Gemeente

Responsnota ontwerpbestemmingsplan Buitengebied

Notitie met betrekking tot de ingebrachte zienswijzen tegen het ontwerp- bestemmingsplan.

Beek en Donk, juni 2010.

1

VOORWOORD

Voor u ligt de responsnota ontwerpbestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Laarbeek.

De nota geeft een overzicht van de ingekomen zienswijzen en de reactie hierop vanuit de gemeente. Op basis van de ingekomen zienwijzen wordt het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied op enkele onderdelen aangevuld en aangepast. Vanwege een aantal onvolkomenheden/veranderingen is daarnaast een lijst van ambtshalve wijzigingen op het ontwerpbestemmingsplan in de nota opgenomen.

INHOUDSOPGAVE bldz.

1 INLEIDING 3

2 OVERZICHT INGEKOMEN ZIENSWIJZEN 4

3 ONTVANKELIJKHEID ZIENSWIJZEN 7

4 ALGEMENE OPMERKINGEN N.A.V. ZIENSWIJZEN 8

5 ZIENSWIJZEN MET REACTIE GEMEENTE 11

6 LIJST VAN WIJZIGINGEN N.A.V. DE INGEKOMEN ZIENSWIJZEN 57

7 LIJST VAN AMBTSHALVE WIJZIGINGEN 60

2

1 INLEIDING

Overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 3.8 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening heeft met ingang van maandag 29 maart 2010 tot en met maandag 10 mei 2010 voor een ieder het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied ter inzage gelegen. De tervisielegging is overeenkomstig het bepaalde in de voornoemde wetsartikelen bekendgemaakt in de gemeentelijke publicatiekast, in de editie van de Nederlandse Staatscourant van vrijdag 26 maart 2010, in de Laarbeeker van vrijdag 26 maart 2010 en langs elektronische weg. Daarbij is mededeling gedaan van de bevoegdheid gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar te maken.

3 2 OVERZICHT INGEKOMEN ZIENSWIJZEN

Schriftelijke zienswijzen zijn ontvangen van de volgende personen/instanties:

1. De heer, Heieindseweg 10, 5738 CC , ingekomen 20 april 2010 (2 zienswijzen); 2. De heer, Koekoeklaan 9, 5737 PM Lieshout, ingekomen 20 april 2010; 3. De heer, Achterbosch 13b, 5737 PP Lieshout, ingekomen 20 april 2010; 4. De heer, Bosven 2a, 5738 PD Mariahout, ingekomen 20 april 2010; 5. Linssen cs Advocaten, Postbus 246, 5000 AE Tilburg namens, Bosscheweg 108a te Aarle- Rixtel, , Helmondseweg 33 te Aarle-Rixtel, , Helmondseweg 33 te Aarle-Rixtel en de heer, Helmondseweg 33 te Aarle-Rixtel, ingekomen 21 april 2010; 6. Mevrouw, Terlingenplein 18, 5735 BS Aarle-Rixtel; de heer, De Duivenakker 3, 5735 JA Aarle-Rixtel en mevrouw, Jan van Rixtelstraat 3, 5735 GA Aarle-Rixtel, ingekomen 29 april 2010; 7. drs. H.E. Winkelman juridisch adviesbureau B.V., Postbus 307, 5240 AH Rosmalen namens, p/a Bijenweg 1 te , ingekomen 3 mei 2010; 8. Mevrouw, Deense Hoek 20, 5737 PC Lieshout, ingekomen 3 mei 2010; 9. De heer, Fazantlaan 1, 5737 PJ Lieshout, ingekomen 3 mei 2010; 10. , Beemdkant 19, 5737 RB Lieshout, ingekomen 3 mei 2010; 11. Stichting Achmea Rechtsbijstand, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg namens de heer, Bakelseweg 25 te Aarle-Rixtel, ingekomen 4 mei 2010; 12. De heer en mevrouw, Heieindseweg 16, 5738 CD Mariahout, ingekomen 4 mei 2010; 13. De heer, De Hei 45, 5738 RT Mariahout, ingekomen 28 april 2010; 14. Crijns Rentmeesters, Witvrouwenbergweg 12, 5711 CN Someren namens de fam., Achterbosch 12 te Lieshout, ingekomen 28 april 2010; 15. Mr. R.G.A. Wouters, Postbus 117, 5427 ZJ Boekel namens de heer en mevrouw, Vossenberg 3a te Mariahout, ingekomen 4 mei 2010; 16. De heer, Kleinbroekdreef 5, 5735 SR Aarle-Rixtel, ingekomen 4 mei 2010; 17. De heer, Het Laar 3, 5735 RC Aarle-Rixtel, ingekomen 6 mei 2010; 18. Donkers bouwkundig tekenburo, Den Heikop 6, 5424 SW Elsendorp namens de heer, Karstraat 12 te Beek en Donk, ingekomen 7 mei 2010; 19. De heer, Sonseweg 13, 5737 RG Lieshout, ingekomen 7 mei 2010; 20. Waterschap Aa en Maas, Postbus 5049, 5201 GA ’s-Hertogenbosch, ingekomen 7 mei 2010; 21. Ministerie van Defensie, Postbus 412, 5000 AK Tilburg, ingekomen 7 mei 2010; 22. N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen, ingekomen 7 mei 2010; 23. Remie Fiscaal Juridisch Adviesbureau, Postbus 779, 5400 AT Uden namens, Herendijk 22 te Beek en Donk, ingekomen 7 mei 2010; 24. Juridisch Adviesbureau van der Aa BV, Lindendijk 31, 5491 GA Sint Oedenrode namens de heer, Rooijseweg 12 te Mariahout en de heer, Rooijseweg 12a te Mariahout, ingekomen 7 mei 2010; 25. DAS, Postbus 338, 5201 AH ’s-Hertogenbosch namens de heer, Mariastraat 1 te Mariahout, ingekomen 7 mei 2010; 26. De heer, Grensweg 5, 5738 RV Mariahout, ingekomen 6 mei 2010; 27. De Rijk Van de Westerlo Advocaten, Postbus 213, 5700 AE namens de heer, Groenewoudseweg 2 te Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010; 28. Brabants Landschap, Postbus 80, 5076 ZH Haaren, ingekomen 10 mei 2010; 29. De heer, Bosrand 19, 5737 SE Lieshout, ingekomen 10 mei 2010; 30. De heer, Broekkantsestraat 9, 5741 SE Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010 ( 2 zienswijzen); 31. De heer en mevrouw, Spechtlaan 11, 5737 PL Lieshout, ingekomen 10 mei 2010; 32. De heer, Plevierstraat 12, 5738 BE Mariahout, ingekomen 10 mei 2010; 33. Van Lanschot Nannenga Naus Rentmeesters BV, Postbus 300, 6600 AH Wijchen namens Landgoed Eyckenlust te Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010; 34. Boskamp & Willems Advocaten, Postbus 8727, 5605 LS namens de heer, Heieindseweg 5 te Mariahout, ingekomen 10 mei 2010;

4 35. Van Santvoort architecten B.V., Berg 2-4, 5671 CC Nuenen namens de fam., Bakelseweg 4 te Aarle-Rixtel, ingekomen 10 mei 2010; 36. ZLTO, Postbus 91, 5000 MA Tilburg namens, De Hei 25a te Mariahout, ingekomen 10 mei 2010; 37. ZLTO, Postbus 91, 5000 MA Tilburg namens, Rijakkerweg 1 te Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010; 38. Agron Advies, Koppelstraat 95, 5741 GB Beek en Donk namens, ’t Hof 3 te Lieshout, ingekomen 10 mei 2010; 39. , Karstraat 13, 5741 RD Beek en Donk, ingekomen 7 mei 2010; 40. , Lagedijk 3a, 5741 RE Beek en Donk, ingekomen 7 mei 2010 (2 zienswijzen); 41. De heer, Lagedijk 5, 5741 RE Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010; 42. Laarbeekse Heemkundekringen, Aarle-Rixtel, ingekomen 7 mei 2010; 43. Provincie Noord-Brabant, Postbus 90151, 5200 MC ’s-Hertogenbosch, ingekomen 10 mei 2010; 44. Boskamp & Willems Advocaten, Postbus 8727, 5605 LS Eindhoven namens de heer, Aarle- Rixtelseweg 52 te Helmond, ingekomen 10 mei 2010; 45. Van Santvoort architecten B.V., Berg 2-4, 5671 CC Nuenen namens, Professor Dondersweg 6 te Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010; 46. De heer, Ginderdoor 26, 5738 AC Mariahout, ingekomen 10 mei 2010; 47. De heer, Grensweg 3, 5738 RV Mariahout, ingekomen 10 mei 2010; 48. ZLTO afdeling Laarbeek, p/a Mariahout, ingekomen 10 mei 2010; 49. De heer, Bemmerstraat 5, 5741 SZ Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010; 50. De heer, Donkersvoortsestraat 8, 5741 RL Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010; 51. Looije Agro Technics, Stelvenseweg 11, 4921 PL Made namens, Pater Eustachiuslaan 8 te Aarle-Rixtel, ingekomen 10 mei 2010; 52. Geling Advies, Postbus 12, 5845 ZG Sint Anthonis namens de heer, Liesdijk 2 te Beek en Donk, ingekomen 11 mei 2010; 53. ZLTO, Postbus 91, 5000 MA Tilburg namens de heer, Putweg 2 te Beek en Donk, ingekomen 11 mei 2010; 54. Goorts & Coppens Advocaten, Postbus 41, 5750 AA Deurne namens de heer , Karstraat 15 te Beek en Donk, ingekomen 11 mei 2010; 55. Juridisch Adviesbureau van der Aa BV, Lindendijk 31, 5491 GA Sint Oedenrode namens Eustachiuslaan 17 te Aarle-Rixtel, ingekomen 11 mei 2010; 56. , Asdonkseweg 6, 5735 SP Aarle-Rixtel, ingekomen 10 mei 2010; 57. De heer, Achterbosch 12, 5737 PR Lieshout, ingekomen 10 mei 2010; 58. De heer, Sluisweg 4, 5737 PV Lieshout, ingekomen 10 mei 2010; 59. De heer, De Hei 15, 5738 RS Mariahout, ingekomen 10 mei 2010; 60. Bewoners Eksterlaan 3, 7a, 9, 15 en 17, Koekoeklaan 4 en 7, Molenheide 2B en Spechtlaan 7, p/a Eksterlaan 3, 5737 PN Lieshout, ingekomen 10 mei 2010; 61. De heer, Rietkampen 46, 5741 MD Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010 (2 zienswijzen); 62. De heer en mevrouw, Spechtlaan 7, 5737 PL Lieshout, ingekomen 11 mei 2010; 63. Goorts & Coppens Advocaten, Postbus 41, 5750 AA Deurne, namens, Everbest 4 te Beek en Donk, ingekomen 11 mei 2010; 64. Goorts & Coppens Advocaten, Postbus 41, 5750 AA Deurne, namens, Vossenberg 7-7a te Mariahout, , Beukendreef 4 te Mariahout en de heer, Paalberg 3 te Mariahout, ingekomen 11 mei 2010; 65. Mevrouw, Rietkampen 46, 5741 MD Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010; 66. Stichting Achmea Rechtsbijstand, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg, namens de heer, Bemmerstraat 6 te Beek en Donk, ingekomen 11 mei 2010; 67. , Broekweg 5, 5741 TD Beek en Donk, ingekomen 10 mei 2010; 68. De heer, Haffmanslaan 10, 5673 NG Nuenen, ingekomen 10 mei 2010; 69. De heer, Zr. Persoonsstraat 15, 5738 BV Mariahout, ingekomen 10 mei 2010; 70. Rotterdam-Rijn Pijpleiding, Postbus 490, 3190 AK Hoogvliet, ingekomen 11 mei 2010; 71. De heer en mevrouw, Eksterlaan 15, 5737 PN Lieshout, ingekomen 10 mei 2010; 72. De heer, Bosrand 23, 5737 SE Lieshout, ingekomen 10 mei 2010; 73. De heer, Eksterlaan 17, 5737 PN Lieshout, ingekomen 12 mei 2010.

5

Mondelinge zienswijzen zijn ontvangen van:

1. Mevrouw, Het Laar 7, 5735 RC Aarle-Rixtel, d.d. 29 april 2010; 2. De heer, Deensehoek 9, 5737 PB Lieshout, d.d. 4 mei 2010.

3. ONTVANKELIJKHEID ZIENSWIJZEN

De periode voor het indienen van zienswijzen gold van 29 maart 2010 tot en met 10 mei 2010. Alle ingediende zienswijzen zijn binnen de periode ingekomen met uitzondering van die van reclamant 73 die op 12 mei 2010 is ingekomen. De poststempel van deze zienswijze is echter gedateerd op 7 mei 2010 zodat geacht kan worden dat de zienswijze tijdig door reclamant is ingediend c.q. ingekomen. De conclusie is dan ook dat alle zienswijzen ontvankelijk zijn.

6

4. ALGEMENE OPMERKINGEN N.A.V. ZIENSWIJZEN

In de verschillende zienswijzen komen enkele thema’s meerdere keren voor. Hieronder wordt kort ingegaan op deze meer algemene thema’s.

A. Gebiedsvisie

Selectie bebouwingsconcentraties De selectie van bebouwingsconcentraties heeft plaats gevonden op basis van een iteratief proces. Eerst hebben de landschapsarchitect en stedenbouwkundige een voorselectie gemaakt. Deze voorselectie is vervolgens besproken in het projectteam van Croonen. Daarna is deze selectie besproken in de projectorganisatie (projectgroep, klankbordgroep). Tenslotte heeft het College van Burgemeester en wethouders deze selectie besproken en gewijzigd goedgekeurd. Aansluitend is de selectie besproken in een gecombineerde vergadering van de gemeenteraad en de commissie Ruimtelijke Zaken.

Begrenzing bebouwingsconcentraties Enkele reclamanten gaan in hun zienswijze in op de begrenzing van de bebouwingsconcentraties, soms om deze uit te breiden en soms om deze in te krimpen. Het begrip bebouwingsconcentraties is een verzamelbegrip van aanwezige clusters en linten. Kernrandzones worden niet separaat onderscheiden. Het gaat om die bebouwingsconcentraties waarbinnen, relatief gezien, reeds een hogere bebouwingsdichtheid, met wisselende functies, aanwezig is. Deze ruimtelijke en functionele aspecten bepalen of er

7 sprake is van een bebouwingsconcentratie. Het gaat dus om gebieden waarbinnen relatief gezien een hogere bebouwingsdichtheid, met wisselende functies, aanwezig is. Bebouwingsconcentraties zijn veelal historisch gegroeide samenstellingen van meerdere aan het buitengebied gebonden functies en soms ook andere niet aan het buitengebied gebonden functies. Vandaar dat bij de aanwijzing en begrenzing ook de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is geraadpleegd. Ook is aan de hand van een veldbezoek de functionele samenstelling van het lint (bijvoorbeeld hoofdzakelijk burgerwoningen of (agrarische) bedrijvigheid) en aan de hand van de ruimtelijke ligging (bijvoorbeeld aan doorgaande wegen, nabij de kern), de begrenzing en specifieke typering van een bebouwingsconcentratie opnieuw bepaald. De ligging van een dergelijk gebied en de draagkracht van het gebied en de omgeving bepalen de mogelijkheden. Vanwege de aanwezige kwaliteiten kan in bepaalde gevallen sloop van bebouwing en herstel van het landschap meer voor de hand liggen. In andere gevallen kan juist het toevoegen van bebouwing of hergebruik van bebouwing in combinatie met groenontwikkeling tot een verbetering leiden.

Ruimtelijke Kwaliteit en Beeldkwaliteit Het streven naar ruimtelijke kwaliteit is onder andere verwoord in de sloop-bonusregeling (rood voor rood) en de vergroeningsregeling (rood voor groen). In de gebiedsvisie is een kort exposé opgenomen inzake de gewenste beeldkwaliteit. Deze is met name gericht op de eventuele extra verdichting met (te verwerven) Ruimte-voor-Ruimte-woningen en op de gewenste landschappelijke inpassing. Op verzoek van de provincie zal de visie kort worden aangevuld met eisen inzake de beeldkwaliteit bij herstructurering van bebouwing op bestaande locaties.

Ruimte-voor-Ruimte-zoeklocaties, aanduiding Verschillende reclamanten gaan in hun zienswijze in op het wel/niet aanduiden van zoeklocaties voor Ruimte-voor-Ruimte. Enkele reclamanten willen wel graag een zoeklocatie naast, c.q. op hun bestemmingsvlak/bouwvlak en minder graag tegenover hun bestemmingsvlak/bouwvlak. Dat is op zich begrijpelijk. Een stedenbouwkundige en een landschapsarchitect hebben op basis van het veldbezoek en het opgestelde structuurbeeld bepaald waar extra bebouwing versterkend zou kunnen werken op de ruimtelijke structuur. In tweede instantie zijn enkele zones heroverwogen en ingeperkt, onder andere in/nabij sommige onderdelen van de GHS/EHS en bij enkele entrees.

Ruimte-voor-Ruimte zoeklocaties, realisatie Een enkele reclamant gaat in zijn of haar zienswijze in op de realisatie van woningbouw, mede in relatie tot de aanwezigheid van eventuele belemmeringen. Bij concrete initiatieven zal altijd de afweging gemaakt moeten worden of de realisatie van een woning plaatsvindt in het kader van een Ruimte-voor-Ruimte-bouwrecht, of de woning ruimtelijk en milieuhygiënisch aanvaardbaar en inpasbaar is. Er zijn geen mogelijkheden voor het bouwen van Ruimte-voor-Ruimte-woningen buiten een bebouwingsconcentratie. Behoudens bij de sloop van stallen en nieuwbouw van een woning op de locatie zelf. Tenslotte is voor het oprichten van nieuwe burgerwoningen nog altijd een aparte planologische procedure nodig, met de daarbij behorende inspraakmogelijkheden. De regeling ruimte voor ruimte verbreed is op verzoek van de provincie geschrapt.

Aanduiding zichtassen Verschillende reclamanten gaan in hun zienswijze in op het toevoegen dan wel verwijderen van zichtassen. Deze assen zijn in eerste instantie bekeken vanuit ruimtelijk-visuele optiek. Een stedenbouwkundige en een landschapsarchitect hebben op basis van het veldbezoek en het opgestelde structuurbeeld bepaald welke zichtassen van belang zijn voor de aanwezige ruimtelijke structuur.

Agrarische bedrijven, eventuele belemmeringen Verschillende reclamanten gaan in hun zienswijze in op het voorkomen van eventuele extra belemmeringen, die het gevolg kunnen zijn van extra bebouwing via Ruimte-voor-Ruimte- woningen. Bij concrete initiatieven zal altijd de afweging gemaakt moeten worden of de realisatie van een woning plaatsvindt in het kader van een Ruimte-voor-Ruimte-bouwrecht, of

8 de woning ruimtelijk en milieuhygiënisch aanvaardbaar en inpasbaar is ((hoogspanningsleiding, verkeersveiligheid en ontsluiting, stof, stank, geur, milieuhinder). Ook zal als voorwaarde worden opgenomen, dat de bouw van een woning geen onevenredige belemmeringen op mag leveren voor naastgelegen landbouwbedrijven.

Agrarische bedrijven, eventuele uitbreidingsmogelijkheden Verschillende reclamanten gaan in hun zienswijze in op het gegeven dat een zichtas of een zoeklocatie geen extra belemmering mag zijn of worden voor de uitbreiding van landbouwbedrijven. De systematiek van zichtassen is benut voor het wel/niet aanduiden van zoeklocaties. Deze is niet bedoeld om huidige of toekomstige bouwblokken te begrenzen. Dat wordt bepaald door het vigerende bestemmingsplan in combinatie met de zonering van het streekplan en het gebiedsplan. De aanduiding van te behouden/versterken zichtrelatie vormt geen extra belemmering voor het gebruik ten opzichte van de huidige situatie. De aanduiding is enkel bedoeld om een onderscheid aan te geven waar eventuele verdichting wel/niet gewenst is.

Planschade als gevolg van gebiedsvisie Verschillende reclamanten gaan in hun zienswijze in op eventuele planschade als gevolg van allerlei ontwikkelingen, vooral eventuele extra woningbouw. Men vreest het teruglopen van het woongenot en een waardedaling van de woning. Voor wat betreft planschade regelt de Wet ruimtelijke ordening de te doorlopen procedure. Indien iemand planschade verwacht kan van deze procedure gebruik worden gemaakt.

B. Ontwerpbestemmingsplan

Actualisatie beleidskader Het ontwerp bestemmingsplan is opgesteld op basis van het streekplan (de interim structuurvisie) en de paraplunota. Recent heeft de provincie de (concept) structuurvisie uitgebracht en de verordening ruimte (fase 1) vastgesteld. Tevens heeft de provincie een separaat besluit genomen over de geiten- en schapenhouderij en over megastallen. Omdat dit beleid moet worden doorvertaald in bestemmingsplannen buitengebied, heeft de gemeente Laarbeek ervoor gekozen de Verordening Ruimte (Fase 1) zoveel mogelijk mee te nemen. Met de Verordening Ruimte (Fase 2) is in het plan geen rekening gehouden omdat deze geen status heeft.

Topografische ondergrond versus kadastrale ondergrond Voor de verbeelding is de topografische kaart als basiskaart benut. De topografische kaart is samen met de subzonering uit het streekplan doorvertaald in de gebiedskaart, zoals die bij de Nota van Uitgangspunten zat. Voor de gebiedsbestemmingen en de verschillende waarden/kwaliteiten binnen die gebiedsbestemmingen geeft de topografische kaart de meeste informatie voor de verfijning van de begrenzingen van genoemde bestemmingen en waarden. De detailbestemmingen zijn daarna op deze kaart aangebracht. Hierbij zijn de volgende bronnen benut: vigerende bestemmingsplan, kadastrale kaart, luchtfoto’s, ruimtelijke onderbouwingen, wijzigingsplannen en partiële herzieningen. Deze zijn op de basiskaart aangebracht. Met name bij wegen en waterlopen zit er een klein verschil tussen de topografische kaart en de kadastrale kaart. Het gaat dan om de begrenzing van bermen, bermsloten, wegbeplantingen, oevers en schouwpaden. Als beide kaarten tegelijkertijd open worden gezet zijn allerlei smalle stroken tussen beide kaarten te zien. De gemeente heeft gekozen voor een globaal en flexibel bestemmingsplan. In de plansystematiek is rekening gehouden met het gegeven dat de topografische kaart als basiskaart is benut. Zo zijn binnen de gebiedsbestemmingen en binnen de bestemming verkeer en water paden, wegen, (weg)beplantingen, (berm)sloten en extensief medegebruik geregeld. Verder is er binnen de detailbestemmingen aangegeven, dat er gebouwd mag worden op 15 meter van de as van de weg, en op 3 meter van de perceelsgrens. Door deze twee constructies binnen de plansystematiek maakt het planologisch-juridisch niet uit dat je de topografische kaart als basiskaart benut i.p.v. de kadastrale kaart.

Bestemming Natuur i.p.v. Bos

9 Voor enkele gebieden is gevraagd om de bestemming Bos te wijzigen in de bestemming Natuur. Dit hangt samen met de ligging in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de beheerdoelen ter plaatse. Ondanks het feit dat de planologische bescherming ongeveer hetzelfde is (natuur iets zwaarder dan bos), heeft de gemeente er in een aantal gevallen voor gekozen om een wijziging door te voeren. Voor de locaties wordt verwezen naar de desbetreffende zienswijzen en de reactie daarop.

Gebiedsbestemmingen versus landschapswaarden: bosjes, EVZ en andere kleine landschapselementen Meerdere reclamanten geven een zienswijze op de ligging, omvang en begrenzing van bosjes, EVZ en andere kleine landschapselementen (KLE). De verbeelding is gebaseerd op de subzoneringen vanuit het Streekplan (GHS-Natuur, GHS.-Landbouw, AHS-Landschap en AHS- Overig (primair agrarisch gebied). Detailleringen en verfijningen zijn daarna doorgevoerd op de plankaart. Zo zijn de waardevolle bomen toegevoegd.

Detailbestemmingen: retrospectieve toets De provincie verzoekt een retrospectieve toets uit te voeren in zake belangrijke ruimtelijke en/of functionele wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De gemeente heeft de belangrijkste wijzigingen op een rij gezet en met de provincie doorgenomen. Op basis van deze bespreking zijn er voor enkele gevallen nadere vragen gesteld. Deze zijn richting provincie beantwoord.

5. ZIENSWIJZEN MET REACTIE GEMEENTE

Onderstaand wordt per reclamant samenvattend de ingebrachte zienswijze weergegeven en direct aansluitend van een reactie voorzien. Het feit dat de zienswijzen gecomprimeerd worden weergegeven betekent niet dat die onderdelen van de zienswijzen die niet expliciet worden genoemd, niet in de beoordeling zijn betrokken. De zienswijzen zijn in hun geheel beoordeeld.

Schriftelijke zienswijzen:

1. De heer, Heieindseweg 10 te Mariahout.

Zienswijze Reclamant heeft twee zienswijzen ingediend. Zienswijze 1: Reclamant geeft aan op zijn perceel een hoveniersbedrijf te willen opstarten. Blijkens de verbeelding is zijn perceel aangeduid als Wonen. Hij vraagt dit te veranderen in Hoveniersbedrijf.

10 Zienswijze 2: Reclamant is van mening dat hij stank- en stofoverlast alsmede visuele hinder zal ondervinden naar aanleiding van het dicht bij zijn perceel gesitueerde agrarische bouwblok aan de Heieindseweg 5 te Mariahout.

Reactie Zienswijze 1: Reclamants perceel heeft in het huidige bestemmingsplan Buitengebied een woonbestemming. Het feitelijke gebruik is tot op heden nog steeds wonen. De woonbestemming is dan ook terecht aan het perceel toegekend. Het feit dat reclamant een hoveniersbedrijf ter plaatse wil opstarten moet worden getoetst aan het buitengebiedbeleid. Nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven (zoals een hoveniersbedrijf) op woonbestemmingen is in strijd met de provinciale nota Buitengebied in ontwikkeling (BIO). Daarin is weliswaar een regeling opgenomen om dergelijke activiteiten in bebouwingsconcentraties toe te staan, echter wel in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Daarvan is hier geen sprake. Aan het veranderen van de woonbestemming in een bedrijfsbestemming, i.c. hoveniersbedrijf, kan dan ook geen medewerking worden verleend. Overigens wordt opgemerkt dat binnen de woonbestemming de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf onder voorwaarden is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie. Zienswijze 2: Het door reclamant bedoelde agrarisch bouwblok aan de Heieindseweg 5 komt overeen met het bouwblok zoals dit in het thans nog geldende bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen. Planologisch heeft er dan ook geen verandering plaatsgevonden.

2. De heer, Koekoeklaan 9 te Lieshout .

Zienswijze Reclamant maakt bezwaar tegen het eventueel afgeven van een bouwvergunning voor het oprichten van een woning op het perceel, kadastraal bekend Lieshout, sectie F nr. 1084. Hierdoor wordt zijn privacy geschonden en leidt dit tevens tot een waardevermindering van zijn naastgelegen woning.

Reactie Het door reclamant bedoelde perceel is in het ontwerpbestemmingsplan aangeduid als Bos- Woonbos. Op basis van die bestemming mogen woningen met aan- en bijgebouwen alleen aanwezig zijn c.q. worden gebouwd op een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Op het betreffende perceel is echter geen bouwvlak aangegeven, hetgeen dus inhoudt dat er ter plaatse geen woning aanwezig mag zijn c.q. mag worden opgericht. Van het eventueel afgeven van een bouwvergunning is in dit geval dus geen sprake omdat er geen juridische titel in dit bestemmingsplan is/wordt opgenomen.

3. De heer, Achterbosch 13b te Lieshout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat hij woonachtig is op het adres Achterbosch 13b en dat dit abusievelijk in het verleden als een recreatiewoning is aangemerkt en niet als een woning. Hij is van mening dat er sprake is van een woning en het daarom een woonbestemming moet krijgen. Ter motivering voert hij aan dat hij sinds 1 juli 1997 permanent aldaar woonachtig is en de nodige belastingen daarover aan de gemeente betaalt.

Reactie Uit het gemeentelijk archief blijkt dat op het betreffende adres (voorheen Achterbos 13) op 8 april 1968 een bouwvergunning is afgegeven voor het bouwen van een garage-ponystal. Tijdens de bouw is gebleken dat er afwijkend van de bouwvergunning werd gebouwd (o.a. schoorsteen opgericht). Daarop volgend is een lastgeving uitgegaan. Niet duidelijk is waar dit uiteindelijk toe heeft geleid. Vervolgens is in mei 1975 en daarop volgende jaren geconstateerd dat het gebouw werd gebruikt als weekend- c.q. zomerverblijf. Ook hier is niet

11 duidelijk welke gevolgen dit heeft gehad. Naar aanleiding van een verzoek (gedateerd 9 augustus 1988) van een makelaar over de gebruiksmogelijkheden van dit pand, is door het toenmalige college van de voormalige gemeente Lieshout op 18 oktober 1988 -gezien de voorgeschiedenis- besloten het pand definitief aan te merken als weekend- c.q. zomerhuisje. Op basis hiervan is op 24 april 1990 besloten een bouwvergunning te verlenen voor het renoveren en gedeeltelijk ombouwen van de recreatiewoning. In de brief waarbij de bouwvergunning is toegezonden is nog eens nadrukkelijk aangegeven dat het huidige gebruik als recreatiewoning gehandhaafd mag worden en dat permanente bewoning is uitgesloten. In het kader van een nieuw bestemmingsplan Buitengebied voor de inmiddels ontstane gemeente Laarbeek is het perceel Achterbosch 13b bestemd tot Recreatiewoning. Dit plan is destijds door de gemeenteraad vastgesteld op 21 juli 1998 en goedgekeurd door de provincie op 9 maart 1999. In deze procedure is door reclamant niet aangegeven dat er sprake zou zijn van een permanente bewoning en dat de bestemming Recreatiewoning omgezet zou moeten worden naar de bestemming Wonen. Daarmee heeft reclamant willens en wetens ingestemd met de aan het perceel gegeven bestemming Recreatiewoning. In het kader van de inventarisatie van het thans voorliggende ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is de betreffende locatie op 19 maart 2007 ambtelijk bezocht. Daarbij is geconstateerd en door betrokkene aangegeven dat het gebouw permanent werd bewoond. Bij brief van 21 januari 2009 zijn in het kader van de inventarisatie alle eigenaren/gebruikers benaderd over het aan hen toe te kennen bestemmings-/bouwvlak. In de brief aan reclamant is daarbij aangegeven dat de permanente bewoning strijdig is met de bestemming en gestaakt dient te worden. In het kader van handhaving zou hierop apart worden teruggekomen. Daarbij is tevens opgemerkt dat bezien zal worden of met een bepaalde regeling (persoonsgebonden gedoogbeschikking) deze bewoning alsnog kan worden geregeld. Volgens zowel het provinciaal als gemeentelijk buitengebiedbeleid is er geen mogelijkheid om nieuwe woonbestemmingen in het buitengebied op te nemen. Uitzonderingen zijn woningen in het kader van de zogenaamde ruimte voor ruimteregeling dan wel BIO-regeling. De provincie geeft in haar paraplunota van juli 2008 aan dat aan de omzetting van een recreatiewoning in een burgerwoning (of bedrijfswoning) alleen wordt meegewerkt als dit in een woonwijk of een bedrijventerrein is of wordt opgenomen. Dit is hier niet het geval. In die gevallen dat er sprake is van permanente bewoning van een recreatiewoning zou met betrokkene een gedoogregeling kunnen worden getroffen waarbij uiteindelijk de permanente bewoning op termijn wordt beëindigd. Het feit dat er diverse belastingen t.b.v. het perceel worden opgelegd betekent niet dat er vanuit planologisch oogpunt ingestemd wordt met de permanente bewoning van een recreatiewoning. Uit jurisprudentie blijkt dat het betalen van belastingen geen motief is om aan de recreatiewoning een woonbestemming toe te kennen. Er is dan ook geen aanleiding om aan de zienswijze van reclamant tegemoet te komen.

4. De heer, Bosven 2a te Mariahout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat zijn perceel kadastraal is opgesplitst. De voorheen bij zijn agrarische bedrijfswoning behorende stal met ondergrond is verkocht. Hij verzoekt dan ook zijn woning een woonbestemming te geven en de stal een bedrijfsbestemming.

Reactie In het thans nog vigerende bestemmingsplan Buitengebied heeft het betreffende perceel een agrarische bedrijfsdoeleinden-bestemming waarbij de woning is aangemerkt als een bedrijfswoning. Kadastrale afsplitsing van de woning van het bedrijfsgedeelte betekent planologisch niet dat er een verandering in de bestemming dient plaats te vinden i.c. een woonbestemming hieraan gegeven zou moeten worden. Dit is namelijk strijdig met het provinciaal en gemeentelijk beleid om geen nieuwe (burger)woningen in het buitengebied toe te laten (uitgezonderd ruimte voor ruimtewoningen en BIO-woningen). De omzetting van de agrarische bedrijfsdoeleindenbestemming in een bedrijfsdoeleindenbestemming voor opslag is wel in overeenstemming met het buitengebiedbeleid. Gelet op het vorenstaande is er geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

12

5. Linssen cs Advocaten te Tilburg namens, Bosscheweg 108a te Aarle-Rixtel, , Helmondseweg 33 te Aarle-Rixtel, , Helmondseweg 33 te Aarle-Rixtel en de heer, Helmondseweg 33 te Aarle-Rixtel.

Zienswijze Reclamant heeft de volgende drie zienswijzen. • Reclamant kan zich niet vinden in het niet-opnemen van een glastuinbouwbestemming op gronden die eerder onderdeel uitmaakten van het op 28 april 2005 vastgestelde bestemmingsplan “glastuinbouwdoorgroeigebied Laarbeek”. Reclamant wil alsnog een glastuinbouwbestemming voor zijn gronden binnen dat gebied. Hoewel de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het goedkeuringsbesluit van betreffend plan heeft vernietigd is er inmiddels een andere situatie ontstaan (namelijk de vestiging van bedrijven van Van Gennip en Vereijken) waaruit mag worden opgemaakt dat nieuwvestiging ter plaatse is toegestaan. • Reclamant heeft bezwaar tegen het feit dat aan een vergroting van het bouwblok van het bedrijf aan de Bosscheweg 108a te Aarle-Rixtel niet wordt meegewerkt. Hij heeft hiervoor concrete plannen. Hij kan zich ook niet verenigen met de door de gemeente aangevoerde redenen. Op de eerste plaats is hij van mening dat de noodzaak, mede gelet op eerdere adviezen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) te Tilburg, voldoende is aangetoond. Daarnaast heeft hij inmiddels bij brief van 25 maart 2010 een nadere toelichting van zijn activiteiten op de locatie Bosscheweg 108a gegeven en de gemeente verzocht een en ander voor te leggen aan de AAB. Op de tweede plaats is hij het niet eens met het argument dat eerst onderzoek dient te worden gedaan naar de ter plaatse eventueel aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. In het bestemmingsplan kan als voorwaarde worden opgenomen dat bouwwerken slechts toelaatbaar zijn indien en voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad. Overigens kan archeologie geen grond meer vormen voor weigering wanneer uit een AAB advies blijkt dat de noodzaak hiervoor aanwezig is. Tot slot geeft reclamant aan dat de waarden niet aangetast zullen worden omdat de gewenste bebouwing op een staalfundering zal plaatsvinden waardoor niet noemenswaardig diep in de grond gegraven behoeft te worden. Op de derde plaats merkt hij op dat het niet correct is en in strijd met de rechtszekerheid om naar een binnenplanse ontheffingsprocedure voor vergroting van het bouwblok te verwijzen wanneer de noodzaak hiervoor op voorhand al vaststaat. • Reclamant is ten aanzien van de locatie Lieshoutseweg 74a te Aarle-Rixtel van mening dat het toegekende bouwblok onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden ter plaatse biedt. Hij is het niet eens met de beargumentering van de gemeente dat het bouwblok onderdeel uitmaakt van een groter bouwblok op de locatie Lieshoutseweg 74 waar nog wel ruimte voor uitbreiding aanwezig is. Hij beschikt niet over die gronden en verzoekt het totale bouwblok alsdan van vorm te veranderen. Dit ook vanwege het feit dat het agrarisch bedrijf op nr. 74 is gestopt en hij zelf op nr. 74a een bestaand volwaardig bedrijf voert.

Reactie Ten aanzien van de drie zienswijzen wordt het volgende opgemerkt. • In tegenstelling tot wat reclamant beweert maken de door reclamant bedoelde gronden geen deel uit van het op 28 april 2005 vastgestelde bestemmingsplan “glastuinbouwdoorgroeigebied”. Dit was destijds ook de reden voor reclamant om tegen het goedkeuringsbesluit van de provincie beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het door reclamant ingestelde beroep is bij uitspraak van voornoemde Afdeling van 28 maart 2007 ongegrond verklaard. De reden hiervoor was dat zowel het streekplan als het reconstructieplan de nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven van buiten het doorgroeigebied (waar hier sprake van is) niet toestaan. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de provincie een nieuw goedkeuringsbesluit genomen waarbij een nadere motivering is gegeven voor het vastgestelde plan. Ten aanzien van de argumenten van reclamant heeft de provincie toen haar standpunt gehandhaafd. Tegen dit nieuwe goedkeuringsbesluit heeft reclamant wederom beroep ingesteld bij voornoemde Afdeling. In haar uitspraak van 6 mei 2009 is dit beroep ongegrond verklaard omdat niet is gebleken van nieuwe feiten of

13 omstandigheden op grond waardoor tot een ander oordeel gekomen moet worden. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied dat thans voorligt is van gemeentezijde het provinciaal- en reconstructiebeleid voor de vestiging van glastuinbouwbedrijven in doorgroeigebieden toegepast. Beleid dat vestiging van reclamants bedrijf in het doorgroeigebied niet toelaat. Beleid dat twee keer geaccordeerd is door de Afdeling bestuursrechtspraak. Op basis hiervan gaat iedere vergelijking die reclamant maakt met de bedrijven van Van Gennip en Vereijken niet op. Beide bedrijven zijn overigens met een rechtsgeldige bouwvergunning tot stand gekomen. Er is dan ook geen aanleiding om in dit plan nu wel een glastuinbouwbestemming voor reclamants gronden op te nemen. • De voornaamste reden om aan de vergroting van het agrarisch bouwblok vooralsnog geen medewerking te verlenen zit hem in de onduidelijkheid over de noodzaak hiervan. De stelling van reclamant dat in een eerder stadium de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) te Tilburg heeft aangegeven dat hier sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en de noodzaak aanwezig is, is slechts ten dele juist. De AAB heeft zijn advies destijds gebaseerd op het ter plaatse aanwezige bedrijf en geen rekening gehouden met de activiteiten van reclamants bedrijven op andere locaties. Reclamant geeft in zijn zienswijze echter zelf aan dat er een relatie ligt tussen de verschillende bedrijven op de locaties. Daarbij stelt reclamant te verkiezen voor een concentratie van bebouwing boven een versnippering van gebouwen op de diverse percelen. Hier valt inderdaad iets voor te zeggen. Gevolg hiervan is dan wel dat er duidelijkheid dient te zijn over de omvang en de relatie van de diverse activiteiten op die verschillende locaties. Reclamant geeft immers aan dat ondanks de concentratiegedachte die geldt voor de locatie Bosscheweg 108a toch ruimte nodig te hebben op de locatie Lieshoutseweg 74a. Om deze duidelijkheid te krijgen is de AAB gevraagd om de gemeente ter zake van advies te dienen. Zolang deze duidelijkheid er niet is, is er geen aanleiding om het bouwblok op de locatie Bosscheweg 108a te vergroten hetzij via dit bestemmingsplan hetzij via een later te volgen wijzigingsprocedure voor vergroting bouwblok. Daar komt nog bij dat reclamant een groot pensiongebouw voor de huisvesting van buitenlandse werknemers aan de Bosscheweg 108a wil oprichten, dat niet voldoet aan de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen uitgangspunten voor dergelijke gebouwen. Zoals reclamant aangeeft heeft hij inmiddels een verzoek ingediend om deze kwestie voor te leggen aan de AAB. Op 19 april 2010 is de AAB gevraagd de gemeente ter zake van advies te dienen. Een andere reden om vooralsnog niet aan de vergroting van het agrarisch bouwblok mee te werken is dat er ter plaatse sprake is van cultuurhistorische en archeologische waarden. In het ontwerpbestemmingsplan is een bepaling opgenomen dat de aanvrager van een bouwvergunning een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden zijn vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen vervolgens voorwaarden ten aanzien daarvan aan de bouwvergunning verbinden. Gezien het feit dat inmiddels naar aanleiding van een bouwvergunning vondsten zijn gedaan op reclamants perceel aan de Bosscheweg 108a, moet vooraf duidelijk zijn of er op andere delen van het perceel ook archeologische waarden aanwezig zijn. Met de stelling van reclamant dat archeologie geen beletsel kan zijn voor vergroting van het bouwblok wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond kan dan ook niet worden ingestemd. Ten aanzien van het archeologische aspect geeft reclamant nog aan dat er geen archeologische waarden zullen worden aangetast omdat er op een staalfundering wordt gebouwd. Volgens de regels van het ontwerpbestemmingsplan is er een aanlegvergunning noodzakelijk wanneer er werkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,40 m onder het maaiveld. De gebruikelijke diepte bij staalfundering is 0,80 m. Gelet hierop zullen de gronden, ondanks dat op staal wordt gefundeerd, wel degelijk worden geroerd en is het zaak vooraf te weten of de archeologische waarden hierdoor zullen worden aangetast. Tot slot wordt opgemerkt dat er geen strijdigheid met de rechtszekerheid is wanneer verwezen wordt naar de binnenplanse procedure indien er nog geen duidelijkheid bestaat over de noodzaak van een vergroting van het bouwblok. • Ten aanzien van de vergroting van het agrarisch bouwblok op de locatie Lieshoutseweg 74a is meerdere keren in de richting van reclamant aangegeven dat het gedeelte van het bouwblok dat door reclamant wordt gebruikt, planologisch gezien deel uitmaakt van het agrarisch bouwblok van Lieshoutseweg 74. Op 25 mei 2000 heeft de eigenaar/bewoner van Lieshoutseweg 74 een bouwvergunning gekregen voor het oprichten van een

14 opslagruimte op zijn gronden. Deze opslagloods was ter vervanging van enkele agrarische gebouwen op het perceel. In het kader van de Wet milieubeheer heeft de eigenaar/bewoner aangegeven dat deze loods zal worden gebruikt voor de stalling van o.a. machines ten behoeve van zijn akkerbouwbedrijf. Inmiddels is de loods met ondergrond door reclamant gekocht en is deze dienst gaan doen voor zijn bedrijf. Gelet op het feit dat er sprake is van agrarisch gebruik is er tot op heden geen aanleiding geweest om daartegen op te treden. Daarbij is in ogenschouw genomen dat de loods met ondergrond deel uit blijft maken van het agrarisch bouwblok van Lieshoutseweg 74. Dit ligt ook in de lijn dat kadastrale afsplitsing van eigendommen niet betekent dat er planologisch ook aparte bestemmingen toegekend zouden moeten worden. Indien daar in dit geval wel sprake van zou zijn, zou er immers sprake zijn van nieuwvestiging hetgeen strijdig is met het buitengebiedbeleid. Het feit dat reclamant niet beschikt over de rest van het agrarisch bouwblok betekent niet dat er aanleiding is om zijn bouwblok te vergroten. Reclamant heeft door aankoop van slechts de loods met ondergrond er bewust voor gekozen dat zijn bedrijfsactiviteiten daar beperkt zijn. Indien reclamant ter plaatse bouwplannen heeft zal hij er zorg voor dienen te dragen dat hij over die gronden kan beschikken. Overigens is het de vraag of er een noodzaak tot uitbreiding ter plaatse is. Zoals hiervoor al is aangegeven dient er allereerst duidelijkheid te zijn over de omvang en de relatie van de diverse activiteiten op de drie verschillende locaties. De AAB zal de gemeente hierover van advies dienen. Gelet op het vorenstaande wordt het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd dat de bedrijfsactiviteiten onderdeel uitmaken van het bouwblok Lieshoutseweg 74 en eventuele nieuwbouwplannen binnen dit bouwblok gesitueerd dienen te worden.

6. Mevrouw, Terlingenplein 18 te Aarle-Rixtel; de heer, De Duivenakker 3 te Aarle- Rixtel en mevrouw, Jan van Rixtelstraat 3 te Aarle-Rixtel.

Zienswijze Reclamanten geven aan dat, in tegenstelling tot eerdere besluitvorming door het college naar aanleiding van de inspraak, de ruimtelijke visie en begrenzing ten aanzien van de bebouwingsconcentratie Bakelseweg/De Wolfsputten niet correct in de gebiedsvisie bebouwingsconcentraties is aangegeven. Eerder heeft het college namelijk ingestemd met de realisering van zogenaamde ruimte voor ruimtewoningen/BIO-woningen door reclamanten op de hoek Asdonkseweg/De Biezen te Aarle-Rixtel. De gebiedsvisie die als bijlage deel uitmaakt van het ontwerpplan biedt daartoe geen mogelijkheid. Reclamanten verzoeken een en ander aan te passen conform eerdere besluitvorming hierover.

Reactie De in de gebiedsvisie opgenomen begrenzing van de bebouwingsconcentratie Bakelseweg/De Wolfsputten stemt overeen met de begrenzing zoals die is opgenomen in de visie van januari 2008. Binnen deze begrenzing is op de hoek Asdonkseweg/De Biezen de rode arcering als gebied waar extra bebouwing mogelijk is abusievelijk verdwenen. In de oorspronkelijke versie was deze arcering wel aanwezig. Het betreft hier een omissie. Eenzelfde situatie doet zich overigens voor in de westhoek van de bebouwingsconcentratie. Ook daar is de rode arcering weggevallen. Er is aanleiding om beide onvolkomenheden te herstellen door de gebiedsvisie gewijzigd vast te stellen en ter plaatse de arcering op te nemen.

7. drs. H.E. Winkelman juridisch adviesbureau B.V. te Rosmalen namens p/a Bijenweg 1 te Beek en Donk.

Zienswijze -Reclamant is het niet eens met het feit dat het ontwerpbestemmingsplan uitgaat van een oppervlakte van 270 m2 aan bedrijfsbebouwing. Op het perceel zijn al twee gebouwen aanwezig met een gezamenlijke oppervlakte van 525 m2. Verder geeft reclamant aan reeds jaren met de gemeente in overleg te zijn over uitbreiding van haar bouwvlak en bedrijfsperceel. De gemeente heeft hieraan geen vervolg gegeven vanwege de strijdigheid met het streekplanbeleid. Uiteindelijk heeft de gemeente in een brief van 30 november 2009

15 aangegeven onder welke voorwaarden medewerking zou kunnen worden verleend aan een uitbreiding van het bestemmingsvlak tot een omvang van 8.500 m2. Verder werd aangegeven dat het bedrijf van reclamant niet zou kunnen voldoen aan de geluidsnormen. Reclamant geeft aan in een overeenkomst met de gemeente te willen regelen dat de woning aan de Bijenweg 1 weer betrokken zal worden bij het bedrijf zodra de huidige bewoning is beëindigd. Verder is hij het niet eens met de voorwaarde dat er geen op- en overslag (binnen of buiten) mag plaatsvinden, terwijl het vigerende bestemmingsplan dit thans wel toelaat. Met de aanleg van een groensingel kan reclamant instemmen evenals dat hij zich moet houden aan de geldende milieuvoorschriften, waaronder de geluidvoorschriften. Hij is het echter niet eens met de conclusies in het onderzoeksrapport van het SRE naar de geluidbelasting en heeft F. Bouwmans Ingenieursburo te Deurne een compleet nieuw akoestisch onderzoek uit laten voeren. Daaruit blijkt dat zijn bedrijf kan voldoen aan de geluidnormen. Verder heeft SpellerCo Meerding te Waalre namens reclamant voor de bedrijfslocatie Bijenweg 1-3 een inrichtingsvisie opgesteld. Daaruit blijkt onder meer dat het bedrijf aangemerkt dient te worden als: transportbedrijf annex agrarisch hulpbedrijf. Voor het uitvoeren van de inrichtingsvisie en het herstructureren van de aanwezige bebouwing is reclamant bereid een overeenkomst met de gemeente te sluiten. Daarin kan tevens een planschaderegeling worden opgenomen. -Reclamant geeft aan dat het bestemmingsvlak niet is voorzien van een bouwvlak. Hij verzoekt dit alsnog te doen een en ander zoals voorgesteld in de inrichtingsvisie. -Reclamant constateert dat er tussen zijn perceel en de Bijenweg een smalle strook als agrarisch is bestemd. Hij vraagt hieraan de bestemming verkeer toe te kennen. -Reclamant geeft aan dat hij via de site: ruimtelijkeplannen.nl geen informatie kan uitprinten waardoor hij het nut van een tweetal gebiedsaanduidingen die op zijn perceel zijn aangegeven en de verwijzing naar de artikelen 3 en 4 niet kan inschatten. -Reclamant maakt uit de inhoud van artikel 3.2.1 en artikel 4 op dat er mogelijkheden zijn tot het oprichten c.q. uitbreiden/wijzigen van agrarische bedrijven tot een zodanige omvang dat hiervoor vooraf een planMer opgesteld had moeten worden. Verder geeft hij aan dat een en ander niet meer voldoet aan het recente beleid van de provincie Noord-Brabant met betrekking tot intensieve veehouderijen. -Tot slot merkt reclamant op dat niet is voldaan aan de openbaarmakingsplicht om alle stukken die ten grondslag liggen aan het bestemmingsplan ter inzage zijn gelegd. Zo wordt het onderzoeksrapport flora en fauna gemist. Daardoor kan niet worden beoordeeld welke effecten de ontwikkelingen in het bestemmingsplan hebben op de dier- en plantsoorten.

Reactie -Buiten het bestemmingsplan om wordt met reclamant overleg gevoerd over de mogelijkheden voor zijn perceel. In een brief van 30 november 2009 is aan reclamant aangegeven in hoeverre en onder welke voorwaarden aan de (uitbreidings)plannen in principe meegewerkt zou kunnen worden. Daarbij is het inderdaad zoals reclamant stelt dat er een ruimtelijke onderbouwing dient te worden overgelegd en met de gemeente een overeenkomst dient te worden gesloten waarin onder andere de economische uitvoerbaarheid van de plannen is geregeld. Verder zal er overeenstemming dienen te zijn over het gegeven of het bedrijf kan voldoen aan de geluidnormen. Door reclamant is weliswaar een inrichtingsvisie ingediend maar dit is geen ruimtelijke onderbouwing. Al met al komt het erop neer dat er onvoldoende gegevens voorhanden zijn om thans al in het bestemmingsplan daarop in te steken. Aan reclamant is eerder dan ook al aangegeven dat eventuele medewerking aan zijn plannen via een aparte procedure zal plaatsvinden en dat vooralsnog in dit bestemmingsplan uitgegaan wordt van de situatie zoals die in het thans nog geldende bestemmingsplan is opgenomen. -Ten aanzien van het bouwvlak en de begrenzing ervan is geconstateerd dat op basis van de belijning moeilijk te constateren is of het bestemmingsvlak tevens bouwvlak is en dat de begrenzing niet altijd samenvalt met naastgelegen bestemming. Een en ander zal door een gewijzigde vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan worden aangepast. -Het ontwerpbestemmingsplan is te raadplegen op zowel ruimtelijkeplannen.nl als de gemeentelijke website. -Er is sprake van een conserverend plan waarbij zoveel mogelijk de huidige situatie is vastgelegd. Het gaat te ver om daarvoor een zogenaamde planMer op te stellen. Voor zover

16 er sprake zou zijn van strijd met het provinciaal beleid inzake intensieve veehouderijen zal aanpassing van het bestemmingsplan plaatsvinden. -Alle stukken en rapporten die ten grondslag hebben gelegen zijn openbaar. Veelal zijn dit stukken die van een andere instantie afkomstig zijn (bijvoorbeeld de provincie) en bij de betreffende instantie kunnen worden geraadpleegd. In bijlage 3 van de toelichting is een lijst opgenomen welke stukken zijn geraadpleegd. Daarmee wordt voldaan aan de openbaarmakingsplicht.

8. Mevrouw, Deense Hoek 20 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant kan uit de verbeelding niet afleiden of de bestemmingsaanduiding A-B voor het hele bouwblok van Beukendreef 4 te Mariahout geldt. Zij is van mening dat de bestemming A- B met de diverse aanduidingen (kp) en (ph) voor het gehele bouwblok dient te gelden.

Reactie De bestemming A-B zoals aangegeven op de verbeelding geldt voor het gehele bouwblok. De aanduiding (kp) geldt alleen voor het linkergedeelte van het bouwblok. Dit is waar de kampeerboerderij is gesitueerd en komt ook overeen met de aanduiding zoals die in het thans nog geldende bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen. De aanduiding (ph) geldt voor het rechtergedeelte omdat daar de paardenhouderij is gesitueerd. Er is dan ook geen aanleiding om beide aanduidingen voor het gehele bouwblok te laten gelden.

9. De heer, Fazantlaan 1 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant maakt bezwaar tegen de grootte van zijn bouwvlak. Hij is het niet eens dat uitgegaan is van de huidige situatie die overigens anders is. Verder constateert hij dat andere bouwvlakken in zijn omgeving ruimer zijn gesitueerd. Door het kleine bouwvlak heeft hij onvoldoende mogelijkheden voor eventuele uitbreiding van zijn woning. Hij is van mening dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Verder constateert hij in de regels in artikel 1.2.1 lid a (reclamant bedoeld artikel 11.2.1 lid a) dat recreatieve voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht. Hij acht dit in strijd met eerdere plannen en toezeggingen van de gemeente dat dergelijke voorzieningen buiten het bouwvlak zouden mogen worden opgericht.

Reactie Bij het bepalen van de grootte van het bouwvlak is in eerste aanleg uitgegaan van het bouwvlak zoals dat thans in het bestemmingsplan Molenheide is opgenomen. Bij nadere bestudering is geconstateerd dat het bouwvlak van reclamant weinig ruimte biedt voor een eventuele uitbreiding van zijn woning dan wel het aanleggen van recreatieve voorzieningen. Daarnaast is het bouwvlak van reclamant in veel gevallen inderdaad kleiner dan andere bouwvlakken in de omgeving. Er is dan ook aanleiding om het bouwvlak van reclamant aan te passen. Zoals in artikel 11.2.1 is aangegeven dienen hoofdgebouwen met aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder recreatieve voorzieningen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Dit is het uitgangspunt. In die gevallen dat bij het aanleggen van recreatieve voorzieningen hieraan niet of niet volledig kan worden voldaan biedt artikel 11.3 de mogelijkheid om ontheffing te verlenen voor aanleg buiten het bouwvlak.

10., Beemdkant 19 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant maakt bezwaar tegen de grootte van het aan zijn perceel toegekende agrarische bouwblok. In dit bouwblok is onvoldoende rekening gehouden met de ontwikkelingen voor zijn bedrijf waarvoor hij reeds in juli 2009 een milieuaanvraag heeft ingediend. Het bouwblok zou

17 aan de achterzijde verbreed moeten worden om daarmee de varkensstal en wat extra opslag- /manoeuvreerruimte te kunnen realiseren.

Reactie Bij de toekenning van agrarische bouwblokken is aangegeven dat met eventuele uitbreidingen rekening kan worden gehouden indien toekomstige ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Voor de ontwikkeling zou alsdan een bouw- of milieuaanvraag bij de gemeente ingediend moeten zijn. Daarvan is hier sprake. Bij nadere bestudering van de milieuaanvraag moet worden geconcludeerd dat het bouwblok zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan niet tegemoet komt aan de situatie aangegeven in de milieuaanvraag van reclamant. Er is dan ook aanleiding om het bouwblok aan te passen overeenkomstig die situatie.

11. Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg namens de heer, Bakelseweg 25 te Aarle-Rixtel.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat voor het oprichten van hun woning aan de Bakelseweg te Aarle- Rixtel (kadastraal bekend Aarle-Rixtel, sectie G nr. 714) door de gemeente reeds geruime tijd terug bouwvergunning en vrijstelling is verleend. De woning is inmiddels in aanbouw. In het ontwerpbestemmingsplan is deze woning niet als zodanig middels een woonvlak aangeduid. Dit betekent dat bij iedere nieuwe bebouwing (zoals bijvoorbeeld een tuinhuisje) een uitgebreide ontheffingsprocedure zou moeten worden gevolgd. Ondanks het feit dat de bouwvergunning c.q. vrijstelling nog niet onherroepelijk is, wil reclamant een woonbestemming op het betreffende perceel opgenomen zien.

Reactie Ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan was er nog geen duidelijkheid over het ingediende bezwaar tegen deze bouwvergunning/vrijstelling. Inmiddels is het ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Daarmee is er voldoende aanleiding om in het bestemmingsplan alsnog voor het betreffende perceel een woonbestemming op te nemen. Het ontwerpbestemmingsplan zal hierop worden aangepast.

12. De heer en mevrouw, Heieindseweg 16 te Mariahout.

Zienswijze Reclamanten geven aan dat zij bezig zijn met de ontwikkeling van een zogenaamde BIO- woning op hun perceel. Zij hebben geconstateerd dat het bestemmingsvlak op hun perceel zoals aangeduid in het ontwerpbestemmingsplan afwijkt van het bestemmingsvlak zoals opgenomen in het thans nog geldende bestemmingsplan Buitengebied. Daarmee komt de beoogde BIO-woning buiten het bestemmingsvlak te liggen en zou het volgens de gebiedsvisie bebouwingsconcentraties geen gebied zijn waarin herschikking mogelijk is. De gebiedsvisie geeft overigens wel voor het gehele perceel aan dat er sprake is van bestaande bebouwing. Reclamanten verzoeken dan ook het bestaande bestemmingsvlak te handhaven en tevens aan te geven dat dit ook het bouwvlak is.

Reactie Blijkens de gebiedsvisie bebouwingsconcentraties is het betreffende gebied aangeduid als lintbebouwing waar herschikking mogelijk is. Gelet hierop is het zaak dat het ontwerpbestemmingsplan daarmee in overeenstemming is. In verband hiermee zal het ontwerpbestemmingsplan zodanig worden aangepast dat het gehele perceel van reclamanten aangeduid wordt met een bedrijfsdoeleindenbestemming, waarbij het bestemmingsvlak tevens bouwvlak is.

13. De heer, De Hei 45 te Mariahout.

Zienswijze

18 Reclamant geeft aan dat hij verschillende bij hem in eigendom zijnde percelen aan de Schaapsdijk en de Hei 45 te Mariahout als tuinbouwgrond in gebruik heeft. Hij wil niet dat er ten aanzien van bewerkingen op deze percelen (zoals drainage/beregening, plastic folies) belemmeringen worden opgelegd. Verder wil hij geen aanduiding van archeologische waarden op de percelen aan de Hei 45. Ten aanzien van het perceel de Hei 6 te Beek en Donk geeft hij aan dat daar geen sprake meer is van archeologische waarden omdat deze gronden al jaren geleden tot 80 cm diep zijn bewerkt.

Reactie De percelen aan de Schaapsdijk te Mariahout hebben de bestemming ‘agrarisch met waarden – landschaps- en natuurwaarden – 1’. Deze bestemming biedt mogelijkheden om de gronden als tuinbouwgrond te gebruiken zoals door reclamant bedoeld. Voor sommige activiteiten dient, ter bescherming van de ter plaatse geldende waarden, een aanlegvergunning te worden gevraagd. De percelen aan de Hei 45 te Mariahout hebben de bestemming ‘agrarisch’. Voor een klein gedeelte van de aangegeven percelen is tevens de aanduiding ‘waarde-archeologie 2’ opgenomen. Deze aanduiding is als een grote strook aan weerszijden van de Hei aangegeven omdat dit gebied archeologisch interessant is. Om te voorkomen dat er een verstoring van de bodem plaatsvindt wordt er middels regelgeving een bescherming aangegeven. Ook deze aanduiding kan als consequentie hebben dat er voor bepaalde werkzaamheden een aanlegvergunning noodzakelijk is. Het feit dat bij de Hei 6 te Mariahout reeds in het verleden bepaalde werkzaamheden in de grond zijn uitgevoerd betekent niet dat de archeologische aanduiding kan komen te vervallen. Het is van belang om bij nieuwe verstoringen in het perceel duidelijk na te gaan of c.q. uit te sluiten dat er archeologische waarden aanwezig zijn.

14. Crijns Rentmeesters te Someren namens de, Achterbosch 12 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat hij zijn intensieve veehouderij aan het Achterbosch 12 te Lieshout wil saneren en in het kader van de regeling Ruimte voor Ruimte een woning wil oprichten. Daarnaast wil hij de reeds meer dan 30 jaar aanwezige woning, die in het vigerende bestemmingsplan niet positief is bestemd, herbouwen. Hij vraagt deze ontwikkeling mee te nemen in het thans voorliggende bestemmingsplan dan wel de eerdergenoemde woning daarin positief te bestemmen.

Reactie In het bestemmingsplan Buitengebied worden geen ontwikkelingen meegenomen waarbij het niet duidelijk is of deze voldoen aan alle ruimtelijke aspecten. Daarvoor is een ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. Vaak moeten er via een overeenkomst ook nog bepaalde zaken worden geregeld. De gemeente is met reclamant in overleg over sanering van zijn bedrijf ter plaatse. Daarover zijn afspraken gemaakt en worden voorwaarden gesteld waaraan betrokkene dient te voldoen. Omdat een en ander nog in een voorbereidende fase verkeert, zal voor de sanering een aparte procedure buiten het huidige bestemmingsplan om worden doorlopen. Ten aanzien van de te herbouwen ‘illegale’ woning wordt opgemerkt dat deze inderdaad geen positieve bestemming heeft. Het betreft hier een bijgebouw bij de boerderij. Bij de inventarisatie is gebleken dat dit gebouw in het verleden wel eens werd bewoond. Er bestaat echter geen enkele aanleiding om aan dit gebouw een woonbestemming te geven en daarmee mogelijk te maken dat deze wordt herbouwd. In de correspondentie in het kader van bovengenoemde herontwikkeling is reclamant hiervan ook al in kennis gesteld.

15. Mr. R.G.A. Wouters te Boekel namens de heer en mevrouw, Vossenberg 3a te Mariahout.

Zienswijze

19 Reclamant geeft aan dat het perceel Vossenberg 3a te Mariahout een bestemming dient te krijgen die recht doet aan de feitelijke situatie. Een en ander betekent dat de woning een woonbestemming moet krijgen en de opslagloodsen een bedrijfsbestemming.

Reactie In het thans nog vigerende bestemmingsplan Buitengebied heeft het betreffende perceel een agrarische bedrijfsdoeleinden-bestemming waarbij de woning is aangemerkt als een bedrijfswoning. Kadastrale afsplitsing van de woning van het bedrijfsgedeelte betekent planologisch niet dat er een verandering in de bestemming dient plaats te vinden i.c. een woonbestemming hieraan gegeven zou moeten worden. Dit is namelijk strijdig met het provinciaal en gemeentelijk beleid om geen nieuwe (burger)woningen in het buitengebied toe te laten (uitgezonderd ruimte voor ruimtewoningen en BIO-woningen). Ook de omzetting van de agrarische bedrijfsdoeleindenbestemming in een bedrijfsdoeleindenbestemming voor opslag is strijdig met het reconstructiebeleid. Het perceel ligt namelijk in een landbouwontwikkelingsgebied. Dit gebied is in eerste aanleg voor (de vestiging van) agrarische bedrijven bedoeld. Eventuele omzetting naar een andere functie zou mogelijk kunnen zijn wanneer het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is. Daarvan is ons niet gebleken. Overigens zou daarbij tot afbraak van overtollige bebouwing dienen te worden overgegaan omdat maximaal 400 m2 is toegestaan. Gelet op het vorenstaande is er geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

16. De heer , Kleinbroekdreef 5 te Aarle-Rixtel.

Zienswijze Reclamant constateert dat ondanks eerdere reacties zijn bouwvlak niet is aangepast aan de feitelijke situatie. Daardoor is niet alle bebouwing op het perceel in het bouwvlak opgenomen. Hij verzoekt dit alsnog te doen. Verder is hij het niet eens met de aan de achterzijde van zijn perceel gegeven bosbestemming.

Reactie Ten aanzien van de grootte van het bouwvlak is naar aanleiding van eerdere reacties aangegeven dat die overeenkomt met de oppervlakte zoals die in het thans nog geldende bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen. Omdat er sinds dit plan geen nieuwe bebouwing is gerealiseerd, stemt de vermelde 600 m2 overeen met de oppervlakte die planologisch feitelijk is toegestaan. Het feit dat er in de WOZ-taxatie ook rekening gehouden is met reclamants ‘íllegale’ bebouwing betekent niet dat er vanuit planologisch oogpunt daarmee ingestemd wordt. Uit jurisprudentie blijkt dat het betalen van belastingen geen motief is om aan dergelijke bebouwing een positieve bestemming te geven. Er is dan ook geen aanleiding om aan dit deel van de zienswijze van reclamant tegemoet te komen. Wat betreft de toegekende bosbestemming aan de achterzijde van reclamants perceel wordt opgemerkt dat om onduidelijke redenen deze bestemming aldaar is toegekend. Er is inderdaad zoals reclamant stelt geen sprake van een bos. Het ontwerpbestemmingsplan zal zodanig worden aangepast dat de bosbestemming wordt gewijzigd in een bestemming ‘Agrarisch met waarden-Landschapswaarden’ conform de rest van reclamants perceel.

17. De heer, het Laar 3 te Aarle-Rixtel.

Zienswijze Reclamant verwijst naar een brief van 25 februari 2009 waarin is aangegeven dat de gemeente akkoord is dat de monumentale bedrijfswoning van het bedrijfsgedeelte wordt afgesplitst. De bedrijfswoning met ondergrond krijgt daarbij een woonbestemming en het

20 bedrijfsgedeelte behoudt zijn bedrijfsbestemming met de aanduiding ‘aannemersbedrijf’ en de aanduiding ‘0 bedrijfswoningen’. Hij vraagt het ontwerpbestemmingsplan overeenkomstig het vorenstaande aan te passen. Daarbij merkt hij op dat de bedrijfsbestemming zich over het gehele perceel dient uit te strekken overeenkomstig de feitelijke situatie en het gegeven dat dit al sinds 1996 als zodanig het geval is.

Reactie In navolging van de brief van 25 februari 2009 dient het ontwerpbestemmingsplan te worden aangepast in die zin dat de monumentale woning een woonbestemming krijgt en het bedrijfsgedeelte de bedrijfsbestemming behoudt in die zin dat daar de aanduiding van 0 bedrijfswoningen wordt opgenomen. Uit inventarisatie is gebleken dat het gehele perceel reeds jaren als bedrijfsperceel in gebruik is, hetgeen tot gevolg heeft dat de bedrijfsbestemming voor het gehele perceel dient te gelden.

18. Donkers bouwkundig tekenburo te Elsendorp namens de heer, Karstraat 12 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant geeft aan met de gemeente in overleg te zijn over de oprichting van een BIO- woning op zijn perceel. Zijn perceel zou volgens de gebiedsvisie bebouwingsconcentraties daarvoor in aanmerking komen. Hij vraagt een en ander thans in het bestemmingsplan op te nemen.

Reactie Het is inderdaad correct dat er met reclamant overleg is over de oprichting van een BIO- woning op zijn perceel. Daarbij is van gemeentewege aangegeven dat een en ander ruimtelijk dient te worden onderbouwd. De basis voor deze onderbouwing kan gevonden worden in de gebiedsvisie bebouwingsconcentraties. Gezien het feit dat deze gebiedsvisie nog door de gemeenteraad dient te worden vastgesteld, er geen ruimtelijke onderbouwing ligt van reclamant en met reclamant nog nadere afspraken dienen te worden gemaakt over de economische uitvoerbaarheid, is in het ontwerpbestemmingsplan uitgegaan van de feitelijke situatie. Na vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan en de gebiedsvisie kan ten behoeve van de oprichting van de betreffende BIO-woning een aparte procedure buiten het huidige bestemmingsplan om worden doorlopen.

19. De heer, Sonseweg 13 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant is het niet eens met de dubbelbestemming ‘waarde-archeologie 1’ op zijn percelen nabij zijn bedrijf omdat dit beperkingen oplegt voor het gebruik. Daarnaast is er volgens reclamant geen sprake meer van archeologie omdat deze gronden ca. 8 jaar geleden tot een diepte van 60 à 70 cm zijn bewerkt. Verder is reclamant het niet eens met de op zijn gronden aangegeven waardeaanduidingen “kwetsbare soorten’ en ‘struweelvogels’. Hij betwijfeld of deze aanduidingen correct zijn opgenomen en geeft aan dat dit ook beperkingen oplegt voor het gebruik.

Reactie De dubbelbestemming ‘waarde-archeologie 1’ is op basis van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart aan deze gronden toegekend. De door reclamant aangehaalde beperking is opgenomen in een aanlegvergunningstelsel. Hierop zijn enkele specifiek benoemde uitzonderingen gemaakt: grondactiviteiten in het kader van de reguliere agrarische werkzaamheden of met een beperkt karakter blijven mogelijk zonder vergunning. De rapportageverplichting voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 50 m2 is evenmin van toepassing op het uitbreiden van bouwwerken binnen bestaande bouwvlakken. Verder is voor de gebiedsbestemmingen de subzonering van het streekplan benut. Hierbij worden landschaps- en natuurwaarden in de Groene Hoofdstructuur via een aanlegvergunningstelsel beschermd. In dit geval is een aanlegvergunningstelsel gekoppeld aan de aanwezigheid van kwetsbare soorten, waarbij dit niet van toepassing is op het

21 normaal agrarisch gebruik. Het aanlegvergunningstelsel geldt overigens alleen voor het permanent omzetten van grasland, dus niet voor het 2 jaar inzaaien met maïs.

20. Waterschap Aa en Maas, Postbus 5049 te ’s-Hertogenbosch.

Zienswijze Reclamant is het niet eens met het feit dat het bestemmings-/bouwvlak van de RWZI in Aarle-Rixtel ten opzichte van de huidige situatie sterk is verkleind. Dit beperkt eventuele toekomstige uitbreidingsplannen. Verzocht wordt het bestemmings-/bouwvlak zoals in het nu nog geldende bestemmingsplan Buitengebied te handhaven. Verder vraagt reclamant de dubbelbestemming ‘waterstaat-waterbergingsgebied’ van de voorlopige reserveringsgebieden 2050 af te halen omdat hiervoor nog geen juridisch- planologische basis aanwezig is. Daarnaast is in artikel 40 van de planregels een algemene wijzigingsregel ten behoeve van de waterberging opgenomen. Daarmee zijn er voldoende mogelijkheden om de realisatie van een waterbergingsgebied in gang te zetten. Ten behoeve van de aanleg van ecologische verbindingszones (EVZ) en beekherstel vraagt reclamant een algemene wijzigingsregel naar de bestemming ‘natuur’ op te nemen. Tot slot heeft reclamant nog een aantal aanvullende opmerkingen op het ontwerpbestemmingsplan: • in paragraaf 2.2 van de toelichting verwijzen naar het waterbeheerplan 2010-2050 van waterschap Aa en Maas; • het op de verbeelding aangeven van alle leggerwatergangen; • in verschillende bestemmingsregels die betrekking hebben op uitbreidings- en/of verhardingsmogelijkheden, in het kader van hydrologisch neutraal ontwikkelen aangeven dat een schriftelijk advies bij het waterschap moet worden ingewonnen; • in de waterparagraaf aangeven welke ontwikkelingen in het plan concreet mogelijk worden gemaakt en hoe waterhuishoudkundig hiermee wordt omgegaan; • bij toekomstige relevante plannen het waterschap de Dommel betrekken.

Reactie Ten aanzien van de RWZI zal het bouwvlak worden opgenomen zoals dit thans in het geldende bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen waarbij wel een groenafschermingsstrook zoals vastgelegd op de verbeelding in acht moet worden genomen. Aan toekomstige uitbreidingen kan slechts worden meegewerkt wanneer de benodigde onderzoeken zijn verricht. Verder zullen de voorlopige reserveringsgebieden waterberging van de verbeelding verwijderd worden. Ten behoeve van de EVZ zal op de verbeelding van het bestemmingsplan een extra beschermingszone (2 x 12,5 meter) worden opgenomen. Deze zal juridisch worden doorvertaald in artikel 37 van de planregels. Artikel 40.1 van de regels voorziet in een algemene wijziging naar de bestemming ‘natuur’. Aanvullende opmerkingen: • in de toelichting zal verwezen worden naar het waterbeheerplan 2010-2050 van het waterschap; • alle belangrijke leggerwatergangen zijn in het plan opgenomen. De kleinere waterlopen vallen binnen een gebiedsbestemming en worden via de bestemmingsomschrijving globaal en via de keur van het waterschap specifiek beschermd; er is niets op tegen om alle leggerwatergangen als een aparte bestemming ‘water’ op te nemen; • een advies van het waterschap wordt alleen toegepast voor substantiële uitbreidingen (o.a. uitbreiding bouwblok, natte natuurparel, waterberging, milieuzone waterwingebied). Kleinschalige ontwikkelingen zijn niet of nauwelijks van invloed op het watersysteem (o.a. nevenfuncties en aan huis gebonden beroepen/bedrijven in bestaande gebouwen leveren geen extra bebouwing op). Wel is er aanleiding om bij sommige ontwikkelingen de eis te stellen dat er hydrologisch neutraal gebouwd dient te worden. Het betreft hier de artikelen 3.4.3, 4.2.2, 4.7.4, 5.3.3, 5.7.3, 6.7.3, 8.3.2 en 22.3.2. Voor de overige door reclamant aangedragen artikelen bestaat hiervoor geen aanleiding omdat hier sprake is van bestaande situaties. • daar vrijwel alle gronden zijn gelegen in het gebied van waterschap Aa en Maas wordt er van uitgegaan dat het waterschap de coördinerende rol vervult.

22

21. Ministerie van Defensie, Postbus 412 te Tilburg.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat de militaire brandstofleiding niet overal correct op de verbeelding is aangegeven. Verzocht wordt dit alsnog te doen. Verder wordt verzocht de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvrije zone van de leiding tevens vast te leggen in artikel 28 van de planregels.

Reactie De leiding is ingetekend op basis van informatie verkregen van de leidingbeheerders. Een en ander zal eventueel worden aangepast indien de exacte ligging niet correct is aangegeven. Daarvoor zal de informatie digitaal bij defensie worden opgevraagd. Het is niet nodig de bebouwingsvrije zone van leidingen ook nog vast te leggen in artikel 28 van de planregels. Dat deze zones op de verbeelding zijn vermeld biedt voldoende bescherming.

22. N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, te Groningen.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat niet alle aardgastransportleidingen goed zijn ingetekend op de verbeelding. Verder kan reclamant niet beoordelen of voldaan wordt aan de op de verbeelding aangegeven belemmeringszone. Voor zover er bouwvlakken over deze zone zijn geprojecteerd dient aanpassing hiervan plaats te vinden. Tevens verzoekt reclamant in paragraaf 4.4 van de toelichting informatie op te nemen uit de nieuwe regeling AMvB Buisleidingen ten aanzien van het risicobeleid. Tot slot vraagt reclamant in het aanlegvergunningstelsel in artikel 28 van de planregels een aantal extra werken en werkzaamheden te benoemen om daarmee de veiligheid van de gastransportleiding zo goed mogelijk te waarborgen.

Reactie De leidingen zijn ingetekend op basis van informatie verkregen van de leidingbeheerders. Een en ander zal eventueel worden aangepast indien de exacte ligging niet correct is aangegeven. Daarvoor zal de informatie digitaal bij de Gasunie worden opgevraagd. Via raadpleging op ruimtelijkeplannen.nl wordt iedereen in staat gesteld na te gaan hoe een en ander is weergegeven. Uit het oogpunt van volledigheid is nagegaan of de gevraagde afstanden zijn gehanteerd. Daarbij is uitgegaan van een strook van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Uit het oogpunt van volledigheid wordt paragraaf 4.4 van de toelichting aangevuld met de tabel gebaseerd op de AMvB Buisleidingen. Eveneens uit het oogpunt van volledigheid zal artikel 28.4.1 van de planregels aangevuld worden met de activiteiten zoals in de zienswijze van de Gasunie opgenomen.

23. Remie Fiscaal Juridisch Adviesbureau te Uden namens, Herendijk 22 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant vraagt ten aanzien van de locatie Herendijk 24 te Beek en Donk het bouwblok op te nemen zoals dat in het thans nog vigerende bestemmingsplan is opgenomen, hetgeen inhoudt dat het bouwblok aan de oostzijde dient te worden verruimd. Verder dient de aanduiding ‘iv’ te worden opgenomen omdat volgens de begripsbepalingen pelsdieren hier ook onder vallen en dit consequenties heeft bij bouwblokvergroting. Tot slot geeft reclamant aan in de gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties ten noorden van de locatie Herendijk 24 de mogelijkheid is opgenomen voor extra woningbouw. Hij vraagt te bevestigen dat nabij zijn

23 bedrijf aan de Herendijk 24 geen nieuwe woningen kunnen worden opgericht omdat hiervoor geen wijzigingsbevoegdheid is opgenomen en vanuit milieuhygiënisch oogpunt ook niet mogelijk is. Reclamant merkt ten aanzien van zijn bedrijf aan de Sparrendreef 5 te Mariahout op dat er in de toekomst problemen zouden kunnen ontstaan in verband met de recreatieve activiteiten op het perceel Sparrendreef 1. Het is hem namelijk niet duidelijk of er ten opzichte van de huidige situatie voor zijn bedrijf een verslechtering plaatsvindt omdat de recreatieve activiteiten zouden kunnen worden uitgebreid dan wel dichterbij gesitueerd zouden kunnen worden. Verder vraagt reclamant ook voor deze locatie de aanduiding ‘iv’ op te nemen. Hij vraagt dit ook te doen voor de locatie Herendijk 30 te Beek en Donk. Tot slot vraagt reclamant hoe de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.6 moet worden uitgelegd.

Reactie Er is niets op tegen om het bouwblok van de locatie Herendijk 24 aan de oostzijde te verruimen overeenkomstig de feitelijke situatie. Dit houdt in dat de grens van het bouwblok aldaar zal komen te liggen gelijk met de perceelsgrens. Omdat pelsdieren volgens de begripsbepaling onder intensieve veehouderij vallen, zal bij alle bouwvlakken van pelsdierhouderijen in het buitengebied van Laarbeek alsnog de aanduiding ‘iv’ worden opgenomen. In de gebiedsvisie bebouwingsconcentraties is een ruimtelijke visie gegeven over hoe de verschillende concentratiegebieden nader kunnen worden ingevuld. Daarbij is onder meer ook aangegeven waar eventuele extra bebouwing zou kunnen plaatsvinden. Het betreft hier echter een visie. Aan de hand van concrete plannen zal een nadere invulling moeten worden gegeven waarbij tevens een ruimtelijke onderbouwing dient te worden overgelegd. Uit die onderbouwing zal dienen te blijken of het plan past binnen wet- en regelgeving, zoals de milieuwetgeving. Slechts indien er geen belemmeringen c.q. strijdigheden met regelgeving zijn, zou er middels een aparte procedure –dus buiten het bestemmingsplan om- aan een plan kunnen worden meegewerkt. Voor de locatie Sparrendreef 1 is een bestemming opgenomen die aansluit bij de feitelijke situatie. Dit geldt voor zowel het perceel als de bebouwing. Omdat er sprake is van een bestaande situatie worden er geen problemen verwacht in het kader van de milieuwetgeving. De wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.6 is opgenomen voor agrarische bedrijven die hun bedrijf beëindigen en door middel van stallensloop en inlevering van fosfaat een extra woning op hun perceel willen oprichten (zogenaamde ruimte voor ruimtewoningen).

24. Juridisch Adviesbureau van der Aa BV te Sint Oedenrode namens de heer, Rooijseweg 12 te Mariahout en de heer, Rooijseweg 12a te Mariahout.

Zienswijze Reclamant vraagt het bestemmingsvlak Rooijseweg 12 te vergroten zodat hij meer ruimte krijgt voor zijn bedrijfsactiviteiten. Ook zou het logisch zijn om de strook tussen de weg en de beide bestemmingsvlakken een bedrijfsbestemming te geven. Verder merkt reclamant op dat het –gelet op de belijning- niet duidelijk is of het bestemmingsvlak tevens bouwvlak is. Dit is van belang ten aanzien van het bouwen en het aantal bedrijfswoningen. Tot slot merkt reclamant op dat in artikel 31.2.3 een verkeerd toetsingscriterium (waterbergend vermogen?) is opgenomen. Dit zou veranderd moeten worden.

Reactie Het beleid ten aanzien van niet-agrarische bedrijven is, dat de feitelijke situatie qua bestemmings- en bouwvlak en de bedrijfsgebouwen in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Concreet komt het erop neer dat de begrenzing van het thans nog geldende bestemmings-/bouwvlak is overgenomen. Uitbreiding van het bestemmingsvlak is strijdig met

24 het buitengebiedbeleid. Wel is er een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om het bouwvlak te vergroten. Op basis van de belijning is inderdaad moeilijk te constateren of het bestemmingsvlak tevens bouwvlak is. Een en ander zal door een gewijzigde vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan worden aangepast. Het toetsingscriterium in artikel 31.2.3 is inderdaad niet juist. In plaats van ‘het waterbergend vermogen van de gronden’ moet gelezen worden ‘de waardevolle bomen en/of hun groeiplaats’. Een en ander zal door een gewijzigde vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan worden aangepast.

25. DAS, Postbus 338 te ’s-Hertogenbosch namens de heer, Mariastraat 1 te Mariahout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat hij door een strak begrensd bouwblok vanwege de investeringen die hij gedaan heeft in zijn varkenshouderij bedrijfseconomisch gezien geen rendabel bedrijf kan runnen. Het bouwvlak is weliswaar op zijn verzoek enigszins vergroot ten behoeve van de aspergeteelt maar dit brengt minder omzetcapaciteit met zich dan een varkenshouderij. De waarde van zijn bedrijf zal hierdoor dalen. Reclamant vraagt het plan aan te passen zodat hij meer mogelijkheden heeft.

Reactie Reclamants bedrijf ligt in een zogenaamd extensiveringsgebied. Het provinciaal beleid (Verordening ruimte Noord-Brabant) ten aanzien van intensieve veehouderijen in dergelijke gebieden is, dat uitbreiding niet is toegestaan. Dit betekent dat dergelijke bedrijven een strak begrensd bouwvlak krijgen. Op verzoek van reclamant zelf is zijn bouwvlak vergroot om daarmee andere agrarische activiteiten ter plaatse mogelijk te maken. Voor zover er in de toekomst voor zijn activiteiten (niet zijnde intensieve veehouderij) een nog ruimer bouwvlak is benodigd biedt het bestemmingsplan mogelijkheden om dit te vergroten. Thans is er geen aanleiding om het bouwvlak aan te passen.

26. De heer, Grensweg 5 te Mariahout.

Zienswijze Reclamant geeft aan voornemens te zijn de bestaande woning met berging te vervangen door nieuwbouw. Om deze nieuwbouw doelmatig en stedenbouwkundig verantwoord in te kunnen passen wordt ca. 100 m2 grond aangekocht waardoor het perceel in de breedte meer mogelijkheden biedt. Reclamant vraagt op deze 100 m2 een woonbestemming te leggen waardoor het mogelijk is om de berging schuin achter de woning te realiseren.

Reactie Gelet op de geringe vergroting van het woonvlak is het planologisch verantwoord en wenselijk aan het verzoek van reclamant vervolg te geven. Een en ander zal door een gewijzigde vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan worden aangepast.

27. De Rijk Van de Westerlo Advocaten te Helmond namens de heer, Groenewoudseweg 2 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant herhaalt zijn eerder ingediende reacties op het bestemmingsplan waarin aangegeven wordt dat zijn perceel een bedrijfsbestemming zou moeten krijgen in plaats van een woonbestemming en de bestemming ‘AW-LN’ met de aanduiding ‘saw-st’ niet strookt met de feitelijke situatie van het perceel omdat er geen sprake is van begroeiing. Ten aanzien van de op te nemen bedrijfsbestemming geeft hij daarbij aan dat er in het verleden ook al bedrijfsmatige activiteiten plaatsvonden. Ook het feit dat een en ander al meer dan 10 jaar

25 door de gemeente wordt gedoogd is aanleiding om het gebruik te legaliseren. Reclamant doet hierbij een beroep op het gelijkheidsbeginsel vanwege het feit dat er in een ander geval (locatie Opstal 8) een gedoogsituatie gelegaliseerd wordt.

Reactie Zoals eerder naar aanleiding van reclamants reacties aan hem is medegedeeld, speelt hier een handhavingszaak. Bij brief van 25 maart 2010 is aan reclamant een dwangsom opgelegd vanwege het strijdige gebruik van het perceel Groenewoudeseweg 2 te Beek en Donk. In deze brief zijn de gronden genoemd waarom er aanleiding is tegen het strijdige gebruik op te treden. Gemakshalve wordt naar deze brief verwezen. Ten aanzien van de waardenaanduidingen op reclamants perceel wordt opgemerkt dat deze ontleend zijn aan de subzonering van het streekplan. Beoordeling vindt plaats vanuit een groot gebied. Daarmee kan het voorkomen dat er versnipperd percelen in een dergelijk gebied gelegen zijn waar deze waarden in twijfel kunnen worden getrokken. Het is echter niet wenselijk op perceelsniveau dergelijke gebieden uit te zonderen. Een perceel kan toch een bepaalde waarde hebben ook al zou dit in eerste aanleg niet voor de hand liggen. Zo kan een perceel zonder struweel toch interessant zijn voor struweelvogels. Er is dan ook geen aanleiding de betreffende aanduidingen op reclamants perceel te laten vervallen.

28. Brabants Landschap, Postbus 80 te Haaren.

Zienswijze Reclamant is niet akkoord met de bestemming van het gebied de Ruweeuwsels tot ‘bos’. Een bestemming ‘natuur’ doet meer recht aan de natuur- en landschapskwaliteiten van dit bos.

Reactie Bij het toekennen van de bestemming is uitgegaan van provinciale gegevens. Ook bij de bestemming ‘bos’ worden de aanwezige natuur- en landschapswaarden beschermd. Zo geldt hiervoor bijna hetzelfde aanlegvergunningstelsel als bij de bestemming ‘natuur’. Er is echter niets op tegen om in dit geval de bestemming ‘bos’ te wijzigen in de bestemming ‘natuur’ omdat hiermee meer recht wordt gedaan aan de kwaliteiten van het bos. De verbeelding zal hierop worden aangepast.

29. De heer, Bosrand 19 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat zijn woning in het woonbos is gelegen en een inhoud heeft van 950 m3 terwijl het ontwerpbestemmingsplan maximaal 800 m3 toelaat. Hij is van mening dat de inhoud van de woning niet aan een maximum dient te worden onderworpen. Verder is reclamant het niet eens met de omzetting van de agrarische bestemming voor het perceel Bosrand 7 te Lieshout in een bedrijfsbestemming met de aanduiding opslag/stalling. Een dergelijke bestemming past niet in een agrarische omgeving.

Reactie In het ontwerpbestemmingsplan zijn met betrekking tot de inhoud van de woningen in het woonbos de maten aangehouden zoals die in het huidige bestemmingsplan gelden. Reclamants woning alsmede de woningen Bosrand 21, 23 en Bosrand 6 zijn gelegen in het bestemmingsplan ‘molenheide, 2e herziening’. Daarin is bepaald dat de inhoud van een woning moet liggen tussen de 500 en 800 m3. Om bestaande rechten te laten behouden is er voor gekozen om de maximale maat van 800 m3 voor deze woningen in het ontwerpbestemmingsplan op te nemen. Het beleid met betrekking tot het woonbos is om de aantasting van het bos zoveel mogelijk te beperken. Het toestaan van een ongelimiteerde inhoudsmaat zou aan dit beleid afbreuk doen. Ten aanzien van Bosrand 7 is van gemeentewege geconcludeerd dat er sprake is van een beëindiging van een agrarisch bedrijf. Conform het provinciaal en gemeentelijk buitengebiedbeleid is het aanvaardbaar dat voormalige agrarische bedrijfsgebouwen onder meer voor opslag en stalling worden gebruikt. Gelet op dit beleid is aan het betreffend perceel een bedrijfsbestemming toegekend met de aanduiding ‘opslag’.

26

30. De heer, Broekkantsestraat 9 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant heeft twee zienswijzen ingediend. Zienswijze 1: Reclamant geeft nadere uitleg over de noodzaak om een sleufsilo bij het varkensbedrijf aan de Broekkantsestraat 9 te realiseren en daarvoor het bouwblok te vergroten. Zienswijze 2: Reclamant merkt op dat het bouwblok niet is aangepast aan de nieuwe situatie van de op te richten varkensstal aan de Broekkantsestraat 7. Verder geeft hij de noodzaak aan voor het oprichten van een hemelwateropvang. Als gevolg hiervan dient het bouwblok te worden vergroot. Reclamant vraagt daarin tevens een wijziging aan de voorzijde mee te nemen.

Reactie Zienswijze 1: Gelet op reclamants nadere uitleg is er aanleiding de geplande sleufsilo binnen het bouwblok te situeren en daarvoor het bouwblok enigszins te vergroten. Zienswijze 2: Volgens meting past de door reclamant genoemde varkensstal in het bouwblok. Voor de hemelwateropvang geldt dit ten dele zodat een geringe uitbreiding van het bouwblok aan de zuidzijde nodig is. Verder kan worden ingestemd met de voorgestelde wijziging van het bouwblok aan de voorzijde.

31. De heer en mevrouw, Spechtlaan 11 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant heeft de volgende zienswijzen: • het plan mist verfijning en een visie op het laarbeeks landschap; • het gebied Ruweeuwsels dient als ‘natuur’ aangemerkt te worden; • bosgebieden en alle overige gebieden deel uitmakend van de EHS dienen in de bestemmingsomschrijving opgenomen te worden met de toevoeging: behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-/landschappelijke waarden; • het Wilhelminakanaal dient als een ecologische verbindingszone (EVZ) in het plan bestemd te worden; • een ruimere bouwhoogtemaat opnemen bij de woningen in het woonbos om ruimte te bieden voor de (ver)bouw van architectonisch hoogstaande woningen danwel geen maximale bouwhoogte opnemen maar dit vrij laten. • in het woonbos dient een bebouwingsvrije zone langs bospaden te worden aangehouden; • eenduidigheid brengen in de grootte van de bouwblokken van woningen in het woonbos; • het bouwblok voor het perceel Spechtlaan 11 is te beperkt en komt niet overeen met het bouwblok zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Molenheide; • in het aanlegvergunningstelsel (artikel 11.5.1 onder h) dient een uitzondering te worden gemaakt voor het aanbrengen van verhardingen op inritten; • de bedrijfsbestemming voor het pand Eksterlaan 5 te Lieshout is niet correct en schadelijk voor het gebied in het algemeen en in het bijzonder voor de omliggende woningen.

Reactie • Een bestemmingsplan is geen landschapsontwikkelingsplan. Er is gewerkt vanuit de lagenbenadering waarbij de provinciale subzonering zo goed mogelijk is verwerkt. Hier ligt het provinciaal landschapsonderzoek aan ten grondslag. Het bestemmingsplan werkt niet vanuit diverse landschapsvisies. • Bij het toekennen van de bestemming aan de Ruweeuwsels is uitgegaan van provinciale gegevens. Ook bij de bestemming ‘bos’ worden de aanwezige natuur- en landschapswaarden beschermd. Zo geldt hiervoor bijna hetzelfde aanlegvergunningstelsel als bij de bestemming ‘natuur’. Er is echter niets op tegen om in dit geval de bestemming ‘bos’ te wijzigen in de bestemming ‘natuur’ omdat hiermee meer recht wordt gedaan aan de kwaliteiten van het bos. De verbeelding zal hierop worden aangepast. • In de bestemmingen ‘bos’, ‘natuur’ en ‘agrarisch met (natuur- en) landschapswaarden’ is de door reclamant bedoelde omschrijving al opgenomen.

27 • Het Wilhelminakanaal staat als ‘water-vaarwater’ op de verbeelding aangegeven. Via de algemene wijziging voor Natuur kan bij realisatie van de EVZ de bestemming relatief eenvoudig worden omgezet. • Gekozen is voor een separate regeling ‘bos-woonbos’ met enkele specifieke regelingen voor de functie wonen aldaar. De hoogtebepalingen van 5,5 meter (goot) en 10 meter (nok) zijn voldoende ruim om (bestaande) woningen te kunnen (ver)bouwen. • Het oprichten van voorzieningen is gekoppeld aan de bouwvlakken van de bestaande woningen waardoor deze sterk geconcentreerd blijven rondom de bestaande bebouwing en niet verder het bos in reiken. Daarmee is voldoende gewaarborgd dat de gronden parallel aan de bospaden (bedoeld zijn niet de bospaden op de percelen zelf) vrijgehouden worden van bebouwing. • De grootte van de bouwblokken is gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan Buitengebied mede in relatie tot de bestaande bebouwing. In een enkel geval heeft hierbij een verkleining van het bouwvlak plaatsgevonden. Van willekeur is dus zeker geen sprake. • Het bouwblok Spechtlaan 11 te Lieshout is weliswaar iets anders van vorm maar gelet op de grootte (ca. 900 m2) in overeenstemming met het huidige bouwblok. Daarbij wordt gesteld dat dit bouwblok voldoende mogelijkheden biedt om de woning uit te breiden dan wel bijgebouwen op te richten. • In het plan is gekozen om de paden in het bos, ook op particulier terrein, onverhard te laten en hiervoor een aanlegvergunningstelsel te laten gelden. Daarmee vindt een planologische bescherming plaats van de waarden die samenhangen met het bos en de bosgroeiplaats. • Voor het perceel Eksterlaan 5 te Lieshout is de bestemming overgenomen zoals die thans in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied geldt en zoals ook het feitelijk gebruik is.

32. De heer, Plevierstraat 12 te Mariahout.

Zienswijze Reclamant is eigenaar van het perceel Stekkermortel 6 te Mariahout waar een aannemersbedrijf is gevestigd. Hij vraagt de daarin opgenomen maximale oppervlakte van 800 m2 te vergroten naar 1200 m2. Een en ander is nodig om de bedrijfsactiviteiten in de toekomst goed te kunnen uitoefenen. Verder vraagt hij het gehele perceel binnen de begrenzing van de bebouwingsconcentratie Broek te laten vallen. Tot slot vraagt hij de mogelijkheid voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning in het bouwblok mee te nemen zodat zijn ouders in de huidige bedrijfswoning kunnen blijven wonen.

Reactie Uitgangspunt in het bestemmingsplan is dat niet agrarische bedrijven worden vastgelegd op de feitelijke situatie qua bouwvlak, bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen. In het plan is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om het bouwoppervlak te vergroten en wel met 15%. Een grotere oppervlakte is strijdig met het (provinciaal) buitengebiedbeleid. Ditzelfde beleid laat de oprichting van een tweede bedrijfswoning niet toe. Mogelijk dat de mantelzorgregeling in dit geval soelaas kan bieden. Ten aanzien van de begrenzing van de bebouwingsconcentratie Broek moet worden geconcludeerd dat deze gelijk is aan de grens van reclamants perceel.

33. Van Lanschot Nannenga Naus Rentmeesters BV te Wijchen namens Landgoed Eyckenlust te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat voor de vervallen boerderij aan de Bosscheweg 5 te Beek en Donk, een plan is opgesteld voor herbouw ervan. Gevraagd wordt dit plan mee te nemen in het bestemmingsplan Buitengebied door aan het perceel een woonbestemming toe te kennen. Verder verzoekt reclamant de bebouwingsconcentraties aan de Lekerstraat en Broekkant voor zover zichtbaar vanaf het landgoed niet aan te wijzen als mogelijke bouwlocaties.De bij die locaties aangegeven zichtassen gelden ook in tegenovergestelde richting.

28 Reactie Er is inderdaad een plan ingediend voor herbouw van de boerderij op het perceel bekend onder het adres Bosscheweg 2 te Beek en Donk. Dit plan is nog niet volledig en er dienen nog afspraken in een overeenkomst te worden vastgelegd inzake de besteding van de uit het plan gegenereerde gelden in het landgoed. Dit betekent dat t.z.t. voor het plan een aparte procedure wordt opgestart waarin het perceel een woonbestemming zal krijgen. De huidige bebouwing komt daarmee vooralsnog te vallen onder het overgangsrecht. In de door reclamant bedoelde bebouwingsconcentraties zijn slechts zeer beperkt enkele bouwlocaties aangegeven. Gelet op de ligging en de afstand tot het landgoed van die locaties zal van verstoring van de landschappelijke waarde van het landgoed geen sprake zijn.

34. Boskamp & Willems Advocaten te Eindhoven namens de heer, Heieindseweg 5 te Mariahout.

Zienswijze Reclamant vraagt het bouwblok aan de Heieindseweg 5 te vergroten tot een oppervlak van 1,5 ha vanwege uitbreiding van het bedrijf ter plaatse met twee nieuwe stallen. Hij is het niet eens dat de gemeente eerder geweigerd heeft om een vrijstelling ex artikel 19, lid 2 WRO voor dit plan te verlenen en heeft hiertegen een beroepschrift bij de rechtbank ingediend. Omdat hij er van uit gaat dat zijn beroep gegrond zal worden verklaard vraagt hij de bouwblokvergroting in dit bestemmingsplan mee te nemen.

Reactie Zoals in het kader van het voorontwerpplan ook al is opgemerkt, loopt ten aanzien van deze kwestie een bezwaar-/beroepszaak. Van gemeentewege is daarin, mede naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen het standpunt ingenomen dat aan de vergroting van het bouwblok naar 1,5 ha geen medewerking wordt verleend. Gemakshalve wordt naar de correspondentie van die zaak verwezen. Ondanks het ingestelde beroep is er geen aanleiding nu van standpunt te veranderen c.q. het bouwblok aan te passen.

35. Van Santvoort architecten B.V. te Nuenen namens de fam., Bakelseweg 4 te Aarle-Rixtel.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat bij brief van 13 februari 2009 gereageerd is op de bestemmings- en bouwbouwbloktoekenning voor zowel Bakelseweg 4 te Aarle-Rixtel als Kleinbroekdreef 2 te Aarle-Rixtel. Bij de beantwoording is de gemeente alleen ingegaan op de reacties ten aanzien van het perceel Bakelseweg 4 en niet Kleinbroekdreef 2. Dit betekent dat het daaraan toegekende bouwblok niet overeenkomt met de feitelijke situatie en de voorgenomen activiteiten aldaar. Reclamant vraagt het bouwblok aan te passen. Daarnaast vraagt hij een beslissing te nemen over het plan t.a.v. de locatie Bakelseweg 4 (gebruikswijziging van varkensbedrijf naar manege).

Reactie Het in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen bouwblok voor Kleinbroekdreef 2 omvat de in aanbouw zijnde woning en de paardenstal en geeft nog enige uitbreidingsruimte. Daarmee komt het bouwblok overeen met de feitelijke situatie en is er zelfs gelegenheid om een aantal voorgenomen voorzieningen binnen het bouwblok op te richten. Met eventuele toekomstige uitbreidingen kan rekening worden gehouden wanneer er concrete plannen zijn in de vorm van een bouw- of milieuaanvraag. Nu een dergelijke aanvraag er niet is, is de noodzaak onvoldoende aangetoond en is er geen aanleiding om het bouwblok te vergroten. Overigens biedt het bestemmingsplan altijd nog de mogelijkheid om het bouwblok te vergroten. Ten aanzien van de plannen met betrekking tot de locatie Bakelseweg 4 kan pas een beslissing worden genomen wanneer onderhavig bestemmingsplan en de gebiedsvisie

29 bebouwingsconcentraties is vastgesteld. Alsdan kan getoetst worden aan het voorgenomen beleid voor die bebouwingsconcentratie.

36. ZLTO, Postbus 91 te Tilburg namens, De Hei 25a te Mariahout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat op grond van provinciaal beleid de landschappelijke inpassing van een bouwblok binnen datzelfde bouwblok dient plaats te vinden. Het bouwblok dient daarom aan de noordzijde enigszins te worden vergroot. Verder is reclamant het niet eens met het opnemen van de dubbelbestemming Archeologie 2. Enerzijds omdat deze niet zou moeten gelden voor het bouwblok zelf en anderzijds vanwege het ontbreken van die waarde vanwege werkzaamheden in het verleden. Hij vraagt deze dubbelbestemming van de verbeelding te verwijderen.

Reactie Het verdient aanbeveling om het bouwblok aan de noordzijde enigszins te vergroten voor het realiseren van erfbeplanting. Het bouwblok zal daarop worden aangepast. De dubbelbestemming Archeologie 2 is gebaseerd op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Om te voorkomen dat er een verstoring van de bodem plaatsvindt wordt er middels regelgeving een bescherming aangegeven. Het feit dat bij de Hei 25a reeds in het verleden bepaalde werkzaamheden in de grond zijn uitgevoerd betekent niet dat de archeologische aanduiding kan komen te vervallen. Het is van belang om bij nieuwe verstoringen in het perceel duidelijk na te gaan of c.q. uit te sluiten dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Een en ander geldt overigens niet voor het bouwblok zelf.

37. ZLTO, Postbus 91 te Tilburg namens, Rijakkerweg 1 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant is het niet eens met het opnemen van de dubbelbestemming Archeologie 2. Enerzijds omdat deze niet zou moeten gelden voor het bouwblok zelf en anderzijds vanwege het ontbreken van die waarde vanwege werkzaamheden in het verleden. Hij vraagt deze dubbelbestemming van de verbeelding te verwijderen.

Reactie De dubbelbestemming Archeologie 2 is gebaseerd op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Om te voorkomen dat er een verstoring van de bodem plaatsvindt wordt er middels regelgeving een bescherming aangegeven. Het feit dat bij Rijakkerweg 1 reeds in het verleden bepaalde werkzaamheden in de grond zijn uitgevoerd betekent niet dat de archeologische aanduiding kan komen te vervallen. Het is van belang om bij nieuwe verstoringen in het perceel duidelijk na te gaan of c.q. uit te sluiten dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Een en ander geldt overigens niet voor het bouwblok zelf.

38. Agron Advies, Koppelstraat 95 te Beek en Donk namens, ’t Hof 3 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat er sprake is van een grondgebonden bedrijf en slechts hobbymatig paarden worden gehouden. De aanduiding ‘paardenhouderij’ dient dan ook komen te vervallen. Daarnaast heeft reclamant uitbreidingsplannen die niet geheel passen binnen het toegekende bouwblok. Voor deze plannen heeft hij een milieuaanvraag ingediend. Hij vraagt het bouwblok daarop bij te stellen.

Reactie Uit de door reclamant ingediende milieuaanvraag blijkt dat het bouwblok aan de zuidzijde enigszins dient te worden vergroot en de aanduiding ‘paardenhouderij’ kan komen te vervallen. Het bouwblok zal daarop worden aangepast.

30 39., Karstraat 13 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant is het niet eens met de verkleining van het bouwblok ten opzichte van het bouwblok in het thans nog geldende bestemmingsplan Buitengebied. Daarnaast zijn een bestaand dierenverblijf en een opslagruimte buiten het bouwblok gelaten.

Reactie Bij de toekenning van bouwblokken is het uitgangspunt dat alle bestaande bebouwing daarin wordt opgenomen. Nu dit niet het geval is, is er aanleiding het bouwblok daarop aan te passen.

40., Lagedijk 3a te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant heeft twee zienswijzen ingediend. Zienswijze 1: ten aanzien van de locatie aan de Lagedijk 3a te Beek en Donk is reclamant het niet eens met de opgelegde waarde Archeologie 2 en het aanduiden als waterbergingsgebied. Verder is reclamant van mening dat binnen de zone ‘boomteelt’ geen waarden dienen te worden opgenomen die de ontwikkeling van de boomteelt kunnen beperken. Tot slot vraagt hij op een tweetal percelen grenzend aan zijn bouwblok een bestemmingsvlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen te leggen in verband met de aanleg van containervelden. Zienswijze 2: Reclamant is het niet eens met het toegekende bouwblok voor de locatie Karstraat 11 te Beek en Donk. Er zijn ter plaatse altijd kweekactiviteiten geweest in de kas van 660 m2. Door aankoop van omliggende gronden is het mogelijk ter plaatse een rendabele productielocatie te creëren. Hij verzoekt dan ook het bouwblok te vergroten naar 3 ha overeenkomstig het beleid. Tot slot maakt hij bezwaar tegen de opgenomen waarde Archeologie 2 op de onlangs aangekochte percelen.

Reactie Zienswijze 1: De dubbelbestemming Archeologie 2 is gebaseerd op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Om te voorkomen dat er een verstoring van de bodem plaatsvindt wordt er middels regelgeving een bescherming aangegeven. Het feit dat bij Lagedijk 3a reeds in het verleden bepaalde werkzaamheden in de grond zijn uitgevoerd betekent niet dat de archeologische aanduiding kan komen te vervallen. Het is van belang om bij nieuwe verstoringen in het perceel duidelijk na te gaan of c.q. uit te sluiten dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Dit geldt dus ook voor het gebied bedoeld voor de ontwikkeling van de boomteelt. Ten aanzien van de opmerking over het waterbergingsgebied hebben wij inmiddels van het Waterschap Aa en Maas begrepen dat deze gebieden niet als een dubbelbestemming in het bestemmingsplan dienen te worden opgenomen. Het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast. Toevoegen van een bestemmingsvlak ten behoeve van permanent teeltondersteunende voorzieningen is onder voorwaarden mogelijk. Eén van de voorwaarden is dat er een schriftelijk advies ingewonnen dient te worden bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te Tilburg. Nu een dergelijke advies er niet is, is de noodzaak onvoldoende aangetoond en is er geen aanleiding om bestemmingsvlakken daarvoor op te nemen. Overigens is in het ontwerpbestemmingsplan een wijzigingsmogelijkheid hiervoor opgenomen zodat altijd nog een en ander kan worden geregeld. Zienswijze 2: Zoals in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan is aangegeven, is de gevraagde uitbreiding ten opzichte van het bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen zeer buitensporig. In dat kader past het dat de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te Tilburg ons ter zake hierover van advies dient. Op basis daarvan kan beoordeeld worden of een bouwblokvergroting noodzakelijk is. Vooralsnog wordt het bestaande bouwvlak gehandhaafd. Ten aanzien van de dubbelbestemming Archeologie 2 wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder zienswijze 1 is opgemerkt.

31

41. De heer, Lagedijk 5 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant geeft ten aanzien van het perceel, kadastraal bekend Beek en Donk, sectie I nr. 1957 aan dat daar geen sprake meer is van archeologische waarden omdat deze gronden tien jaren geleden zijn gediepploegd en gedraineerd.

Reactie De dubbelbestemming Archeologie 1 en 2 zijn gebaseerd op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Om te voorkomen dat er een verstoring van de bodem plaatsvindt wordt er middels regelgeving een bescherming aangegeven. Het feit dat bij het door reclamant bedoelde perceel reeds in het verleden bepaalde werkzaamheden in de grond zijn uitgevoerd betekent niet dat de archeologische aanduiding kan komen te vervallen. Het is van belang om bij nieuwe verstoringen in het perceel duidelijk na te gaan of c.q. uit te sluiten dat er archeologische waarden aanwezig zijn.

42. Laarbeekse Heemkundekringen, te Aarle-Rixtel.

Zienswijze Reclamant is van mening dat alle natuurgebieden de bestemming ‘natuur’ moeten krijgen i.p.v. de bestemming ‘bos’. Verder wil reclamant het gebied ‘Malthezer Hoeve’ bestemd zien overeenkomstig de bestemming in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, zijnde AW-LN en Natuur. Ook het gebied ‘De Beemd’ dient geheel als AW-LN te worden bestemd. De gebieden ten noorden van Mariahout, ten westen van de Veghelsedijk en ten noorden van de Nijnselseweg zijn aangeduid als AW-LN1. Er zitten in deze gebieden bijna geen struweelvogels of andere natuurwaarden. De gronden worden intensief als landbouwgrond gebruikt zodat de bestemming ‘A’ van agrarisch meer op zijn plaats is. Verder wil reclamant dat alle landschapselementen als zodanig in het plan worden opgenomen en niet zoals veelvuldig is gebeurd via de gebiedsbestemmingen. Tot slot is reclamant van mening dat Het Laar niet als een bebouwingsconcentratie dient te worden aangewezen en dat er geen mogelijkheid moet zijn om daar nieuwe bebouwing te realiseren vanwege de openheid van het landschap en de aanwezige zichtlijnen.

Reactie Bij de toekenning van de bestemmingen ‘bos’ en ‘natuur’ zijn de provinciale gegevens gebruikt. Ten aanzien van de bescherming van de aanwezige natuur- en landschapswaarden gelden voor beide bestemmingen nagenoeg dezelfde aanlegvergunningen. Niettemin heeft nog nader onderzoek plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat in sommige bestemde bosjes het natuuraspect overheerst. Een voorbeeld hiervan zijn de gronden Ruweeuwsels. Deze gronden alsmede andere bossen en bosjes die in de Verordening Ruimte Fase 1 zijn aangeduid als EHS worden omgezet van ‘bos’ naar ‘natuur’. Verder wordt opgemerkt dat voor het bepalen van de gebiedsbestemmingen de subzonering van het streekplan is benut. Hierbij worden de cultuurhistorische en archeologische waarden beschermd via de dubbelbestemming in plaats van een zwaardere gebiedsbestemming met een waarde-aanduiding landscha/cultuurhistorie. Deze systematiek is het gevolg van de SVBP 2008. Overigens is de gecombineerde bescherming vergelijkbaar met de gevraagde bescherming. Ook voor het gebied ten noorden van Mariahout en ten westen van de Veghelsedijk is de subzonering van het streekplan benut. Hierbij worden landschappelijke beplantingen in struweelvogelgebieden via een aanlegvergunningenstelsel beschermd. In de Nota van Uitgangspunten is gekozen om kleine landschapselementen te beschermen via een gebiedsbestemming en alleen de robuuste en bijzondere elementen positief te bestemmen. Daarnaast zijn alle cultuurhistorisch waardevolle bomen positief aangeduid. Niettemin heeft er nog nader onderzoek plaatsgevonden en daaruit is gebleken om sommige kleine landschapselementen een aparte bestemming te geven. Ten aanzien van de redenen voor opname van de bebouwingsconcentratie wordt verwezen naar het hoofdstuk: Algemene opmerkingen n.a.v. de zienswijzen onder A. Gebiedsvisie.

32

43. Provincie Noord-Brabant, Postbus 90151 te ’s-Hertogenbosch.

Zienswijze • Uit het plan blijkt niet hoe de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is begrensd. • Aandacht wordt gevraagd voor een adequate bescherming van de EHS voor wat betreft een negental gebieden. • Eveneens wordt aandacht gevraagd voor een adequate bescherming van de ecologische verbindingzones (EVZ). • De regeling in artikel 11 Bos-Woonbos is te ruim in relatie tot de EHS. • De ontheffingsregels in artikel 39 zijn te ruim in relatie tot de EHS. • Gevraagd wordt om extra beperkingen op te nemen voor de vestiging en uitbreiding van intensieve geiten- en schapenhouderijen. • De aanduiding ‘intensieve veehouderij’ voor het perceel Herendijk 4 is niet correct omdat sprake is van een grondgebonden agrarisch bedrijf. • Vormverandering bouwblokken intensieve veehouderijen in extensiveringsgebieden is strijdig met de Verordening Ruimte Fase 1. • Het in meerdere lagen bouwen van gebouwen waar dieren verblijven is strijdig met de Verordening Ruimte Fase 1. • Op de locaties Herendijk 5 te Lieshout en Lekerstraat 39-41 te Beek en Donk is sprake van uitbreiding van een intensieve veehouderij zonder dat daarvoor een onderbouwing is gegeven. • De mogelijkheid tot vergroting van bouwblokken voor intensieve veehouderijen stroken niet met de bepalingen in de Verordening Ruimte Fase 1. • Voor de adressen Heieindseweg 1a te Lieshout, Herendijk 7 te Lieshout en Vossenberg 4 te Mariahout, heeft een substantiële uitbreiding van het bouwvlak plaatsgevonden. Deze adressen zijn niet opgenomen in de retrospectieve toets waardoor er geen beoordeling aan de Verordening Ruimte Fase 1 heeft kunnen plaatsvinden. • De omschakeling van agrarische bedrijven naar een andere functie in de bebouwingsconcentraties nabij het landbouwontwikkelingsgebied is strijdig met de Verordening Ruimte Fase 1. • Door de wijzigingsbevoegdheid inzake het verwijderen van de aanduiding ‘relatie’ zouden nieuwe intensieve veehouderijen kunnen ontstaan hetgeen strijdig is met de Verordening Ruimte Fase 1. • De mogelijkheid tot wijziging naar glastuinbouw opgenomen in artikel 8.5.4 is niet in overeenstemming met de Verordening Ruimte Fase 1. • Gevraagd wordt om de criteria in artikel 4.7.6 van de planregels t.a.v. het oprichten van woningen in het kader van de regeling Ruimte voor Ruimte aan te vullen met de in paragraaf 3.5 van de Verordening Ruimte Fase genoemde criteria. • Gevraagd wordt om een nadere onderbouwing voor een negental adressen uit de retrospectieve toets. • Aandacht wordt gevraagd voor de groenblauwe mantel en de ontwikkelingsmogelijkheden daarbinnen zoals opgenomen in de nieuwe provinciale structuurvisie waarin het begrip groene hoofdstructuur verdwijnt. • Bezwaar wordt gemaakt tegen de mogelijkheid tot het oprichten van agrarische gebouwen buiten het bouwblok. • Bij de regeling huisvesting tijdelijke werknemers is onvoldoende veiliggesteld dat er geen nieuwe woningen kunnen ontstaan. • Er ontbreekt een afwegingscriterium op het vlak van ruimtelijke kwaliteit bij de ontheffingsregeling om de inhoud van burgerwoningen te verhogen naar 750 m3. • Gevraagd wordt om bij de bescherming van cultuurhistorische waarden de Verordening Ruimte Fase 2 te betrekken. • Gevraagd wordt op de verbeelding de boringsvrije zone als opgenomen in de Provinciale MilieuVerordening aan te geven.

Reactie • De EHS is begrensd via de subzonering van de GHS. De complete GHS-Natuur (waaronder de EHS) is hierbij overgenomen vanuit de provinciale databestanden. Voor zover de EHS van de Verordening Ruimte Fase 1 niet is overgenomen, zal dit alsnog gebeuren. Het

33 merendeel van de EHS ligt over de bestemmingen ‘bos’ en ‘natuur’. Daar verandert er niets. Daar waar in agrarisch gebied aanwezige waarden als beschermd worden, wordt er ook niets gewijzigd. Alleen daar waar in het ontwerpplan geen waarden zijn aangegeven maar wel als EHS is aangeduid, zal een lichte planologische basisbescherming worden opgenomen. Dit zal geschieden via een waarde-aanduiding met een (licht) aanlegvergunningenstelsel. • Ten aanzien van de negen deelgebieden wordt opgemerkt dat de aanwezige natuurwaarden niet alleen binnen de bestemmingen ‘bos’ en ‘natuur’ worden beschermd. Ook andere bestemmingen kennen een bescherming van deze waarden middels de aanduiding en het opgenomen aanlegvergunningenstelsel (deelgebieden 2 t/m 4 en 6 t/m 9). De subzonering van de GHS is hierbij als uitgangspunt gehanteerd. De EHS ligt binnen de GHS-Natuur. Daar waar er geen actuele waarden zijn, is gekozen voor agrarisch. Het MOB-complex (deelgebied 1) is bestemd conform de feitelijke situatie. Er is hier nog geen zicht op wijziging in natuur. Indien dit wel aan de orde is kan altijd nog de bestemming gewijzigd worden in ‘natuur’. Niettemin zal binnen deze bestemming de aanduiding natuurontwikkeling toegevoegd worden met een (licht) aanlegvergunningenstelsel voor bodem en water.Ten aanzien van het landgoed Eyckenlust (deelgebied 5) is abusievelijk deze bescherming niet binnen de bestemming Wonen-Landgoed geregeld. Dit zal alsnog gebeuren door in de bestemmingsomschrijving de aanduiding natuurontwikkeling toe te voegen met een (licht) aanlegvergunningenstelsel voor bodem en water. • Er is in eerste aanleg voor gekozen om geen planologische schaduwwerking uit te laten gaan van zones/buffers rondom ecologische verbindingszones omdat deze de realisatie er van niet zullen bespoedigen. Als er actuele waarden aanwezig zijn worden die beschermd via de betreffende gebiedsbescherming. Omdat dit onderdeel is van de Verordening Ruimte Fase 1 zal niettemin ten behoeve van de EVZ in het bestemmingsplan een extra beschermingszone (2 x 12,5 meter) worden opgenomen. • De regeling in artikel 11 ten behoeve van het woonbos is gebaseerd op de vigerende bestemmingen, mede in relatie tot de bestaande bebouwing. Verder zijn er enkele vigerende (grote) bouwvlakken verkleind. Eventueel op te richten voorzieningen zijn gekoppeld aan de bouwvlakken waardoor deze sterk geconcentreerd blijven rondom deze bebouwing. Het bos blijft daardoor zijn functie van bos behouden. • De algemene ontheffingsregeling in artikel 39 is niet van toepassing verklaard voor de bestemmingen: agrarisch met waarden, Landschaps- en natuurwaarden 2, i.c. de GHS- Natuur met daarin opgenomen de EHS. • Er is geen separaat beleid geformuleerd voor geiten- en schapenhouderijen. Ten aanzien hiervan wordt het rijksbeleid afgewacht. • De aanduiding ‘iv’ op het bouwblok van het perceel Herendijk 4 te Lieshout is inderdaad niet correct aangezien er sprake is van een rundveehouderij. Dit zal bij de vaststelling als wijziging worden meegenomen. • In eerste aanleg is vormverandering van bouwblokken in extensiveringsgebieden aangemerkt als vormverandering en geen uitbreiding. Nu de Verordening Ruimte Fase 1 hier regels over stelt zal het bestemmingsplan worden aangepast en wel zodanig dat vormverandering van bouwblokken in extensiveringsgebieden wordt verboden. • In het bestemmingsplan zal in de planregels de beperking worden opgenomen dat gebouwen voor dieren (intensieve veehouderij) in één bouwlaag mogen worden gerealiseerd. • De locatie Herendijk 5 te Lieshout betreft een boomkwekerijbedrijf waar geen aanduiding ‘iv’ is opgenomen. Ten aanzien van de locatie Lekerstraat 39-41 te Beek en Donk heeft een vergroting van het bouwblok plaatsgevonden vanwege de realisering van sleufsilo’s aan de achterzijde. • Ten aanzien van de bouwblokken voor intensieve veehouderijen is in eerste aanleg uit gegaan van het reconstructieplan. Inmiddels is de Verordening Ruimte Fase 1 vastgesteld waarin nieuw beleid is geformuleerd. De planregels zullen hierop worden aangepast. Het gaat hierbij om 1,5 ha voor verwevingsgebieden en 1,5 ha voor het Landbouwontwikkelingsgebied (2,5 ha met ontheffing). • De substantiële uitbreiding van het bouwblok voor een drietal adressen is niet opgenomen in de retrospectieve toets, omdat er geen sprake is van een bestemmingswijziging of verandering in aanduiding. Ten aanzien van het perceel Heieindseweg 1a te Mariahout wordt opgemerkt dat hier een bouwblok is samengevoegd met het adres Heieindseweg 1 te Mariahout. Een en ander is

34 nog een uitvloeisel van het thans nog vigerende bestemmingsplan Buitengebied waarbij Heieindseweg 1 een zelfstandig agrarisch bouwblok zou moeten krijgen. De woning Heieindseweg 1 is daarbij als bedrijfswoning aangemerkt. Herendijk 7 te Lieshout is geen agrarisch object (=sportpark); mogelijk dat een ander adres bedoeld wordt. Het bouwblok van Vossenberg 4 te Mariahout is vergroot tot 1,5 ha vanwege een voorgenomen uitbreiding van het bedrijf. • De omschakeling van agrarische bedrijven naar een andere functie in de bebouwingsconcentraties is in de planregels zodanig geregeld dat voor een aantal functies dit binnen het landbouwontwikkelingsgebied niet is toegestaan. Verder zijn er ook geen mogelijkheden voor het realiseren van Ruimte voor Ruimtewoningen/BIO-woningen in die concentratiegebieden. • De in artikel 4.7.2 onder c genoemde mogelijkheid (vervallen aanduiding ‘relatie’) zal worden geschrapt. • Het glastuinbouwontwikkelingsgebied is concreet ingevuld zodat artikel 8.5.4 onder d kan komen te vervallen. • De criteria in artikel 4.7.6 komen overeen met die in de Verordening Ruimte Fase 1. • Als nadere onderbouwing van een negental adressen kan het volgende worden gesteld. - Karstraat 8-8a: het betreft hier een legalisering van een reeds jaren gedoogde noodwoning op het perceel; - Kloosterdreef 8: het betreft hier een zelfstandig recreatief bedrijf waarvoor destijds middels een artikel 19 WRO-vrijstelling medewerking is verleend; - Veghelsedijk 7a: op 3 januari 1991 is een bouwvergunning verleend om de boerderij op te splitsen in twee wooneenheden; - Het Laar 2-7, Rooijseweg 8, Gemertseweg 25 en Ooievaarsweg 3: er is in deze gevallen geen sprake meer van een intensieve veehouderij zodat de aanduiding kan komen te vervallen; - Prof. Dondersweg 8: het bedrijf is in de loop der jaren omgeschakeld naar een agrarisch loonbedrijf. Daarvoor zijn geen (bouw)vergunningen afgegeven. • Ten aanzien van de groen-blauwe mantel wordt opgemerkt dat reeds vanaf 2006 gewerkt wordt aan de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. De zonering van het buitengebied is gebaseerd op de subzonering van het streekplan en de paraplunota, alsmede het reconstructieplan. Alle gebieden zijn gecheckt op basis van de provinciale gegevens. Wanneer je de GHS-Natuur (A-LN) combineert met de Natte Natuurparels en Waterbergingsgebieden heb je de groenblauwe mantel vrijwel compleet te pakken. Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden kan worden gesteld dat grondgebonden bedrijven groter dan 1,5 ha uitgebreid moeten kunnen worden met maximaal 15%. De omschakeling naar semi-agrarische bedrijven is niet toegestaan in de GHS-Natuur die de kern vormt van de groenblauwe mal. De omschakeling naar niet-agrarische bedrijven is enkel toegestaan in bebouwingsconcentraties. • Uitgangspunt is om bebouwing te concentreren op het agrarisch bouwblok. Er is echter ook voor gekozen om op beperkte schaal en onder voorwaarden gebouwen toe te laten buiten het bouwblok (kleine hulpgebouwen, tijdelijke/overige teeltondersteunende voorzieningen). • Bij de regeling huisvesting tijdelijke werknemers wordt het standpunt van de provincie gedeeld om geen zelfstandige woningen te laten ontstaan. Vandaar dat dit expliciet is opgenomen in artikel 4.5.2 onder d. • Bij de afweging om de inhoud van burgerwoningen te verhogen naar 750 m3 zal mede de landschappelijke inpassing van de woning worden betrokken. In de planregels zal dit in artikel 26.3.1 onder a worden opgenomen. • Bij het opnemen van cultuurhistorische waarden in het plan is gebruik gemaakt van de vigerende provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Het enige lint historisch groen is beschermd als (gemeentelijke) wegbeplanting. De verbeelding zal worden aangepast met bescherming cultuurhistorische waarden conform de kaart van de Verordening Ruimte Fase 1. • Ten aanzien van de boringsvrije zone wordt opgemerkt dat bescherming hiervan via de Provinciale Milieuverordening verloopt, zodat deze zone niet in het plan behoeft te worden opgenomen. In het plan worden namelijk ook geen verdere regels hieraan verbonden.

35 44. Boskamp & Willems Advocaten te Eindhoven namens de heer, Aarle-Rixtelseweg 52 te Helmond.

Zienswijze Reclamant herhaalt zijn tegen het voorontwerpplan ingediende reactie dat op zijn perceel aan de Bosrand te Lieshout (sectie L nr. 1089) een woonbestemming zou moeten gelden omdat de locatie voldoet aan alle uitgangspunten en hij kan voldoen aan de zogenaamde ruimte voor ruimteregeling. Met de stelling van de gemeente dat in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen is hij het niet eens en wijst daarbij naar de woningen in het woonbos waaraan wel medewerking is verleend. Verder maakt hij bezwaar tegen het feit dat zijn perceel in de gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties niet als een potentiële bouwlocatie is aangeduid.

Reactie Zoals in het kader van het voorontwerpplan aan reclamant reeds is aangegeven, worden nieuwe ontwikkelingen, waarvan hier sprake is, niet meegenomen in het bestemmingsplan. Dit om af te kunnen wegen of de realisering van de woning geen strijdigheid oplevert met regelgeving en om eventuele verplichtingen, zoals de economische uitvoerbaarheid, vast te leggen in een overeenkomst. De vergelijking met de woningen in het woonbos is niet terecht omdat deze woningen blijkens het daar geldende bestemmingsplan konden worden opgericht. In de visie voor de bebouwingsconcentratie Deense Hoek wordt aangegeven op welke manier de bebouwingsconcentratie door nieuwe bebouwing zou kunnen worden versterkt. Dit doet zich met name voor aan de westzijde van het gebied. Op reclamants perceel wordt dit niet als een versterking gezien c.q. noodzakelijk geacht. Er is dan ook geen aanleiding om het bestemmingsplan dan wel de gebiedsvisie aan te passen.

45. Van Santvoort architecten B.V. te Nuenen namens de familie, Professor Dondersweg 6 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant geeft aan eerder een schetsplan te hebben ingediend voor de oprichting van een bedrijfshal. Deze hal past niet binnen het in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen bouwblok. De hal wordt namelijk deels gerealiseerd onder de ter plaatse aanwezige hoogspanningsleiding. Het bouwblok dient dan ook aan de achterzijde te worden verruimd.

Reactie Uit de door reclamant ingediende aanvraag blijkt dat het bouwblok aan de oostzijde enigszins dient te worden vergroot. Het bouwblok zal daarop worden aangepast.

46. De heer, Ginderdoor 26 te Mariahout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat hij met de gemeente in overleg is over verplaatsing van zijn bedrijf. Het betreffende perceel zou daarbij een woonbestemming krijgen. Een aantal stappen zijn hiervoor reeds genomen (intrekken milieuvergunning, aanvragen sloopvergunning stallen). Een aantal stappen moeten nog volgen (starten zorgfunctie Heieindseweg 1a, realiseren vleesvarkensbedrijf in landbouwontwikkelingsgebied). Daarnaast is een bouwvergunning aangevraagd voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning aan de Heieindseweg 1a. Reclamant vraagt al deze zaken mee te nemen in het thans voorliggende plan.

Reactie Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in het bestemmingsplan. Dit om af te kunnen wegen of de verplaatsing van het bedrijf en alle bijkomende zaken geen strijdigheid opleveren met regelgeving en om eventuele verplichtingen, zoals de economische uitvoerbaarheid, vast te leggen in een overeenkomst. Aangezien een en ander nog zijn vervolg dient te krijgen wordt vooralsnog uitgegaan van de bestaande situatie.

36 Ten aanzien van de tweede bedrijfswoning loopt nog een procedure zodat dit ook niet in het plan wordt meegenomen. De zorgfunctie is een aspect dat in het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen met een ontheffingsregeling, zodat ook hiervoor het plan niet behoeft te worden aangepast.

47. De heer, Grensweg 3 te Mariahout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat op zijn perceel nog steeds agrarische activiteiten plaatsvinden en het agrarisch bouwblok dan ook gehandhaafd dient te blijven. De op het perceel aanwezige incourante bouwmaterialen worden t.z.t. opgeruimd c.q. verwijderd.

Reactie Uit een onlangs nog gehouden milieucontrole (26 mei 2010) is gebleken dat er sprake was van het houden van 3 paarden en 6 kippen. Verder werden er geen activiteiten waargenomen die er op duiden als zou er sprake zijn van een agrarisch bedrijf. Op basis daarvan concluderen wij dat de activiteiten ter plaatse een hobbymatig karakter hebben en de toegekende woonbestemming voor het perceel recht doet aan de feitelijke situatie. Er is dan ook geen aanleiding om de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen woonbestemming te wijzigen.

48. ZLTO afdeling Laarbeek, p/a Ginderdoor 26 te Mariahout.

Zienswijze Reclamant wil de dubbelbestemmingen waterberging en archeologie 2 in het boomteeltgebied geschrapt hebben omdat dit de ontwikkelingen in dat gebied mogelijk beperkt. Verder wil reclamant de mogelijkheid van het realiseren van nertsenkassen voor de huisvesting van nertsen in het plan opgenomen zien. Reclamant geeft aan dat de dubbelbestemming Archeologie 2 in grote delen van het plangebied achterhaald is omdat er inmiddels werkzaamheden tot wel 1 meter in de grond hebben plaatsgevonden. Verder vraagt reclamant extra ruimte in het plan voor de aanleg van teeltondersteunende voorzieningen. Verder vraagt reclamant de in artikel 4.2.2 onder e2 genoemde oppervlaktemaat van kleine rijhallen te verruimen van 1.000 m2 naar 1.200 m2 conform de toelichting (bldz. 49). Reclamant blijft bij zijn eerder ingenomen standpunt om een mogelijkheid in het plan op te nemen voor het realiseren van een 2e agrarische bedrijfswoning. Reclamant spreekt zich uit tegen natuurcompensatie in primair agrarische gebieden. Geadviseerd wordt dit alleen in de extensiveringsgebieden te laten plaatsvinden. Tot slot spreekt reclamant haar zorgen uit wat betreft de toename aan struweelvogelgebied. Men vindt dat hierdoor de animo voor erfbeplanting zeker niet zal toenemen.

Reactie De functie waterberging is overgenomen vanuit het reconstructieplan en de waardeaanduiding archeologie vanuit de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Daar is een aanlegvergunningstelsel aan gekoppeld dat niet van toepassing is op het normaal agrarisch gebruik en derhalve niet wezenlijk van invloed zal zijn op ontwikkelingen in het boomteeltgebied. Overigens zal de dubbelbestemming waterberging uit het plan worden geschrapt. Nertsenfokkerijen zijn positief aangeduid als ‘agrarisch-nertsenfokkerij’. De bouw van kassen is voorbehouden aan glastuinbouwbedrijven. Andersoortige bedrijfsgebouwen zijn wel mogelijk binnen de bouwregels. Voor zover nieuwe systemen hier niet aan kunnen voldoen zal wellicht met een partiële herziening van het bestemmingsplan meegewerkt kunnen worden. De dubbelbestemming Archeologie 2 is gebaseerd op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. De gemeente heeft zelf geen eigen nader onderzoek uitgevoerd. In veel gevallen zal een aanvrager geen onderzoek behoeven te doen inzake archeologische waarden. In artikel 30.2 is namelijk bepaald dat dit niet van toepassing is op bestaande bouwvlakken en bij uitbreiding van bouwvlakken tot 5.000 m2.

37 Ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen is niet gekozen voor een onbeperkte uitbreiding op differentiatievlakken binnen bouwblokken. Vandaar dat de norm van 2,5 ha in het buitengebied is aangehouden en 3,5 ha in de reconstructiewetzone-boomteelt. Deze oppervlakten worden als voldoende geacht. De oppervlaktemaat in artikel 4.2.2 onder e2 dient overeenkomstig de toelichting gewijzigd te worden in 1.200 m2. De gemeente blijft bij haar eerder ingenomen standpunt om de oprichting van een tweede bedrijfswoning niet via een ontheffingsprocedure in het bestemmingsplan op te nemen. De noodzaak voor een tweede bedrijfswoning is meestal niet aanwezig en de situaties dat dit wel het geval zou zijn, kan nog altijd via een partiële herziening hieraan worden meegewerkt. Voor natuurcompensatie is een algemeen wijzigingsartikel in het plan opgenomen dat ingezet kan worden voor de wijziging van de bestemming. Dit zegt niets over de locaties waar. Het standpunt is dat natuurcompensatie het best kan plaatsvinden nabij de ecologische structuur (inclusief de ecologische verbindingszones) en/of het landschappelijk raamwerk. De bescherming van struweelvogelgebieden geldt alleen in de gebiedsbestemming AW-LN1. Op agrarische bouwblokken worden geen aanduidingen voor struweelvogels opgenomen. Dit betekent dat hier de gedragslijn: nieuw groen = vrij groen geldt. In de toelichting van het plan zal nadere uitleg worden gegeven over het niet positief bestemmen van erfbeplanting.

49. De heer, Bemmerstraat 5 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant maakt bewaar tegen de aanduiding van zijn boerderij als cultuurhistorisch waardevol. De boerderij heeft ook een landbouwkundige functie hetgeen door de waardetoekenning belemmerend kan werken.

Reactie De aanduiding cultuurhistorische waarden is opgenomen omdat hier sprake is van een langgevelboerderij en het beleid is om dergelijke type boerderijen te behouden. Immers het niet aanduiden als cultuurhistorisch waardevol zou in theorie kunnen betekenen dat de boerderij wordt gesloopt en vervangen wordt door een modernere woning. De waardetoekenning betekent niet dat dit belemmerend werkt voor het gebruik van het pand. Het blijft mogelijk het pand naast de woonfunctie ook voor het agrarisch bedrijf te gebruiken. Bij het treffen van voorzieningen aan het pand dient wel rekening te worden gehouden met het beeldbepalende karakter van de boerderij.

50., Donkersvoortsestraat 8 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat de twee bestemmingsvlakken aan de Donkersvoortsestraat 8 / 8a met de aanduiding ‘relatie’ aan elkaar gekoppeld zijn en dat volgens de voorschriften daardoor sprake is van één bestemmingsvlak. In het westelijk bestemmingsvlak is echter de aanduiding ‘0’ opgenomen, zodat het lijkt of er geen bedrijfswoning in de gekoppelde bestemmingsvlakken mogelijk is. De langgevelboerderij in het oostelijke bestemmingsvlak is echter als bedrijfswoning in gebruik. Reclamant merkt verder op dat er een regeling opgenomen moet worden voor bestaande woningen die niet voldoen aan de eis van 15 meter tot de as van de weg en dat de aanduiding ‘iv’ ontbreekt in het westelijk bestemmingsvlak. Ook is reclamant van mening dat de aanduiding ‘cw’ uitsluitend binnen de contouren van de langgevelboerderij moet worden opgenomen. De aanduiding ‘cw’ heeft volgens betrokkene geen waarde nu niet duidelijk is beschreven welke cultuurhistorische waarden in het geding zijn. Tenslotte merkt reclamant op dat de rioolleiding met bijbehorende beschermingszone niet correct is ingetekend. Deze leiding moet in het profiel van de weg liggen. In de legenda van de verbeelding is de dubbelbestemming ‘Leiding’ overigens aangegeven als ‘Leiding – Brandstof’, terwijl de regels spreken over ‘Leiding’.

Reactie

38 Volgens de voorschriften zijn bedrijfswoningen in een bouwvlak toegestaan. Ze zijn dus niet gerelateerd aan het bestemmingsvlak. In het ontwerpbestemmingsplan hebben nagenoeg alle agrarische bedrijven slechts een bestemmingsvlak gekregen en geen bouwvlak. In de voorschriften van het vast te stellen bestemmingsplan ontbreekt echter een bepaling dat bij het ontbreken van een bouwvlak het gehele bestemmingsvlak wordt aangemerkt als bouwvlak. In het vast te stellen bestemmingsplan dient deze bepaling te worden toegevoegd. In dat geval is het wel noodzakelijk om in éen van de twee bestemmingsvlakken met de aanduiding ‘relatie’ expliciet aan te geven waar geen bedrijfswoning mag worden gerealiseerd. De tot woning verbouwde bedrijfsruimte aan de Donkersvoortsestraat 8a (in het westelijke bestemmingsvlak) mag namelijk niet aangemerkt worden als bedrijfswoning. Deze tijdelijke woning is namelijk gerealiseerd in het kader van mantelzorg en krijgt derhalve geen positieve bestemming. Dit betekent dat in dit geval de aanduiding ‘0’ gehandhaafd moet blijven in het westelijke bestemmingsvlak, zodat in het oostelijk bestemmingsvlak de bestaande langgevelboerderij als bedrijfswoning wordt aangemerkt. In het ontwerpbestemmingsplan zijn bij de bestemmingsvlakken met de aanduiding ‘relatie’ abusievelijk ook de aanduidingen ‘iv’ niet opgenomen in één van de twee bestemmingsvlakken. Om misverstanden te voorkomen is het wenselijker om in beide bestemmingsvlakken die aanduiding op te laten nemen. De regeling in het bestemmingsplan om een afstand van 15 meter tot de as van de weg in acht te nemen heeft betrekking op nieuwbouw en niet op bestaande bebouwing. In artikel 4.3.1. is overigens een ontheffingsmogelijkheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om dichter tot de as van de weg te bouwen. Voorwaarde is dat hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. Nagenoeg alle in redelijke / oorspronkelijke staat verkerende langgevelboerderijen in Laarbeek zijn aangemerkt als beeldbepalend pand, via de functieaanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ op de verbeelding weergegeven. Gelet op de ontstaansgeschiedenis van dergelijke panden en de vermindering van agrarische bedrijven in het buitengebied waardoor de boerderijen vaak een andere functie krijgen is het wenselijk om dergelijke langgevelboerderijen te beschermen zodat ze behouden blijven voor de toekomst. De functieaanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ is voor Donkersvoortsestraat 8 inderdaad van toepassing op de langgevelboerderij. Dit zou moeten blijken uit een bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, die echter abusievelijk ontbreekt. Deze bijlage – waarin alle waarden per pand beschreven staan – wordt bij de vaststelling van het plan toegevoegd. De aanduiding hoeft overigens niet exact gesitueerd te zijn op de locatie waar de langgevelboerderij gelegen is. De aanduiding hoeft slechts in het bestemmingsvlak te liggen. Het tracé van de rioolleiding is inderdaad niet correct digitaal weergegeven. Daarnaast is de toevoeging ‘Brandstof’ inderdaad overbodig, omdat in de legenda van de verbeelding ook diverse ‘figuren’ zijn opgenomen waaronder de figuur ‘- B –‘ voor de hartlijn leiding – brandstof. Zowel de ligging van de rioolleiding als de toevoeging ‘Brandstof’ in de legenda van de verbeelding wordt gecorrigeerd.

51. Looije Agro Technics te Made namens de heer, Pater Eustachiuslaan 8 te Aarle- Rixtel.

Zienswijze Reclamant verzoekt de maximaal toegelaten oppervlakte van kassen te laten vervallen zodat er nog uitbreidingsmogelijkheden ontstaan voor het bestaande bedrijf, een en ander conform provinciaal beleid. Tevens wordt verzocht om de maximaal toegelaten goothoogte voor bedrijfsgebouwen te verhogen dan wel een ontheffingsmogelijkheid op te nemen tot 7,50 meter en een bouwhoogte van maximaal 15 meter, vanuit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Tenslotte wenst reclamant de maximaal toegelaten goothoogte van de kassen te verhogen. Reclamant wenst zijn zienswijze mondeling toe te lichten en wil in de gelegenheid gesteld worden om aanvullende gronden naar voren te brengen.

Reactie De gemeente Laarbeek heeft in 2005 het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwdoorgroeigebied Laarbeek’ opgesteld om uitvoering en invulling te geven aan de aanduiding ‘mogelijk doorgroeigebied’ op de streekplankaart. Het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwdoorgroeigebied

39 Laarbeek’ is uitgegaan van een eindsituatie voor wat betreft de (uitbreidings)mogelijkheden van glastuinbouw in het betreffende gebied. Het schetsen van een eindsituatie was één van de voorwaarden van de provincie om een doorgroeigebied te kunnen realiseren. Het glastuinbouwbedrijf van Van Gennip heeft geparticipeerd in het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwdoorgroeigebied Laarbeek’. Alhoewel een groot deel van dit bestemmingsplan vernietigd is door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 6-5-2009, is de bestemming van het onderhavige bedrijf wel in tact gebleven. Het bedrijf van Van Gennip is hierdoor kunnen groeien van 6.000 m2 glasopstand (volgens het vigerende bestemmingsplan Buitengebied) naar 30.000 m2 glasopstand (volgens het bestemmingsplan Glastuinbouwdoorgroeigebied). Deze norm van 3 hectare is dan ook overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Aangezien het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwdoorgroeigebied Laarbeek’ een eindsituatie heeft weergegeven, het glastuinbouwbedrijf van Van Gennip op dit moment sowieso niet kan worden uitgebreid - aangezien het bedrijf geen eigenaar is van de omliggende gronden - en er nog geen concrete plannen voor uitbreiding zijn, is uitbreiding van het bouwblok niet aan de orde. Mocht uitbreiding in de toekomst alsnog wenselijk / noodzakelijk zijn en passen in het dan geldende glastuinbouwbeleid, dan dient daarvoor een afzonderlijke ruimtelijke procedure te worden doorlopen. De toegestane goot- en nokhoogten voor kassen en bijgebouwen uit het bestemmingsplan Glastuinbouwdoorgroeigebied zijn overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Deze hoogten zijn destijds tot stand gekomen in overleg met de Tuinbouwontwikkelingsmaatschappij (TOM), als zijnde belangenbehartiger van glastuinders. Deze hoogten voldoen ruimschoots aan de geldende normen voor kassen en bedrijfsgebouwen en behoeven derhalve geen aanpassing. Op 20 mei 2010 heeft telefonisch overleg plaatsgevonden met de heer T. van Dalen van Looije Agro Technics. Aangegeven is dat de zienswijze helder is en dat er geen nadere mondelinge toelichting nodig is. Gevraagd is of er nog een nadere aanvulling van de zienswijze te verwachten is. Per e-mail van 20 mei 2010 heeft men laten weten de zienswijze niet nader aan te willen vullen en geen gebruik te willen maken om de zienswijze mondeling toe te lichten.

52. Geling Advies te Sint Anthonis namens de heer, Liesdijk 2 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant wenst een groter bouwvlak (1,5 hectare), conform het bouwvlak zoals dat was opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Uitbreiding van het bouwvlak is niet alleen uit economische noodzaak vereist, maar ook vanwege technische en economische levensduur van de bestaande stallen die aan vervanging toe zijn. Voor de nieuwe gewenste stallen is reeds een milieuvergunning verleend.

Reactie De onderhavige locatie kan niet aangemerkt worden als een duurzame locatie vanwege de ligging nabij een ecologische verbindingszone en de wederzijdse beïnvloeding van het bedrijf en de ecologische verbindingszone. Met reclamant zou in dat kader een overeenkomst gesloten worden, waarbij enerzijds het bedrijf uitgebreid zou kunnen worden en anderzijds de ecologische verbindingszone gerealiseerd zou kunnen worden via een goede inpassing van het agrarische bedrijf. Deze overeenkomst is echter nimmer tot stand gekomen, waardoor een uitbreiding van het bouwblok ter plaatse niet gewenst is. In het voorontwerpbestemmingsplan was het bouwblok overigens reeds vergroot, aangezien er vanuit gegaan werd dat er een overeenkomst tot stand zou komen.

53. ZLTO te Tilburg namens de heer, Putweg 2 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant wenst een groter bouwvlak (1,4 hectare) voor de uitbreiding van de melkveehouderij en de landschappelijke inpassing daarvan. In december 2009 is reeds een milieuvergunning aangevraagd voor deze ontwikkeling. Tevens dienen bestaande sleufsilo’s en mestbassins in het bouwvlak opgenomen te worden. Tenslotte is reclamant van mening

40 dat de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied’ niet meer van toepassing is op de betreffende gronden vanwege ruilverkaveling en ingrijpende bodemingrepen, zodat deze aanduiding moet komen te vervallen.

Reactie De sleufsilo’s en mestbassins liggen inderdaad buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Voor een nieuwe veestal is een nieuwe milieuaanvraag op komst. De aanvraag voldoet aan alle huidige normen. Het bouwvlak wordt dan ook aan zowel de noord- als oostzijde aangepast voor de landschappelijke inpassing van de veestal en de opname van de sleufsilo’s en mestbassins. De aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied’ vloeit voort uit de provinciale Cultuur historische waardenkaart en dient te worden gehandhaafd omdat er geen nader cultuurhistorisch onderzoek heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat de betreffende waarden niet in het geding zijn.

54. Goorts & Coppens advocaten te Deurne namens de heer, Karstraat 15 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant geeft te kennen dat in de plantoelichting de resultaten van het vooroverleg ontbreken en in de plantoelichting onvoldoende inzicht is gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan. Daarnaast geeft reclamant aan dat de omvang van het bouwblok onduidelijk is, dat niet alle bedrijfsactiviteiten (paardenhouderij en hondenpension) positief zijn bestemd, dat het ontwerpplan onvoldoende uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden biedt en er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Reactie In hoofdstuk 6 van de plantoelichting wordt bij het onderdeel 6.2 Procedure nader ingegaan op de inspraak- en vooroverlegreacties. Aangegeven wordt dat deze in sommige gevallen geleid hebben tot een aanvulling en/of aanpassing van het plan en dat deze verwerkt zijn in het ontwerpbestemmingsplan zoals dit voor iedereen ter visie heeft gelegen. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in het Besluit ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 5 van de plantoelichting wordt bij het onderdeel 5.3 Uitvoerbaarheid nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Daarbij wordt aangegeven dat het bestemmingsplan zich met name richt op de bescherming en het beheer van bestaande kwaliteiten en functies. Het betreft derhalve een beheergericht plan met (kleinschalige) ontwikkelingscomponenten. Het brengt voor de gemeente geen bijzondere kosten met zich mee en wordt derhalve economisch uitvoerbaar geacht. Eventuele planschade risico’s worden separaat bekeken op basis van specifieke verzoeken en bouwplannen. Aan de hand van dit gegeven wordt geconcludeerd dat op deze manier voldoende inzicht gegeven wordt in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Als uitvloeisel hiervan is in de bekendmaking van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan aangegeven dat het bestemmingsplan in hoofdzaak conserverend van aard is, zodat er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Van handelen in strijd met het Besluit ruimtelijke ordening is dan ook geen sprake. De systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied is dat de hoofdactiviteit, in casu een rundveehouderij, positief bestemd wordt. Overige kleinschalige activiteiten (zoals een hondenpension) worden geschaard onder de nevenactiviteiten bij het agrarische bedrijf. Voor het houden van een hondenpension is in het verleden een vrijstelling verleend, welke nog steeds van toepassing is. Het is niet mogelijk om aan de bestemming ‘Agrarisch bedrijf’ een afzonderlijke aanduiding ‘hondenkennel’ te koppelen, omdat dit in de systematiek van het plan aan te merken is als een bedrijfsactiviteit. In het geval het hondenpension een hoofdactiviteit zou zijn dan zou voor het betreffende perceel de bestemming ‘Bedrijf’, met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – hondenkennel’ van toepassing zijn. Dit is echter niet aan de orde. Volgens de geldende milieuvergunning is er ter plaatse sprake van een rundveehouderij. Tevens is een hondenpension toegelaten. Een paardenhouderij is echter niet vergund. In de

41 inspraakreactie van reclamant van 20 februari 2009 wordt overigens geen gewag gemaakt van een paardenhouderij, terwijl de aanwezigheid van een herstelinrichtingsbedrijf wel wordt opgevoerd. Aangezien een paardenhouderij niet vergund is bestaat er geen aanleiding om tevens de aanduiding ‘paardenhouderij’ op te nemen, dan wel het bouwblok daarvoor te vergroten. Mocht reclamant in de toekomst het agrarische bedrijf willen omschakelen naar een agrarisch bedrijf met de aanduiding ‘paardenhouderij’ dan is in artikel 4.7.3 een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Alle belangen van reclamant zijn dan ook zorgvuldig afgewogen en de bestemming is op grond van een goede motivering toegekend.

55. Juridisch adviesbureau Van der Aa te Sint-Oedenrode namens, Pater Eustachiuslaan 17 te Aarle-Rixtel.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat de parkeerstrook aan de noordzijde van de Pater Eustachiuslaan groter is dan op de verbeelding is aangegeven. Verzocht wordt om de bestemming ‘Verkeer’ te vergroten tot een afmeting van 70 x 25 m1, conform de feitelijke situatie. Tevens wordt verzocht om de regels, met name de wijzigingsbevoegdheid, ten aanzien van glastuinbouwbedrijven in een doorgroeigebied aan te passen zodat het bestaande bedrijf in de toekomst nog kan uitbreiden. In de toelichting is namelijk aangegeven dat er geen maximum geldt. Verzocht wordt om de goothoogte te verruimen naar 7,5 m1, conform de tendens in de glastuinbouw. Tenslotte wordt aangegeven dat de regeling voor het huisvesten van seizoensarbeiders niet eenduidig is en dat het lijkt alsof de rioolleiding gedeeltelijk onder de bestaande kassen is gelegen terwijl dat niet het geval is.

Reactie De bestemming ‘Verkeer’ wordt in het vast te stellen plan aangepast aan de feitelijke situatie. De glastuinbouwbedrijven van G.T.L. Vereijken en Zonen en Tuinderij D’n Broekkant B.V. hebben geparticipeerd in het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwdoorgroeigebied’. Het bestemmingsplan Glastuinbouwdoorgroeigebied betreft een eindsituatie voor wat betreft de (uitbreidings) mogelijkheden van glastuinbouw in het gebied. Voor deze bedrijven is een uitbreiding op afstand gerealiseerd en daarmee zijn de groeimogelijkheden maximaal benut. Dit betekent dat er geen uitbreidingsruimte meer wordt toegekend aan de bestaande bedrijven aan de Pater Eustachiuslaan. In de toelichting van het vast te stellen plan dient een passage toegevoegd te worden dat via het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwdoorgroeigebied’ reeds invulling is gegeven aan de maximale invulling van de glastuinbouwmogelijkheden in het betreffende gebied. De goothoogte is afgeleid van het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwdoorgroeigebied’ en is destijds tot stand gekomen met medewerking van de bedrijven en van de Tuinbouw Ontwikkelings Maatschappij. Deze hoogte voldoet nog steeds aan de huidige normen en hogere kassen zijn vanuit landschappelijk perspectief niet gewenst vanwege de beperkte mogelijkheden tot landschappelijke inpassing. De hoogte behoeft dan ook geen aanpassing. De redactie van artikel 4.5.2 (gebruik bestaande bedrijfsgebouwen voor seizoensarbeiders) dient inderdaad aangepast te worden en wel door achter de zinsnede ‘ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4.2’ toe te voegen ‘onder a’. De ligging van de rioolleiding wordt nader bekeken en voor zover noodzakelijk aangepast bij de vaststelling van het plan.

56., Asdonkseweg 6 te Aarle-Rixtel.

Zienswijze Reclamant verzoekt nogmaals om het gehele perceel de bestemming ‘Recreatie’ te geven. In het geval hieraan niet meegewerkt wordt dan wordt om een uitbreiding van het bestemmingsvlak verzocht.

Reactie

42 Het verzoek om het gehele perceel te bestemmen tot recreatie kan niet ingewilligd worden. In het ontwerpbestemmingsplan is voor het huisperceel een specifieke recreatieve bestemming opgenomen en voor de aangrenzende gronden is extensieve recreatie mogelijk op basis van de bestemming ‘Agrarisch’. Uitgangspunt is dat de agrarische gronden een agrarisch c.q. landelijk karakter moeten behouden. Dit betekent dat voorkomen moet worden dat op die gronden allerlei bouwsels worden opgericht. In het ontwerpbestemmingsplan is het toegekende bouwvlak overigens niet correct weergegeven. Het bouwvlak komt niet overeen met de feitelijke situatie, omdat diverse bestaande voorzieningen niet in het bouwvlak zijn opgenomen. Het bouwvlak dient aangepast te worden, conform het voorstel van reclamant.

57. De heer, Achterbosch 12 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant verzoekt om de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’ te verwijderen van het perceel kadastraal bekend Lieshout sectie L nummer 549 vanwege beperkte gebruiksmogelijkheden.

Reactie Het perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2’. De aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’ komt voort uit de provinciale beleidskaarten, waaronder de ‘inventarisatiegegevens flora en fauna’. De aanduiding heeft voornamelijk betrekking op de gebruiksmogelijkheden, waarbij voor een aantal genoemde werken een aanlegvergunning is vereist. Er is geen reden om deze aanduiding te verwijderen.

58. De heer, Sluisweg 4 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant verzoekt om de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’ te verwijderen van de percelen kadastraal bekend Lieshout sectie L nummers 964 en 230 vanwege beperkte gebruiksmogelijkheden.

Reactie Het perceel kadastraal bekend Lieshout, sectie L nr. 230 bestaat volgens onze kadastrale gegevens niet meer. Het perceel kadastraal bekend Lieshout, sectie L nr. 964 heeft de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2’. De aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’ komt voort uit de provinciale beleidskaarten, waaronder de ‘inventarisatiegegevens flora en fauna’. De aanduiding heeft voornamelijk betrekking op de gebruiksmogelijkheden, waarbij voor een aantal genoemde werken een aanlegvergunning is vereist. Er is geen reden om deze aanduiding te verwijderen.

59. De heer, De Hei 15 te Mariahout.

Zienswijze Reclamant verzoekt om vergroting van het bestemmings-/bouwvlak aan De Hei 15 omdat niet alle bouwwerken daarin zijn opgenomen. Verder wordt opgemerkt dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ niet van toepassing kan zijn op het perceel kadastraal bekend Lieshout sectie K 1079. In 1995 is daarvoor namelijk een ontgrondingsvergunning verleend, waarbij het terrein tot grote diepte ontgraven is en vervolgens weer aangevuld met zand van elders.

Reactie Bij de toekenning van bouwblokken is het uitgangspunt dat alle bestaande bebouwing daarin wordt opgenomen. Nu dit niet het geval is, is er aanleiding het bouwblok daarop aan te passen.

43 De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ vloeit voort uit de provinciale Cultuur historische waardenkaart en dient te worden gehandhaafd omdat er geen specifiek archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. In het geval er bepaalde werken of ontwikkelingen ter plaatse gewenst/noodzakelijk zijn dan kan verwezen worden naar de ontgrondingsvergunning. De dubbelbestemming vormt overigens geen enkele belemmering voor de reguliere agrarische bedrijfsactiviteiten.

60. Diverse bewoners woonbos Molenheide te Lieshout:

Zienswijze Reclamanten verzoeken om de bestemming van de Ruweeuwsels te veranderen van ‘Bos’ in ‘Natuur’, de bouwvlakken van hun percelen minimaal dezelfde afmetingen te laten houden zoals in het vigerende bestemmingsplan Molenheide, de gewijzigde bestemming ‘Bedrijf’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – herstelinrichting’ van het perceel Eksterlaan 5 te wijzigen, de beperking van bouwen van recreatieve voorzieningen in het bouwvlak in artikel 11.2.2 onder a te wijzigen, de beperkingen in de artikelen 11.2.2 onder d – 11.2.2 onder f en 11.2.3 onder e te verwijderen en om een identieke voorziening op te nemen voor het mogelijk maken van een tweede bouwvlak zoals opgenomen in artikel 4 lid E van het vigerende bestemmingsplan Molenheide.

Reactie Bij het toekennen van de bestemming voor de Ruweeuwsels is uitgegaan van provinciale gegevens. Ook bij de bestemming ‘bos’ worden de aanwezige natuur- en landschapswaarden beschermd. Zo geldt hiervoor bijna hetzelfde aanlegvergunningstelsel als bij de bestemming ‘natuur’. Er is echter niets op tegen om in dit geval de bestemming ‘bos’ te wijzigen in de bestemming ‘natuur’ omdat hiermee meer recht wordt gedaan aan de kwaliteiten van het bos. De verbeelding zal hierop worden aangepast. De omvang van de bouwvlakken is gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan, mede in relatie tot de bestaande bebouwing. Enkele grote bouwvlakken zijn daarbij in relatie tot de bebouwingsmogelijkheden die resteren verkleind. Dit laatste geldt ook voor het bouwvlak van sommige reclamanten. Voor het perceel Eksterlaan 5 te Lieshout is de bestemming overgenomen zoals die thans in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied geldt en zoals ook het feitelijk gebruik is. De bestemming is derhalve ongewijzigd gebleven. Het woonbos is gelegen in de Groene Hoofdstructuur van het voormalige Streekplan, in de Ecologische Hoofdstructuur van de Verordening Ruimte en in de Groenblauwe structuur met aanduiding Kerngebied groenblauw van de ontwerpstructuurvisie van de provincie Noord- Brabant, hetgeen inhoudt dat het bos zoveel mogelijk als zodanig in stand moet blijven en dat er geen ruimte is voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen. Dit betekent dat er beperkingen dienen te worden opgelegd ten aanzien van nieuwbouw in het buitengebied en de mate van bebouwing en voorzieningen. In dat kader zijn de regels opgesteld. Hoewel de regels hier en daar wellicht een beperking opleveren ten opzichte van de vigerende voorschriften, vindt er echter ook een verruiming op onderdelen plaats. Zo biedt het plan ruimere mogelijkheden voor oppervlakte aan bijgebouwen en biedt het een regeling om (recreatieve) voorzieningen te realiseren. Daarbij geldt dat alles zoveel mogelijk geconcentreerd wordt gebouwd c.q. aangelegd om de inbreuk/aantasting van het bos zoveel mogelijk te beperken. De mogelijkheid tot het realiseren van een extra bouwvlak voor het bouwen van een nieuwe woning - via een uitwerking van het bestemmingsplan – is daarom op basis van het provinciale beleid eveneens komen te vervallen. Overigens was die uitwerkingsmogelijkheid slechts van toepassing op bepaalde delen van het plangebied in Molenheide en waren nagenoeg alle uitwerkingsmogelijkheden reeds benut.

61. De heer, Rietkampenweg 46 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant heeft twee zienswijzen ingediend.

44 Zienswijze 1: Reclamant verzoekt de bestemming voor het perceel kadastraal bekend Beek en Donk, sectie B nr. 2125 (eigendom van de gemeente) te wijzigen van ‘Agrarisch’ in ‘Groen- landschapselement’. Dit landschapselement heeft een functie als stapsteen voor flora en fauna. Zienswijze 2: Reclamant verzoekt een gedeelte van de bestemming voor het perceel kadastraal bekend Beek en Donk sectie B nr. 1580 te wijzigen van ‘Groen-landschapselement’ in ‘Agrarisch’. Van dit perceel wordt 2/3 deel namelijk agrarisch gebruikt. Het resterende 1/3 deel is wel een landschapselement.

Reactie Zienswijze 1: Uit nadere inventarisatie is gebleken dat dit perceel inderdaad als landschapselement moet worden aangemerkt. Dit wordt als dusdanig aangepast bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Zienswijze 2: Van dit perceel wordt 2/3 deel inderdaad agrarisch gebruikt en is het resterende gedeelte wel aan te merken als landschapselement. Dit wordt als dusdanig opgenomen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

62. De heer en mevrouw, Spechtlaan 7 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant geeft aan dat de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van het perceel worden beperkt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan ‘Molenheide’ en dat dit tot planschade leidt. Verzocht wordt om de mogelijkheid te behouden die het vigerende plan biedt voor het realiseren van een tweede bouwvlak. Daarnaast verzoekt men om de beperking te schrappen dat recreatieve voorzieningen binnen het bouwvlak moeten worden opgericht (artikel 11.2.1 onder a), om de artikelen 11.2.2. onder d – 11.2.2 onder f en 11.2.3 onder e te schrappen, de gewijzigde bestemming ‘Bedrijf’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – herstelinrichting’ van het perceel Eksterlaan 5 te wijzigen, alle bouwvlakken minimaal dezelfde afmetingen te laten houden zoals in het vigerende bestemmingsplan Molenheide, de Ruweeuwsels de bestemming (beschermd) ‘Natuurgebied’ te geven in plaats van de bestemming ‘Bos’, alle wegen in het woonbos de bestemming ‘Verkeer’ te geven, de bepaling over aanlegvergunningen (artikel 11.5.1 onder h) aan te passen zodanig dat het aanleggen van wegen of paden als oprijlaan niet vergunningplichtig is. Daarnaast wordt verzocht om het bouwvlak te roteren en uit te breiden zodat het uitbreidingsplan gerealiseerd kan worden, de maximale goothoogte van het hoofdgebouw te verhogen naar 6 meter in verband met het nieuwe Bouwbesluit, de bestemmingsplanprocedure eerst te hervatten nadat de besluitvorming over de gemeentelijke en provinciale structuurvisie heeft plaatsgevonden en alle wegen in Molenheide te verharden en verlichting aan te brengen. Tevens wordt ingebracht dat het ontwerpplan verfijning en een visie op het Laarbeeks landschap mist, dat het onduidelijk is of er een gebiedsdekkend wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de natuurwaarden in Laarbeek en bij het ontbreken daarvan wordt daartoe alsnog verzocht, dat er een beeldkwaliteitplan moet worden opgesteld voor het woonbos, dat alle gebieden vallend onder de EHS in de bestemmingsomschrijving van de toevoeging ‘behoud, herstel en ontwikkeling van natuur/landschappelijke –waarden’ moeten worden voorzien en dat het Wilhelminakanaal bestemd moet worden als Ecologische verbindingszone.

Reactie De mogelijkheid in het vigerende bestemmingsplan Molenheide tot het realiseren van een extra bouwvlak voor het bouwen van een nieuwe woning - via een uitwerking van het bestemmingsplan – is komen te vervallen. Overigens was die uitwerkingsmogelijkheid slechts van toepassing op bepaalde delen van het plangebied in Molenheide en waren nagenoeg alle uitwerkingsmogelijkheden reeds benut. Voor het perceel van reclamant was de aanduiding waar de uitwerkingsplicht gold niet opgenomen, zodat ter plaatse sowieso geen extra bouwmogelijkheid zou kunnen ontstaan. Het woonbos is gelegen in de Groene Hoofdstructuur van het voormalige Streekplan, in de Ecologische Hoofdstructuur van de Verordening Ruimte en in de Groenblauwe structuur met aanduiding Kerngebied groenblauw van de ontwerpstructuurvisie van de provincie Noord- Brabant, hetgeen inhoudt dat het bos zoveel mogelijk als zodanig in stand moet blijven en dat

45 er geen ruimte is voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen. Dit betekent dat er beperkingen dienen te worden opgelegd ten aanzien van nieuwbouw in het buitengebied (waaronder het woonbos) en de mate van bebouwing en voorzieningen. In dat kader zijn de regels opgesteld. Hoewel de regels hier en daar wellicht een beperking opleveren ten opzichte van de vigerende voorschriften, vindt er echter ook een verruiming op onderdelen plaats. Zo biedt het plan ruimere mogelijkheden voor oppervlakte aan bijgebouwen en biedt het een regeling om (recreatieve) voorzieningen te realiseren. Recreatieve voorzieningen zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan niet toegestaan, zodat er geen sprake is van een beperking van rechten maar van een uitbreiding van rechten. Daarbij geldt dat alles zoveel mogelijk geconcentreerd wordt gebouwd c.q. aangelegd rondom het bouwvlak, om de inbreuk/aantasting van het bos zoveel mogelijk te beperken. In artikel 11.3 van het ontwerpplan is overigens een ontheffingsbevoegdheid opgenomen om – onder voorwaarden - recreatieve voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan. In het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ heeft het perceel Eksterlaan 5 reeds de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ met de aanduiding ‘herstelinrichting’. De bestemming is derhalve ongewijzigd gebleven. De bouwvlakken van het bestemmingsplan Molenheide hebben als uitgangspunt gediend bij het ontwerpbestemmingsplan. Het bouwvlak voor Spechtlaan 7 is identiek gebleven. Gelet op de uitbreidingswensen wordt het bouwvlak bij de vaststelling van het plan aangepast conform de wensen van reclamant. Bij het toekennen van de bestemming voor de Ruweeuwsels is uitgegaan van provinciale gegevens. Ook bij de bestemming ‘bos’ worden de aanwezige natuur- en landschapswaarden beschermd. Zo geldt hiervoor bijna hetzelfde aanlegvergunningstelsel als bij de bestemming ‘natuur’. Er is echter niets op tegen om in dit geval de bestemming ‘bos’ te wijzigen in de bestemming ‘natuur’ omdat hiermee meer recht wordt gedaan aan de kwaliteiten van het bos. De verbeelding zal hierop worden aangepast. In het ontwerpbestemmingsplan zijn de bouwvoorschriften voor alle woningen (burgerwoningen, agrarische bedrijfswoningen, bedrijfswoningen, woningen in het woonbos, woningen op een landgoed) in het buitengebied identiek. Uitgegaan wordt van een maximale goothoogte van 5,5 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Hiervoor is gekozen om een woning in het buitengebied een landelijke uitstraling te laten behouden, zodat de woning ook landschappelijk ingepast kan worden. Gelet op de toegestane inhoudsmaat van woningen in het woonbos en het toegekende bouwvlak worden er voldoende bouwmogelijkheden geboden. De gemeente heeft de meest recente beleidstukken van de provincie verwerkt, zoals de Verordening ruimte fase 1. De gemeente is reeds lange tijd bezig met de herziening van het bestemmingsplan en vindt het daardoor niet langer wenselijk om te wachten op nieuwe beleidstukken die nog vastgesteld moeten worden. Deze beleidstukken worden bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan eventueel meegenomen. Vanwege het specifieke karakter van de bestemming ‘Bos – Woonbos’ heeft de gemeente gekozen voor onverharde wegen en een aanlegvergunningenstelsel voor onverharde wegen en paden. Een bestemmingsplan is geen landschapsontwikkelingsplan. Er is gewerkt vanuit de lagenbenadering, waarbij de provinciale subzonering zo mogelijk is verwerkt. Hier ligt provinciaal landschapsonderzoek aan ten grondslag. Dit plan werkt niet vanuit diverse landschapsvisies. Het betreft hier een woonbos met bestaande bebouwing, die ook nog eens vrij divers van aard is. De gemeente heeft er niet voor gekozen om hier een separaat beeldkwaliteitplan voor op te stellen. In de bestemmingen Bos, Natuur en Agrarisch met natuur- en landschapswaarden staat de bescherming van natuur- en landschapswaarden in de bestemmingsomschrijving. Het Wilhelminakanaal staat als Water – Vaarwater op de kaart. Via de algemene wijziging voor Natuur kan bij realisatie van de ecologische verbindingszone de bestemming relatief eenvoudig worden omgezet.

63. Goorts & Coppens Advocaten te Deurne, namens, Everbest 4 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant heeft de volgende drie zienswijzen:

46 • Het bestemmingsplan voldoet niet aan het gestelde in het Besluit ruimtelijke ordening daar de uitkomsten van het wettelijk vooroverleg niet in de plantoelichting zijn opgenomen; • Er wordt gehandeld in strijd met het Besluit ruimtelijke ordening daar in de plantoelichting onvoldoende inzicht gegeven wordt in de uitvoerbaarheid van het plan; • Het verzoek om het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied gewijzigd vast te stellen in die zin dat reclamant hiermee de mogelijkheid krijgt om het bedrijf uit te breiden op de aansluitend aan zijn bedrijf gelegen gronden, die eigendom zijn van het bedrijf.

Reactie • In hoofdstuk 6 van de plantoelichting wordt bij het onderdeel 6.2 Procedure nader ingegaan op de inspraak- en vooroverlegreacties. Aangegeven wordt dat deze in sommige gevallen geleid hebben tot een aanvulling en/of aanpassing van het plan en dat deze verwerkt zijn in het ontwerpbestemmingsplan zoals dit voor iedereen ter visie heeft gelegen. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in het Besluit ruimtelijke ordening. • In hoofdstuk 5 van de plantoelichting wordt bij het onderdeel 5.3 Uitvoerbaarheid nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Daarbij wordt aangegeven dat het bestemmingsplan zich met name richt op de bescherming en het beheer van bestaande kwaliteiten en functies. Het betreft derhalve een beheergericht plan met (kleinschalige) ontwikkelingscomponenten. Het brengt voor de gemeente geen bijzondere kosten met zich mee en wordt derhalve economisch uitvoerbaar geacht. Eventuele planschade risico’s worden separaat bekeken op basis van specifieke verzoeken en bouwplannen. Aan de hand van dit gegeven wordt geconcludeerd dat op deze manier voldoende inzicht gegeven wordt in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Als uitvloeisel hiervan is in de bekendmaking van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan aangegeven dat het bestemmingsplan in hoofdzaak conserverend van aard is, zodat er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Van handelen in strijd met het Besluit ruimtelijke ordening is dan ook geen sprake. • Het betreft hier een bedrijf gelegen op het bedrijventerrein Bemmer hetwelk gesitueerd is buiten de plangrens van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Aan de hand van dit gegeven moet worden vastgesteld dat de vrijstellingsregeling voor toekomstige uitbreidingen, zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, niet van toepassing is op onderhavig bedrijf. Daarnaast moet worden vastgesteld dat de gemeente Laarbeek op dit moment bezig is met de ontwikkeling van een uitbreiding van het bedrijventerrein Bemmer, welke uitbreiding niet gesitueerd is op de door reclamant beoogde gronden doch aan de noordzijde van het bestaande bedrijventerrein. Het betreft hier een uitbreiding van ongeveer 20 ha die tot 2020/2025 moet gaan voorzien in de lokale behoefte aan bedrijventerreinen. In die zin past de beoogde uitbreiding niet binnen het gemeentelijk bedrijventerreinbeleid. Het enkele feit dat reclamant eigenaar is van gronden die aansluiten bij zijn bedrijf, kan geen reden zijn om hier planologisch medewerking aan te verlenen. In de zienswijze wordt aangegeven dat de hoofdvestiging van het bedrijf een grondoppervlak heeft van circa 3 ha. Wanneer dit oppervlak afgezet wordt tegen het door de provincie gevoerde beleid ter zake de omvang van bedrijven zoals die zijn toegestaan in een landelijke gemeente, moet worden vastgesteld dat de huidige omvang eigenlijk al niet meer past bij de aard, schaal en functie van Laarbeek. In haar beleid, dat nogmaals vastgelegd is in de Verordening Ruimte 1e fase zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 23 april 2010, en aan welk beleid de gemeente zich moet conformeren, gaat de provincie n.l. uit van een kavelgrootte van maximaal 5.000 m2. Dit oppervlak geldt overigens niet voor zover de bestemming, waarvan hier sprake is, verwezenlijkt is. Ondanks dit gegeven kan een bestemmingsplan voorzien in een regeling op grond waarvan een kavelgrootte boven de 5.000 m2 ten behoeve van de uitbreiding van een bestaand bedrijf wordt toegestaan indien de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat. Het betreft hier echter een bedrijf dat reeds een veel groter oppervlak tot haar beschikking heeft dan de gestelde 5.000 m2, terwijl het daarnaast niet gelegen is binnen de plangrens van het bestemmingsplan. Uitgaande van dit gegeven en het feit dat het een beheergericht bestemmingsplan is met kleinschalige ontwikkelingscomponenten, moet het verzoek in een afzonderlijk procedure op haar merites beoordeeld worden. In dat kader

47 wordt dan van het bedrijf c.q. de ondernemer verwacht dat hij de ruimtelijke aspecten van zijn bedrijfsbelangen motiveert en een keuze maakt ten aanzien van de huisvesting van zijn bedrijf op de langere termijn. Daarbij dient hij ook aan te geven dat reële mogelijkheden van intensief of meervoudig ruimtegebruik van het in gebruik zijnde perceel c.q. percelen ontbreken. Tevens is een afstemming met de buurgemeenten noodzakelijk waaruit dient te blijken dat aldaar geen ruimte voor verplaatsing of vestiging is. Tenslotte dient de gemeente ook de verplaatsingsmogelijkheden naar een daartoe aangewezen regionaal bedrijventerrein in de landelijke regio te onderzoeken. Samengevat komt het er op neer dat het bedrijf en ook de gemeente op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid aan een aantal randvoorwaarden moet voldoen, om de beoogde uitbreiding te realiseren. Op de uitkomst hiervan kan vooralsnog niet worden vooruitgelopen.

64. Goorts & Coppens Advocaten te Deurne, namens, Vossenberg 7 en 7a, Mariahout, , Beukendreef 4, Mariahout en de heer, Paalberg 3, Mariahout.

Zienswijze Reclamant heeft de volgende zienswijzen: • Het bestemmingsplan voldoet niet aan het gestelde in het Besluit ruimtelijke ordening daar de uitkomsten van het wettelijk vooroverleg niet in de plantoelichting zijn opgenomen; • Er wordt gehandeld in strijd met het Besluit ruimtelijke ordening daar in de plantoelichting onvoldoende inzicht gegeven wordt in de uitvoerbaarheid van het plan; • Op het adres Vossenberg 7/7a, Mariahout is naast de exploitatie van een foerage- en mesthandel een (productiegerichte) paardenhouderij gevestigd. Gelet op dit gegeven zou het bedrijf als een agrarisch technisch hulpbedrijf en deels als agrarisch bedrijf moeten worden aangemerkt. Bezwaar wordt gemaakt tegen de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 2”. Naast een onjuiste opgave van het oppervlak van de bestaande bedrijfsgebouwen (5750 m2 i.p.v. 4600 m2) zijn de aangegeven goot- en bouwhoogte, respectievelijk 4,5 en 7,5 meter, niet in overeenstemming met de werkelijke situatie, daar de goot- en bouwhoogte van bestaande bebouwing respectievelijk 5 en 11 meter bedraagt. Het bouwvlak is onjuist ingetekend en zou conform voorstel aangepast moeten worden. Het bestemmingsplan dient direct ruimte te bieden voor reële ontwikkelingsmogelijkheden. Zonder deze mogelijkheid bedreigt dit de levensvatbaarheid en continuïteit van de bedrijfsvoering. • Het perceel kadastraal bekend gemeente Lieshout, sectie M, nr. 26, met de bestemming “Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden – 1”, is uitstekend geschikt om uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor het bestaande bedrijf. Om die reden wordt verzocht aan dit perceel ook de bestemming “bedrijf (B)” met de nadere aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – foerage/mesthandel (sb-fm) toe te kennen. • De functieaanduiding “paardenhouderij” toegekend aan het perceel Beukendreef 4, Mariahout zou binnen het volledige bouwvlak moeten zijn toegestaan. Het bouwvlak biedt onvoldoende ruimte voor het realiseren van een rijbak en paddocks en moet om die reden worden vergroot. In de planregels moet het begrip kampeerboerderij worden omschreven, alsmede de bouw- en gebruiksregels. Aan het bedrijf zou ook de aanduiding IV moeten worden toegekend zodat de mogelijkheid aanwezig is om een intensieve veehouderij naar deze locatie te verplaatsen. • De bestemming “wonen” toegekend aan het perceel Paalberg 3, Mariahout, moet worden gewijzigd in de bestemming “A-B” met de aanduiding “ph”, omdat ter plaatse op bedrijfsmatige basis een paardenhouderij wordt geëxploiteerd. Naast deze wijziging moet een bouwvlak worden toegekend dat voldoende ruimte biedt voor de realisering van stalruimte en ondersteunende voorzieningen zoals een rijbak en stapmolen.

Reactie • In hoofdstuk 6 van de plantoelichting wordt bij het onderdeel 6.2 Procedure nader ingegaan op de inspraak- en vooroverlegreacties. Aangegeven wordt dat deze in sommige gevallen geleid hebben tot een aanvulling en/of aanpassing van het plan en dat deze

48 verwerkt zijn in het ontwerpbestemmingsplan zoals dit voor iedereen ter visie heeft gelegen. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in het Besluit ruimtelijke ordening. • In hoofdstuk 5 van de plantoelichting wordt bij het onderdeel 5.3 Uitvoerbaarheid nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Daarbij wordt aangegeven dat het bestemmingsplan zich met name richt op de bescherming en het beheer van bestaande kwaliteiten en functies. Het betreft derhalve een beheergericht plan met (kleinschalige) ontwikkelingscomponenten. Het brengt voor de gemeente geen bijzondere kosten met zich mee en wordt derhalve economisch uitvoerbaar geacht. Eventuele planschade risico’s worden separaat bekeken op basis van specifieke verzoeken en bouwplannen. Aan de hand van dit gegeven wordt geconcludeerd dat op deze manier voldoende inzicht gegeven wordt in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Als uitvloeisel hiervan is in de bekendmaking van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan aangegeven dat het bestemmingsplan in hoofdzaak conserverend van aard is, zodat er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Van handelen in strijd met het Besluit ruimtelijke ordening is dan ook geen sprake. • Op basis van de vigerende milieuvergunning mogen binnen het bedrijf 3 paarden worden gehouden. Gelet op dit aantal en het gegeven dat deze activiteit hiermee als hobbymatig moet worden aangemerkt, bestaat er geen aanleiding om de bestemming zodanig te wijzigen dat ter plaatse de exploitatie van een paardenhouderij is toegestaan. Naast mestopslag- en mesthandelsbedrijf betreft het hier eveneens een foeragehandel. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied is het perceel vervat in een bedrijfsbesteming met de aanduiding foerage- en mesthandel. Aan de hand van dit gegeven en het feit dat er geen wijzigingen zijn opgetreden in de activiteiten van het bedrijf, bestaat er geen enkele aanleiding om deze bestemming te wijzigen en het bedrijf aan te merken als een agrarisch technisch hulpbedrijf. De Cultuurhistorische Waardenkaart (provincie Noord-Brabant 2006) geeft inzicht in de actuele en potentiële cultuurhistorische en archeologische waarden o.a. in Laarbeek. Uit deze kaart blijkt dat het gebied waarbinnen het bedrijf is gelegen wordt aangemerkt als een gebied met Indicatieve Archeologische Waarden (hoog of middelhoog). Gebieden met een hoge archeologische (verwachtings)waarde hebben daarom een dubbelbestemming. Aan de hand van dit gegeven heeft het gebied terecht de dubbelbestemming ‘Waarde- Archeologie 2’ gekregen. Er bestaat dan ook geen aanleiding om de dubbelbestemming te schrappen. De oppervlaktemaat aan bijgebouwen van 4600m2 is ontleend aan het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Het betreft hier met andere woorden rechten die voortvloeien uit dit bestemmingsplan. Zonder een nadere onderbouwing wordt aangegeven dat de bestaande bedrijfsgebouwen een oppervlaktemaat hebben van 5750m2. Uit een meting ter plaatse, verricht op 26 mei 2010, blijkt dat op het perceel 4215 m2 (inclusief de bedrijfswoning) aan bedrijfsgebouwen daadwerkelijk aanwezig is. Wanneer het oppervlak van de bedrijfswoning hierop in mindering wordt gebracht, bedraagt het oppervlak van de bedrijfsopstallen ongeveer 3930 m2. Aan de hand van de uitbreidingsruimte die hierdoor nog aanwezig is, moet naast de vaststelling dat de opgave van reclamant niet juist is, worden vastgesteld dat er mede op basis van de ontheffingsmogelijkheid opgenomen in artikel 8.3.2 voor reclamant nog voldoende ruimte is om het bedrijfsvloeroppervlak uit te breiden. Aangezien het bouwvlak hier voldoende ruimte voor biedt bestaat er geen aanleiding om dit te wijzigen en/of te vergroten. Met betrekking tot de goot- en bouwhoogte bepaalt artikel 36.1 van de planregels dat voor bestaande afwijkende maatvoering, die bestaat op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan en die meer dan wel minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van de planregels is voorgeschreven respectievelijk is toegestaan, geldt dat die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal is toegestaan. Kort samengevat komt het er op neer dat de geschetste afwijking valt onder deze regeling. Voor zover de op de verbeelding aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor toekomstige bouwplannen onvoldoende ruimte biedt, kan op basis van artikel 8.3.1 ontheffing verleend worden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige

49 bedrijfsvoering. Er bestaat derhalve geen aanleiding om de op de verbeelding aangegeven maatvoering te wijzigen. • Als niet agrarisch bedrijf heeft het bedrijf in het bestemmingsplan een bouwblok op maat gekregen. Voor toekomstige uitbreidingen is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen in de planregels. Op basis van deze mogelijkheid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor het uitbreiden van het bouwvlak. Een van de voorwaarden aan deze ontheffing is dat de vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bestemmingsvlak. Gelet op deze beperkende voorwaarde bestaat er geen mogelijkheid om aan het perceel kadastraal bekend gemeente Lieshout, sectie M, nr. 26 de bestemming ‘Bedrijf (B) met de nadere aanduiding specifieke vorm van bedrijf – foerage/mesthandel toe te kennen. • De bestemming A-B voor het perceel Beukendreef 4 zoals aangegeven op de verbeelding geldt voor het gehele bouwblok. De aanduiding (kp) geldt alleen voor het linkergedeelte van het bouwblok. Dit is waar de kampeerboerderij is gesitueerd en komt ook overeen met de aanduiding zoals die in het thans nog geldende bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen. De aanduiding (ph) geldt voor het rechtergedeelte omdat daar de paardenhouderij is gesitueerd. Er is dan ook geen aanleiding om de aanduiding ‘paardenhouderij (ph)’ voor het gehele bouwblok te laten gelden. Binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding paardenhouderij is nog geen enkel bouwwerk aanwezig. In die zin is het dan ook vreemd dat het bestemmingsvlak als te klein wordt ervaren voor het realiseren van de in de zienswijze genoemde voorzieningen. Gelet op dit gegeven bestaat er op dit moment geen enkele aanleiding om over te gaan tot vergroting van het bestemmingsvlak. Wanneer de noodzaak daartoe op termijn aanwezig is, is vergroting van het bestemmingsvlak mogelijk middels de wijzigingsbevoegdheid zoals deze is opgenomen in artikel 6.7.2 van de planregels. Het begrip kampeerboerderij moet nader worden omschreven in de begripsbepalingen, terwijl dit ten aanzien van bouwen en gebruik nader omschreven moet worden in artikel 4 van de planregels. Uitgangspunt bij het toekennen van bestemmingen is het gebruik dat van gronden en hierop aanwezige opstallen wordt gemaakt. Op het adres Beukendreef 4 is geen intensieve veehouderij aanwezig zodat er geen enkele aanleiding bestaat om deze bestemming aan het perceel toe te kennen. Bij een eventuele verplaatsing van een intensieve veehouderij, gebaseerd op een onderbouwd verzoek, naar onderhavige locatie, zal deze verplaatsing beoordeeld moeten worden op de op dat moment van toepassing zijnde regelgeving. • De provincie heeft ten aanzien van paardenhouderijen in de beleidsnota Buitengebied in ontwikkeling (BIO) de mogelijkheden van vestiging aangegeven. Uitgangspunt hierbij is dat een dergelijk bedrijf wordt gevestigd op een locatie met een agrarische bestemming (= agrarisch bouwblok) dan wel op een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Vanwege het feit dat Paalberg 3 een woonbestemming heeft en niet gezien kan worden als een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie is de vestiging van een paardenhouderij aldaar in strijd met voorgaand beleid. In artikel 4 van de Wet ammoniak en veehouderij is bepaald dat een vergunning voor het oprichten van een veehouderij wordt geweigerd indien een tot de veehouderij behorend dierenverblijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 meter rond een zodanig gebied. Op deze regel zijn twee uitzonderingen mogelijk namelijk bestaande amvb-bedrijven die vergunningplichtig worden en nieuwe veehouderijen waar dieren in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer worden gehouden. De locatie Paalberg 3 ligt pal naast het bosgebied van Mariahout dat is aangemerkt als een kwetsbaar gebied als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij oftewel in de zone van 250 meter. Een beroep op de uitzonderingen zoals hiervoor gesteld is niet aan de orde en kan derhalve niet worden gedaan. Op basis van het vorenstaande moet daarom worden geconcludeerd dat voor de vestiging van een paardenhouderij of uitbreiding hiervan ter plaatse geen vergunning kan worden verstrekt. De bestemming wonen is derhalve terecht toegekend en kan niet worden omgezet in de bestemming agrarisch bedrijf met de aanduiding paardenhouderij.

50 65. Mevrouw, Rietkampen 46 te Beek en Donk.

Zienswijze Het verzoek om de plangrens van het bestemmingsplan op een zodanige wijze aan te passen dat de percelen kadastraal bekend Beek en Donk, sectie B, nr. 2352 en sectie B, nr. 2353 geen deel meer uitmaken van het buitengebied maar gebracht worden binnen de contour van de bebouwde kom c.q. binnen de plangrens van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Kom Beek en Donk.

Reactie Aan het verzoek kan deels worden tegemoetgekomen door het perceel sectie B, nr. 2352 op te nemen binnen de plangrens van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Kom Beek en Donk. Bij opname in dit bestemmingsplan wordt op basis van het bestaande gebruik het door reclamant gearceerde deel van dit perceel, zoals aangegeven op de bij de zienswijze behorende situatietekening, bestemd als ‘wonen’ en het overige deel als ‘agrarisch’. Het verzoek ten aanzien van het perceel sectie B, nr. 2353 wordt niet gehonoreerd daar dit perceel qua ligging, gebruik en inrichting deel uitmaakt van het buitengebied en om die reden gehandhaafd wordt binnen de plangrens van het bestemmingsplan Buitengebied.

66. Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg, namens de heer, Bemmerstraat 6 te Beek en Donk.

Zienswijze Reclamant verzoekt de bestemming agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming specifieke vorm van bedrijf opslag en stalling omdat op het adres Bemmerstraat 6 hobbymatig een aantal dieren wordt gehouden en de bedrijfsgebouwen in gebruik zijn voor de stalling van 30 caravans. Verder deelt hij mede voornemens te zijn om de huiskavel op te splitsen in drie verschillende kavels. Verzocht wordt deze ontwikkeling bij de vaststelling van het bestemmingsplan te honoreren door aan elke kavel een apart bouwblok toe te kennen.

Reactie Uitgaande van de door reclamant verstrekte informatie is het alleszins redelijk om de bestemming agrarische bedrijf met de aanduiding intensieve veehouderij om te zetten in een bestemming bedrijf met de aanduiding opslag/stalling. Uitgangspunt hierbij is dat dit vastgelegd wordt middels een bouwblok op maat. Ofschoon niet concreet wordt aangegeven op welke wijze reclamant zijn perceel op wil splitsten bestaat er geen mogelijkheid om aan deze op te splitsen percelen een apart bouwblok toe te kennen. Nieuwvestiging van dit soort bedrijven in het buitengebied behoort namelijk niet tot de mogelijkheden.

67., Broekweg 5 te Beek en Donk.

Zienswijze Als gevolg van ontwikkelingen in het gebied bestaande uit de vestiging van het agrarisch bedrijf aan de Broekweg en de aanleg van de N279 is de aanduiding van de gronden als cultuurhistorisch waardevol en het feit dat zij aangemerkt worden als struweelvogelgebied niet terecht. Verzocht wordt dit te wijzigen in primair agrarisch gebied.

Reactie. De aanduidingen cultuurhistorisch waardevol gebied en struweelvogelgebied zijn ontleend aan de Cultuurhistorische Waardenkaart (provincie Noord-Brabant 2006) en aan de inventarisatiegegevens flora en fauna (provincie Noord-Brabant 2002). Aangezien de door reclamant omschreven ontwikkelingen zich voor de totstandkoming van beide stukken hebben voorgedaan, bestaat er geen aanleiding om de hierin opgenomen gegevens in twijfel te

51 trekken. Aan het verzoek om beide aanduidingen niet op te nemen en het gebied te wijzigen in primair agrarisch gebied kan dan ook niet tegemoetgekomen worden.

68., Haffmanslaan 10 te Nuenen.

Zienswijze In zijn hoedanigheid van eigenaar maakt reclamant bezwaar tegen de bestemmingswijziging van het pand Bemmerstraat 3, Beek en Donk. Omdat hij van mening is niet op de juiste wijze te zijn geïnformeerd (via via is hem ter ore gekomen), verzoekt hij om hem een realistische bezwaartermijn te gunnen om zijn eventuele bezwaar te motiveren.

Reactie. In het kader van de voorbereiding van de totstandkoming van het bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van het gebruik dat gemaakt wordt van gronden en opstallen in het buitengebied. Daarbij is vastgesteld dat op de onderhavige locatie geen agrarisch bedrijf meer wordt geëxploiteerd, doch dat de boerderij met opstallen alleen nog in gebruik zijn ten behoeve van woondoeleinden. Aan de hand van dit gegeven is aan het perceel met opstallen de bestemming wonen toegekend. Gelet op het bestaande gebruik bestaat er dan ook geen enkele aanleiding om de geldende bestemming te handhaven. Het ontwerpbestemmingsplan is overeenkomstig de bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene Wet Bestuursrecht bekendgemaakt en ter visie gelegd. Naast bekendmakingen in de Staatscourant, de Laarbeeker en op de gemeentelijke website is de bewoner/gebruiker van het pand Bemmerstraat 3 bij brief van 10 februari 2010, verzonden op 10 februari 2010, in kennis gesteld van het gegeven dat het ontwerpbestemmingsplan naar verwachting eind februari/begin maart ter inzage zal worden gelegd. Naast de mededeling dat hiervan kennisgegeven zou gaan worden in de Laarbeeker en op de gemeentelijke website, is de mededeling gedaan dat alsdan op het ontwerpbestemmingsplan gereageerd zou kunnen worden. In hoeverre de bewoner/gebruiker de eigenaar hierover heeft geïnformeerd is niet duidelijk. Dit laat onverlet dat gelet op de wijze waarop bekendmaking van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft plaatsgevonden er geen aanleiding bestaat om reclamant een aanvullende bezwarentermijn te gunnen.

69. De heer, Zr. Persoonsstraat 15 te Mariahout.

Zienswijze In zijn hoedanigheid van eigenaar wenst reclamant vast te houden aan de bestemming recreatiewoning, toegekend aan het perceel Tuindersweg 65, Mariahout, kadastraal bekend LHT00 sectie K, nr. 606G. Daarnaast vraagt hij of het mogelijk is om de bestemming recreatiewoning om te zetten in de bestemming wonen.

Reactie. In tegenstelling tot wat reclamant beweert heeft het perceel Tuindersweg 65 in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied niet de bestemming recreatiewoning, doch de bestemming agrarisch gebied. De door hem gewenste bestemming recreatiewoning ontleent hij aan het taxatieverslag waarbij de WOZ-waarde van het perceel met de daarop aanwezige bebouwing is vastgesteld. Het enkele feit dat er een belasting ten laste van het perceel wordt opgelegd betekent niet dat er vanuit planologisch oogpunt ingestemd wordt met de aanwezigheid van een recreatiewoning. Uit jurisprudentie blijkt dat het betalen van belastingen geen motief is om een recreatiewoning positief te bestemmen, laat staan hier een woonbestemming aan toe te kennen. Er is dan ook geen aanleiding om aan de zienswijze van reclamant tegemoet te komen.

70. N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij, Postbus 490 te Hoogvliet.

52 Zienswijze Reclamant heeft de volgende zienswijzen: • In paragraaf 3.2.2. van de toelichting moet bij het onderdeel ‘Leidingen en veiligheidszones’ aan het begrip olietransportleidingen de aanduiding ‘hoge druk’ worden toegevoegd. Dit geldt eveneens voor paragraaf 4.3.2 bij het onderdeel ‘Leiding’ waarbij nadrukkelijker ingegaan zou moeten worden op de externe veiligheidsaspecten en de regelgeving omtrent transportleidingen met gevaarlijke stoffen. In paragraaf 4.4., onder c. milieuparagraaf/milieutoets, moet bij het onderdeel ‘Leidingen’ de tekst bij het 1e gedachtestreepje als volgt worden gewijzigd: “Twee hoge druk olietransportleidingen van 24”(leiding Pernis-Venlo) en 36”(leiding Europoort-Venlo). Voor beide leidingen geldt een zakelijke rechtstrook van 10m ( 5 m aan weerszijden van de leiding)”. • Op de legenda van de verbeelding moet de tekst zoals deze bij de “hartlijn leiding” staat aangegeven worden aangevuld met de maximum werkdruk. • De veiligheidszone voor de leidingen moet als volgt worden aangepast: “leiding 01 – olie (2 x 25,4 m)” en “leiding 02 – olie (2 x 32,6 m)”. • In het kader van de mogelijkheid tot het plegen van nieuwbouw in ‘bebouwingsconcentratie De Hei’, gaat de voorkeur uit naar het aanhouden van de afstanden zoals deze in de Amvb Buisleidingen is opgenomen en waarop de VROM Inspectie anticipeert. Dit laatste geldt eveneens voor het planten van bomen en/of diepwortelende struiken.

Reactie • In paragraaf 3.2.2 van de toelichting zal de aanduiding ‘hoge druk’ worden toegevoegd. Dit geldt ook voor paragraaf 4.3.2 waarbij tevens de volgende zinsnede wordt opgenomen: ‘Verder zijn ook de aanwezige hogedruk olietransportleidingen…….overeenkomstig hun bestaande situatie bestemd en als zodanig beschermd’. In paragraaf 4.4 onder Leidingen wordt de tekst bij het 1e gedachtestreepje als volgt worden gewijzigd: “Twee hoge druk olietransportleidingen van 24”(leiding Pernis-Venlo) en 36”(leiding Europoort-Venlo). Voor beide leidingen geldt een zakelijke rechtstrook van 10m ( 5 m aan weerszijden van de leiding)”. • De legenda bij de verbeeldingen alsmede de planregels in artikel 37.4 sub c en d worden aangepast door de volgende beschrijving te hanteren: ‘O1 Hartlijn leiding – olie 24” 62 bar’ en ‘02 Hartlijn leiding – olie 36” 43 bar’. • De legenda bij de verbeeldingen wordt aangepast door de volgende beschrijving te hanteren: ‘leiding 01 – olie (2 x 25,4 m)’ en ‘leiding 02 – olie (2 x 32,6 m)’. • Elke vorm van extra bebouwing zal moeten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving op het terrein van bodem, water, natuur, landschap en milieu. De AMvB Buisleidingen is juridisch gescreend. De beschermingszone is even breed als de zakelijk rechtstrook.

71. De heer en mevrouw, Eksterlaan 15 te Lieshout.

Zienswijze De Ruweeuwsels en de randstroken en speciale gebieden aan de Eksterlaan en alle andere wegen in het plan ‘Molenheide’ moeten de bestemming ‘bosgebied’ resp. ‘bosgebied met natuurwetenschappelijke waarde’ houden. In de planregels moet worden vastgelegd dat als grens van het bebouwingsvlak de buitenzijde van de getekende grenslijn geldt. Anders moeten de grenslijnen met een dunnen lijn worden aangeduid. De grootte van het bouwvlak moet afgestemd worden op de afmeting zoals deze in het vigerende bestemmingsplan Molenheide is opgenomen. De in 2005 gerealiseerde aanbouw moet op de verbeelding worden opgenomen.

Reactie Op het gebied de Ruweeuwsels en het woonbos Molenheide zijn de bestemmingen ‘bos’, ‘agrarisch met waarden - landschaps- en natuurwaarden 2’ en ‘bos-woonbos’ van toepassing. Gelet op de bij deze bestemmingen behorende bestemmingsomschrijving in relatie tot de

53 bouwregels en aanlegvergunningenstelsel, worden de bestaande waarden in de genoemde gebieden afdoende beschermd. Desondanks zal voor het gebied De Ruweeuwsels de bestemming ‘bos’ worden gewijzigd in de bestemming ‘natuur’. Voor zover de dikte van de lijn waarmee de bouwvlakken zijn ingetekend in de dagelijkse praktijk mocht leiden tot verschillen van inzicht, is de oplossing gelegen in de toepassing van de algemene ontheffingsregels zoals deze zijn neergelegd in artikel 39 van de planregels. Het op een andere wijze aanduiden van de begrenzing is dan ook niet aan de orde. De omvang van het bouwvlak is gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan, mede in relatie tot de bestaande bebouwing. Enkele grote bouwvlakken zijn daarbij in relatie tot de bebouwingsmogelijkheden die resteren verkleind. Dit laatste geldt ook voor het bouwvlak van reclamant. Op de verbeelding staat niet alle in het buitengebied aanwezige bebouwing. Alleen de bebouwing die als zodanig door het kadaster is ingemeten, is op de verbeelding weergegeven.

72. De heer, Bosrand 23 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant verzoekt om de bestaande stal aanwezig op het perceel kadastraal bekend Lieshout, sectie F nr. 1188, plaatselijk bekend Eksterlaan 5 af te mogen breken en te vervangen door een bestemming die de bouw van een woning ter plaatse mogelijk maakt.

Reactie Vervanging van de bestaande gebouwen door een nieuwbouwwoning is een nieuwe ontwikkeling die, zoals reeds eerder aan reclamant is medegedeeld, niet meegenomen wordt in het plan, maar waarvoor een aparte procedure moet worden gevolgd. In dat kader kan dan op basis van de bestaande regelgeving worden afgewogen wat de mogelijkheden dan wel onmogelijkheden zijn om aan het verzoek wel of geen medewerking te verlenen.

73. De heer, Eksterlaan 17 te Lieshout.

Zienswijze De grootte van het bouwvlak moet afgestemd worden op de afmeting zoals deze in het vigerende bestemmingsplan Molenheide is opgenomen. De in het geldende bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid voor het aanwijzen van een bebouwingsvlak voor percelen met een oppervlakte van tenminste 1 ha en een breedte van niet minder dan 75 meter moet worden gehandhaafd.

Reactie De omvang van het bouwvlak is gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan, mede in relatie tot de bestaande bebouwing. Enkele grote bouwvlakken zijn daarbij in relatie tot de bebouwingsmogelijkheden die resteren verkleind. Dit laatste geldt ook voor het bouwvlak van reclamant. In artikel 4, lid A, sub II van het vigerende bestemmingsplan Molenheide, is een uitwerkingsmogelijkheid opgenomen voor de als zodanig op de plankaart aangegeven bouwzones door het hierin aanwijzen van bebouwingsvlakken. De op de plankaart hiervoor aangewezen gebieden hebben echter geen betrekking op het perceel van reclamant. Hij heeft er dan ook geen belang bij dat deze uitwerkingsmogelijkheid wordt gehandhaafd. Overigens kan deze wijzigingsmogelijkheid niet meer gelden voor alle percelen in het woonbos omdat dit strijdig is met het provinciaal beleid in GHS-gebieden.

Mondelinge zienswijzen:

1. Mevrouw, Het Laar 7 te Aarle-Rixtel.

54

Zienswijze Reclamant geeft aan dat de ligging van de ecologische verbindingszone langs de Goorloop ter hoogte van de Lieshoutseweg onjuist is weergegeven. Deze zone ligt aan de westzijde van de Goorloop en niet, zoals op de verbeelding is aangegeven, aan de oostzijde.

Reactie De opmerking van reclamant is juist. Het ontwerpbestemmingsplan zal zodanig worden aangepast dat de ligging van de zone overeenstemt met de feitelijke situatie ter plaatse.

2. De heer, Deensehoek 9 te Lieshout.

Zienswijze Reclamant merkt op dat volgens de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan aan het perceel, kadastraal bekend Lieshout, sectie L nr. 231, plaatselijk bekend Sonseweg te Lieshout, de bestemming ‘AW-LN-2’ (agrarisch met waarden-landschaps- en natuurwaarden 2) met de aanduidingen ‘saw-ks’ (specifieke aanduiding kwetsbare soorten) en ‘saw-st’ (specifieke aanduiding struweelvogels) is toegekend. De aanduiding ‘AW-LN-2’ is overigens op de analoge versie niet zichtbaar. Verder geeft hij aan dat er op het perceel geen struweelvogels of kwetsbare soorten aangetroffen en/of aanwezig zijn. De opname van deze aanduidingen betekent een beperking ten opzichte van de bestemming in het thans nog vigerende bestemmingsplan. Reclamant geeft aan dat de toegekende functieaanduidingen verwijderd dienen te worden.

Reactie Allereerst wordt opgemerkt dat bij iedere herziening van het bestemmingsplan Buitengebied een inventarisatie plaatsvindt van onder meer de landschaps- en natuurwaarden in het buitengebied. Dat in het thans nog vigerende bestemmingsplan bepaalde waarden niet zijn vastgelegd betekent niet dat deze er nu niet zijn. Uitgangspunt bij de beoordeling van de waarden in het buitengebied zijn rijks- en provinciale beleidsnota’s dienaangaande. Het bestemmingsplan dient als een doorvertaling van dit beleid naar concrete percelen. Op basis van de diverse nota’s zijn de betreffende specifieke aanduidingen in het plan opgenomen. Reclamants perceel maakt onderdeel uit van een groter gebied met dezelfde specifieke aanduidingen waarbij geconstateerd is dat er wel degelijk sprake is van de aanwezigheid van struweelvogels en kwetsbare soorten. Er is dan ook geen aanleiding de functieaanduidingen te verwijderen.

55

6. LIJST VAN WIJZIGINGEN N.A.V. DE INGEKOMEN ZIENSWIJZEN

Schriftelijke zienswijzen: • Reclamant 6 : aanduiding extra bouwmogelijkheden in de gebiedsvisie bebouwingsconcentratie Bakelseweg/De Wolfsputten (bijlage 1); • Reclamant 7 : aanpassing belijning van bouwvlakken in bestemmingsvlakken; • Reclamant 9 : vergroting bouwvlak Fazantlaan 1 te Lieshout (bijlage 2); • Reclamant 10: vergroting bouwvlak Beemdkant 19 te Lieshout (bijlage 3); • Reclamant 11: opnemen woonbestemming voor in aanbouw zijnde woning aan de Bakelseweg (bijlage 4); • Reclamant 12: vergroten bestemmings-/bouwvlak Heieindseweg 16 te Mariahout (bijlage 5); • Reclamant 16: ‘bosbestemming’ op perceel Kleinbroekdreef 5 wijzigen in ‘agrarisch met waarden-landschapswaarden’ (bijlage 6); • Reclamant 17: opsplitsing bestemming Het Laar 3 te Aarle-Rixtel in een woonbestemming en een bedrijfsbestemming met de aanduiding 0 bedrijfswoningen. Tevens het bestemmingsvlak van de bedrijfsbestemming vergroten (bijlage 7); • Reclamant 20: - t.b.v. de RWZI op de verbeelding het vigerende bouwblok opnemen met uitzondering van een groenzone (bijlage 8); - de voorlopige reserveringsgebieden waterberging van de verbeelding verwijderen; - t.b.v. de EVZ op de verbeelding een extra beschermingszone opnemen van 2 x 12,5 meter en deze juridisch vast te leggen in artikel 37 van de planregels; Alle ecologische zones zullen als Natuur worden bestemd; - alle leggerwatergangen op de verbeelding opnemen met de bestemming ‘water’; - in de toelichting verwijzen naar het waterbeheerplan 2010-2050 van het waterschap; - in de artikelen 3.4.3, 4.2.2, 4.7.4, 5.3.3, 5.7.3, 6.7.3, 8.3.2 en 22.3.2 de eis stellen dat er hydrologisch neutraal gebouwd dient te worden. • Reclamant 21: op de verbeelding aanpassen militaire brandstofleiding aan de exacte ligging; • Reclamant 22: - op de verbeelding aanpassen aardgastransportleidingen aan de exacte ligging; - paragraaf 4.4 in de toelichting aanvullen met de tabel gebaseerd op de AMvB Buisleidingen; - artikel 28.4.1 van de planregels aanvullen met de activiteiten zoals in de zienswijze van de Gasunie opgenomen (bijlage 9); • Reclamant 23: vergroting bouwvlak Herendijk 24; opnemen aanduiding ‘iv’ (bijlage 10); • Reclamant 24: aanpassing belijning van bouwvlakken in bestemmingsvlakken; aanpassing toetsingscriterium in artikel 31.2.3 van de planregels in die zin dat in plaats van ‘het waterbergend vermogen van de gronden’ wordt gelezen ‘de waardevolle bomen en/of hun groeiplaats’ (bijlage 11); • Reclamant 26: vergroting woonvlak Grensweg 5 te Mariahout (bijlage 12); • Reclamant 28, 31, 42, 43, 60, 62 en 71: voor het gebied de Ruweeuwsels de bestemming ‘bos’ te wijzigen in de bestemming ‘natuur’ (bijlage 13); • Reclamant 30: vergroting bouwvlak Broekkantsestraat 7 en 9 te Beek en Donk (bijlage 14); • Reclamant 36: vergroting bouwvlak De Hei 25a te Mariahout (bijlage 15);

56 • Reclamant 38: vergroting bouwvlak en vervallen aanduiding ‘ph’ perceel ’t Hof 3 te Lieshout (bijlage 16); • Reclamant 39: vergroting bouwvlak Karstraat 13 te Beek en Donk (bijlage 17); • Reclamant 40: vervallen dubbelbestemming ‘waterstaat-waterbergingsgebied’; • Reclamant 42: aanpassen bestemmingen voor bossen en bosjes aangeduid als EHS van ‘bos’ in ‘natuur’ en een aantal kleine landschapselementen een aparte bestemming geven (bijlage 18); • Reclamant 43: - bezien of de gehele EHS volgens de Verordening Ruimte Fase 1 is overgenomen en de verbeelding daarop aanpassen. Concreet houdt dit in dat bij de bestemmingen Maatschappelijk-Militair, Wonen-Landgoed en een enkel perceel met de bestemming Agrarisch de aanduiding natuurontwikkeling met bijbehorend (licht) aanlegvergunningenstelsel wordt opgenomen. - op de verbeelding de aanduiding ‘iv’ op het bouwblok van het perceel Herendijk 4 te Lieshout, verwijderen (bijlage 19); - in artikel 3 t/m 6 van de planregels aangeven dat vormverandering van agrarische bouwblokken in extensiveringsgebieden verboden is; - in de planregels ten aanzien van bouwblokken voor intensieve veehouderijen uitgaan van het nieuwe beleid in de Verordening Ruimte Fase 1 hetgeen inhoudt maximaal 1,5 ha voor zowel verwevingsgebieden als landbouwontwikkelingsgebieden waarbij voor landbouwontwikkelingsgebieden een ontheffingsmogelijkheid geldt tot maximaal 2,5 ha. Concreet houdt dit in dat bij de artikelen 3.4.2, 5.7.2 en 6.7.2 op duurzame locaties 10% voor landschappelijke inpassing wordt toegevoegd en in landbouwontwikkelingsgebied de uitbreiding beperkt tot 1,5 ha met 10% landschappelijke inpassing. Buitenplans kun je met ontheffing van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant alsdan uitbreiden tot 2,5 ha. - de in de planregels in artikel 4.7.2 onder c genoemde mogelijkheid inzake verwijderen aanduiding ‘relatie’ verwijderen; - de in de planregels in artikel 8.5.4 onder d genoemde mogelijkheid inzake wijziging naar glastuinbouw verwijderen; - in de planregels in artikel 26.3.1 onder a opnemen dat er sprake dient te zijn van een landschappelijke inpassing van de woning; - de verbeelding ten aanzien van de cultuurhistorische waarden aanpassen aan de kaart van de Verordening Ruimte Fase 1; • Reclamant 45: vergroting bouwvlak Professor Dondersweg 6 te Beek en Donk (bijlage 20); • Reclamant 48: - de in de planregels in artikel 4.2.2 onder e2 genoemde oppervlaktemaat wijzigen van 1.000 m2 in 1.200 m2; - in de plantoelichting een nadere uitleg geven over het niet positief bestemmen van erfbeplanting; • Reclamant 50: - in de planregels een bepaling opnemen dat bij het ontbreken van een bouwvlak het gehele bestemmingsvlak wordt aangemerkt als bouwvlak; - bij het gekoppelde bouwblok Donkersvoortsestraat 8-8a te Beek en Donk op beide bouwblokken de aanduiding ‘iv’ opnemen (bijlage 21); - bij de planregels als bijlage een lijst van cultuurhistorisch waardevolle panden opnemen; - het tracé van de rioolleiding aanpassen aan de feitelijke situatie en de toevoeging ‘brandstof’ schrappen; • Reclamant 53: aanpassen bouwblok Putweg 2 te Beek en Donk (bijlage 22); • Reclamant 55: - aanpassing van de bestemming ‘verkeer’ nabij Pater Eustachiuslaan 17 te Aarle-Rixtel aan de feitelijke situatie (bijlage 23); - in de plantoelichting aangeven dat via het bestemmingsplan ‘glastuinbouwdoorgroeigebied’ reeds invulling is gegeven aan de maximale invulling van de glastuinbouwmogelijkheden in het betreffende gebied; - in de planregels in artikel 4.5.2 achter de zinsnede ‘ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4.2’ toe te voegen ‘onder a’; • Reclamant 56: aanpassen bouwblok Asdonkseweg 6 te Aarle-Rixtel (bijlage 24); • Reclamant 59: aanpassen bouwblok De Hei 15 te Mariahout (bijlage 25);

57 • Reclamant 61: - op de verbeelding het perceel, kadastraal bekend Beek en Donk, sectie B nr. 2125, bestemmen tot ‘groen-landschapselement’ (bijlage 26); - op de verbeelding een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend Beek en Donk, sectie B nr. 1580, bestemmen tot ‘agrarisch’ (bijlage 26); • Reclamant 62: aanpassen bouwblok Spechtlaan 7 te Lieshout (bijlage 27); • Reclamant 64: in de planregels in artikel 1 wordt het begrip kampeerboerderij opgenomen en als volgt omschreven: een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen. Op de verbeelding wordt de maatvoering van de kampeerboerderij vastgelegd (oppervlakte, bouwhoogte en goothoogte); • Reclamant 65: op de verbeelding het perceel, kadastraal bekend Beek en Donk, sectie B nr. 2352, buiten het plangebied te laten door de begrenzing van het plangebied aan te passen (bijlage 28); • Reclamant 66: op de verbeelding de bestemming agrarisch bedrijf met de aanduiding ‘iv’ voor het perceel Bemmerstraat 6 te Beek en Donk omzetten naar de bestemming Bedrijf met de aanduiding ‘opslag/stalling’ (bijlage 29); • Reclamant 70: - in paragraaf 3.2.2 en 4.3.2 van de plantoelichting de aanduiding ‘hoge druk’ toevoegen; - in paragraaf 4.3.2 van de plantoelichting de volgende zinsnede opnemen: ‘Verder zijn ook de aanwezige hogedruk olietransportleidingen……overeenkomstig hun bestaande situatie bestemd en als zodanig beschermd’. - in paragraaf 4.4 van de plantoelichting onder Leidingen wordt de tekst bij het 1e gedachtestreepje als volgt gewijzigd: “Twee hoge druk olietransportleidingen van 24”(leiding Pernis-Venlo) en 36”(leiding Europoort-Venlo). Voor beide leidingen geldt een zakelijke rechtstrook van 10m ( 5 m aan weerszijden van de leiding)”. - de legenda bij de verbeelding alsmede de planregels in artikel 37.4 sub c en d aanpassen door de volgende beschrijving te hanteren: ‘O1 Hartlijn leiding – olie 24” 62 bar’ en ‘02 Hartlijn leiding – olie 36” 43 bar’; - t.b.v. de veiligheidszone de legenda bij de verbeelding aanpassen door de volgende beschrijving te hanteren: ‘leiding 01 – olie (2 x 25,4 m)’ en ‘leiding 02 – olie (2 x 32,6 m)’;

Mondelinge zienswijzen: • Reclamant 1 : op de verbeelding aanpassen van de EVZ langs de Goorloop ter hoogte van de Lieshoutseweg (bijlage 30).

58

7. LIJST VAN AMBTSHALVE WIJZIGINGEN

Ten aanzien van de toelichting: - toelichting 4.2 onder a bij thema ‘uitbreiding bouwblokken’ (bladzijde 47): In tabel 3e kolom staat een typefout in ‘doorgoei/vestigingsgebied’. Dit moet worden ‘doorgroei/vestigingsgebied’ zijn. - toelichting 4.2 onder d bij thema ‘landschap en cultuurhistorie’ (bladzijde 56): In de toelichting wordt aangegeven dat beeldbepalende, cultuurhistorisch waardevolle gebouwen planmatig worden aangeduid als cultuurhistorisch waardevol via een dubbelbestemming. Deze gebouwen worden echter niet via een dubbelbestemming aangeduid maar via een functieaanduiding, in casu ‘cw’. - toelichting 4.3.1 bij ‘Agrarisch gebied zonder waarden’ (bladzijde 58): De zin ‘Daarnaast zijn wegen ……medegebruik toegestaan’ is niet volledig. Ook parkeervoorzieningen zijn toegestaan, conform de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1 onder b. Het woord ‘parkeervoorzieningen’ wordt toegevoegd.

Ten aanzien van de regels: - artikel 13.1 onder b: In deze bestemmingsomschrijving wordt het woord ‘(zand)paden’ toegevoegd.

Ten aanzien van de verbeelding: - De contouren van de gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties zijn niet geheel correct overgenomen op de verbeelding en moeten worden aangepast: * bebouwingsconcentratie De Hei (zie gebiedsvisie onder 3.3.5): aan de westzijde inkrimpen conform de gebiedsvisie (bijlage 31); * bebouwingsconcentratie Bakelseweg/De Wolfsputten (zie gebiedsvisie 3.3.15): - aan de noord-oostzijde de bebouwingsconcentratie vergroten waardoor de Asdonkseweg in het gebied valt; - aan de noordzijde van de Bakelseweg komt een klein deel te vervallen. (bijlage 32). - In de legenda bij het onderdeel ‘Gebiedsaanduidingen’ ontbreekt de aanduiding ‘veiligheidszone - bevi’ (conform artikel 37.3). Deze moet worden toegevoegd. (bijlage 33). - Bij de nertsenbedrijven aan de Peeleindseweg 3-5 in Beek en Donk, de Biezen 6a in Aarle- Rixtel, De Wolfsputten 7 in Aarle-Rixtel, Grensweg 6 in Beek en Donk, Herendijk 22-24 in Beek en Donk, Herendijk 30-32 in Beek en Donk, Vossenberg 3b in Mariahout en Sparrendreef 5 in Mariahout dient in het bouwvlak de functieaanduiding ‘iv’ opgenomen te worden. - De reconstructiegebieden zijn niet gebiedsdekkend (o.a. ten westen van Beek en Donk), volgens de contouren van het Reconstructieplan (bijlage 34). - Op de verbeelding ontbreekt bij de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorische bomen’ een verbindingsstreepje tussen de codering ‘WR-CB’ en het betreffende dubbelbestemmingsvlak.

59 - Op de verbeelding ontbreken bij diverse percelen de aanduidingen van de bestemmingen, zoals A, A-B, AW-L, AW-LN1, AW-LN-2, BO, BO-WB, N, R-RW, S (bijlage 35). - Op de verbeelding zijn aan diverse – voornamelijk groen gerelateerde - percelen bestemmingen (zoals Bos, Natuur, Groen-Landschapselement, Water, Verkeer etc.) gegeven die niet overeenkomen met de werkelijke waarde of het feitelijke gebruik van het perceel. In twee bospercelen ten noorden van Mariahout wordt bovendien nieuwe natuur ontwikkeld door het herstel van oude vennen. Daarnaast zijn aan diverse percelen niet de juiste bestemmingen toegekend. De betreffende percelen en de nieuw toe te kennen bestemmingen zijn in bijlage 18 aangegeven. - Op de verbeelding ontbreekt de aanduiding ‘W’ bij het pand Bosscheweg 2 in Beek en Donk (bijlage 36). - Op de verbeelding ontbreekt de aanduiding ‘W’ bij het pand De Hei 65 in Beek en Donk. (bijlage 37). - Voor de volgende bouw-/bestemmingsvlakken die met het figuur ‘relatie’ aan elkaar zijn verbonden dient in beide bouw-/bestemmingsvlakken de functieaanduiding ‘iv’ te worden opgenomen: * Donkersvoortsestraat 8 en Donkersvoortsestraat 8a; * Karstraat 13a en Karstraat 5. - Op de verbeelding dient het bouwvlak van Heidedreef 6 in Mariahout aangepast te worden (bijlage 38): * de aanduiding ‘iv’ komt te vervallen en wordt vervangen door de functieaanduidingen ‘al’ en ‘sb-grv’; * aan de zuidwestzijde (richting Rooijseweg) wordt het bouwvlak vergroot omdat een gedeelte van de bestaande woning buiten het bouwvlak ligt. - In het bestemmingsvlak van het perceel Kleinbroekdreef 1 in Aarle-Rixtel dient de functieaanduiding ‘sb-ops’ te worden verwijderd. (bijlage 39). - In het bestemmingsvlak van het perceel Broek 6 in Mariahout ontbreken de relatielijnen met de maatvoeringsaanduidingen (bijlage 40). - In het bestemmingsvlak van het perceel Deense Hoek 2 in Lieshout ontbreken de relatielijnen met de maatvoeringsaanduidingen en met de functieaanduiding ‘sb-ops’ (bijlage 41). - In het bestemmingsvlak van het perceel Middenweg 15 in Beek en Donk ontbreekt de maatvoeringsaanduiding ‘0’ (= bedrijfswoning uitgesloten) (bijlage 42).

Ten aanzien van de bijlagen: - De lijst van cultuurhistorisch waardevolle panden ontbreekt en wordt toegevoegd.

Ten aanzien van de gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties: - Bebouwingsconcentratie Bakelseweg/De Wolfsputten (3.3.15): in de ruimtelijke visie (bijlage 43): * toevoegen de aanduidingen ‘extra bebouwing mogelijk aansluitend op het alom heersend karakter (type 2)’ en ‘te behouden/herstellen zichtrelatie’ op de hoek Asdonkseweg/De Biezen; * toevoegen de aanduiding ‘extra bebouwing mogelijk aansluitend op het alom heersend karakter (type 2)’ voor een gedeelte van het gebied aan de noordzijde bij de Bakelseweg.

Overige: - Een aantal technische wijzigingen in het digitale plan: * het ontbreken van een link naar de bestemming of het doorlinken van de bestemming naar de voorschriften. * uit het digitale plan blijkt dat een perceel – gelegen naast het dierenpark bij De Regt - nabij de Otterweg in Beek en Donk is bestemd tot ‘Agrarisch’. Op de analoge verbeelding heeft ditzelfde perceel echter de bestemming ‘Natuur’. Het betreffende perceel dient de bestemming ‘Natuur’ te krijgen (bijlage 44).

60