzamere soorten met een procentueel voorkomen tussen 5 en 10 % zijn in de tabellen met lichtgrijs aangeduid, en de heel zeldzame soorten met een procentueel voorkomen lager dan 5% zijn niet weergegeven. Dit, omdat massale aanplant van zeldzame soorten niet wenselijk is.

De tabellen geven enkel de soorten weer waarvan autochtone populaties nog aanwezig zijn in de streek. Anderzijds kunnen om cultuurhistorische redenen bepaalde soorten streekeigen zijn, omdat de mens die van oudsher daar heeft aangeplant. Deze cultuurhistorisch streekeigen soorten zijn niet in deze tabellen terug te vinden.

De ecodistricten op zich werden afgebakend op basis van gegevens over klimaat, bodem, geologie, hydrologie, expositie, fauna, flora en cultuurhistorie.

De tabellen zijn opgesteld op basis van de gegevens van de opeenvolgende inventarissen naar autochtone bomen en struiken in Vlaanderen: 1998  Maes N. & Rövekamp C. (1998). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in Vlaanderen. Een onderzoek naar autochtone genenbronnen in de Ecologische Impulsgebieden. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos & Groen, Brussel. 1999  Rövekamp C. & Maes N. (1999). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in Vlaanderen. Een onderzoek naar autochtone genenbronnen in de Regionale Landschappen West-Vlaamse Heuvels, Vlaamse Ardennen en de houtvesterijen Hechtel en Bree. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos & Groen, Brussel. 2000  Maes N. & Rövekamp C. (2000). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in het Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen. Een onderzoek naar autochtone genebronnen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos & Groen, Brussel.  Rövekamp C. & Maes N. (2000). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in het Regionaal Landschap West-Vlaamse Heuvels. Een onderzoek naar autochtone genebronnen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos & Groen, Brussel.  Rövekamp C., Maes N., & Zwaenepoel A. (2000). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken en cultuurwilgen in de Vlaamse Vallei. Een onderzoek naar autochtone genenbronnen in Gent en omgeving. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos & Groen, Brussel. 2001  Opstaele B. (2001). Autochtone bomen en struiken in de houtvesterijen Leuven en Hasselt. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Brussel. 2003  Maes B., Rövekamp C., Opstaele B. & Zwaenepoel A. (2003). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in de houtvesterijen Antwerpen en Turnhout. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.

Figuur De punten op de figuur zijn de opnamelocaties. Dit zijn plaatsen waar autochtone bomen en struiken groeien. De opnamelocaties zijn in detail beschreven in de vertrouwelijke rapporten van de invantarisaties naar autochtone bomen en struiken in Vlaanderen. De gegevens van de opnamepunten, gelegen in een bepaald ecodistrict, werden verwerkt tot de tabellen. Omdat Vlaanderen nog niet gebiedsdekkend geïnventariseerd is, bevatten sommige ecodistricten geen of slechts weinig opnamepunten. De tabellen voor deze ecodistricten zijn nog niet in dit document toegevoegd.

Beneden-Schelde Beneden Dijlevallei

Aantal opnamelocaties: 34 Aantal opnamelocaties: 45

wetenschappelijke naam Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Sambucus nigra Gewone vlier Sambucus nigra Gewone vlier Rubus caesius Dauwbraam Lonicera periclymenum Wilde kamperfoelie Salix cinerea s.l. Grauwe wilg Cornus sanguinea Rode kornoelje Salix caprea Boswilg Hedera helix Klimop Solanum dulcamara Bitterzoet Corylus avellana Hazelaar Viburnum opulus Gelderse roos Sorbus aucuparia Wilde lijsterbes Salix x multinervis Geoorde wilg x Grauwe wilg Viburnum opulus Gelderse roos Salix x reichardtii Boswilg x Grauwe wilg Alnus glutinosa Zwarte els Rosa canina Hondsroos Crataegus monogyna Eenstijlige meidoorn Cornus sanguinea Rode kornoelje Rhamnus frangula Sporkehout of Vuilboom Hedera helix Klimop Salix cinerea s.l. Grauwe wilg Eenstijlige x Tweestijlige Solanum dulcamara Bitterzoet Crataegus x media meidoorn Eenstijlige x Tweestijlige Lonicera periclymenum Wilde kamperfoelie Crataegus x media meidoorn Alnus glutinosa Zwarte els Carpinus betulus Haagbeuk Crataegus monogyna Eenstijlige meidoorn Fraxinus excelsior Gewone es Cytisus scoparius Brem Ribes rubrum Aalbes Rhamnus frangula Sporkehout of Vuilboom Euonymus europaeus Wilde kardinaalsmuts Salix x reichardtii Boswilg x Grauwe wilg Alnus incana Witte els of Grauwe els Crataegus laevigata Tweestijlige meidoorn Prunus padus Vogelkers Prunus avium s.l. Zoete kers Ulmus minor Gladde iep (of Veldiep) Quercus x rosacea Wintereik x Zomereik Salix caprea Boswilg

Brabants Heuvelland Centrale Kempen

Aantal opnamelocaties: 104 Aantal opnamelocaties: 330

Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Sambucus nigra Gewone vlier Rubus spec. Braam Hedera helix Klimop Lonicera periclymenum Wilde kamperfoelie Rhamnus frangula Sporkehout of Vuilboom Corylus avellana Hazelaar Viburnum opulus Gelderse roos Cornus sanguinea Rode kornoelje Salix cinerea s.l. Grauwe wilg Crataegus monogyna Eenstijlige meidoorn Solanum dulcamara Bitterzoet Lonicera periclymenum Wilde kamperfoelie Salix x multinervis Geoorde wilg x Grauwe Ulmus minor Gladde iep (of Veldiep) wilg Rosa canina Hondsroos Hedera helix Klimop Euonymus europaeus Wilde kardinaalsmuts Salix caprea Boswilg Prunus spinosa Sleedoorn Sorbus aucuparia Wilde lijsterbes Fraxinus excelsior Gewone es Vaccinium myrtillus Blauwe bosbes Clematis vitalba Bosrank Alnus glutinosa Zwarte els Quercus robur Zomereik Corylus avellana Hazelaar Carpinus betulus Haagbeuk Calluna vulgaris Struikhei Sorbus aucuparia Wilde lijsterbes Quercus robur Zomereik Quercus x rosacea Wintereik x Zomereik Salix cinerea ssp. cinerea Grauwe wilg Ulmus glabra Ruwe iep (of Bergiep) Salix x reichardtii Boswilg x Grauwe wilg Salix caprea Boswilg Cornus sanguinea Rode kornoelje Quercus petraea Wintereik Salix aurita Geoorde wilg Ribes rubrum Aalbes Ribes nigrum Zwarte bes Prunus avium s.l. Zoete kers Cytisus scoparius Brem Rhamnus frangula Sporkehout of Vuilboom Fraxinus excelsior Gewone es Cytisus scoparius Brem Prunus padus Vogelkers Solanum dulcamara Bitterzoet Sambucus nigra Gewone vlier Alnus glutinosa Zwarte els Mespilus germanica Mispel Betula pubescens Zachte berk Salix cinerea s.l. Grauwe wilg Viburnum opulus Gelderse roos Rosa arvensis Bosroos Rosa corymbifera Heggeroos Rubus idaeus Framboos