1820 - 1958 Rijksmuseum Van Natuurlijke Historie L.B

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

1820 - 1958 Rijksmuseum Van Natuurlijke Historie L.B rijksmuseum van natuurlijke historie historie natuurlijke van rijksmuseum 1820 - 1958 RIJKSMUSEUM VAN NATUURLIJKE HISTORIE l.b. holthuis l.b. holthuis 1820-1958 RIJKSMUSEUM VAN NATUURLIJKE HISTORIE L.B. HOLTHUIS INHOUD INLEIDING 7 VOORGESCHIEDENIS TOT EN MET DE OPRICHTING IN 1820 7 VOORSPEL 9 STICHTING VAN HET MUSEUM 10 NAAM 10 SAMENSTELLING DER COLLECTIE BIJ OPRICHTING 10 COLLECTIE TEMMINCK 11 VERZAMELING DER LEIDSE UNIVERSITEIT 14 ‘S LANDS KABINET VAN NATUURLIJKE HISTORIE 15 DATUM DER STICHTING 17 PERIODE TEMMINCK 1820-1858 17 BEHUIZING 18 PERSONEEL 18 DIRECTEUR 25 ADMINISTRATIE 27 WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL 27 mineralogie 28 vertebrata 31 evertebrata 36 TECHNISCH PERSONEEL 39 BIBLIOTHEEK 39 PUBLIKATIES 41 PERIODE SCHLEGEL 1858-1884 42 BEHUIZING 43 PERSONEEL 43 DIRECTEUR 51 ADMINISTRATIE 52 WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL 52 mineralogie en geologie 53 vertebrata 60 entomologie 61 evertebrata 67 TECHNISCH PERSONEEL 68 BIBLIOTHEEK 69 PUBLIKATIES 73 PERIODE JENTINK 1884-1913 75 BEHUIZING 77 PERSONEEL 77 DIRECTEUR 79 ADMINISTRATIE 79 WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL 79 vertebrata 87 entomologie 94 evertebrata 97 TECHNISCH PERSONEEL 99 BIBLIOTHEEK 100 PUBLIKATIES 103 PERIODE VAN OORT 1913-1933 103 BEHUIZING 104 ONDERWIJS 105 PERSONEEL 105 DIRECTEUR 107 ADMINISTRATIE 108 WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL 108 vertebrata 111 entomologie 118 evertebrata 122 TECHNISCH PERSONEEL 122 BIBLIOTHEEK 123 PUBLIKATIES 123 ILLUSTRATIES 127 PERIODE BOSCHMA 1933-1958 130 BEHUIZING 131 OORLOGSTIJD (1940-1945) 133 ONDERWIJS 134 PERSONEEL 134 DIRECTEUR 137 ADMINISTRATIE 137 WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL 137 vertebrata 138 vogels 139 zoogdieren 140 reptilia en amphibia 142 vissen 142 arthropoda 150 evertebrata 151 mollusca 152 collectie Dubois 155 TECHNISCH PERSONEEL 156 BIBLIOTHEEK 157 ARCHIEF 157 PUBLIKATIES 158 ILLUSTRATIES 160 LITERATUUR 165 INDEX 172 COLOFON VOORWOORD p 9 augustus 1820 is het ‘s Rijksmuseum van Natuurlijke Historie bij OKoninklijk Besluit door Koning Willem I opgericht. In 1995 bestaat het museum, heden ten dage Nationaal Natuurhistorisch Museum (NNM) geheten, 175 jaar. Het museum heeft in die jaren niet alleen een internationaal vermaarde collectie opgebouwd, maar ook een daaraan verbonden rijke historie. In vele geschriften is die historie vastgelegd. Het bekendste daarvan is het proefschrift van dr Agatha Gijzen uit 1938, dat de periode 1820-1915 in extenso behandelt. Aan de geschiedenis van het voormalige Rijksmuseum van Geologie en Minera- logie dat van 1878 tot 1986 een zelfstandig bestaan leidde, is Scripta Geologica 48 geheel gewijd. Toch bleek nog zeer veel interessant materiaal in de archieven van het museum verborgen te liggen. Dr L.B. Holthuis heeft op bewonderenswaardige wijze zijn naspeuringen in die archieven op schrift gesteld. De directie vond het een goede gedachte zijn manuscript dat de periode 1820-1958 omvat, ter gelegenheid van het 175-jarig jubileum uit te geven. Het boek gaat eerst en vooral over de mensen, die hun beste krachten aan het museum gegeven hebben. Vandaar dat het ook in de eerste plaats bedoeld is voor de mensen, die nu in het museum werken of op enigerlei wijze zeer nauw aan het museum verbonden zijn (geweest). Lezing van het boek geeft een boeiend inzicht in de moeite, die men zich getroost heeft het museum te maken tot een van de belangrijkste natuurhistorische musea ter wereld. Dat schept verplichtingen. Verplichtingen om de nieuwe fase in het bestaan van het museum met succes te voleinden. De ons gestelde opdracht om de in 175 jaar opgebouwde collectie en kennis daarover, ook buiten de kring van pro- fessionele beoefenaars van zoölogie en geologie, te presenteren aan een breed publiek in een nieuw gebouw is geen eenvoudige. De inzet van vele van onze voorgangers kan ons daarbij tot voorbeeld strekken. Tot die voorgangers kan zeker ook de schrijver van dit boek gerekend worden, de nog immer aktieve oud- conservator dr L.B. Holthuis. Wij zijn hem veel dank verschuldigd. drs W.G. van der Weiden Algemeen Directeur INLEIDING e belangrijke rol die het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie steeds in de Dinternationale wetenschappelijke wereld gespeeld heeft, is in de eerste plaats te danken aan de activiteit, de inzet en de bekwaamheid van het personeel en aan de leidinggevende kwaliteiten, de kunde en de persoonlijkheid van de diverse directeuren. Een studie van de goed bewaarde archieven van het Museum maakt dit overduidelijk. In het hier volgende verslag is getracht een idee te geven van de personen die het instituut tot bloei gebracht hebben, hun taken, en hoe deze werden uitge- voerd. De werkzaamheden van het personeel vormen hier natuurlijk de hoofd- schotel, maar ik heb ook getracht, waar mogelijk, enig licht te laten schijnen over de persoonlijke eigenschappen en de aard van de verschillende ambtenaren. Gegevens over dit menselijke aspect werden vaak slechts bij toeval gevonden, en moesten worden opgemaakt uit terloopse opmerkingen in brieven en andere documenten die zich in het archief van het Museum bevinden. Sommige inlich- tingen werden verkregen uit gesprekken met oudere ambtenaren, die graag over de ‘goede oude tijd’ reminisceerden. Door dit wat ongeregelde aanbod van gege- vens is de tekst hier en daar wat onevenwichtig geworden, en is er wellicht te veel aandacht aan kleinigheden geschonken, die echter door hun anekdotische aard, vaak op hun eigen wijze, een beeld van de toenmalige toestand geven. Dit alles tegen de achtergrond van de groei en ontwikkeling van de instelling. De geschiedenis van de collecties en van de verzamelaars, hoe fascinerend ook, wordt hier slechts oppervlakkig gememoreerd, evenals die van de op het Muse- um verrichte wetenschappelijke onderzoekingen. Het is de bedoeling dat deze aspecten elders uitvoerig behandeld zullen worden. Het was onvermijdelijk om ruime aandacht te schenken aan het lange voorspel dat uiteindelijk tot de oprichting in 1820 van het Museum geleid heeft. Het eer- ste hoofdstuk is daarom ook geheel aan dit voorspel en aan de oprichting gewijd. De volgende hoofdstukken behandelen de periode 1820 tot 1958, het tijdvak, dat de directoraten van de eerste vijf directeuren van het Museum omvat. Met opzet is 1958 als eindpunt genomen. Op het einde van het directoraat van prof. Boschma stond het Museum op het hoogtepunt van zijn wetenschappelijke pro- duktiviteit en zijn internationaal aanzien. De periode na 1958 is, in mijn ogen, te recent om op gelijke wijze als de voorgaande directoraten behandeld te wor- den. Wellicht kan een andere medewerker gevonden worden om de vaak zeer turbulente tijd van na 1958 en in het bijzonder van na 1982 te beschrijven. Aan elk der vijf directoraten is een apart hoofdstuk gewijd. Daar elke directeur zeer duidelijk zijn persoonlijk stempel op de ontwikkeling van het Museum gedrukt heeft, zijn deze vijf perioden vrij scherp omlijnde eenheden. De over- gang van het ene directoraat in het andere ging in vrijwel alle gevallen met strub- belingen gepaard en deze directoraatswisselingen vormen duidelijke mijlpalen. De indeling van de vijf hoofdstukken is vrijwel gelijk: na enkele inleidende op merkingen wordt (a) eerst de behuizing behandeld, de werkplaats van het per- soneel, (b) vervolgens het personeel zelf in de volgorde directeur, administratie, conservatoren, en technisch personeel, en (c) ten slotte de bibliotheek en de publikaties door het Museum uitgegeven. Indien in deze hoofdstukken de relatie van het Museum ten opzichte van de Universiteit opmerkingen behoeft, wordt soms een aparte paragraaf Onderwijs ingelast na de paragraaf Gebouw. Gedurende de gehele hier behandelde periode 1820-1958 ressorteerde het Mu­­­seum tesamen met de universiteiten onder het Ministerie dat zich o.a. met het onderwijs bezig hield. In 1820 was dat het Ministerie van Publiek Onder- wijs, Nationale Nijverheid en Koloniën; in 1958 het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De Curatoren van de Leidse Universiteit waren ge durende die gehele periode ook de Curatoren van het Museum. Van grote in vloed op het goed functioneren van het Museum was de relatie tussen de Directeur en Curatoren. In de volgende tekst is daarom ook veel aandacht aan deze relatie gegeven. Ik ben zeer royaal met citaten geweest, daar deze vaak een betere indruk geven van een situatie of geestesgesteldheid dan een omstandig verhaal. Zij zijn veelal geput uit correspondentie en jaarverslagen en zijn steeds zo letterlijk mogelijk weergegeven inclusief de gemaakte taalfouten. Graag betuig ik mijn grote dank aan de verschillende directies, waaronder ik gedurende meer dan een halve eeuw heb mogen werken, voor de grote vrijheid die mij werd gelaten in het bestuderen van het archief van het Museum. Het raadplegen van de verslagen en correspondentie van voor 1936 werd zeer verge- makkelijkt, door de uitermate overzichtelijke rangschikking ervan uitgevoerd door prof. dr Agatha Gijzen die als eerste een overzicht van de geschiedenis van het Museum gaf in haar proefschrift (Gijzen, 1938). Door haar noeste arbeid is het oude archief gemakkelijk toegankelijk geworden. Gelukkig kon mijn werk grotendeels verricht worden voordat de officiele correspondentie (= de corres- pondentie van de directie met het departement en met Curatoren) weggevoerd werd naar het Rijksarchief, waardoor het nu voor de stafleden van het Museum slechts zeer moeilijk te raadplegen valt. VOORGESCHIEDENIS TOT EN MET DE OPRICHTING IN 1820 VOORSPEL et Rijksmuseum van Natuurlijke Historie werd gesticht op 9 augustus H1820, doch zijn geschiedenis is veel ouder en men kan zeggen dat zijn eigenlijke oorsprong in onze
Recommended publications
  • Indisches Tagebuch 1894/1896 2 3
    1 Wilhelm Hübbe-Schleiden Indisches Tagebuch 1894/1896 2 3 Wilhelm Hübbe-Schleiden Indisches Tagebuch 1894/1896 Mit Anmerkungen und einer Ein- leitung herausgegeben von Norbert Klatt Göttingen 2009 4 © Norbert Klatt Verlag, Göttingen 2009 Elektronische Ressource ISBN 978-3-928312-25-7 5 Inhalt Vorwort .......................................................................................... 7 Einleitung ...................................................................................... 9 Anmerkungen zur Textgestalt .................................................... 44 I. Tagebuch (1. Oktober 1894 - 10. Januar 1895) ..................... 48 II. Tagebuch (11. Januar 1895 - 11. März 1895) ....................... 107 III. Tagebuch (11. März 1895 - 20. Mai 1895) ........................... 171 IV. Tagebuch (20. Mai 1895 - 2. Juli 1895) ................................. 239 V. Tagebuch (2. Juli 1895 - 7. August 1895) ............................. 296 VI. Tagebuch (7. August 1895 - 1. Oktober 1895) ................... 349 VII. Tagebuch (2. Oktober 1895 - 10. November 1895) ........... 407 VIII. Tagebuch (11. November 1895 - 23. Dezember 1895) ..... 462 IX. Tagebuch (24. Dezember 1895 - 14. Januar 1896) ............. 519 X. Tagebuch (15. Januar 1896 - 6. Februar 1896) .................... 567 XI. Tagebuch (7. Februar 1896 - 16. März 1896) ...................... 612 XII. Tagebuch (17. März 1896 - 12. April 1896) ....................... 661 6 7 Vorwort Unter dem Titel „Der Nachlaß von Wilhelm Hübbe-Schleiden in der Nie- dersächsischen Staats-
    [Show full text]
  • Some Observations on the Early Development of Didelphys Aurita
    THE EARLY DEVELOPMENT OJF DIDELPHYS AURITA. 91 Some Observations on the Early Development of Didelphys aurita. (Contributions to the Embryology of the Marsupialia.—V.) By I. P. Hill, D.Sc, F.R.S., Jodrell Professor of Zoology and Comparative Anatomy, University of London, University College. With Plates 6-9. INTBODUCTION. THK observations recorded in this paper are the outcome of the examination of a small amount of early material ff Didelphys aurita collected by the Percy Sladen Expe- dition in Brazil in 1918. The chief object of that expedition was the collection of embryological material of South American mammals, mid more especially of the Didelphyidse. Up to the beginning of 1916, our knowledge of the early development of the hitter rested on the well-known account given by the late Emil Selenka in 1886 of that of the Virginian opossum (Didelphys virginiana). Selenka's conclusions, as I have pointed out in my paper on the early development of Dasyurus ('10), were derived from the study of a relatively small amount of material, much of it of very doubtful value, and differ in essential respects from my own, based on the study of an abundant material of Dasyurus, : Hnd as we should not expect a priori to find fundamental •differences in the early development of two animals so closely related as Didelphys and Dasyurus undoubtedly are, the need for a l'e-investigation of the early development of the former ..was sufficiently obvious. "92 ' • • J. P. HILL. In the interval that need has been met by the publication in March of last year of an extremely valuable account of the early development of Didelphys virginiana, by C.
    [Show full text]
  • Echinoderm Research and Diversity in Latin America Juan José Alvarado Francisco Alonso Solís-Marín Editors
    Echinoderm Research and Diversity in Latin America Juan José Alvarado Francisco Alonso Solís-Marín Editors Echinoderm Research and Diversity in Latin America 123 Editors Juan José Alvarado Francisco Alonso Solís-Marín Centro de Investigaciónes en Ciencias Instituto de Ciencias del Mar, y Limnologia del Mar y Limnologia Universidad Nacional Autónoma de México Universidad de Costa Rica México City San José Mexico Costa Rica ISBN 978-3-642-20050-2 ISBN 978-3-642-20051-9 (eBook) DOI 10.1007/978-3-642-20051-9 Springer Heidelberg New York Dordrecht London Library of Congress Control Number: 2012941234 Ó Springer-Verlag Berlin Heidelberg 2013 This work is subject to copyright. All rights are reserved by the Publisher, whether the whole or part of the material is concerned, specifically the rights of translation, reprinting, reuse of illustrations, recitation, broadcasting, reproduction on microfilms or in any other physical way, and transmission or information storage and retrieval, electronic adaptation, computer software, or by similar or dissimilar methodology now known or hereafter developed. Exempted from this legal reservation are brief excerpts in connection with reviews or scholarly analysis or material supplied specifically for the purpose of being entered and executed on a computer system, for exclusive use by the purchaser of the work. Duplication of this publication or parts thereof is permitted only under the provisions of the Copyright Law of the Publisher’s location, in its current version, and permission for use must always be obtained from Springer. Permissions for use may be obtained through RightsLink at the Copyright Clearance Center. Violations are liable to prosecution under the respective Copyright Law.
    [Show full text]
  • Thesis Final ORE Version
    The Role of Normal Development in Experimental Embryology Submitted by James William Edward Lowe, to the University of Exeter as a thesis for the degree of Doctor of Philosophy in Philosophy, May 2015. This thesis is available for Library use on the understanding that it is copyright material and that no quotation from the thesis may be published without proper acknowledgement. I certify that all material in this thesis which is not my own work has been identified and that no material has previously been submitted and approved for the award of a degree by this or any other University. (Signature) ……………………………………………………………………………… 2 Abstract This thesis presents an examination of the notion of ‘normal development’ and its role in biological research. It centres on a detailed historical analysis of the experimental embryological work of the American biologist Edmund Beecher Wilson in the early-1890s. Normal development is a fundamental concept in biology, which underpins and facilitates experimental work investigating the processes of organismal development. Concepts of the normal and normality in biology (and medicine) have been fruitfully examined by philosophers. Yet, despite being constantly used and invoked by developmental biologists, the concept of normal development has not been subject to substantial philosophical attention. In this thesis I analyse how the concept of normal development is produced and used in experimental systems, and use this analysis to probe its theoretical and methodological significance. I focus on normal development as a technical condition in experimental practice. In doing so I highlight the work that is required to create and sustain both it and the work that it enables.
    [Show full text]
  • Echinoderm Research 2010
    ZOOSYMPOSIA 7 Echinoderm Research 2010 Proceedings of the Seventh European Conference on Echinoderms, Göttingen, Germany, 2–9 October 2010 ANDREAS KROH & MIKE REICH (EDS) Imprint ANDREAS KROH & MIKE REICH (EDS) Echinoderm Research 2010: Proceedings of the Seventh European Conference on Echinoderms, Göttingen, Germany, 2–9 October 2010 (Zoosymposia 7) xii + 316 pp.; 23 cm (hardback edition); 30 cm (online edition). 10 December 2012 ISBN 978-1-77557-034-9 (print) ISBN 978-1-77557-035-6 (online) FIRST PUBLISHED IN 2012 BY Magnolia Press P.O. Box 41383 Auckland 1030 New Zealand e-mail: [email protected] http://www.mapress.com/zoosymposia/ © 2012 Magnolia Press All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored, transmitted or disseminated, in any form, or by any means, without prior written permission from the publisher, to whom all requests to reproduce copyright mate- rial should be directed in writing. This authorization does not extend to any other kind of copying, by any means, in any form, and for any purpose other than private research use. Series editor, ZHI-QIANG ZHANG ISSN 1178-9905 (Print edition) ISSN 1178-9913 (Online edition) Layout: ANDREAS KROH The editors gratefully acknowledge the effort by the reviewers Brian E. Bodenbender, Karin Boos, John Jagt, Hans Hess, Fred Hotchkiss, Alexander M. Kerr, Bertrand Lefebvre, Colin Maclay, Christopher L. Mah, Christian Neumann, Gustav Paulay, David Pawson, Michel Roux, George Sevastopulo, Stuart Stock, Sabine Stöhr, Ben Thuy, Gary D. Webster, Iain C. Wilkie, Samuel Zamora, and numerous anonymous colleagues. Cover (upper left to lower right): Extinct ophiocistioid echinoderm: Gillocystis polypoda Jell, 1983 (Early Devonian of Victoria, Australia), photograph by Mike Reich—Crinoidea: Heterometra savignii (Müller, 1841) (Red Sea), photograph by Mike Reich—Holothuroidea: Chiridota laevis (O.
    [Show full text]
  • Anna Semper (1826–1909) and the Female Scientist in Modern Germany
    Science in Central and Eastern Europe Nathaniel Parker Weston ORCID 0000-0002-4357-1685 Instructor of History, Seattle Central College (Seattle, WA, United States) [email protected] Anna Semper (1826–1909) and the female scientist in modern Germany Abstract This article uses the work of Anna Semper (1826–1909) to explore the possibilities for understanding women’s contributions to the development of science in Germany from the second half of the 19th century to the beginning of the 20th century. By examining the publications of her husband, the naturalist Carl Semper (1832–1893), as well as those of other scholars, traces of the ways that she produced scientific knowledge begin to emerge. Because the Sempers’ work took place in the context of the Philippines and Palau, two different Spanish colonies, and formed the basis of Carl’s professional career, this article also analyzes Anna’s role in the creation of an explicitly colonial science. PUBLICATION e-ISSN 2543-702X INFO ISSN 2451-3202 DIAMOND OPEN ACCESS CITATION Weston, Nathaniel Parker 2020: Anna Semper (1826–1909) and the female scientist in modern Germany. Studia Historiae Scientiarum 19, pp. 261–285. DOI: 10.4467/2543702XSHS.20.009.12565. ARCHIVE RECEIVED: 11.09.2019 LICENSE POLICY ACCEPTED: 22.08.2020 Green SHERPA / PUBLISHED ONLINE: 30.09.2020 RoMEO Colour WWW https://ojs.ejournals.eu/SHS/; http://pau.krakow.pl/Studia-Historiae-Scientiarum/archiwum Nathaniel Parker Weston Anna Semper (1826–1909) and the female scientist in modern Germany Keywords: Anna Semper, Carl Semper, colonial science, female scientists, natural history, history of biology, history of zoology, history of anthropology, history of ethnography, industrial Germany, colonial Germany, the Philippines, Palau Anna Semper (1826–1909) i kobieta naukowiec w nowożytnych Niemczech Abstrakt Artykuł wykorzystuje prace Anny Semper (1826–1909) dla zbadania możliwości zrozumienia wkładu kobiet w rozwój nauki w Niemczech w II poł.
    [Show full text]
  • Morphological Specializations for Fetal Maintenance in Viviparous Vertebrates: an Introduction and Historical Retrospective
    JOURNAL OF MORPHOLOGY 00:00–00 (2015) Morphological Specializations for Fetal Maintenance in Viviparous Vertebrates: An Introduction and Historical Retrospective Daniel G. Blackburn1* and J. Matthias Starck2 1Department of Biology, and Electron Microscopy Center, Trinity College, Hartford, Connecticut 06106 2Department of Biology, University of Munich, D-82152 Planegg-Martinsried, Germany ABSTRACT In many viviparous vertebrates, preg- 2010, and organized by Daniel G. Blackburn and nant females sustain their developing embryos and pro- James R. Stewart. The symposium participants vide them with nutrients by means of placentas and a and other researchers represented in this journal diversity of other types of specializations. With this issue are using a variety of research methods to article, we introduce a virtual (online) issue of the study a diversity of organisms. Their shared goal Journal of Morphology that presents 12 recent papers on fetal maintenance in viviparous vertebrates. We also is to understand the mechanisms by which vivipa- outline the history of research in this area and docu- rous females maintain their developing embryos. ment the central role of morphology in helping to In association with this commemorative issue of explain the function and evolution of specializations for the Journal of Morphology, the publishers are fetal nutrition. This virtual issue of the Journal of making freely available to readers a number of Morphology is an outgrowth of a symposium held under other relevant papers that have appeared in this auspices of the International Congress of Vertebrate journal since the 1880s through the present. In Morphology. The included papers reflect a diversity of this introductory paper, we explore relevant con- taxa, research methods, and biological issues.
    [Show full text]
  • Catalogue of the Library of the Zoological Society of London
    QeU2£tA^ (*) firs , 8 ACCESSION NUMBER PRESS MARK 22101526023 Digitized by the Internet Archive in 2016 https://archive.org/details/b24867688 CATALOGUE OF THE LIBRARY OF THE ZOOLOGICAL SOCIETY. LONDON: PRINTED BY WILLIAM CLOWES AND SONS, STAMFORD STREET AND CHARING CROSS. 1872. ^ -P£l rJtf c r e^/f es 0 V; 0 d /oj / 0 J ~2-bOl vdb*v <PejL&»<d P& , * (^ I*|8T0R'C‘I- ylBlC*^ CATALOGUE OF THE LIBRARY OF THE ZOOLOGICAL SOCIETY. A. Abyssinie. Voyage en. See Des Murs. See Ferret et Galinier. See Routes. Acerbi (Joseph). Travels through Sweden, Finland, and Lapland, to the North Cape, in the years 1798 and 1799. 2 vols. 4to. 1802. Acland (Henry W.). Synopsis of the Physiological Series in the Christ Church Museum. 4to. Oxford, 1853. Act of Incorporation and By-Laws of the Academy of Natural Sciences of Philadelphia. 8vo. Philadelphia, 1836. Adam (Walter). On the Osteological Symmetry of the Camel. 4to. 1832. (Misc. Zool. Pamphl. iii. 16.) Adams (Arthur). The Zoology of the Voyage of H.M.S. Samarang, under the Command of Capt. Sir E. Belcher, C.B., R.N. ; Edited by Arthur Adams. 4to. 1848-49. Vertebrata. By John Edward Gray. Fishes. By Sir JonN Richardson. Mollusca. By Lovell Reeve and Arthur Adams. Crustacea. By Arthur Adams and Adam White. Travels of a Naturalist in Japan and Manchuria. 8vo. 1870. (Dr. A. Leith). Notes of a Naturalist in the Nile Valley and Malta. 8vo. Edinburgh, 1870. (C. B.). Hints on the Geographical Distribution of Animals, with special reference to the Mollusca. 1852. (Misc. Zool.
    [Show full text]
  • Comparative Development and the Evolution of Life History Diversity in Sipuncula
    Comparative Development and the Evolution of Life History Diversity in Sipuncula Michael J. Boyle1* and Mary E. Rice2 ABSTRACT. The biological diversity of marine invertebrate animals is exemplified by variation in the forms and functions they display during early development. Here, we utilize compound and confocal microscopy to investigate variation in developmental morphology among three sipunculan species with contrasting life history patterns: Phascolion cryptum develops directly from an embryo to the vermiform stage; Themiste alutacea develops indirectly through lecithotrophic trochophore and pelagosphera larvae, and Nephasoma pellucidum develops indirectly through a lecithotrophic trochophore and a planktotrophic pelagosphera larva. Their respective embryos and larvae differ in size, rate of development, timing and formation of muscle fibers and gut compartments, and the presence or absence of an apical tuft, prototroch, metatroch, terminal organ, and other lar- val organs. The amount of embryonic yolk provisioned within species-specific prototroch cells and body regions appears to correlate with life history pattern. Different rates of development observed among these species indicate shifts from an ancestral, indirect planktotrophic life history toward a more rapid development through direct and indirect lecithotrophy. According to modern molecular phylogenetic and phylogenomic relationships in Sipuncula, our observations implicate extensive de- velopmental diversification and heterochrony within the largest sipunculan family, Golfingiidae. We discuss our observations in the context of habitat distributions, developmental priorities, character relationships, and the direction of evolutionary transitions between life history patterns. Moving forward, we have established working protocols for gene expression patterns, have sequenced and assembled developmental transcriptomes, and will pursue cellular fate mapping and genome se- quencing to promote sipunculans for comparative evolutionary developmental biology.
    [Show full text]
  • (With 30 Plates) Together with Mrs. E Veline I Have Passed from Sand
    b y E r n e s t o M a r c u s (with 30 plates) Together with Mrs. E v e l in e d u B o is -R e y m o n d M a r c u s I have passed from sand-dwelling to other marine Euthyneura, con­ ventionally called Opisithobranchia. While our modern bibliography is rather complete, thanks to many Colleagues who kindly helped us with separate copies, that of the first half of the past century as well as Trinche£e’s (see Eliot’s note, 1910b, p. 189) is hopelessly incomplete. Papers from the classic period of investigation of ma­ rine Euthyneura, connected with the names of Alder & Hancock, Bergh, Eliot, and Vayssière, were obtained gradually during the ela­ boration of this study Therefore they were considered unequally and we hope to supply present bibliographic gaps in future publi­ cations. Especially the “Malacclogische Untersuchungen” of Bergh were only received after the completion of the present Ms. through Dr. Sebastian Adam Gerlach-Kiel, who kindly photocopied them for us. To Dr. Erich Schulz we are indepted for a photocopy of Rang’s monograph of the Aplysiae with the plates primorously re­ produced in colours. This precious gift is of great value for our studies on this family The material was obtained in the upper littoral chiefly of the State of São Paulo. One of our colecting trips was supported by a grant from the National Research Council (Conselho Nacional de Pesquisas) in Rio de Janeiro. The animals were narcotized after Pantin (1948, p.
    [Show full text]