Verslagen En Technische Gegevens MACRO-NACHTVLINDERS
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Verslagen en technische gegevens Instituut voor Systematiek en Populatiebiologie (Zoölogisch Museum) Universiteit van Amsterdam No. 64 NAAM- EN CODELIJST VAN DE NEDERLANDSE MACRO-NACHTVLINDERS (LEPIDOPTERA: HETEROCERA) t.b.v. nationaal nachtvlinderproject "Noctua", Stichting TINEA & Zoölogisch Museum Amsterdam Rob de Vos (november 1995) Zoölogisch Museum, afd. Entomologie Plantage Middenlaan 64 1018 DH Amsterdam Colofon: Tekst en lay-out: R. de Vos Commentaar: K. Alders, W.N. Ellis, W. Hogenes, A.L.M. Rutten, S.A. Ulenberg © Instituut voor Systematiek en Populatiebiologie (Zoölogisch Museum), afd. Entomologie Plantage Middenlaan 64,1018 DH Amsterdam Tel. 020-525 6240 (fax: 020-525 6528) VOS, R. DE, 1995. Naam- en Codelijst van de Nederlandse Macro-Nachtvlinders (Lepidoptera: Heterocera). Verslagen en Technische Gegevens 64: 1-100. ISSN 0928-2386 Verslagen en technische gegevens Instituut voor Systematiek en Populatiebiologie (Zoölogisch Museum) Universiteit van Amsterdam No. 64 Naam- en codelijst van de Nederlandse macro-nachtvlinders (Lepidoptera: Heterocera) Lb.v. nationaal nachtvlinderproject "Noctua", Stichting TENEA & Zoölogisch Museum Amsterdam Rob de Vos (november 1995) Zoölogisch Museum, afd. Entomologie Plantage Middenlaan 64 1018 DH Amsterdam 1 Inhoud Inleiding 2 Gebruik en verklaring van de codelijst 3 Naam- en codelijst van de Nederlandse Macro-Heterocera 5 Uit de naamlijst van Lempke (1976) geschrapte soorten 52 Toelichting op nomenclatorische en systematische wijzigingen 53 Important notes on new synonyms 76 Literatuur 77 Naamregister 83 2 INLEIDING Vlinders zijn al geruime tijd één van de populairste insektengroepen bij natuurliefhebbers en -onderzoekers. Het gaat hierbij echter bijna uitsluitend om de grotere en veelal kleurrijke soorten, zoals dagvlinders en vertegenwoordigers uit enkele nachtvlinderfamilies als de beervlinders (Arctiidae), pijlstaarten (Sphingidae) en nachtpauwogen (Saturniidae). Andere nachtvlinders worden veelal beschouwd als sombere, grijze, lastig waar te nemen en vaak ondetermineerbare soorten. De uilen (Noctuidae) en spanners (Geometridae) vormen hierin de meest beruchte groepen. Sinds het uitkomen van de Catalogus der Nederlandse Macrolepidoptera van B.J. Lempke, waarvan de verschillende delen en supplementen tussen 1936 en 1970 verschenen, is de interesse voor de Nederlandse vlinderfauna enorm toegenomen bij zowel professionele als vrijetijds-biologen. Deze catalogus wierp het eerste licht op de faunistiek van de Nederlandse vlinders, waar tot dan toe vrijwel niets van bekend was. Toch bleef de belangstelling voornamelijk beperkt tot de grotere dag- en nachtvlinders die samen de groep van Macrolepidoptera vormen. Door het verschijnen van de Naamlijst van de Nederlandse Lepidoptera van Lempke (1976) heeft de belangstelling voor het onderzoek naar vlinders in Nederland wederom een sterke impuls gekregen. Dit werd veroorzaakt, doordat er nu een duidelijk overzicht bestond van de vlinderfauna van Nederland en deze naamlijst als werktuig kon dienen bij de verificatie van determinaties en rangschikking in collecties en publicaties. De bij velen aanwezige interesse in dagvlinders resulteerde in 1983 zelfs in de oprichting van een gespecialiseerde instelling, De Vlinderstichting, die zich tot doel stelde meer over de oecologie van de dagvlinders te weten te komen, waarna deze kennis gebruikt kan worden voor verbeteringen van het leefmilieu van, met name, bedreigde soorten. Inmiddels was er tevens een explosieve groei in de belangstelling voor de zogenaamde Microlepidoptera, in de volksmond ook wel "micro's" of "motjes" genoemd. In de tweede helft van de vorige eeuw publiceerde Snellen (1882) twee delen over deze vlindergroep in zijn serie De Vlinders van Nederland. Sindsdien werd er nog maar weinig aan micro's gewerkt. Maar na het verschijnen van de naamlijst van Lempke (1976) kwam hierin verandering. Een kleine groep in micro's geïnteresseerden richtte in 1981 een sectie van de Nederlandse Entomologische Vereniging op, die zich met de studie van deze kleine vlinders in Nederland ging bezighouden. De sectie draagt de naam "Snellen", naar de pionier uit de vorige eeuw op dit gebied. Als bijna logisch gevolg van deze groeiende belangstelling werd in 1986 de Stichting TINEA opgericht, die zich tot doel stelde de faunistiek en oecologie van de Nederlandse micro-soorten in kaart te brengen en de verzamelde gegevens op te slaan in een computerbestand. Zowel het onderzoek naar dagvlinders als dat naar micro's heeft inmiddels geleid tot uitgebreide publicaties, waarvan "De Atlas van de Nederlandse Dagvlinders" van Tax (1989) en "De Kleine Vlinders" van Kuchlein (1993) de bekendste en meest geraadpleegde zijn. Omdat de taxonomie een "wetenschap in beweging" is en inmiddels nieuwe inzichten zijn verkregen over soorten en hun verwantschappen, zijn in deze publicaties ook de systematiek van beide groepen volgens moderne visies opgenomen. Deze vervangen daarmee in feite de naamlijst van Lempke (1976). Vreemd genoeg bleven een nieuwe naamlijst en een gedegen studie naar de nog steeds zeer populaire Macro-nachtvlinders in Nederland uit. Wel zijn er sindsdien met regelmaat publicaties verschenen over nieuwe soorten voor de fauna en worden door veel vrijetijds-biologen inventarisatierapporten opgesteld die niet officieel worden gepubliceerd en hierdoor tot de zogenaamde "grijze literatuur" behoren. Om in de behoefte aan een moderne naamlijst van de Macro-nachtvlinders voor faunistisch en oecologisch onderzoek naar deze groep in Nederland te voorzien, werd door de Stichting TINEA en het Instituut voor Systematiek en Populatiebiologie (Zoölogisch Museum Amsterdam) gezamenlijk het initiatiefgenomen het project Noctua te starten. Dit project heeft tot doel de faunistiek en oecologie van de Nederlandse Macro- nachtvlinders in kaart te brengen en uiteindelijk te publiceren. Omdat sinds het 3 verschijnen van Lempe's naamlijst in 1976 de taxonomische kennis over Macro- nachtvlinders sterk is toegenomen en de oude naamlijst daardoor moeilijk bruikbaar is geworden, is besloten tot het samenstellen van deze nieuwe naam- en codelijsL GEBRUIK EN VERKLARING VAN DE NAAM- EN CODELIJST De naamlijst is opgesteld volgens een vertrouwd principe, dat wil zeggen dat in hoofdlijnen de lay-out van de bekende naamlijst van Lempke (1976) is overgenomen. Vermeld worden: families, onderfamilies, genera, eventuele subgenera, soorten en eventuele ondersoorten. Synoniemen van (sub)genera en (onder)soorten worden uitsluitend toegelicht, als deze na de naamlijst van Lempke (1976) in Nederland in gebruik zijn geweest en van belang kunnen zijn bij te raadplegen literatuur. Ondersoorten zijn alleen vermeld als er meer dan één in Nederland voorkomt of als de betreffende ondersoort afwijkt van de nominale ondersoort. De (sub)families zijn vet gedrukt, synoniemen zijn op pagina 5-51<cursief gedrukt. Er wordt in de lijst onderscheid gemaakt tussen inheemse, incidenteel waargenomen en zeer waarschijnlijk in Nederland uitgestorven soorten. Bovendien is aangegeven welke soorten migranten (trekvlinders) zijn. Adventieven die aantoonbaar door menselijk handelen zijn ingevoerd behoren met zekerheid niet tot de Nederlandse fauna en zijn daarom niet in de codelijst opgenomen. De legenda is als volgt: *= incidenteel (zwerver) M= migrant t= vermoedelijk uitgestorven Toelichting op wijzigingen sinds de naamlijst van Lempke (1976) De belangrijkste naam wijzigingen sinds de naamlijst van Lempke (1976) worden in het hoofdstuk "Toelichting op nomenclatorische en systematische wijzigingen" beargumenteerd. Achter elke toegelichte soort staat in de naamlijst een nummer vermeld dat correspondeert met de betreffende toelichting. Acht-lettercodering Tegenwoordig is de verwerking van gegevens zonder computer ondenkbaar. Zo worden ook de verzamelde gegevens over vlinders in ons land digitaal verwerkt en dat heeft consequenties. Instellingen die in het bezit zijn van een databank, zoals De Vlinderstichting, European Invertebrate Survey (EIS) en Stichting TINEA, krijgen de waarnemingen veelal binnen via standaard-invulformulieren, waarop de in te vullen informatie zo kort, maar ook zo volledig en nauwkeurig mogelijk moet zijn. Lange wetenschappelijke namen, waarin snel fouten kunnen worden gemaakt, zijn taboe voor dit systeem. Er is daarom een codering voor de soorten ontwikkeld die uit acht letters bestaat. Over het algemeen is de code opgebouwd uit de eerste vier letters van de genusnaam en de eerste vier letters van de soortnaam. In die gevallen dat er doublures onstaan wordt de code op een zodanig logische wijze veranderd, dat de afkomst nog steeds herkenbaar is. Zowel voor de dagvlinders (Vlinderstichting) als voor de micro's (Kuchlein, 1993) is het bovenstaande systeem ingevoerd en wordt daarom ook standaard voor de verwerking van Macro-nachtvlinders. Deze standaard lettercode is in deze naamlijst achter elke soort vermeld. Afwijkende lettercodes, die om doublures te voorkomen zijn aangepast, zijn onderstreept. Het is wenselijk deze code, ook na naamsveranderingen tussentijds, niet te veranderen voordat er een nieuwe officiële naam- en codelijst is verschenen. De in deze lijst vermelde codering is gecontroleerd 4 op doublures met die van de dagvlinders en micro's. Om een volledig systematisch overzicht te hebben van de families zijn die van de dagvlinders en micro's wel vermeld. Voor een compleet overzicht van deze vlinders wordt verwezen naar respectievelijk Tax (1989) en Kuchlein (1993). De systematische volgorde van de families is grotendeels volgens Scoble