<<

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Glastuinbouwgebied () Toelichtingsnota Versie voor voorlopige vaststelling 27 januari december 2016

1 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Colofon

Dit document is een publicatie van: Provincie Oost-Vlaanderen Gouvernementstraat 1 9000 Gent Dienst Ruimtelijke Planning secretariaat: 09 267 75 61

Dossiernummer: RUP/2008/PRUP/OVL/108

Verantwoordelijke ruimtelijk planner: Bart Verbeke

Interne werkgroep: Marieke Van Poucke, Koen Fauconnier, Pieter Jan Meire, Karen Dhollander

Dossierverloop beslissing deputatie tot opmaak PRUP 19 november 2015 plenaire vergadering 21 december 2015 voorlopige vaststelling door provincieraad 27 januari 2016 openbaar onderzoek [datum] advies PROCORO [datum] definitieve vaststelling door provincieraad [datum]

De normatieve delen van dit provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan zijn: - het grafisch plan - de stedenbouwkundige voorschriften - het onteigeningsplan en -tabel

De niet-normatieve delen van dit provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan zijn: - de toelichtingsnota en kaartmateriaal - het plan-MER en grondwaterstudie - het landbouweffectenrapport - briefwisseling m.b.t. het planproces. 2 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

INHOUDSTAFEL

INLEIDING 5 PLANNINGS- EN BESLUITVORMINGSPROCES 7 1. BELEIDSOPTIES GLASTUINBOUW 12 1.1. Kenmerken van de glastuinbouw 12 1.1.1. De glastuinbouwsector 12 1.1.2. Het glastuinbouwbedrijf 21 1.1.3. Clustering van glastuinbouwbedrijven 24 1.1.4. Gelijkaardige projecten in Vlaanderen 26 1.2. Vlaamse beleidsopties ten aanzien van glastuinbouw 28 1.2.1. Bestemmingsplannen 28 1.2.2. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 28 1.2.3. Afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur 29 1.2.4. Actieplan glastuinbouw Vlaanderen 29 1.2.5. Vlaams Klimaatplan 2006 – 2012 31 1.3. Provinciale beleidsopties ten aanzien van glastuinbouw 37 1.3.1. Provinciaal Klimaatplan 37 1.3.2. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan 38 1.3.3. Visie op de afbakening van glastuinbouwgebieden 39 1.3.4. Methodiek bij het bepalen van de meest geschikte locaties voor glastuinbouw 41 2. GLASTUINBOUWGEBIED MELSELE 63 2.1. Situering en positionering 63 2.1.1. Situering in de regio 63 2.1.2. Plannings- en beleidscontext 63 2.1.3. Structuurbepalende elementen in de regio 85 2.2. Beschrijving van de bestaande en juridische toestand 86 2.2.1. Juridische toestand 86 2.2.2. Feitelijke toestand 87 2.3. Doorwerking van het planMER in het RUP 93 2.4. Doorwerking van het landbouweffectenrapport in het RUP 112 2.5. Gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de tuinbouwcluster 113 2.5.1. Uitgangsvisie 113 2.5.2. Plangrenzen 113 2.5.3. Ruimtelijke concepten 114 3 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2.5.4. Inrichtingsprincipes 115 2.5.5. Energie 119 2.5.6. Waterhuishouding en watertoets 119 2.5.7. Landschapintegratie 122 2.5.8. Buurtwegen 123 2.6. Ruimteboekhouding 125 2.7. Lijst met op te heffen voorschriften 125 2.8. Register van percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot planschadevergoeding, planbatenheffing of/ en compensatie 125 2.9. Motivatie voor het onteigeningsplan 126 2.9.1. Algemeen belang 126 2.9.2. Onteigeningsnoodzaak 127 BIJLAGEN 128

4 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

INLEIDING

Tot nu toe werden in Vlaanderen serres voor glastuinbouw vrijwel uitsluitend verspreid gerealiseerd, hoewel zich in sommige gebieden spontaan zeker concentraties of clusters aftekenden. Door het ontbreken van openbare voorzieningen zoals onder meer wegen, gas- en elektriciteitsnet en rioolvoorzieningen is het zeker niet overal mogelijk om een modern tuinbouwbedrijf te realiseren. Om concurrentieel te zijn, dient een glastuinbouwer te beschikken over ruime kavels en dienen er geschikte openbare nutsvoorzieningen aanwezig te zijn. Glastuinbouwers zijn dan ook op zoek naar geschikte locaties waar onder meer meerwaarde gecreëerd kan worden door schaalvergroting, samenwerking in aankoop en de aanwezigheid van de juiste voorzieningen.

De Vlaamse Regering heeft zich tot gesteld om nieuwbouw van glastuinbouw te ondersteunen enerzijds via het ruimtelijk beleid in het RSV en anderzijds in het Vlaams Actieplan Glastuinbouw (2003). Door de hierboven aangehaalde problemen en door de moeilijke procedures voor het verkrijgen van de nodige vergunningen is dat echter moeilijk. De provincie Oost-Vlaanderen streeft dezelfde doelstelling na en heeft die bevestigd in het bindend gedeelte van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. In navolging van deze beleidsoptie worden glastuinbouwgebieden van bovenlokaal belang afgebakend in deze provincie. Een eerste werd afgebakend in het PRUP Stokstorm in .

Het voorliggende plan is nu een PRUP om een glastuinbouwgebied in Melsele af te bakenen.

Het voorliggende RUP bevat conform de VCRO: - een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is - de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer, en, desgevallend, de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid - een weergave van de feitelijke en juridische toestand - de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is - in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden - in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van het planmilieueffectenrapport, de passende beoordeling, het ruimtelijk veiligheidsrapport, en andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten - in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid

Daarnaast bevat het RUP ook een onteigeningsplan cfr. art. 2.4.4 §1 van de VCRO.

5 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Het grafisch plan en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben een verordenende kracht. De teksten en kaartmateriaal van de toelichtingsnota hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar hebben een belangrijke waarde als inhoudelijk onderdeel van het provinciaal RUP.

Verder maken deel uit van dit RUP: - het planmilieueffectenrapport (planMER), goedgekeurd op 12 januari2016 - de grondwaterstudie en samenvatting (juni 2015) - het landbouweffectenrapport (LER) (2010) - briefwisseling m.b.t. het planproces.

6 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

PLANNINGS- EN BESLUITVORMINGSPROCES

Doelstelling van het PRUP

Het PRUP Glastuinbouwgebied Melsele omvat een ontwikkelingsgebied voor glastuinbouw in één van de bestaande glastuinbouwconcentratiegebieden van Oost-Vlaanderen, Beveren/, ter hoogte van het bedrijventerrein Schaarbeek op de grens van de gemeenten Beveren, en Zwijndrecht.

Het plangebied wordt ontwikkeld als een agrarische bedrijvenzone die deel uitmaakt van de gebieden van de agrarische structuur (750 000ha agrarisch gebied bestemd voor beroeps-landbouw). In het bijzonder maakt het PRUP deel uit van een landbouwgebied met ontwikkelingsmogelijkheden voor de glastuinbouw. Landbouw is er de hoofdfunctie.

Vandaag wordt dit landbouwgebied gekenmerkt door een ruimtelijke afwisseling van grond-gebonden landbouw en glastuinbouw. Het plangebied wordt door gebiedsspecifieke bestemmingsvoorschriften aangeduid als een agrarisch bedrijvenzone binnen dit samenhangende landbouwgebied. Een belangrijke doelstelling is om de zone zodanig optimaal ruimtelijk te organiseren en landschappelijk in te kleden zodat de hinder naar de omgeving geminimaliseerd wordt, o.a. voor het samenhangende open landbouwgebied ten westen ervan en de aangrenzende bewoning.

Historiek van het PRUP

Op 21 november 2007 werd op initiatief van de gemeente Beveren een RUP opgestart voor afbakening en inrichting van een glastuinbouwgebied te Melsele. In 2006 werd het gemeentelijk structuurplan van Beveren goedgekeurd met in deelruimte ‘de Zuidelijke hoofdruimte’ het concept ‘ruimte voor hoogdynamisch landgebruik’, met aandacht voor onder meer glastuinbouw en met in de agrarische deelstructuur een ‘stimuleringsgebied voor glastuinbouw ten zuiden van Melsele’. Tevens werden twee haalbaarheidsstudies opgestart waarin onderzoek werd gedaan naar de mogelijkheden voor gebruik van restwarmte en CO2 afkomstig van de haven (Moons, 2008 en De Sitter et al. 2008).

Op 6 oktober 2008 werd op een bilateraal overleg tussen provincie en gemeente voorgesteld dat de deputatie het planproces zou overnemen, onder meer omwille van het bovenlokale karakter van het gebied. Op 23 oktober 2008 besliste de deputatie een PRUP op te maken voor een glastuinbouwgebied van bovenlokaal belang te Melsele.

Op 21 januari 2010 heeft de deputatie de opdracht voor de opmaak van een plan-MER voor het PRUP volgens het integratiespoor toegewezen aan Haskoning .

Op 27 mei 2010 keurde de deputatie de Nota voor Publieke Consultatie van dit plan-MER voor het PRUP goed. Deze werd ingediend bij de dienst MER en volledig verklaard op 5 juli 2010 en ter inzage gelegd tussen 19 juli en 17 augustus 2010 bij de gemeenten Beveren, Kruibeke en Zwijndrecht.

7 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Op basis van de nota voor publieke consultatie kreeg het publiek alsook het maatschappelijke middenveld en alle betrokken instanties, de mogelijkheid om opmerkingen te geven over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport, meer in het bijzonder over welke effecten en alternatieven dienen bestudeerd te worden.

De dienst MER heeft de opmerkingen gebundeld en een beslissing inzake de richtlijnen genomen op 13 oktober 2010, mede op basis van de richtlijnenvergadering van 2 september 2010. Aan de hand van deze richtlijnen werd het milieuonderzoek gevoerd en een ontwerp- MER opgesteld en opnieuw ter advies aan de instanties voorgelegd (tekstbespreking van 9 juni 2011). Het plan-MER (PLIR0049) werd definitief goedgekeurd op 2 augustus 2011.

Voor het PRUP Glastuinbouwgebied Melsele werd op 7 oktober 2011 plenaire vergadering gehouden. De provincieraad stelt het ontwerp van PRUP en bijhorend onteigeningsplan voorlopig vast op 9 november 2011. Het openbaar onderzoek liep van 2 december 2011 tot en met 30 januari 2012.

Het PRUP werd op 20 juni 2013 door de Provincieraad definitief vastgesteld en bij besluit van 26 oktober 2012 goedgekeurd door de Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening. Op 29 augustus 2012 ging het eindevenement van het EFRO project ‘Realisatie van duurzame glastuinbouwcluster Melsele’ door.

Op 18 januari 2013 werd tegen de beslissing van de Provincieraad en de Vlaamse minister beroep aangetekend bij de Raad van State. Op 26 juni 2013 werd het RUP geschorst en op 2 december 2014 vernietigd op grond van niet afdoende onderzochte grondwaterproblematiek.

Naar aanleiding van dit Arrest werd een grondwaterstudie en grondwatermodellering uitgevoerd door het Laboratoium voor Toegepaste Geologie en Hydrogeologie van de Universiteit Gent.

In zitting van 19 december 2013 besliste de Deputatie om het RUP ‘Glastuinbouwgebied Melsele’ her op te starten. Op 25 september 2014 werd aan het studiebureau Haskoning opdracht gegeven om de planMER te actualiseren, rekening houdende met de resultaten van de grondwaterstudie. De kennisgevingsnota en het ontwerp-MER voor dit RUP werden gecombineerd ingediend bij de dienst MER (plusprocedure).

Op 11 juni 2015 nam de Deputatie kennis van de kennisgeving en het ontwerp-MER. De documenten werd ingediend bij de dienst MER en volledig verklaard op 5 augustus 2015 en de Publieke Consultatie vond plaats van 14 augustus 2015 tot en met 12 september 2015 bij de gemeenten Beveren, Kruibeke en Zwijndrecht. Op 27 augustus werd een vragenuurtje georganiseerd dat tot doel had toelichting te geven bij de technische documenten. Voor deze vergadering was er slechts één inschrijving. Een aantal lokale landbouwers organiseerde wel een protestactie naar aanleiding van dit infomoment.

De dienst MER heeft de opmerkingen gebundeld en een beslissing inzake de richtlijnen genomen op 22 oktober 2015. Aan de hand van deze richtlijnen werd het milieuonderzoek gevoerd en een ontwerp-MER opgesteld. Met betrekking tot het luik water werd met de VMM en de provinciale dienst Waterlopen overleg gepleegd op 21 oktober 2015. 8 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De geactualiseerde planMER wordt eerstdaags overgemaakt aan dienst MER voor goedkeuring van de planMER.

De plenaire vergadering vindt plaats op 21 december 2015. De voorlopige vaststelling en het openbaar onderzoek van het PRUP wordt gepland in het voorjaar 2016.

Visie van het lokaal bestuur

Op 11 augustus 2015 ontving de Deputatie van de gemeente Beveren een schrijven m.b.t. het PRUP Glastuinbouw Melsele. Daarin stelt de gemeente niet akkoord te zijn met de heropstart en verder zetting van het PRUP, zoals reeds op vorige overlegmomenten was aangegeven. In de brief wordt gesteld: “Gezien de steeds moeilijker wordende economische situatie van de tuinbouwsector én het jarenlange aanslepende planningsproces is lokaal elke interesse bij jonge tuinbouwers uit de regio verdwenen, wat op zijn beurt tot gevolg heeft dat elke vorm van lokaal maatschappelijk draagvlak voor het project verdwenen is. Dat de provincie in deze totaal gewijzigde economische en maatschappelijke context mordicus het ganse project toch wenst door te zetten is voor de gemeente van Beveren onaanvaardbaar en getuigt niet van veel respect vanwege de provincie voor de gewijzigde lokale context”.

De gemeente vraagt om het planningsproces formeel stop te zetten en af te zien van de realisatie van de glastuinbouwzone te Melsele. In het schrijven wordt gesteld dat de gemeente het PRUP zal bestrijden “met alle mogelijke middelen om de realisatie van de glastuinbouwzone in Melsele te verhinderen” . De gemeente geeft aan haar standpunt ook over te maken aan de bevoegde Minister.

In zitting van 3 september 2015 neemt de Deputatie kennis van dit standpunt van de gemeente en weerlegt de argumenten in een wederantwoord aan de gemeente. De Deputatie oordeelt dat het belangrijk is om de stap tot meer samenwerking en efficiëntie te zetten door bedrijven bij elkaar te brengen. Precies omwille van de huidige economische situatie wil de Deputatie zo snel mogelijk doorgaan met het project. Zij is er van overtuigd dat het bundelen van de krachten noodzakelijk is om op langere termijn een leefbare glastuin- bouwsector te behouden. In het schrijven wordt ook gewezen op het gegeven dat het plangebied reeds in sterke mate werd ingekrompen om het effect op de landbouwsector te milderen. Ook dit standpunt wordt aan de bevoegde Minister overgemaakt.

Beide brieven worden als bijlage in deze toelichtingsnota opgenomen.

Overleg met tuinbouwsector

De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) organiseerde sinds de start van het planproces systematisch overleg met de tuinbouwsector. Op 28 oktober 2015 organiseerde de Boerenbond in samenwerking met de dienst Landbouw en Platteland van de provincie Oost-Vlaanderen en met de POM Oost-Vlaanderen een overleg met de Wase en Oost- Vlaamse glasgroententelers. Hieruit bleek nogmaals dat bij de telers wel degelijk voldoende interesse is om te investeren.

9 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Overleg Datum telersoverleg 7/10/2010 telersoverleg 8/08/2011 telersoverleg 28/11/2011 telersoverleg 6/02/2012 telersoverleg 5/03/2012 telersoverleg 16/04/2012 telersoverleg 29/05/2012 telersoverleg 12/11/2012 telersoverleg 21/03/2013 telersoverleg 9/07/2014 telersoverleg 19/09/2014 telersoverleg 6/10/2014 telersoverleg 14/11/2014 telersoverleg 8/12/2014 telersoverleg 12/jan/15 telersoverleg 2/mrt/15 telersoverleg 23/mrt/15 telersoverleg 27/apr/15 telersoverleg 17/jun/15 telersoverleg 7/jul/15 telersoverleg 28/sep/15 telersoverleg 28/okt/15

EFRO-project ‘Realisatie duurzame glastuinbouwcluster Melsele’

De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Oost-Vlaanderen ontwikkelt, ondersteunt en voert projecten uit ter bevordering van de sociaaleconomische ontwikkeling van de provincie Oost- Vlaanderen. Deze projecten vloeien voort uit het beleid van de provincie en richten zich onder andere op de ontwikkeling en revitalisering van bedrijventerreinen, het beheer van bedrijvencentra en doorgangsgebouwen en de uitbouw van duurzaam bedrijventerreinmanagement.

De POM Oost-Vlaanderen, samen met de diensten Ruimte en Landbouw van de provincie Oost-Vlaanderen en Interwaas hebben de handen in elkaar geslagen om op vraag van de provincie Oost-Vlaanderen een glastuinbouwzone in Beveren (Melsele) in te richten. Deze cluster komt er om ruimte te bieden aan de tuinbouwsector en hen te laten genieten van een aantal schaalvoordelen, vooral van een voordeligere warmteprijs.

De POM Oost-Vlaanderen vroeg hiervoor eind 2012 Europese subsidies aan om het energieconcept van de glastuinbouwcluster waarbij warmte, elektriciteit en CO2 wordt geleverd door middel van 3 WKK’s via een gemeenschappelijk warmte- en CO2-net binnen de cluster verder technisch uit te werken en te vertalen in juridische documenten. 10 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Op vraag van de geïnteresseerde telers in het gebied en op aangeven van het studiebureau DWA werd verder gezocht naar een optimalisatie door het gebruik van restwarmte van een nabijgelegen bedrijf.

Aangezien de vraag naar en het aanbod van warmte, elektriciteit, en CO2 bij glastuinbouw- bedrijven niet parallel verloopt, ontstaan er bij het gebruik van WKK’s en volgens het onderzoek van DWA momenten van overschotten en tekorten. In het onderzoek is onder andere de mogelijkheid van het gebruik van restwarmte uitgewerkt, waarvoor een nabijgelegen kleiverwerkend bedrijf een potentiële leverancier kon zijn.

Hiervoor zijn in de loop van 2014/2015 gesprekken gevoerd met het bedrijf in functie van het verkrijgen van de nodige inzichten in de werkelijke (technische) mogelijkheden van warmte- levering vanuit dit bedrijf. Daarbij dienden aspecten als technische inpassing, organisato- rische bereidheid en eventuele vervolgstappen aan bod te komen. Nadat technisch bepaald was dat de levering van restwarmte samen met de verplaatsing van een deel van de WKK’s en eventuele vervanging door een biomassacentrale een optie zou kunnen zijn, werd hiervoor een business case opgemaakt.

Hoewel de productielocatie zich op circa 2 kilometer afstand (vogelvlucht) van de glas- tuinbouwcluster bevindt, bleek toch de businesscase momenteel niet rendabel uitgevoerd te kunnen worden. Dit door de hoge kost voor de aanleg van een warmtenet over openbaar domein en door de vergelijking met een clusterverhaal op gasgestookte WKK’s dat organisatorisch eenvoudiger en momenteel nog zeker financieel rendabeler is.

Anderzijds is de levensduur van gasgestookte WKK’s ongeveer 10 jaar, dit biedt de mogelijkheid om dit concept 10-jaarlijks te evalueren. Mogelijks is binnen 10 jaar met een veranderd subsidiebeleid en de ontwikkeling van een restwarmtenet vanuit de Antwerpse haven de levering van restwarmte de betere optie. Het bestaan van een grote warmteklant in Melsele zou ook aan dit verhaal dan een extra impuls kunnen geven.

11 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

1. BELEIDSOPTIES GLASTUINBOUW

1.1. Kenmerken van de glastuinbouw

1.1.1. De glastuinbouwsector Enkele kengetallen Op Vlaams niveau wordt bijna 6% (5,8%, cijfers FOD Economie 2014) van de oppervlakte cultuurgrond gebruikt voor tuinbouwteelten (groenteteelt, fruitteelt en sierteelt). Het aandeel tuinbouwteelt onder glas was ongeveer 4,3 % van het tuinbouwareaal en bedroeg ongeveer 2.169 ha in Vlaanderen in 2005. In 2013 was het areaal glas nog 3.8% van het tuinbouwareaal of 1.933 ha in Vlaanderen. De oppervlakte serreteelt in Oost-Vlaanderen bedroeg 502 ha, of 7% van de totale tuinbouwoppervlakte in deze provincie in 2005. In 2013 was er in Oost-Vlaanderen nog 426 ha glas of 7% van de tuinbouwoppervlakte. In Oost-Vaanderen wordt het grootste deel, nl. 59 % van de serreoppervlakte, gebruikt voor sierteelt. Daarnaast is 21 % in gebruik voor groenteteelt. In de sierteelt is 39 % van de teeltoppervlakte gesitueerd in serres, voor de groenteteelt is dit slechts 3 %.

Tabel 1: Oppervlaktes tuinbouw in open lucht en in serres in Oost-Vlaanderen (2005)

Oppervlakte (ha) Totaal In open lucht % open lucht In serres % serre Sierteelt 928 539 58 389 42 Teelt van zaden en plantgoed 31 20 65 11 35 Boomkwekerij 1.622 1.587 98 35 2 Fruitteelt 1.398 1.367 98 31 2 Groenteteelt 2.881 2.755 96 126 4 Totaal 6.859 6.268 91 591 9

Bron: NIS, 15 mei telling (2005)

Tabel 2: Oppervlaktes tuinbouw in open lucht en in serres in Oost-Vlaanderen (2010)

Oppervlakte (ha) Totaal In open lucht % open lucht In serres % serre Sierteelt 793 468 59 325 41 Teelt van zaden en plantgoed 75 62 83 13 17 Boomkwekerij 1 571 1 539 98 32 2 Fruitteelt 1 354 1 317 97 37 3 Groenteteelt 2 993 2 898 97 95 3 Totaal 6 786 6 284 93 502 7

Bron: FOD Economie, landbouwtelling mei 2010 12 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Tabel 3: Oppervlaktes tuinbouw in open lucht en in serres in Oost-Vlaanderen (2013)

Oppervlakte (ha) Totaal In open lucht % open lucht In serres % serre Sierteelt 639 390 61 250 39 Teelt van zaden en plantgoed 12 7 59 5 41 Boomkwekerij 1.756 1.719 98 37 2 Fruitteelt 1.493 1.449 97 44 3 Groenteteelt 2.881 2.755 96 126 4 Totaal 6.547 6.122 426

Bron: FOD Economie, landbouwtelling mei 2013

Onderstaand een overzicht van de teelt van groenten onder glas:

Tabel 4: oppervlakte van de belangrijkste groeten geteeld onder glas (2013) Groenten in serres ha % Tomaten 48 57 Kropsla 18 21 Komkommer 2 2 Paprika 5 6 Veldsla 2 2 Andere 9 12 Totaal 84 100 Bron: Studiedienst Huis van de economie op basis FOD Economie - ADSEI

De oppervlakte tuinbouw in open lucht is sterk toegenomen tussen 1990 en 2001 en blijft sindsdien redelijk stabiel. De oppervlakte tuinbouw onder glas is echter nagenoeg constant gebleven sinds 1990 en is de laatste jaren zelfs in dalende lijn.

13 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Bron: landbouwtellingen, eigen grafiek

Vooral het areaal sierteelt onder glas daalt sterk. Heel wat bedrijven schakelen over naar minder warmte behoevende teelten omwille van de hoge verwarmingskosten en naar teelt op containervelden. De bijhorende serres worden er vooral gebruikt voor het overwinteren van een deel van de productie of voor de opkweek van plantgoed.

De oppervlakte glasgroenten daalt veel trager. Ook in deze sector stoppen heel wat bedrijven maar de verloren oppervlakte glas wordt grotendeels gecompenseerd door uitbreiding op de blijvende bedrijven die de ruimtelijke mogelijkheid hebben of vinden om verder te ontwikkelen. Door de hogere productiviteit per ha kan op die dalende oppervlakte glas toch ongeveer even veel voedsel geproduceerd worden.

Niettegenstaande het aantal bedrijven snel daalt wordt er in deze sector heel wat geïnvesteerd door de blijvers. In het is er de laatste jaren een belangrijke dynamiek met enkele nieuwe bedrijven en enkele bedrijven die uitgegroeid zijn tot relevante spelers in de sector en een belangrijke vernieuwing en technologische evolutie van de bedrijven. Zo investeren de meeste van die grotere bedrijven nu in belichting op de productie per vierkante meter te optimaliseren.

De oppervlakte aardbei onder glas is de enige teelt die gegroeid is in oppervlakte de laatste jaren. Tussen 2007 en 2013 steeg de oppervlakte aardbei onder glas in Vlaanderen van 191 ha tot 316 ha of een stijging van 65.4%.

Er zijn in 2014 732 bedrijven met serres in Oost-Vlaanderen of 11,5 % van het totaal aantal land- en tuinbouwbedrijven. De serreteelt in Oost-Vlaanderen is geconcentreerd in 4 regio's: de gemeenten rond Gent, (vnl. sierteelt), de streek rond Nevele (groenteteelt), de streek van Hamme tot Aalst (groenteteelt en sierteelt) en de omgeving van Beveren-Kruibeke (groenteteelt).

14 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Oost-Vlaanderen is vooral voor de sierteelt een belangrijke regio: 53% van de Belgische sierteeltoppervlakte is in Oost-Vlaanderen gelegen en ca 98% van de Belgische azaleateelt komt uit de regio rond Gent met als belangrijkste productiecentrum.

Bron: NIS, 15 mei telling (2005)

Tabel 5: Evolutie van het % van het totale areaal in een bepaalde oppervlakteklasse van 2007- 2013 in Vlaanderen Tomaat sla azalea aardbei

2007 < 1 ha 22 % 51 % 26 % 51 %

1-2 ha 40 % 27 % 37 % 23 %

2-4 ha 29 % 22 % 37 % 26 %

> 4 ha 9 %

2013 < 1 ha 3 % 21 % 13 % 14 %

1-2 ha 19 % 42 % 30 % 26 %

2-4 ha 32 % 21 % 57 % 28 %

> 4 ha 46 % 16 % 32 %

Bron: AMS op basis van FOD economie, Algemene Directie Statistiek en Economische situatie (2013)

De gemiddelde oppervlakte van een Oost-Vlaams bedrijf met serres is in stijgende lijn. Voor wat de sierteeltbedrijven onder glas betreft is in 2013 ongeveer 21,8 % van de bedrijven groter dan 1 ha. In 1995 was dit nog maar 9 % en 14,9 % in 2000.

15 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De gemiddelde serre-oppervlakte per bedrijf en per gemeente is het hoogst in , , Deinze, , Nazareth. Op gemeentelijk niveau is de absolute toename van de oppervlakte glas tussen 2005 en 2010 het grootst in Deinze, Moerbeke en Nazareth. In onder meer Lochristi en Aalst was er een duidelijke afname van de oppervlakte.

Aantal serrebedrijven per gemeente

16 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Aantal serrebedrijven per gemeente (ha)

17 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Oppervlaktes serres per gemeente en type teelt

Economisch belang van de glastuinbouwsector In 2010 is de ganse tuinbouwsector in Vlaanderen goed voor 31 % van de eindproductiewaarde van de land- en tuinbouwsector (5,1 miljard euro). De primaire productiewaarde onder glas wordt geschat op 650 miljoen euro wat 15 % van de globale primaire productiewaarde uitmaakt. In 2014 was de Vlaamse tuinbouwsector goed voor een productiewaarde van 1.548 miljard euro waarvan het aandeel van de glastuinbouw 543 miljoen euro bedroeg. Dit betekent dat op de glastuinbouw op een oppervlakte van 3.8% van het tuinbouwareaal een aandeel van 35% in de productiewaarde realiseert.

18 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Het areaal glas en vooral het aantal bedrijven daalt in de loop van de jaren maar de productiewaarde blijft relatief stabiel (een lichte terugval de laatste jaren). Dit als gevolg van de schaalvergroting bij de resterende bedrijven en de verhoging van de efficiëntie en de productiviteit waardoor meer voedsel geproduceerd kan worden op een kleinere oppervlakte.

Hiernaast speelt de sector ook een belangrijke rol in de tewerkstelling onder meer voor lager geschoolden. Afhankelijk van de teelt worden per ha glas 4 à 5 VAK (volwaardige arbeidskrachten) tewerkgesteld. Voor de rechtstreekse tewerkstelling in de glastuinbouwsector betekent dit al vlug 8.000 tot 9.000 VAK.

Toeleveringsbedrijven, evenals de afzetstructuren (bv. veilingen, exportbedrijven,…) zijn vaak gevestigd in de buurt van glastuinbouwconcentraties en leveren een belangrijke bijdrage in de regionale economie en tewerkstelling. De toegevoegde waarde in de tuinbouwketen van toelevering over productie tot verwerking, afzet en distributie wordt geschat op een vertienvoudiging van de productiewaarde op het tuinbouwbedrijf.

De Belgische tuinbouw is tevens een belangrijke speler op de internationale groente- en fruitmarkt. Hoewel de Belgische productie in absolute cijfers geen groot aandeel in de wereldproductie vertegenwoordigt, is België wel een belangrijke exporteur voor een aantal producten. Zo is België op wereldvlak de grootste exporteur van prei en diepvriesgroenten. Voor peren, varkensvlees, aardappelen, volle melk en tomaten haalt België een plaats in de top 5 (Bron: Lara, 2010). België exporteert voor ruim 500 miljoen euro aan sierteeltproducten waarvan 95 % naar Europese landen (vooral Frankrijk met 43 % van de exportwaarde, Nederland, UK, Duitsland en Spanje).

Energieverbruik Met de structurele stijging van de energieprijzen, de invulling en omzetting van het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006–2012 en de verlaging van de emissie van bepaalde luchtvervuilende stoffen is de energieproblematiek in de glastuinbouw een zeer actueel onderwerp. Rationeel energiegebruik is niet alleen milieukundig, maar ook bedrijfseconomisch, een belangrijke uitdaging voor de sector. Afhankelijk van het stookregime kunnen de energiekosten met de huidige prijzen op bedrijfsniveau tot 40 % van de globale kosten oplopen.

De glastuinbouw heeft zich de laatste jaren verduurzaamd door massaal over te schakelen van kolen en stookolie naar aardgas. De overgang naar aardgas vond vooral plaats in de periode na 1999 en vindt zijn oorzaak in de sterke stijging van de olieprijzen in de tweede helft van 1999. Aardgas is bovendien milieuvriendelijker dan stookolie onder meer op het niveau van uitstoot van CO 2, NO x en SO 2.

In de periode 1990-2000 breidde het areaal van zowel groenteteelt als sierteelt uit met ruim 9 %. In deze periode daalde het energieverbruik in de groenteteelt met 8% en in de sierteelt zelfs met 31 %. De energie-intensiteit is dus sterk afgenomen, vooral dan vanaf 1996, m.n. van 1180 MJ/m² in de jaren ’90 – ’96 naar 888 MJ/m² in 2000.

Ondertussen is het totale energieverbruik van de landbouw weer gestegen maar is het aandeel van de glastuinbouw verder gezakt. De grondstoffen zijn verder verduurzaamd van

19 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

kolen en zware en lichte stookolie naar aardgas. Dit is te danken aan het inschakelen van WKK’s waardoor de landbouwsector sedert 2010 een netto producent is van elektriciteit.

Los van hernieuwbare energie of het gebruik van restwarmte/CO 2 is aardgas de milieuvriendelijkste energiebron. De voordelen van aardgas in vergelijking met de vloeibare fossiele brandstoffen zijn minder uitstoot van CO 2 (- 36% t.o.v. zware stookolie), SO 2, NO X en stof, hoger energierendement (calorische waarde, rookgascondensatie,…) en de rookgassen kunnen makkelijker voor plantbemesting gebruikt worden. Aardgas laat bovendien ook makkelijker het gebruik van WKK toe in de glastuinbouw en er is geen opslagcapaciteit vereist.

Het nadeel van de overschakeling op aardgas is de kostprijs van de aansluiting (glastuinbouwbedrijf staat in voor de kosten voor aansluiting en netuitbreiding), de minimaal verplichte afname hoeveelheden en de piekafnames. Zonder overheidssteun wordt de overschakeling op aardgas niet beschouwd als een Best Beschikbare Techniek omwille van het kostenplaatje.

Evolutie van het energieverbruik in de glastuinbouw 2007-2012

Een goed gedimensioneerde WKK, afgestemd op het warmtegebruik van een bedrijf of bedrijvencluster kan voor een belangrijke brandstofbesparing zorgen. Kwalitatieve of hoogrenderende WKK-installaties met motoren halen een besparing op het primaire energie- gebruik tot 25 % in vergelijking met gescheiden productie van elektriciteit en warmte. Behalve de elektrische energie wordt in een dergelijk systeem immers ook de restwarmte van de motor en de geproduceerde CO2 nuttig gebruikt. De geproduceerde elektriciteit kan, naast eventueel assimilatiebelichting bij bepaalde teelten (rozen, potplanten, jonge planten) op het net geplaatst worden. Ondermeer via WKK certificaten uitgereikt door de Vlaamse Overheid wordt warmtekrachtkoppeling gepromoot. Een WKK-installatie wordt een bijna noodzakelijke investering voor gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven die een intensief verwarmingsregime nastreven en de energiekost betaalbaar willen houden. Naast motoren

20 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

op gas of mazout zijn er ook WKK installaties op plantenolie, biogas of hout in de glastuinbouw.'

Er wordt ook gezocht naar samenwerking met industriële bedrijven met veel restwarmte voor de levering van deze warmte aan glastuinbouwbedrijven uit de buurt. Voorwaarden hiervoor zijn een voldoende grote oppervlakte glas die hiervan gebruik maakt en een continue warmtevraag om de nodige investeringen op af te schrijven en daarbij ook nog een zo kort mogelijke afstand tussen de productie van die restwarmte en de glastuinbouwbedrijven om de investeringen in geïsoleerde pijpleidingen zo klein mogelijk te houden. Momenteel zijn er in Vlaanderen nog geen projecten op industriële restwarmte al worden er wel gepland (oa in Oostende en Roeselare). In Nederland zijn er wel al grootschalige projecten op restwarmte in de omgeving van Rotterdam.

Het energieverbruik is erg ongelijk verdeeld over de bedrijven. Meer dan de helft van het energieverbruik in de Vlaamse glastuinbouw wordt verbruikt op 30 % van het glasareaal door 10 % van de bedrijven. Meer dan 75 % van het totale energieverbruik wordt gebruikt op 45 % van het glasareaal door amper 20 % van de bedrijven. De energiebehoefte is afhankelijk van de specialisatiegraad, de teelttechniek en van de efficiëntie van het omzettingsproces.

1.1.2. Het glastuinbouwbedrijf Een modern gespecialiseerd glastuinbouwbedrijf bestaat uit een teeltoppervlakte onder glas al dan niet in combinatie met een teelt in “volle grond”, plastiekteelt (o.a. groenten, aardbeien) of buitenteelt op vaste ondergrond (o.a. sierteelt op verharde ondergrond, doek). In de serre zelf kan de teelt grondgebonden, los van de grond (substraatteelt) of op een verharde ondergrond plaats vinden (o.a. teelt in potten op tafels, beton, doek).

Naast de oppervlakte die de serre inneemt wordt op het bedrijfsterrein voldoende ruimte voorzien voor een bedrijfsgebouw/loods, kantoorruimte, een verharde buitenoppervlakte (aan- en afvoer van grondstoffen en tuinbouwproducten), één of meerdere bekkens voor de opvang van hemelwater en drainwater uit de serre, een warmtebuffer, opslag van CO2, opslag van brandstof, tijdelijke opslag van (groen)afval en een gezinswoning.

De loods bevat o.m. ruimten en installaties voor de aanvoer, behandeling, en afvoer van grondstoffen en geoogst gewas, de behandeling (filtering en ontsmetting) van het drainwater, een stookinstallatie, een sanitaire ruimte, kantine, koelcel,… al dan niet geheel of gedeeltelijk geïntegreerd in de serre.

Los van het serregedeelte wordt ruimte voorzien voor een waterbassin (silo, foliebassin) voor de opvang van water (hemel, grond, oppervlakte) en een bassin voor de opvang van het drainwater uit de serre vóór ontsmetting en hergebruik. Ook voor de zuivering van spuiwater en afvalwater zou eventueel ruimte kunnen voorzien worden indien noodzakelijk.

Het woongebouw wordt bij de opstart van een glastuinbouwbedrijf dikwijls geïntegreerd in het bedrijfsgebouw. In een latere fase wordt eventueel geopteerd voor een afzonderlijke woning.

21 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

In functie van de energievoorziening en al dan niet geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, is ruimte noodzakelijk voor de stookinstallatie (stookketel met brander of een WKK), een buffervat voor warmteopslag, opslag voor CO 2 en brandstoffen. Indien men overschakelt op hernieuwbare energie (bv. hout) dient voor de opslag en behandeling ook hiervoor ruimte voorzien te worden. Ingeval van een warmtekrachtkoppelingsinstallatie dient ook hiertoe de nodige bijkomende oppervlakte (in het bedrijfsgebouw geïntegreerd of afzonderlijk) voorzien te worden.

Voor aanvoer en afvoer dient voldoende verharde oppervlakte voorzien te worden rond het bedrijfsgebouw en in aansluiting met de openbare weg.

Serre: oppervlakte, vorm en inplanting Rekening houdende met de noodzaak tot schaalvergroting en de efficiënte inzet van productiefactoren zoals energie, water, arbeid en de daaraan gerelateerde technologie, wordt gestreefd naar een optimale bedrijfsgrootte afhankelijk van de teelt en bij opstart. Men moet er daarom ook rekening mee houden dat de totale benodigde oppervlakte voor de serres, de bijgebouwen, corridor, wateropslag en latere uitbreiding een veelvoud van de oppervlakte van de teeltoppervlakte onder serre zal zijn.

Op basis van een studie 1 werd een optimale oppervlakte voor investering bij opstart voor de verschillende teelten vooropgesteld als volgt: - glasgroenten (bv. tomaat, paprika, sla,…): 2 à 2,5 ha; - kasplanten: 1 à 1,5 ha; - azalea: 1,5 à 2 ha; - snijbloemen: 1 à 1,5 ha.

Deze studie is uitgevoerd in 2003 toen de energieprijzen gunstiger waren en vóór de grote doorbraak van de WKK's. Alleen al omwille van hoge investeringbehoefte voor de realisatie van oa efficiënte energieproductie (WKK) is de optimale oppervlakte voor warmtebehoevende teelten zoals tomaat en paprika intussen nog gestegen. Idealiter en rekening houdende met de hedendaagse praktijk kan verwacht worden dat moderne glastuinbouwbedrijven zullen uitgroeien tot bedrijven die op termijn een brutooppervlakte gaan innemen van 5 à 20 ha (incl. loodsen, waterbassin,…) afhankelijk van factoren als specialisatiegraad, technologie, management, gewas en teelttechniek. Nieuwe projecten voor bvb de teelt van tomaat of paprika starten momenteel gewoonlijk met minstens ca 4 ha glas om dan uit te groeien tot ca 10 ha of meer.

Informatief dient meegegeven te worden dat in Nederland (de belangrijkste concurrent van de Vlaamse glastuinbouw op de internationale markt) grotere oppervlaktes serres genoteerd worden. Hier ziet men vandaag de dag al bedrijven van enkele 10-tallen ha groot. Ook in Vlaanderen wordt door de top van gespecialiseerde bedrijven steeds sneller uitgebreid naar oppervlaktes die een veelvoud bedragen, hetgeen ertoe leidt dat de bedrijfsvoering moet aangepast worden. Dit kan door het inschakelen van extra bedrijfsleiders of door de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden. Door toenemende concurrentie, technologische vooruitgang, milieuproblematiek (energie, water, afval), financiering,… is dit echter een noodzakelijke ontwikkeling.

1 Optimale schaalgrootte van de Vlaamse glastuinbouwbedrijven (CLE, 2003). 22 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De optimale vorm van de serre naar bouwkosten (o.a. geveloppervlakte en gangpaden, klimaatbeheersing, temperatuurverdeling) toe is een lengte-breedteverhouding van 1:1. De inplanting op het perceel (nokrichting bij voorkeur oost-west in onze streken) beïnvloedt de instraling van de zon.

Bij de meeste teelten wordt gestreefd naar maximale instraling, waarbij dikwijls als stelregel wordt gehanteerd: 1 % lichtinval geeft 1 % productie. Hoe hoger de serre (5 à 6 m wordt standaard bij nieuwbouw) hoe stabieler het klimaat wat een positieve invloed heeft op de toestand van het gewas. Hoogtes van meer dan 7 m geven geen verbetering meer. Schaduw door bijgebouwen of opgaande groenschermen wordt best zoveel mogelijk vermeden.

Stookinstallatie: verwarming en CO 2 – productie Op bijna elk glastuinbouwbedrijf dient ruimte voorzien te worden voor de verwarmingsinstallatie. De klassieke centrale verwarmingsinstallatie bestaat uit een ketelbrandercombinatie (ketelhuis) verbonden aan het verwarmingssysteem in de serre (buisverwarming, buisrail, groeibuizen, tafelverwarming, grondverwarming,…). Decentraal wordt dit aangevuld door of komen er in de plaats hete lucht kachels, CO 2-branders,… Meer en meer wordt er ook gebruik gemaakt van warmteopslag (buffervat), rookgascondensatie en rookgaswassing voor CO 2-plantbemesting. CO 2 kan ook extern worden aangekocht en geleverd en gestockeerd op het bedrijf. Gezien de hoge kostprijs van de klassieke fossiele energiebronnen (zware en lichte stookolie, aardgas, lamppetroleum,…) en omwille van klimaatsaspecten (Kyotoprotocol) is er een duidelijke tendens om over te schakelen naar energiebesparende technologie (o.a. energieschermen, aangepaste teelttechniek met semi- gesloten kassen, korte perioden met een wat lagere minimum temperatuur, telen met een lager CO 2 bemesting), warmtekrachtkoppeling en hernieuwbare energie.

Opvang van hemelwater Aangezien serres enerzijds heel wat hemelwater opvangen (gemiddeld 750 l/m²/jaar) en bij grotere oppervlaktes dit hemelwater niet altijd als oppervlaktewater kan afgevoerd worden (watertoets), anderzijds water een kostbare productiefactor is (verbruik van 400 tot 1.750 l/m².jaar afhankelijk van het gewas, teelttechniek, recirculatie drain,…) en hemelwater over het algemeen van goede kwaliteit is, verdient de opvang van hemelwater alle aandacht.

De opvang van hemelwater neemt echter heel wat oppervlakte in beslag en daarom moet ook hier gestreefd worden naar de optimale opslagcapaciteit rekening houdende met het type van opslag (watersilo of foliebassin) en het teelttype. Met een inhoud 2 van bv. 2.000 m³ en een grondoppervlak van 900 tot 1.350 m² kan jaarlijks voor 1 ha glas ca. 80 % van de waterbehoefte ingevuld worden met hemelwater waarbij globaal 6.200 m³/j water wordt opgevangen. Omdat grondwater winnen minder evident geworden is en hemelwater omwille van de lage EC veel beter is dan grondwater is er een tendens om de opslagbekkens steeds groter te voorzien tot zelfs meer dan 4000 m³/ha om het aandeel grondwater zo klein mogelijk te houden.

2 Recirculatie van water in de glastuinbouw (Brochure Departement Landbouw & Visserij). 23 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Voor het beheer (o.a. opvang, zuivering) van afvalwater zal, indien er geen andere afvoerkanalen (riool,…) voorhanden zijn, voorzien moeten worden in een zuiveringsinstallatie. Dit kan best gebeuren met plantensystemen die dan geïntegreerd worden in de groenvoorziening op en rond het bedrijf. Plantensystemen hebben immers de laagste energiekost en geven volgens diverse monitoringsprojecten de beste garantie op een degelijke effluentkwaliteit en een robuuste en betrouwbare werking op het terrein. Dergelijke systemen vergen een oppervlakte in een grootteorde van 4 à 30 m² per ha glas, afhankelijk van het type systeem en de aard en de grootte van de afvalwaterstromen van het bedrijf.

Mogelijkheden op vlak van energieproductie Een warmtekrachtkoppelingsinstallatie (WKK) produceert zowel warmte als elektriciteit en zorgt voor een belangrijke energiebesparing in vergelijking met gescheiden opwekking van elektriciteit en warmte in conventionele centrales en ketels. De elektrische vermogens van WKK kunnen variëren van enkele tientallen kWe tot enkele honderden MWe (industriële stoomturbines). Ze werken op klassieke fossiele brandstoffen als aardgas en stookolie maar draaien ook op hernieuwbare energie zoals biogas (vergisting van organisch materiaal), plantaardige oliën (koolzaadolie, palmolie,...) en vaste biomassa (houtverbranding, houtvergassing, …).

Om van een werkelijke besparing in energiegebruik te kunnen spreken dient dus ook de warmte gebruikt te worden voor een nuttige toepassing zoals de verwarming van glastuinbouwbedrijven, stallen of bij procestoepassingen zoals droging in industrie en landbouw.

Een goed gedimensioneerde WKK, afgestemd op het warmtegebruik van een bedrijf/bedrijvencluster kan voor een belangrijke brandstofbesparing zorgen. Kwalitatieve of hoogrenderende WKK-installaties met motoren halen gemiddeld een besparing op het primaire energiegebruik van 20 % in vergelijking met gescheiden productie van elektriciteit en warmte.

Daarnaast kan CO 2 na zuivering van de rookgassen ook als plantbemesting in de serre gebruikt worden.

1.1.3. Clustering van glastuinbouwbedrijven Uit het haalbaarheidsonderzoek naar een duurzaam glastuinbouwterrein in de Westhoek, opgemaakt door het West-Vlaams Economisch Studiebureau (2006) blijkt dat de volgende elementen pleiten voor een clustering van glastuinbouwbedrijven: Vanuit ruimtelijk perspectief schept clustering van meerdere bedrijven mogelijkheden op het vlak van: o ruimte-efficiëntie; o behoud van grotere stukken gaaf landschap; o rationalisering van de ruimtelijke inrichting; o rationalisering en optimalisering van de landschapsbuffering; o concentratie en optimalisering van de ontsluiting en van de verkeersstromen;

24 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

o daarnaast wordt aan de individuele teler een grotere rechtszekerheid geboden met het oog op uitbreidingsmogelijkheden. Vanuit milieuperspectief schept clustering van meerdere bedrijven mogelijkheden voor het creëren van meerwaarden zoals: o betere resultaten inzake energie-efficiëntie; o benutting van CO 2 ; o gecentraliseerde en gecontroleerde opvang en opslag van hemelwater; o efficiënter afvalbeheer en afvalverwerking; o daarnaast gaat clustering gepaard met een mindere verspreiding van emissies naar licht en lucht.

Vanuit economisch perspectief: clustering van meerdere bedrijven creëert schaalvoordelen en besparingen in de investeringskosten door gebruik te maken van gemeenschappelijke voorzieningen (bv. aanleg aardgas, gemeenschappelijk waterbuffer, logistiek,…). Ook op het vlak van exploitatiekosten en exploitatieopbrengsten biedt clustering voordelen in vergelijking met alleenstaande bedrijven (bijvoorbeeld energie- en warmte-efficiëntie).

Algemeen kan gesteld worden dat het clusteren van glastuinbouwbedrijven aanleiding geeft tot een reële kwaliteitsverhoging en professionalisering van de bedrijfsvoering in de glastuinbouw en als kans moet gezien worden met het oog op een reconversie en een verduurzaming van de glastuinbouw.

Het voorliggende RUP is opgemaakt als een geconcentreerde bundeling van glastuinbouwbedrijven in een agrarische bedrijvenzone. Dit komt er op neer dat een beperkte oppervlakte ingericht wordt specifiek voor de inplanting van enkel glastuinbouwbedrijven. De randvoorwaarden voor de inrichting en het beheer van het gebied worden (verordenend) uitgeschreven in het RUP waarnaar de ontwikkelaar en de telers zich zullen moeten richten.

Dit glastuinbouwconcentratiegebied is gelegen in een ruimere macrozone die zich uitstrekt over grote delen van Beveren, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas en Kruibeke en waarin reeds veel glastuinbouwbedrijven gelegen zijn.

In onderstaande figuur wordt het aanbodbeleid met betrekking tot glastuinbouwclusters schematisch voorgesteld.

25 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Bron: Provincie Antwerpen 2008

1.1.4. Gelijkaardige projecten in Vlaanderen

Oost-Vlaanderen

• Project STOKSTORM (Deinze-Kruishoutem) Trekker: VLM Korte beschrijving: realisatie van een ruimtelijk gestuurde cluster Aanpak: PRUP (geen onteigeningplan; de gronden waren eigendom VLM) Stand van zaken: gerealiseerd, inclusief water- en energie-uitwisseling met duurzame viskwekerij (o.a. MIP Project Stokstorm) Oppervlakte: 35ha bruto oppervlakte – ongeveer 18ha netto glasoppervlakte

West-Vlaanderen

• Project MIROM Trekker: WVI (gewestelijk initiatief) Korte beschrijving: realisatie van een ruimtelijk gestuurde cluster naast een afvalverbrandingsoven. Inclusief realisatie warmtenet & nabij REO-veiling Aanpak: RUP + onteigeningsplan Stand van zaken: uitgifte bezig Oppervlakte: 35ha bruto oppervlakte – ongeveer 20ha netto glasoppervlakte

26 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

• Project OUDENBURG Trekker: WVI (gewestelijk initiatief) Korte Beschrijving: Realisatie van een ruimtelijk gestuurde cluster naast bedrijvenzone (Plassendale/A10/Haven Oostende) Aanpak: Rup + Onteigeningplan Inclusief realisatie warmtenet in relatie tot Electrawinds Stand van zaken: ligt stil (warmtenet is als voorschrift meegenomen in RUP, maar financieel onrendabel momenteel) Oppervlakte: 60ha bruto oppervlakte – ongeveer 30ha netto glasoppervlakte

Antwerpen

• Project Koekhoven (Merksplas) Trekker: Gemeente Koekhoven ism provincie Antwerpen Korte beschrijving: Organisch gegroeide cluster Aanpak: gemeenteiljk RUP (eerst realisatie serres, dan pas RUP opgemaakt) Stand van zaken: gerealiseerd Oppervlakte: 75 ha netto glasoppervlakte

• Project St-Katelijne-Waver Trekker: Vlaamse Overheid Korte beschrijving: realisatie een glastuinbouwcluster ikv agnas Aanpak: Gewestelijk RUP, LER, PLAN-MER i.k.v. AGNAS Stand van zaken: stopgezet voor wat betreft clustering glastuinbouw omwille van dichte bebouwing; enkel de bosontwikkeling in het gewestelijk RUP is opgenomen in de afbakening AGNAS. Oppervlakte: /

Limburg

• Project Agropolis (Kinrooi) Trekker: VZW Boterakker i.s.m. gemeente Kinrooi en Limburgse Investerings- maatschappij (LIM) Korte beschrijving: ontwikkeling van een innovatief & duurzaam agrarisch bedrijventerrein en kantoorgebouw/bezoekerscentrum/incubator Aanpak: reconversie van voormalig grindwinningsterrein aan de Maas (via grindfonds) Stand van zaken: in ontwikkeling (infrastructuurwerken naderen voltooiing) Oppervlakte: 40ha totaaloppervlakte (voor alle activiteiten)

27 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

1.2. Vlaamse beleidsopties ten aanzien van glastuinbouw

1.2.1. Bestemmingsplannen Er zijn op Vlaams niveau bestemmingsplannen opgemaakt die voor elk perceel aangeven welke bestemmingen er al dan niet gerealiseerd mogen worden en onder welke voorwaarden. Glastuinbouwbedrijven worden beschouwd als agrarische bedrijven en horen dus in principe thuis in de agrarische gebieden. Er zijn wel een aantal belangrijke randvoorwaarden om een glastuinbouwbedrijf te mogen inplanten. Specifiek naar de inplanting van de glastuinbouwbedrijven toe is er in 2004 een omzendbrief gepubliceerd met een toetsingskader voor de vestiging van glastuinbouwbedrijven. Dit toetsingskader geeft de minimale randvoorwaarden aan die gerespecteerd moeten worden om een stedenbouwkundige vergunning voor een glastuinbouwbedrijf te kunnen afleveren.

1.2.2. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is van kracht sinds 1997. Het bepaalt dat de Vlaamse overheid 750 000 ha agrarisch gebied, ruimtelijk bestemd voor de beroepslandbouw, zal afbakenen in gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Binnen de gebieden van de agrarische structuur wordt geopteerd voor een differentiatie in functie van de bebouwingsmogelijkheden. De reden hiervoor zijn zowel landbouwkundige als ruimtelijke voordelen: - enerzijds wordt de ruimtelijke spreiding van gebouwen beheerst; - anderzijds worden de leefbaarheid van landbouwbedrijven en de potenties van de agrarische structuur gevrijwaard; - de inplanting van nieuwe agrarische bedrijven gaat niet ten koste van de landbouwstructuur en de leefbaarheid van de bestaande bedrijven (bv. de inplanting van gebouwen in een optimaal ingericht en voor grondgebonden teelten zeer geschikt gebied); - bestaande agrarische bedrijven kunnen uitbreiden in relatie tot de externe landbouwstructuur (zodat bestaande investeringen duurzaam zijn).

Het RSV voorziet in de mogelijkheid om ‘agrarische bedrijvenzones’ af te bakenen voor de inplanting van nieuwe grondloze agrarische bedrijven. Deze agrarische bedrijvenzones worden afgebakend binnen de gebieden van de agrarische structuur. Omdat deze terreinen niet kunnen beschouwd worden als bedrijventerrein, kunnen op deze terreinen geen toeleverende en verwerkende bedrijven ingeplant worden. Een agrarische bedrijvenzone is een bedrijventerrein dat dus uitsluitend bestemd is voor de inplanting van nieuwe grondloze, agrarische bedrijven 3.

3 Een grondloos agrarisch bedrijf wordt in het RSV gedefinieerd als een agrarisch bedrijf dat zijn landbouwproductie (plantaardig of dierlijk) uitsluitend in bedrijfsgebouwen voortbrengt. Deze bedrijven hebben slechts een behoefte aan een bouwplaats voor de oprichting van hun bedrijf. Grondloze bedrijven met een beperkte grondgebonden activiteit zijn eveneens grondgebonden bedrijven. 28 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

1.2.3. Afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde de Vlaamse overheid in 2008 een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de verschillende buitengebiedregio’s van Oost-Vlaanderen: Veldgebied Brugge-Meetjesland, Leiestreek, Schelde-Dender, Waasland en Vlaamse Ardennen. Voor elk van deze regio’s nam de Vlaamse regering kennis van de ruimtelijke visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen én een operationeel uitvoerings- programma goed. In het operationeel uitvoeringsprogramma is aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden.

De glastuinbouwgebieden van bovenlokaal belang worden weergegeven in de gewenste ruimtelijk structuur van de diverse regio’s. Het betreft 4: - In regio Veldgebied Brugge-Meetjesland: geen specifieke concentratiezones; - In regio Schelde-Dender: concentratie in het in het landbouwgebied van Grembergen en Hamme (kaart 4 gebied 9.6), in het randstelijk gebied Hofstade en Poppenrode (Aalst) (kaart 7 gebied 34.2 en 34.3) en in het samenhangend landbouwgebied van en samenhangend landbouwgebied van : (kaart 8 gebied 41.1 en 41.2). - In regio Leiestreek: mogelijkheden voor glastuinbouw in de volgende landbouwgebieden (kaart 3a en 3b): 4.1 Landbouwgebied Landegem - St.-Maria- Leerne, 4.2 Landbouwgebied Nevele – Landegem, 4.3 Landbouwgebied Afsnee, 4.4 Landbouwgebied Meigem, 4.5 Landbouwgebied Zeveren, 4.6 Landbouwgebied Deinze – Grammene, (4.7 Landbouwgebied Wontergem), (4.8 Landbouwgebied Markegem), 4.9 Landbouwgebied Machelen, 4.10 Landbouwgebied , 4.11 Landbouwgebied Molenhoek. - In de regio Waasland: het glastuinbouwgebied in Lochristi en omgeving (2.1) en het glastuinbouwgebied van Melsele (19.1) - In de regio Vlaamse Ardennen: geen specifieke concentratiezones;

1.2.4. Actieplan glastuinbouw Vlaanderen In 2000 stelt het Centrum voor Landbouweconomie vast dat het glasareaal in Vlaanderen alsmaar verouderde: op dat ogenblik was reeds 15 % van het Vlaams areaal glastuinbouw ouder dan 25 jaar. Waar in het begin van de jaren '80 nog heel wat serres vervangen werden door energie-efficiëntere nieuwbouw, bleef na 1995 de bouwactiviteit ondermaats. Er was dan ook vraag naar ondersteuning van de concurrentiekracht en een stimulerend beleid om de veroudering van het Vlaamse glasareaal tegen te gaan.

Om de concurrentiekracht van de glastuinbouw te versterken, de veroudering van de serres tegen te gaan en tegelijk de sector te stimuleren om duurzaam te produceren, heeft de Vlaamse Regering in 2003 het actieplan “Naar een duurzame glastuinbouw in Vlaanderen”

4 De nummers verwijzen naar de nummering van het kaartmateriaal zoals weergegeven in de gewenste ruimtelijk visie van de Vlaamse overheid. 29 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

uitgewerkt. Daarmee kunnen duurzame technieken gestimuleerd worden in een moderner kasareaal.

In overleg met de sector werden zes maatregelen in het actieplan opgenomen. Die moeten de rechtszekerheid bieden nodig voor het opstarten, uitbreiden of vernieuwen van een glastuinbouwbedrijf. Vlaanderen stelt zich tot doel het vervangingsritme van 100 ha serres per jaar minstens terug te halen, het areaal van 2000 ha glastuinbouw minimaal te behouden en de oppervlakte glastuinbouw nog duurzamer uit te baten op het vlak van nutriënten-, gewasbeschermingsmiddelen- en energiegebruik.

De zes maatregelen van het actieplan glastuinbouw zijn: - meer duidelijkheid creëren rond vergunningsmogelijkheden voor nieuwe serres en uitbreiding van bestaande; - pilootprojecten glastuinbouwbedrijvenzones opstarten; - alternatieve energiebronnen stimuleren (zonne-energie, restwarmte, biomassa) en de toegang tot aardgas te verbeteren; - het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, nutriënten en energie optimaliseren; - onderzoek, vorming en voorlichting ter ondersteuning van het beleid en de noden van de sector op elkaar afstemmen; - overleg tussen overheid en sector voor het bijsturen van de maatregelen en de opvolging van het actieplan.

Het actieplan glastuinbouw werd aangestuurd door verschillende werkgroepen. Eén werkgroep spitste zich toe op de vestiging van glastuinbouwbedrijven. Deze werkgroep werkte op drie sporen om de vestiging van glastuinbouw te stimuleren: - ten behoeve van de bestaande en nieuwe glastuinbouwbedrijven: de opmaak van een toetsingskader glastuinbouw voor de vergunningverlenende overheid (opgesteld in 2003); - ten behoeve van nieuwe vestigingen: opmaken van een studie met als doel de geschikte zones voor glastuinbouw te detecteren (uitgevoerd in 2005); - ten behoeve van nieuwe vestigingen: opstarten van pilootprojecten voor glastuinbouwbedrijvenzones (voorliggend RUP kan gesitueerd worden binnen het derde spoor).

Een andere werkgroep was actief op vlak van energie en glastuinbouw en schreef verschillende acties uit die kaderen in het Vlaams Klimaatbeleidsplan (zie punt 2.3).

Om de concrete uitvoering op middellange termijn van de afbakening en de ontwikkeling van glastuinbouwbedrijvenzones verder te ondersteunen: - werd een studie uitgevoerd naar de conceptuele en financiële haalbaarheid van een duurzaam ontwikkelde glastuinbouwbedrijvenzone 5; - werd een studie uitgevoerd naar de mogelijkheden om grootschalige glastuinbouw in het landschap te integreren en de visuele hinder te beperken, bijv. door middel van landschapsbedrijfsplannen en actieve landschapsopbouw. 6

5 Haalbaarheidsonderzoek naar een duurzaam glastuinbouwterrein in de Westhoek, WES, juni 2006. 30 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Verder werd nagegaan hoe en onder welke voorwaarden een glastuinbouwzone kan worden ingericht (aankoop van gronden, afbakening, financiering, duurzame inrichting), welke actoren er zijn en onder welke voorwaarden ze kunnen of wensen te participeren (overheid, privépartner, ontwikkelingsmaatschappijen, financiële instellingen, …).

1.2.5. Vlaams Klimaatplan

1.2.5.1 . Periode 2006 – 2012 De Kyoto-doelstelling betekent voor Vlaanderen een reductie van de emissie van broeikasgassen van gemiddeld 5,2 % in de periode 2008 – 2012 t.o.v. het jaar 1990. Om deze doelstelling te kunnen halen, is het Vlaams Klimaatplan 2006 – 2012 uitgewerkt. Het voorziet voor alle sectoren in een korf van maatregelen om de Kyoto-doelstelling te halen.

Met zijn aandeel van bijna twee derde in het globale energieverbruik is de glastuinbouwsector een belangrijke doelgroep in het realiseren van milieuvriendelijker energiebeleid. In het kader van het Vlaams Klimaatplan en eveneens aansluitend bij het actieplan “Naar een duurzamere glastuinbouw in Vlaanderen”, werden voor de glastuinbouwsector een vijftal actiepunten naar voor gebracht. Deze zijn: - 75 % van het energiegebruik in de glastuinbouw wordt gebaseerd op aardgas en andere duurzamere energiebronnen zoals hernieuwbare energie en restwarmte; - ontwikkeling van een “kenniscentrum energie” (eerste lijnsadvies, opvolging en introductie van nieuwe praktijkklare technologie,…); - stimulatie voor WKK in de glastuinbouw; - ontwikkeling van een demoproject welk gebruik maakt van de ‘gesloten serre’ technologie; - betere afstemming en bekendmaking van de verschillende steunregelingen (VLIF, ecologiesteun, REG, fiscale aftrek, …).

Het beleid wil het energieverbruik terugdringen door de bouw van energie-efficiënte serres, door de inzet van de juiste energie- en klimaattechnologie en de keuze van de juiste energiedrager. Nieuwbouwserres zijn op alle vlakken en zeker op milieuvlak beter presterend omdat men gebruik kan maken van de nieuwste technologieën, materialen en bouwprincipes. Zo hebben ondermeer de volgende bouwelementen een effect op de energieprestatie van de serre 7: - vorm en oriëntatie van de serre (goothoogte, lengte/breedte verhouding,…); - isolatie van dak en zijgevels (dubbel – gecoat of zigzagglas); - beperken van energieverliezen door koudebruggen (bv. breder glas, beperktere afmeting goten, betere aansluiting constructieonderdelen,…).

Bovendien zijn nieuwe moderne en grotere serres beter geschikt om bestaande en nieuwe energiebesparende technologie te introduceren in de serre: klimaatregeling,

6 Serres in het landschap. Landschappelijke integratie van grootschalige glastuinbouw: aanzet tot een GIS-ondersteunende methode, Stedula, april 2006. 7 Zie handleiding “Best Beschikbare Technieken Glastuinbouw” (VITO, 2005) . 31 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

energieschermen, plasticfolies, warmtekrachtkoppeling, rookgaswassing, luchtbehandelingskast, grondwarmtewisselaars, warmtepompen,…

Omschakeling van stookolie naar aardgas De overschakeling naar aardgas en andere meer duurzame energiebronnen, welke een belangrijke bijdrage kan leveren tot de vermindering van de CO 2-uitstoot, blijft een prioriteit in het beleid.

In het kader van het Vlaams Klimaatplan en eerder ook het actieplan wordt verder onderzocht hoe de overschakeling op aardgas aantrekkelijker gemaakt kan worden. Naast het objectief tot het uitwerken van een specifieke financiering is één van de oplossingen de ontwikkeling van clusters van glastuinbouwbedrijven en glastuinbouwbedrijventerreinen waarbij al dan niet in combinatie met WKK aanzienlijke voordelen op het niveau van ontsluiting en energievoorziening gecreëerd kunnen worden.

Naast aardgas dient ook meer gebruik gemaakt te worden van alternatieve energiebronnen

(restwarmte, rest CO 2, hernieuwbare energie,…) en warmtekrachtkoppeling. Dergelijke alternatieve energiewinning vraagt de consensus van meerdere partijen, ook vanuit andere sectoren en het maatschappelijk middenveld. Projecten ondervonden in het verleden ook hindernissen doordat zij niet kaderden in de bestaande ruimtelijke ordening. In glastuinbouwbedrijvenzones kan een dergelijke problematiek preventief worden aangepakt en kan voorzien worden in energieclustering door samenwerking tussen bedrijven.

Groene stroomproductie Met haar beslissing van 1 oktober 2004 gelastte de Vlaamse Regering de Vlaamse minister bevoegd voor het energiebeleid om in overleg met de sector, de juridische en de praktische belemmeringen die zich (kunnen) voordoen bij het in het Vlaamse Gewest opwekken van groene stroom in kaart te brengen en in samenspraak met de bevoegde ministers, voorstellen voor te bereiden om op termijn deze belemmeringen ongedaan te maken.

De totale groenestroomproductie in het Vlaamse Gewest die als doelstelling tegen 2010 werd voorgesteld in het Regeerakkoord, kan geraamd worden op 3.724 GWh (6 % op de totale elektriciteitsleveringen). Deze doelstelling komt overeen met de indicatieve doelstelling voor België vooropgesteld in de Europese Richtlijn ter bevordering van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen op de interne markt.

Voor het bereiken van deze doelstellingen stelde de Vlaamse Regering vooral de bijdragen van biomassa en windenergie belangrijk.

In dit kader keurde de Vlaamse Regering op 19 mei 2006 een omzendbrief R0/2006/01 goed met afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting voor mestbehandeling en vergisting. Deze omzendbrief maakt de inplanting van installaties voor vergisting van groenteafval en speciaal geteelde gewassen (zoals maïs en aardappelen,…) in Vlaanderen mogelijk. Door deze omzendbrief zijn er binnen de bestaande agrarische gebieden meer mogelijkheden om kleine en middelschalige mestverwerkinginstallaties in te planten en heeft men nu de mogelijkheid om in Vlaanderen vergistingsinstallaties op te richten in 32 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

landbouwgebied. Vergistingsinstallaties tot 60.000 ton inputmateriaal zijn mogelijk in agrarisch gebied, waarbij maximaal 40 % niet direct van land- en tuinbouwoorsprong mag zijn.

Warmtekrachtkoppeling Vanaf 2005 is er in uitvoering van een Europese richtlijn een systeem ingevoerd van warmtekrachtcertificaten, conform de groene stroomcertificaten. Met het besluit van de Vlaamse Regering van 2006 werden een aantal aanpassingen doorgevoerd.

De elektriciteitsleveranciers zijn gebonden aan een quotumverplichting (percentage van de leveringen in het voorgaand verbruiksjaar) en moeten jaarlijks op 31 maart een bepaald aantal WKC bij de VREG inleveren. In 2006 bedroeg dit percentage 1,19% en neemt toe tot 11,2% in 2019 met vervolgens 9,3% in 2020 en 7% vanaf 2021. Per ontbrekend WKC moeten de elektriciteitsleveranciers een boete (bepaald in het Energiedecreet) betalen. De waarde van deze boete bedroeg € 41 per ontbrekend certificaat tot en met 31 maart 2015 en € 38 na 31 maart 2015.

De leveranciers worden hierdoor verplicht om certificaten aan te kopen van de eigenaars van de WKK-installaties wat de kostelijke investering financieel ondersteunt (exploitatiesteun). Enkel voor ‘kwalitatieve’ WKK, installaties waarvoor WKK-certificaten kunnen worden afgeleverd, wordt in dat opzicht minimaal 10 % primaire energie bespaard ten opzichte van gescheiden opwekking.

Sinds 1 januari 2013 is het aantal WKC afhankelijk van de jaarlijkse vastgelegde 'bandingfactor' voor nieuwe en ingrijpend gewijzigde WKK's. Het aantal WKC is gelijk aan de bandingfactor maal primaire energiebesparing (MWh). Voor elk type en grootte van de WKK is een bandingfactor bepaald op basis van de onrendabele top berekening (IRR=12%). Deze bandingfactor is nooit hoger dan 1. Voor WKK t.e.m. 50 MWe wordt voor 10 jaar WKC verleend, voor WKK groter dan 50 MWe is dit maximum 15 jaar.

Bovenop de WKK-certificaten en ingeval van het gebruik van hernieuwbare groene energie krijgen de eigenaars groene stroom certificaten per netto MWh stroom geproduceerd.

Indien ook de CO 2–uitstoot van de installatie gerecupereerd wordt d.m.v. rookgaswassing en bestemd voor plantbemesting in de glastuinbouw, kunnen nogmaals extra WKK-certificaten worden toegekend. Door al deze maatregelen wordt een WKK-installatie een bijna noodzakelijke voorziening voor gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven die een intensief verwarmingssysteem hanteren (vruchtgroenten op substraat, kasplanten, snijbloemen) en de energiekost betaalbaar willen houden.

1.2.5.2 Periode 2013-2020 Op 28 juni 2013 keurde de Vlaamse Regering het Vlaams Klimaatbeleidsplan (VKP) 2013- 2020 definitief goed. Het plan bestaat uit een overkoepelend luik en twee deelplannen: het Vlaams Mitigatieplan (VMP), om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en het Vlaams Adaptatieplan (VAP) om de effecten van de klimaatverandering in Vlaanderen op te vangen.

33 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De glastuinbouw is als onderdeel van de landbouwsector in 2010 verantwoordelijk voor circa 9% van de globale Vlaamse broeikasgasemissies of 15% van de niet-ETS-emissies. Sinds 1990 heeft de landbouwsector reeds een aanzienlijke daling van broeikasgasuitstoot van bijna 20% (in 2010) gerealiseerd. Deze daling was hoofdzakelijk het gevolg van de afbouw van de veestapel in het kader van het mestbeleid enerzijds en de daling van het energie- gebruik door stijgende energieprijzen en investeringen in energiebesparende en hernieuw- bare technologieën anderzijds. In het mitigatieplan 2013-2020 wordt, gezien het belang van de andere broeikasgassen naast de energie-gerelateerde, eveneens gekeken worden naar potentiële maatregelen voor de reductie of neutralisatie van de andere broeikasgassen die gerelateerd zijn aan de plantaardige en dierlijke productie en aan het landgebruik, met name methaan (CH4) en lachgas (N2O).

Figuur: Broeikasemissies sector landbouw 1990-2010 Bron: Vlaams mitigatieplan 2013-2020

De energetische emissies zijn het gevolg van verbranding van fossiele brandstoffen voornamelijk in de glastuinbouw en intensieve veehouderij voor verwarming van serres en stallen. Deze emissies vertoonden het voorbije decennium een dalende trend tot 2008 (zie bovenstaande figuur), dankzij inspanningen gericht op rationeel energiegebruik en de aanwending van minder koolstofintensieve brandstoffen in de glastuinbouw. Sinds 2008 is het aardgasverbruik sterk gestegen doordat er steeds meer WKK eenheden in eigen gebruik worden opgestart. Naast grotendeels nieuwe installaties zijn dit gedeeltelijk vervangingen van oudere motoren. Vele van deze oudere motoren werden uitgebaat in samenwerking met een elektriciteitsproducent. Deze werden nu vervangen door motoren in eigen beheer. Dit geeft in de broeikasgasinventaris eveneens een verschuiving van het aardgasverbruik van de elektriciteits- en warmtesector naar de landbouwsector.

34 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

In 2010 is de Vlaamse landbouwsector een netto-producent (5 PJ) van elektriciteit geworden voornamelijk door de ontwikkeling van WKK in de glastuinbouwsector. en in mindere mate ook door de productie van groene stroom door biogasinstallaties en door zonnepanelen (PV). De globale productie van hernieuwbare energie (bio-WKK, groene warmte, PV, …) wordt berekend op 2.807 TJ (Landbouwrapport 2012).

 De emissiereductie van de toegenomen inzet van WKK en groene stroomproductie in de landbouwsector , dat zowel voor eigen gebruik als voor gebruik voor derden dient, komt in de huidige emissie-inventaris niet ten goede aan de landbouwsector maar voornamelijk aan de ETS-bedrijven.

Relevante maatregelen inzake energetische emissie

• Energiebesparing door rationeel energiegebruik (REG) Rationeel energiegebruik kan gerealiseerd worden door het inzetten van diverse best beschikbare technieken (BBT). Vele van deze energiebesparende maatregelen zijn kosteneffectieve of no-regret-maatregelen. Deze REG-maatregelen worden door de Vlaamse overheid gepromoot en ondersteund via diverse beleidsinstrumenten: o VLIF-steun voor energiebesparende technieken (vnl. nieuwbouw en inrichting serres, energiebesparende kasomhulling, energieschermen, warmtebuffer en rookgascondensatie/-reiniging, stalisolatie, warmtekrachtkoppeling, …). o financieren en organiseren van demo-projecten, voorlichting (praktijkcentra groenten- en fruitteelt);

• Productie en gebruik van duurzame en hernieuwbare energiebronnen Voor de energievraag die overblijft na de REG-maatregelen wordt verder ingezet op het maximaal stimuleren van het gebruik van diverse hernieuwbare energiebronnen (zon, wind, biomassa, groene koude of warmte). De landbouwsector kan hierbij verder beroep doen op verschillende financiële steunmaatregelen voor hernieuwbare energie: o VLIF-steun voor investeringen in hernieuwbare energie. o groene stroomcertificaten (GSC) voor productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen o warmtekrachtcertificaten (WKC) voor de primaire energiebesparing op de productie van elektriciteit en warmte gerealiseerd in het Vlaamse Gewest door middel van een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie

• Stimuleren van de productie van groene energie en het gebruik van restwarmte: Investeringssteun vanuit het Vlaams Klimaatfonds voor een pilootproject waarbij laagwaardige restwarmte van een afvalverbrandingsoven wordt ingezet voor de verwarming (en eventueel ook CO2-bemesting) van geclusterde serres.

Prognoses (BAU- en BEL-scenario)

In de glastuinbouwsector zijn de voorbije jaren belangrijke inspanningen geleverd op vlak van energie-efficiënte, WKK en inzet van hernieuwbare energie. Gezien de aanzienlijke besparingen van de voorbije jaren wordt het extra potentieel voor de komende jaren zeer beperkt ingeschat. Er wordt enkel nog bijkomend reductiepotentieel ingeschat voor de inzet 35 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

van bio WKK. Het bijkomend potentieel voor bioWKK wordt ingeschat op 3 PJ in 2020 in afstemming met het Vlaams actieplan hernieuwbare energie. In het BEL-scenario werd bijkomend rekening gehouden met de extra maatregelen met cofinanciering uit het Vlaams Klimaatfonds. Globaal genomen leidt dit tot een verwachte toename van de totale landbouwemissies met 1% tussen 2005 en 2020.

Figuur Overzicht BAU- en BEL-emissies sector landbouw 2005-2020

36 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

1.3. Provinciale beleidsopties ten aanzien van glastuinbouw

1.3.1. Provinciaal klimaatplan

De Provincie Oost-Vlaanderen wil samen met onder andere inwoners, organisaties en gemeenten werk maken van een klimaatgezond Oost-Vlaanderen. Concreet wordt gewerkt om tegen 2050 niet alleen klimaatneutraal te zijn maar ook klimaatbestendig.

Klimaatneutraal in 2050 De Provincie Oost-Vlaanderen wil niet meer bijdragen aan de klimaatwijziging. Daarvoor zal de uitstoot van broeikasgassen drastisch teruggedrongen worden en wordt gestreefd naar een netto-nuluitstoot tegen 2050. Dit streven geldt zowel voor de Provincie als organisatie, als voor het volledige grondgebied. Als tussenstap wordt gewerkt naar een terugdringen van de uitstoot met 20 procent tegen 2020 (ten opzichte van referentiejaar 2011). De provincie zet hiertoe maximaal in op energiebesparing, vermijden van emissie bij de bron. en optimalisatie van hernieuwbare energie. Als duurzame energie niet volstaat, dan wordt in laatste instantie ingezet op een zuinig en efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen.

Klimaatbestendig in 2050 De Provincie wil tegen 2050 niet alleen klimaatneutraal maar ook klimaatbestendig zijn. Dat houdt in dat de negatieve effecten van de klimaatwijziging op het grondgebied van de provincie zoveel mogelijk getemperd worden; zoals overstromingen, droogte, erosie en verlies aan biodiversiteit. De Provincie Oost-Vlaanderen liet door VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) een nulmeting uitvoeren. Die brengt de CO2-uitstoot in beeld van het energieverbruik (zowel door brandstoffen als door elektriciteit) in Oost- Vlaanderen voor het referentiejaar 2011. De niet-energiegebonden CO2-uitstoot en de uitstoot van andere broeikasgassen zoals lachgas en methaan of roet en sterke fluorgassen werden gemeten.. CO2-uitstoot in ton - 2011 In totaal, over alle sectoren heen, was de CO2- uitstoot in 2011 gelijk aan 7.709.981 ton CO2. Dat is de hoeveelheid CO2 die een bos opneemt dat 2,5 keer zo groot is als de hele provincie Oost-Vlaanderen. Deze uitstoot wordt veroorzaakt door verschillende sectoren. De landbouwsector omvat binnen Oost-Vlaanderen in de eerste plaats de energiegerelateerde uitstoot van het brandstofverbruik, het elektrici- teitsverbruik en de warmteaankopen vanuit warmtenetten of WKK-eenheden. Naast de energiegerelateerde CO2-uitstoot van 353 kton heeft de landbouwsector ook niet-energie- gerelateerde emissies (CH4 vertering, mestopslag, N2O mestopslag, bodem).

Klimaatactieplan De uitdagingen naar 2050 zijn enorm. Naar 2020 toe kan een belangrijke stap worden gezet. Het actieplan formuleert een antwoord op de uitdagingen geordend in vijf speerpunten, waaronder ook acties m.b.t. glastuinbouw: • Naar een zelfvoorzienende provincie op vlak van energie: o Stimuleren groene warmtenetten (o.a.demoprojecten glastuinbouw) • Naar een (klimaat)gezonde en aangename woonomgeving • Naar een klimaatbestendig landschap • Naar een slimme mobiliteit • Naar een toekomstgerichte economie ‘Waar klimaat werkt’ 37 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

o Stimuleren van clustering van glastuinbouw en complementaire activiteiten met het oog op reststroomvalorisatie en het verhogen van energie- efficiëntie

1.3.2. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) werd op 18 februari 2004 goedgekeurd door de Vlaamse Regering. In het PRS is bepaald dat de provincie in functie van de differentiatie van de gebieden van de agrarische structuur, in overleg met de Vlaamse Overheid, de gemeentebesturen en de land- en tuinbouwsector, ontwikkelingsgebieden voor glastuinbouw zal afbakenen en ordenings- en inrichtingsprincipes zal vastleggen. Daarbij zal rekening worden gehouden met criteria inzake landschappelijke inkadering en ontsluitingsmogelijk- heden. De vestiging van nieuwe starters (nieuwbouw van een serrebedrijf) zou zoveel mogelijk in de ontwikkelingsgebieden moeten gesitueerd zijn.

In die gebieden worden vanuit het ruimtelijk beleid maatregelen genomen om de concentratie van glastuinbouw in die gebieden te behouden en uitspreiding naar andere gebieden te beperken. Dat kan door het valoriseren en versterken van de aanwezige infrastructuur (gemeenschappelijke voorzieningen en afvalwaterzuivering, toeleverings-, opleidings- en afzetstructuur, warmtebronnen,…).

38 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Gewenste openruimtestructuur Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan

1.3.3. Visie op de afbakening van glastuinbouwgebieden In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan wordt gesteld dat bij de ontwikkeling van glastuinbouwgebieden rekening zal worden gehouden met criteria inzake ontsluitingsmogelijkheden en landschappelijke inkadering. Dit wordt in het PRS evenwel niet nader gespecificeerd.

In wat volgt wordt aangegeven welke de visie is van de provincie bij afbakening van gebieden voor glastuinbouw. Deze visie betreft een algemeen en globaal toetsingskader dat kan gehanteerd worden bij het zoeken naar locaties voor de ontwikkeling van glastuinbouwgebieden in Oost-Vlaanderen.

Rekening houdend met het principe van bundeling, mobiliteitsaspecten, landschappelijke inkadering kunnen onderstaande voorwaarden voor de inplanting van locaties voor glastuinbouw zijn: - een inplanting nabij bebouwde gebieden, bij voorkeur in de omgeving van stedelijke netwerken of stedelijke gebieden met het oog op bundeling; - aansluitend bij bestaande bedrijventerreinen; 39 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

- aansluitend bij bestaande serrecomplexen; - een situering nabij grote afzetmarkten (veiling, verwerkende bedrijven) biedt logistieke voordelen; - ontsluitingsmogelijkheden naar het hoger wegennet; - landschappelijke inkadering; - nabij gebieden waar de mogelijkheid tot het gebruik van restwarmte kan bestaan; - nabij gebieden waar de mogelijkheid tot het (her)gebruik van (opgevangen) water kan bestaan.

Dit wordt vertaald in een viertal concepten:

Concentreren van glastuinbouw op weldoordachte locaties om aldus ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen van serrebouw tegen te gaan Een belangrijk deel van de omzet van land- en tuinbouw in Oost-Vlaanderen is afkomstig van de glastuinbouw. De provincie wil aan de glastuinbouwsector de nodige garanties geven voor verdere ontwikkeling. Door op weldoordachte locaties, ruimte te voorzien voor ontwikkeling van de glastuinbouw (aanbodbeleid), wil de provincie vermijden dat grote serrecomplexen zouden gebouwd worden in kwetsbare gebieden, habitatgebieden, waardevolle, beschermde landschappen of landschappelijke of ecologisch waardevolle gebieden. Op die manier wordt ook meer rechtszekerheid aan de telers geboden.

Glastuinbouwgebieden op goed ontsloten locaties, nabij stedelijke gebieden of afzetmarkten Door de aard en de kenmerken van de glastuinbouwactiviteiten is het mobiliteitsaspect op zich, alsook de aan- en afvoer van goederen een belangrijk gegeven in het zoeken naar geschikte locaties voor glastuinbouwgebieden. Het bereikbaarheidsprofiel van de locatie en de geografische gebiedssituering zijn daarom van bijzonder belang. Beide aspecten moeten zodanig zijn dat een snelle en efficiënte aan- en afvoer gegarandeerd is en de vervoerafstand van de goederen wordt geminimaliseerd. Vanuit het oogpunt bereikbaarheid is het van belang dat bij de keuze van de locatie rekening gehouden wordt met de situering van het tuinbouwgebied ten opzichte van knooppunten die toegang geven tot hoofdwegen en primaire wegen. Omwille van de nabijheid aan arbeidskrachten, zijn glastuinbouwgebieden best ook gesitueerd nabij de (klein)stedelijke gebieden.

Glastuinbouwgebieden aansluitend bij bestaande serrecomplexen en/of bedrijventerreinen De glastuinbouwsector heeft nood aan locaties waar nieuwe serres gevestigd kunnen worden. Dit is zo voor tuinders die een nieuw bedrijf willen opstarten en zoeken naar een geschikte locatie. Maar dit is ook zo voor bestaande bedrijven die, omwille van landschappelijke, ecologische of milieuhygiënische redenen niet meer kunnen uitbreiden op de plaats waar ze gevestigd zijn en om die reden willen of moeten herlokaliseren. Om de landschappelijk impact zoveel mogelijk te beperken en rekening houdend met het principe van bundeling worden glastuinbouwgebieden prioritair voorzien aansluitend aan bestaande serrecomplexen of bedrijventerreinen of in een gebied waar reeds bestaande serres aanwezig zijn. Aansluiting bij bedrijventerreinen verhoogt ook de mogelijkheden naar samenwerking op het vlak van energieclusters, waterrecuperatie van restwarmte of aanleg nutsvoorzieningen. 40 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Glastuinbouwgebieden aansluitend bij gebieden waar rest-CO 2 en -warmte ter beschikking kan gesteld worden Ingevolge het Vlaamse Klimaatplan voor de reductie van de uitstoot van de broeikas- gassen en de stijgende energieprijzen welke een belangrijke kostenfactor zijn voor de glastuinbouw en op economisch vlak, is het bijzonder zinvol om in de toekomst glas- tuinbouwbedrijventerreinen te ontwikkelen in de buurt van plaatsen waar restwarmte en CO 2 ter beschikking zijn. Aangezien hierdoor een waardevol alternatief gerealiseerd kan worden voor de vernietiging/lozing van restwarmte/CO 2, kan hier op breed maatschappelijk vlak een win-winsituatie gerealiseerd worden.

1.3.4. Methodiek bij het bepalen van de meest geschikte locaties voor glastuinbouw Bij het zoeken naar de meest geschikte locaties voor glastuinbouw in de provincie OostVlaanderen wordt op twee sporen gewerkt. Enerzijds wordt er een afweging gemaakt op basis van de ruimtelijke beleidsopties op macro niveau en deze voor de deelruimten en de deelstructuren zoals verwoord in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost Vlaanderen. Anderzijds wordt rekening gehouden met eisen vanuit de sector zelf, waarbij via een multicriteria analyse gezocht wordt naar de meeste geschikte locaties voor een bovenlokaal glastuinbouwgebied.

Beide sporen resulteren in potentiële locaties voor een glastuinbouwzone, doch met een andere finaliteit. De multicriteria analyse geeft een reeks van locaties weer die rekening houdend met de sector en op basis van de afweging het meest geschikt zijn om een glastuinbouwgebied te ontwikkelen. Het toetsingskader gaat uit van de ruimtelijke beleidsopties die geformuleerd zijn op bovenlokaal niveau en weegt – overeenkomstig de kenmerken van deze grootschalige activiteit – de geschiktheid van een locatie voor de ontwikkeling van een glastuinbouwgebied af.

Afweging vanuit de gewenste ruimtelijke structuur voor Oost-Vlaanderen

In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan wordt gesteld dat bij de ontwikkeling van glastuinbouwgebieden rekening zal worden gehouden met criteria inzake ontsluitingsmogelijkheden en landschappelijke inkadering. Dit wordt in het PRS evenwel niet nader gespecificeerd.

Bij het bepalen van de mogelijke locaties voor glastuinbouwgebieden in Oost-Vlaanderen wordt vertrokken van de ruimtelijke opties met betrekking tot de deelruimten en de deelstructuren. De deelstructuren zijn immers de ruimtelijke vertaling van een aantal maatschappelijke functies (wonen, bedrijvigheid, recreatie, groen, …). De specifieke wisselwerking tussen de verschillende deelstructuren is niet overal gelijk, waardoor er deelruimten kunnen worden onderscheiden. Binnen de provincie heeft elke deelruimte een specifieke rol te spelen. Het is immers niet wenselijk dat dezelfde ontwikkelingen zich in dezelfde mate over heel de provincie zouden doorzetten. In het kader van de gewenste agrarische structuur in Oost-Vlaanderen werden reeds opties met betrekking tot mogelijkheden voor locaties voor glastuinbouwgebieden geformuleerd. 41 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Op basis van fysische, bodemkundige en landbouwkundige gegevens wordt in de bestaande agarische structuur in Oost-Vlaanderen een onderscheid gemaakt tussen 6 gebieden of streken, met name: De polders van het Meetjesland en het Waasland : dit gebied omvat de polders van SintLaureins en Assenede in het Meetjesland en van Wachtebeke, Moerbeke, Beveren en Sint-Gillis-Waas in het Waasland. De zandstreek ten noordwesten van Gent : dit gebied strekt zich uit van , , en Assenede in het noorden tot Kruishoutem, Zingen en in het zuiden. De zandstreek ten noordoosten van Gent : dit gebied strekt zich uit van Wachtebeke, Moerbeke, Beveren en Sint-Gillis-Waas in het noorden tot de Scheldevallei in het zuiden. De zandleemstreek van oostelijk Oost-Vlaanderen : dit gebied omvat (delen van) Aalst, , Lede, , , Buggenhout, Lebbeke, Erpe-Mere en . De zandleemstreek van zuidelijk Oost-Vlaanderen : dit gebied strekt zich uit over (delen van) Kruishoutem, , Wortegem-Petegem, , , , , , Gavere, , Brakel, , , , Zwalm, , Zingem, en Sint-Lievens-Houtem. De valleigebieden van Schelde, Leie, Dender, Durme en Moervaart : de valleigebieden doorsnijden desgevallend de voorgaande vijf gebieden.

Voor de zandstreek ten noordoosten van Gent worden volgende opties geformuleerd in het PRS. "Een gemengde landbouw met een divers aanbod wordt gestimuleerd in overeenstemming met de agrarische mogelijkheden en fysische kwetsbaarheden”. Daarbij wordt de ontwikkeling van de specifieke subsectoren ondersteund: - sierteelt in de omgeving van Gent en Lochristi; - boomkwekerij in de omgeving van Wetteren, Wichelen en Oosterzele; - veredeling in het Waasland, glasgroenteteelt in Beveren, en Hamme; fruitteelt in het Waasland.

Voor de zandstreek ten noordwesten van Gent wordt gesteld dat het gebied potenties heeft voor de ontwikkeling van de sierteelt, de boomkwekerij en de groenteteelt. Het bosboomkwekerijgebied van Maldegem en omgeving wordt ruimtelijke geoptimaliseerd. Overwinteringsserres en serres voor de opkweek van planten, loodsen, containervelden en waterreservoirs zijn inherent aan de bedrijfsvoering. Ook de sierteelt en de glasgroenteteelt hebben hier nog groeipotentieel.

Voor de zandleemstreek van oostelijk Oost-Vlaanderen zijn nog mogelijkheden voor de ontwikkeling van sierteelt en de glasgroenteteelt. In de omgeving van Wetteren, Wichelen en Oosterzele dient de landbouwstructuur geoptimaliseerd te worden in functie van boomkwekerij. Overwinteringsserres, serres voor de opkweek van planten, loodsen, containervelden en waterreservoirs zijn inherent aan de bedrijfsvoering.

Globaal gezien kunnen overeenkomstig de opties in de gewenste agrarische structuur glastuinbouwgebieden mogelijks ontwikkeld worden in de volgende deelruimten:

42 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

- het Noordelijk en Westelijk Openruimtegebied (exclusief het polder- en krekengebied); - de Leieruimte; - Oost-Vlaams Kerngebied; - het E17-netwerk; - het Oostelijk Rastergebied.

Samen met het Zuidelijk Openruimtegebied, de Dendersteden, de Scheldevallei en de Waaslandhaven, behoort het polder- en krekengebied tot de gebieden die ook op macro niveau minder aangewezen zijn om een bovenlokaal glastuinbouwgebied te lokaliseren.

In de bovenvermelde deelruimten waar de ontwikkeling van een glastuinbouwgebied als mogelijk beschouwd wordt, dient uiteraard rekening gehouden te worden met de ruimtelijke opties voor de deelstructuren. Van bijzonder belang zijn de prioritaire aandachtsgebieden, geselecteerd in het PRS, waar pilootprojecten inzake landschapsbehoud kunnen worden doorgevoerd. Het zijn met name: - de Scheldepolders en de schorren van Beveren en Sint-Gillis-Waas, met de daarin gelegen kreken en dijken en de donk van -Meerdonk; (NOR); - de vallei van de Zeeschelde van Kruibeke tot , met inbegrip van de mondingen van Durme en Dender; (Scheldevallei); - de relictzones van de cuesta van Oedelem-Zomergem, het Houtland en de Oude Veldgebieden van ; (WOR); - het Oost-Vlaams gedeelte van het Pajottenland (Ninove/Denderwindeke en Geraardsbergen/Waarbeke, Moerbeke) (ZOR).

Vanuit de visie op de lokalisatie van glastuinbouwgebieden in Oost-Vlaanderen en de ruimtelijke opties voor de deelstructuren in het PRS kunnen diverse aandachtspunten gehanteerd worden bij het zoeken naar geschikte locaties voor een bovenlokaal glastuinbouwgebied: in positieve zin: o de selectie van stedelijke gebieden en economische knooppunten, o de selectie van hoofdwegen, primaire wegen en secundaire wegen, o regionale bedrijventerreinen; in negatieve zin: o natuurverbindingsgebieden, o ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang, o de beschermde landschappen, o relictgebieden en ankerplaatsen, o openruimtecorridors, o de op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters, o de structuurbepalende reliëfelementen, o markante terreinovergangen, o de structuurbepalende hydrografische elementen, o structuurbepalende bakens,

43 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

o opties in bestaande bovenlokale RUP's die de mogelijke locatie van een glastuinbouwgebied uitsluiten.

Ten slotte wijst het PRS in het informatieve en het richtinggevende gedeelte op het belang en de potenties van het cultuurhistorisch erfgoed als kwalitatieve factor. Een specifiek probleem vormt het nog niet gekende ondergrondse patrimonium. In principe moet de volledige ondergrond van Oost-Vlaanderen beschouwd wordt als bodemarchief en als dusdanig ook behandeld worden. Een deel van het archief is echter reeds vernietigd en moet dus niet meer beschermd worden voor inventarisatie en onderzoek. Voor het nog niet vernietigd archief en dat is nog steeds minstens 80 % van de oppervlakte van de provincie, moeten maatregelen getroffen worden om over te gaan tot inventarisatie en onderzoek vooraleer de informatie verloren gaat. Het inrichten van de ruimte gaat immers vaak (onbewust) gepaard met het verlies van archeologische erfgoedwaarden. De initiatiefnemer / ontwikkelaar zal in zijn initiatieven rekening moeten houden met de vigerende wetgeving hieromtrent.

Op zich kan het archeologisch gegeven momenteel niet rechtstreeks worden meegenomen in een ruimtelijke afweging om verschillende locaties af te wegen, wegens momenteel onbekend.

Afweging vanuit de sector: multicriteria-analyse

In opdracht van de Administratie Land- en Tuinbouw heeft de Vlaamse Landmaatschappij een locatiestudie voor glastuinbouw uitgevoerd in de bestaande concentratiegebieden voor glastuinbouw in de provincie Oost-Vlaanderen zijnde het Gentse en Beveren/Hamme. Er werd vanuit gegaan dat ook gemeenten die momenteel nog niet echt tot deze concentratiegebieden behoren mogelijks ook potentie hebben voor glastuinbouwgebieden. Het studiegebied omvat aldus het Gentse en de zone Beveren/Hamme alsook het tussengebied ervan. De studie is gebaseerd op een multicriteria-analyse, waarbij voor het studiegebied gezocht wordt naar geschikte locaties voor een glastuinbouwbedrijvenzone of een macrozone.

Uitsluitende fase Het onderzoek vertrekt eerder op microniveau en werkt in drie stappen, waarbij in een eerste stap alle locaties waar een vergunning voor een bedrijvenzone glastuinbouw uitgesloten is, niet meer in rekening worden genomen. Voor de uitsluiting van deze gebieden wordt gebruik gemaakt van het toetsingkader glastuinbouw (handleiding Vlaamse overheid) 8.

8 In de provincie Oost-Vlaanderen zijn dit de niet-agrarische gebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang, het bouwvrij agrarisch gebied, landbouwgebied met culturele, historische en/of esthetische waarde, structuurbepalend bouwvrij agrarisch gebied en het structuurbepalend agrarisch gebied met natuurverweving. 44 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Resultaat toetsingskader glastuinbouw

Verder (in een tweede stap) worden nog een aantal gebieden uitgesloten die omwille van andere sectorale wettelijke bepalingen 9 een glastuinbouwzone op die bepaalde locatie onmogelijk maken of leiden tot beperkingen of voorwaarden. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met elementen die meespelen in de beoordeling van een vergunning van een glastuinbouwzone doch die geen decisief karakter hebben.

Op basis van de voorgaande stappen zijn de gebieden gekend waar een glastuinbouwlocatie mogelijk geacht wordt en zijn in principe de potentiële zones gekend. Om deze potentiële

9 Dit zijn onder meer: afstandsregels, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, VEN-gebieden 1 ste fase, beschermde landschappen. 45 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

zones voor glastuinbouw aan te duiden werd gebruik gemaakt van de deelgebieden 10 van de landbouwtyperingskaart.

Omdat er voor een toekomstige bedrijvenzone/macrozone voor glastuinbouw sowieso een stuk onbebouwd terrein nodig is, werd met behulp van de deelgebieden van de landbouwtyperingskaart gezocht naar deelgebieden waarvan minimum 70 % van de oppervlakte bestaat uit landbouwgrond.

Voor overgebleven deelgebieden (potentiële zones voor glastuinbouw) wordt een multicriteria-analyse (17 criteria) uitgevoerd om de geschiktheid voor de ontwikkeling van een glastuinbouwzone te bepalen.

Rangschikkende fase In functie van onderstaande criteria wordt een gebied getypeerd als zijnde geschikt voor glastuinbouw of niet. Er zijn vijf geschiktheidsklassen, nl. zeer laag, laag, matig, hoog of zeer hoog. Afwegingscriteria die in overweging genomen zijn: - de oppervlakte van het gebied: hoe groter de oppervlakte van een gebied, hoe meer het gebied in aanmerking komt voor ontwikkeling van de glastuinbouw; - de waterhuishouding: natte gebieden zijn minder geschikt voor serrebouw; - reliëfkenmerken van het gebied: een sterk hellend terrein komt niet in aanmerking om er een serre op te bouwen. De optimale helling voor een serreconstructie bedraagt 1 % (waterafvoer); gebieden met een helling van meer dan 1,75 % worden niet behouden als potentieel glastuinbouwgebied; - de ontsluitingsmogelijkheden (toelevering en afzet); - de afstand tot kwetsbare gebieden en beschermde landschappen, relictzones en ankerplaatsen, relictpunten; hoe groter de afstand, hoe kleiner de impact op deze gebieden, - de afstand tot bebouwing en woongebied: hoe groter de afstand, hoe minder de hinder.

In deze ranking werd omwille van praktische redenen nog geen rekening gehouden met nabijheid van bestaande serreconcentraties, opties in de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen, landbouwsterkte in de deelgebieden, vorm van de deelgebieden, bodemgeschiktheid, openheid van het gebied.

Uit deze multicriteria-analyse komen 4 regio's tot uiting met een hoge concentratie aan gebieden die volgens bovenvermelde criteria zeer geschikt zijn voor de ontwikkeling van een glastuinbouwgebied: - Sint-Gillis-Waas, Beveren, Sint-Niklaas, Kruibeke, ; - Lochristi, , , , , Hamme; - Nevele, Deinze, Zulte, Kruishoutem, Nazareth; - Assenede, Kaprijke, Eeklo, , Zomergem, Waarschoot, Lovendegem.

10 De landbouwtyperingskaart verdeelt Vlaanderen in deelgebieden, waarbij elk deelgebied een score krijgt naargelang de sterkte van de landbouw in dat deelgebied. De grenzen van de deelgebieden worden gevormd door wegen, waterwegen, en grenzen tussen agrarisch en niet-agrarische gewestplanbestemmingen. 46 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Dit RUP betreft de uitwerking van de cluster voor de regio Beveren-Hamme. Voor de regio Nevele-Deinze-Kruishoutem werd op 10 maart 2009 het provinciaal RUP Stokstorm goedgekeurd. Deze cluster werd reeds in gebruik genomen door telers. Voor de regio Lochristi-Lokeren wordt tot eind 2016 verder onderzoek uitgevoerd om het beleid verder vorm te geven.

Geschikte locaties voor RUP's glastuinbouw

Toetsing van de gebieden uit de multicriteria-analyse aan het beleidskader voor de regio Beveren

In een laatste stap worden de locaties uit de eerste multicriteria-analyse getoetst aan de gewenste visie volgens het PRS. In de regio Beveren worden in de laatste multicriteria- analyse een 10-tal locaties onderzocht die in voorgaand onderzoek, als in eerste instantie mogelijks geschikt voor de uitbouw van een bedrijvenzone glastuinbouw geclasseerd werden, zijnde: 47 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

1. Omgeving Schaarbeek (Beveren); 2. Omgeving Wilde Haan ten oosten van Kruibeeksesteenweg (Beveren); 3. Omgeving Wilde Haan ten westen van Kruibeeksesteenweg (Beveren); 4. Omgeving Zillebeek (Beveren); 5. Omgeving Brandstraat (Beveren); 6. Omgeving Velle (Temse); 7. Omgeving Moortelhoek (Sint-Niklaas); 8. Omgeving Heerweg/Wijnstraat (Sint-Gillis-Waas); 9. Omgeving Zevenster (Sint-Gillis-Waas); 10. Omgeving Laarstraat (Sint-Gillis-Waas).

Geschikte locaties voor RUP's glastuinbouw in de omgeving van Beveren

48 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Locatie 1: Omgeving Schaarbeek (Beveren) Dit gebied omvat zones 65, 76, 83, evt. uitgebreid met zones 85, 97 van de multicriteria-analyse (zie bovenstaande figuur). Situering Deze zone is gesitueerd ten noorden van de E17 en ten westen van het industriegebied Schaarbeek en het Fort Van Zwijndrecht. Het ligt vlakbij het op- en afrittencomplex E17/N419. Beschrijving van het gebied De oppervlakte van de zone 65, 76 en 83 is ong. 205 ha, de totale zone incl. de zones 85 en 97 bedraagt 257 ha. De zone bestaat uit een 3 à 5 tal blokken die doorsneden worden door een 2-tal wegen, die een belangrijke impact hebben op de structuur van het gebied. Het zuidelijke gebied wordt aan de westzijde begrensd door de Veldstraat, de Winningestraat en de Beekmolenstraat, in het noorden door de Dweerse Kromstraat. Het noordelijke gebied komt in het noorden tot aan de Pauwstraat. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor In de zone zijn een vijftal serrebedrijven glastuinbouw gesitueerd. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden In de zone is het volgende natuurverbindingsgebied gesitueerd: 3N9 - Bolle akkergebieden van het Land van Waas. Ecologische infrastructuur van bovenlokaal Geen belang Relictzones en ankerplaatsen Het gebied ligt in Binnen-Vlaanderen: zandstreek buiten de Vlaamse Vallei (212000), in het relictgebied ‘Bolle akkergebieden Land van Waas, Vallei van de Barbierbeek’ Openruimtecorridors Het gebied overlapt gedeeltelijk met de openruimtecorridor ten oosten van Kallo tot Kruibeke (op de provinciegrens met Antwerpen). De structuurbepalende reliëfelementen Geen De structuurbepalende hydrografische elementen Geen Markante terreinovergangen Geen Structuurbepalende bakens Geen De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Geen De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied sluit aan bij de afbakening van het economische knooppunten grootstedelijk gebied Antwerpen en grenst aan het bedrijventerrein Schaarbeek (opgenomen in grootstedelijk gebied cfr. GewRUP AGSG Antwerpen, MB 16/06/2009). Het gebied is gesitueerd in een gemeente die geselecteerd is

49 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

als kleinstedelijk gebied, maar valt niet binnen de grenslijn van het kleinstedelijk gebied Beveren (cf. voorontwerp dd. maart 2007). De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Het gebied ligt ten noorden van de E17, in RSV secundaire wegen geselecteerd als hoofdweg, en ligt vlakbij de N419, in RSV geselecteerd als primaire weg type II van aansluiting 16 A14 (Kruibeke) tot N70 Zwijndrecht. Nabijheid van regionale bedrijventerreinen Het gebied ligt nabij het regionaal bedrijventerrein Schaarbeek dat deel uitmaakt van het grootstedelijk gebied Antwerpen.

Locatie 2: Omgeving Wilde Haan ten oosten van Kruibekesteenweg (Beveren) Dit omvat de zones 51, 56, 68 van de multicriteria-analyse (zie bovenstaande figuur). Situering Dit gebied ligt ten noorden van de E17, ten oosten van de Krijgsbaan, ten zuiden van de spoorweg en ten oosten van de Kruibekesteenweg. Beschrijving van het gebied Het gebied is 253 ha groot. Deze zone wordt doorsneden door 2 parallelle wegen, welke de zone indelen in drie rechthoekige blokken. De zone wordt aan de oostzijde begrensd door de Veldstraat, in het noorden door de Dweerse Kromstraat. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor In het gebied, vooral langs de Heirbaan, de glastuinbouw Priemstraat en de Zakdam, zijn heel wat serrebedrijven gesitueerd. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden Het gebied overlapt deels met het volgende natuurverbindingsgebied: 3N9 - Bolle akkergebieden van het Land van Waas. Ecologische infrastructuur van bovenlokaal Geen belang Relictzones en ankerplaatsen Het gebied overlapt deels met de relictzone Binnen-Vlaanderen: zandstreek buiten de Vlaamse Vallei (212000), blok 56 is gelegen in het relictgebied ‘Bolle akkergebieden Land van Waas, Vallei van de Barbierbeek’ Openruimtecorridors Het gebied overlapt mogelijks met de openruimtecorridor ten oosten van Kallo tot Kruibeke (op de provinciegrens met Antwerpen). De structuurbepalende reliëfelementen Geen De structuurbepalende hydrografische elementen Geen Markante terreinovergangen Geen Structuurbepalende bakens Geen 50 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Geen De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied is gesitueerd in een gemeente die economische knooppunten geselecteerd is al kleinstedelijk gebied (Beveren), maar ligt niet binnen de grenslijn van het kleinstedelijk gebied (cf. voorontwerp dd. maart 2007). De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Het ligt ten noorden van de E17 maar ligt niet in secundaire wegen de onmiddellijk nabijheid van een op- en afrittencomplex. Via de Heirbaan kan het wel ontsloten worden naar het op- en afrittencomplex E17/ N419. Ontsluiting kan ook via de Kruibekesteenweg, geselecteerd als een lokale weg type II (gebiedsontsluiting centrum), maar dan moet het vrachtverkeer wel via de kern van Beveren. Nabijheid van regionale bedrijventerreinen In het onmiddellijke omgeving van deze zone zijn geen bedrijven gesitueerd.

Locatie 3: Omgeving Wilde Haan ten westen van Kruibekesteenweg (Beveren) Dit gebied omvat zone 45, 46, 55, 75 van de multicriteria-analyse (zie bovenstaande figuur). Situering Deze zone situeert zich ten noorden van de E17, aan de westzijde van de Kruibekesteenweg. Beschrijving van het gebied De totale oppervlakte van de cluster bedraagt 527 ha. Het gaat om een groot gebied dat doorsneden worden door een 3 tal wegen die een beperkte impact hebben op de structuur van het gebied. Het gebied wordt in het oosten begrensd door de Kruibekesteenweg, in het noorden door de Piet Stautstraat, in het westen door de Bosstraat en in het zuiden door de Melselestraat. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor In het gebied zijn nagenoeg geen serrebedrijven glastuinbouw gesitueerd. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden Geen Ecologische infrastructuur van bovenlokaal Geen belang Relictzones en ankerplaatsen Geen Openruimtecorridors Het gebied overlapt mogelijks met de openruimtecorridor ten oosten van Kallo tot Kruibeke (op de provinciegrens met Antwerpen). De structuurbepalende reliëfelementen Geen De structuurbepalende hydrografische elementen Geen Markante terreinovergangen Geen

51 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Structuurbepalende bakens Geen De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Nee De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied is gesitueerd in een gemeente die economische knooppunten geselecteerd is al kleinstedelijk gebied, maar ligt niet binnen de grenslijn van het kleinstedelijk gebied (cf. voorontwerp dd. maart 2007).

De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Het ligt ten noorden van de E17 maar ligt niet in secundaire wegen de onmiddellijke nabijheid van een op- en afrittencomplex. De Kruibekesteenweg is geselecteerd als een lokale weg type II (gebiedsontsluiting centrum). Evt. kan het gebied op de E17/N419 ontsloten worden via de Priemstraat (lokale weg). Nabijheid van regionale bedrijventerreinen Geen

Locatie 4: Omgeving Zillebeek (Beveren Dit gebied omvat de zones 109, 111, 112, 123 van de multicriteria-analyse (zie bovenstaande figuur). Situering Dit gebied is gesitueerd ten noordwesten van de kern van Beveren, aan beide zijden van de straat Zillebeek. Beschrijving van het gebied De totale oppervlakte van de zone bedraagt 181 ha. Het bestaat uit een drietal blokken die doorsneden worden door een 2-tal straten, die een belangrijk impact hebben op de structuur van het gebied. Het gebied wordt begrensd door de Lindenlaan in het zuiden en de Achterhoek in het noorden. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor De aanwezigheid van serrebedrijven in het gebied glastuinbouw is heel beperkt. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden Geen Ecologische infrastructuur van bovenlokaal Geen belang Relictzones en ankerplaatsen Geen Openruimtecorridors Dit gebied overlapt mogelijks met de openruimtecorridor tussen Sint-Niklaas-Temse enerzijds en Beveren/Kruibeke anderzijds. De structuurbepalende reliëfelementen Geen De structuurbepalende hydrografische elementen De Beverse beek is in de onmiddellijke omgeving 52 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

van deze zone gesitueerd (net buiten deze zone). Markante terreinovergangen Geen Structuurbepalende bakens Geen De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Geen De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied sluit aan bij de afbakening van het economische knooppunten kleinstedelijk gebied Beveren (voorontwerp maart 2007). De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Het gebied wordt doorsneden door de lokale secundaire wegen wegen type II Zillebeek en Elzestraat (gebiedsontsluiting centrum). Via Zillebeek, Mosselbank, Brugstraat en N451 kan deze zone ontsloten worden op de hoofdweg N49/A11weliswaar via de de kern van Vrasene. Nabijheid van regionale bedrijventerreinen Geen

Locatie 5: Omgeving Brandstraat (Beveren/Sint-Niklaas) Dit gebied omvat zone 95, 99, 103 en 104 van de multicriteria-analyse (zie bovenstaande figuur). Situering Het gebied is gesitueerd ten noordwesten van de kern van Beveren, ten zuiden van de kern Vrasene, ten noorden van Nieuwkerken-Waas. Beschrijving van het gebied De totale oppervlakte van de zone bedraagt 300 ha. Het gebied wordt begrensd door de Daalstraat in het noorden, de Zoetwaterstraat en Boerenstraat in het zuiden, de Kerkstraat in het westen en de Moerstraat in het oosten. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor In het gebied zijn een tweetal serrebedrijven glastuinbouw gesitueerd. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden Geen

Ecologische infrastructuur van bovenlokaal E De Vrasenebeek (3 3) grenst aan deze zone. belang Relictzones en ankerplaatsen Geen Openruimtecorridors Dit gebied overlapt mogelijks met de openruimtecorridor tussen Sint-Niklaas-Temse enerzijds en Beveren/Kruibeke anderzijds. De structuurbepalende reliëfelementen Geen De structuurbepalende hydrografische elementen Geen Markante terreinovergangen Geen Structuurbepalende bakens Geen De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Geen De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied ligt in de gemeenten Beveren en Sint- 53 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

economische knooppunten Niklaas, resp. geselecteerd als kleinstedelijk en regionaalstedelijk gebied in het RSV. Het ligt evenwel niet binnen de afbakeningslijn van deze stedelijke gebieden (Beveren: voorontwerp maart 2007). De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Het gebied ligt langs de N451 en kan via de N451 secundaire wegen aangetakt worden op de hoofdweg N49/A11. Het verkeer moet dan wel door de kern van Vrasene. Via de N451 kan het verkeer naar de N70 en van daaruit naar de E17. Nabijheid van regionale bedrijventerreinen Het dichtstbijgelegen bedrijventerrein is dit van Doornpark, gesitueerd langsheen de N451, ten zuiden van deze zone.

Locatie 6: Omgeving Velle (Temse) Dit gebied omvat zone 37 en 42 van de multicriteria-analayse (zie bovenstaande figuur). Situering Het gebied is gesitueerd ten noorden van de E17 in Temse, ten noordoosten van de kern Velle.

Beschrijving van het gebied De totale oppervlakte de zone bedraagt 213 ha. Het gebied situeert zich tussen de Steendonkstraat en de Krekelstraat, de Haasdonksesteenweg en Haagdam. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor Net buiten deze zone is een groot tuinbouwbedrijf glastuinbouw gesitueerd. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden Hier situeert zich het volgende natuurverbindingsgebied: 3N8 Barbierbeekvallei, bolle akkerlandbouwgebied van Temse- Haasdonk, stuifzandrug Sint-Niklaas. Ecologische infrastructuur van bovenlokaal Geen belang Relictzones en ankerplaatsen Geen Openruimtecorridors Dit gebied overlapt mogelijks met de openruimtecorridor tussen Sint-Niklaas-Temse enerzijds en Beveren/Kruibeke anderzijds. De structuurbepalende reliëfelementen Geen De structuurbepalende hydrografische elementen Barbierbeekvallei en de Steendonkstraatbeek Markante terreinovergangen Geen Structuurbepalende bakens Geen De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Geen

54 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied is gelegen in Temse dat in het RSV economische knooppunten geselecteerd is als kleinstedelijk gebied. Het situeert zich evenwel niet binnen de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied (Provinciaal RUP goedgekeurd op 18 september 2008). De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Via de weg Eigenlo en Hoge Heerweg sluit dit secundaire wegen gebied aan op het bedrijventerrein dat gesitueerd is aan het op- en afrittencomplex op de E17 te Sint-Niklaas. De E17 is in RSV aangeduid als hoofdweg, de N16 wordt aangeduid als primaire weg type I (Vlaams niveau). De weg Eigenlo is een lokale weg type III. Nabijheid van regionale bedrijventerreinen Het bedrijventerrein te Sint-Niklaas, gesitueerd aan het op- en afrittencomplex E17/N16.

Locatie 7: Omgeving Moortelhoek (Sint-Niklaas) Dit gebied omvat zone 133,135, 136 van de multicriteria-analyse (zie bovenstaande figuur). Situering Het gebied is gesitueerd ten westen van Sint- Niklaas, ten noorden van Belsele. Beschrijving van het gebied De totale oppervlakte van de zone bedraagt 306ha. Het gebied wordt begrensd door de Hogebokstraat in het westen, de Nauwstraat in het noorden, de Groenstraat in het oosten en de spoorweg in het zuiden. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor In de het plangebied en onmiddellijke omgeving glastuinbouw zijn enkele serrebedrijven gesitueerd. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden In de omgeving van het plangebied is het volgende natuurverbindingsgebied gesitueerd: 2N15 Stuifzandrug , Sint-Niklaas, Belsele, Sinaai. Ecologische infrastructuur van bovenlokaal In het plangebied ligt de volgende ecologische belang infrastructuur: 2 E21 Molenbeek (Sint-Niklaas - Puivelde) Relictzones en ankerplaatsen In de omgeving van het plangebied is het volgende relictgebied geselecteerd: Bosgebieden stuifzandrug Waasmunster, Belsele, St-Niklaas. Openruimtecorridors Dit gebied overlapt mogelijks met de openruimtecorridor Belsele-Elverse (Waasmunster) enerzijds en Sint-Niklaas-Temse anderzijds. De structuurbepalende reliëfelementen Geen De structuurbepalende hydrografische elementen Geen

55 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Markante terreinovergangen Geen Structuurbepalende bakens Geen De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Geen De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied grenst onmiddellijk aan het economische knooppunten regionaalstedelijk gebied Sint-Niklaas (def. vastgesteld 19 januari 2007). De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Het gebied ligt langs de N403, die vanaf het secundaire wegen kruispunt met de Vlyminckshoek geselecteerd is als secundaire weg type II. Nabijheid van regionale bedrijventerreinen In de omgeving van het plangebied zijn ten zuiden van de spoorweg twee bedrijventerreinen gesitueerd, binnen de afbakening van het kleinstedelijk gebied Sint-Niklaas.

Locatie 8: Omgeving Heerweg-Wijnstraat (Sint-Gillis-Waas) Dit gebied omvat zone 61, 77, 84, 101 van de multicriteria-analyse (zie bovenstaande figuur). Situering Het gebied is gesitueerd tussen Kemzeke (Stekene en Sint-Gillis-Waas). Beschrijving van het gebied De totale oppervlakte van de zone bedraagt 593ha. Het gebied wordt begrensd door de Loeverstraat, Kemzekestraat in het noorden, de N403 Zandstraat in het westen, de Shondstraat in het zuiden en de Bunder-Gaverstraat in het oosten. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor In het gebied zijn 2 à 3-tal serrebedrijven glastuinbouw gesitueerd. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden In de onmiddellijke omgeving van het plangebied komt het volgende natuurverbindingsgebied voor: 2N15 Stuifzandrug Waasmunster, Sint-Niklaas, Belsele, Sinaai. Ecologische infrastructuur van bovenlokaal Buiten het plangebied maar in de omgeving ervan, belang ligt de volgende ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang: 3 E2 Watergang Hoge Landen, Afleidingskanaal Wase Polders. Relictzones en ankerplaatsen Geen Openruimtecorridors Geen De structuurbepalende reliëfelementen Ten westen en nog gedeeltelijk in het plangebied ligt het volgende structuurbepalend reliëfelement: Oost- en West-Vlaamse dekzandrug De structuurbepalende hydrografische elementen Geen Markante terreinovergangen Geen

56 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Structuurbepalende bakens Geen De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Geen De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied maakt deel uit van een gemeente die economische knooppunten in het RSV geselecteerd is als buitengebiedgemeente, maar bij de herziening van het RSV wordt aangeduid als bijzonder economisch knooppunt (Sint-Gillis-Waas). De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Het gebied dient ontsloten te worden via de secundaire wegen Beekstraat of de Kemzekestraat, op de N403, geselecteerd als secundaire weg type II. Nabijheid van regionale bedrijventerreinen Geen

Locatie 9: Omgeving Zevenster (Sint-Gillis-Waas) Dit gebied omvat zone 80,92 van de multicriteria-analyse (zie bovenstaande figuur). Situering Deze zone is gesitueerd in het gebied tussen Sint- Gillis-Waas en Sint-Niklaas. Beschrijving van het gebied De totale oppervlakte van de zone bedraagt 256ha. Het gebied wordt begrensd door de Doornstraat in het noorden, De Bunderstraat en Geinsteindestraat in het westen, de Roskamstraat in het zuiden en de Sint-Niklaasstraat in het oosten. In het gebied komt heel wat fruitteelt voor. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor Net buiten het plangebied, ten noorden ervan, is glastuinbouw één glastuinbouwbedrijf gesitueerd. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden Geen Ecologische infrastructuur van bovenlokaal Geen belang Relictzones en ankerplaatsen De zone overlapt deels met de volgende relictzone: Bolle akkergebieden Land van Waas, Vallei van de Barbierbeek. Openruimtecorridors Geen De structuurbepalende reliëfelementen Geen De structuurbepalende hydrografische elementen Geen Markante terreinovergangen Geen Structuurbepalende bakens Geen De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Geen De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied maakt deel uit van een gemeente die economische knooppunten in het RSV geselecteerd is als buitengebiedgemeente, maar bij de herziening van het RSV wordt aangeduid als bijzonder

57 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

economisch knooppunt (Sint-Gillis-Waas). De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Het gebied dient ontsloten te worden via de secundaire wegen Beekstraat of de Kemzekestraat, op de N403, geselecteerd als secundaire weg type II. Een alternatief is via de Sint-Niklaasstraat, Nieuwkerkenstraat, Gyselstraat naar de N451, die een lokale weg is. Nabijheid van regionale bedrijventerreinen In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn twee kleine bedrijventerreinen gesitueerd, langs de Sint-Niklaasstraat.

Locatie 10: Omgeving Laarstraat (Sint-Gillis-Waas) Dit gebied omvat zone 106, 107, 114, 117, 118 van de multicriteria-analyse (zie bovenstaande figuur). Situering Het gebied is gesitueerd ten noorden van de kern van Sint-Gillis-Waas. Beschrijving van het gebied De totale oppervlakte van de zone bedraagt 304ha. Het gebied wordt begrensd door de Samelstraat, Vosstraat in het noorden, de Kleine Laarstraat en Kalissestraat in het oosten, Blauwe Staak en Molenstraat in het zuiden en de Sint- Niklaasstraat in het oosten. Aanwezigheid bestaand concentratiegebied voor In het gebied zijn twee grote serrebedrijven glastuinbouw gesitueerd. Toets met het beleidskader: Natuurverbindingsgebieden Geen Ecologische infrastructuur van bovenlokaal In de omgeving van het plangebied ligt de belang volgende ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang: 3 E3 Vrasenebeek en 3 E2 Watergang Hoge Landen Afleidingskanaal Wase Polders Relictzones en ankerplaatsen In de omgeving van het plangebied ligt de volgende relictzone: Bolle akkergebieden Land van Waas, Vallei van de Barbierbeek en de volgende ankerplaats: Krekengebied van Kieldrecht en Meerdonk. Openruimtecorridors Geen De structuurbepalende reliëfelementen Geen De structuurbepalende hydrografische elementen In de omgeving van het plangebied ligt de structurbepalende hydrografische elementen: Vrasenebeek en Watergang Hoge Landen Afleidingskanaal Wase Polders Markante terreinovergangen Geen Structuurbepalende bakens Geen

58 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De op bovenlokaal niveau geselecteerde kouters Geen De selectie van stedelijke gebieden en Het gebied maakt deel uit van een gemeente die economische knooppunten in het RSV geselecteerd is als buitengebiedgemeente, maar bij de herziening van het RSV wordt aangeduid als bijzonder economisch knooppunt (Sint-Gillis-Waas). De selectie van hoofdwegen, primaire wegen en Het gebied takt via de Klein Laarstraat en secundaire wegen Kouterstraat op de N451 (lokale weg). Via de Okkevoordestraat, Blokstraat, Herenstraat, Reepstraat is de zone ook bereikbaar op de N403. Nabijheid van regionale bedrijventerreinen Het dichtbijgelegen bedrijventerrein is gesitueerd in de Samelstraat.

Deze alternatieve locaties worden hieronder verder beoordeeld op drie uitsluitende criteria.

Criterium 1 – vorm en oppervlakte

Tabel 4.1: Locatiealternatievenonderzoek: Criterium 1 - Structuur en oppervlakte

Locatie Oppervlakte (ha) Structuur Beoordeling Weerhouden?

1 205 (257) redelijk 0 Ja

2 253 rationeel 1 Ja

3 527 rationeel 1 Ja

4 181 redelijk -1 neen

5 300 ongeschikt -1 neen

6 213 redelijk 0 Ja

7 306 redelijk 0 Ja

8 593 ongeschikt -1 neen

9 256 ongeschikt -1 neen

10 304 ongeschikt -1 neen

Criterium 2 – Selectie van hoofdwegen, primaire wegen en secundaire wegen In tabel 4.2 wordt voor de weerhouden alternatieven na criterium 1, het tweede criterium rond ontsluiting naar het hogere wegennet getoetst. Na deze tweede stap worden nog 4 alternatieven weerhouden.

Tabel 4.2: Locatiealternatievenonderzoek: Criterium 2 - Selectie van hoofdwegen, primaire wegen en secundaire wegen

Locatie Beoordeling Weerhouden?

59 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

1 1 Ja

2 0 Ja

3 -1 Neen

6 0 Ja

7 0 Ja

Criterium 3 – Aanwezigheid van glastuinbouw & gemeentelijke structuurplanning In tabel 4.2 wordt voor de weerhouden alternatieven na criterium 2, het derde criterium rond aanwezigheid van glastuinbouw en gemeentelijke structuurplanning getoetst. Na deze derde stap worden nog 2 alternatieven weerhouden.

Tabel 4.3: Locatiealternatievenonderzoek: Criterium 3 – Aanwezigheid van glastuinbouw & gemeentelijke structuurplanning

Locatie Beoordeling Weerhouden?

1 1 Ja

2 1 Ja

6 0 Neen

7 0 Neen

Andere aspecten Uit bovenstaande toetsing kan besloten worden dat voor de regio Beveren, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Temse locaties 1 en 2 overblijven als redelijke locatiealternatieven.

Andere aspecten die ook besproken werden in de locatiestudie gaven voor deze locaties het volgende beeld: Locatie 2 scoort qua grootte en structuur beter dan locatie 1 maar het gebied sluit niet naadloos aan bij een stedelijk gebied of bedrijventerrein en het is ook minder goed bereikbaar vanop de E17.

De impact op het natuurverbindingsgebied en relictzone ‘Bolle akkergebieden van het Land van Waas, vallei van de Barbierbeek’ is groter in geval van locatie 2 dan locatie 1 aangezien het natuurverbindingsgebied ‘eindigt’ op het bedrijventerrein Schaarbeek. In geval van locatie 1 wordt de verbinding korter, maar minder dan in geval van locatie 2. In locatie 1 is vandaag al één serrebedrijf aanwezig, in locatie 2 zijn dat er meerdere.

Conclusie Samengevat geldt voor locaties 1 en 2: ● Macrozone glastuinbouw: Binnen het bestaand ruimtelijk beleid op Vlaams niveau en provinciaal niveau wordt deze locatie als macrozone voor glastuinbouw onderschreven. Dit wordt verder benadrukt in het GRS van Beveren. De gemeente

60 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Beveren is één van de weinige gemeentes in Vlaanderen die binnen zijn structuurplan een zone heeft afgebakend waarbinnen glastuinbouw gestimuleerd wordt (criterium 3).[1] Deze macrozone is een veel ruimer gebied waarin land- en tuinbouw verweven wordt. ● Mobiliteit: De nabijheid van het op- en afrittencomplex van de E17 te Kruibeke maakt een optimale ontsluiting van het gebied mogelijk. De interne ontsluiting in beide locaties kan bijvoorbeeld aangesloten worden op de infrastructuur van het naastgelegen bedrijventerrein Schaarbeek. Het transport van goederen en personen van en naar de glastuinbouwzone zal slechts een beperkte verhoging geven van het huidige verkeer in en uit het bedrijventerrein. Hiervoor dienen waarschijnlijk geen zware verbeteringen toegevoegd te worden. ● Inplanting: Het bedrijventerrein, de gevangenis, de E17 en de aanwezige tuinbouwbedrijven, ook in de omgeving, maken dat hier nog beperkt sprake is van wijdse open ruimte. De invulling van deze ruimte kan eerder gezien worden als een inbreiding in een versnipperd landschap en voorkomt inplantingen elders waarvoor meer samenhangende open ruimte opgeofferd moet worden, bijvoorbeeld in het open landbouwgebied ten westen van de Kruibekesteenweg. ● De relatieve nabijheid van het grootstedelijk gebied Antwerpen en haar haven, met haar reststromen en faciliteiten, dat een belangrijk aanknopingspunt is voor symbiose en samenwerking.

Alternatief in het havengebied (Waaslandhaven) In de voorbije jaren werd het idee geopperd om braakliggend terrein in het Antwerpse Havengebied voor enige decennia te gebruiken voor glastuinbouw. Algemeen Boeren Syndicaat gaf dit aan tijdens de terinzagelegging van de Nota voor Publieke Consultatie van het plan-MER PRUP Glastuinbouw Melsele in 2010. Argumenten hiervoor zijn (zie ook argumentatie in het bestaande alternatievenonderzoek): ● Efficiënt ruimtegebruik in afwachting van de definitieve invulling van deze gronden met havengebonden bedrijven; ● Aanwezigheid van uitrustingen (o.a. wegennet en nutsvoorzieningen); ● Nabijheid van leveranciers dan wel afnemers van reststromen: CO 2 of restwarmte vanuit havenindustrie naar glastuinbouw en elektriciteit vanuit WKK glastuinbouw naar havenindustrie.

Uit informeel overleg tussen landbouworganisaties, industriële federatie en het Antwerpse Havenbedrijf bleek dit echter geen bruikbare piste. De haven hanteert als duidelijk principe dat het havengebied zich concentreert op bedrijven in de petrochemie, in de maritieme logistiek en dienstverlenende bedrijven voor deze beide sectoren. In het GRUP Afbakening Zeehavengebied Antwerpen werden in 2013 gebiedsspecifieke voorschriften op de bestemmingscategorie bedrijvigheid gelegd, zoals: Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek; Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven; maar ook zone voor permanente ecologische infrastructuur (689 ha). Vele van de nog niet voor bedrijvigheid ontwikkelde gronden zijn bovendien opgenomen in tijdelijke natuurcompensatieregelingen (163 ha) (vanaf 2011verduidelijkt in het Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven).

61 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De piste van een combinatie van glastuinbouw met de zeehavengebonden en logistieke bedrijvigheid door stapeling van serres bovenop grote loodsen is technisch zeer uitdagend (Pilootproject productief landschap REO Roeselare).

Alternatief grensoverschrijdend Glastuinbouw Zeeuws-Vlaanderen is een nieuw glastuinbouwproject (http://www.gtzv.nl/). Het ligt in een gebied ten zuiden van Terneuzen, net buiten de provincie Oost-Vlaanderen, dat direct grenst aan het havengebied. Restwarmte en CO2 afkomstig van de industrie worden hergebruikt. Daardoor wordt er in het gebied duurzaam en milieuvriendelijk geproduceerd. De beschikbaarheid van de warmte en CO2 en daarmee de continuïteit van uw tuinbouwproductie is gegarandeerd. Dankzij dit concept kan men altijd beschikken over goedkope en milieuvriendelijke warmte en CO2.

In twee polders, de Autrichepolder en de Smidsschorrepolder wordt in totaal 300 ha glastuinbouw ontwikkeld. Volgens berichtgeving is begin 2014 vrijwel de gehele oppervlakte uitverkocht. Glastuinbouw Zeeuws-Vlaanderen is onderdeel van Biopark Terneuzen. Dit project verwezenlijkt de doelstellingen die ook voor het voorliggende plan in Melsele worden nagestreefd. De kavelgrootte per bedrijf (paprikateler kwekerij 4Evergreen met 55 ha in Terneuzen en 115 ha in totaal; Belgische paprikateler Verenigde Groentetuinders met 40 ha in Terneuzen, grove trostomatenteler van Adrichem met 26,5 ha) is een factor hoger dan die beoogd in Melsele. De bestudeerde vraag door Provincie Oost-Vlaanderen betrof ondernemers die een grootteorde tot maximaal 15 ha per perceel vragen.

In de inspraakreacties van het publiek en de adviezen van de adviesinstanties tijdens de terinzagelegging in augustus-september 2015 werden geen andere locatiealternatieven naar voor geschoven.

Conclusie In dit PRUP wordt uiteindelijk gekozen, ook rekening houdend met de info van het planMER, voor locatie 1 Schaarbeek te Beveren omwille van de ligging aansluitend bij het bestaande bedrijventerrein en de site van de gevangenis en omwille van de nabijheid bij het op- en afrittencomplex op de E17.

62 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2. GLASTUINBOUWGEBIED MELSELE

2.1. Situering en positionering

2.1.1. Situering in de regio Het provinciaal RUP ‘Glastuinbouwgebied Melsele’ is gesitueerd in Beveren, op de grens met de gemeenten Kruibeke en Zwijndrecht (provincie Antwerpen). Het is gelegen ten noorden van de E17, ten westen van de N419 en het industrieterrein Schaarbeek en ten zuiden van de spoorlijn Antwerpen - Gent.

Situering in de regio

2.1.2. Plannings- en beleidscontext Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is Beveren geselecteerd als een kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau. Antwerpen is geselecteerd als grootstedelijk gebied. 11 De E17 is geselecteerd als hoofdweg, de N419 van aansluiting 16 A14 (Kruibeke) tot N70 Zwijndrecht als primaire weg type II. De spoorlijn Antwerpen-Gent-Kortrijk-Rijsel is geselecteerd als hoofdspoorweg voor personenvervoer.

11 Een deel van het grondgebied van Beveren, Kruibeke en Zwijndrecht is opgenomen in de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen (RUP dd. 19 juni 2009). 63 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Gewestelijk RUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen De Vlaamse regering heeft op 19 juni 2009 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen defintief vastgesteld. Met dit plan stelt de Vlaamse Regering twee zaken voor: ▪ een afbakeningslijn die aangeeft waar de stedelijke ontwikkeling van het Antwerpse in de toekomst kan gebeuren. ▪ aanpassingen aan de stedenbouwkundige voorschriften op verschillende locaties om nieuwe ruimte te creëren voor wonen, werken, verkeersinfrastructuur, stadsbossen en stedelijk groen.

Vanuit het RSV wordt een taakstelling van 600 tot 1300 ha gegeven voor het grootstedelijk gebied Antwerpen. De volgende ontwikkelingen worden voorgesteld voor invulling van de taakstelling voor het stedelijk gebied.

Opp. Naam Type 33ha E17 Schaarbeek – Hogen Akkerhoek Regionaal bedrijventerrein 75 ha Industriezone Petroleum Zuid Regionaal bedrijventerrein (excl. voetbal, recreatie) 17 ha E19 Satenrozen - Keizershoek Regionaal bedrijventerrein 18 ha Luchthaven Antwerpen Gemengde regionale activiteiten 4 ha Post X – station Berchem Gemengde bestemming 8 ha Robianostraat Borsbeek Regionale kleinhandel 3 ha Kievitplein – station Antwerpen Gemengde bestemming (gew GRUP) 7 ha Makro Deurne Regionale kleinhandel (gew GRUP) 75 ha gemeentelijke initiatieven lokale bedrijventerreinen 240 ha algemeen totaal GSG Antwerpen

Aan de westzijde van het grootstedelijk gebied loopt de afbakeningslijn als volgt: aan het fort van Kruibeke wordt de bedrijfsontwikkelingen opgenomen in het grootstedelijk gebied. In de richting van de E17 wordt rekening gehouden met een uitbreiding van het bedrijventerrein Hogen Akkerhoek (begrenzing zie deelproject 5A). Vervolgens wordt de uitbreiding van het bedrijventerrein Schaarbeek in Beveren mee opgenomen en verloopt de grens via de bestaande ontwikkelingen langs de N419. Ter hoogte van de kern van Zwijndrecht worden de niet aangesneden delen van het woonuitbreidingsgebied Nieuwland opgenomen in het buitengebied in overeenstemming met het GRS van Zwijndrecht. Vervolgens wordt nauw aangesloten op de bestaande bebouwing.

64 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Hypothese gewenste ruimtelijke structuur grootstedelijk gebied Antwerpen 65 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Grafisch plan deelRUP Schaarbeek – Hogen Akkerhoek

Gewestelijk RUP Zone voor windturbines te Kruibeke en Beveren Het gewestelijk RUP Zone voor windturbines te Kruibeke en Beveren is definitief vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering dd. 4 juli 2003. Over 200 m breedte aan beide zijden van de E17 is een zone voor windturbines afgebakend. Deze bestemming is in overdruk op bestaande bestemming volgens gewestplan of BPA. Alle handelingen en werken volgende de onderliggende bestemming zijn toegelaten in zoverre zij de aanleg en optimale uitbating van de windturbines niet hinderen. Alle vergunningsaanvragen worden voor advies voorgelegd aan de gewestelijke administratie voor het energiebeleid.

66 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Grafisch plan gewestelijk RUP Zone voor windturbines te Kruibeke en Beveren

Gewestelijk RUP Oosterweelverbinding Het gewestelijk RUP Oosterweelverbinding is definitief vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering dd. 16 juni 2006. Het gewestelijk RUP Oosterweelverbinding is een belangrijke stap in de uitvoering van het Masterplan Antwerpen. Het omvat het sluiten van de kleine ring R1 aan de noordzijde van de stad Antwerpen ter hoogte van Oosterweel.

Op 20 maart 2015 werd een gedeeltelijke wijziging van het RUP Oosterweelverbinding definitief vastgesteld. Voor de realisatie van een 3e Scheldekruising met een viaduct over het zuidelijk havengebied werd door het Vlaamse Regering het GRUP Oosterweelverbinding vastgesteld op 16/06/2006. De keuze van de Vlaamse regering voor een tunnel in plaats van een viaduct (BVR 24/09/2010) had als gevolg dat het nieuwe project technisch niet meer realiseerbaar was op basis van het GRUP Oosterweelverbinding van 16/06/2006. Ter realisatie van het nieuwe project diende dit GRUP dan ook op een aantal plaatsen gewijzigd te worden, zowel wat betreft de bestemmingen als wat betreft de stedenbouwkundige voorschriften.

67 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Grafisch plan gewestelijk RUP Oosterweelverbinding

Het gecoördineerd grafisch plan van het RUP Oosterweelverbinding (16/06/2006) en het RUP Oosterweelverbinding – wijziging (20/03/2015)

68 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Gewestelijk RUP ‘Afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen ‘Herstructurering Kleigroeve Argex’ Op 20 juli 2012 werd het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen "Herstructurering Kleigroeve Argex" definitief vastgesteld. Dit RUP dient de verdere uitbating van het ontginningsgebied en de herstructurering mogelijk te maken van de kleigroeve Argex in het bijzonder ten aanzien van opvulling met bagger- en ruimingsspecie en niet herbruikbare bodem met het oog op het realiseren van de eindtoestand.

69 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Het grafisch plan van het RUP Afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen ‘Herstructurering Kleigroeve Argex

Gewestelijk RUP Gevangenis Beveren Het gewestelijk RUP Gevangenis Beveren is definitief vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering dd. 15 juli 2011. In uitvoering van het masterplan gevangenisinfrastructuur en de beslissing van de Vlaamse Regering van 20 november 2009 werd door de Regie der Gebouwen een concreet project uitgewerkt voor de bouw van een gevangeniscomplex op een site in Beveren. Ondertussen is het gebouw in gebruik.

70 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Grafisch plan gewestelijk RUP Gevangenis Beveren

Afbakening van de gebieden agrarische en natuurlijke structuur, Regio Waasland In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde de Vlaamse overheid in 2008 een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de regio Waasland. Op 3 april 2009 nam de Vlaamse regering kennis van deze visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 29.000 ha agrarisch gebied én een operationeel uitvoeringsprogramma goed. In het operationeel uitvoeringsprogramma is aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden

Het glastuinbouwgebied Melsele maakt deel uit van een landbouwgebied met ontwikkelingsmogelijkheden voor glastuinbouw (19.1). Landbouw is er de hoofdfunctie. De landbouwgebieden worden gekenmerkt door een ruimtelijke afwisseling van grondgebonden 71 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

landbouw en glastuinbouw. Behoud van de land- en tuinbouwfunctie staat er voorop. Door glastuinbouw te bundelen bij stedelijke of al versnipperde structuren of aansluitend bij bestaande glastuinbouwconcentraties, kan verdere versnippering van het agrarisch gebied door verspreide inplanting tegen gegaan worden. Binnen deze gebieden krijgt de glastuinbouw ruime ontwikkelingsmogelijkheden en kunnen bedrijvenzones en concentratiezones voor glastuinbouw aangeduid worden waarin door bundeling van activiteiten en gezamenlijk gebruik van voorzieningen mogelijk wordt (19.1). Het gebied grenst aan het samenhangend landbouwgebied 18.3 ‘Landbouwgebied tussen Sint-Niklaas en de Schelde’.

De zone rond het fort van Zwijndrecht maakt deel uit van het samenhangend landbouwgebied. Daarnaast maakt het deel uit van een gebied met als concept ‘het vrijwaren en versterken van kleine landschapselementen, natuur- en boselementen’ (20.3). Het Fort van Zwijndrecht is ook geselecteerd onder het concept ‘Kasteelparken en forten: aangepast beheer en versterken van verwevenheid/samenhang met omgeving’ (28.4). De defensieve dijk Zwijndrecht maakt deel uit van concept 31 ‘Vrijwaren en versterken van landschapsbepalende lijnvormige erfgoedelementen/relicten’.

Gewenste ruimtelijke structuur Waasland, deelgebied Land van Waas

72 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Het beleid in het PRS gaat uit van deelruimten en deelstructuren. Het glastuinbouwgebied van Melsele is gesitueerd binnen de deelruimte ‘Noordelijk Openruimtegebied’. In dit gebied dienen de oostwestgerichte landschapsstructuren gebruikt te worden als kapstok bij het creëren van een evenwicht tussen landbouw, natuur en landschap. De opeenvolgende systemen moeten visueel en functioneel verbonden worden o.m. door het behoud van de openruimtecorridors (tussen de bebouwinglinten op de dekzandrug, op de cuesta en doorheen het E17-netwerk). Landbouw heeft een essentiële rol in het behoud en het versterken van de landschappen. Een gemengde landbouw met een divers aanbod wordt gestimuleerd in overeenstemming met de agrarische mogelijkheden en de fysische kwetsbaarheden. Daarbij wordt de ontwikkeling van de verschillende subsectoren ruimtelijk ondersteund.

Naast de deelruimten is ook het beleid inzake deelstructuren van belang. Het glastuinbouwgebied van Melsele is gesitueerd in het gedifferentieerd openruimtelandschap. De opeenvolgende verschillen in het landschap moeten worden versterkt. In het Land van Waas wordt gestreefd naar: behoud en versterking van de bolle akkers en de coulissen, behoud en versterking van de bossen en reliëfgradiënten, vrijwaring van de resterende openruimecorridors, aandacht aan de natuurverbindingsfunctie en een gebundelde ontwikkeling van glastuinbouw.

Structuurbepalende landschapselementen zijn: openruimtecorridors, kouters cuesta, dekzandrug, valleigebieden, heuvelruggen, steilranden, enz. Deze vormen belangrijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling van glastuinbouw in deze macrozone. De in het PRS geselecteerde openruimtecorridors zijn: ▪ de openruimtecorridor ten oosten van Kallo tot Kruibeke (op de provinciegrens met Antwerpen); ▪ de openruimtecorridor tussen Sint-Niklaas-Temse en Beveren-Kruibeke; ▪ de openruimtecorridor tussen Belsele-Elversele en Sint-Niklaas-Temse; ▪ de openruimtecorridor tussen Lokeren-Zele en Waasmunster-Hamme.

In de nabijheid van het glastuinbouwgebied zijn twee natuurverbindingsgebieden geselecteerd, nl. 3N9 Bolle akkergebied Land van Waas en 3N8 Barbierbeekvallei/Bolle akkerlandbouwgebied van Temse-Haasdonk/Stuifzandrug Sint-Niklaas.

Specifiek met betrekking tot de agrarische structuur wordt in het PRS het volgende gesteld:

De provincie zal in overleg met de Vlaamse overheid, de betrokken gemeentebesturen en de sector 'ontwikkelingsgebieden voor glastuinbouw' afbakenen en er ordenings- en inrichtings- principes vastleggen. De ligging van die gebieden wordt getoetst aan een aantal criteria, o.m. inzake landschappelijke inkadering en ontsluitingsmogelijkheden. De vestiging van nieuwe starters (nieuwbouw van een serrebedrijf) zou zoveel mogelijk in die ontwikkelingsgebieden gesitueerd moeten zijn.

In die gebieden worden vanuit het ruimtelijk beleid maatregelen genomen om de concentratie van glastuinbouw in die gebieden te behouden en uitspreiding naar andere gebieden te beperken. Dat kan door het valoriseren en het versterken van de aanwezige

73 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

infrastructuur (gemeenschappelijke voorzieningen en afvalwaterzuivering, toeleverings-, opleidings- en afzetstructuur, warmtebronnen, enz.). Binnen die gebieden worden buffers tussen de individuele bedrijven ingericht en wordt de glastuinbouw optimaal verweven met grondgebonden landbouwactiviteiten.

Buiten de ontwikkelingsgebieden is slechts een beperkte ontwikkeling van de glas¬tuinbouw mogelijk. In functie van een lokaal aangetoonde behoefte (bv. groei van een bestaand bedrijf, herlokalisatie naar aanleiding van een bestemmingswijziging) kan een gemeente in een ruimtelijk uitvoeringsplan een lokaal glastuinbouwgebied afbakenen en inrichten. Meer dan in de concentratiegebieden voor glastuinbouw zal een ruimtelijk kwalitatieve afweging moeten gebeuren, o.m. op basis van agrarische, landschappelijke en ecologische overwegingen en ontsluitings¬mogelijkheden. Lokale gebieden voor glastuinbouw sluiten zoveel mogelijk aan bij de stedelijke gebieden of de grote kernen van het buitengebied.

Ontwikkelingsperspectieven voor het Noordelijk Openruimtegebied

74 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Ontwikkelingsperspectieven voor het E17-netwerk

Provinciaal beleidskader windturbines (addendum aan het PRS) Het provinciaal ruimtelijk structuurplan is in herziening gesteld met als doel er een provinciaal beleidskader voor windturbines aan toe te voegen. Het provinciaal beleidskader windturbines is op 25 augustus 2009 goedgekeurd door de Vlaamse regering.

In het deelgebied E17-netwerk, waarbinnen de stedelijke dynamiek in het spanningsveld Gent - Antwerpen dient te worden opgevangen, horen grootschalige windturbines sterk thuis. Door een dichte inplanting van windturbines kan het netwerk als een geheel zichtbaar worden in de omliggende open ruimtegebieden. Het E17-netwerk maakt als één te accentueren stedelijk gebied deel uit van het gedifferentieerd landschap. Op lager schaalniveau gaat binnenin het netwerk bijzondere aandacht naar het accentueren van de kernen en de lijninfrastructuren. Ook de vorming van nieuwe landschappelijk structuren, nieuwe windlandschappen is binnen dit deelgebied een mogelijkheid. De inplanting van grootschalige windturbines kan binnen het E17-netwerk zowel lineaire gebeuren, langsheen de grote verscheidenheid aan transportinfrastructuur als in regelmatige clusters op de bedrijventerreinen, of op de versnipperde agrarische gebieden binnenin het netwerk. Indien solitaire turbines passend zijn binnen de gevormde landschappelijke structuur, kunnen ook deze een plaats vinden binnen het netwerk. De verbinding met het Oost-Vlaams kerngebied kan worden geaccentueerd door middel van een lineaire inplanting langsheen de transportas E17.

75 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Visie windturbines E17-netwerk

Op basis van de voorgestelde ruimtelijke structuur worden de potentiële inplantingslocaties afgebakend. Daarbij zijn er twee aandachtspunten: beperkingen vanwege de avifauna (in casu zijn er ‘mogelijke randvoorwaarden’ in de omgeving van het Fort van Zwijndrecht) en beperkingen vanwege de luchtvaart (in casu beperkingen ingevolge de ligging van de luchthaven van Antwerpen/Deurne).

76 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Potentiële inplantingslocaties windturbines met aandachtspunten luchtvaart

77 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Potentiële inplantingslocaties windturbines met randvoorwaarden avifauna

Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan: korte termijnherziening

Op 18 juli 2012 werd de korte termijnherziening van het PRS goedgekeurd. Deze herziening omhelst de verlenging van het ruimtelijk beleid met doorkijk naar 2020, met hernieuwde kwantitatieve opties voor wonen Er is aandacht voor kwalitatief woonbeleid en de woonbehoefte voor specifieke groepen. De herziening omvat ook een aanpassing van het beleid voor kleinhandel.

Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening kleinstedelijk gebied Beveren De provincie is bevoegd voor de afbakening van de kleinstedelijke gebieden (op provinciaal niveau). Het planproces voor afbakening van het kleinstedelijk gebied Beveren is momenteel in studiefase. De conceptversie dateert van maart 2007. Volgens dit voorontwerp is het plangebied niet gesitueerd binnen de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied.

78 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Beveren Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Beveren is goedgekeurd op 28 september 2006. De ontwikkelingsperspectieven worden weergegeven voor zowel de verschillende deelruimten als de deelstructuren.

Er worden vier deelruimten onderscheiden: de Waaslandhaven, de Stedelijke hoofdruimte en de Noordelijke en Zuidelijke hoofdruimte. Het glastuinbouwgebied van Beveren is gesitueerd in de Zuidelijke Hoofdruimte. In dit gebied gelden o.m. de volgende concepten: kernen als drager van de maatschappelijk ontwikkelingen, kwalitatief wonen in een landelijke omgeving, landbouw als drager van het landelijk gebied, ruimte voor hoogdynamische landgebruik, versterken natuurwaarde Westakkers en behouden van het bestaande ecologische netwerk en het uitbouwen van kleinschalige recreatie Westakkers en toeristisch-recreatief netwerk. Daarbij wordt gesteld dat in de ‘ruimte voor hoogdynamische landgebruik’ er aandacht zal zijn voor zowel glastuinbouw als veredeling zoals varkensteelt en kippenteelt.

Wat betreft de deelstructuren zijn vooral de agrarische en landschappelijke deelstructuur voor het plangebied relevant. Wat betreft de agrarische deelstructuur onderscheidt zich het gebied ten zuiden van Melsele als een stimuleringsgebied voor glastuinbouw. Vanuit het ruimtelijk beleid kunnen maatregelen genomen worden om de glastuinbouw hier te versterken en een sterke spreiding naar andere gebieden te beperken. Dit kan door het valoriseren en versterken van de aanwezige infrastructuur (gemeenschappelijke voorzieningen en afvalzuivering, toeleverings-, opleidings- en afzetstructuur, warmtebronnen, enz). Buffering en verweving met de grondgebonden landbouw is evenwel aangewezen.

Wat betreft de landschappelijke structuur is een belangrijke doelstelling het behoud van de openruimteverbindingen. Het gaat om het landbouwgebied ten noorden en ten oosten van Melsele als corridor tussen de haven, het grootstedelijk gebied Antwerpen en het kleinstedelijk gebied Beveren.

79 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Gewenste ruimtelijke structuur volgens GRS Beveren

Op 20 september 2007 werd een beperkte gedeeltelijke herziening van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Kruibeke goedgekeurd. Deze herziening had enkel tot doel om binnen de wijk Cauterhoek, gelegen in de rand van het hoofddorp Kruibeke, gemeenschapsvoorzieningen op buurtniveau (kleuterschool en buurtcentrum) mogelijk te maken. (De bindende bepalingen uit het oorspronkelijke GRS stonden deze ontwikkeling in de weg.) Verder blijft de visie uit het oorspronkelijke GRS ongewijzigd.

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van Kruibeke Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Kruibeke is goedgekeurd op 23 februari 2006. De ontwikkelingsperspectieven worden weergegeven voor zowel de verschillende deelruimten als de deelstructuren.

De deelruimten van Kruibeke die, ten zuiden van de E17, grenzen aan Beveren zijn enerzijds het heterogeen landbouwgebied en anderzijds het noordelijk tewerkstellingsgebied.

In het heterogeen landbouwgebied is landbouw prioritair. Het beleid is gericht op gemengde landbouw en behoort potentieel tot de gebieden van de agrarische structuur op Vlaams niveau en wordt ruimtelijk bestemd voor beroepslandbouw. Het noordelijk tewerkstellings- gebied is een heterogeen gebied bestaande uit verschillende tewerkstellingszones zoals de KMO-zone ‘Hogen Akkerhoek’, kleigroeve ‘Argex’, KMO-zone ‘De Zeven Bochten’ en de watergebonden industrie tussen de gewestweg N419 en de Schelde en industriële ondernemingen langs de gewestweg N419. Centraal in het gebied ligt het fort van Kruibeke 80 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

op grondgebied van Zwijndrecht dat behoort tot de fortengordel rond Antwerpen die wordt beschouwd als een structureel historisch en landschappelijk waardevol geheel. Het gebied blijft gericht op lokale tewerkstelling maar de druk van vooral transportbedrijven om zich in het gebied te vestigen is groot en leidt tot het voorzetten van bovenlokale economische activiteiten.

De agrarische structuur onderscheid het heterogeen landbouwgebied enerzijds en het bolle akkergebied anderzijds. In het heterogeen landbouwgebied is landbouw bovengeschikt en zijn natuur en landschap ondergeschikt. De landbouwfunctie bestaat uit grondgebonden landbouw en gemengde grondgebonden en niet-grondgebonden landbouw. De landschapsfunctie bestaat in de openruimtecorridor tussen het E17-netwerk en het coulisselandschap. Het recreatief medegebruik omvat hier passieve recreatie en verblijfsrecreatie en hoevetoerisme. Bij bedrijfsbeëindiging kunnen de gebouwen gebruikt worden voor nieuwe en te herlocaliseren bedrijven, residentieel wonen en andere vormen van bedrijvigheid en een laagdynamische functie gerelateerd aan de hoofdfunctie landbouw. Residentieel wonen in woonlinten en woonkorrels gebeurt in de Molenberg/langs Heihoekstraat en Vossenstraat/ Hollestraat.

M.b.t. de deelstructuur is de volgende selectie van belang: de Zwaluwbeek op de grens met Zwijndrecht als structuurbepalend natuurelement.

81 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

82 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van Zwijndrecht Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Zwijndrecht is goedgekeurd bij ministerieel besluit van 22 juni 2001. De ontwikkelingsperspectieven worden weergegeven voor zowel de verschillende deelruimten als de deelstructuren.

Drie belangrijke concepten liggen aan de basis van de gewenste ruimtelijke structuur: 1. Zwijndrecht, poort tot het grootstedelijk gebied Antwerpen 2. Openruimtecorridors in het oosten en het westen 3. Centrale as als verbinding tussen beide kernen

In het tweede concept zijn de (nog) aanwezige open ruimten, de natuurlijke en landschappelijk waardevolle gebieden het uitgangspunt. Enerzijds is er de open ruimte van het Waasland, rond Melsele, Beveren en Kallo. Dit gebied is essentieel om de continuïteit van de open ruimte te verzekeren. Anderzijds is er de open ruimte tussen Antwerpen- linkeroever en Zwijndrecht. Ook dit gebied is essentieel voor het behoud van de continuïteit van de open ruimte maar vormt ook een belangrijke buffer ten opzichte van de grootstad.

De belangrijkste onderliggende ruimtelijke concepten bij de uitbouw van de gewenste open ruimte structuur zijn o.a.: ▪ de landbouwpolder ten noorden van de kern van Zwijndrecht en Nieuwland als samenhangend landbouwgebied, waar de open ruimte sterk overheerst; agrarische bebouwing aansluitend bij de kern van Zwijndrecht en bij het gehucht Smoutpot; ▪ Heilige Geesthoek als tuinbouwgebied met verdere ontwikkelingsmogelijkheden voor de glastuinbouw aansluitend bij de kern.

Voor de ontwikkeling van de gewenste natuurlijke en landschappelijke structuur wordt onder meer de volgende doelstelling vooropgesteld: het beschermen (door herbestemming naar natuurgebied) en verhogen van de natuurwaarde van de dijken, grachten en plassen van de fortengordel (zone Fort St.-Marie - Smoutpot - lunet Halve Maan) en het behoud en herstel van de landschappelijke waarde van de dijken, grachten en plassen van de fortengordel

M.b.t. de gewenste verkeers- en vervoersstructuur wordt inzake de N419 het volgende gesteld: De N419 is in het RSV geselecteerd als primaire weg categorie II tussen E17 en N70. Er wordt uitgegaan van een volledige scheiding van de verbindende en de ontsluitende functie. Ventwegen krijgen hierbij een belangrijke rol als ontsluiting van de voorzieningen die zich op N419 richten. De nodige ruimte moet gecreëerd worden om de leefbaarheid van de bestaande linten te vrijwaren. De herziening van het profiel en veilige oversteekplaatsen zijn mogelijke ingrepen om dit te bekomen. De gemeente zal bij de hogere overheid (A.W.V.) ijveren voor de realisatie van fietstunnels onder Krijgsbaan voor de verbetering van de oversteekbaarheid voor langzaam verkeer ter hoogte van Vendoorn en Lindenstraat. (Deze werken zijn momenteel in uitvoering.)

83 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

84 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Mobiliteitsplan Beveren Het beleidsplan van het gemeentelijk mobiliteitsplan is conform verklaard door de provinciale auditcommissie op 25 april 2003.

In het beleidsscenario ‘Beveren anders mobiel’ wil men de verkeersveiligheid verhogen, de verkeersleefbaarheid verbeteren, de bereikbaarheid in stand houden en de groei van de automobiliteit beheersen door onder meer de uitbouw van een comfortabel en fijnmazig fietsroutenetwerk en het stimuleren van bedrijfsvervoer. Het plangebied raakt aan het schakelpunt tussen de E17/A141 (hoofdweg) met de N419 (primaire weg II). De wegen in de KMO-zone zijn lokale wegen type III. Langsheen de N419 en de Schaarbeekstraat is een bovenlokale functionele fietsroute gesitueerd.

2.1.3. Structuurbepalende elementen in de regio Het provinciaal RUP ‘Glastuinbouwgebied Melsele’ is gesitueerd in Beveren, op de grens met de gemeenten Kruibeke en Zwijndrecht (provincie Antwerpen). Het is gelegen ten noorden van de E17, ten westen van de N419 en het industrieterrein Schaarbeek en ten zuiden van de spoorlijn Antwerpen-Gent.

Structuurbepalende elementen op regionaal niveau (schaal 1/50000) zijn: - de woongebieden van Melsele, Beveren, Haasdonk, Burcht, Zwijndrecht en de gehuchten Vendoorn, Fortje en Es (Melsele) - de bedrijventerreinen: o te Beveren/Melsele: E17-Schaarbeek en Gasdam o te Kruibeke: Hogenakkerhoek, Argex, de Zeven Bochten en de industriezone tussen N419 en Schelde o te Zwijndrecht: de KMO-zone Lindenstraat, Westpoort, Oeverkant en Antwerpsesteenweg - de hoofdwegen E17, de primaire weg N419, de secundaire wegen N70 en N450 - de (nieuw te bouwen) gevangenis - de fortengordel - de hoofdwaterweg de Schelde - de valleigebieden van de Schelde - de structuurbepalende bosgebieden: geen - de ankerplaatsen van de Barbierbeek, het Bolleakkergebied, de polders van Kruibeke-Bazel-Rupelmonde - de relictzones van de Barbierbeek en Bolleakkergebied Land van Waas, de Scheldepolders van Beveren en de Scheldeschorren, het Bosgebied Stuifzandrug Waasmunster-Belsele-Sint-Niklaas - de openruimtecorridor ten oosten van Kallo tot Kruibeke (op de provinciegrens met Antwerpen) en de openruimtecorridor tussen Sint-Niklaas-Temse enerzijds en Beveren-Kruibeke anderzijds

85 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2.2. Beschrijving van de bestaande en juridische toestand

2.2.1. Juridische toestand Overzicht van de juridische toestand van het plangebied en de onmiddellijke omgeving

Plan Naam Gewestplan Sint-Niklaas - Lokeren Gewestplan (KB 7 november 1978 en latere wijzigingen) Zone voor windturbines te Kruibeke en Beveren (Besluit VR 4 juli 2003) Oosterweelverbinding (Besluit VR 16 juni 2006) Gewestelijk RUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen (Besluit VR 19 juni 2009) Gevangenis Beveren (Besluit VR 20 november 2009) Provinciaal RUP geen BPA nr. 8 Melsele Schaarbeek (Besluit Vlaamse Executieve dd. 27 februari 1991, Gemeentelijk RUP/BPA bijna volledig vervangen door het gewestelijk RUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen) Beschermde monumenten Geen Beschermde dorpsgezichten/landschappen Geen Vogelrichtlijngebieden Geen Habitatrichtlijngebieden Geen Ramsargebieden Geen VEN-gebieden Geen Gebieden van het Integraal Verwevings- en Geen Ondersteunend Netwerk (IVON) Vlaamse of erkende natuurreservaten Geen Bosreservaten Geen Beschermingszones grondwaterwinning Geen Bevaarbare waterlopen/gewestwegen/spoorwegen E17 ROG langs Schaarbeekstraat en Recent Overstroomde Gebieden Priemstraat Waterlopen S.07 Zwaluwbeek, waterloop 2 de cat. Buurtweg nr. 3 Veldstraat Buurtweg nr. 14bis Ponjaardhoekstraat Buurtwegen Buurtweg nr. 21 Heirbaan Buurtweg nr. 22 Priemstraat Buurtweg nr. 28 Biestraat Buurtweg nr. 29 Schaarbeekstraat Voetwegen nr. 47bis, nr. 48bis, nr. 62, Voetwegen nr. 63, nr. 64 en nr. 65

Zie plan 'Juridische toestand – Gewestplan' en plan 'Juridische toestand – BPA's en RUP's' (in bijlage)

86 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Bestemmingsplannen In het plangebied geldt de gewestplanbestemming van het gewestplan Sint-Niklaas - Lokeren.

In de omgeving van het plangebied zijn de volgende bestemmingen van belang: - Agrarisch gebied rond het Koperen Slot - Woongebied landelijk karakter van de Es en Ponjaard - Regionaal bedrijventerrein Schaarbeek - Zone voor de nieuwe gevangenis - Bestaande afzonderlijke leidingstraat - Groengebied aan het op- en afrittencomplex te Zwijndrecht-Kruibeke

2.2.2. Feitelijke toestand Zie plan 'Bestaande toestand – Topografische kaart' en plan 'Bestaande toestand – Orthofoto' (in bijlage)

In wat volgt wordt op beknopte wijze weergegeven wat de feitelijke toestand is van het plangebied, op vlak van bebouwing en infrastructuur, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische elementen, bodem en reliëf, water en landbouw. Voor een meer gedetailleerde analyse verwijzen we naar de beschrijving van de referentiesituatie voor de verschillende disciplines in de planMER, die wezenlijk onderdeel vormt van dit RUP.

Bebouwing en infrastructuur Het plangebied maakt deel uit van een diffuus agrarisch gebied, samengesteld uit typische Wase bolle akkers en weilanden, glastuinbouwbedrijven, veeteeltbedrijven en een sterk verspreide woonbebouwing. In het landschap grootschalige infrastructurele elementen voor, zoals de E17 en de N419, de spoorlijn Gent - Antwerpen, het bedrijventerrein Schaarbeek, windturbines langs de E17 en in de (nabije) toekomst komt daar ook de gevangenis bij.

De woningen in het studiegebied zijn vrijwel allemaal eengezinswoningen in open bebouwing, behalve enkele kleinere rijwoningen langs de doodlopende Esstraat en aan de kruispunten in Puiput, Ponjaard en de Es. Het gehele bebouwingspatroon dient de functie landelijk wonen. Ook in de clusters, maar vooral daarbuiten in de linten zijn een belangrijk deel van de woningen, bedrijfswoningen van land- en tuinbouwbedrijven.

Ten (noord)westen van het plangebied lopen er twee belangrijke bovenlokale pijpleidingen. Enerzijds is er ten westen de leidingen van FINA Olefins NV. Het betreft een bundeling van drie transportleidingen tussen de Antwerpse haven, Brussel en Feluy. Anderzijds is er ook een bundeling van 2 leidingen (waterstof en stikstof) onder beheer van Air Liquide die het plangebied doorkruisen.

87 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Fauna en flora De natura 2000 beschermingszones liggen op enige afstand van het plangebied: Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent, Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitats, Durme en de middenloop van de Schelde, de Kuifeend en Blokkersdijk en Schorren en polders van de Beneden-Schelde.

Het plangebied ligt niet in weidevogelgebied, Ven of akkervogelgebied, noch in natuurverwevingsgebied of ecologisch impuls gebied. Volgens het PRS ligt het plangebied bij het uiteinde van het natuurverbindingsgebied Bolle akkergebieden van Land van Waas dat zich uitstrekt van Waasmunster tot Kruibeke en nog een deel boven de E17 in Beveren.

Het belangrijkste groenelement in de onmiddellijk omgeving van het plangebied is het fort van Zwijndrecht. Deze weinig betreden natuur is hier geëvolueerd tot een biologisch waardevol geheel. Net naast het fort ligt een beboste heuvel met natuurwaarde. Aan de Biestraat is een geïsoleerde woning gesitueerd met een grote, parkachtige tuin. Ook hierin zijn biologisch waardevolle elementen terug te vinden. De overige groenelementen bestaat uit knotwilgen of populieren langs de typische bolle akkers van het Waasland. Hier en daar ligt er een poel op de kruising van verschillende beken en nabij de boerderijen vinden we hier en daar een oude boomgaard.

Biologische waarderingskaart

Landschap Het plangebied behoort tot het traditionele landschap 'Land van Waas'. Het plangebied overlapt voor een groot deel met een deelzone van de relictzone 'Bolle akkergebieden Land van Waas, Vallei van de Barbierbeek'. Aan de noordoostzijde grenst het gebied aan de

88 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

relictzone 'Fortengordel linker oever' meer bepaald Fort van Zwijndrecht. Dit is een bakstenen fort met retranchement en is een onderdeel van de Uitbreiding van de Fortengordel (1870-1880). Het plangebied overlapt niet met ankerplaatsen.

Er zijn geen lijn- of puntrelicten gelegen in het plangebied. In het gebied zijn ook geen beschermde monumenten of landschappen geselecteerd. De hoeve ’t Koperen Slot is wel vermeld in de bouwinventaris. Het gaat om een woonhuis en schuur, erf met meidoornhaag. Het woonhuis dateert van 1767 (recente aanduiding). Evenwijdig aan het woonhuis staat een opmerkelijke dwarsschuur met volledig houten wanden en laag reikend afgewolfd zadeldakzijde met een uitgesproken welving boven de inrijpoort.

De bolle akkers zijn nog weinig uitgesproken. De perceelsgrachten zijn erg smal en relatief ondiep en hebben uiterst smalle bermen. Aan de perceelsranden komen populierenrijen voor en soms ook knotwilgen.

Relictzones en ankerplaatsen

Bodem en reliëf Uit het digitaal terreinmodel blijkt dat het plangebied relatief zwak is, maar geleidelijk daalt van het westen naar het oosten. De laatste delen van het plangebied liggen in het oosten tot 9m TAW. Het zijn uitlopers van de vroegere Zwaluwbeek. De vallei van de Barbierbeek ligt net buiten het plangebied.

Het studiegebied wordt gekenmerkt door een Quartaire deklaag van ong. 2m dik. Deze is samengesteld uit vnl. fijn zand, plaatselijk matig tot sterk leemhoudend. Onder het Quartair

89 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

komen Tertiaire zanden voor. de Formatie van Lilo bestaat uit matig fijne, glauconiethoudende zanden die plaatselijk kleihoudend zijn. De Formatie van Kattendijk is opgebouwd uit glauconiet en kleihoudende fijne zanden. Onder de Formatie van Kattendijk bevindt zich de formatie van Boom, opgebouwd uit massieve klei. Dit is een scheidende laag. De Formatie van Boom wordt gevolgd door de Formatie van .

De bodemtypologie wordt afgeleid van de bodemserie aangegeven op de bodemkaart. De textuur varieert van lemig zand (S) tot lichte zandleem (P). De drainageklasse varieert van droog (b), tot matig droog (c), matig nat (d). Eén gebiedje is nat (e); het gaat om het biologisch waardevol perceel ten westen van de Schaarbeekstraat.

Bodemstreken

Waterhuishouding In het plangebied zijn een groot aantal ontwateringsgrachten gelegen door het historische grondgebruik (bolle akkers) in een toen algemeen nat gebied (kleisubstraat op beperkte diepte, vlak golvend terrein). Door het dalende reliëf vanuit het zuidwesten watert het gebied af naar het noorden en zuidoosten.

Het noordelijk deel van het plangebied watert, onder andere via een kleine naamloze waterloop af richting Dijkgracht. De Dijkgracht - Molenbeek zorgde de voorbije tien jaar in Melsele reeds verschillende keren voor wateroverlast. Deze waterloop werd gemodelleerd en als maatregelen werden een nieuw bufferbekken ten zuiden van de Grote Baan (N70) en 90 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

een Bypas in de wijk Burggravenhoek voorgesteld. Daar wordt de beek in tweeën gesplitst om het debiet door het centrum te ontlasten.

Het oostelijk deel van het plangebied watert via een kleine naamloze waterloop (code S008) af naar de Zwaluwbeek. Bij de aanleg van de E17 werd een deel van de Zwaluwbeek afgesneden en werd hij rechtgetrokken. De verbinding van S.008 en de oude loop van de Zwaluwbeek gaat naar de huidige Zwaluwbeek via een sifon onder de E17, ter hoogte van het bedrijventerrein Schaarbeek. Na overstromingen in 1998 en naar aanleiding van een studie werden verschillende maatregelen voorgesteld; voor de uitwatering in de Zeeschelde wordt een nieuw pompgemaal gebouwd en is de Zwaluwbeek op twee plaatsen verlegd zodat de waterloop langer wordt.

Ten noordoosten van het plangebied en het Fort van Zwijndrecht lopen twee waterlopen van derde categorie, nl. de Kleine Watergang (AS07) en de Rotbeek (AS052).

Ter hoogte van de zijbeek van de Zwaluwbeek, in het oosten van het plangebied is een effectief overstromingsgevoelige zone gelegen volgens de watertoetskaart. Het gaat om een akkerland, waarvan de afwatering mogelijk verwaarloosd is. Deze zou via baangrachten en duikers aan de Schaarbeekstraat naar de oude loop van de Zwaluwbeek moeten gebeuren. Dit is volgens het digitaal hoogtemodel wel een van de laagstgelegen plekken in dit plangebied.

Recent overstroombare gebieden (ROG) komen voor op de randen van het plangebied. Een eerste ROG-zone bevindt zich ter hoogte van de zijbeek van de Zwaluwbeek in het oosten van het plangebied (zoals hoger besproken). Twee andere ROG-zones bevinden zich in het noorden van het plangebied, nabij ‘Hoeve Koperen Slot’ en ten zuiden van ‘Fortje’. Alle ROG-zones overlappen met effectief overstromingsgevoelige zones volgens de watertoetskaart.

91 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Waterlopen en overstroombare gebieden

92 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2.3. Doorwerking van het planMER in het RUP

Afbakening van het plangebied In de planMER werden de milieueffecten onderzocht voor de potentiële zoeklocaties 1 en 2, d.w.z. Schaarbeek en Wilde Haan. Reeds in het hoofdstuk ‘alternatievenonderzoek’ werd aangegeven dat geopteerd werd voor de locatie 1 ‘Schaarbeek’. Omwille van o.m. de effecten op het landbouwgebruik, nam de Deputatie de beslissing om het plangebied ‘Schaarbeek’ (zoals onderzocht in de planMER) te beperken tot de zone ten oosten van de Biestraat. In dit hoofdstuk worden de milderende maatregelen beschreven voor het definitieve plangebied, d.w.z. Schaarbeek ten oosten van de Biestraat.

Beschrijving van de milderende maatregelen voor het plangebied Milderende maatregelen voor de discipline Bodem De plangeïntegreerde milderende maatregelen in de discipline Water zullen de dalingen in zeker mate beperken, vooral door het optimaliseren van de irrigerende werking van de ringgracht en maximaliseren van de infiltratie van onverharde zones binnen de ringgracht.

93 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende

Verordenend deel Zie voorschriften m.b.t.water.

Milderende maatregelen voor de discipline Water

Bij ontwerp en inrichting van de glastuinbouwcluster moeten alle mogelijkheden voor wateropslag en infiltratie onderzocht worden en oplossingen geïntegreerd. Er wordt aangenomen dat de ringgracht, in de bestemmingsvoorschriften en grafisch plan worden aangeduid.

• Hemelwaterberging Door de toename van het verhard oppervlak zal er meer hemelwater afstromen dan in de huidige situatie. Het te lozen water overschrijdt het maximum debiet van 5 l/s/ha aangegeven door de Dienst Integraal Waterbeleid. De voorziene teelten kennen echter een groot waterverbruik (voor irrigatie, dakberegening, broezen…) waardoor het hemelwater maximaal zal opgevangen worden in bedrijfsbufferbekkens en worden gebruikt.

Volgens de BBT wordt globaal genomen gesteld een opslagbassin van minimaal 500 m³/ha te voorzien. Om het hemelwater van de serres op te vangen en te hergebruiken wordt er in het plan 4000 m³/ha wateropslag voorzien. Bovendien wordt de overloop van de bekkens aangesloten op een ringgracht, die aangelegd wordt om maximaal water te infiltreren naar het lokale grondwater. Om het buffervermogen van de ringgracht te allen tijde volledig ter beschikking te houden voor overloop van de baangracht in de landbouwaanverwante zone en het afvloeiend water van stroomopwaarts gelegen deel van het plangebied wordt een extra geknepen buffervolume bovenop de 4000 m³/ha bufferbekkens voorzien. De provincie Oost-Vlaanderen schrijft voor dat als de knijp (de buis) beperkt is tot een debiet van 5 l/s.ha, dat dan een extra buffervolume van 420 m³/ha moet voorzien worden.

De daken (via overloop hemelwaterbuffers) en de verhardingen van de landbouwaanverwante bedrijven en de serrebedrijven zullen op infiltrerende baangrachten langs de nieuwe toegangs- wegen aangesloten worden met een noodoverloop naar de ringgracht.

• Hergebruik Het hemelwater zal dus worden verdeeld over opvangbekkens per serrebedrijf. De glastuinbouw- bedrijven zullen naast hun serreoppervlakte ook de daken van hun hoogste bijgebouwen op de bedrijfsbuffers aansluiten. Voor hun recirculatiesysteem geven zij immers de voorkeur aan regen- water (met weinig zouten in oplossing) boven grondwater. Het waterverbruik is echter geen constante en er kunnen grote jaarverschillen zijn ten gevolge van de weersomstandigheden. Er kan echter wel aangenomen worden dat in theorie vrijwel al het regenwater kan gebruikt worden voor de desbetreffende teelten.

94 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De landbouwaanverwante bedrijven zullen zelf een beperkte hoeveelheid regenwater hergebruiken (sanitair en onder bepaalde omstandigheden poetswater).

• Infiltratie Een gemeten gemiddelde infiltratiesnelheid van ca. 0,7 m/dag (lemig zand) komt overeen met 81 l/s.ha, een infiltratiesnelheid van 0,5 m/dag (licht zandleem) is gelijk aan 58 l/s.ha. Indien in het kader van regenwaterinfiltratie op de lemige zandbodems ca. 6,2 m² infiltratieoppervlak voorzien wordt per 100 m² aangesloten verharding dan realiseert men een afvoerdebiet van 5 l/s.ha (81 * 6,2 / 100 = 5). Bij de licht zandleembodems is hiervoor 8,6 m² infiltratieoppervlak nodig per 100 m² aangesloten verharding (58 * 8,6 / 100 = 5).

Gezien het grote buffervolume in de bedrijfsbufferbekkens en in de ringgracht is infiltratie in het gekozen plangebied niet in de eerste plaats nodig om het afvoerdebiet naar de waterloop te beperken bij pieken, maar wel om het ondiepe grondwater onder de glastuinbouwzone maximaal aan te vullen. Dit compenseert zo veel mogelijk de verminderde infiltratie onder de serres en verhardingen en de grondwaterstandsverlaging bij het oppompen/bemalen van dat grondwater door de serrehouders in periodes dat de bedrijfsbufferbekkens onvoldoende water bevatten voor de beregening van de teelten. Om het ruimtebeslag te beperken en de effecten op het grond- water naar de omgeving zo effectief mogelijk te milderen, wordt een ringgracht voorzien. Die is aan het maaiveld 5 m breed en diep genoeg om ook bij de laagste grondwaterstanden contact te hebben met het grondwater. De gracht is gestuwd op een niveau dicht bij het maaiveld zodat ze nooit drainerend werkt.

De overlopen van de bedrijfsbufferbekkens en de verhardingen van de glastuinbouwzone en de zone voor landbouwaanverwante bedrijven wordt erop aangesloten. Ook de afvoergracht vanuit het westen van plangebied Schaarbeek wordt op de ringgracht aangesloten, zodat de infiltratie van dit afvloeiwater ook geoptimaliseerd wordt.

De ringgracht is ongeveer 2800 m lang met een breedte aan maaiveld van 5 m is de infiltratie- oppervlakte maximaal 1,4 ha, maar in praktijk kleiner, omdat de gracht zo goed als nooit tot aan maaiveld vol staat.

De ringgracht beperkt de invloed van het project op de grondwatertafel rond de cluster, maar toch is er nog enige invloed merkbaar buiten de ringgracht. De grondwaterpeilverlagingen tot buiten de ringgracht worden volgens de grondwatermodellering veroorzaakt door de lage waterpeilen die in de ringgracht soms bereikt worden. Een mogelijke bijkomende maatregel is het voorzien van een overloop vanuit de naamloze gracht naar de ringgracht. De plangebieden worden, voor wat het bekken van de Zwaluwbeek betreft, afgewaterd via deze naamloze gracht. Hierdoor wordt het waterniveau in de ringgracht constanter gehouden en is er veel meer water beschik- baar voor infiltratie en aanvulling van de grondwatertafel. In deze opstelling staat de ringgracht elk jaar meermaals vol na grote buien en hoog water in de naamloze waterloop. Simulatie laat zien dat met deze maatregel geen relevante grondwaterstandsdaling buiten de ringgracht meer merkbaar is.

95 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

N

Schema van de verbinding van de ontwateringsgracht in het oostelijke deel van het plangebied Schaarbeek met de geplande ringgracht rond de glastuinbouwzone

Elementen die de reikwijdte van de grondwaterpeilverlaging door verminderde infiltratie onder de glastuinbouwcluster milderen:

Aanlegfase: • De ringgracht aanleggen en zo veel mogelijk met water vullen alvorens de bedrijfsbufferbekkens en serres aan te leggen.

Exploitatiefase: • Peil van de gestuwde ringgracht zo hoog mogelijk houden door: • Aansluiten noodoverloop baangrachten binnen de cluster op de ringgracht • Verbinden van de bestaande ontwateringsgracht • Eventuele geknepen hemelwaterbuffercapaciteit bovenop de bedrijfsbufferbekkens (voor stormen als de bekkens vol staan) aansluiten op de ringgracht • Wanden ringgracht onderhouden voor optimale infiltratie.

Inrichting van het plangebied Zie concept, inrichtingsprincipes en waterhuishouding en watertoets, p. 108 en volgende

Verordenend deel

96 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Art. 1 – Zone voor glastuinbouw - Inrichtingsprincipes - Per bedrijf moet worden voorzien in buffercapaciteit voor de opvang van hemelwater voor nuttig gebruik met een minimumvolume van 4000 m³/ha. Het opgevangen hemel-water dient door de glastuinbouw- bedrijven maximaal nuttig gebruikt te worden. - Per bedrijf moet worden voorzien in bijkomende buffercapaciteit voor de opvang van overtollig hemelwater met een minimaal nuttig volume van minstens 410 m³ per ha aangesloten verharde oppervlakte. Deze buffer wordt vertraagd afgevoerd in de ringgracht van art. 1c. - In deze zone worden ook collectieve infiltratie- en buffervoorzieningen voorzien. Deze voorzieningen hebben een totaal volume van minstens 330 m³ en een nuttige infiltratieoppervlakte van minstens 400 m² per ha aangesloten verharde oppervlakte. Deze infiltratie-voorzieningen mogen enkel via een noodoverlaat op maaiveldniveau verbonden worden met de ringgracht van art. 1c. - Het afvalwater wordt ofwel afgevoerd via rioleringsbuizen en aangesloten op het bestaande rioleringsnet ofwel individueel gezuiverd. Indien voor individuele afvalwaterzuivering geopteerd wordt, wordt gebruik gemaakt van een plantensysteem dat geïntegreerd wordt in de groenvoorziening op de bedrijven. Het gezuiverde water wordt maximaal hergebruikt, bijv. om toiletten te spoelen. - Verharde oppervlakken die niet aangesloten kunnen worden op de opvangbekkens zoals erfverharding, technische installaties en kleine bijgebouwen worden aangesloten op een collectieve infiltratie- en buffervoorziening.

Art. 1c - Ringgracht - In deze zone wordt een ringgracht gerealiseerd. De ringgracht is op maaiveldniveau minstens 5m breed en is voldoende diep om steeds watervoerend te zijn. - De ringgracht is een open gracht rondom de glastuinbouwcluster, behalve ter hoogte van de toegangsweg waar hij overwelfd is. - Er wordt een verbinding gerealiseerd met een nabijgelegen waterloop. Deze verbinding wordt zo gerealiseerd dat de ringgracht geen water afvoert naar deze waterloop, tenzij via een noodoverlaat. - De ringgracht heeft minstens ter hoogte van de Ponjaardhoekstraat en de Priemstraat minstens aan 1 zijde een getrapt profiel.

Art. 2 – Landbouwaanverwante zone - Inrichtingsprincipes - Er dient in waterbuffering voorzien te worden met een totaal volume van minstens 410 m³ buffercapaciteit per ha verharde oppervlakte en een uitloop van 5 l/(s.ha). Infiltratievoorzieningen hebben minstens een inhoud van 330 m³ en een oppervlakte van 400 m²/ha effectief aangesloten verharde oppervlakte. Bufferbekkens worden maximaal aangesloten op de ringgracht.

Milderende maatregelen voor de discipline Geluid

Zoals reeds gemeld bij de effectbepaling zal er een overschrijding van de richtwaarden optreden indien de WKK-installatie in open lucht wordt geplaatst zonder afscherming. Een afscherming onder vorm van een scherm, een omkasting of een gebouw rond de installatie of een extra demping op de uitlaten, kan ervoor zorgen dat de geluidsnormen gehaald worden. Verder is het van belang om ervoor te zorgen dat de installatie ver genoeg van bewoning en gevangenis wordt geplaatst. Indien de installatie zwaarder wordt gekozen dan in het rekenvoorbeeld (een middelgrote WKK van 2 MW) dienen de afstanden te worden vergroot. Zo zal een installatie van 20 MW een 10 dB(A) hoger geluidsvermogen hebben. Dit betekent dat de milderende

97 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

maatregelen belangrijker worden. De positionering van de WKK binnen het glastuinbouwcomplex is hierbij van groot belang.

Indien een nieuwe verbindingsweg tussen de Schaarbeekstraat/Nieuwlandstraat en de Biesstraat wordt aangelegd zal de Fortstraat ontlast worden waardoor het effect van een ontwikkeling van glastuinbouw in het plangebied Schaarbeek op geluid grotendeels verdwijnt.

Inrichting van het plangebied Zie concept en inrichtingsprincipes, p. 108 e.v.

Verordenend deel

Art. 1 –Zone voor glastuinbouw – Inrichtingsprincipes: - De afstand van gebouwen tot de bestaande woningen buiten het plangebied, bedraagt minimaal 30 meter. Met ‘een bestaande woning’ wordt bedoeld: de woning staat er op het moment van inwerkingtreding van het PRUP.

Milderende maatregelen voor de discipline Licht

Indien de teelt niet bijgelicht wordt, moeten geen bijkomende milderende maatregelen worden genomen.

Het beperken van lichtverstrooiing gebeurt best aan de bron. Het beperken van het gebruik is om economische redenen niet gunstig voor teeltgroep sla/aardbei en de teeltgroep tomaat. Het is dan ook van belang om er voor te zorgen dat het licht gestraald wordt op het gewenste doel (de planten) en niet verstrooid wordt naar de omgeving of naar boven. Het gebruik van gepaste armaturen is dan ook nodig om de effecten te beperken. Verder kunnen schermfolies (eventueel gecombineerd met gevelschermen) verstrooiing langs dak en gevels beperken. Deze schermen kunnen tegelijk ook een energiebesparing betekenen.

Voor het dak worden beweegbare schermen gebruikt. Dit is echter niet altijd een rendabele investering. Het is eenvoudiger om de aangepaste armaturen te gebruiken en dit te combineren met een vloerkleur die niet te sterk reflecterend werkt. Dit is de meest effectieve manier om lichtvervuiling van de nachtelijke hemel te beperken.

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende

Verordenend deel

Art. 1 –Zone voor glastuinbouw – Inrichtingsprincipes: - Indien assimilatiebelichting nodig is tussen 22u en 7u, dienen lichtschermen geplaatst te worden die 98 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

zowel horizontale als verticale lichthinder tegengaan.

Milderende maatregelen voor de discipline Flora en Fauna

Milderende maatregelen in de glastuinbouwcluster dienen te voorkomen dat het peil in de fortgracht meer dan 20 cm zou dalen en de waterafhankelijke vegetaties en de waterfauna hierdoor zou wijzigen. Dit dient ook door monitoring van het peil opgevolgd te worden.

Indien waardevolle of zeer waardevolle ecotopen vernietigd worden door de inrichting van het plangebied, moet compensatie voorzien worden onder de vorm van de aanleg van een waardevol of zeer waardevol vegetatietype met minimaal dezelfde oppervlakte en dezelfde landschapsecologische positie als hetgeen verloren gegaan is. Gezien de waardevolle vegetaties in het plangebied niet meteen gelinkt kunnen worden aan specifieke diersoorten die dit als habitat nodig hebben, is het niet nodig om exact hetzelfde vegetatietype te voorzien. De vegetaties die aansluiten bij een groter geheel (concreet hier de vegetaties nabij het Fort van Zwijndrecht in het noorden van plangebied Schaarbeek) kunnen niet gecompenseerd worden op een andere locatie want dat zou leiden tot versnippering. Voor waardevolle vegetaties op andere locaties kan het effect van de vernietiging wel gecompenseerd worden door heraanleg elders.

De effecten van versnippering voor vleermuizen kunnen gemilderd worden door de vleermuizen langs de glastuinbouwcluster te leiden. Hiervoor kunnen houtkanten en/of hagen aangeplant worden op voldoende afstand van de serres zelf. Aandachtspunten hierbij zijn enerzijds een aansluiting bij voor vleermuizen belangrijke gebieden en anderzijds het vermijden van sterke verstoring (vb. lichtbronnen) nabij deze buffer. Op deze wijze kan de impact van het plan voor deze effectgroep neutraal worden.

Beide bovenstaande milderende maatregelen kunnen gecombineerd worden in één ruime buffer die aansluit op het Fort van Zwijndrecht en van daaruit verder loopt aan de westelijke rand van plangebied Schaarbeek. Op deze manier kan het fort effectief verbonden worden met het open landbouwgebied in het plangebied Wilde Haan. Bij een goede inrichting van de buffer, geënt op een doordacht oeverprofiel van de ringgracht kunnen waardevolle vegetaties, nu voornamelijk gebonden aan grachtjes, gecreëerd worden die een compensatie vormen voor wat verloren gaat in de effectieve glastuinbouwcluster. Deze verbinding zal evenwel aanvullend zijn op de verbinding die blijft bestaan tussen het fort en het landbouwgebied ten oosten van de N419. Deze buffer zal ook geschikt zijn voor vos en door de ligging langs de ringgracht voor amfibieën.

Voor het beperken van de negatieve invloed van nachtelijke lichtverontreiniging en licht- verstrooiing is het van belang om er voor te zorgen dat het licht gestraald wordt op het gewenste doel (de planten) en niet verstrooid wordt naar de omgeving of naar boven. Dit kan verkregen worden door het gebruik van aangepaste armaturen in combinatie met een vloerkleur die weinig reflecterend werkt. Eventueel moeten ook schermen aan de zijwanden geplaatst worden.

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende

99 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Verordenend deel

Art. 1 – Zone voor glastuinbouw - Inrichtingsprincipes - De ringgracht heeft minstens ter hoogte van de Ponjaardhoekstraat en de Priemstraat minstens aan 1 zijde een getrapt profiel.

Artikel 1b – Overdruk groenaanplantingen – Criteria bij vergunningsaanvraag Volgende elementen worden in rekening gebracht bij het beoordelen van de vergunningsaanvraag: - Er dient rekening gehouden te worden met bestaande kleine landschapselementen rondom het plangebied zoals bomen en struiken en er dienen nieuwe aanplantingen te worden gerealiseerd. - Het beplantingsplan dient rekening te houden met de oorspronkelijke beplanting rond de bolle akkers in het gebied. - Er dienen semi-transparante zichten te worden gecreëerd op het achterliggende serrecomplex. - Bestaande en nieuwe gebouwen en constructies dienen visueel gebufferd te worden ten opzichte van de Priemstraat en de Ponjaardhoekstraat.

Artikel 3 – Bouwvrij agrarisch gebied met natuurverbindingselementen

Dit gebied is bestemd als: - akker- of weiland in functie van een landbouwexploitatie - groenelementen in functie van het realiseren van een natuurverbinding tussen het Fort van Zwijndrecht en het agrarisch gebied ten westen van het serrecomplex

Volgende werken of handelingen zijn toegestaan: - handelingen in functie van een landbouwexploitatie met uitzondering van het oprichten van nieuwe gebouwen of constructies; een schuilhok met een maximale hoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 60 m²/ha weide voor paarden en runderen en maximaal 40 m²/ha weide voor kleinere weidedieren is wel toegestaan - aanplanten van streekeigen bomen, struiken, houtkanten en aanleggen van een veedrinkpoel - voorzieningen voor opvang, buffering, infiltratie van hemelwater - reliëfwijzigingen noodzakelijk voor de realisatie van de bestemming - fiets- of voetgangersverbindingen

Volgende werken of handelingen zijn niet toegestaan: - nieuwe gebouwen of constructies met uitzondering van een schuilhok met een maximale hoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 60 m²/ha weide voor paarden en runderen en maximaal 40 m²/ha weide voor kleinere weidedieren; - aanplantingen voor laagstam fruitteelt.

De groenelementen worden aangelegd in het eerstvolgende plantseizoen na de goedkeuring van de eerste vergunningsaanvraag voor de ontwikkeling van de zone voor glastuinbouw.

Milderende maatregelen voor de discipline Landschap

Landschappelijk concept

100 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Onderstaande figuur geeft een landschappelijk concept weer waarbij een aanzienlijke bijkomende oppervlakte serres kan ingeplant worden terwijl tegelijk de landschapswaarden zoveel mogelijk behouden of versterkt worden. Hoewel de ingetekende zones niet exact afgebakend zijn, blijkt dat hiermee de oppervlakte van 32 ha netto uitbreiding van de serreoppervlakte niet gehaald kan worden. Er zal dus in zekere mate ofwel in de groene zones in het plangebied Schaarbeek ofwel in het westelijker open gebied in beide plangebieden moeten uitgebreid worden. Hoe meer aangesloten kan worden bij de aangegeven zones in het concept, hoe beter de landschappelijke inpassing en hoe kleiner de impact op de effectgroepen van landschap. Dit stemt in de eerste plaats overeen met de negatievere beoordeling van de effectgroepen in de discipline voor het plangebied Wilde Haan.

Deze milderende maatregelen zijn dan ook enkel relevant en effectief milderend als het plangebied Schaarbeek wordt gekozen voor de uitvoering van het plan, inplanting van een glastuinbouwcluster.

Hoewel de aanduidingen geen exact ontwerp weergeven, komen volgende principes en deelconcepten tot uiting: • een grootschalige glastuinbouwcluster wordt in het oosten van plangebied Schaarbeek ingeplant met een typologie die aansluit bij die op de bedrijventerreinen Schaarbeek en Hoge Akkerhoek. De serres en landbouwaanverwante bedrijven sluiten aan op het bedrijventerrein en het terrein van de gevangenis. • een glastuinbouwcluster met een kleinschaliger typologie wordt toegelaten/gestimuleerd door uitbreiding van bestaande bedrijven aan Zakdam en Dweerse Kromstraat in plangebied Wilde Haan en eventueel het uiterste westen van plangebied Schaarbeek nabij de Veldstraat. Deze uitbreiding is geënt op de schaalgrootte van de bestaande serres en op de kadastrale percelen. De te verwachten uitbreiding van die bedrijvencluster in noordelijke richting buiten de plangebieden is niet weergegeven. Het kleinschalige karakter wordt hier eerder bepaald door de typologie van de serres, dan door de totale uitgestrektheid van de aaneensluitende serrebedrijven in de cluster. • het plangebied Wilde Haan wordt in het concept gevrijwaard van bijkomende glastuinbouwbedrijven of sterke uitbreiding van de bestaande. Hier worden kenmerkende landschapselementen van het open landbouwlandschap behouden en waar mogelijk versterkt. • centraal wordt een open landbouwgebied behouden voor een scheiding tussen beide clusters en om het insluiten van woonclusters, zoals De Es, te vermijden. • Aan de noordoostrand van het plangebied Schaarbeek wordt een landschappelijke buffer aangehouden die de kenmerkende vorm van het fort als groen massief zichtbaar laat.

101 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Concept van gezoneerde landschappelijke inrichting dat integraal verschillende effecten mildert

Archeologisch vooronderzoek

Een archeologische desktop voorstudie zal de kansrijkdom op archeologisch erfgoed in de ondergrond bepalen voor de volledige zone voor de grootschalige glastuinbouwcluster 60 ha. Deze studie moet de modaliteiten vastleggen voor verder archeologisch onderzoek in situ, voorafgaand aan de start van de werken, begeleid en met goedkeuring van de bevoegde erfgoedadministratie, bijvoorbeeld een booronderzoek of een proefsleuvenonderzoek. Bij dit onderzoek worden zones afgebakend waar eventueel vervolgonderzoek nog aan de orde is. Als op deze manier het aanwezige archeologische erfgoed wetenschappelijk correct en afdoende gedocumenteerd wordt, is het effect op de archeologische waarden van het plan beperkt negatief.

Ook daar waar in het plangebied een organische uitbreiding van de bestaande glastuinbouw- bedrijven wordt toegelaten of aangemoedigd, is archeologisch vooronderzoek nodig. Als op deze manier het aanwezige archeologische erfgoed wetenschappelijk correct en afdoende gedocu- menteerd wordt, is het effect op de archeologische waarden van het plan neutraal.

Bij het graven van poelen of grachten in delen van het plangebied waar versterking van de kleine landschapselementen wordt nagestreefd, is in deze archeologisch rijke zone ook de beschreven werkwijze van archeologisch desktop vooronderzoek met eventueel verdere terreinanalyse en 102 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

veldprospectie nodig. Indien hieruit indicaties naar voor komen, is de begeleiding van de werken door een archeoloog nodig. Als op deze manier het aanwezige archeologische erfgoed wetenschappelijk correct en afdoende gedocumenteerd wordt, is het effect op de archeologische waarden van het plan neutraal.

Bovenstaande milderende maatregelen voor archeologie worden voorzien om verplicht te worden vanaf 1 januari 2016 (of wanneer er voldoende erkende archeologen zijn 12 ) door het opstellen van een archeologienota voorafgaand aan en te voegen bij een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. Uiteraard zal na die datum deze maatregel geïntegreerd zijn in het project, zodat de beoordeling van het plan beperkt negatief, -1, zal zijn en er geen mildering meer mogelijk is.

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende

Verordenend deel

Art. 1 –Zone voor glastuinbouw – Inrichtingsprincipes: - Indien assimilatiebelichting nodig is tussen 22u en 7u, dienen lichtschermen geplaatst te worden die zowel horizontale als verticale lichthinder tegengaan.

Artikel 1b – Overdruk groenaanplantingen – Bestemming, inrichtingsprincipes en vergunningsaanvraag Deze zone heeft de bestemming van art. 1 (zone voor glastuinbouw). Aanvullend aan deze bestemming is deze zone bestemd voor groenaanplantingen die tot doel hebben een kwalitatieve afwerking te realiseren van het serrecomplex naar de Priemstraat. De groenaanplantingen bestaan voor minstens 80% uit streekeigen groen.

Bij de eerste vergunningsaanvraag voor ontwikkeling van de zone voor glastuinbouw dient een beplantingsplan gevoegd te worden waarin voor de volledige zone wordt aangegeven welke aanplantingen zullen gebeuren teneinde een kwalitatieve afwerking van het serrecomplex te realiseren.

Volgende elementen worden in rekening gebracht bij het beoordelen van de vergunningsaanvraag: - Er dient rekening gehouden te worden met bestaande kleine landschapselementen rondom het plangebied zoals bomen en struiken en er dienen nieuwe aanplantingen te worden gerealiseerd. - Het beplantingsplan dient rekening te houden met de oorspronkelijke beplanting rond de bolle akkers in het gebied. - Er dienen semi-transparante zichten te worden gecreëerd op het achterliggende serrecomplex. - Bestaande en nieuwe gebouwen en constructies dienen visueel gebufferd te worden ten opzichte van de Priemstraat en de Ponjaardhoekstraat.

De nodige afvalwaterzuiveringsinstallaties voor bedrijfsafvalwater en huishoudelijk afvalwater (op basis van plantensystemen) en de buffer- en infiltratievoorzieningen voor hemelwater mogen in de groenaanplantingen geïntegreerd worden voor zover ze de doelstelling van groenbuffer niet in het gedrang brengen.

De groenaanplanting moet worden aangelegd in het eerstvolgende plantseizoen na de goedkeuring van de eerste vergunningsaanvraag voor de ontwikkeling van de zone voor glastuinbouw.

12 https://www.onroerenderfgoed.be/nl/beleid-en-regelgeving/decreten/toekomstig-archeologisch- traject 103 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Artikel 3 – Bouwvrij agrarisch gebied met natuurverbindingselementen

Dit gebied is bestemd als: - akker- of weiland in functie van een landbouwexploitatie - groenelementen in functie van het realiseren van een natuurverbinding tussen het Fort van Zwijndrecht en het agrarisch gebied ten westen van het serrecomplex

Volgende werken of handelingen zijn toegestaan: - handelingen in functie van een landbouwexploitatie met uitzondering van het oprichten van nieuwe gebouwen of constructies; een schuilhok met een maximale hoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 60 m²/ha weide voor paarden en runderen en maximaal 40 m²/ha weide voor kleinere weidedieren is wel toegestaan - aanplanten van streekeigen bomen, struiken, houtkanten en aanleggen van een veedrinkpoel - voorzieningen voor opvang, buffering, infiltratie van hemelwater - reliëfwijzigingen noodzakelijk voor de realisatie van de bestemming - fiets- of voetgangersverbindingen

Volgende werken of handelingen zijn niet toegestaan: - nieuwe gebouwen of constructies met uitzondering van een schuilhok met een maximale hoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 60 m²/ha weide voor paarden en runderen en maximaal 40 m²/ha weide voor kleinere weidedieren; - aanplantingen voor laagstam fruitteelt.

De groenelementen worden aangelegd in het eerstvolgende plantseizoen na de goedkeuring van de eerste vergunningsaanvraag voor de ontwikkeling van de zone voor glastuinbouw.

Artikel 5 – Gemeenschappelijke bepalingen – Archeologisch vooronderzoek Voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied, wordt met het oog op het identificeren van de potentieel waardevolle zones, een archeologisch detectieonderzoek uitgevoerd. Indien het vooronderzoek geen archeologische sporen oplevert, worden de percelen onmiddellijk vrijgegeven.

Milderende maatregelen voor de discipline Mens

Landbouw

Ruimtelijke zonering Uit het beeld van de landbouwgevoeligheid van de gebruikspercelen in de LGA en de verfijning in de LER komen de meest gevoelige percelen in het plangebied naar voren. Het ontzien van deze percelen bij de invulling van de 32 ha serres en 60 ha bruto-oppervlakte glastuinbouwzone door grenscorrecties en combineren van collectieve bufferzones met graasweide of hooiland kan de impact aanzienlijk verminderen, vooral als er tegelijk een optimalisatie kan gebeuren voor de meest gevoelige bedrijven via flankerend beleid. Een eenvoudige zonering (bijvoorbeeld keuze voor een van beide plangebieden of een meer perifere ligging binnen een gekozen plangebied) laat niet toe om de meest gevoelige percelen te ontzien.

104 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Flankerend beleid In het LER (VLM 2010) worden mogelijke flankerende maatregelen voor de aanwezige land- bouwers beschreven voor het geval gronden aan hen onttrokken worden voor glastuinbouw.

De doelstelling van het flankerend beleid is niet de verloren grondoppervlakte integraal te compenseren, maar wel om op niveau van de individuele bedrijven oplossingen aan te reiken, zodat sociale en bedrijfseconomische drama’s vermeden kunnen worden. Centraal staat het gegeven dat actieve landbouwers die op vandaag aanwezig zijn in het plangebied, hun bedrijf op een duurzame manier verder moeten kunnen uitbaten.

Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van een aantal mogelijke flankerende maatregelen, aangevuld met een aantal algemene maatregelen.

• Algemene juridische zekerheid Naast het PRUP Glastuinbouw Melsele zou de herbevestiging van het agrarisch gebied (HAG) in de omgeving ervan meer rechtszekerheid bieden, ook voor het instrument grondenbank (zie verder).

• Algemene fasering van de ontwikkeling van glastuinbouw De fysieke groepering van gronden die nog in landbouwgebruik zijn en dat voor een zekere periode blijven, terwijl andere gronden omgezet worden voor glastuinbouw.

• Grondenbank Deze organisatie zorgt voor het beschikbaar komen van ruilgrond voor landbouwers die in het plangebied een leefbaar bedrijf willen houden. Kanttekening is het feit dat het plangebied nu al integraal deel uitmaakt van het zoekgebied van de grondenbank Sigmaplan en de pre- grondenbank Linkerscheldeoever.

• Tijdelijke vergoeding voor mestafzetverlies Om de tussenperiode op te vangen waarin veeteeltbedrijven nog geen ruilgrond hebben om hun mestbalans te stabiliseren, kan een vergoeding voor de meerkost van mestverwerking aan de betrokken bedrijven worden betaald.

Het is het flankerend beleid dat de sterk negatieve impact kan milderen/compenseren in beide plangebieden. Zonering kan enkel in Plangebied Wilde Haan voor mildering zorgen, maar ook daar zal vooral het flankerend beleid voor de mildering moeten zorgen.

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende

Verordenend deel Milderende maatregelen ten aanzien van grondgebonden landbouw: Naar aanleiding van de LER en de planMER werd het initiële plangebied van het serrecomplex beperkt tot de zone ten oosten van de Biestraat. Een deel van de gronden zijn reeds in eigendom van de gemeente en POM. Via flankerend beleid wordt onderzocht omgaan grondruil te kunnen doen. Flankerend beleid 105 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Voor de jonge landbouwers die in het plangebied grond hebben (15 ha van 60 ha) wordt op zoek gegaan naar ruilgrond uit bestaande grondenbanken (cf. overleg met VLM) of grond die we rond het gebied zelf aankopen. Het is evenwel heel moeilijk om aan (landbouw)grond te geraken: met de landbouwers zal bekeken worden welke alternatieven er volgens hen zijn (vergoeding mestafzet, reconversie, …). De Provinciale Ontwikkelings- maatschappij (POM°) in samenspraak met de Provinciale dienst Landbouw en Platteland zal hierin een coördinerende rol opnemen.

Veiligheid

Tijdens de aanlegfase in plangebied Schaarbeek, is monitoring van het waterpeil en van grondwaterpeilen nabij de fortgracht nodig. Door aan vaststellingen bij de monitoring adequate maatregelen te koppelen wordt elk veiligheidsrisico vermeden. Dat kan bijvoorbeeld concreet gaan om het uitstellen van de werken naar een gunstiger periode of retourbemaling.

De aanlegfase wordt verwacht na 2016. Normaal zal dan ook de munitie in de fortgracht gesaneerd zijn. Aangezien er in de aanlegfase wel effecten verwacht worden op het grond- en oppervlaktewater ter hoogte van de fortgracht, dient dit gemonitord te worden.

Indien de sanering van de munitie nog niet voltooid is, kunnen verschillende maatregelen genomen worden: • De aanleg pas opstarten na sanering van de munitie in de fortgracht • De aanleg opstarten en zorgen dat er geen tot een zeer beperkte verlaging is ter hoogte van de fortgracht. Hiervoor wordt de grond- en oppervlaktewaterstand in en nabij de fortgracht opgemeten (peilbuizen en -latten). Volgende wijzigingen zijn dan mogelijk: • de bemalingstechniek kan aangepast worden (bijvoorbeeld werken met retourbemaling) • bemalingswater lozen in de fortgracht • Eenmaal de ringgracht aangelegd is, deze maximaal vullen tijdens de bemaling voor de aanleg van de bedrijfsbufferbekkens.

De te nemen maatregelen zullen afhangen van de monitoring. Eventueel kan een combinatie van maatregelen noodzakelijk zijn.

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende

Verordenend deel

In de fortgracht is er munitie die om financiële redenen momenteel niet verwijderd wordt door Defensie.

In de vorige planMER was aangegeven dat – zonder milderende maatregelen op vlak van grondwaterdaling – verwacht mag worden dat de grondwatertafel in de Fortgracht daalt, wat een verhoogd risico geeft ten aanzien van deze munitie.

De daling van de grondwatertafel werd in de grondwaterstudie onderzocht en de resultaten werden verwerkt in nieuwe planMER. Wanneer er een ringgracht wordt aangelegd die voortdurend watervoerend is, kan het 106 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

effect op de Fortgracht vermeden worden (effect nihil). Dat komt omdat de ringgracht een bufferende werking heeft ten aanzien van de omgeving buiten de Fortgracht

In het hoofdstuk water wordt aangegeven hoe de ringgracht wordt geconstueerd teneinde steeds watervoerend te zijn.

Toetsing aspect externe veiligheid (zie ook verslag plenaire vergadering dd. 21 december 2015) De dienst VR voerde deze toetsing uit. Gelet op het feit dat: • volgens de gegevens van de dienst VR in het plangebied geen SEVESO-inrichtingen aanwezig zjin; • volgens de gegevens van de dienst VR binnen een perimeter van 2km rond het plangebied geen SEVESO- inrichting aanwezig is • volgens de gegevens verstrekt in de toelichtingsnota in het plangebied geen relevante bedrijvigheid aanwezig of gepland is; beslist de dienst VR dat er geen ruimtelijk veiligheidsrapport dient opgemaakt te worden en dat er voor wat het aspect externe veiligheid betreft geen verdere actie ondernomen dient te worden.

Lichthinder Bij de discipline Licht werden als milderende maatregelen volgende zaken voorgesteld: • gebruik van gepaste lichtarmaturen en niet reflecterende vloerkleur • schermfolies eventueel gecombineerd met gevelschermen • beweegbare schermen boven de verlichting en de teelt.

Deze zouden de impact sterk beperken tot een niet hinderlijk niveau van strooilicht voor de omwonenden, zodat ook voor de teeltgroep tomaat de beoordeling beperkt negatief wordt, -1.

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende

Verordenend deel

Art. 1 –Zone voor glastuinbouw – Inrichtingsprincipes: - Indien assimilatiebelichting nodig is tussen 22u en 7u, dienen lichtschermen geplaatst te worden die zowel horizontale als verticale lichthinder tegengaan.

Geluidshinder Bij de discipline Geluid werd een oordeelkundige plaatsing en afscherming van de WKK’s als milderende maatregel voorgesteld. Dit zou de geluidsimpact sterk beperken tot een niet hinderlijk niveau voor de omwonenden en dat in beide teeltgroepen.

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende 107 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Verordenend deel

Art. 1 –Zone voor glastuinbouw – Inrichtingsprincipes: De afstand van gebouwen tot de bestaande woningen buiten het plangebied, bedraagt minimaal 30 meter. Met ‘een bestaande woning’ wordt bedoeld: de woning staat er op het moment van inwerkingtreding van het PRUP.

Mobiliteit Een nieuwe interne ontsluiting vanuit het oosten van plangebied Schaarbeek naar Nieuwland- straat/Schaarbeekstraat vermijdt toename van verkeer op de lokale landbouwwegen rondom het plangebied Schaarbeek. Deze interne ontsluiting mag echter niet doorgetrokken worden tot aan de Biestraat, want dan zou opnieuw een sluiproute ontstaan naar de N419 bij files op de E17.

Voor een inplanting in het westen van plangebied Schaarbeek of in plangebied Wilde Haan zijn volgende milderende maatregelen mogelijk: • Verbreden van het wegprofiel of aanbrengen van uitwijkstroken langs Priemstraat en verder langs Biestraat – Galgestraat- Heirbaan naar de N419 aan de overkant van de E17. De Heirbaan zal sowieso op termijn toch verbreed worden als ontsluitingsweg van de bedrijvenzone Argexsite. Waar deze route samenvalt met de bovenlokale fietsroute (deel Biestraat) moet voldoende aandacht zijn voor de veiligheid van de fietsers. • In 2010 werd het Masterplan 2020 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Hierin is de mobiliteitsstudie Waasland opgenomen. Deze studie voorziet op de lange termijn parallelwegen langs E17 tussen Sint-Niklaas en Kruibekesteenweg. In 2013 werd dit plan nogmaals verdedigd door het bestuur van Beveren. Intussen wordt onderzocht of het een 4de rijstrook op de E17 zou worden, dan wel losliggende ventwegen langsheen de E17. Mogelijk kan de zone voor glastuinbouw langs een noordelijke ventweg worden ontsloten. Deze milderende maatregel is vandaag dus hypothetisch en in elk geval voor de lange termijn en afhankelijk van nog te nemen beleidsbeslissingen.

108 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

N

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende

Verordenend deel

Art. 1 –Zone voor glastuinbouw – Inrichtingsprincipes: - De afstand van gebouwen tot de Nieuwlandstraat, de Schaarbeekstraat, de Biestraat, de Priemstraat, de Ponjaardhoekstraat en de Fortstraat bedraagt minimaal 10 meter tot de rooilijn. - De zones van art. 1 en 2 worden via de Nieuwlandstraat ontsloten op de N419 richting E17. - Intern wordt het serrecomplex ontsloten via een interne ontsluitingsas die aantakt op de Nieuwlandstraat of de Schaarbeekstraat. Een aansluiting met de Biestraat, de Priemstraat, de Ponjaardhoekstraat of de Fortstraat is uitgesloten, tenzij als nooddoorgang voor de brandweer en/of voor fietsers en voetgangers.

Wonen Naast de milderende maatregelen onder andere disciplines (Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie, Water, Mobiliteit, Geluid, Licht) kan het bijkomend bewaken van de openheid rondom de woonclusters de Es en Dweerse Kromstraat – Winningenstraat de effecten van het plan op de Mens-Wonen milderen. Door het bewaren van deze openheid wordt vermeden dat de woonclusters ingesloten raken. 109 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

N

Te vrijwaren open ruimte om insluiten van wooncluster Dweerse Kromstraat – Winningenstraat te vermijden

N

Te vrijwaren open ruimte om insluiten van wooncluster de Es te vermijden

De eventuele, beperkte schade van scheurtjes door zettingen kan volgens de regels van de kunst beschreven en vergoed worden mits plaatsbeschrijvingen bij de relevante woningen voorafgaand aan de aanlegfase van de glastuinbouwzone.

Inrichting van het plangebied Zie inrichtingsprincipes p. 108 en volgende

110 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Verordenend deel

Zie beschrijving in de planMER: De plangeïntegreerde milderende maatregelen in de discipline Water zullen de dalingen in zeker mate beperken, vooral door het optimaliseren van de irrigerende werking van de ringgracht en maximaliseren van de infiltratie van onverharde zones binnen de ringgracht. => zie verordenend deel mbt. waterhuishouding

Art. 1 –Zone voor glastuinbouw – Inrichtingsprincipes: De afstand van gebouwen tot de bestaande woningen buiten het plangebied, bedraagt minimaal 30 meter. Met ‘een bestaande woning’ wordt bedoeld: de woning staat er op het moment van inwerkingtreding van het PRUP.

111 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2.4. Doorwerking van het landbouweffectenrapport in het RUP

In 2010 werd voor de volledige zone Schaarbeek en Wilde Haan een landbouweffectenrapport opgemaakt. De landbouweffecten van deze volledige zone werden weergegeven.

Op basis van het LER door de VLM opgemaakt in 2010 is als eerste flankerende maatregel vanuit de plannende overheid, het oorspronkelijke plangebied aangepast en beperkt tot de voorziene fase 1 van het project, d.i. de zone ten oosten van de Biestraat. Deze fase 1 is daarenboven aangepast n.a.v. de LER door het uitsluiten van enkele percelen die tot de huiskavel van omliggende bedrijven gerekend werden.

Het nieuwe plangebied, de zone ten oosten van de Biestraat, omvat 67 aangegeven land- en tuinbouwpercelen voor een totaal van 54 ha. Het gebruik en de gebruikers van de percelen zijn nagenoeg onveranderd gebleven.

Tegen 2017 wanneer de ontwikkeling van de cluster voorzien is, zullen er nog 11 beroeps- landbouwers actief zijn (16 ha of 4.5% van het totale areaal van die bedrijven). Eén bedrijf is reeds volledig aangekocht (10 ha). Verder is er nog 1 particulier actief (2 ha) en zullen er dan 8 landbouwers pensioengerechtigd zijn (24 ha).

Van de 11 bedrijven worden 7 bedrijven in de LER als afhankelijk van het gebied beschouwd (12 ha), 3 als weinig tot zeer weinig afhankelijk (4 ha). Van deze 11 bedrijven gaven er 10 in de LER aan in eerste instantie ruilgrond te willen als compensatie (15.5 ha). Van hen gaven 5 bedrijven aan in 2° instantie compensatie van de mestafzet te willen omdat het verlies van grond voor hen vooral een kwestie van mestafzet is (5.5 ha). De anderen hebben de grond vooral nodig voor de ruwvoederproductie (9.5 ha).

Door de realisatie van het glastuinbouwproject zullen er 4 bedrijven meer dan 4% van hun areaal verliezen (respectievelijk 5, 6, 7 en 8%).

Conclusie: In eerste instantie zijn de 11 beroepsbedrijven het meest gebaat met ruilgrond. Gezien de grote gronddruk in dit gebied is het vinden van ruilgrond echter niet evident. Voor 5 bedrijven kan een bijkomende vergoeding voor de mestafzet (zie flankerend beleid Sigmaplan) een oplossing zijn. Indien mogelijk is dan nog 9.5 ha ruilgrond nodig voor de anderen.

112 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2.5. Gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de tuinbouwcluster

2.5.1. Uitgangsvisie Het provinciaal RUP ‘Glastuinbouwgebied Melsele’ wordt ontwikkeld als een agrarische bedrijvenzone die deel uitmaakt van de gebieden van de agrarische structuur (750.000 ha agrarisch gebied bestemd voor beroepslandbouw). In het bijzonder maakt het RUP ‘Glastuinbouwgebied Melsele’ deel uit van een landbouwgebied met ontwikkelings- mogelijkheden voor glastuinbouw. Landbouw is er de hoofdfunctie. De landbouwgebieden worden gekenmerkt door een ruimtelijke afwisseling van grondgebonden landbouw en glastuinbouw. Het RUP ‘Glastuinbouwgebied Melsele’ wordt aangeduid als een agrarische bedrijvenzone binnen dit samenhangend landbouwgebied. De zone wordt landschappelijk ingekleed zodat het geen hinder vormt voor het samenhangend landbouwgebied ten westen ervan.

2.5.2. Plangrenzen De plangrenzen van het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) worden in grote lijnen bepaald door het Fort van Zwijndrecht (Fortstraat), het regionaal bedrijventerrein Schaarbeek, de site van de gevangenis, de Ponjaardhoekstraat, de Priemstraat en de Biestraat.

Daarbij worden enkele 'grenscorrecties' doorgevoerd: 1. De percelen met zonevreemde constructies aan de rand van het plangebied worden niet mee opgenomen in het RUP; deze woningen/constructies blijven zonevreemd en ze kunnen gebruiken maken van de basisrechten volgens de Vlaamse codex Ruimtelijke Ordening. 2. Ook enkele landbouwpercelen worden uit het RUP uitgesloten. Het betreft percelen in landbouwgebruik die voor de betrokken bedrijven essentieel zijn in hun bedrijfs- voering.

113 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2.5.3. Ruimtelijke concepten Concept 1: Clustering van glastuinbouwactiviteiten en bijhorende voorzieningen In het gebied worden mogelijkheden geboden om moderne serres te bouwen alsook een aantal voorzieningen die daaraan gekoppeld zijn om een tuinbouwbedrijf economisch en maatschappelijk verantwoord te kunnen uitbaten. Belangrijk in een cluster is de mogelijkheid om collectieve voorzieningen aan te leggen voor meerdere bedrijven samen: opwekking van verdeling van energie, verkeersontsluiting, watersystemen en landschappelijke buffers. Binnen de gestelde randvoorwaarden (plangrenzen, ontsluitingsmogelijkheden, enz) wordt getracht een zo efficiënt mogelijke serreteelt mogelijk te maken. Door hun vormgeving en omvang is de inplanting van de serres bepalend voor de structuur. Ze liggen bij voorkeur evenwijdig of aansluitend aan elkaar om zo weinig mogelijk nuttige ruimte te verliezen. Rechthoekige serres vormen de basis voor inrichting van het plangebied.

Concept 2: Clustering van bedrijven die een meerwaarde kunnen bieden aan de land- en tuinbouw in het gebied Binnen de agrarische bedrijvenzone wordt een zone aangeduid die bestemd is voor bedrijven die een meerwaarde kunnen bieden aan de land- en tuinbouw in het gebied, ofwel ten opzichte van de nabijgelegen serrebedrijven (bijv. de centrale warmtekrachtkoppelings- installatie) ofwel voor de land- en tuinbouw in de (ruimere) omgeving (bijv. afname, verwerking, transport of distributie van land- of tuinbouwproducten). Ook aquacultuur kan hier plaatsvinden (bijv. gebruik van restwarmte van de warmtekrachtkoppelingsinstallatie). Deze zone dient ontwikkeld te worden gelijktijdig met de ontwikkeling van het glastuinbouw- gebied, zodat noodzakelijke complementaire of collectieve voorzieningen voor het glastuinbouwgebied in deze zone gerealiseerd kunnen worden. Het gaat in eerste instantie om de centrale warmtekrachtkoppeling, maar evt. ook om logistieke of distributieactiviteiten.

Concept 3: Ontsluiting via een interne ontsluitingsas die aantakt op de Nieuwlandstraat De agrarische bedrijvenzone wordt via de Nieuwlandstraat op de N419 en zo op de E17 aangesloten. Op die manier worden de mobiliteitseffecten van het serrecomplex niet afgewenteld op de omgeving, maar wordt ontsluitingsinfrastructuur van het bedrijventerrein Schaarbeek gebruikt. De bedrijven worden op de Nieuwlandstraat ontsloten via een nieuwe, interne ontsluitingsweg die aantakt op ofwel de Nieuwlandstraat of de Schaarbeekstraat (deel ten zuiden van de Nieuwlandstraat). Er wordt uitdrukkelijk verboden dat de interne ontsluitingsas aan de westzijde wordt doorgetrokken tot de Priemstraat of de Biestraat. Het is namelijk absoluut de bedoeling om sluipverkeer langs de E17 te vermijden. Er zullen ook voorzieningen zijn voor fietsers en voetgangers.

Concept 4: Integratie van het bedrijventerrein in de omgeving De inplanting van een glastuinbouwcomplex heeft steeds een visueel effect. Om de hinder ten opzichte van de omwonenden te beperken, en tevens om het nieuwe complex land- schappelijk te integreren, wordt een overdruk 'zone voor groenaanplantingen' ingetekend. Deze zone dient als overgang tussen de serres en de woon- en agrarische functie langs de

114 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Priemstraat en Ponjaardhoekstraat. In deze zone moeten er doordacht aanplantingen gebeuren die er voor zorgen dat het serrecomplex geïntegreerd wordt in de omgeving zodat er – vanuit de straatkant – niet wordt aangekeken tegen een 'muur van glas'. Ten noorden van het gebied, tegen de grens met het Fort aan, wordt een 'bouwvrij agrarisch met natuurverbindingselementen' ingetekend. Dit gebied heeft enerzijds een functie als buffer tussen het glastuinbouwgebied en het Fort, anderzijds heeft het een functie als verbindingsgebied tussen het Fort en het agrarische gebied ten westen van het serre- complex. Uit de planMER blijkt dat het glastuinbouwgebied een effect genereert van versnippering voor vleermuizen. Door het gebied in te richten als weide of akkerland met perceelsrandbegroeiing, kan het versnipperend effect ten aanzien van vleermuizen gemilderd worden.

Concept 5: Georganiseerde waterhuishouding

Wanneer een aantal serres worden ingeplant op een korte afstand van elkaar is het belangrijk dat de waterhuishouding van het gebied goed wordt georganiseerd. Water is een basisgrondstof voor serrebedrijven, er dienen dan ook afspraken gemaakt te worden zodat deze steeds over genoeg water zullen beschikken zonder nadelige gevolgen voor de omgeving te veroorzaken. Enerzijds mag de omgeving niet droog getrokken worden, anderzijds moeten we er bij de inrichting van het serrecomplex over waken dat door de bijkomende verharding de omliggende gebieden niet met (extra) wateroverlast geconfron- teerd worden. Met een uitgekiemd watersysteem - dat bestaat uit een steeds waterhoudende ringgracht, grote bufferbekkens en infiltratiegrachten en -wadi’s - zal de zone duurzaam ingericht worden met geen of beperkte effecten op de omgeving. Bij goede uitvoering zal er zelfs een lichte verbetering zijn van aan van de waterhuishouding in het (omliggende) gebied, nl. omdat de overstromingsgevoeligheid van een aantal zones zal afnemen.

2.5.4. Inrichtingsprincipes Het grafisch plan geeft aan hoe het gebied ingericht zal worden.

115 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De zone van art. 1 omvat het gebied waar serres kunnen worden ingeplant. Het gaat om bedrijven die minstens 80% van de teeltoppervlakte in serres telen.

In dit gebied zullen ook gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van glastuinbouwbedrijven gerealiseerd worden o.a. loodsen, interne ontsluitingsinfrastructuur incl. fiets- en voetgangersverbindingen en parkeerplaatsen, water- opvang, -afvoer en -zuivering, energievoorziening, enz. Ook de kleinschalige verkoop van tuinbouwproducten kan op voorwaarde dat deze activiteit ondergeschikt is aan de productie- functie. Elk bedrijf kan beschikken over één bedrijfswoning die geïntegreerd moet zijn in of aansluiten bij de bedrijfsgebouwen. Er wordt ook huisvesting voorzien voor seizoens- personeel.

De bedrijven worden ontsloten via een centrale ontsluitingsas die (enkel) aantakt op de Nieuwlandstraat of de Schaarbeekstraat (deel ten zuiden van de Nieuwlandstraat). Er mag geen verbinding zijn met de Priemstraat, Biestraat of Ponjaarhoekstraat, zodat er geen sluipverkeer mogelijk is naar de E17. De bestaande woningen en bedrijven in de Priemstraat, Biestraat en Ponjaardhoekstraat moeten ontsloten blijven via de Fortstraat of via de Veldstraat, richting Kruibeke. Langs deze ontsluitingsas zullen de noodzakelijke nutsleidingen aangelegd worden.

Watervoorzieningen De inrichtingsprincipes m.b.t. de waterhuishouding worden in detail beschreven in de watertoets en de grondwaterstudie (voor deze cluster). De bouwstenen van het watersysteem zijn: (1) bufferbekkens voor hergebruik van water en buffering van hemelwater, (2) een ringgracht rond het volledige serrecomplex en (3) infiltratie- voorzieningen o.v.v. WADI’s.

• Bufferbekkens voor hergebruik van water en voor buffering van hemelwater Water is een basisgrondstof voor serrebedrijven. Er wordt maximaal ingezet op het nuttig gebruik van (hemel)water. In dit verband wordt verplicht dat bedrijven een buffer moeten hebben van minstens 4000m³ per hectare effectief aangesloten verharde oppervlakte. Daarbovenop wordt voorzien in een individuele buffervoorziening om intensieve buien te kunnen opvangen. Deze bijkomende buffering heeft een capaciteit van 410m³ per hectare aangesloten verharde oppervlakte. Deze bufferbekkens voeren het water vertraagd af met een debiet van 5l/s.ha. Deze bijkomende buffercapaciteit wordt voorzien om te vermijden dat er grote debieten worden geloosd op het oppervlaktewater (met wateroverlast tot gevolg).

• Collectieve ringgracht Rond het serrecomplex wordt een ringgracht aangelegd. De ringgracht zorgt voor infiltratie van regenwater naar de grondwatertafel en heeft als effect dat er veel minder impact is op de grondwatertafel buiten de ringgracht. De ringgracht zal uitgevoerd worden als een ononderbroken gracht rondom de cluster; enkel ter hoogte van de toegangsweg zal de ringgracht overwelfd of ingebuisd worden.

In de grondwaterstudie wordt gesteld: “Om de invloed van de grondwaterwinning tijdens de zomermaanden op de omgeving te beperken, fungeert de irrigatiegracht als buffer. Deze beschermt de omgeving tegen het propageren van de verlagingen naar de periferie toe. 116 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Deze afschermende werking van de irrigatiegracht geldt enkel wanneer er water in staat: dan wordt dit oppervlaktewater aangesproken en wordt geen grondwater vanuit de omgeving naar de pompputten getrokken. Het is daarom essentieel dat de gracht ook tijdens de zomermaanden niet opdroogt, zoniet zou de beschermende functie ervan wegvallen op het moment dat deze het meest nodig is. Dit is nog meer het geval tijdens extreem droge jaren. Om de invloed op de omgeving te minimaliseren, is het daarom noodzakelijk de gracht dieper te maken dan de eerst voorgestelde 1.30 m. De gracht zou minstens 2.5 m diep moeten zijn om tijdens alle zomers voldoende water te behouden. In de gesimuleerde 20 jaar zijn geen extreem droge jaren aanwezig, wellicht is een nog iets grotere diepte nodig om ook tijdens jaren met extreem weinig neerslag droogvallen te voorkomen.”

Uit het voorgaande kan worden besloten dat – om een (maximaal) effect te hebben - de ringgracht zo moet worden uitgevoerd dat hij altijd watervoerend is. Dit kan door de ringgracht voldoende diep te maken (minstens 2,5m onder het maaiveld) én door er voldoende regenwater naar toe te leiden.

Om zeker te zijn dat er steeds water in de richtinggracht staat, wordt een verbinding voorzien met een nabijgelegen waterloop. Deze verbinding heeft twee functies: (1) bij lage waterstand in de ringgracht loopt er water van de waterloop in de ringgracht (2) bij hoge waterstand in de ringgracht wordt er water van de ringgracht in de waterloop gestuurd.

De ringgracht kan via een ondiepe overloopconstructie bij hevige regen en een hoge waterstand in de waterloop, gevoed worden met water van het stroomopwaarts gelegen afstroomgebied. Hierdoor kan de ringgracht vaker aangevuld worden. Om de infiltratie te bevorderen en de natuurwaarde in de ringgracht te verhogen dient minstens 1 oever van de ringgracht getrapt te zijn (cf. planMER).

117 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Aanvullend is het wenselijk om het regenwater van de landbouwaanverwante zone maximaal op de ringgracht aan te sluiten worden

Voor de run-off van erfverharding en regenwater van technische installaties en lagere bijgebouwen dat niet aangesloten kan worden op de opslagbekkens voor nuttig gebruik, dient een collectieve infiltratie- en buffervoorziening (WADI) voorzien te worden met een volume van minstens 330 m³ per hectare effectief aangesloten verharde oppervlakte en een oppervlakte van minstens 400 m² per hectare effectief aangesloten verharde oppervlakte (maximaal infiltreren!). Water dat in de WADI komt mag niet (vertraagd) afgevoerd worden naar een waterloop maar moet in de WADI infiltreren. Deze voorziening mag enkel via een noodoverlaat aangesloten worden op oppervlaktewater en er mag maximaal 5 l/s.ha geloosd worden.

Voor het bepalen van welke oppervlakten als effectief aangesloten verharde oppervlakte beschouwd moet worden, kan verwezen worden naar de gewestelijke stedenbouwkundige verordening. Zo kunnen bijv. verhardingen die aflopen naar een grasperk met een oppervlakte van minstens 25% van die verharde oppervlakte beschouwd worden als afgekoppeld van de WADI.

Art. 1b van het grafisch plan voorziet in kwalitatieve afwerking van het serrecomplex aan de westkant van het RUP, nl. ter hoogte van de Ponjaardhoekstraat en de Priemstraat. Er zullen doordacht aanplantingen gebeuren die er voor zorgen dat het serrecomplex geïntegreerd wordt in de omgeving en er dus – vanuit de straatkant – niet wordt aangekeken tegen een 'muur van glas'. Dit kan worden gerealiseerd door bijv. aanplanten van een bomenrij en/of sommige percelen te beplanten met struiken en bomen en andere niet.

In de zone van art. 3 wordt een 'bouwvrij agrarisch gebied met natuurverbindingselementen' ingetekend. Dit gebied heeft een functie als verbindingsgebied tussen het Fort van Zwijndrecht en het agrarisch gebied ten westen van het serrecomplex. Het gebied wordt ingericht als akker- of weiland i.f.v. een landbouwexploitatie. Daarnaast worden groen- elementen aangelegd (zoals bomenrijen, houtkanten of hagen), die niet alleen een landschappelijke meerwaarde bieden, maar ook een functie kunnen hebben voor de vleermuizen die mogelijks in het Fort van Zwijndrecht gehuisvest zijn (als zomerverblijf). In dit gebied ligt ook (deels) de collectieve ringgracht worden. Dit is niet alleen zinvol voor de tuinbouwbedrijven, een infiltratievoorziening op deze plaats, vlakbij het Fort, is ook wenselijk i.f.v. het aanvullen van de grondwatertafel.

De zone van art. 2 is een 'landbouwaanverwante zone'. In deze zone kunnen bedrijven komen die een meerwaarde kunnen hebben voor het glastuinbouwgebied van Melsele, bijv. door afname en verwerking van land- of tuinbouwproducten maar ook bijv. gebruik of levering van restwarmte of CO 2, verwerking van afvalproducten van de serrebedrijven alsook het gemeenschappelijk gebruik van collectieve voorzieningen. Evt. kunnen hier ook serres ingeplant worden. Het is aangewezen dat collectieve energievoorziening wordt voorzien in dit gebied ten einde de geluidshinder naar de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Per bedrijf kan ook één bedrijfswoning (tot 1000 m³). De bedrijven in dit gebied takken aan ofwel rechtstreeks op de Nieuwlandstraat, ofwel op de centrale ontsluitingsas van de glastuinbouwcluster.

118 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Omwille van de relatie tussen de zones van art. 1 en art. 2 is het aangewezen dat beide zones tegelijkertijd aangelegd, ontwikkeld en beheerd worden. De terreinontwikkelaar dient een plan op te maken om het beheer van de site te kunnen verzekeren. Verantwoordelijk- heden dienen hierin te worden aangeduid. Deze betreffen de aanleg en onderhoud van de gemeenschappelijke voorzieningen, incl. de ontsluitingsinfrastructuur, de collectieve infiltratie – en buffervoorziening en de groenaanplantingen, o.m. i.f.v. een kwalitatieve afwerking naar het westen toe.

Omdat uit het planMER blijkt immers dat het gebied op vlak van archeologie belangrijke potenties heeft, dient de ontwikkelaar ook hierin zijn voorzorgen te nemen en de vigerende wetgeving te respecteren.

2.5.5. Energie De cluster moet een duurzame glastuinbouwcluster worden waarbij veel aandacht gaat naar de energiehuishouding. Dit betekent dat de serres gebouwd zullen worden volgens de best beschikbare technieken (BBT) naar energieprestaties. Ook de energievoorziening zal volgens de BBT gebeuren.

De mogelijkheid wordt open gelaten om de cluster op termijn aan te sluiten op een eventueel restwarmtenet vanuit omliggende bedrijven of het havengebied. Momenteel is dit financieel echter niet mogelijk: een uitgebreid onderzoek heeft uitgewezen dat de aanvoer van warmte en CO2 vanuit een nabijgelegen bedrijf op dit ogenblik geen alternatief is voor de gas- gestookte warmekrachtkoppelingen. Mogelijks zou een gewijzigde subsidiepolitiek voor de aanleg van warmtenetten hier in de toekomst verandering in kunnen brengen.

Op korte termijn zal de energievoorziening gebeuren via een intern leidingennet voor warm water, CO 2 en elektriciteit die geproduceerd worden door een warmtekrachtkoppelings- installatie (WKK). De WKK kan draaien op bijv. aardgas, biogas of biomassa. De gezamenlijke warmtevoorziening wordt ingeplant in de agrarische zone, tussen de serre- kavels. Elk bedrijf zal nog een eigen back-up ketel nodig hebben voor noodgevallen.

2.5.6. Waterhuishouding en watertoets In het finale project worden ongeveer volgende verharde oppervlakken voorzien: - Serres: 32 ha - Bijhorende loodsen, verhardingen technische installaties, toegangsweg: 3,5 ha - Bedrijfsgebonden wateropslag: 3 ha - Landbouwaanverwante zone: 7 ha

In totaal dus ca 45,5 ha op een te ontwikkelen oppervlakte van 60 ha. Het hemelwater dat op de daken van de serres en in de regenopslagbekkens valt, zal opgevangen worden in de bedrijfsgebonden wateropslag voor gebruik als fertigatiewater. Door grote opslagcapaciteiten te voorzien van ten minste 4000 m³/ha zal het gros van het hemelwater opgevangen en nuttig gebruikt kunnen worden.

119 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

De neerslag die op de 35 ha serres en wateropslagbekkens valt,zal niet bruikbaar zijn om de grondwaterreserves aan te vullen, omdat ze wordt opgevangen in regenopslagbekkens in fuctie van hergebruik en buffering met vertraagde afvoer. Ervan uitgaand dat jaarlijks gemiddeld ca 250 l/m² hemelwater naar het grondwater gaat (120 l afstromend hemelwater, 400 l/m² evapotranspiratie), zal de aanvulling van de grondwatertafel in het gebied dan verminderen met 350 000 m² * 250 l/m² = 87 500 m³/j (zie ook planMER).

De run-off van de andere verharde en niet verharde oppervlakken zal afgeleid worden naar de nodige buffer- en infiltratievoorzieningen. De bedrijven in de landbouwaanverwante zone zullen minstens een hemelwateropslag en zoveel mogelijk verbruik van hemelwater moeten aantonen zoals opgelegd in de watertoets.

Verspreid in het projectgebied zullen er hemelwateropslagplaatsen aangelegd worden. Dit zijn uitgegraven bekkens van 2 à 3 m diep met een bovengronds talud van 2 à 3 m en een rubberfolie als waterkering. De diepte van de bekkens is afhankelijk van de grondwatertafel ter plaatse. De grootte van de bekkens zal variëren tussen de 2 500 m² tot 6 000 m². Ze zullen verspreid liggen, vnl. aan de rand van de cluster. Het gebied is matig gevoelig voor beïnvloeding van de grondwaterstroming volgens de watertoetskaarten.

Op moderne glastuinbouwbedrijven is er enkel een lozing van eventueel overtollig hemelwater uit de opslagbekkens en huishoudelijk afvalwater van de bedrijfswoning, reiniging van gebouwen en de sanitaire voorzieningen van het personeel. Deze bedrijven werken met gesloten watersystemen en hemelwater als basismateriaal zodat er geen bedrijfsafvalwater vrij komt. Voor de zuivering van het afvalwater zal een riolering aangelegd worden of zal elk bedrijf afzonderlijk moeten instaan voor een aangepaste IBA. Bij voorkeur zal gebruik gemaakt worden van een percolatierietveld om een goede effluentkwaliteit en een voldoende autonome werking te kunnen garanderen.

Vanuit de cluster zal niet meer dan 5 l/s.ha aan hemelwater geloosd mogen worden bij (hevige) buien. Dat is ongeveer de afstroomsnelheid van het gebied bij het huidige gebruik als weide en akkerland. Gezien de zeer ruime bedrijfsgebonden hemelwateropslag en het grote verbruik aan hemelwater op de bedrijven zal er slechts weinig water van de serres naar het oppervlaktewater gaan. Volgens de watertoets moet echter los van de bedrijfsgebonden hemelwateropslag voldoende buffer- en infiltratiecapaciteit aanwezig zijn om toch de norm van 5 l/s.ha te behalen om de versnelde afvoer van het overrtollige hemelwater naar de waterlopen te beperken. Hiervoor is een bufferbekken nodig van minstens 410 m³/ha. Deze buffer wordt voor het afstromend hemelwater van de serres gerealiseerd bovenop de bedrijfsgebonden opslag voorzien worden met een knijpleiding die de uitstroom van hemelwater beperkt tot 5 l/sec.ha op de ringgracht. Er zal binnen de cluster dus een buffercapaciteit voorzien moeten worden van in totaal 45.5 ha * 410 m³/ha = 18 655 m³.

Om het verlies aan infiltratiecapaciteit van de bodem te compenseren, zal zoveel mogelijk afstromend hemelwater afkomstig van de andere verhardingen (loodsen, technische installaties, toegangsweg, enz) geïnfiltreerd worden. De run-off van verhardingen op de bedrijven, van daken en installaties die niet aangesloten zijn op een hemelwateropslag en van de ontsluitingsweg zal geïnfiltreerd worden in grachten of WADIs naast of kort bij de verhardingen. Het gaat om de run-off van ca 10.5 ha verharde oppervlakte. Als ca 80% van het hemelwater op deze oppervlakken afstroomt en infiltreert, geeft dit een aanvulling van 63 120 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

000 m³ hemelwater naar het grondwater. In en rond de cluster van 60 ha zal 14.5 ha niet verhard zijn. In het huidige gebruik stroomt hier ca 130 l/m² aan hemelwater af dat afgevoerd wordt via het oppervlaktewater. Door de afvoergrachten van deze oppervlakte aan te sluiten op de infiltratievoorzieningen, zal nog eens 145 000 m² * 130 l/m² = 18 850 m³ hemelwater geïnfiltreerd worden. Deze infiltratie komt bovenop de infiltratie die zal plaats vinden in de ringgracht.

De vegetatie in het gebied is akker- en weiland. In het projectgebied zijn een aantal kleine landschapselementen gelegen en enkele natte plekken langs afwateringsgrachten met stilstaand water. Volgens het planMER is er ca 400 m² waardevolle eutroof water aanwezig in het gebied. Indien mogelijk wordt deze locatie behouden en geïntegreerd in de groenbuffers. De aan te leggen infiltratiebekkens worden zo ontworpen dat ze kunnen gelden als natuurlijke corridor voor fauna en flora en dat waterfauna zoals amfibieën in en uit het water kunnen (minstens 1 zijde van de ringgracht dient getrapt uitgevoerd te worden op het noordelijk traject van de ringgracht). Zodoende zal er na de realisatie meer potentieel interessante oppervlakte voor watergebonden natuur aanwezig zijn in het gebied dan nu het geval is.

De groenbuffers rond de cluster worden uitgevoerd als weiland of akkerland omzoomd met hakhout (cf. de oorspronkelijke perceelsranden rond de bolle akkers) en (infiltratie)grachten waardoor er na de realisatie meer houtkanten aanwezig zullen zijn dan voor het project.

Populieren worden vermeden in en rond de cluster. Ze zijn te hoog en geven te veel schaduw en bladval naar de omliggende glastuinbouwbedrijven toe. Populieren zijn trouwens een relatief recente verschijning in het Waasland. Oorspronkelijk bestonden de perceels- randen uit hakhoutkanten zoals ook nu in enkele aanwezige spontane houtkanten met els, es, wilg, eik enz.

Voor de herverkaveling en de ontwikkeling van het gebied zal een reliëfwijziging noodzakelijk zijn. Een aantal bestaande greppels zullen gedempt worden. Een bestaande niet geklas- seerde waterloop die dwars door het gebied loopt zal omgelegd moeten worden. Het volume van de buffer- en infiltratievoorziening en de ringgracht compenseren de gedempte buffer- capaciteit.

Het gros van de watervoorziening voor de teelten zal uit de hemelwaterbekkens kunnen gewonnen worden. Een eventueel tekort aan hemelwater zal aangevuld worden met ondiep grondwater. In de eerste plaats zal het grondwater dat weggepompt wordt uit de drainage onder de hemelwaterbekkens gebruikt worden voor de aanvulling. Om de grondwaterwinning in de droge zomermaanden zoveel mogelijk te beperken en piekdebieten te vermijden, zal doorheen het teeltseizoen systematisch een relatief beperkte aanvulling met grondwater gebeuren. Grondwater zal zoveel mogelijk vermeden worden aangezien hemelwater teelttechnisch veel beter is dan grondwater. Vooral in de opstartfase zal meer grondwater nodig zijn omdat er gestart wordt met (half)lege opslagbekkens. Vanaf het 2° teeltseizoen kan het seizoen starten met volle hemelwaterbekkens waardoor aanvullen nog slechts beperkt nodig zal zijn.

Voor de grondwaterwinningen zullen bij de realisatie van het project de nodige milieuvergunningen aangevraagd moeten worden. 121 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2.5.7 Landschapsintegratie

Een visuele integratie van het gebied naar de bewoning, het open landschap en natuur toe zal gebeuren via de aanleg van een variabele landschapsbuffer die het gebied zal omzomen, minstens langs de Fortstraat, Ponjaardhoekstraat, Priemstraat en de Biestraat. Langs de landbouwaanverwante en de KMO zone is dit gezien de activiteiten en het huidige gabarit niet strikt noodzakelijk.

Het principe van opgaande perceelsrandbegroeiing rond de bestaande, voormalige ‘bolle’ percelen en de nieuwe perceelsranden is de basis van deze beplanting. Er zal geen gebruik gemaakt worden van hoogstampopulieren omdat ze veel schaduw geven. Er wordt gekozen voor de streekeigen beplanting met hakhout, heggen, knotbomen en struiken, aangevuld met hedendaagse waardevolle groenelementen dichter bij de woningen (heesters, hagen, hoogstam, boomgaard,…). Zo ontstaat een sterk netwerk van kleine landschapselementen en lijnvormige landschapselementen dat naast een integratie in de bredere omgeving en een buffering naar de bestaande bewoning ook positieve effecten heeft naar migratie van fauna, de verbinding van het fort met het open agrarisch gebied en wateropname.

Het is echter niet de bedoeling de cluster te verbergen achter een ‘afgesloten’ groenscherm. De integrerende buffer zal het zicht op de achterliggende massieve serrecomplexen breken en diffuus maken. Door de perceelsrandbegroeiing te laten variëren in type, breedte en hoogte en te laten variëren met akker- en weiland worden lange lijnen in de bebouwing gebroken en wordt de perceptie van de schaalgrootte beïnvloed.

Bijv. De houtkanten zullen opgebouwd zijn uit minstens een rij hakhout op de talud van de ringgracht (Els, es, zomereik, tamme kastanje, esdoorn, schietwilg) en een rij struweel langs de perceelsgrenen (veldesdoorn, wilde liguster, sporkehout, sleedoorn, ). Waar mogelijk en waar nodig wordt de houtkant versterkt tot een dubbele rij of met traag groeiende knotbomen (zomereik). Plaatselijk kan het aandeel groenblijvende struiken groter zijn om een dichter effect te bekomen, bvb thv kort bij gelegen tuinen of woningen.

Bij de integratie van de nieuwe elementen, waaronder de waterbassins en de ringgracht, wordt steeds rekening gehouden met de mogelijke kwalitatieve bijdrage aan het landschap. Bijv. Om de taluds te integreren in het landschap worden minstens de zijden die gericht zijn naar de buitenkant van de cluster beplant met een aangepaste beplanting. Dit kan extensief grasland op een flauw talud zijn (cfr wegbermen) met een regelmatig en aangepast beheer 122 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

ervan (kan bvb begraasd worden door schapen wat onderhoudsvriendelijk is en mooi aansluit bij de omliggende activiteiten) of heesters zoals cotoneaster of sneeuwbes. Het beheer van de groeninfrastructuur(en van de infiltratievoorzieningen) zal gezamenlijk worden uitgevoerd op basis van een nog op te maken beheerplan. Door - of onder de verantwoordelijkheid van - een beheerder zodat een coherent beheer en een homogene landschapsintegratie gegarandeerd zijn.

Afbeeldingen: Integratiemogelijkheden met waterbassins Bron: Stroeken, F., Hartkamp,D.-mooi glaslandschap, 2011, SIGN-netwerk, Blauwdruk:

123 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Afbeelding: 3D simulatie landschapsintegratie glastuinbouwgebied Melsele Bron: 2013, GEO ID i.s.m. Provincie Oost-Vlaanderen

2.5.8 Buurtwegen

In het gebied zijn drie buurtwegen gesitueerd: 1. Voetweg 47bis (deels in plangebied). Dit is geen waardevol deel, de Fortstraat kan dienen alternatief. Aanliggend deel 47 bis is al verdwenen in KMO-gebied Schaarbeek. 47 bis kan evt. integraal afgeschaft worden. 2. Voetweg 48bis (volledig in plangebied) is doodlopend en van geen verbindend belang (louter lokaal). De voetweg kan worden geïntegreerd in de nieuwe ordening van het gebied en/of integraal afgeschaft. Zowel de Fortstraat als het fietspad langs de gevangenis kunnen als alternatief fungeren indien geen tracé in het plangebied mogelijk is. 3. Voetweg 66 is vatbaar voor afschaffing; het fietspad langs de gevangenis kan fungeren als alternatief.

Er zullen 3 voetwegen moeten worden gewijzigd in het kader van de ontwikkeling van het gebied. De procedures tot wijziging (afschaffen of verplaatsen) van deze buurtwegen is noodzakelijk om het gebied degelijk te kunnen herordenen. De Provinciale Ontwikkelings- maatschappij zal in samenspraak met gemeente en provincie hiertoe initiatief nemen.

124 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

125 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2.6. Ruimteboekhouding

Bestemming gewestplan Bestemming volgens RUP Cat. in RUP Oppervlakte Agrarisch gebied Zone voor glastuinbouw (art. 1) Cat. 4 – lb 49,01 ha Agrarisch gebied Landbouwaanverwante zone (art. 2) Cat. 4 – lb 7,32 ha Agrarisch gebied Bouwvrij agrarisch gebied met Cat. 4 – lb 3,23 ha natuurverbindingselementen (art. 3) totaal 59, 56 ha

2.7. Lijst met op te heffen voorschriften

Binnen het plangebied worden de volgende stedenbouwkundige voorschriften opgeheven: − de bestemming 'agrarisch gebied' volgens het gewestplan Sint-Niklaas - Lokeren (KB 7 november 1978).

2.8. Register van percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot planschade- vergoeding, planbatenheffing of/ en compensatie

Zie grafisch register (in bijlage)

Art. 2.2.2. § 1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stelt dat een ruimtelijk uitvoeringsplan in voorkomend geval een register bevat, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een bestemmingswijzigingscompensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of 3, van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid: − In het RUP gebeurt er een herbestemming die mogelijks aanleiding kan geven tot planschade: de percelen van de zone met art. 3 worden herbestemd van agrarisch gebied (zonder bouwverbod) naar bouwvrij agrarisch gebied met natuurverbindingselementen (met bouwverbod). − Er worden geen bestemmingswijzigingen doorgevoerd die vermeld worden in art. 2.6.4, bijgevolg zal het RUP geen planbatenheffing veroorzaken. − Er worden geen bestemmingswijzigingen uitgevoerd van agrarisch gebied of van bestemmingen die onder de gebiedscategorie "landbouw" vallen, bijgevolg zal het RUP geen bestemmingswijzigingscompensatie veroorzaken.

126 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

2.9. Motivatie voor het onteigeningsplan

Zie onteigeningsplan en –tabel (in bijlage)

Om de voorziene bestemmingen effectief te kunnen realiseren, wordt aan het PRUP ook een onteigeningsplan gekoppeld. Dat onteigeningsplan bevat het gehele plangebied. De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Oost-Vlaanderen treedt op als onteigenende macht.

De onteigening wordt gemotiveerd vanuit 2 elementen: − Aantonen van het algemeen belang − Aantonen van de onteigeningsnoodzaak

2.9.1. Algemeen belang In paragraaf 1.3.3 werden alternatieven afgewogen en werd aangetoond dat de voorgestelde locatie de beste is voor de ontwikkeling van een grootschalige glastuinbouwzone.

Het ontwikkelen van een grootschalige glastuinbouwzone heeft heel wat maatschappelijke voordelen.

Vanuit ruimtelijk perspectief schept clustering van meerdere bedrijven mogelijkheden op het vlak van: o ruimte-efficiëntie; o behoud van grotere stukken gaaf landschap; o rationalisering van de ruimtelijke inrichting; o rationalisering en optimalisering van de landschapsbuffering; o concentratie en optimalisering van de ontsluiting en van de verkeersstromen; o daarnaast wordt aan de individuele teler een grotere rechtszekerheid geboden met het oog op uitbreidingsmogelijkheden.

Vanuit milieuperspectief schept clustering van meerdere bedrijven mogelijkheden voor het creëren van meerwaarden zoals: o betere resultaten inzake energie-efficiëntie; o benutting van CO 2 ; o opvang en opslag van hemelwater; o zuivering van proceswater; o afvalbeheer en afvalverwerking; o daarnaast gaat clustering gepaard met een beperking van de emissies naar licht en lucht.

Vanuit economisch perspectief creëert clustering van meerdere bedrijven schaalvoordelen en besparingen in de investeringskosten door gebruik te maken van gemeenschappelijke voorzieningen (bv. aanleg aardgas, gemeenschappelijk waterbuffer, logistiek,…). Ook op het vlak van exploitatiekosten en exploitatieopbrengsten biedt clustering voordelen in vergelijking met alleenstaande bedrijven (bijvoorbeeld energie- en warmte-efficiëntie). 127 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

Algemeen kan gesteld worden dat het clusteren van glastuinbouwbedrijven aanleiding geeft tot een reële kwaliteitsverhoging en professionalisering van de bedrijfsvoering in de glastuinbouw en als kans moet gezien worden met het oog op een reconversie en een verduurzaming van de glastuinbouw.

Het voorliggende RUP is opgemaakt als een geconcentreerde bundeling van glastuinbouwbedrijven in een agrarische bedrijvenzone. Dit komt er op neer dat een beperkte oppervlakte ingericht wordt specifiek voor de inplanting van enkel glastuinbouwbedrijven. De randvoorwaarden voor de inrichting en het beheer van het gebied worden (verordenend) uitgeschreven in het RUP waarnaar de ontwikkelaar en de telers zich zullen moeten richten.

Dit glastuinbouwconcentratiegebied is gelegen in een ruimere macrozone die zich uitstrekt over grote delen van Beveren, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas en Kruibeke en waarin reeds veel glastuinbouwbedrijven gelegen zijn.

Er kan dan ook besloten worden dat het de ontwikkeling van een grootschalige glastuinbouwzone kan gemotiveerd worden vanuit het algemeen belang.

2.9.2. Onteigeningsnoodzaak Het welslagen van de clusterontwikkeling vraagt een totaalaanpak van het gehele gebied: de inrichting van de infrastructuur zoals de aanleg van wegen en rioleringen, het ontwikkelen en monitoren van een duurzaam waterhuishoudingssysteem, het voorzien van correcte visuele inbuffering, de ontwikkeling en uitwerking van een gezamenlijk energiemodel, vraagt om een totaalaanpak.

Het gebied kent een versnipperde eigendomsstructuur. Om het gebied in haar totaliteit te ontwikkelen, zou het dus noodzakelijk zijn dat heel wat eigenaars samenwerken. Dit is moeilijk te realiseren. Daarenboven zouden de huidige eigenaars de wil, de kennis en de financiële middelen moeten hebben om de glastuinbouwcluster met al zijn specifieke onderdelen te realiseren. We mogen aannemen dat dit eerder twijfelachtig is. De POM Oost- Vlaanderen is hiertoe wel in staat. Als overheidsinstantie kan zij via een inrichtings-, uitgifte en beheersplan deze zone wel ontwikkelen en de vooropgezette doelstellingen rond clustering realiseren. Vandaar dat kan besloten worden dat er een noodzaak is tot onteigenen.

Op basis van het eerste provinciaal RUP, dd. 26 oktober 2012, geschorst op 26 juni 2013 en vernietigd op 2 december 2014 heeft de POM reeds een aantal gronden in het gebied vrijwillig verworven. De gronden waarvan de akte reeds verleden werd, werden uit het onteigeningsplan gehaald.

128 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)

BIJLAGEN

1. Plan 'Bestaande toestand – Topografische kaart' 2. Plan 'Bestaande toestand – Orthofoto' 3. Plan 'Juridische toestand – Gewestplan' 4. Plan 'Juridische toestand – BPA's en RUP's' 5. Grafisch register planschade, planbaten en bestemmingswijzigingscompensaties 6. Plan-MER met goedkeuringsbeslissing (aparte bijlage) 7. Onteigeningsplan en -tabel 8. Landbouweffectenrapport (aparte bijlage) 9. Briefwisseling m.b.t. het planproces (aparte bijlage)

129 Provinciaal RUP Glastuinbouwgebied Melsele (Beveren)



%

)



)

,

) &

´

)

#

)

)



"



)

+

*

)



$

&

)

(

©





'

¨

¢

&

§

%

£

$



¦



#

¥

"

!

¤

£

¢

¡













 



 



   Provinciaal RUP 'GLASTUINBOUWGEBIED MELSELEREN' TE BEVE BESTAANDE TOESTAND orthofoto

grens van het RUP 0 100 200 300 400 500 ´ m Provinciaal RUP 'GLASTUINBOUWGEBIED MELSELEREN' TE BEVE JURIDISCHE TOESTAND gewestplan

grens van het RUP 0 100 200 300 400 500 ´ m 1

Gewestelijke RUP's Zone voor windturbines te Kruibeke en Beveren (4/07/2003)

Oosterweelverbinding (16/06/2006) en wijziging (20/03/2015)

Afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen (19/06/2009)

Gemengd regionaal bedrijventerrein Schaarbeek / Hogen Akkerhoek (19/06/2009)

Woongebied Boskouter (16/06/2009) Provinciaal RUP 'GLASTUINBOUWGEBIED MELSELEREN' TE BEVE Gevangenis Beveren (15/07/2011) JURIDISCHE TOESTAND Herstructurering Kleigroeve Argex (20/07/2012) BPA's en RUP's BPA's 1 BPA nr. 8 KMO-zone Schaarbeek (27/02/1991) grens van het RUP 2 0 100 200 300 400 500 ´ 2 BPA Sterhoek - Haaghoek (29/07/1988) m ade de ´ REN' m dit registerdit heeft enkel waarde informatieve een NOTA: 0 100 200 300 Provinciaal RUP 'GLASTUINBOUWGEBIED MELSELE TE BEVE TE MELSELE 'GLASTUINBOUWGEBIED RUP Provinciaal grens van het RUP het van grens planbaten voor komen kunnen aanmerking in die percelen planschade voor komen kunnen aanmerking in die percelen gebruikerssch voor komen kunnen aanmerking in die percelen kapitaalscha voor komen kunnen aanmerking in die percelen 1:5 1:5 000 REGISTER VAN PERCELEN WAAROP DE DE WAAROP PERCELEN VAN REGISTER PLANBATEN, PLANSCHADE, VAN REGELING GEBRUIKERSSCHADE OF KAPITAALSCHADE ZIJN KAN TOEPASSING VAN

77

11

E E

T RAA DS T L AN U W N IE RAAT E K S T ARBE S CH A

PROVINCIE ANTWERPEN

T

A

A

R

T

S

K

E

O

H

D

R

A

A

J

N T

O A P A R T S E

I

B

T

A

A

R

T

S

M E I R P