Robuust kernenbeleid, het cement bij grote herindelingen, verdient een financiële impuls.

3 april 2018

1 Robuust kernenbeleid, het cement bij grote herindelingen, verdient een financiële impuls.

Inleiding De gemeentelijke herindelingen zullen ongeacht de vorm - van onderaf of met meer provinciale doorzettingsmacht - de komende jaren doorgaan. Op 1 januari 2018 is het aantal gemeenten ten opzichte van 1997 gedaald van 572 tot 380, een afname met 33,7% (bijlage 1). Er liggen nu 12 wetsontwerpen met een geplande ingangsdatum van 1 januari 2019 bij de Tweede Kamer, die tot een vermindering met 25 gemeenten zullen leiden (bijlage 2). Het gemiddeld aantal inwoners en de gemiddelde oppervlakte per gemeente neemt hierdoor toe, maar het sterkst stijgt het gemiddeld aantal kernen1 per gemeente. Al lang wordt er nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het behoud van het eigen karakter en de kracht van (kleine) lokale verbanden bij herindelingen, onder andere door het SCP2, de Tweede Kamer, de Minister van BZK en de betroken provincies3. Bij de Kamerbehandeling van de grootschalige herindeling in Friesland van 2011 is de motie Heijnen cs4 aangenomen. Hierbij werd aan de regering een evaluatie van de nieuwe gemeente Súdwest-Fryslân met “veel inwoners, veel kernen en een groot grondgebied” gevraagd, met het oog op het buitengewoon grote aantal kernen in deze nieuwe gemeente. Gezien het belang dat breed wordt toegekend aan een stevig kernenbeleid, is het opmerkelijk dat de slag naar een financiële vertaling nooit gemaakt is. De verdeling van het Gemeentefonds is immers kosten georiënteerd en kent een verdeelmaatstaf “Bedrag per kern”.

Samenvatting In dit onderzoek wordt eerst de ontwikkeling van het aantal gemeenten en het aantal kernen sinds 1997 geschetst. Dan wordt aan de hand van de invulling door de gemeente Súdwest-Fryslân, de onbetwiste koploper met nu 68 kernen, gekeken naar het kernenbeleid en de kosten daarvan sinds de herindeling in 2011. Deze kosten zijn globaal vergeleken met de overeenkomstige kosten van een zevental gemeenten met meer dan 20 kernen. De gevonden bedragen worden afgezet tegen het bedrag per kern in de Algemene Uitkering voor dit type bestuurlijke kosten. Dan blijkt dat het bedrag in de maatstaf kern voor dit beleidsveld niet in verhouding staat tot de gemaakte kosten in de gemeenten met veel kernen.

Dit onderzoek resulteert in het voorstel om - tot de brede herziening van de financiële verhoudingen ingevoerd wordt - binnen de huidige structuur van het gemeentefonds een gestaffelde verhoging van het bedrag per kern in te voeren. Er staat dan een reëlere vergoeding tegenover de kosten van noodzakelijk en breed gedragen kernenbeleid. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan zo duidelijk maken dat het ernst is met de waardering van de sociale verbanden in de kernen door een “wethouderskabinet” 5

1 In dit onderzoek gedefinieerd zoals de maatstaf kern in de Algemene Uitkering 2 SCP, Het lokale profiel, 1994 3 Provincie Zuid Holland, Handreiking kernendemocratie, 2018 4Tweede Kamer 2010, Kamerstuk 32 242 nr. 11 5 Financieel Dagblad, 21 maart 2018

2

2 De ontwikkeling van het aantal gemeenten sinds 1997.

2.1 Aantal gemeenten, aantal inwoners en oppervlakte. De afname van het aantal gemeenten in ons land is een continu proces dat rustige en hectische tijden en verschillende invalshoeken kent6. In dit onderzoek is gekozen voor de ontwikkelingen sinds 1997. Dit sluit aan bij de ingangsdatum van de Financiële-verhoudingswet 1997, die het bedrag per k ern invoert. Uit onderstaande grafiek blijkt dat van 1997 tot 2018 het aantal gemeenten met 34 % is afgenomen. Het gemiddeld aantal inwoners is met 84 % gestegen (inclusief de autonome groei van ruim 10 %) en de gemiddelde oppervlakte is met 51 % toegenomen. De sterkste mutatie zien we bij het gemiddelde aantal kernen: een stijging met 107 %. Op basis van de nu voorliggende wetsontwerpen loopt dit laatste cijfer op tot 123 % in 2019.

Grafiek 1 – Veranderingen 1998 – 2018 (1997: index = 100)

Veranderingen 1998 - 2018 (1997: index = 100)

index aant. gemeenten -4 -34

index gem. aant. inw.* 84 7

index gem. oppervl. 51 11

index gem. aant. kernen 107 15

1998 - 2018 prognose 2019

Zie voor de gedetailleerde cijfers bijlage 3

De topjaren qua aantal herindelingen waren: 1997 : 30, met name in Noord Brabant 1998 : 12, met name in Drenthe 2001 : 20, met name in Overijssel 2005 : 11, met name in Gelderland 2011 : 7, waaronder Súdwest-Fryslân

2.2 De aandacht voor samenhang bij gemeenten met veel kernen De zorg voor de blijvende binding tussen de vele kernen is bij de kamerbehandeling van de herindeling in Zuidwest Friesland per 1 januari 2011 heel expliciet naar voren gebracht in de motie Heijnen. Hierbij werd aan de regering een evaluatie van de nieuwe gemeente Súdwest-Fryslân met “veel inwoners, veel kernen en een groot grondgebied” gevraagd, gezien het buitengewoon grote aantal kernen in deze nieuwe gemeente. De 2011 gevormde gemeente Súdwest-Fryslân telde 52 kernen, ruim 50% meer dan het aantal kernen in één gemeente tot dan toe, Borger-Odoorn met 35 kernen (sinds 1998).

6 zie bijvoorbeeld Geertsema, The economic effects of municipal amalgamation and intermunicipal cooperation, Groningen 2017

3

Deze motie werd Kamerbreed gesteund. Deze evaluatie7 uitgebracht in 2013 gaf een gemengd beeld over de effecten. De korte periode tussen herindeling en evaluatie maakt volgens de onderzoekers dat de conclusies met de nodige voorzichtigheid bezien moeten worden. De evaluatie van de gemeente Súdwest-Fryslân uit 20138 geeft een overwegend positief beeld van de resultaten van het ingezette beleid. In deze evaluatie zijn de kosten van de gemeentelijke inzet niet expliciet onderwerp van onderzoek geweest.

2.3 De komende herindelingen De voorgenomen herindelingen per 1 januari 2019 leiden tot 4 nieuwkomers in de top 10 van gemeenten met de meeste kernen: Noardeast-Fryslân, Het Hogeland, Westerkwartier en Haarlemmermeer. Daarnaast krijgen ook de gemeenten Hoekse Waard, Molenlanden, Altena en West Betuwe meer dan 20 kernen (bijlage 4). Het is niet te verwachten dat deze trend van gemeenten met veel kernen bij gemeentelijke herindelingen na 2019 zal veranderen.

7 Evaluatie Súdwest-Fryslân – Herindeling en bestuurskracht, PwC/Universiteit van Tilburg, 2014 8 Evaluatie kernenbeleid, gemeente Súdwest-Fryslân 2013

4

3 De invulling en de kosten van kernenbeleid

3.1 Het kernenbeleid in Súdwest-Fryslân De keuze voor de gemeente Súdwest-Fryslân als centerale gemeente bij dit onderzoek vloeit voort uit de volgende overwegingen: - Bij de vorming van deze gemeente steeg het grootste aantal (plattelands)kernen in een Nederlandse gemeente met meer dan 50 % - De Tweede Kamer heeft met de motie Heijnen nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de gevolgen van de vorming van deze gemeente met buitengewoon veel kernen - De gemeente Súdwest-Fryslân heeft vanaf het ontstaan een gericht dorpen- en kernenbeleid gevoerd, waardoor er goede cijfers over de inzet van capaciteit en de kosten beschikbaar zijn

Vanaf de start heeft de te vormen gemeente Súdwest-Fryslân het belang ingezien van extra inspanningen op het gebied van het (ver)binden van de vele kernen in de nieuwe gemeente. Voor de financiële consequenties daarvan is ruimte gemaakt binnen de begroting. Op basis van een nota kernenbeleid inclusief een kernenfonds is vastgelegd hoe de gemeente de communicatie met de stads-, dorps- en wijkbelangen vormgeeft en bij de uitvoering bewoners ondersteunt (ook financieel) op basis van zelforganisatie en zelfredzaamheid. De kernen in de gemeente worden vertegenwoordigd door verenigingen van stads-, wijk- en dorpsbelangen. Deze zijn het eerste aanspreekpunt voor inwoners en de gemeente. De gemeente heeft coördinatoren in dienst die continu beschikbaar zijn voor informatie, samenspraak en overleg. Samen met de verenigingen stellen zij deelplannen op en bepalen de prioriteiten daarin. Bij de opzet van de plannen is niet voor een uniform stramien, maar voor maatwerk gekozen om de specifieke situatie per kern maximale ruimte te geven. De gemeente Súdwest-Fryslân hanteert in de praktijk van het dorpen- en kernenbeleid een andere definitie van een kern dan de Financiële-verhoudingswet. Dit leidt tot afwijkende aantallen in de stukken van de gemeente ten opzichte van deze studie.

Voor 2011 zijn in de voorjaarsnota de volgende middelen beschikbaar gesteld: - 7,5 fte € 586.000 - Organisatie- en kwaliteitsgeld € 250.000 Totaal € 836.000 Het aantal kernen was toen 52 hetgeen neerkomt op een bedrag van afgerond € 16.000 per kern. Hiervan bestaat € 11.200 uit personele kosten. De gemeente Súdwest-Fryslân is door herindelingen met delen van Boarnsterhim (2014) en Littenseradiel (2018) gegroeid tot een gemeente met 68 kernen in 2018.

Het budget bedraagt in 2018: - 9,2 fte (waarvan 1 tijdelijk voor 1 jaar) € 770.000 - Organisatie- en kwaliteitsgeld € 448.000 Totaal € 1.218.000 Dit betekent een bedrag van € 18.000 per kern, waarvan € 11.400 personele kosten.

3.2 Het beleid en het kostenniveau in andere gemeenten Bij een zevental gemeenten, verspreid over het land, met meer dan 20 kernen is geïnformeerd naar de inzet en de kosten voor het daar gevoerde kernenbeleid. Dit kan beschouwd worden als een globale indicatie van de kosten van overeenkomstige beleidsinzet in vergelijking met het kostenniveau in Súdwest-Fryslân. Het blijkt dat de geraadpleegde gemeenten de inzet op het kernenbeleid niet altijd zo duidelijk afzonderlijk tot uitdrukking brengen in hun begroting als Súdwest-Fryslân. In het algemeen zijn de

5

taken ondergebracht bij gebiedscoördinatoren of gelijksoortige functies in verschillende organisatorische structuren. De inzet op het gebied van de uitvoerende aspecten is in een aantal gevallen onderdeel van het takenpakket. Door schattingen van de verdeling tussen de inzet voor de meer beleidsmatige en bestuurlijke onderdelen van de taken komt een bedrag naar voren variërend van € 4.000 tot € 15.000 per kern. Hierbij lijken de kosten per kern op te lopen met het aantal kernen. Gericht vervolgonderzoek naar deze kosten zal meer duidelijkheid hierover kunnen opleveren. Hoewel de cijfers van de geraadpleegde gemeenten met de nodige voorzichtigheid gehanteerd moeten worden, blijkt dat gemeenten in het algemeen een stevige eigen inzet op dit gebied leveren.

3.3 Het bedrag per kern in de Algemene Uitkering De verdeling van het gemeentefonds kent sinds de Financiële-verhoudingenwet 1997 een maatstaf bedrag per kern. Deze maatstaf is bedoeld als bijdrage voor de hogere kosten ten gevolge van de aanwezigheid van meerdere kernen binnen het grondgebied van een gemeente. Voor 20189 bedraagt het bedrag per kern afgerond € 9.100, zonder de uitkeringsfactor. Dit bedrag is opgebouwd uit vergoedingen voor de volgende clusters (beleidsvelden): - Samenkracht en burgerparticipatie € 300 - Maatschappelijke ondersteuning € 1.100 - Educatie € 4.400 - Volksgezondheid € 100 - Openbare orde en veiligheid € 3.100

Het bedrag voor het cluster Samenkracht en burgerparticipatie, vroeger Bestuurskosten, is de tegenhanger van de kosten voor de beleidsinzet van het kernenbeleid. Het is duidelijk dat het bedrag van € 300, maal de uitkeringsfactor 1,5, € 450 niet in verhouding staat tot de in de vorige paragraaf gevonden uitgaven in de geraadpleegde gemeenten. Het bedrag is amper genoeg om een zaaltje te huren en een kop koffie te schenken bij het jaarlijks bezoek van het college aan de kernen. Enige ruimte voor ambtelijke inzet is er dan niet meer. In gemeenten met veel kernen vraagt het beleid meer dan een jaarlijks bezoekje van het college, zo wordt breed erkend. Een gericht beleid dat de inwoners werkelijk aan het grotere bestuurlijke verband bindt, vereist met name personele inzet. Naast het bedrag per kern is er nog een maatstaf bedrag per kern vermenigvuldigd met de bodemfactor. Deze maatstaf blijft hier buiten beschouwing, omdat deze helemaal gericht is op de kosten van de fysieke infrastructuur.

Geredeneerd vanuit een andere invalshoek: de benodigde tijdsinzet voor beleidsontwikkeling en contact met kernen, laat de volgende benadering zien dat het kostenniveau van Súdwest-Fryslân en de andere gemeenten niet onlogisch is. Om contacten met de kernen en het daar aanwezige maatschappelijk krachtenveld te onderhouden en echt enige inhoud aan het beleid te geven, is een benodigde inzet van 100 uur per kern op jaarbasis (gemiddeld 2 uur per week) wel te beschouwen als minimum. Bij een ambtelijk uurtarief van € 75 bedragen deze basiskosten dan € 7.500 per kern. Mijn conclusie is dat het bedrag per kern zich niet heeft mee ontwikkeld met de gewijzigde structuur van gemeentelijk Nederland, die gekenmerkt wordt door een toenemend aantal gemeenten met veel kernen. In 1997 toen de Financiële-verhoudingswet ingevoerd werd, waren er 12 gemeenten met meer dan 20 kernen en was het gemiddelde van de 10 gemeenten met de meeste kernen 23 kernen. In 2018 zijn er 32 gemeenten met meer dan 20 kernen en is het gemiddelde in de top tien 37 kernen.

Deze ontwikkelingen hebben niet geleid tot een herziening van het bedrag per kern. Het Periodiek OnderhoudsRapport (POR) dat jaarlijks bij de Gemeentefondsbegroting wordt aangeboden, zou de

9 Septembercirculaire 2017

6

aangewezen plek zijn om nader onderzoek naar deze kosten en de vergoeding uit het Gemeentefonds te doen. Nu de integrale herziening van de financiële verhoudingen tussen het Rijk en de gemeenten voorbereid wordt, is het de vraag of uitgebreid onderzoek van het bedrag per kern nog efficiënt is. Het heeft naar mijn mening de voorkeur om voor de periode tot de invoering van een algehele herziening, een eenvoudiger benadering te kiezen. Dat er, om recht te doen aan het belang van kernenbeleid in gemeenten met veel kernen, ook uit het oogpunt van de kostenoriëntatie, een stap richting gemeenten nodig is, kan op basis van de gevonden cijfers niet te ontkend worden. De onomkeerbare tendens dat er bij herindeling steeds meer gemeenten met veel kernen ontstaan, vraagt om een stevige stap in de richting van deze gemeenten. Op deze wijze wordt het belang van goed kernenbeleid onderschreven en kan een bijdrage worden geleverd aan de grotere acceptatie van herindelingen. In de volgende paragraaf geef ik een voorzet voor een (tussen)stap totdat de kosten van kernenbeleid een goede inbedding in de nieuwe financiële verhoudingen krijgen.

7

4 Een stap naar een nieuw evenwicht

Op basis van de aangetoonde kosten en het uitgangspunt van de kostenoriëntatie bij de verdeling van het gemeentefonds is een verhoging van het bedrag per kern voor gemeenten met meer dan 20 kernen naar mijn mening goed te verdedigen. De grens van 20 kernen is zoals veel grenzen enigszins arbitrair. Specifieker onderzoek zou aan moeten geven of er aanleiding is deze grens op een ander aantal te leggen. De aanname dat bij meer dan 2 tot 3 keer het gemiddelde aantal kernen er een extra inspanning binnen een gemeente nodig is, sluit in mijn ogen zeker aan bij de praktijk. Dit past ook bij de waargenomen trend dat de kosten lijken toe te nemen met het aantal kernen. Het belang van een goede binding van de kernen met het bestuurlijke apparaat van gemeenten met bovengemiddeld veel kernen serieus te ondersteunen, is bestuurlijk niet omstreden. Wachten tot een algehele herziening van de financiële verhoudingen, waarbij dit aspect zeker aandacht verdient, is gezien de geconstateerde verschillen ook niet reëel. De volgende pragmatische tussenoplossing kan hier een uitweg bieden. Op grond van het bovenstaande opteer ik voor een gestaffelde verhoging van het bedrag per kern met de grenswaarden 20 - 35 kernen, 35 - 50 kernen en > 50 kernen. De bedragen zoals die in Súdwest-Fryslân ingezet worden, neem ik daarbij als richtinggevend. Anderzijds is enige behoedzaamheid bij het als maatgevend overnemen hiervan gewenst, gezien de bijzondere positie van deze gemeente. Deze niet eenvoudig te wegen factoren vragen een benadering die tot een substantiële verhoging van het bedrag per kern leidt, maar ook de eigen beleidsverantwoordelijkheid van de gemeenten in stand laat. Een verhoging van het bedrag per kern met de volgende bedragen zou volgens mij vooralsnog recht kunnen doen aan beide aspecten:

- 20 – 35 kernen € 4.000 - 35 – 50 kernen € 8.000 - 50 en meer kernen € 12.000

De kosten van dit voorstel, ongeveer € 7.500.000, in 2019 kunnen gedekt worden, doordat 25 x het vaste bedrag per gemeente, ongeveer € 9.000.000, vrijvalt in het Gemeentefonds als gevolg van het lagere aantal gemeenten.

8

Bijlage 1:

Aantal gemeenten op 1 januari Aantal Afname Aantal wv. door Jaar Afname (%) gemeenten absoluut herind. splitsing 1996 625 1997 572 53 8,5% 30 1998 548 24 4,2% 12 1999 538 10 1,8% 5 2000 537 1 0,2% 1 2001 504 33 6,1% 20 2002 496 8 1,6% 5 2003 489 7 1,4% 6 2004 483 6 1,2% 3 2005 467 16 3,3% 11 2006 458 9 1,9% 4 2007 443 15 3,3% 9 2008 443 0 0,0% 0 2009 441 2 0,5% 2 2010 431 10 2,3% 5 1 2011 418 13 3,0% 8 2012 415 3 0,7% 1 2013 408 7 1,7% 3 2014 403 5 1,2% 4 1 2015 393 10 2,5% 6 1 2016 390 3 0,8% 2 2017 388 2 0,5% 1 2018 380 8 2,1% 6 1 2019 355 25 6,6% 12

9

Bijlage 2:

Voorziene herindelingen in 2019 (verwachting ultimo maart 2018) Jaar Aantal gemeenten Aantal herindelingen 2019 355 12

Groningen (Groningen, Haren, Ten Boer) -2 Het Hogeland (de Marne, Bedum, Winsum, Eemsmond) -3 Westerkwartier (Leek, Marum, Grootegast, Zuidhorn) -3 Noardeast-Fryslân (Dongerad., Ferwerderad., Kollumerland en Nw Kruisland) -2 Haarlemmermeer (Haarlemmermeer, Haarlemmerliede-Spaarnwoude) -1 West Betuwe (Geldermalsen, Neerijnen, Lingewaal) -2 Molenlanden (Giessenlanden, Molenwaard) -1 Noordwijk (Noordwijk, Noordwijkerhout) -1 Altena (Aalburg, Werkendam, Woudrichem) -2 Beekdalen (Onderbanken, Nuth, Schinnen) -2 (, Cromstrijen, , Oud-Beijerland en ) -4 Vijfheerenlanden (Zederik, Vianen, Leerdam) -2 -25

10

Bijlage 3:

Aantal gemeenten, gem.inwonertal, gem.opp.land en gem.aantal kernen jaar Aantal gem.aantal gem.opp. gem.aantal index index gem. index index gem. gemeenten inwoners * kernen aantal aant.inw.* gem. aant.kernen gemeenten oppervl. 1997 572 24.242 7.259 4,2 100 100 100 100 1998 548 25.774 7.578 4,7 96 106 104 111 1999 538 26.767 7.719 5,0 94 110 106 119 2000 537 27.127 7.733 5,2 94 112 107 122 2001 504 31.720 8.239 6,3 88 131 114 150 2002 496 32.470 8.372 6,5 87 134 115 153 2003 489 33.114 8.492 6,6 85 137 117 155 2004 483 33.661 8.598 6,6 84 139 118 157 2005 467 34.915 8.892 6,9 82 144 122 162 2006 458 35.664 9.067 7,0 80 147 125 165 2007 443 36.925 9.374 7,0 77 152 129 165 2008 443 37.033 9.374 7,0 77 153 129 166 2009 441 37.383 9.416 7,1 77 154 130 167 2010 431 38.457 9.635 7,3 75 159 133 172 2011 418 39.846 9.934 7,5 73 164 137 178 2012 415 40.314 10.006 7,6 73 166 138 179 2013 408 41.126 10.178 7,7 71 170 140 183 2014 403 41.760 10.304 7,8 70 172 142 185 2015 393 43.004 10.566 8,4 69 177 146 199 2016 390 43.536 10.648 8,5 68 180 147 202 2017 388 43.761 10.703 8,6 68 181 147 203 2018 380 44.565 10.928 8,7 66 184 151 207 Prognose 2019 2019 355 46.265 11.731 9,4 62 191 162 222

* inclusief autonome groei

11

Bijlage 4:

Overzicht inwoners, oppervlakte en kernen 2018 per Overzicht inwoners, oppervlakte en kernen 2019 per gemeente gemeente Gemeente Inwoners Oppervlakte Kernen Gemeente Inwoners Oppervlakte Kernen

Súdwest-Fryslân 89.518 52.275 68 Súdwest-Fryslân 89.518 52.275 68

De Fryske Marren 51.265 35.107 44 De Fryske Marren 51.265 35.107 44

Borger-Odoorn 25.371 27.520 36 Noardeast-Fryslân 45.444 37.463 39

Aa en Hunze 25.243 27.614 35 Het Hogeland 49.982 50.514 38

Waadhoeke 46.258 28.495 34 Westerkwartier 60.790 33.979 37

Steenwijkerland 43.333 28.821 34 Borger-Odoorn 25.371 27.520 36

Midden Drenthe 33.450 34.068 30 Aa en Hunze 25.243 27.614 35

Westerwolde 25.393 27.587 29 Waadhoeke 46.258 28.495 34

Emmen 107.584 33.583 29 Steenwijkerland 43.333 28.821 34

Hollands Kroon 47.546 35.742 29 Haarlemmermeer 150.096 19.751 33

Westerveld 18.940 27.837 29 Midden Drenthe 33.450 34.068 30

Ede 112.427 31.814 28 Hoekse Waard 84.968 26.878 30

Haarlemmermeer 144.518 17.830 28 Westerwolde 25.393 27.587 29

Coevorden 35.381 29.617 27 Emmen 107.584 33.583 29 Midden - 62.108 29.680 26 Westerveld 18.940 27.837 29 Groningen Apeldoorn 159.025 33.986 25 Hollands Kroon 47.546 35.742 29 Goeree- 48.321 26.066 25 Ede 112.427 31.814 28 Overflakkee Terneuzen 54.657 25.017 25 Molenwaard 43.611 18.164 28

Tytsjerksteradiel 32.077 14.896 24 Coevorden 35.381 29.617 27

Bronckhorst 36.510 28.349 24 West Betuwe 49.580 21.600 27

Krimpenerwaard 54.653 14.920 24 Midden -Groningen 62.108 29.680 26

Heerenveen 50.290 18.997 23 Apeldoorn 159.025 33.986 25

Leeuwarden 121.510 23.835 23 Goeree-Overflakkee 48.321 26.066 25

Hardenberg 59.687 31.219 23 Terneuzen 54.657 25.017 25

Berkelland 44.437 25.847 23 Altena 54.083 20.058 25

Medemblik 43.725 12.114 23 Tytsjerksteradiel 32.077 14.896 24

Schagen 46.159 16.751 23 Bronckhorst 36.510 28.349 24

Texel 13.574 16.196 23 Krimpenerwaard 54.653 14.920 24

Sluis 23.639 27.939 23 Heerenveen 50.290 18.997 23

Oldambt 38.228 22.665 22 Leeuwarden 121.510 23.835 23

Opsterland 29.830 22.449 22 Hardenberg 59.687 31.219 23

De Wolden 23.722 22.463 22 Berkelland 44.437 25.847 23

Buren 26.202 13.406 22 Medemblik 43.725 12.114 23

De Ronde Venen 42.576 9.969 22 Schagen 46.159 16.751 23

Oss 90.003 16.286 22 Texel 13.574 16.196 23

Dongeradeel 23.932 16.715 21 Sluis 23.639 27.939 23

Amsterdam 833.624 16.503 21 Oldambt 38.228 22.665 22 Schouwen- 33.735 22.990 21 Opsterland 29.830 22.449 22 Duiveland 36.762 15.918 21 De Wolden 23.722 22.463 22

Stichtse Vecht 64.061 9.620 20 Buren 26.202 13.406 22

12

Gemeente Inwoners Oppervlakte Kernen Gemeente Inwoners Oppervlakte Kernen

Molenwaard 29.067 11.823 20 De Ronde Venen 42.576 9.969 22

Gulpen-Wittem 14.508 7.317 20 Oss 90.003 16.286 22

Amsterdam 833.624 16.503 21

Schouwen-Duiveland 33.735 22.990 21

Moerdijk 36.762 15.918 21

Stichtse Vecht 64.061 9.620 20

Gulpen-Wittem 14.508 7.317 20

herindelingen 2018 herindelingen 2019, gepland

Het aantal kernen bij herindelingsgemeenten 2018 en 2019 is berekend als de som van de kernen in de oude gemeenten. Voor het Hogeland en Westerkwartier is een correctie van - 4 resp. + 4 toegepast wegens de grenscorrectie Middag-Humsterland

13