UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

To stick or not to stick?

Onderzoek naar genderstereotypering in de berichtgeving over mannen- en vrouwenhockey: een inhoudsanalyse van de Vlaamse dagbladen

Wetenschappelijke verhandeling

aantal woorden: 26.795

ANNE-LAURE GHEERARDYN

MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting JOURNALISTIEK

PROMOTOR: PROF. DR. ANNELORE DEPREZ

COMMISSARIS: SARA DE VUYST

ACADEMIEJAAR 2013 – 2014

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat. Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information. Ghent University, Library, 2021. DANKWOORD

Een masterproef schrijven is een werk van lange adem. Daarom vermeld ik hier graag enkele personen die me bijstonden in de realisatie van dit werkstuk.

Allereerst bedank ik mijn promotor, professor Annelore Deprez, voor het promotorschap en voor de raad die ze me gaf bij het volmaken van deze masterproef. Tevens een woord van dank aan Dr. Cédric Courtois voor de tips die ik kreeg bij het analytisch SPSS-gedeelte.

Verder wens ik mijn tweede codeur Jolien De Pauw te bedanken om de betrouwbaarheid van het onderzoek te helpen meten. Mijn grootste dank gaat echter uit naar mijn ouders die mij de kans gaven deze opleiding te volgen en die mij onvoorwaardelijk steunden gedurende de volledige termijn.

3

ABSTRACT

Vele studies wijzen uit dat mannen en vrouwen gestereotypeerd worden in de media. Ook in de sportmedia blijkt genderstereotypering een steeds terugkerend gegeven (Kinkema & Harris, 1998). Sportmannen en sportvrouwen worden niet op dezelfde manier gerepresenteerd aan het publiek. Mannen worden vaak traditioneel voorgesteld als sterke sporthelden (Vande Berg, 1998). Vooral de wijze van representatie van sportvrouwen is echter onderwerp van debat (Koivula, 1999). Sportprestaties van vrouwen worden veelal getrivialiseerd, ondergewaardeerd of zelfs genegeerd. De aandacht wordt van de sport weggeschoven door te focussen op het privéleven of het attractieve uiterlijk van de vrouwen, of door sportvrouwen voor te stellen in traditionele vrouwelijke rollen als die van moeder of echtgenote (Griffin, 1998; Messner, 2007). Dit zijn technieken die nauwelijks tot niet bij de representatie van mannelijke atleten worden gebruikt. De media tonen ons in dat opzicht geen correct beeld van de realiteit.

In deze masterproef gaan we na of ook de veldhockeyspelers en veldhockeyspeelsters van de Belgische nationale ploeg gestereotypeerd worden. We spitsen ons daarvoor toe op een analyse in de Vlaamse dagbladen. We voeren een inhoudsanalyse uit die zowel een kwantitatief luik als een kwalitatief deel omvat. Dit heeft als doel de gelijkenissen en verschillen in de wijze van berichtgeving tussen mannen en vrouwen sterker naar boven te laten komen. We onderzoeken onder meer of hockeymannen sneller als krachtige sporthelden worden gerepresenteerd. Ook kijken we of hockeyvrouwen meer in van sport afwijkende termen worden voorgesteld en of we ze daardoor gemakkelijker in een typisch vrouwelijke familiale rol aantreffen in de sportmedia.

De inhoudsanalyse leert ons dat hockeymannen vaak in de mannelijke heldenrol worden geduwd. Hockeyvrouwen treffen we niet noodzakelijk altijd in traditionele vrouwenrollen aan. Hockeyvrouwen lijken voornamelijk gewoon als topsporters te worden behandeld in de Vlaamse media.

4

INHOUDSTABEL

Inleiding ...... 7

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE ...... 9

1. Representatie ...... 9 2. Stereotypering ...... 11 3. Genderstereotypering ...... 13 3.1 Gender: een definitie ...... 13 3.2 Genderrollen ...... 14 3.3 Genderstereotypering in de media ...... 16 3.3.1 De actieve man ...... 19 3.3.2 De afhankelijkheidspositie van de vrouw ...... 20 4. Representatie en genderstereotypering in de sportmedia ...... 23 4.1 Mannen in de sportmedia ...... 23 4.1.1 Sport als mannendomein ...... 23 4.1.2 De man als sportheld ...... 25 4.2 Vrouwen in de sportmedia ...... 27 4.2.1 Onderrepresentatie van sportvrouwen in de media ...... 28 4.2.2 Getrivialiseerde sportvrouwen ...... 29 4.3 Tegenstrijdigheden in het onderzoeksveld ...... 34 5. Besluit ...... 35

DEEL 2: METHODE ...... 37

1. Vraag- en doelstelling ...... 37 2. Methodologie ...... 38 2.1 Inhoudsanalyse ...... 38 2.2 Steekproef ...... 39 2.2.1 Selectie van de artikels ...... 39 2.2.2 Onderzoeksperiode ...... 41 2.3 Registratieformulier ...... 43

5

2.4 Codeboek ...... 44 2.5 Betrouwbaarheid ...... 44

DEEL 3: RESULTATEN ...... 46

1. Kwantitatieve representatieverdeling ...... 46 1.1 Onderrepresentatie hockeyvrouwen ...... 47 1.2 Verdelingen per krant en geslacht van de journalisten ...... 51 2. Stereotypering van hockeymannen en hockeyvrouwen ...... 55 2.1 Focus op het sportleven ...... 55 2.2 Focus op randinformatie of focus weg van de sport ...... 56 2.2.1 Kinderlijkheid ...... 57 2.2.2 Leeftijd ...... 60 2.2.3 Privéleven ...... 61 2.2.4 Vergelijking met ander team ...... 63 2.3 Mannelijke stereotypen ...... 66 2.4 Vrouwelijke stereotypen ...... 70 3. Mannelijke en vrouwelijke kenmerken ...... 74 3.1 Globale resultaten ...... 75 3.2 Tegenstrijdige bevindingen ...... 78 3.3 Bevindingen in de lijn van de verwachtingen ...... 80 3.4 Algemene evaluatie mannelijke en vrouwelijke labels ...... 83

DEEL 4: DISCUSSIE EN CONCLUSIE ...... 87

BIBLIOGRAFIE ...... 92

BIJLAGEN ...... 106 Bijlage 1: Registratieformulier ...... 106 Bijlage 2: Codeboek ...... 116 Bijlage 3: Betrouwbaarheid onderzoek ...... 133 Bijlage 4: Krantenartikels (steekproef) ...... 135 Bijlage 5: Outputs SPSS (CD-ROM) ...... 144

6

INLEIDING

De media overspoelen ons met berichtgeving over en door mannen. Nieuws is dan ook vaak een cultuurproduct dat de dominante waarden en gedachtegangen uit een samenleving reflecteert (Gill, 2007, p. 115-116). Ook in de sportmedia merken we een onderrepresentatie van vrouwen ten opzichte van mannen op (Duncan & Messner, 1998, p. 172). Ondanks dat het aantal sportatletes de laatste decennia gevoelig steeg, wordt deze tendens niet weergegeven in de media. De media uiten zo dat sport nog steeds vooral als een mannendomein moet worden gezien (Kane & Greendorfer, 1994; Koivula, 1999, p. 591).

De wijze van representatie van sportmannen en sportvrouwen loopt niet gelijk. Vele studies bevestigen dat vrouwenatleten ondergewaardeerd en zelfs gestereotypeerd opgevoerd worden wanneer ze de media halen. Ze worden er gemarginaliseerd, kinderlijk gemaakt en worden soms zelfs als seksobjecten voorgesteld (Brown, 1995; Koivula, 1999, p. 591). De media versterken op deze manier de traditionele waarden die aan vrouwen worden opgehangen (Koivula, 1999, p. 591). De vrouw wordt gezien als een niet-competitief, zwak wezen. De sportmedia spelen daarbij een actieve rol in het trivialiseren van sportprestaties door vrouwen (Kane & Greendorfer, 1994). In tegenstelling tot vrouwen komt de sportman in de media veelal naar voren als een sterke, krachtige persoon en de sportman wordt zelfs vaak tot een held verheven. Ook dat is een stereotiep beeld van mannen (Sabo & Jansen, 1992, p. 177).

De meeste studies onderzochten reeds de soort representatie die aan sportvrouwen wordt meegegeven en brachten de problematische situatie in beeld. Onderzoek naar sportmannen in de media is vrij beperkt, aangezien de manier waarop zij worden weergegeven minder kwestieus is (Craig, 1992, p. 1). Studies die de wijze van berichtgeving tussen mannen en vrouwen vergelijken, zijn ook minder talrijk terug te vinden. In deze masterproef wensen we daarom een vergelijkend onderzoek te voeren tussen sportmannen en –vrouwen. Meer specifiek willen we via een inhoudsanalyse nagaan of Belgische hockeyspelers en –speelsters gestereotypeerd worden in de Vlaamse dagbladmedia. Ons doel is onder meer na te gaan of hockeymannen sneller dan vrouwen tot sporthelden worden verheven en of hockeyvrouwen meer in van sport afwijkende termen worden voorgesteld. We spitsen ons toe op de hockeysport, omdat zowel de Belgische nationale mannen- als vrouwenploeg de laatste drie jaar sterk presteerde op internationaal niveau en de media-aandacht voor deze sport hiermee

7 gepaard gaand ook flink steeg. Het is uniek in België dat zowel een nationale mannenploeg als een nationaal vrouwenteam goede prestaties haalt op mondiaal niveau en om die reden is dit een interessante onderzoekpiste.

We beginnen deze masterproef met een literatuurstudie, waarin we eerst het begrip ‘representatie’ zeer algemeen behandelen. Daarna maken we de brug naar wat stereotypering is. Vervolgens focussen we ons specifiek op genderstereotypering en op hoe dit tot uiting komt in de media in het algemeen. Het laatste grote deel wijden we aan hoe mannen en vrouwen gestereotypeerd worden in de sportmedia. We sluiten dit eerste deel af met een tussenconclusie.

In het empirische luik gaan we eerst dieper in op de methodologie van ons onderzoek. We beargumenteren er onze onderzoeksmethode (inhoudsanalyse) en onze steekproefselectie. We spitsen onze analyse namelijk toe op twee veldhockeytoernooien: de Olympische Spelen in 2012 en het wereldkampioenschap in 2014. Teneinde onze onderzoeksvraag te beantwoorden, stelden we enkele hypothesen op. We maakten ook gebruik van een registratieformulier. Dat is ons onderzoeksinstrument in het analysegedeelte. Het aangemaakte codeboek dient als handleiding bij dit registratieformulier. In het methodedeel vertellen we ook nog iets over de betrouwbaarheid van ons onderzoek.

In het derde deel van deze masterproef bespreken we de resultaten die voortspruiten uit ons onderzoek. We sluiten deze masterproef af met het formuleren van een algemene conclusie. Daarin geven we ook enkele tekortkomingen van het onderzoek aan en vermelden we enkele toekomstperspectieven. Aan het einde van deze masterproef vindt u de bibliografie en de bijlagen.

8

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE

Deze literatuurstudie vangen we aan met het situeren van het begrip ‘representatie’. Dit is namelijk een hoofdkenmerk van de media. Daarna gaan we dieper in op wat stereotypering inhoudt. Vanaf hoofdstuk drie focussen we ons op het aspect van genderstereotypering en op hoe dit naar boven komt in de media. In hoofdstuk vier richten we ons specifiek op de stereotypering van mannen en vrouwen in de sportmedia. We sluiten deze literatuurstudie af met een tussenbesluit.

1. Representatie

We beginnen deze literatuurstudie met een omschrijving te geven aan het algemene begrip ‘representatie’. Representatie (door media) is namelijk een van de centrale begrippen in dit werkstuk.

Representatie dient in deze studie opgevat te worden in termen van voorstelling, tekst en beeld(vorming) (Buikema, Meijer & Smelik, 1995, p. 84). Stuart Hall (1997a, p. 15), die een grote rol speelde in het onderzoeksveld van de representatietheorieën, geeft een algemene omschrijving aan het begrip: “Representation means using language to say something meaningful about, or to represent, the world meaningfully, to other people.” Representatie duidt in hoofdzaak op de taal die media verspreiden. De media gebruiken conventies en codes om de wereld aan het publiek te tonen (Dyer, Geciteerd in: Lusted & Drummond, 1985, p. 44). Conventies in de printmedia duiden bijvoorbeeld op het gebruik van foto’s in nieuwsartikels, de keuze van de krantenkop of de bijschriften van de journalist (Lacey, 2009, p. 42). Het proces van representatie doet ons geloven dat we de wereld te zien krijgen zoals ze echt is, maar de perceptie die het publiek van de echte wereld heeft, is er vaak een gebaseerd op de selectiekeuze van de media (Dyer, Geciteerd in: Lusted & Drummond, 1985, p. 44).

Representatie houdt dus in dat de wereld op een welbepaalde manier wordt voorgesteld aan een publiek. Volgens Hall (1997b, p. 1) is taal het primaire medium waarlangs we dingen in de samenleving betekenisvol maken. Taal is een belangrijk kanaal waarin betekenissen worden geproduceerd en waarlangs betekenissen circuleren (Hall, 1997b, p. 4). Taal dient hier wel in de brede zin van het woord te worden geïnterpreteerd en beperkt zich dus niet tot het

9 linguïstische niveau. Taal produceert namelijk betekenis door middel van een representatiesysteem vol met tekens en symbolen. Deze tekens en symbolen dragen op zich geen betekenis met zich mee. Ze helpen enkel bij het representeren van de betekenissen van bepaalde concepten, ideeën en gevoelens in een cultuur. Zo zal gesproken taal geluiden gebruiken om betekenis te creëren, geschreven taal woorden, lichaamstaal fysieke gebaren en verkeerslichten de kleuren rood, oranje en groen (Hall, 1997b, p. 4-5). Taal wordt vooral gebruikt in culturele instituties. De media, hierboven reeds kort aangehaald, zijn een voorbeeld van zulke culturele instituties. Het is ook nog belangrijk te stellen dat er in een cultuur eenzelfde betekenissysteem dient te worden aangehouden om effectieve communicatie te bekomen (Hall, 1997b, p. 2-5) en dat betekenissen niet altijd vastliggen en zo kunnen verschillen van cultuur tot cultuur (Hall, 1997a, p. 61). Op deze manier zijn representaties niet vaststaand (Hall, 1997a, p. 61; Pickering, 2001).

Ook de semiotische benadering is relevant in de themathiek rond representatie door media. Ferdinand de Saussure, centrale figuur in deze onderzoeksrichting, zegt dat een teken bestaat uit een betekenaar (“the signifier”) en het betekende (“signified”) (Lacey, 2009, p. 64). De betekenaar doelt op de verschijningsvorm van het teken (het object). Het betekende duidt op het mentale concept dat we al opgroeiende leren te associëren met het object naar waar het teken verwijst (Lacey, 2009, p. 64).

Belangrijk in de semiotiek is de idee van binaire opposities. Dit houdt in dat tekens gedefinieerd worden in termen van wat ze niet zijn. Tekens krijgen betekenis door hun relatie tot andere tekens (Lacey, 2009, p. 77). Een voorbeeld dat voor deze masterproef relevant is, is de oppositie man-vrouw. De kenmerken die een man omschrijven, worden zo als niet-passend beschouwd voor het teken dat een vrouw omschrijft. Binaire opposities zijn net als alle andere betekenissystemen niet natuurlijk, maar culturele creaties (Lacey, 2009, p. 77). Ze worden dus sociaal geconstrueerd. De media maken in hun representaties van de wereld zeer vaak gebruik van binaire opposities. Toegepast op gender houdt dit in dat mannen en vrouwen in hokjes worden neergeplant. De binaire oppositie “us-them” doet hier zijn intrede (Lacey, 2009, p. 78). Deze oppositie brengt ons bij een aparte vorm van representeren: de stereotypering.

10

2. Stereotypering

Stereotypering mag opgevat worden als een vorm van representeren. Stereotypen kennen hun oorsprong in de “real world” en worden sociaal geconstrueerd (Lacey, 2009, p. 154). Ze reduceren mensen tot enkele simplistische, essentiële karakteristieken. Alle leden van een groep worden dezelfde kenmerken toebedeeld (Hall, 1997c, p. 257-258; Nederveen Pieterse, 1990, p. 223). Stereotypen worden zodanig geconstrueerd dat ze gerepresenteerd worden op een manier alsof ze ingegeven zijn door de natuur. Belangrijk hierbij is dat men bij stereotypen dus uitgaat van ‘vaststaande’ en onveranderlijke verschillen tussen mensen of groepen onderling (Dyer, 2006; Hall, 1997c, p. 257-258; Smelik, Buikema & Meijer, 1999).

Stereotypen worden vaak opgevat als iets van negatieve aard (Dhoest, 2002, p. 48). Toch dienen we ook te wijzen op de voordelen van het bestaan van stereotypen. Stereotypen geven namelijk op een eenvoudige manier extra betekenis aan een verhaal (Spee, Lefever & Vanhoof, 1999, p. 25). Dagelijks krijgen we als publiek heel wat informatie te verwerken. Het is dan ook belangrijk zo snel mogelijk een betekenis te kunnen ophangen aan verschillende soorten informatie in deze chaotische wereld (Spee et al., 1999, p. 26). Stereotypen helpen ons bij het verwerken van die vele informatie. De media zijn voor veel mensen een primaire bron van informatie. Ze spelen een belangrijke rol in de stereotypering van mensen of groepen. Het beeld dat wij van de werkelijkheid hebben is dan ook vaak gebaseerd op deze stereotypen (Lacey, 2009, p. 155).

Aan de basis van stereotypen ligt het concept van macht en hegemonie. Stereotyperen betekent in essentie dat via representatieactiviteiten symbolische macht wordt uitgeoefend. Het komt dan ook alleen maar voor waar machtsongelijkheden heersen en waar een bepaalde groep dominant is over een andere (Hall, 1997c, p. 257-259). De binaire oppositie “us-them” symboliseert deze machtsongelijkheid (Derrida, 1972, p. 41). “Stereotypes have their basis in the material conditions and social practices of society, so it should come as no surprise that stereotypes are an expression of the dominant ideology.” (Lacey, 2009, p. 156). Stereotypen hebben namelijk een hegemonische functie: ze naturaliseren de machtsrelaties van een samenleving (Lacey, 2009, p. 156). Antonio Gramsci is de grondlegger van het hegemoniebegrip. Hij omschrijft hegemonie als een machtsvorm waarbij een of bepaalde sociale groepen in de maatschappij een overwicht ten opzichte van andere groepen trachten te bereiken, dit zowel op vlak van denken

11 als op vlak van handelen (Hall, 1997a p. 48). Zo komt het overwicht van de machtsgroep wijdverspreid te liggen (Hall, 1997c, p. 259). Gramsci zegt dat de meest populaire geloofsovertuigingen, waarden en ideeën van een cultuur de vorm van het vaststaande systeem dat vasthangt aan die hegemonie bepalen. In deze masterproef duiden we vooral op de culturele dominantie (Gramsci (1987), Geciteerd in: Dellinger-Pate & Aden, 1999, p. 154-155). Machtsgroepen willen via stereotyperingen namelijk hun eigen wereldvisie, waardensysteem en ideologie opdringen en deze op die manier als ‘natuurlijk’ en ‘onvermijdbaar’ laten overkomen. Als ze daarin succesvol zijn, vestigen en behouden ze hun hegemonie (Dyer, 2006, p. 356; Hall, 1997c). Stereotypen hebben dus tot doel de sociale en symbolische orde in stand te houden (Hall, 1997c, p. 257-258). Stereotypering moet volgens Foucault als een constant machtspel worden gezien (Hall, 1997c, p. 259). Het is gericht op het behouden van bepaalde grenzen en het behoud van ‘het normale’, want “ruling groups” willen de macht behouden via het in stand houden van stereotypen (Dyer, 2006).

Ondanks een zekere vrijheid die in het medialandschap heerst en de bewegingsvrijheid die media hebben, houdt hegemonie de opties voor het inventief ‘anders’ representeren van kleinere, ondergeschikte groepen toch eerder beperkt (Evans, 2002, p. 311). De media fungeren namelijk als een belangrijk instrument voor het in stand houden van de (ideologische) dominantie (Altheide, 1984, p. 478; Evans, 2002, p. 312; Gledhill, 1997, p. 348). Mediaorganisaties gaan niet zomaar in tegen de status-quo of het heersende discours (Evans, 2002, p. 302). De machthebbers (en hun ideeën) hebben de media dan ook in hun handen. Gramsci omschrijft de plaats van representatie en stereotypering als een ideale weg om deze macht te veruiterlijken. De media (en dus representatie) zijn een plaats om als het ware symbolisch over deze machtspositie te onderhandelen (Gledhill, 1997, p. 348). Nieuwswaarden zijn dus niet neutraal en ook niet natuurlijk. Ze brengen een welbepaald beeld van de wereld, gestuurd vanuit een welbepaalde gedachtengang (Hartley, 1982, p. 80). Altheide (1984, p. 478) en Spee (1999, p. 150) zeggen hierbij dat journalisten dan ook zeer vaak nieuwsproducten produceren die in de lijn liggen van de dominante ideologie. Media gebruiken codes en culturele categorieën die deze dominante ideologie promoten. Golding (1981, p. 81) en Evans (2002, p. 312) menen dat door het gebruik van deze codes de status-quo behouden blijft, aangezien op deze manier vaak conservatief nieuws wordt geproduceerd. Nieuws is en blijft zo dus sociaal geconstrueerd (Altheide, 1984). Het is niet altijd een weerspiegeling van de werkelijkheid (Mortelmans, 1999, p. 20).

12

Als kritiek hierop wordt in de literatuur hier en daar verwezen naar het feit dat er heel wat verschillende wereldvisies in de media geprojecteerd worden (Condit, 1994), dat verschillende groepen greep hebben op de betekenisgeving aan het dominante discours (Mumby, 1997, p. 346) en dat media zelfs soms tegen het dominerende discours ingaan (Altheide, 1984, p. 483). Toch is het stereotyperen door het creëren van de noties “us-them” een veruiterlijking van het behoud van de status-quo door de massamedia (Rutten & Hamers-Regimbal, 1995, p. 10).

Stereotypering komt voor op verscheidene vlakken. Stereotypering op het gebied van ras is wellicht een van de meest bekende (Nederveen Pieterse, 1990). In deze masterproef focussen we ons op de problematiek rond stereotypering van mannen en vrouwen: de genderstereotypering.

3. Genderstereotypering

In dit derde deel gaan we in op het aspect van genderstereotypering. We beginnen met het definiëren van het genderbegrip. Daarna bekijken we wat genderrollen zijn en we sluiten af met de vraag hoe media meehelpen aan de instandhouding van genderstereotypering.

3.1 Gender: een definitie

Genderstereotypering is de focus van onze masterproef. We beginnen met het genderbegrip te situeren.

Gender mag opgevat worden als de sociale verwachtingen die aan een bepaalde persoonssekse vastgekleefd zitten (Thurer, 2005, p. 3; Pearson, West & Turner, 1995, p. 6). Deze verwachtingen uiten zich in de vorm van aangeleerde gedragingen die een cultuur associeert met het zijn van een man en het zijn van een vrouw (Nelson & Devardhi, 2012, p. 60; Pearson et al., 1995, p. 6). Kimmel en Messner (1992, p. 3) omschrijven gender letterlijk als “that complex of social meanings that is attached to biological sex, enacted in our lives.” Er mag aangenomen worden dat een brug wordt gelegd tussen enerzijds een biologisch aspect en anderzijds een sociologisch aspect. Sekse, wat betrekking heeft op het biologische aspect, houdt in dat op basis van biologische factoren bepaald wordt of iemand als man of als vrouw gecategoriseerd wordt. De sekse of het geslacht van een persoon veruiterlijkt zich dan in de

13 aanwezigheid van bepaalde genitaliën of chromosomen (West & Zimmerman, 1987, p. 127; Pearson et al., 1995, p. 6). Gender is dus een sociale constructie, terwijl sekse biologisch van aard is (Craig, 1992, p. 2; Lacey, 2009, p. 190). Theoretisch gezien zijn gender en sekse eigenlijk twee aparte zaken, maar in de praktijk hangen de twee onlosmakelijk met elkaar samen. Sommige onderzoekers zien gender dan ook als een “achieved sex” (Pearson et al., 1995, p. 6). Hoewel er een onderscheid geldt tussen de termen ‘gender’ en ‘sekse’ worden de termen in de literatuur vaak ook gewoon door elkaar gebruikt (West & Zimmerman, 1987, p. 128). Zo vinden we in sommige studies de term ‘sekserol’ terug, waar eigenlijk op ‘genderrol’ gedoeld wordt (Busby, 1975). Om verwarring te vermijden, gebruiken wij in deze masterproef consistent de term ‘genderrol’.

Gender heeft dus betrekking op welke gedragingen door de samenleving als ‘gepast’ aanvaard worden, dit in de lijn van de seksecategorie van een bepaald individu (West & Zimmerman, 1987, p. 127). We merken hierbij op dat niet alle individuen zich gedragen in de lijn van wat vanuit hun persoonssekse verwacht wordt. Hiermee wordt bijvoorbeeld gedoeld op vrouwelijke bodybuilders of op mannen die in jurken rondlopen (Thurer, 2005, p. 8). Judith Butler, de voorvechter van de “queer theory”, is daarom zelfs van mening dat gender niet langer gezien mag worden als een dichotome sociale constructie en dat de traditionele kenmerken die aan mannelijkheid en vrouwelijkheid worden opgehangen, zo opgeheven moeten worden (Gauntlett, 2002, p. 134-135).

3.2 Genderrollen

Alvorens we de brug maken naar genderstereotypering in de media, gaan we in dit deel eerst nog dieper in op wat genderrollen specifiek inhouden. Een rollenpatroon wordt gezien als het gedrag dat verwacht wordt wanneer je een bepaalde sociale rol bekleedt. De genderrol wordt dan gezien als de rol van de man of de rol van de vrouw (Spee et al., 1999, p. 30).

Genderrollen en –relaties werden historisch geconstrueerd (Connell, 2005, p. 370). De sociale verwachtingen die vasthangen aan mannelijkheid en vrouwelijkheid werden gecreëerd in een patriarchale samenleving en worden ook in stand gehouden in en door diezelfde patriarchale samenleving (Craig, 1992, p. 2). Eeuwenlang wordt de vrouw reeds gezien als de moeder die voor de kinderen zorgt en de man als diegene die uit werken gaat. Mannen worden dan eerder

14 als actieve wezens beschouwd, vrouwen eerder als passieve (Connell, 2005, p. 370; Spee et al., 1999, p. 37). Genderrollen werden op deze algemene visie verder geconstrueerd.

Het is belangrijk te stellen dat gender toch veranderlijk is door de tijd en ruimte heen. Al beklemtoont MacKinnon (2003, p. 3) wel dat de genderidealen vrij veel gelijkenissen vertonen tussen verschillende samenlevingen. De noties van mannelijkheid en vrouwelijkheid hebben er min of meer dezelfde invulling. De genderrollen en genderrelaties kunnen tijdsgewijs wel een wat andere invulling krijgen (Miller, 1998). Onze samenleving verandert en zo is het niet altijd meer gemakkelijk iemands gedrag of familierol te voorspellen op basis van zijn of haar sekse. De laatste drie à vier decennia onttrok de vrouw zich geleidelijk aan van het leven binnenshuis, het huwelijk en de kinderen. De vrouw gaat steeds vaker uit werken (Spee et al., 1999, p. 38- 40). Clare (2000, p. 3-7) stelt dat vrouwen de providerrol deels hebben overgenomen van de mannen. Vrouwen durven zich nu zelfs te profileren in een managerrol en vaders geraken ook meer betrokken bij de opvoeding van hun kinderen (Pearson et al., 1995, p. 4) of bij bepaalde huishoudelijke taken (Spee et al., 1999, p. 39). De traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen is dus deels veranderd. Door die nieuwe maatschappijtendensen mag het vandaag geen verrassing meer heten dat een vrouw als politievrouw gaat werken en dat mannen voor het beroep van kleuterleerkracht gaan (Spee et al., 1999, p. 37). De huidige maatschappij laat niet langer meer toe dat mannen en vrouwen zomaar in vastgeroeste rolpatronen worden geduwd. Vrouwen worden nu gelijker aan mannen behandeld en ze krijgen ook meer kansen (Spee et al., 1999, p. 28).

Toch wijst Connell (2005, p. 371) er op dat er vandaag nog altijd een zekere genderongelijkheid bestaat wat betreft de verdeling tussen mannen- en vrouwentaken in het huishouden en op de arbeidsmarkt. Vrouwen raken de arbeidsmarkt wel sneller aan en mannen begeven zich ook wel vaker in het huishouden, maar toch houden de oude genderrollen tot op een bepaald niveau staande. Connell introduceerde in dit licht het begrip “hegemonic masculinity”. Daarmee verwijst de auteur niet naar ‘de mannenrol’ an sich, maar doelt ze op een bepaalde vorm van mannelijkheid waarbij vrouwen en verwijfde homoseksuele mannen ondergeschikt worden gemaakt en gemarginaliseerd worden ten opzichte van de dominante rol van mannen (Connell, 1990, p. 94; Connell, 1993). “Hegemonic masculinity” is een soort moraliteit die bepaalt “what it means to be a man” (Hanke, 1992, p. 190). Volgens Connell (1993) impliceert patriarchale macht de constructie van een hypermannelijke ideaal van taaiheid en dominantie. “Hegemonic masculinity” ziet de man dus als een agressieve, competitieve, sterke en dominante persoon.

15

Genderrollen worden ons via sociale interactie al vanaf zeer jonge leeftijd aangeleerd. Elk kind leert zo welke gedragingen maatschappelijk gezien van vrouwen en mannen verwacht worden (Spee et al., 1999, p. 31). De media gelden daarbij als een tussenschakel. De media zijn namelijk een soort brug tussen mensen en werkelijkheid. We krijgen dagelijks heel wat beelden en tekens op ons afgestuurd en na verloop van tijd nemen we deze beelden door gewoontevorming voor waar aan (Mortelmans, 1999, p. 21). Media spelen dus een rol in het overbrengen van de genderrollen. Ze zijn een van de socialisators in het aanleren van ‘jongensachtige’ en ‘meisjesachtige’ gedragingen (Gunter, 1995, p. 1; Pilar Matud, Rodriguez & Espinosa, 2011, p. 253-254; Spee et al., 1999, p. 34). Media komen als het ware naar voren als een van de machines die de invulling van mannelijkheid en vrouwelijkheid mee bepalen (Whannel, 2007, p. 8).

Genderrollen kunnen hier en daar nog een andere invulling krijgen, maar genderstereotypen kennen een veel onbuigzamere vorm (Durkin, 1985a, p. 11-12). Zoals reeds aangehaald, helpen stereotypen ons in het verwerken van veel informatie. Ze ondersteunen ons in het organiseren van onze kennis over sociale groepen (Hamilton, 1981, p. 38-39). De media, van boeken over tijdschriften tot kranten, televisie en radio, hebben een rol in de genderstereotypering. Ze brengen namelijk veelvuldig verhalen over de verwachte mannen- en vrouwenrollen (Pearson et al., 1995, p. 4). Dit brengt ons bij het centrale onderwerp van deze masterproef: genderstereotypering in de media.

3.3 Genderstereotypering in de media

In dit deel gaan we dieper in op hoe genderstereotypering zich veruiterlijkt in de media. Het merendeel van wetenschappelijk onderzoek legt de focus op het ontleden van de wijze van representatie van vrouwen in de media. Mannen en mannelijkheid worden vaak beschouwd als de norm (Craig, 1992, p. 1). Om die reden werd de voorstelling van mannen in de media veelal als onproblematisch of als voorbeeldig opgevat, waardoor onderzoek naar mannen minder nodig wordt geacht (Durkin, 1985b). Toch wijzen sommige onderzoekers erop dat onderzoek naar mannen in de media ook interessante denkrichtingen kan opleveren (Croteau & Hoynes, 1992, p. 154).

16

Een eerste conclusie die we mogen trekken, is dat vrouwen significant minder vaak dan mannen de media halen (Lefever, 1999, p. 96; Spee et al., 1999, p. 41; Van Zoonen, 2004, p. 93). Ondanks het feit dat vrouwen ongeveer vijftig procent van de wereldbevolking uitmaken, horen en zien we hen dus minder in allerhande media aan bod komen. In de literatuur wordt dit fenomeen aangeduid met de term ‘symbolische annihilatie’ (Spee et al., 1999, p. 41; Tuchman, 1978). Dat duidt op het symbolisch wegdenken van de vrouw. Door vrouwen minder vaak in de media te representeren, wordt het bestaan van vrouwen als het ware symbolisch ontkend (Sternglanz & Serbin, 1974). Over verschillende media heen bestaan er wel nog onderlinge verschillen op dit vlak. Zo is het aanwezigheidsverschil tussen mannen en vrouwen in nieuws- en actualiteitsprogramma’s een stuk groter dan het aanwezigheidsverschil in lichtere informatieve programma’s of talkshows (Van Zoonen, 2004, p. 93). Uit een onderzoek naar de nieuwsuitzendingen op VTM en de VRT (toen nog TV1) uit 1998 door de vakgroep communicatiewetenschappen van de Universiteit Gent bleek dat, afhankelijk per onderwerp, nieuwsuitzendingen gemiddeld tot driekwart worden gevuld met mannelijke actoren (Spee, 1999, p. 161). Daarin krijgen mannen ook langere spreektijd (Van Zoonen, 2004, p. 93). Door mannen in de media te laten overheersen, wordt de indruk gewekt dat vrouwen niet of minder belangrijk zijn (Van Zoonen, 1994, p. 16).

Niet alleen op kwantitatief niveau delven vrouwen het onderspit in de media. Ook op inhoudelijk vlak zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen (Ross, 2010, p. 90). De rollen die vrouwen in de media vertolken zijn namelijk vaak anders dan die van de mannen (Van Zoonen, 2004, p. 93). Feministen uitten al meermaals hun bezorgdheid over het representeren van vrouwen in de media. Hun angst bestaat erin dat mediabeelden ervoor zorgen dat het gevestigde geloof over de natuur van wat vrouwelijk is en wat mannelijk is behouden blijft. Dit wordt dan veruiterlijkt door de specifieke genderrollen die media meegeven aan mannen en vrouwen. Feministen vielen dergelijke mediabeelden in het verleden aan, omdat zij meenden dat vrouwen (negatief) gestereotypeerd werden (Gledhill, 1997, p. 346). Vrouwen werden namelijk oorspronkelijk vooral als passieve wezens getoond. De vrouw was iemand die afhankelijk was van anderen om beslissingen te kunnen nemen. Ze was vooral gericht op het leven binnen in het gezin en ging dus ook niet werken (Van Zoonen, 1999, p. 17).

Uit onderzoek blijkt dat de media vandaag ook nog vaak achterblijven op het gebied van representatie van vrouwen (Ross, 2010, p. 91). De rollen die de media aan vrouwen meegeven, stemmen niet altijd overeen met de rollen die vrouwen vandaag vertolken in de maatschappij

17

(Spee et al., 1999, p. 40). Vrouwen verschillen intern immers meer van elkaar dan dat de media ons soms tonen. Ze worden vandaag nog vaak in zeer enge en weinig gedifferentieerde rollen gepresenteerd (Dhoest, 2002, p. 48). De representatie van mannen daarentegen kent veel meer verschillende vormen (Lefever, 1999, p. 97). Mannen kunnen worden afgebeeld als deskundige, als geslaagde zakenman, als onweerstaanbare rokkenjager of als stoere macho (Spee et al, 1999, p. 27-28). Michielsens, Celis et al. (Geciteerd in: Spee et al., 1999, p. 28) zeggen dat stereotypen weinig mogelijkheden toelaten om de juiste werkelijkheid weer te geven. Media komen zo wat achterop, aangezien zij vaak stereotiepe beelden meegeven van het doen, zijn en denken van vrouwen, maar eigenlijk ook van mannen (Spee et al., 1999, p. 28). Het is belangrijk te wijzen op het feit dat ook mannen gestereotypeerd worden in de media. Het enige (zij het wel grote) verschil is dat mannen hierbij veelal minder negatief worden voorgesteld dan vrouwen (Pearson et al., 1995, p. 248; Spee et al., 1999, p. 27). Zo is de stereotypering van mannen minder kwestieus.

Zoals we in een vorig deel bespraken, gelden stereotypen als uitdrukking van de dominante ideologie. Stereotypen naturaliseren de machtsrelaties in een samenleving en hebben een hegemonische functie (Lacey, 2009, p. 156). Deze hegemonische blik toont ons vooral een mannelijk wereldbeeld (Ross, 2010, p. 90-91). Massamedia representeren gender dan ook vaak vanuit oppositionerende kenmerken tussen mannen en vrouwen (Spee et al., 1999, p. 26-27). Voor ons komt dit op een natuurlijke manier over. De media gaan via deze gendertegenstellingen de traditionele patriarchale opposities nog versterken (Dyer, 1982, p. 97- 98; Lacey, 2009, p. 156-157). Hoewel onderzoek naar genderstereotypering hier en daar enkele minimale focusverschillen per medium oplevert (Spee et al., 1999, p. 43), gaan we er vanuit dat genderstereotypering vrij veel gelijkenissen kent over de verschillende soorten media heen. Hiermee doelen we op gedrukte pers, advertenties, televisie en andere soorten. (Fejes, 1992, p. 10; Pilard Matud et al., 2011, p. 255).

Genderstereotypering kan zich op twee verschillende aspecten situeren in de media. Enerzijds focussen de media zich op een reeks karakteristieken of eigenschappen die men eerder toeschrijft aan mannen of die men eerder als typisch vrouwelijk bekijkt. Anderzijds worden bepaalde genderrollen toegeschreven aan mannen en vrouwen. Wat de labels betreft, worden mannen in een stereotiepe wereld eerder de eigenschappen ‘actie(f)/agressief’, ‘dominant’, ‘onafhankelijk’, ‘sterk’, ‘gespierd’, ‘stoer’, ‘betrouwbaar’, ‘bedachtzaam’, ‘zelfzeker’ en ‘intelligent/rationeel’ aangemeten. Vrouwen zijn dan eerder passieve, onderdanige,

18 afhankelijke, zwakke, niet-gespierde, aantrekkelijke, rondborstige, intuïtieve, impulsieve, twijfelende, zachtaardige, moederlijke, gevoelige en emotionele wezens (Busby, 1974, p. 694- 695; Busby, 1975, p. 112; Deaux, 1976, p. 13; Lacey, 2009, p. 191; Spee et al., 1999, p. 26-27). Vanuit de dominante, patriarchale, westerse ideologie wordt geopperd dat stereotypen die verbonden zijn aan mannelijkheid (rationeel of efficient zijn, bijvoorbeeld) als positieve en nuttige eigenschappen mogen worden opgevat. De invulling van vrouwelijke stereotypen (zoals zachtaardig zijn of een warm persoon zijn) wordt dan sneller als negatief of nutteloos bestempeld (Spee et al., 1999, p. 26-27).

3.3.1 De actieve man

Het is belangrijk te stellen dat ook mannen in traditionele rolverdelingen worden getoond. De stereotypering in de media beperkt zich dus niet tot vrouwen (Spee et al., 1999, p. 27). De nieuwsmedia verspreiden een type (heteroseksuele) mannenrollen, waar hoe dan ook niet alle mannen zich in vinden (Croteau & Hoynes, 1992, p. 167). Nieuwsmedia representeren mannen namelijk zeer vaak vanuit de normen van de “hegemonic masculinity”, beschreven door Connell (cfr. supra) (Hanke, 1992, p. 191). Mannen worden dus eerder dominant ten opzichte van vrouwen afgebeeld.

Vanuit de patriarchale visie worden ze als broodwinnaars van het gezin gezien. De man gaat uit werken en leeft voor een groot deel buitenshuis (Fejes, 1992, p. 15; MacKinnon, 2003, p. 45). Hij wordt voorgesteld in een veelheid van beroepen (Lefever, 1999, p. 11-12). Rollen die mannen vaak worden meegegeven zijn die van de deskundige, de geslaagde zakenman, de onweerstaanbare rokkenjager en de stoere macho (Spee et al., 1999, p. 27-28). De dominantie van mannen ten opzichte van vrouwen veruiterlijkt zich onder meer ook door de frequente representatie van mannen in gezagsposities als die van advocaten, experten, ministers of dokters (Durkin, 1985b; Dyer, 1982, p. 97-98; Fejes, 1992, p. 11; Lefever, 1999, p. 97; Pilard Matud et al., 2011, p. 256; Seggar & Wheeler, 1973). Vooral in nieuwsprogramma’s of nieuwsmedia komt dit expliciet naar voor (Croteau & Hoynes, 1999, p. 156). Mannen worden vaak als intelligent, carrièregeoriënteerd, succesvol in hun beroep en ondernemend voorgesteld. Het zijn sterke persoonlijkheden, die een zekere macht of status bezitten (Fejes, 1992, p. 11-15; Spee et al., 1999, p. 27-28). Mannen bereiken hun doelen, zijn onvermoeibare leiders en behouden gemakkelijk de controle (Hanke, 1992, p. 191; Spee et al., 1999, p. 27-28).

19

De man wordt zelden tot helemaal niet als huisman in de media afgebeeld (Spee, 1999, p. 163). Wanneer we mannen wel in de private, huishoudelijke sfeer treffen, worden ze veelal afgebeeld in de vorm van mannelijke taken als het gras afrijden (Lefever, 1999, p. 98). Beelden of verwijzingen van mannen als vaders met hun kinderen of mannen met zorgtaken vinden we ook niet gauw terug (Spee et al., 1999, p. 27-28). Mannen die toch in de huiselijke sfeer opereren, worden algauw gelinkt aan het beeld van de ‘nieuwe man’ of aan dat van homoseksueel. Vrouwelijke emoties als wenen worden hen dan sneller toegeschreven (Shugart, 2003). Randinformatie met focus op het privéleven wordt in de media achterwege gelaten bij de representatie van mannen. Zo krijgen mannen in tegenstelling tot vrouwen veel minder vaak het label opgekleefd van een getrouwde man te zijn of in een relatie te zitten (Manes & Melnyk, Geciteerd in: Fejes, 1992, p. 11; Durkin, 1985b). De aandacht ligt dus op wat de man exact vanuit zijn intellectuele en rationale zelve presteert. De man staat gelijk met actie, met plannen maken, problemen oplossen en hij duldt amper plaats voor emoties. Mannen die als vader of echtgenoot naar voren komen, worden soms zelfs als afwijkend bekeken. Dit staat in schril contrast met vrouwen die in de media net wel vaak vanuit hun emotionele zelve handelen of acteren (Coltrane & Adams, 1997, p. 326; Fejes, 1992, p. 11-12; cfr. infra). Het feit dat mannen heel vaak vanuit hun deskundigheid en rationaliteit worden getoond, laat de man ook vaak ouder dan vrouwen gerepresenteerd worden (Fejes, 1992, p. 11). Vrouwen worden jonger gerepresenteerd: in de leeftijdscategorie van nul tot 24 jaar halen zij het overwicht in de media (Spee, 1999, p. 163).

3.3.2 De afhankelijkheidspositie van de vrouw

We treffen de vrouw in de media zeer vaak in de privésfeer aan. Daarmee worden de tradionele genderstereotyperingen bevestigd (Michielsens & Ten Boom, 1999, p. 167-174; Spee et al., 1999, p. 27; Van Zoonen, 2004, p. 93). Vrouwen worden in een familierol geduwd (Anderson, 1999, p. 43). Ze worden veelal in verhouding tot hun echtgenoot, vader of zoon gerepresenteerd. De vrouw blijkt ondergeschikt aan de man en staat als echtgenote of als moeder ten dienste van hem. De grootste verantwoordelijkheden die de vrouw krijgt, zijn die van het huishouden en de opvoeding van de kinderen. Zeer vaak staat ze te koken, te poetsen, te breien of werkt ze in de tuin (Anderson, 1999, p. 43-52; Spee et al., 1999, p. 27; Van Zoonen, 1994, p. 16). De vrouw leidt dus een huiselijk leven (Anderson, 1999, p. 45-49). De afhankelijkheid en passiviteit van vrouwen in relatie tot mannen wordt daarbij steevast benadrukt (Anderson, 1999, p. 43-52; Spee

20 et al., 1999, p. 27; Van Zoonen, 1994, p. 16). Dat vrouwen als passieve en afhankelijke personen worden afgebeeld, staat in direct verband met de representatie van de vrouw als slachtoffer (Ross, 2010, p. 90).

Wanneer de vrouw dan toch buitenshuis werkt, oefent ze meestal een typisch vrouwberoep als dat van verpleegster, secretaresse, kassierster of stewardess uit (Busby, 1974, p. 692). Het ‘vrouw zijn’ blijft op deze manier beklemtoond in de media. Vrouwen worden niet vaak in gezagsposities van managers of academici afgebeeld (Spee, 1999, p. 163). Zo is het voor het publiek niet altijd gemakkelijk te vatten dat ook vrouwen wel degelijk significante beroepsrollen vervullen in de samenleving (Busby, 1974, p. 693; Ross, 2010, p. 93). Wanneer vrouwen dan toch in hoger aangeschreven rollen gerepresenteerd worden, verloopt dit niet op dezelfde manier als bij mannen (Ross, 2010, p. 98). De beroepsprestaties van een politica worden bijvoorbeeld getrivialiseerd. De media laten vrouwelijke politici wel aan het woord over de politiek, maar de focus wordt vaak van de politiek weggeschoven door informatie over het privéleven, de persoonlijkheid en de verschijningsvorm van de vrouw mee te geven (Kittilson & Fridkin, 2008, p. 373; Ross, 2010, p. 98). Het potentieel van vrouwelijke politici die optreden als sterke beleidsveranderaars wordt ondermijnd door het overmatig meegeven van details als de leeftijd van de vrouwen, de plaats waar vrouwen hun schoenen kopen en wie hun stylist is (Ross, 2010, p. 98-100). Woordgebruik als “competitief zijn” of “het harde spel spelen” zal in de media niet snel geassocieerd worden met vrouwen (Anderson, Diabah & mHensa, 2011, p. 2510). De representatie van machtige vrouwen is zo beperkend.

Heel vaak wordt de vrouwelijkheid van vrouwen in de media benadrukt door de focus op lichamelijke aspecten te leggen. Het beeld van de vrouw als object of de vrouw als een lichaam komt hier naar boven (Ross, 2010, p. 119). Vrouwen die in de media verschijnen, ogen meestal jong, slank en mooi (Gill, 2007, p. 115-116). Bepaalde rollen die vrouwen in de media toegewezen krijgen, sluiten hierbij ook aan. Zo wordt de vrouw vaak als aantrekkelijke maagd, als model of modepop, als hoer of stoeipoes of zelfs als lust- en seksobject gezien (Dyer, 1982, p. 97-98; Pearson et al., 1995, p. 232-249; Pilard Matud et al., 2011, p. 260; Spee et al., 1999, p. 27). Hieruit volgt dat vrouwen vaak in hun vrouwelijkheid blijven hangen. “They are always rather less than the sum of their body parts.” (Ross, 2010, p. 98). De representatie wordt gekenmerkt met focus op het lichaam of het uiterlijk van de vrouw. Bij camerawerk of bij advertenties komt dit extra naar voor. Daar zal men bij vrouwen bijvoorbeeld zelden gebruikmaken van long shots. Vrouwen worden close up in beeld gebracht en daarbij wordt

21 ingezoomd op het gelaat, de benen, de heupen, de billen en de borsten. Mannen worden in gelijke mate close up en met long shots in beeld gebracht (De Roubaix, 1991, p. 17-18). Vaak komt hierbij de bekende uitspraak “Men act and women appear” naar boven (Berger, 1972, p. 47). De media leggen dus de focus op de actie van de man en de verschijningsvorm van de vrouw. De vrouw wordt geobjectiveerd in de media, met als doel de mannelijk getinte status- quo te behouden. De plaats van de vrouwen in het nieuws wordt dan wel eens omschreven als “They are there to be had” (Ross, 2010, p. 119).

We mogen concluderen dat media de genderstereotypering in stand houden. Vooral de wijze waarop vrouwen worden voorgesteld is daarbij een onderwerp van debat. Hoewel de manier van representatie van vrouwen door de jaren heen wat veranderd is, komen de media toch nog achter op de huidige maatschappelijke rollen die vrouwen vervullen (Michielsens, Celis, Delhaye & Smet, 1995, p. 9). De settings van de representatie van vrouwen zijn deels wel verschoven. De vrouw wordt vaker afgebeeld in de werksetting of als carrièrevrouw, maar ze speelt in die setting wel verder haar huiselijke, relationele of socialiserende rol. Ze heeft een zorgdragend karakter. De vrouw wordt op het werk amper voorgesteld in operationele en beslissingsacties (Lauzen, Dozier & Nora Horan, 2008, p. 202; Pearsen et al., 1995, p. 232- 249). De vrouw voorstellen als ambitieus of als werkleidster zou namelijk onrechtstreeks de noties van vrouwelijkheid ondermijnen (Herrnson, Lay & Stokes, 2003). Vrouwelijke deskundigen komen amper aan bod, terwijl er op vrijwel alle plaatsen en alle niveaus momenteel wel degelijk vrouwen tewerkgesteld zijn (Spee, 1999, p. 164). De belangrijkste vrouwelijke eigenschap van de vrouw blijft haar seksualiteit en de belangrijkste troef haar lichaam en haar uiterlijk (Spee et al., 1999, p. 47). Ze wordt gezien als de eeuwige schone en de seksueel beschikbare voor de man. De vrouw is de passieve verleidster, de man de actieve verleider (Spee et al., 1999, p. 47). De rollen van vrouwen zijn gelimiteerd, gestereotypeerd en getrivialiseerd (Pilard Matud et al., 2011, p. 262).

We zagen een gevarieerder beeld bij mannen (cfr. supra). Mannen worden in diverse rollen afgebeeld (Lefever, 1999, p. 97; Spee et al., 1999, p. 40-41). Toch worden ook zij gestereotypeerd. Mannen worden snel aan hun beroep of deskundigheid gelinkt. We treffen hen het vaakst aan op werklocaties. Informatie over hun burgerlijke stand, liefdesrelatie, gezinsrol of kinderen wordt, in tegenstelling tot bij vrouwen, nauwelijks vrijgegeven (Van Zoonen, 2004, p. 93)

22

4. Representatie en genderstereotypering in de sportmedia

Mannen en vrouwen worden in stereotiepe rollen in de media naar voren gebracht (Spee et al., 1999). In dit laatste deel gaan we dieper in op de wijze van representatie en stereotypering van mannen en vrouwen in een specifiek type media: de sportmedia. Onderzoek gericht op de sportmedia situeert zich op drie terreinen: de productie van het sportnieuws, de inhoud van het sportnieuws en de interactie tussen sportnieuws en publiek (Kinkema & Harris (1992) en Wenner (1989b), geciteerd: Kinkema & Harris, 1998, p. 27).

In deze masterproef gaat de aandacht naar het tweede luik. Mannen en vrouwen worden in de sportmedia gerepresenteerd aan de hand van heersende genderstereotyperingen (Kinkema & Harris, 1998, p. 38) Mannen domineren de sportmedia en komen er ook positief in naar voor. Sportmedia gaan mannen vaak zelfs representeren als moderne gladiatoren (Sabo & Jansen, 1992, p. 174). De wijze van representatie van sportmannen is dus amper onderwerp van debat (Craig, 1992, p. 1; Sabo & Jansen, 1998, p. 204). De meeste media-inhoudsanalyses focussen op de onderrepresentatie van sportvrouwen in de media. Ook de manier waarop vrouwen gerepresenteerd worden blijkt vaak problematisch: sportvrouwen worden negatief gestereotypeerd (Kinkema & Harris, 1998, p. 37). Dit ligt in de lijn van wat we al opmerkten in de media an sich (cfr. supra). Maar hoe veruiterlijken die genderstereotyperingen zich in de sportmedia?

4.1 Mannen in de sportmedia

We beginnen met een blik te werpen op hoe mannen gerepresenteerd worden in de sportmedia. Mannelijke atleten worden niet divers voorgesteld. De dominante visie van mannen in de sportmedia is die van de sterke atleet (Sabo & Jansen, 1992, p. 177).

4.1.1 Sport als mannendomein

Oorspronkelijk was sport een exclusief mannendomein (Wanneberg, 2011, p. 266). De sportruimte werd destijds door mannen gecreëerd om zich van vrouwen te (onder)scheiden. Door het fysieke aspect dat sport met zich meebrengt, gold sport als een symbolisch bewijs voor de ‘natuurlijke’ superioriteit van mannen over vrouwen (Messner, 2007, p. 93). De patriarchale structuur die een samenleving kenmerkte, werd met andere woorden voortgezet op

23 het sportdomein (Wanneberg, 2011, p. 266). Deze visie, waarbij mannen dominant zijn ten opzichte van vrouwen, wordt op zijn beurt voortgezet in de sportmedia (Sabo & Jansen, 1992, p. 174). De media creëren en representeren zogeheten verschillen tussen sportmannen en sportvrouwen op een zodanige wijze dat deze verschillen na verloop van tijd zelfs als ‘natuurlijk’ overkomen voor het publiek (Messner, 2007, p. 47-60; Sabo & Jansen, 1992, p. 179)

Sport staat synoniem voor een plaats waar competitie centraal staat en waar het draait om een “survival of the fittest” (Bennett, Whitaker, Smith & Sablove, 1987, p. 378). Om die reden is sport een van de primaire plaatsen waar de westerse idealen van mannelijkheid worden veruiterlijkt (Duncan, 1990, p. 26). De sportmedia stellen de atletische man vaak gelijk met labels als ‘agressie’, ‘discipline’, ‘intelligentie’, ‘risiconemer’, ‘symmetrie’, ‘kracht’, ‘snelheid’, ‘fysieke prestaties’ en ‘competitiviteit’ (Duncan & Messner, 1998, p. 177; Hanke, 1992, p. 191; Jansen & Sabo, 1994, p. 10; Sabo & Jansen, 1998, p. 202-205; Trujillo, 1991). De mannen worden actief gerepresenteerd als sporters die vanuit hun eigen kracht succes afdwingen. Wanneer een sportman toch faalt, zal er sneller gewezen worden op de sterkte van de tegenstander dan op de zwakte van de sportman in kwestie. Dit staat in schril contrast met hoe vrouwen in de sportmedia naar voren komen (cfr. infra) (Duncan & Messner, 1998, p. 177).

Volgens Connell (1990, p. 83) verwijst “hegemonic masculinity” naar de cultureel meest geïdealiseerde vorm van het mannelijke karakter. Zo wordt mannelijkheid vooral gelijkgesteld aan competitiviteit en gevoelloosheid. Vrouwen en alternatieve, niet-competitieve mannen vallen hier buiten en worden vanuit deze visie vaak gemarginaliseerd (Connell, 1990, p. 83; Sabo & Jansen, 1992, p. 179). De massamedia spelen een grote rol in het representeren van deze visie (Trujillo, 1991, p. 291). We mogen dan ook stellen dat deze mannenvisie gereconstrueerd wordt in de sportmedia (Bryson, 1987, p. 349; Hanke, 1992, p. 191; Kane & Lenskyi, 1998, p. 187). Het beeld van “hegemonic masculinity” wordt dus niet tegengegaan in de representatie van sportmannen in de media. De dominante ideeën over mannelijkheid worden er bevestigd (Kinkema & Harris, 1998, p. 39) en vaak zelfs versterkt (Sabo & Jansen, 1992, p. 179). Het beeld van de dominante, sterke man houdt zo staande (Sabo & Jansen, 1998, p. 204). Hanke (1992, p. 196) wijst erop dat er niet snel een meer sociale definitie zal meegegeven worden aan het begrip “hegemonic masculinity”. Dat zou duiden op het representeren van de sportman als een toch wat gevoelig, emotioneel persoon met een

24 opvoedkundige taak. Op die manier zou de sportman meer vrouwelijke kenmerken dragen, maar zou de dominantie van sportmannen ten opzichte van sportvrouwen minder veruiterlijkt kunnen worden in de sportmedia (Hanke, 1992, p. 196).

4.1.2 De man als sportheld

Het begrip “hegemonic masculinity” brengt ons bij de mediavisie van mannen als sporthelden (Bryson, 1987, p. 349; Hanke, 1992, p. 196). Mannen komen in de media vaak naar voren als sporthelden (Vande Berg, 1998). Het woord “hero” is afgeleid van het Griekse woord “heroes”, wat duidt op een persoon die zich onderscheidt omwille van zijn uitzonderlijke moed, standvastigheid, ondernemingszin of superieure kwaliteiten en daden. De term wordt opgevat als de belichaming van verschillende idealen (McGinniss, 1990, p. 16). Wat als ideaal wordt gezien, hangt echter wel af van cultuur tot cultuur (Delaney & Madigan, 2009, p. 67; Vande Berg, 1998, p. 134).

De moderne sportheld wordt in de westerse samenleving gezien als iemand met uitzonderlijke fysieke capaciteiten, iemand die geregeld opnieuw successen boekt, iemand die tegenslagen overwint, iemand die heel wat pijn en geweld doorstaat, iemand die hard werkt en iemand die een bepaald charisma uitstraalt (Harris, 1994; Smith, 1973). Andere waarden die de sportheld meekrijgt, zijn die van moed, doorzettingsvermogen, betrouwbaarheid en karakter (Csikszentmihalyi & Lyons, 1982 en Miller Brewing Company, 1983, Geciteerd in: Vande Berg, 1998, p. 138; Delaney & Madigan, 2009, p. 67; Sabo & Jansen, 1998, p. 203). De sportheld overstijgt het alledaagse en wordt goddelijke kwaliteiten toegeschreven (Sabo & Jansen, 1998, p. 203; van Driel, 2011). Sporthelden veruiterlijken via de media ook wat sociaal acceptabel is. Waarden als fair play worden zo weergegeven (Delaney & Madigan, 2009, p. 71; Fayer, 1994, p. 34). De sportmedia leggen de focus zeer vaak op verhalen van mannen die succes behalen of op verhalen waarbij een ex-succesvol atleet terugvecht na een blessure of een andere tegenslag. Geblesseerde spelers worden door sportcommentatoren vaak als moedig, taai of vastbesloten omschreven. De terugkeer van de atleet krijgt daarbij vaak de absolute focus: “However, taped and anesthetized, our hero is back at the post” (Sabo & Jansen, 1998, p. 209- 210). Beelden van mannelijke opgevers vinden we in de media nauwelijks terug (Sabo & Jansen, 1992, p. 178). Critici wijzen er wel op dat de term ‘(sport)held’ vaak te gemakkelijk gebruikt wordt. De massamedia representeren haast elke atleet als een held, waardoor het oorspronkelijke mythische karakter van een held wegebt (Delaney & Madigan, 2009, p. 67, 74).

25

Moet iemand die bijvoorbeeld een indrukwekkende homerun lukt meteen tot sportheld worden verheven?

Sporthelden worden door de hedendaagse media gecreëerd en gerepresenteerd. Hierdoor worden ze gauw als rolmodellen of beroemdheden voorgesteld (Vande Berg, 1998, p. 139 + 152). De rol van de media is hierbij van primordiaal belang, omdat zij als gatekeepers grotendeels bepalen wie als heroïsch (Cathcart, 1994, p. 36-37) of als antiheld (Teitelbaum, 2005, p. 10) naar voor wordt geschoven. Vaak worden sporthelden gelabeld als sterren die grootse prestaties leveren. Het zijn supersterren met een voorbeeldfunctie (Cathcart, 1994, p. 46; Duncan & Messner, 1998, p. 174).

De representatie van mannelijke sporthelden in de media wordt taalkundig veruiterlijkt in de vorm van krijgshaftige metaforen. Dit versterkt het beeld van de mannelijke atleet als een krachtig en sterk persoon (Duncan, 1990, p. 26). Bij contactsporten als voetbal, rugby, ijshockey, boksen, worstelen of basketbal, waar beschermkledij niet meteen of minder snel terug te vinden is, geldt dit extra sterk (Kane & Snyder, 1989, p. 77; Messner, 2007, p. 159- 160, Sabo & Jansen, 1998, p. 211). Deze sportmannen worden beschreven als mannen van staal, als gladiatoren of als gepantserde mannen. Het zijn “big men, even bigger than life” (Sabo & Jansen, 1998, p. 211). Een studie van Duncan, Messner & Williams (1990) naar de representatie van sportmannen en –vrouwen op televisie in Los Angeles laat optekenen dat het mannenbasketbalspel als “battles” omschreven worden, waarin de spelers “big guns” in het bezit hebben en waarbij ook “drawing first blood” als uitdrukking gebruikt werd door sportcommentatoren. Sportmannen worden in Amerika gezien als moderne gladiatoren en als de laatste helden in de Amerikaanse mediacultuur (Sabo & Jansen, 1992, p. 174). Ook een onderzoek naar de representatie van de Amerikaanse ex-basebalspeler Nolan Ryan wijst op de vermelding van uitzonderlijke prestaties van de atleet in kwestie (Trujillo, 1991, p. 292). Ryan kwam in de media naar voor als een held: “God is good. But Nolan Ryan may be better” (Trujillo, 1991, p. 294). Zo werd hij omschreven als een “power pitcher” en een “power personality”. Zijn arm ging de wereld in als “the most remarkable arm in the history of the game” (Trujillo, 1991). Ook werd gefocust op Ryans sportcarrière, de functie als broodwinnaar van zijn gezin en zijn protectionistische rol als vader. Zijn vrouw Ruth Ryan werd gedefinieerd als de aantrekkelijke vrouw “behind” Nolan (Trujillo, 1991). Hier komt de genderstereotiepe verdeling van de man als sterke carrièreman en de vrouw als geobjectiveerde echtgenote weer naar boven.

26

Vrouwen worden daarentegen hoegenaamd niet als sporthelden of zelfs niet als publieke sportrolmodellen in de media voorgesteld. Het concept van ‘sportheld’ wordt namelijk vooral in mannelijke karakteristieken opgevat en verandering van de invulling van dit begrip verloopt moeizaam (Fayer, 1994). Smith (2008) stelt dat vrouwen vooral eigenschappen als zorgzaamheid, behulpzaamheid en moederlijkheid worden toegeschreven. Vooralsnog wordt het stereotiepe beeld van man als sportheld dus bevestigd: enkel mannenkarakteristieken worden als heldhaftig beschouwd (Fayer, 1994, p. 35). Bryson (1987, p. 349) benadrukt dat sport de veruiterlijking is van de dominante vorm van mannelijkheid. Vrouwen worden dan veeleer in een slachtofferrol geduwd, waarbij een mannelijke held haar bijvoorbeeld redt (Fayer, 1994, p. 35). Het beeld van de vrouw als afhankelijk persoon wordt zo in de media versterkt. Ook is er in de sportmedia geen plaats voor alternatieve mannelijke rollen. Homoseksuele sportmannen worden er geschuwd. De culturele associaties van mannelijkheid zouden zo in het gedrang komen. Daarom geldt hier vaak een “don’t ask, don’t tell” policy (Sabo & Jansen, 1998, p. 214). Homoseksuele mannen die gewichtheffen of aan bodybuilding doen, zijn bijvoorbeeld taboe (Sabo & Jansen, 1992, p. 177). Vrouwen en alle niet-competitieve mannen worden in de sportmedia veelal als “the other” beschouwd (Sabo & Jansen, 1998, p. 203).

4.2 Vrouwen in de sportmedia

“There is a long way to go before there is equality in sport media”, stelt Wanneberg (2011, p. 266). Het beeld van vrouwen in de sportmedia kleurt namelijk minder fraai dan dat van de mannen. De laatste decennia bevestigen de conclusies die we namen bij het onderzoek naar genderrepresentatie in de media in het algemeen: ook in de sportmedia worden vrouwen ondergerepresenteerd, getrivialiseerd, gestereotypeerd en zelfs gemarginaliseerd (Brown, 1995, p. 24; Kane & Greendorfer, 1994, p. 34-36; Koivula, 1999, p. 591; MacKay & Dallaire, 2009, p. 25).

27

4.2.1 Onderrepresentatie van sportvrouwen in de media

De sportwereld was oorspronkelijk een mannendomein (Wanneberg, 2011, p. 266). Onder feministische druk kwam hier verandering in vanaf de jaren 70 (Messner, 2007, p. 32). Vandaag is de sportwereld dan ook niet meer voorbehouden voor mannen. Meer vrouwen zijn aan het sporten gegaan. Door toegenomen mogelijkheden en meer gelijke kansen boomde de vrouwensport als nooit tevoren en treffen we vandaag in de maatschappij heel wat competitieve en sterke atletes aan (Messner, 2007, p. 158; Sabo & Jansen, 1992, p. 174).

De massamedia komen echter achterop in de reflectie van deze sociale verandering. Zolang het stijgend aantal vrouwensporters niet gecoverd wordt in de media, lijkt het alsof deze trend ook niet bestaat (Messner, 2007, p. 160-161; Sabo & Jansen, 1992, p. 174). Sportmedia gaan er vanuit dat sport een zaak voor mannen is (Spee et al., 1999, p. 41). Sportvrouwen worden met andere woorden ondergerepresenteerd in de media. Ze worden niet gehoord en ontbreken systematisch. Dat duidt op de reeds aangehaalde term van symbolische annihilatie (Duncan & Messner, 1998, p. 172; Messner, 2007, p. 156-158; Spee et al., 1999, p. 41; Tuchman, 1978). Sportvrouwen worden symbolisch weggedacht in de media. Mannen halen er de bovenhand. Eind de jaren 80 wijdde de Canadese krant “The Toronto Globe and Mail” bijvoorbeeld amper zes procent aan vrouwensport. De grootste Australische kranten hielden het in diezelfde periode zelfs maar op een schamele twee procent (Duncan & Messner, 1998, p. 172). Ook meer recent in de geschiedenis steeg het aandeel vrouwensport in de media niet spectaculair. Een onderzoek naar de verdeling van mannen- en vrouwensport op de Zweedse televisie in 1995-1996 liet uitschijnen dat het vrouwenpercentage gemiddeld net boven de tien uitstak (Koivula, 1999, p. 595). In 2004 geraakte het aandeel vrouwensport in nieuws- en highlightuitzendingen op de Amerikaanse televisie weer met moeite over de vijf procent (Messner, 2007, p. 156-158). Als logisch gevolg hiervan halen mannen vaker het voorpaginanieuws (MacKay & Dallaire, 2009, p. 25)

Koivula (1999, p. 601) stelt eveneens dat de onderrepresentatie van sportvrouwen zich nog meer doorduwt in teamsporten dan in individuele sporten. Dit komt onder meer omdat individuele sporten sneller geassocieerd worden met typisch vrouwelijke sporten (Higgs, Weiller & Martin, 2003, p. 52). Gymnastiek of tennis zijn hier voorbeelden van.

28

4.2.2 Getrivialiseerde sportvrouwen

Niet alleen nemen we een onderrepresentatie van sportvrouwen waar. Wanneer vrouwen in de sportmedia aan bod komen, worden ze vaak in negatieve termen voorgesteld (Messner, 2007, p. 160-161). De media stellen sportvrouwen in relatie tot mannen voor als ‘de andere’ (Duncan & Messner, 1998, p. 182; Kuhn, 1985). Doordat de media vrouwensport (blijven) marginaliseren, houdt men de mythe dat sport een exclusief mannendomein is in stand (Messner, 2007, p. 158). De meeste studies bevestigen dat de marginalisatie of de denigratie van vrouwelijke atletes in de media de patriarchale structuur in sport – en ruimer: in de samenleving – reproduceert en versterkt (Kane & Lenskyi, 1998, p. 187; Kinkema & Harris, 1998, p. 39: MacKinnon, 2003, p. 102). Op deze manier helpen sportmedia mee aan de reproductie van de “hegemonic masculinity” (Kane, 1996; Kane & Greendorfer, 1994). De man wordt er weergegeven als een sterke atleet.

Inhoudsanalyses van de sportmedia komen er vooral sinds de jaren 1980. De focus hierin ligt op hoe de marginalisatie van sportvrouwen naar boven komt drijven en hoe de prestaties van hen gedevalueerd worden in de media (Sabo & Jansen, 1992, p. 176; Sabo & Jansen, 1998, p. 205). Het feit dat mannen in de media de controle hebben over sport is vaak het centrale thema van waaruit feministische onderzoeken vertrekken (Daddario, 1994; Theberge, 1981, p. 342). De representatie en stereotypering van vrouwelijke atleten in de media gebeurt aan de hand van enkele steeds terugkerende technieken. We bespreken ze hieronder.

Sportvrouw als vrouw

Sportmedia houden genderstereotyperingen in stand. Heel wat onderzoeken bevestigen namelijk dat mediaberichten over sportvrouwen beladen worden met traditionele noties over vrouwelijkheid (Duncan & Messner, 1998, p. 183; Kane & Lenskyi, 1998, p. 188). De media tonen ons twee uitersten. Enerzijds worden sportvrouwen extreem vrouwelijk en heteroseksueel voorgesteld, zodat de mannelijke sporthegemonie behouden blijft. De aanwezigheid van sportdames zou de mannelijke dominantie namelijk kunnen neerhalen (Bennett et al., 1987; Kane & Lenskyi, 1998, p. 200). Er wordt gefocust op het lange haar, de geschoren benen en de make-up van de sportsters (Kane & Lenskyi, 1998, p. 195). Anderzijds wordt de vrouw voorgesteld als een ‘halve man’. Vrouwen die de sportwereld betreden, worden vaak als lesbisch beschouwd (Griffin, 1992; Sabo & Jansen, 1998, p. 214; van Driel, 2011). Sportvrouwen die degelijke prestaties neerzetten, worden dan in vijandige termen afgebeeld

29 door hun seksuele geaardheid in vraag te stellen (Messner, 2007, p. 41). De sportcommentaarwoorden “She plays like a man” geven enerzijds een compliment mee over de sterkte van het spel van de vrouw, maar anderzijds tonen de media hiermee ook aan dat de vrouw geen ‘echte vrouw’ en abnormaal is (Duncan & Messner, 1998, p. 184; Messner, 2007, p. 41). Zo luidde de tekst bij een reportage over vrouwelijke olympische gewichtheffers in het Nederlandse Algemeen Dagblad als volgt: “Kracht en gratie gaan moeilijk samen, ook bij het gewichtheffen voor vrouwen.” (van Driel, 2011). De sterke atlete wordt zo dus geportretteerd als een uitzondering die de regel bevestigt. De traditionele vrouwenstereotypen houden staande (Messner, 2007, p. 41).

Sportvrouwen worden als heteroseksuele vrouwen vaak in een bepaalde vrouwelijke rol geduwd (Duncan & Messner, 1998, p. 183; Kane & Lenskyi, 1998, p. 200). Ze krijgen de rol van vrouw of moeder, een rol als steunende vriendin van een (sport)man of zelfs als “beauty queen”, als cheerleader of trofeeënmeisje (Daddario, 1994; Duncan, 1990; Duncan & Messner, 1998, p. 183; Griffin, 1998, p. 53; Kane & Lenskyi, 1998, p. 200; Koivula, 1999, p. 598; Messner, 2007, p. 162; Ross, 2010, p. 90; Sabo & Jansen, 1998, p. 211). De vrouw wordt dus voornamelijk huishoudrollen toebedeeld en krijgt vaak een vermelding in relatie tot dienende, familiale rollen. Vrouw zijn en sportvrouw zijn kunnen als het ware niet worden vereenzelvigd. Er moet een keuze worden gemaakt (Messner, 2007, p. 38).

Objectivatie van de sportvrouw

De media trivialiseren vrouwelijke atletes door in een groot deel van de berichtgeving niet op hun sportprestaties te focussen (Duncan, 1990; Sabo & Jansen, 1998, p. 205). Niet alleen de rollen die vrouwen toegeschreven krijgen in de sportmedia verschillen van mannen, ook de verschijningsvorm is anders en laat de stereotyperingen bevestigen (Kane & Lenskyi, 1998, p. 200). De focus op prestaties en atletische skills wordt verlegd door aandacht te schenken aan het lichaam, de schoonheid en de fysieke aantrekkelijkheid van de sportvrouw (Duncan, 1990; Messner, 2007, p. 93; Sabo & Jansen, 1992, p. 176; van Driel, 2011). De sportvrouw wordt zo voorgesteld als een seksueel object (Daddario, 1994, p. 275; Duncan, 1990; Sabo & Jansen, 1992, p. 176; Sabo & Jansen, 1998, p. 205). Ze is “pert and pretty” (Messner, 2007, p. 41). Duncan (1990, p. 28) zegt daarbij dat media zich sneller gaan toeleggen op typische vrouwelijke, glamoureuze atletes, omdat zij qua uiterlijk het meest verschillen van mannen. Er wordt ingezoomd op het gezicht van de vrouw, haar lichaam met inbegrip van de borsten en de kont, de kledij, make-up, nagellak, sierraden en haarsnit (Berger, 1972; Duncan & Messner,

30

1998, p. 176; Kane & Lenskyi, 1998, p. 195; Kane & Parks, 1992; Sabo & Jansen, 1992, p. 176). Zo werd toptennisster Maria Sharapova in een sportshow op het Amerikaanse KABC- televisienet in 2004 zeer vaak naar voor gebracht als het sekssymbool bij uitstek. Sharapova presteerde in die tijd erg sterk als atlete, maar kwam nooit alleen maar om haar sportprestaties in beeld. Commentaarstemmen roemden haar met zinnen als “Sharapova is a poster girl for the event.” of “The closer you get, the hotter it gets.” (Messner, 2007, p. 159-160).

De vrouwelijkheid van de sportvrouw blijft zo benadrukt. De sportvrouw wordt soms zelfs als een model in plaats van als een (professionele) atlete behandeld (Duncan & Messner, 1998, p. 182; Sabo & Jansen, 1992, p. 176). Dit staat in schril contrast met de representatie van sportmannen, waar er veel minder aandacht wordt geschonken aan het fysieke voorkomen. Mannen worden meer geëvalueerd op wat ze effectief in de sport presteren (Berger, 1972; Kane & Parks, 1992). Een tennisartikel in het Amerikaanse sportmagazine Sports Ilustrated seksualiseerde wel eens tennisser Boris Becker, maar Becker werd geflankeerd door een vrouwelijk model (Kane & Parks, 1992). Met het toevoegen van dat vrouwelijk model blijft de heteroseksualiteit en patriarchie in stand.

Vrouwen komen het vaakst voor in “gender appropriate” sporten en worden dan ook vooral daar geseksualiseerd en geobjectiveerd (Kane & Snyder, 1989, p. 77; Sabo & Jansen, 1998, p. 211; van Driel, 2011). “Gender appropriate” sporten zijn sporten die eerder aan vrouwen dan aan mannen toegeschreven worden omwille van de lenigheid of andere typische vrouweneigenschappen die voor deze sporten vereist zijn. Voorbeelden hiervan zijn gymnastiek, (synchroon)zwemmen, tennis, beachvolleybal, duiken en schaatsen (Creedon, 1994, p. 4-5; Kane & Snyder, 1989, p. 77; Sabo & Jansen, 1998, p. 211; van Driel, 2011). Visuele media, waarin de seksualisatie van vrouwen extra tot uiting komt, maken dan seksueel getinte beelden en vullen dit op met sportcommentaar die focust op de schoonheid van de sportvrouw (Duncan & Messner, 1998, p. 176; Sabo & Jansen, 1998, p. 211; van Driel, 2011).

Zwakte en emotie

Het trivialiseren en stereotyperen van sportvrouwen situeert zich echter ook bij de blik op de sportprestaties van de vrouwen zelf. Sportresultaten behaald door de vrouwen worden in de media vaak gelinkt aan en vergeleken met die van de mannen. Hierbij worden ze veelal gedevalueerd (Koivula, 1999, p. 601; Sabo & Jansen, 1992, p. 176; Wensing & Bruce, 2003, p. 388). Vrouwen worden op vlak van sport vaak gemeten en ondergewaardeerd aan de

31 standaarden die gelinkt worden aan het beeld van de mannelijke atletische perfectie. Die perfectie stemt overeen met kracht, zelfcontrole, succes, dapperheid en agressie (Sabo & Jansen, 1992, p. 176, 204-205). Labels die toegewezen worden aan sterke (mannelijke) atleten zijn ‘actief’, ‘krachtig’, ‘fysiek sterk’, ‘vertrouwensvol/mentaal sterk’ en ‘dominant/superieur’. Labels van zwakte zijn ‘vermoeid’, ‘emotioneel’, ‘paniekerig’, ‘gefrustreerd’, ‘afhankelijk’, ‘twijfelend’ en ‘neerslachtig’ (Duncan & Messner, 1998, p. 175; Higgs et al., 2003, p. 60; Koivula, 1999, p. 591; van Driel, 2011).

Sterke, competitieve en onafhankelijke vrouwen – zoals men verwacht dat de meeste topsportvrouwen wel zijn – hebben amper plaats in de media. Ze worden genegeerd of zelfs gekleineerd (Messner, 2007, p. 162; van Driel, 2011). Een Franse wielrenster werd door een commentator zelfs eens arrogant genoemd, omdat ze een zekere mate van competitiviteit uitstraalde (Higgs et al., 2003, p. 61). Vrouwenatleten worden vaak gepresenteerd aan de hand van heersende stereotyperingen die vrouwen associeert met zwakte, afhankelijkheid en emotie. Sportskills worden hen minder snel toegeschreven (Koivula, 1999, p. 591). Uit een televisiestudie van de Amateur Athletic Foundation in Los Angeles, in 1990, bleek dat het mannentennis vier keer zo vaak sterktekenmerken dan zwaktekenmerken meekreeg van de commentatoren. Bij vrouwen lag dit in evenwicht (Duncan & Messner, 1998, p. 175). Vrouwen krijgen dus ook sterktekenmerken opgekleefd, maar door de aanwezigheid van heel wat zwaktelabels komt dit minder sterk tot uiting (Kane & Parks, 1992; Wanneberg, 2011, p. 267). Hierbij aansluitend blijkt het betekenisverschil dat gegeven wordt aan de prestatie van vrouwen en mannen bij het missen van een bal. Bij vrouwen wordt het omschreven als “She missed”, bij mannen als “He’s too strong” (Duncan & Messner, 1998, p. 178). De stereotiepe dichotomie zwak-sterk die media aan respectievelijk vrouwen en mannen bij dezelfde wedstrijdsituatie schenken, komt hier naar boven. Dit sluit aan bij wat we bespraken bij de representatie van sportmannen en bij de genderrepresentatie in de media in het algemeen.

Vrouwen worden vaak gelinkt aan passiviteit, mannen eerder aan actie (Duncan & Messner, 1998, p. 176-177). Dit sluit ook aan bij wat we reeds bij de algemene vrouwen- en mannenlabels in de media zagen. In tegenstelling tot de mannen presenteren de media de vrouwen vaak als passieve, reactieve sporters die deels winnen op basis van talent en harde werk, maar ook op basis van geluk en dankzij de steun van hun familie (Duncan & Messner, 1998, p. 176-177). Als vrouwen falen in de sport worden vrouwelijke stereotypen extra benadrukt: vrouwen zijn te zenuwachtig, niet agressief genoeg, laten zich leiden door emotie en voelen zich

32 oncomfortabel in de sport. De focus ligt dus op hun incompetentie en hun kwetsbaarheid (Duncan & Messner, 1998, p. 177; Duncan et al., 1990). Sportvrouwen worden vaak mentaal minder sterk geacht dan mannen (van Driel, 2011). Zo toont een studie van Daddario (1994, p. 280) die peilde naar de representatie van vrouwensport op de Olympische Winterspelen in 1992, in Frankrijk, dat de Russische schaatsster Yelena Bechke na haar prestatie de woorden “She’s anxious” en “She wants to win so badly she tries too hard and can’t relax.” meekreeg. Op deze manier gaven sportcommentatoren emotionele redenen aan voor het niet-presteren van de vrouw. Vrouwelijke atleten worden na een verlies ook meer in tranen getoond in vergelijking met wanneer mannen verliezen (Duncan & Messner, 1998, p. 176; Higgs et al., 2003, p. 58). De focus ligt bij vrouwen dus sneller op geuite emoties.

Kinderlijke naamgeving

Zeer vaak wordt een toernooi voor vrouwen anders gemarkeerd. Dat laat vermoeden dat de mannensport als de norm dient te worden opgevat (Koivula, 1999, p. 600). Zo wordt een damestennistoernooi wel eens omschreven als “the women’s national championship”, terwijl de naam van het toernooi voor mannen gewoon als “the national championship” door het leven gaat (Duncan et al., 1990). Op de Olympische Spelen van 1996 weerklonk de uitspraak “She was the fastest woman in the world.”, terwijl een mannelijke atleet aangeduid werd met “He was the world’s greatest all around athlete.” (Higgs et al. 2003, p. 60). Gilenstam, Karp en Henriksson-Larsen (2008, p. 239) stellen dat een “vrouwelijke ijshockeyspeelster” niet hetzelfde is al een “ijshockeyspeler”, vermits het woord “ijshockeyspeler” geconnoteerd wordt met een sterke, mannelijke man. Messner (2007, p. 10) meent zelfs dat men aan teamnamen al kan zien of het om mannen of vrouwen gaat. Zo associeert hij “Sea Monsters” en “Shooting Stars” met mannenploegen door de termen van agressie in de teamnaam. “Beanie Babes” en “Pink Flamingos” dragen dan eerder een vrouwelijk karakter.

Ook de naamgeving tussen mannen en vrouwen verloopt anders (Koivula, 1999, p. 601). Volwassen damesatletes worden kinderlijk gemaakt in de sportmedia. Ze krijgen de labels “girls” of “young ladies” mee en maar zelden worden ze als “women” benoemd (Duncan & Messner, 1998, p. 180; Duncan et al., 1990; George, Hartley & Paris, 2001, p. 65; Wensing & Bruce, 2003, p. 393). Sportcommentatoren focussen zich graag op de kinderlijke onschuld van sportvrouwen en op de kwetsbaarheid van de atletes (Sabo & Jansen, 1998, p. 211). Zo werd de Amerikaanse schaatsster Bonnie Blair tijdens de Olympische Winterspelen van 1992

33

“America’s little sister” genoemd (Daddario, 1994, p. 282) en werd een turnster op de Olympische Spelen van 1996 als “the little girl dancing for gold at the Olympic Games” benoemd (Higgs et al., 2003, p. 58). Mannen worden aangeduid als “men” of als “young men”, maar amper als “boy” (Duncan & Messner, 1998, p. 180). Mannen worden in tegenstelling tot vrouwen dus wel in volledige volwassenheid aangeduid, ook al hebben die mannen en vrouwen dezelfde leeftijd (Higgs et al., 2003, p. 58; Koivula, 1999, p. 601).

Ook komt de genderstereotiepe dichotomie dominant-inferieur tussen mannen en vrouwen tot uiting bij de persoonlijke naamgeving van de atleten (Koivula, 1999, p. 601). Sportvrouwen zullen sneller met de voornaam of met een bijnaam in plaats van met de familienaam worden benoemd. Het omgekeerde geldt voor mannen (Bernstein, 2002, p. 420; Duncan & Messner, 1998, p. 180; Higgs et al., 2003, p. 57). Uit het onderzoek naar sporttelevisie in Los Angeles van Duncan et al. (1990) bleek dat tennisvrouwen meer dan de helft van de keren bij voornaam genoemd werden. Mannen viel dit maar voor acht procent te beurt.

Deze elementen wijzen op de representatie van een genderhiërarchie die via taal in de media veruiterlijkt wordt. Sportvrouwen worden door het gebruik van voornamen, bijnamen of kinderlijke naamgevingen impliciet minder serieus als atleten opgevat.

4.3 Tegenstrijdigheden in het onderzoeksveld

Gegeven bovenstaande duiding kan de indruk worden gewekt dat de stereotypering van sportmannen en -vrouwen rechtlijnig op dezelfde manier door alle sportmedia heen loopt. Hoewel zeer veel onderzoeken verschillen opmerken in de hoeveelheid en type berichtgeving van mannen en vrouwen, dienen we op te merken dat sommige recente studies de verschillen in kwantiteit en inhoud van berichtgeving zagen verminderen (Higgs et al., 2003, p. 52; King, 2007, p. 188). Individuele studies geven sporadisch aan dat de stereotypering van mannen en vrouwen zeer beperkt of zelfs afwezig is. De genderstereotypering wordt dus niet altijd bevestigd.

Zo zien we bij een onderzoek naar de representatie van sportmannen en –vrouwen tijdens de Olympische Spelen van 2004 dat sportvrouwen niet gekleineerd, getrivialiseerd of geseksualiseerd worden in Britse dagbladen. Mannen werden zelfs soms vaker persoonlijk bekritiseerd op basis van hun prestaties (King, 2007, p. 196-197). Een nog meer opvallende

34 vaststelling werd gedaan in de studie van Wensing & Bruce (2003, p. 390) over de berichtgeving over de bekende Australische atlete Cathy Freeman in de grootste nationale kranten. Freeman werd als “being in control” en “not nervous” gelabeld. Ze kreeg zelfs heldhaftige woorden toegeschreven, wanneer ze omschreven werd als iemand met een stalen karakter en ze werd ook geprezen om de manier waarop ze met prestatiedruk omgaat zonder hulp van buitenaf. MacKay & Dallaire (2009, p. 25) ontdekten in hun onderzoek zelfs dat sportvrouwen helemaal niet geseksualiseerd en getrivialiseerd werden. Sportvrouwen werden in Canada tussen 2004 en 2007 namelijk voorgesteld als sterke atletes. Volledigheidshalve vermelden we er wel bij dat het hier om schoolkranten ging, maar de bevindingen van dit onderzoek druisen wel lijnrecht in tegen de heersende vrouwelijke stereotyperingen.

De studie van Higgs et al. (2003, p. 56) toont ons dat vrouwelijke basketballers op de Olympische Spelen van 1996 op de Amerikaanse televisie veel meer omschreven werden als “being tough” dan op de Olympische Spelen van 1992. Diezelfde studie gaf zelfs aan dat volleybalmannen meer met voornaam dan met achternaam werden benoemd en dat de focus op het privéleven bij vrouwen ook verminderd was in vergelijking met eerdere studies (Higgs et al., 2003, p. 56-60). Deze aangehaalde voorbeelden betreffen vooralsnog eerder de uitzondering dan de regel.

5. Besluit

Vrouwensporters worden minder vaak en anders dan sportmannen geconstrueerd in de media (Duncan & Messner, 1998, p. 184). Stereotiepe beelden van mannelijke en vrouwelijke topsporters doorbreken blijkt geen gemakkelijk gegeven (van Driel, 2011). De manier waarop gender wordt gepresenteerd in de sportmedia is een veruiterlijking van de gendernormen die gelden in de samenleving: de mannen zijn dominant, mannelijk en worden gewaardeerd om hun prestaties, terwijl de vrouwen ondergeschikt zijn en ondergewaardeerd worden (Sabo & Jansen, 1992, p. 179). Mannelijkheid lijkt de norm waartegen alles wordt afgezet.

De expliciete vrouwenstereotyperingen zijn wel verminderd sinds de jaren 90. Er wordt steeds vaker en ook meer respectvol gefocust op de sportprestaties in plaats van op randinformatie als seksueel voyeurisme (Duncan & Messner, 1998, p. 184; Messner, 2007, p. 159; Sabo & Jansen, 1998, p. 212; Wanneberg, 2011, p. 276). Hoewel het door de samenleving nu als acceptabel wordt gezien dat vrouwen ook competitief aan sport doen, vinden we nog zeer vaak

35 stereotieperende genderverschillen terug in de sportmedia. Sommige studies tonen ons uitzonderingen, maar de algemene tendensen van genderstereotypering lopen wel als een rode draad voort. Vrouwen worden nog te vaak als heteroseksuele lichamen in plaats van als sportatleten voorgesteld. De man staat gelijk met een actieve, competitieve atleet (Duncan & Messner, 1998, p. 184; Higgs et al., 2003, p. 63). De toon en taal die media gebruiken zijn een sterk wapen in het aanhouden van die genderonderscheidingen tussen mannen en vrouwen. Dit versterkt het beeld van ‘natuurlijke’ genderverschillen voor het publiek (Koivula, 1999, p. 591).

We dienen hierbij nog een opmerking te maken. Vele onderzoekers geloven dat het geslacht van de journalist bepalend is voor de toon van de nieuwsberichten. De mediasector wordt namelijk gedomineerd door mannelijke journalisten (Byerly, 1999, p. 383; Ross, 2010, p. 113- 114). Croteau en Hoynes (1992, p. 164) menen dat de nieuwsmedia teksten produceren vanuit een mannelijke blik op de wereld. Vrouwelijke sportjournalisten zijn dus de uitzondering. Velen geloven dat er een verband bestaat tussen wie het nieuws produceert en wat de inhoud van dat nieuws is (George et al., 2001, p. 96; King, 2007, p. 198; Ross, 2010, p. 112). Wanneer meer vrouwelijke journalisten present zouden zijn, kunnen we dus mogelijks een ander soort nieuws krijgen. Al merkt Ross (2010, p. 120) daarbij wel op dat er naast meer vrouwelijke journalisten ook een verregaande gedachtengangenshift nodig is.

In het empirisch luik voeren we zelf een onderzoek en gaan wij de mate van genderstereotypering in de Vlaamse sportmedia na. We spitsen ons toe op de soort representatie van de Belgische veldhockeyploegen in de dagbladmedia.

36

DEEL 2: METHODE

Uit de literatuur kunnen we opmaken dat mannen en vrouwen gestereotypeerd worden in de sportmedia (Duncan & Messner, 1998; Kane & Greendorfer, 1994; Koivula, 1999; Messner, 2007; Sabo & Jansen, 1998). In deze masterproef willen wij via een inhoudsanalyse nagaan of dit ook voor hockeymannen en –vrouwen het geval is. We richten ons daarbij op de Vlaamse dagbladen. In dit deel gaan we dieper in op de methodologie van ons onderzoek. Het volgende deel behandelt de resultaten.

1. Vraag- en doelstelling

In deze masterproef kijken we of hockeymannen en –vrouwen gestereotypeerd worden in de Vlaamse dagbladen. Hockey duidt in dit geval op veldhockey. We kozen voor de hockeysport, omdat de resultaten van zowel de Belgische mannen (‘Red Lions’) als de vrouwen (‘Red Panthers’) de laatste jaren sterk stegen. De media-aandacht voor de sport groeide ook gevoelig, wat een vergelijkende inhoudsanalyse relevant maakt. Bovendien focussen heel wat studies zich uitsluitend op de stereotypering van één geslachtscategorie. Wij willen met dit onderzoek de eventuele verschillen tussen beide ploegen in dezelfde onderzoeksperiode opsporen.

De centrale vraag van ons onderzoek luidt dus als volgt: worden hockeymannen en hockeyvrouwen gestereotypeerd in de Vlaamse dagbladpers? Ter onderbouw van deze hoofdvraag formuleren we enkele hypothesen die we trachten te bevestigen of te ontkrachten in het resultatengedeelte. De hypothesen zijn opgesteld op basis van wat we in de literatuurstudie behandelden.

Hypothese 1: Hockeyvrouwen worden ondergerepresenteerd ten opzichte van hockeymannen. Hoeveel artikels verschenen er per geslachtscategorie? Krijgen hockeymannen meer spreektijd dan -vrouwen? Komen hockeymannen sneller op de voorpagina? Is er een verschil tussen de verschillende kranten of types krantenartikels? Is er een verband met het geslacht van de journalist?

37

Hypothese 2: In artikels over hockeymannen ligt de focus sneller op het sportleven dan dit voor hockeyvrouwen het geval is.

Hypothese 3: In artikels over hockeyvrouwen ligt de focus sneller op randinformatie of op andere zaken dan dit voor hockeymannen het geval is. Hockeyvrouwen en hun prestaties worden minder serieus genomen. Worden hockeyvrouwen kinderlijker voorgesteld dan hockeymannen? Is er een verschil in naamgeving? Wordt de leeftijd sneller bij hockeyvrouwen vermeld? Wordt er bij hockeyvrouwen meer gefocust op het privéleven? Worden de prestaties van de hockeyvrouwen vaak vergeleken met die van de hockeymannen?

Hypothese 4: Hockeymannen worden vaker dan de hockeyvrouwen in mannelijke stereotypen voorgesteld. De hockeyman wordt sneller tot sportheld verheven.

Hypothese 5: Hockeyvrouwen worden meer in de vorm van vrouwelijke stereotypen gerepresenteerd dan de hockeymannen.

Hypothese 6: Hockeymannen worden meer mannelijke kenmerken aangemeten, terwijl hockeyvrouwen sneller geassocieerd worden met vrouwelijke labels.

2. Methodologie

We trachten onze centrale vraag te beantwoorden aan de hand van het uitvoeren van een inhoudsanalyse van Vlaamse kranten. We motiveren eerst de keuze voor deze onderzoeksmethode. Daarna vertellen we iets over de selectie van het onderzoeksmateriaal, het opgestelde registratieformulier, het codeboek en de betrouwbaarheid van ons onderzoek.

2.1 Inhoudsanalyse

Als onderzoeksmethode kozen we voor een inhoudsanalyse, met enerzijds een kwantitatief luik en anderzijds een kwalitatief aspect. We gebruikten een registratieformulier als onderzoeksinstrument (cfr. infra). Het uitvoeren van een inhoudsanalyse is de beste manier om

38 krantenartikels te analyseren. Bovendien is een inhoudsanalyse de meest gebruikte onderzoeksmethode bij analyses van genderaspecten in mediateksten (Rudy, Popova & Linz, 2010, p. 706-707). Om die reden opteerden we voor deze methode.

Onze inhoudsanalyse telt een kwantitatief en kwalitatief luik. Het kwantitatieve luik duidt op het aanduiden van vormkenmerken als het type van het krantenarikel of de datum van het artikel. Het kwalitatieve inhoudsdeel richt zich op specifieke bewoordingen en tekstpassages in de artikels. Het is dus voor ons niet enkel relevant dat een bepaald label aanwezig is in het artikel (bijvoorbeeld: ‘Competitief zijn’). We willen ook kijken hoe dat label precies tot uiting komt in de vorm van tekst. In het resultatengedeelte staven we bevindingen regelmatig met deze passages.

2.2 Steekproef

Het onderwerp van deze masterproef focust zowel op de analyse van de soort representatie en/of stereotypering van mannen als op de soort representatie en/of stereotypering van vrouwen in krantenartikels. In onze artikelselectie nemen we enerzijds krantenartikels op die handelen over hockeymannen. Anderzijds gebruiken we ook artikels die de focus leggen op hockeyvrouwen. Artikels die zowel over hockeyspelers als hockeyspeelsters gaan, worden uiteraard ook mee verwerkt.

2.2.1 Selectie van de artikels

In dit onderzoek maakten we een afbakening wat het onderwerp van het artikel betreft. De termen ‘hockeymannen’ en ‘hockeyvrouwen’ hebben namelijk een zeer brede invulling. Deze zoektermen zouden ons naar een overvloed aan artikels geleid hebben. Daarom focussen we ons in dit onderzoek op de hockeyspelers (‘Red Lions’) en hockeyspeelsters (‘Red Panthers’) van de Belgische nationale ploeg bij de professionals. Beide ploegen kenden de laatste jaren een heuse opmars en zetten een flinke stap vooruit in hun weg naar de wereldtop. We grepen dus enkel naar artikels die (een van) deze twee teams centraal stellen. Een artikel over de algemeen stijgende populariteit van het hockey in België behoort dus niet tot de selectie. Een interview met een van de spelers van de nationale mannenploeg over het laatst afgewerkte tornooi namen we daarentegen wel op.

39

We kozen ervoor om de relevante onderzoekartikels uit de zes grootste Vlaamse dagbladen te halen. Met deze zes dagbladen doelen we op de kranten Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, De Morgen, De Standaard, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg. Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad zijn populaire kranten met dagelijks een grote sportkatern. In dit onderzoek is dit relevant. De Morgen en De Standaard worden als meer kwaliteitsvolle dagbladen gecatalogeerd. Hoewel het aandeel sport in deze kranten vaak net iets minder hoogt ligt dan in populaire kranten, biedt de opname van De Morgen en De Standaard in deze case wel een meerwaarde. Aangezien de veldhockeysport minder aanhangers telt dan pakweg de voetbalsport, wordt hockey soms als een nichesport beschouwd. Dit is een domein waar kwaliteitsvolle bladen vaak in uitblinken en zo gaan we er vanuit dat De Morgen en De Standaard enige ruimte scheppen om artikels over veldhockey te publiceren. Daarnaast namen we ook twee regiogerichte dagbladen, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg, mee op in de selectie. Veldhockey is een sport die vooral populair is in de provincies Antwerpen en Limburg. We verwachtten dat deze kranten de nodige aandacht aan hockey wijden. Met de omvatting van deze zes dagbladen bestrijken we het hele Vlaamse dagbladlandschap. Toch dienen we nog een kanttekening te maken. We moeten zeggen dat we eigenlijk zeven dagbladen in het onderzoek betrekken. We besloten namelijk om ook Het Nieuwsblad op Zondag mee te nemen in onze steekproef. Het Nieuwsblad brengt als enige Vlaamse krant een editie op zondag uit en Het Nieuwsblad op Zondag wordt daarom soms als aparte krant beschouwd. Wij oordelen echter dat Het Nieuwsblad op Zondag hier gewoon mee bij Het Nieuwsblad kan worden ondergebracht. Zo komen we aan een totaal van zes dagbladen.

Het Vlaamse dagbladlandschap is zeer geconcentreerd (Raeymaeckers, 2013, p. 41). Het Laatste Nieuws en De Morgen behoren tot mediagroep De Persgroep, Het Nieuwsblad en De Standaard tot Corelio, en Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg tot Concentra. Bovendien werden de laatste vier kranten voor bepaalde activiteiten samengevoegd onder Het Mediahuis (Raeymaeckers, 2013). Door deze concentratietendenzen is het niet onmogelijk dat sommige artikels gelijkaardig zijn opgesteld. Wanneer dit voorviel, namen we toch beide artikels op. Aangezien een groot deel van onze analyse een kwalitatief inhoudsstuk telt – en de specifieke wijze van bewoording in de artikels daarbij van belang is – kunnen we niet zomaar artikels weglaten. Identiek dezelfde artikels tussen verschillende kranten zijn echter schaars.

In onze selectie van artikels maken we geen verschil tussen artikels die in de algemene, nationale sportkaternen verschenen zijn en artikels die in de regionale bladzijden van een

40 bepaalde krant gepubliceerd werden. Het aantal artikels dat in onze steekproef een regionaal karakter heeft, bleek vrij groot. Het leek ons dan ook te vertekenend deze artikels weg te laten uit de onderzoekselectie. Daarom pikten we zowel nationale artikels als regionale artikels uit dagbladen op. We onderscheiden zes soorten artikels die we opnamen in de selectie: een kort nieuwsbericht, een nieuwsartikel, een interview, een analysestuk of reportage, een column of opiniestuk en een fotoartikel. Bij de analyse van fotoartikels wordt enkel naar de tekst (onderschrift of bijschrift) gekeken. We analyseren niet de afbeelding zelf. Bijlagen van kranten of lezersbrieven werden ook genegeerd.

De onderzoekartikels vergaarden we via het digitale krantenarchief GoPress Academic, dat ons toegang geeft tot alle Vlaamse dagbladen en heel wat magazines. Praktisch gezien bleek het niet mogelijk regionale krantenartikels te consulteren in een erkende bibliotheek in Vlaanderen. Dat gaf de doorslag om alle artikels digitaal op te sporen. Het enige nadeel dat hieraan verbonden hangt, is dat GoPress eventuele foto’s bij artikels niet weergeeft. Dit blijkt echter geen ernstig probleem, aangezien de focus van ons onderzoek gericht is op het onderzoeken van teksten in de letterlijke betekenis van het woord. Artikels werden opgezocht en gevonden door middel van gerichte zoektermen. We gaven de namen van beide hockeyploegen in (‘Red Lions’/’Red Panthers’), zochten hiervoor synoniemen (‘hockeymannen’/’hockeyvrouwen’, bijvoorbeeld) en we tikten ook voor elk toernooi de naam van alle spelers, alle speelsters en elke coach van de Belgische ploeg in. Op deze manier zagen we geen enkel relevant artikel over het hoofd.

2.2.2 Onderzoeksperiode

Wanneer we op zoek gingen naar artikels over de mannenploeg en de vrouwenploeg in deze zes kranten botsten we nog steeds op een zeer groot aantal artikels. Een verdere specificering was dus noodzakelijk. Voor de eigenlijke selectie van de artikels besloten we onze analyse toe te spitsen op enkele toernooien. Dat leek een betere optie dan grofweg een bepaald sportjaar te analyseren. Bovendien konden we op deze manier gerichter te werk gaan bij het opzoeken van de relevante artikels voor het onderzoek. Het leek ons het meest interessant de twee grootste hockeytoernooien die de laatste twee jaar in de wereld plaatsvonden te betrekken. Aan beide toernooien nam zowel de Belgische mannen- als vrouwenploeg deel. Het feit dat beide ploegen over de twee toernooien heen present waren, biedt als voordeel dat de wijze van mediarepresentatie van beide ploegen gemakkelijker tegenover elkaar kan worden afgetoetst.

41

Het gaat immers tweemaal om hetzelfde evenement en zo is het aantal onderzoeksdagen voor de mannen en vrouwen theoretisch gezien gelijk bij de start. Eventuele verschillen in de berichtgeving bij mannen en vrouwen zullen zo sterker naar boven komen. Ook presteerden beide hockeyploegen voor hun kunnen op deze twee toernooien ongeveer even goed. De hockeytoernooien die opgenomen werden in de selectie staan hieronder vermeld. We vermelden er ook telkens de toernooilengte en de geleverde prestaties van beide ploegen op elk toernooi bij:

1) Olympische Spelen in Londen (England): 27 juli 2012 – 12 augustus 2012 Mannenploeg: vijfde plaats Vrouwenploeg: elfde plaats 2) Wereldkampioenschap in Den Haag (Nederland): 31 mei 2014 – 15 juni 2014 Mannenploeg: vijfde plaats Vrouwenploeg: twaalfde plaats

Aangezien de (media-)aandacht gewijd aan een sporttoernooi nooit pas vanaf de openingsdag van een toernooi opborrelt, kozen we ervoor aan elk toernooi een bredere datummarge toe te kennen. Dit heeft als doel geen misschien wel interessante artikels te mislopen die in de aanloop van een toernooi of in de nadagen van het einde van een toernooi verschenen zijn. Na wat grasduinwerk in de Vlaamse krantenarchieven te hebben verricht en nadat het onderzoeksmateriaal een eerste keer werd verkend, besloten we per toernooi de onderzoeksperiode te laten lopen vanaf tien dagen voor het toernooi tot vijf dagen na de slotdag van het toernooi. Zo kwamen we uiteindelijk tot volgende onderzoeksperiodes:

1) Olympische Spelen in Londen (England): 17 juli 2012 – 17 augustus 2012 2) Wereldkampioenschap in Den Haag (Nederland): 21 mei 2014 – 20 juni 2014

Via deze selectieprocedure kwamen we aan een totaal van 253 te analyseren artikels.

42

2.3 Registratieformulier

Op basis van wat we in wetenschappelijke literatuur terugvonden en in de lijn van de vraag- en doelstelling van deze masterproef, stelden we een registratieformulier op. Het registratieformulier geldt als onderzoeksinstrument. Per krantenartikel vulden we zo’n formulier in. Alle gegevens werden nadien systematisch ingegeven in SPSS, een statistisch computerprogramma.

Het registratieformulier start met het opgeven van enkele korte identificatiegegevens als nummer, titel en datum van het artikel. Vervolgens gaan we over naar de algemene analyse, waar we invullen in welke krant het artikel verscheen, wat de positie van het artikel in de krant is (voorpagina of geen voorpagina), welk type artikel het betreft, wat het hoofdthema van het artikel is (mannenhockey en/of vrouwenhockey) en wat het geslacht van de journalist van het artikel is.

Het tweede deel behandelt de inhoudelijke aspecten van het artikel. We reserveren een apart analysedeel voor artikels over mannen en voor artikels over vrouwen. Wanneer beide ploegen aan bod komen in het artikel worden beide analysedelen nauwkeurig ingevuld. Per geslachtscategorie gaan we in het artikel na met welke naam er naar de ploeg verwezen wordt, of er ruimte is voor citaten, of de hockey(st)ers met voornaam of achternaam worden vermeld, of de leeftijd van spelers/speelsters wordt vermeld, of er op het privéleven of op de sportresultaten van de hockey(st)ers wordt gefocust en of er een vergelijking met de andere geslachtsploeg terug te vinden is. Daarnaast leerde literatuur ons dat media bepaalde genderstereotypen meegeven aan mannen en vrouwen. In dit registratieformulier nemen we ‘topsporter’, ‘sportheld/kampioen’, ‘beroemdheid’, ‘gezinshoofd/kostwinner’, ‘carrièreman’ en ‘rolmodel/voorbeeld’ als mannelijke stereotypen op. Als vrouwelijke stereotypen lijsten we ‘moeder’, ‘echtgenote/vriendin’, ‘familielid’, ‘huisvrouw’, ‘seksobject’ en ‘modepop/model’ op. De mannelijke stereotypen worden eveneens voor de vrouwen opgesteld en omgekeerd worden de vrouwelijke stereotypen ook voor de mannen opgesteld. Bij het eventueel terugvinden van een van deze stereotypen tekenen we ook op hoe dit letterlijk tot uiting komt in de tekst. We schrijven de passage over. Dit is een van de kwalitatief-inhoudelijke stukken in ons onderzoek.

43

Een laatste deel wijdt aandacht aan het gebruik van zogeheten ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ labels in de tekst. De mannelijke labels die we opnemen, zijn ‘agressief/competitief’, ‘doorzetter’, ‘krachtig’, ‘onoverwinnelijk/legendarisch’, ‘rationeel’, ‘sterk’, ‘stoer’, ‘topsporter’ en ‘zelfzeker’. De vrouwelijke labels die we opnemen, betreffen ‘angstig’, ‘besluiteloos/twijfelend’, ‘emotioneel’, ‘familie/vrienden’, ‘jong’, ‘kinderlijk’, ‘passief/afhankelijk’, ‘uiterlijk/schoonheid’, ‘sympathiek/vriendelijk’, ‘zorgzaam’ en ‘zwak’. Ook hier schrijven we de passages letterlijk over bij het terugvinden van bepaalde labels. Op het einde van deze labelsectie maken we telkens een eindevaluatie op over het aantal mannelijke labels en vrouwelijke labels geldend per geslachtscategorie in het artikel.

Het gebruikte registratieformulier is terug te vinden onder de sectie ‘Bijlagen’ (cfr. bijlage 1). De cijfers die tussen haakjes staan (bij de keuzemogelijkheden) per variabele duiden op de codes die toegekend werden in het dataprogramma SPSS.

2.4 Codeboek

We maakten een codeboek aan dat als handleiding dient bij het registratieformulier (cfr. bijlage 2). In dat codeboek geven we per variabele meer duiding en uitleg over hoe elke variabele geïnterpreteerd dient te worden, wat de keuzemogelijkheden zijn en hoe de manier van coderen in zijn werk gaat. Hier en daar worden ook voorbeelden aangehaald om de betekenis van de verschillende variabelen te verduidelijken. Dit codeboek heeft als doel de analyse van artikels door verschillende codeurs op dezelfde manier te laten verlopen (Wester & van Atteveldt, 2006, p. 22).

2.5 Betrouwbaarheid

Voor we van start gingen met de analyse, peilden we naar de betrouwbaarheid die aan het codeerwerk van het onderzoek kan worden toegekend. De betrouwbaarheid geeft de kwaliteit van een onderzoek aan (Krippendorff, 2013, p. 268). Krippendorff (2013, p. 270-272) onderscheidt drie soorten: stabiliteit, reproduceerbaarheid en accuraatheid. In deze masterproef maken we gebruik van de reproduceerbaarheids- of interbetrouwbaarheidsmethode. Dit houdt in dat verschillende codeurs onafhankelijk van elkaar een analyse uitvoeren (Krippendorff, 2013, p. 271). Door de precieze beschrijvingen in het codeboek zou men tot eenzelfde codeerresultaat moeten komen.

44

De tweede codeur is Jolien De Pauw. Als ex-communicatiewetenschappenstudente aan de Universiteit Gent maakte zij in het verleden een masterproef rond genderstereotypering in Disneyfilms, waardoor ze voeling heeft met het genderonderwerp en met het concept van inhoudsanalyse. Na het materiaal te hebben geëxploreerd en het codeboek samen te hebben doorgenomen, pasten we elk het registratieformulier toe op enkele artikels buiten de steekproefselectie. Na deze eerste fase vergeleken we onze analyses en onze interpretaties. In navolging hiervan pasten we het codeboek aan waar dit nodig bleek te zijn.

De tweede fase bestond erin het interbetrouwbaarheidsniveau te meten van het onderzoek vooraleer aan het resultatengedeelte te kunnen beginnen. We kozen ervoor om gebruik te maken van de Cohen’s Kappa-coëfficiënt om het betrouwbaarheidsniveau te meten. De Kappa-waarde ligt tussen 0 en 1 en Wester (1995, p. 148) geeft mee dat het resultaat betrouwbaar genoemd kan worden vanaf een waarde hoger dan 0,61.

Enkele van de belangrijkste variabelen onderworpen we aan een betrouwbaarheidstest. We lieten zestien artikels hercoderen, wat overeenkomt met zes procent van de steekproef. De variabelen ‘onderwerp artikel’, ‘hockeymannen/-heren (label)’, ‘hockeymeisjes (label)’, ‘aanwezigheid vrouwelijke stereotype voor de vrouw’ en ‘algemene eindevaluatie voor mannen en hun labels’ tonen ons elk een Kappa-waarde van 1. Dit zijn dan ook variabelen die gemakkelijk af te leiden zijn uit het artikel. Ook de variabelen ‘aantal citaten voor de man’ (0,849), ‘aanwezigheid mannelijke stereotype voor de man’ (0,892), ‘aantal keer leeftijd voor de vrouw’ (0,874), ‘aantal keer privéleven voor de vrouw (0,754)’ en ‘evaluatie vrouwelijke labels (0,909)’ geven ons waarden boven de 0,61-grens, waardoor we de manier van coderen mogen interpreteren als betrouwbaar. In bijlage 3 staat het volledig overzicht van de interbetrouwbaarheidstest.

45

DEEL 3: RESULTATEN

In deze masterproef trachten we na te gaan hoe hockeymannen en hockeyvrouwen gerepresenteerd worden in de Vlaamse kranten en of we ze er gestereotypeerd terugvinden. Onze centrale onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt: worden hockeymannen en hockeyvrouwen gestereotypeerd in de Vlaamse kranten? We onderzoeken daarbij onder meer of mannen vaker tot sporthelden worden verheven en of sportvrouwen gemakkelijker in vrouwelijke en in van de sport afwijkende termen worden voorgesteld.

Onze onderzoeksteekproef telt 253 krantenartikels. Onze steekproefafbakening leidde ons tot 106 artikels die betrekking hebben op de Olympische Spelen van Londen (2012) en 147 artikels die handelen over het wereldkampioenschap in Den Haag (2014). Aangezien ons onderzoek naast een kwantitatief gedeelte ook een groot kwalitatief luik inhoudt, halen we ter duiding, bevestiging of ontkrachting van de onderzoekshypothesen regelmatig letterlijke passages uit krantenartikels aan. Alle krantenartikels die we in deze resultatensectie betrekken, staan chronologisch opgesomd in de literatuurlijst. Een volledig overzicht van de 253 gecodeerde krantenartikels vindt u terug onder het deel ‘Bijlagen’ (cfr. bijlage 4). De manier waarop we codeerden, staat uitgebreid uitgeschreven in het codeboek (cfr. bijlage 2).

We maakten gebruik van het statistisch computerprogramma SPSS om onze data in kaart te brengen. We verwijzen regelmatig naar SPSS-outputs die de data helpen interpreteren. Deze outputs werden verzameld in een apart document dat terug te vinden is op bijgevoegde CD- ROM (cfr. bijlage 5).

1. Kwantitatieve representatieverdeling

In dit eerste deel van het resultatengedeelte bekijken we enkele kwantitatieve gegevens. We gaan nog niet in op de specifieke inhoud van de artikels. We onderzoeken eerst of hockeyvrouwen minder aan bod komen dan hockeymannen. Daarna focussen we ons op de krantenverdeling in de steekproef, het type krantenartikels en het geslacht van de journalisten die de artikels uit onze steekproef produceerden.

46

1.1 Onderrepresentatie hockeyvrouwen

Uit literatuur konden we afleiden dat vrouwen in mindere mate aan bod komen in de media. De meeste studies bevestigen dat sportvrouwen ondergerepresenteerd worden ten opzichte van sportmannen. Vanuit deze invalshoek verwachten we dat we in onze steekproef minder artikels over de Belgische hockeyvrouwen dan over de hockeymannen zullen aantreffen. Aangezien we de onderzoeksperiode over twee verschillende toernooien lieten beslaan – waarbij beide ploegen tot op de voorlaatste of laatste dag van het toernooi in actie kwamen – gaan we uit van een theoretisch gelijk ‘startpunt’ voor beide teams. We namen drie soorten onderwerpcategorieën in ons registratieformulier op: een artikel dat overwegend (of uitsluitend) over de hockeymannen handelt, een artikel dat overwegend (of uitsluitend) over de hockeyvrouwen gaat of een artikel dat ongeveer even veel aandacht schenkt aan de hockeymannen en –vrouwen.

Uit de 253 artikels die onze steekproef telt, vinden we 124 artikels (49%) terug die overwegend of uitsluitend over mannen gaan. In totaal werden 111 artikels (43,9%) met hoofdthema ‘hockeyvrouwen’ aangekruist. De achttien overige artikels (7,1%) geven even veel aandacht aan mannen en vrouwen. Op basis van deze eerste cijfers lijkt de onderrepresentatie van sportvrouwen dus maar deels op te gaan. Aangezien een artikel dat overwegend/uitsluitend over hockeymannen gaat ook voor een deel aandacht kan schenken aan de vrouwen (of vice versa), duidden we los van het hoofdthema per artikel aan of er mannen en/of vrouwen in het artikel aan bod komen. De resultaten van deze test wijzen uit dat 152 artikels (60%) iets over hockeymannen zeggen en dat 144 artikels (56,9%) uit de onderzoeksperiode wat over hockeyvrouwen vertellen. Ook hier nemen we dus een zeer minimaal verschil in het voordeel van de hockeymannen waar. In totaal laten 43 artikels (zowel uit die 152 artikels als uit die 144 artikels) zowel mannen als vrouwen in hetzelfde artikel aan bod komen. Zoals we hierboven zagen, geven achttien van die 43 artikels daarbij een gelijke spreiding aan mannen en vrouwen. De overige 25 artikels gaan ook zowel over mannen als vrouwen, maar laten een welbepaalde geslachtscategorie domineren ten opzichte van de andere. Uit deze cijfers leiden we ook af dat 109 artikels uitsluitend over mannen gaan en dat 101 uitsluitend over vrouwen handelen. Deze cijfers getuigen niet meteen van een significante onderrepresentatie van hockeyvrouwen ten opzichte van hockeymannen.

47

Grafiek 1: Hoofdthema per artikel (cfr. tabel 1.1 SPSS-outputs) Hoofdthema per artikel

7% Krantenartikel overwegend over mannen Krantenartikel 49% overwegend over vrouwen 44% Mannen en vrouwen gelijk in krantenartikel

Grafiek 2: Aandacht geslachtscategorieën per artikel (cfr. tabel 1.4 SPSS-outputs) Geslachtscategorieën per artikel

Geslachtscategorieën per artikel

109 101

43

Enkel mannen aan bod Enkel vrouwen aan bod Mannen en vrouwen aan bod

Bovenstaande gegevens tonen ons het globale beeld van de volledige steekproef. De media- aandacht ligt echter niet gelijk verspreid over de twee opgenomen toernooien afzonderlijk. Een som van 106 artikels (41,9%) handelt namelijk over de Olympische Spelen in Londen, terwijl 147 artikels (58,1%) het over het wereldkampioenschap in Den Haag hebben. Dit verschil is voor zowel mannen (chi (1) = 3,997, p = 0,046; cfr. tabel 1.6 SPSS-outputs) als vrouwen (chi (1) = 4,975, p = 0,026; cfr. tabel 1.7 SPSS-outputs) significant. Ondanks de vaststelling dat beide toernooien even lang duurden en dat we de onderzoeksperiode voor elk toernooi over een maand lieten lopen (vanaf tien dagen voor het toernooi tot vijf dagen na het toernooi), blijkt dat

48 de media-aandacht voor het wereldkampioenschap in 2014 groter was dan voor de Olympische Spelen in 2012.

Wanneer we ons richten op de aandachtverdeling tussen mannen en vrouwen bij de twee toernooien afzonderlijk, doen we een opmerkelijke vaststelling bij de mediaberichtgeving over de Olympische Spelen. Van de 106 artikels die tijdens de Olympische Spelen verschenen, handelt de helft (53 artikels) overwegend over vrouwen. 45 artikels (42%) gaan overwegend over mannen en de overige acht artikels (7,5%) wijden even veel aandacht aan mannen en vrouwen. Deze cijfers worden ook weerspiegeld wanneer we kijken naar het aantal artikels dat iets over mannen en/of iets over vrouwen zegt in die periode. 56 artikels (52,8%) die tijdens de Olympische Spelen verschenen, betrekken mannen in hun inhoud en 69 artikels (65,1%) zeggen iets over vrouwen. De veronderstelling dat sportvrouwen tijdens een sporttoernooi ten opzichte van mannen ondergerepresenteerd worden, lijkt voor de Olympische Spelen 2012 dus niet op te gaan. Uiteraard zeggen we met deze cijfers enkel iets over de kwantiteit van de berichtgeving, wat los staat van het inhoudelijke aspect van de artikels.

Grafiek 3: Verdeling krantenartikels op Olympische Spelen 2012 en Wereldkampioenschap 2014 (cfr. tabel 1.8 SPSS-outputs)

Olympische Spelen 2012 Wereldkampioenschap 2014 Krantenartikel overwegend over mannen Krantenartikel overwegend over mannen Krantenartikel overwegend over vrouwen Mannen en vrouwen gelijk in krantenartikel Krantenartikel overwegend over vrouwen Mannen en vrouwen gelijk in krantenartikel 8%

7% 42%

50% 39% 54%

Ook dienen we op te merken dat de cijfers over de mediaberichtgeving tijdens het wereldkampioenschap in 2014 de hypothese wel bevestigen: vrouwen worden er ondergerepresenteerd ten opzichte van mannen. Van de 147 artikels betreffende het

49 wereldkampioenschap in Den Haag verschenen er 79 artikels (53,7%) hoofdzakelijk over de mannenploeg, 58 artikels (39,5%) met hoofdfocus op de vrouwenploeg en 10 artikels (6,8%) met een gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen. In totaal kwamen mannen in 96 artikels (65,3%) aan bod en vrouwen in 75 artikels (51%). De onderrepresentatie van sportvrouwen is hier dus wel in zekere zin van toepassing.

Aan de hand van de onderwerpverdeling per artikel zagen we hierboven dat de onderrepresentatie van sportvrouwen – zoals aangenomen vanuit vele wetenschappelijke studies – op het eerste gezicht beperkt blijft in deze case. Wij onderzoeken de mate van onderrepresentatie van sportvrouwen hier echter nog op een andere manier. We namen in het registratieformulier ook op hoeveel citaten er aan spelers en speelsters worden opgehangen. Zo willen we zien of de spreektijd van mannen en vrouwen in krantenartikels significant van elkaar verschilt. Citaten van bondscoaches of andere personen werden dus niet meegerekend. We zijn hier enkel geïnteresseerd in het aantal citaten dat meegegeven wordt aan de hockeyspelers en -speelsters. Hoe we het aantal citaten per artikel telden, staat beschreven in het codeboek (cfr. bijlage 2).

Eerst kijken we in hoeveel artikels er citaten (dus minstens één citaat per artikel) aanwezig zijn per geslachtscategorie. Van de 152 artikels waarin mannen voorkomen, merken we in 92 gevallen minstens één citaat op. Dat stemt overeen met 60,5% van de artikels over mannen. Bij de vrouwen zien we dat in 79 artikels van de 144 artikels die over vrouwen handelen, er minstens één citaat afkomstig van een vrouw vervat zit. Dat aantal levert een percentage van net geen 55% op.

Tabel 1: Aanwezigheid citaten per geslachtscategorie (cfr. tabel 1.9 SPSS-outputs) Man Vrouw Onderwerp artikel 152 (253) 144 (253) Aanwezigheid citaten 92 (152) 79 (144) Percentage aanwezigheid 60,5% 54,9% citaten

We zien dat het verschil in percentages tussen man en vrouw dus minimaal is. Aangezien deze cijfers ons niet zoveel wijzer maken, duidden we ook aan hoeveel citaten van hockeymannen en –vrouwen we effectief telden per artikel. Zo krijgen we een beter beeld op het exact aantal

50 citaten dat meegegeven wordt aan spelers en/of speelsters. Om het aantal citaten van mannen en van vrouwen met elkaar te vergelijken, voeren we in SPSS een paired samples t-test uit. De variabele ‘aantal citaten’ is namelijk een metrische afhankelijke variabele. De paired samples t-test berekent de gemiddelden in het aantal citaten voor mannen en voor vrouwen, en geeft mee of het verschil in gemiddelden tussen mannen en vrouwen significant is. In totaal tellen we over de hele steekproef 439 citaten voor spelers en 445 citaten voor speelsters. Deze aantallen leunen dus zo goed als tegen elkaar aan. We vinden zo over de hele steekproef gemiddeld 1,74 citaten voor mannen per artikel en 1,76 citaten voor vrouwen per artikel terug. De paired samples t-test leert ons dat het verschil in gemiddelden tussen man en vrouw niet significant is ((t) 252 = -0,060, p = 0,952; cfr. tabel 1.10 SPSS-outputs). Vrouwen krijgen op basis van deze gegevens even veel (en zelfs wat meer) spreektijd dan mannen in de krantenartikels. Zowel voor mannen als vrouwen wordt men het vaakst gemiddeld twee keer geciteerd in één artikel. Bij de mannen bedraagt het maximale aantal citaten twintig. De uitschieter bij de vrouwen betreft een interview met vier speelsters net voor de Olympische Spelen, waarin we maar liefst 67 citaten aantreffen (cfr. tabel 1.9 SPSS-outputs).

1.2 Verdelingen per krant en geslacht van de journalisten

We stelden onze onderzoeksteekproef van 253 artikels samen op basis van artikels uit zes verschillende Vlaamse kranten: Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, De Morgen, De Standaard, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg. Onderstaande grafiek toont ons dat de meeste hockeyartikels in Het Laatste Nieuws (79 artikels) en Het Nieuwsblad (63 artikels) verschenen. De eerstgenoemde krant spant de kroon. Dit ligt in de lijn der verwachtingen, want zowel Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad zijn populaire dagbladen die een groot deel wijden aan sportnieuws.

51

Grafiek 4: Verdeling onderwerp per krant (cfr. tabel 1.11 SPSS-outputs)

45 40 35 30 25 20 Overwegend mannen 15 Overwegend vrouwen 10 Mannen en vrouwen gelijk 5 0

De twee kwaliteitskranten De Morgen en De Standaard representeren elk 23 artikels in de steekproef. De regiogerichte dagbladen Gazet van Antwerpen (38 artikels) en Het Belang van Limburg (27 artikels) vallen tussen de populaire en kwaliteitskranten in. We merken ook op dat bijna alle Vlaamse dagbladen net iets meer nieuws over de mannen dan over de vrouwen brengen of dat het krantenaantal tussen mannen en vrouwen gelijk is. Enkel Het Laatste Nieuws publiceerde meer artikels die hoofdzakelijk over vrouwen handelen: 41 artikels met hoofdfocus op vrouwen ten opzichte van 33 artikels overwegend over mannen. We maakten voor dit krantenoverzicht geen onderscheid tussen regionale en nationale artikels.

Ook reserveerden we in het registratieformulier plaats voor het aanduiden en onderscheiden van het soort krantenartikel. We onderscheiden zes types: een kort nieuwsbericht, een nieuwsartikel, een interview, een reportage-, sfeer- of analysestuk, een column of opiniestuk en een fotoartikel. Per artikel duidden we aan wat van toepassing was. Hieronder geven we het specifieke aantal artikels per geslachtscategorie weer. Met andere woorden: in welk type artikel komen mannen en/of vrouwen het meest en het minst aan bod? We zien dat de standaardnieuwsartikels het vaakst voorkomen met 79 artikels waarin sprake is van mannen en 61 artikels die iets over vrouwen vertellen. Een kort nieuwsbericht staat op plaats twee en daarbij halen vrouwen nipt het overwicht. Een interview is het type artikel dat als derde vaakst

52 voorkomt en ook daarin winnen de vrouwen van de mannen. Dit zou in schril contrast kunnen staan met het overwicht dat vrouwen halen bij de korte nieuwsberichten. Een kort nieuwsbericht is gericht op kort, feitelijk nieuws, terwijl een interview meestal toch meer ruimte geeft om een onderwerp te kaderen. Een analyse- of reportagestuk, dat vaak diepgaander ingaat op een bepaald onderwerp, volgt als vierde categorie en wordt gedomineerd door de hockeymannen. Opvallend is dat er in totaal amper twee columns en twee fotoartikels werden teruggevonden. Dit geldt trouwens enkel maar voor de vrouwen, aangezien geen enkele column of geen enkel fotoartikel in onze onderzoeksperiode mannen behandelt. Ook dienen we nog op te merken dat geen enkel artikel uit onze steekproef de voorpagina van een krant haalde.

Grafiek 5: Relatie mannen/vrouwen aan bod in artikel en type krantenartikel (cfr. tabel 1.13 en tabel 1.14 SPSS-outputs) Type krantenartikel

Mannen Vrouwen

79

61

44 38

25 18 17 10 0 2 0 2

Tot slot geven verschillende bronnen aan dat de nieuwsproductiewereld voornamelijk uit mannen bestaat en dat mannelijke journalisten daarom gemakkelijker stereotypering van (sport)vrouwen in de media in de hand zouden werken. Daarom tekenden we per artikel ook het geslacht van de journalist op. We maakten hierbij volgende opdeling: ‘man’, ‘vrouw’, ‘niet gekend’ en ‘andere’. De categorie ‘niet gekend’ duidt vooral op het voorkomen van initialen als auteur van het artikel, waardoor het geslacht van de journalist niet kan worden

53 afgeleid. ‘Andere’ werd aangekruist indien een van de eerste drie categorieën niet van toepassing was. Een persagentschap als auteur is hier een voorbeeld van. In totaal vinden we 83 keer een man als journalist terug, amper twee keer was een vrouw auteur van het artikel en 168 keer duidden we de optie ‘niet gekend’ aan. De twee artikels geschreven door een vrouw zijn beide van de hand van Vanessa Dekeyzer. De categorie ‘andere’ werd helemaal niet teruggevonden. Zeer vaak codeerden we initialen als ‘niet gekend’, terwijl we feitelijk met zekerheid wisten dat er een mannelijke journalist achter de initialen steekt. Teneinde vooringenomenheid te vermijden, bekeken we echter elk artikel onafhankelijk en afzonderlijk van elkaar, waardoor we ons dus enkel baseerden op wat we specifiek per artikel als journalistennaam terugvonden. We mogen er dus vanuit gaan dat het aandeel mannelijke journalisten nog ruim hoger ligt dan nu weergegeven in onderstaand taartdiagram. Dat er amper twee keer een vrouwelijke journaliste werd waargenomen, maakt dat we uiteindelijk niet echt een verband tussen het geslacht van de journalist en de mate van stereotypering (zullen) kunnen maken. De ondervertegenwoordiging van vrouwelijke (sport)journalistes wordt hiermee wel ruimschoots bevestigd.

Grafiek 6: Journalist van het artikel (cfr. tabel 1.16 SPSS-outputs) Journalist van het artikel

Man 33%

Niet gekend 66% Vrouw 1%

Dit openingsdeel over de kwantitatieve verdeling in representatie van hockeymannen en hockeyvrouwen leverde als voornaamste conclusie op dat vrouwen over de onderzoeksperiode heen niet noemenswaardig ondergerepresenteerd worden ten opzichte van mannen. In sommige gevallen – we denken hierbij in de eerste plaats aan de berichtgeving tijdens de Olympische Spelen – zien we zelfs dat vrouwen sneller in het nieuws komen. Ook de spreektijd tussen

54 mannen en vrouwen ligt in evenwicht. Hiermee zeggen we uiteraard nog niets over de inhoud van de berichtgeving. Dat komt in de volgende delen aan bod.

2. Stereotypering van hockeymannen en hockeyvrouwen

Vanaf dit tweede deel gaan we dieper in op het inhoudelijke aspect van de krantenartikels. Hier onderzoeken we vooral de mate waarin hockeymannen en hockeyvrouwen gestereotypeerd naar voren komen in de steekproef. Dat is de hoofdfocus van ons onderzoek.

2.1 Focus op het sportleven

Een eerste deelvraag die we in dit verband willen beantwoorden, is in welke mate in de krantenartikels de focus wordt gelegd op de sport of het sportleven van de mannelijke en vrouwelijke hockeyspelers. Uit de literatuurstudie maakten we op dat nieuwsberichtgeving over sportmannen sneller de focus legt op de sport of het sportleven. Dit staat in contrast met de berichtgeving over sportvrouwen, waar de focus gemakkelijker verlegd wordt van de sport weg.

We duidden daarvoor op het registratieformulier aan of de hoofdfocus van het artikel op de sport(resultaten) of het sportleven van de atleten ligt. Hiermee doelen we op het feit of het overgrote deel van het artikel over de sport op zich handelt. Onderstaande taartdiagrammen tonen ons dat het merendeel van de artikels voor zowel mannen als vrouwen de hoofdfocus op sport legt. Van de 152 artikels die iets over mannen zeggen, vinden we slechts tien artikels (7%) terug die niet hoofdzakelijk op de sport focussen. Dit ligt in de lijn van wat de literatuur ons vertelde. Een voorbeeld waarbij gekeken wordt naar niet-sportieve zaken bij mannen vinden we terug in een artikel over hockeyspeler Felix Denayer waarin hij het voornamelijk heeft over zijn vriendin, zijn studies en zijn gezondheid (Vermeiren, 2014, 30 mei, p. 15) of in een interview met speler die vertelt over zijn band met zijn hockeyende zus die ook in de nationale ploeg speelt (Jacobs, 2014, 05 juni, p. 10).

55

Grafiek 7: Hoofdfocus op sport voor mannen en vrouwen (cfr. tabel 2.1 en tabel 2.2 SPSS-outputs)

Neen Ligt de hoofdfocus op sport Ligt de hoofdfocus op sport 7% in artikels over mannen? in artikels over vrouwen? Neen 14%

Ja Ja 93% 86%

Bij vrouwen merken we een kleine percentageverschuiving op: 14% (twintig artikels) van de 144 artikels die over vrouwen gaan, hebben niet sport als belangrijkste focus. Iets meer artikels over vrouwen focussen dus op andere zaken dan sport, maar het verschil met de mannen is minimaal. Enkele voorbeelden hiervan zijn een artikel over het gestolen paspoort van speelster Barbara Nelen (Stevens, 2012, 19 juli, p. 13), over een televisieploeg die de hockeyspeelsters volgt in aanloop naar de Olympische Spelen van 2012 (“‘1000 zonnen’ volgt hockeymeisjes tot in Londen”, 2012, 23 juli, p. 33) en over het uiterlijk van de speelsters (Camps, 2012, 28 juli, p. 19). Op basis van deze cijfers is het verschil tussen mannen en vrouwen inzake hoofdfocus op sport zo goed als verwaarsloosbaar.

2.2 Focus op randinformatie of focus weg van de sport

In navolging van bovenstaand topic gaan we ook na in welke mate aandacht wordt geschonken aan randinformatie over spelers en speelsters. Zoals hierboven vermeld, bewezen meerdere studies dat berichtgeving over sportvrouwen sneller de focus verlegt naar allerlei randzaken. Zo wordt de aandacht van de sport weggeschoven en worden vrouwelijke atletes soms minder serieus behandeld of worden sportprestaties die vrouwen leveren zelfs ondergewaardeerd. We behandelen in dit verband vier onderwerpen teneinde te onderzoeken of de hockeyvrouwen in vergelijking met de hockeymannen minder serieus als (top)sporters worden behandeld.

56

2.2.1 Kinderlijkheid

Een eerste element dat we bekijken, is dat van de kinderlijkheid. Er wordt namelijk aangenomen dat sportvrouwen kinderlijker worden voorgesteld in vergelijking met mannen. Sportvrouwen krijgen vaker de term ‘girls’ in plaats van ‘women’ mee, terwijl mannen gemakkelijker aangeduid worden met ‘men’ in plaats van met ‘boys’ (Duncan & Messner, 1998; George et al., 2001, p. 65). Sportmannen worden sneller als volwassen, serieuze personen gerepresenteerd. Ook zei Messner (2007, p. 10) dat de soort teamnaam een bepaalde competitiviteit kan uitstralen. De hockeyteams worden de ‘Red Panthers’ (vrouwen) en ‘Red Lions’ (mannen) genoemd. Wij interpreteren beide als competitief uitstralende namen. Hieronder vinden we voor respectievelijk de hockeymannen en de hockeyvrouwen een overzicht terug van welke naamgeving aanwezig is per artikel. De grafieken geven de aantallen weer (152 artikels over mannen en 144 artikels voor vrouwen). De categorie ‘andere’ werd enkel aangekruist wanneer geen van de eerste drie naamgevingen aanwezig waren in het artikel.

Grafiek 8: Naamgeving hockeymannen (cfr. tabel 2.3 SPSS-outputs) Naamgeving Mannen

Aanwezig Afwezig

142 132 133

95

57

20 19 10

Red Lions Jongens Mannen/heren Andere

57

Grafiek 9: Naamgeving hockeyvrouwen (cfr. tabel 2.4 SPSS-outputs) Naamgeving Vrouwen

Aanwezig Afwezig

136 119

82 69 75 62

25 8

Red Panthers Meisjes Vrouwen/dames Andere

We zien meteen dat de naamgevingen ‘Red Lions’ en ‘Red Panthers’ nagenoeg dezelfde soort verdeling hebben. Voor mannen en vrouwen wordt de ploegnaam, die een competitief karakter draagt, het vaakst gebruikt. Ook de categorie ‘andere’ kent tussen beide geslachtscategorieën dezelfde spreiding. Het opmerkelijkste verschil tussen hockeymannen en –vrouwen vinden we terug bij het naamgeven met respectievelijk ‘jongens’ en ‘meisjes’. In negentien van de 152 artikels (12,5%) die over mannen gaan, komt de term ‘jongen(s)’ aan bod. Dat weegt niet op tegen de 62 artikels (43,1%) waarin we de benaming ‘meisje(s)’ tegenkomen. Dit aantal moet gezien worden op 144 artikels die over vrouwen gaan. We mogen besluiten dat de vrouw op dat vlak meer kinderlijk wordt gemaakt dan de man. Opvallend is ook dat we ‘vrouw’ of ‘dame’ in 47,9% van de artikels (69 artikels) terugvinden, terwijl ‘man’ of ‘heer’ maar in 37,5% van de artikels (57 artikels) voorkomt. Hoewel de hockeyvrouw met de term ‘meisje(s)’ dus meer kinderlijk wordt voorgesteld, zien we dat deze trend in zekere mate afgevlakt wordt door niet significant minder vaak de termen ‘vrouw’ of ‘dame’ te gebruiken ten opzichte van ‘man’ of ‘heer’ voor de hockeymannen.

Studies wijzen ook uit dat sportvrouwen kinderlijker worden voorgesteld door een overmatig gebruik van voornamen. Daarom maten we het gebruik van voornamen en familienamen in artikels om te kijken of we een verschil kunnen optekenen tussen beide geslachten. We benadrukken hierbij dat we enkel doelen op voornamen en familienamen van spelers en speelsters. In onderstaande tabel vinden we een overzicht terug dat aantoont in hoeveel artikels we minstens één voornaam en één familienaam aantreffen.

58

Tabel 2: Aanwezigheid voornamen en familienamen (cfr. tabel 2.5 en tabel 2.6 SPSS-outputs) Man Vrouw Aantal artikels 152 144 Minstens één voornaam 115 (75,7%) 111 (77,1%) aanwezig in artikel Minstens één familienaam 118 (77,6%) 110 (76,4%) aanwezig in artikel

We zien dat deze cijfers gevoelig dicht bij elkaar liggen: in 75,7% van de artikels over mannen komen we minstens een voornaam tegen en in 77,6% van de gevallen een familienaam. Bij vrouwen ligt dit aantal respectievelijk op 77,1% en 76,4%. Deze cijfers maken ons dus niet zoveel wijzer. We zijn vooral geïnteresseerd in de mate waarin het gebruik van voor- en familienamen doorweegt per artikel. Daarom telden we zeer precies het aantal voor- en familienamen van spelers en/of speelsters dat elk krantenartikel bevat.

Tabel 3: Frequentie en gemiddelde voornamen en familienamen (cfr. tabel 2.7 SPSS-outputs) Voornaam Voornaam Familienaam Familienaam Man Vrouw Man Vrouw Frequentie 374 428 562 571 Gemiddelde (M) 1,48 1,69 2,22 2,26

In bovenstaande tabel vinden we het aantal voornamen en familienamen terug voor beide categorieën. We zien dat er bij vrouwen meer voornamen geteld werden dan bij mannen, maar de paired samples t-test wijst uit dat het verschil in gemiddelden tussen beiden niet significant is ((t) 252 = -0,630, p = 0,529; cfr. tabel 2.8 SPSS-outputs). Hockeyvrouwen worden dus niet significant meer met voornaam aangeduid dan hockeymannen. Het aantal familienamen ligt dicht bij elkaar – met een licht voordeel voor vrouwen – en het verschil in gemiddelden tussen mannen (M=2,22) en vrouwen (M=2,26) is hier dan ook niet significant ((t) 252 = -0,080, p = 0,937, cfr. tabel 2.8 SPSS-outputs).

Bij beide categorieën worden meer familienamen gebruikt en het verschil in gebruik van voornamen en familienamen voor mannen ((t) 252 = -4,729, p = 0,000) en vrouwen ((t) 252 = -3,123, p = 0,002) is zelfs significant te noemen (cfr. tabel 2.8 SPSS-outputs). We mogen

59 concluderen dat hockeyvrouwen op dit gebied niet echt kinderlijker worden behandeld dan mannen. Ook geven we nog mee dat de hoogste frequenties voor het aantal voor- en familienamen voor mannen en vrouwen zich het vaakst situeren tussen de één à vier vermeldingen per artikel (cfr. tabel 2.7 SPSS-outputs). Het label ‘kinderlijkheid’ werken we in het topic ‘mannelijke en vrouwelijke kenmerken’ nog meer inhoudelijk uit (cfr. infra).

2.2.2 Leeftijd

Aansluitend op het aspect van kinderlijkheid vernamen we in de literatuur dat de leeftijd van vrouwen gemakkelijker vermeld wordt dan bij mannen. Op deze manier wordt weer meer gefocust op randinformatie. Wanneer we in de krantenartikels een verwijzing naar of vermelding van de leeftijd terugvonden, kruisten we deze variabele aan. Dit kan voorkomen in cijfervorm (‘14 jaar’) of woordvorm (‘jong’/’oud’).

Tabel 4: Frequentie en gemiddelde van de variabele ‘leeftijd’ (cfr. tabellen 2.9, 2.10 en 2.11 SPSS-outputs) Man Vrouw Aantal artikels 152 144 ‘Leeftijd’ aanwezig in artikel 50 (32,9%) 67 (46,5%) Totale frequentie ‘leeftijd’ 89 146 Gemiddelde (M) 0,35 0,58

32,9% van de artikels over mannen zegt iets over de leeftijd van de hockeyspelers en 46,5% van de artikels over vrouwen zegt iets over de leeftijd van de hockeyspeelsters. Hier merken we een verschil, maar teneinde een nog beter beeld te krijgen van het precieze verschil, noteerden we ook hoeveel keer de variabele ‘leeftijd’ voorkomt in de artikels. Zo kwamen we uit bij 89 verwijzingen voor de man en 146 verwijzingen voor de vrouw. De paired samples t- test geeft ons mee dat het verschil in gemiddelden tussen mannen (M=0,35) en vrouwen (M=0,58) significant is ((t) 252 = -2,111, p = 0,036; cfr. tabel 2.11 SPSS-outputs). Zonder de lading van de leeftijd (jong of oud) te kennen, kunnen we stellen dat deze variabele sneller aan hockeyvrouwen wordt meegegeven en dat we bovenstaande hypothese bevestigd zien.

60

2.2.3 Privéleven

Heel wat studies tonen aan dat er in de berichtgeving over sportvrouwen vaak een verwijzing naar of vermelding van het privéleven steekt. Dat is het derde criterium waarbij de aandacht wordt verlegd van de sport weg. Onderstaande tabel geeft de aantallen weer die we voor hockeymannen en hockeyvrouwen terugvinden in de steekproef. Hoe we de aantallen op vlak van privéleven registreerden, staat beschreven in het codeboek (cfr. bijlage 2).

Tabel 5: Frequentie en gemiddelde van de variabele ‘privéleven’ (cfr. tabellen 2.12, 2.13 en 2.14) Man Vrouw Aantal artikels 152 144 ‘Privéleven’ aanwezig in 36 (23,7%) 34 (23,6%) artikel Totale frequentie 137 147 ‘privéleven’ Gemiddelde (M) 0,54 0,58

De hypothese die zegt dat sportvrouwen sneller in privétermen worden voorgesteld, kunnen we hier niet bevestigen. De percentages aanwezigheid tonen ons een zo goed als gelijk aantal voor mannen en vrouwen. Daarenboven zien we dat de totale frequentie amper hoger ligt voor vrouwen en dat zo het verschil in gemiddelden tussen de geslachten niet significant is ((t) 252 = - 0,330, p = 0,742; cfr. tabel 2.15 SPSS-outputs). Dit resultaat kunnen we op twee manieren interpreteren. Het feit dat er ongeveer even vaak naar het privéleven van de man als van de vrouw wordt verwezen, kan wijzen op een hoge vermeldingsgraad voor mannen op vlak van privéleven. Anderzijds kan het ook zijn dat de hockeyvrouwen gewoonweg minder snel in privésettings worden gerepresenteerd. In ieder geval lijken de hockeymannen en -vrouwen hier op een gelijke manier te worden behandeld.

We maakten ook nog een onderscheid in het soort privézaken. We onderscheiden vijf soorten: studies, een ander beroep of een andere carrière dan de sportcarrière, bezigheden, het familieleven en een categorie ‘andere’. De laatste categorie werd aangekruist wanneer de tekstpassage niet in een van de eerste vier kon worden ondergebracht. De verdeling voor mannen en vrouwen vindt u in absolute aantallen in onderstaande grafiek terug.

61

Grafiek 10: Onderwerp privéleven (cfr. tabellen 2.13 en 2.14 SPSS-outputs) Onderwerp privéleven

Man Vrouw

67 67

34 29 21 21 21 10 14 0

We merken meteen op dat zowel voor mannen als vrouwen ‘familie’ de vaakst voorkomende categorie is. Voor vrouwen kan dit resultaat aansluiten bij het eventueel voorkomen van vrouwelijke stereotypen. Dat wordt later besproken. Voor mannen mag dit resultaat eerder opmerkelijk genoemd worden. We dienen wel op te merken dat iets meer dan de helft van deze familieverwijzingen zowel voor mannen als voor vrouwen geconcentreerd ligt in vier à vijf artikels (cfr. tabellen 2.13 en 2.14 SPSS-outputs). We halen eerst enkele voorbeelden voor vrouwen aan:

“’Volgend jaar ga ik trouwen en ik wil ruimte maken voor hobby, familie en werk.”” (W.W.T., 2014, 30 mei, p. 37)

“’In Londen wordt Van Lindt aangemoedigd door heel wat familie en vrienden. ‘Mijn vriendje, ouders en broer zijn een volledige week op de afspraak’, besluit ze. ‘En de volgende dagen komt er nog heel wat familie af.’” (Thijs, 2012, 02 augustus, p. 19).

Hieronder lijsten we enkele voorbeelden voor mannen op:

“Briels wordt in Londen aangemoedigd door een hele delegatie familie en vrienden, zelfs zijn Nederlandse ‘schoonfamilie’ is vandaag op de afspraak. ‘Mijn moeder en zus

62

reizen voor enkele wedstrijden af en ook mijn vriendin en haar familie komen straks af.’” (W.W.T., 2012, 01 augustus, p. 21)

“’Samen met mijn vriendin was ik op zoek naar een appartement in Antwerpen toen ik een migraineaanval kreeg.’” (Vermeiren, 2014, 30 mei, p. 15)

“’Zaterdag supporterden we voor mama, zondag voor onze oom. En mama ging meestal met Jill naar de wedstrijd, papa voerde mij meestal.’” (Jacobs, 2014, 05 juni, p. 54).

We zien dat mannen winnen in de categorie ‘ander beroep/andere carrière’. Deze bevindingen zouden kunnen aansluiten bij het stereotiepe beeld van de man als carrièreman, maar dat wordt later besproken. Hieronder volgt een voorbeeld over de hockeymannen:

“Dohmen studeert – als alles goed gaat – dit jaar af als osteopaat. De plannen voor de opening van zijn kabinet liggen klaar. En hij wil ook zijn politieke carrière uitbouwen.” (“Ik heb die goal ’s nachts nog vaak gemaakt”, 2014, 02 juni, p. 20)

Hieronder illustreren we een voorbeeld voor de hockeyvrouwen:

“’Neen, ik werk reeds drie jaar in de zaak van mijn ouders, een verplaatsing naar Nederland is echt onmogelijk’, lacht Van Lindt.” (W.W.T., 2014, 04 juni, p. 37)

‘Studies’ vinden we vaker bij vrouwen terug. Een groot deel van de spelers en speelsters studeert nog. ‘Bezigheden’ wordt dan weer gedomineerd door mannen. Voor mannen vinden we zelfs geen verwijzing bij de categorie ‘andere’. We toetsen ook nog hoe groot de verschillen tussen mannen en vrouwen in de specifieke privécategorieën zijn, maar geen enkel verschil blijkt significant (cfr. tabel 2.15 SPSS-outputs).

2.2.4 Vergelijking met ander team

Een vierde element dat meehelpt sportprestaties te devalueren of minder serieus te nemen, is ze in een negatief daglicht te stellen ten opzichte van een ander team. Uit literatuur blijkt dat sportprestaties van vrouwen vaak gedevalueerd worden ten aanzien van mannen. We gaan daarom na of er vanuit de mannenhockeyploeg expliciete verwijzingen naar en vergelijkingen

63 met de vrouwenploeg zijn, en vice versa. Ook duidden we op het registratieformulier aan wat de lading van die verwijzing is.

In totaal vinden we in vijftien artikels (9,9%) een verwijzing naar of vergelijking met de vrouwenploeg en treffen we in achttien artikels (12,5%) een verwijzing naar of vergelijking met het mannenteam (cfr. tabellen 2.16 en 2.17 SPSS-outputs). Deze aantallen zijn eerder aan de lage kant. Hieronder tonen we de ladingsverdelingen van die verwijzingen/vergelijking voor respectievelijk mannen en vrouwen.

Grafiek 11: Verwijzing naar/vergelijking met vrouwenteam (cfr. tabel 2.18 SPSS-outputs) Man: lading verwijzing/vergelijking

Mannen eerder positief 13% ten opzichte van 27% vrouwen Neutraal

Mannen eerder negatief 60% ten opzichte van vrouwen

`

64

Grafiek 12: Verwijzing naar/vergelijking met mannenteam (cfr. tabel 2.18 SPSS-outputs) Vrouw: Lading verwijzing/vergelijking

Vrouwen eerder positief 28% ten opzichte van mannen 39% Neutraal

Vrouwen eerder negatief ten opzichte van mannen 33%

Door het kleine aantal verwijzingen/vergelijkingen kunnen we niet zomaar algemene conclusies trekken. Opmerkelijk is wel dat de sportprestaties van de hockeyvrouwen in deze case niet noodzakelijk consistent ondergewaardeerd worden. We zien zelfs dat vrouwen in zeven van de achttien artikels (39%) positief ten opzichte van de hockeymannen worden vergeleken. Een sprekend voorbeeld van zo’n positieve vergelijking vinden we in onderstaande tekstpassage. Het artikel waarin we deze passage terugvinden titelt ook ‘Red Panthers groeien minstens even snel als de mannen’:

“De mannen begonnen met hun programma een decennium geleden, de dames een dikke drie jaar geleden. Anders gezegd: de vrouwen groeien minstens even snel als de mannen.” (Hjb, 2014, 06 juni, p. 40)

We zien – in de lijn van wat de literatuurstudie ons bijbrengt – amper twee gevallen waarbij de mannenploeg negatief ten opzichte van de vrouwen wordt vergeleken. Toch is het opmerkelijk dat het hoogste aantal (60%) een neutrale vergelijking tussen mannen en vrouwen stelt. Hieronder een zeldzaam voorbeeld van hoe mannen negatief ten opzichte van de vrouwen uitkomen:

“’De opmars van de vrouwen vind ik nog spectaculairder dan die van de mannen’, stelt Coudron. ‘Niet vergeten dat die meisjes vier jaar geleden nog het EK voor B-landen speelden. Ik heb veel respect voor hen.’” (W.W.T., 2014, 31 mei, p. 40)

65

2.3 Mannelijke stereotypen

In dit deel kijken we of in de artikels stereotiepe beelden terug te vinden zijn voor mannen- en vrouwenhockeyers. Dit is de hoofdfocus van ons onderzoek. We vangen aan met de mannelijke stereotypen.

De mannelijke stereotypen die we op basis van het literatuuronderzoek opnamen in ons registratieformulier zijn die van topsporter, sportheld/-heldin, beroemdheid, gezinshoofd/kostwinner, carrièreman/-vrouw en rolmodel. Uit onderstaande tabel leiden we af dat in 65,7% van de artikels over mannen een mannelijke stereotype terug te vinden is. Daartegenover staat dat we in 43,1% van de artikels over vrouwen een mannelijke stereotype aantreffen. In totaal telden we over alle artikels heen dubbel zoveel mannelijke stereotypen voor mannen dan voor vrouwen: 190 voor mannen en 79 voor vrouwen. In eenzelfde artikel kunnen namelijk meerdere soorten mannelijke stereotypen voorkomen.

Tabel 6: Aanwezigheid en frequentie mannelijke stereotypen (cfr. tabellen 2.19, 2.20, 2.21 en 2.22 SPSS-outputs) Man Vrouw Aantal artikels 152 144 Minstens één mannelijke 99 (65,1%) 62 (43,1%) stereotype aanwezig in artikel Totale frequentie mannelijke 190 79 stereotypen

In onderstaande tabel en grafiek schetsen we een beeld van de specifieke verdeling op vlak van mannelijke stereotypen, dit zowel voor mannen (190) als voor vrouwen (79).

Tabel 7: Verdeling mannelijke stereotypen voor mannen en vrouwen (cfr. tabellen 2.21 en 2.22 SPSS-outputs) Man Vrouw Topsporter 78 37 Sportheld(in) 66 18 Beroemdheid 18 5 Gezinshoofd/kostwinner 8 1

66

Carrièreman/-vrouw 19 18 Rolmodel 1 0

Grafiek 13: Mannelijke stereotypen voor hockeymannen en –vrouwen (cfr. tabellen 2.21 en 2.22 SPSS-outputs)

90 80 70 60 50 40 30 20 Man 10 Vrouw 0

We stellen vast dat elke mannelijke stereotype dominant aanwezig is voor de mannenhockeyers. Hoe we elke stereotype interpreteren, staat beschreven in het codeboek (cfr. bijlage 2).

‘Rolmodel’, ‘beroemdheid’ en ‘gezinshoofd/kostwinner’ zijn de stereotypen die voor beide geslachtscategorieën het minst vaak voorkomen. De eerste twee genoemde werden mee opgenomen in het registratieformulier, omdat ze voortvloeien uit het stereotiepe beeld van man als sportheld. ‘Rolmodel’, een stereotype die we associëren met het hebben van een voorbeeldfunctie, vinden we in een enkel geval voor mannen terug. Voor vrouwen komt dit stereotiepe beeld zelfs niet voor:

“Als een voorbeeldige kapitein had Jérôme Truyens meteen na de wedstrijd oog voor de Belgische tekortkomingen in de eerste helft.” (W.W.T., 2014, 03 juni, p. 33)

Ook de mannelijke stereotypen ‘beroemdheid’ en ‘gezinshoofd/kostwinner’ komen schaars voor. Voor mannen pikken we er volgende twee voorbeelden uit:

67

“’Ik werd gevraagd als co-commentator voor televisie.’” (Stevens, 2014, 04 juni, p. 52)

“De meeste hockey-internationals gaan even op vakantie om daarna te werken of te studeren, want geen enkele Belg is profhockeyer.” (Jacobs, 2014, 11 juni, p. 46).

Voor vrouwen kwamen bovenstaande twee stereotypen amper voor:

“De kwalificatie van de Red Panthers voor de Spelen zorgde en zorgt nog altijd voor een bescheiden mediahype rond het team. De speelsters paradeerden plots in modebladen en mochten al eens opdraven in een talkshow.” (De Preter, 2012, 20 juli, p. 45)

“Gisteren met ingehouden adem zitten kijken naar de Red Panthers – Straks tussen gezin en werk door gewoon verder trainen.” (Hanot, 2012, 01 augustus, p. 21)

Een opvallend resultaat betreft het bijna-evenwicht dat we waarnemen voor het stereotype ‘carrièreman/-vrouw’. Onder dit beeld rekenen we zowel vermeldingen van een sportcarrière als van een andere carrière. Hieronder tonen we enkele voorbeelden:

“De 30-jarige kapitein van de Panthers, , zet na het WK een punt achter haar internationale carrière.” (W.W.T., 2014, 22 mei, p. 41)

“Charlotte De Vos: ’Half juni ben ik gestopt met werken. Met het programma dat ons te wachten staat, kan het ook niet anders.’” (Vermeiren, 2012, 28 juli, p. 44)

“Reckinger, ook coach van de vrouwen van Braxgata in de eredivisie, laat nog open wat zijn carrièreplannen na dit WK zijn.” (W.W.T., 2014, 04 juni, p. 33)

De stereotypen ‘topsporter’ en ‘sportheld’ komen het vaakst voor en bij deze stereotypen blijkt het verschil tussen mannen en vrouwen ook het grootst. We zagen in het literatuuroverzicht dat sportmannen als krachtige, sterke atleten worden gezien en dat ze in de media zeer vaak tot sporthelden worden verheven. Hoe we beide stereotypen precies interpreteerden en codeerden, staat in het codeboek (cfr. bijlage 2). We telden voor mannen 78 keer het beeld als topsporter en maar liefst 66 keer werden de hockeymannen als sporthelden

68 getoond. Hieronder geven we enkele voorbeelden waarbij de hockeymannen als absolute sporthelden worden voorgesteld:

“Tom Boon is de Eden Hazard van het Belgische hockey.” (Jacobs, 2014, 30 mei, p. 19)

“De Red Lions zijn een bijzonder team: ze zijn de jongste, de snelste en de fysiek sterkste selectie van de hele wereld.” (Vandeweghe, 2014, 31 mei, p. 22).

“In het Grote Belgische Hockeyboek staat met stip op nummer één: de bevrijdende goal van Jérôme Truyens die de Red Lions op vier seconden voor tijd naar hun eerste Olympische Spelen ooit, in Peking 2008, bracht.” (“Ik heb die goal ’s nachts nog vaak gemaakt”, 2014, 02 juni, p. 20)

“Man van de match: Tom Boon, met vier van de zes doelpunten, alstublieft, merci. – Het kanon stond al enkele wedstrijden droog, eindelijk ontplofte hij. Dat is het kenmerk van de grote aanvallers, er staan op de grote momenten.” (“Alors on danse! (maal zes)”, 2014, 03 juni, p. 16)

“Felix Denayer, de frontman van het Belgische kwartet, spurt het doel uit, zonder masker. Met alleen een mondstuk en een schelp, om de tanden te beschermen en mogelijke nakomelingen te garanderen. Honderdtwintig kilometer per uur vliegt zo’n balletje. Moordend hard. Het schot van specialist Van der Weerden schaart rakelings langs Denayer en spat uiteen op de paal. De impact is hoorbaar in het ganse stadion. Het loopt goed af voor de Belgen. En ook voor Denayer. Die leeft nog.” (“Een masker en een weesgegroetje”, 2012, 02 augustus, p. 21)

“Een muur stond er in doel bij de hockeymannen. Eentje van gewapend beton. En veel schuimrubber. Vincent Vanasch is zijn naam. – ‘Hij pakt soms alles. Die gast heeft precies een racket, in plaats van een stick’” (M.D., 2012, 08 augustus, p. 21)

Voor vrouwen ligt het aantal keer ‘topsportster’ en ‘sportheldin’ beduidend lager ten opzichte van de mannen. We mogen zo besluiten dat mannen in deze case gemakkelijker tot sportheld worden verheven. Toch vinden we 37 keer het topsportbeeld en achttien keer de

69 heldenstereotype voor vrouwen terug. We presenteren hieronder enkele heldinfragmenten. We merken op dat deze vaak minder uitgesproken zijn dan bij mannen:

“Belgische ‘Gouden Stick’ Barbara Nelen” (Thijs, 2014, 02 juni, p. 33)

“Zelfs Charlotte De Vos, kapitein van de Red Panthers, oud-strijdster van vele oorlogen, is onder de indruk.” (Hjb, 2014, 03 juni, p. 51)

“Sinds gisteren staan ze wel netjes in de geschiedenisboeken. Voor het eerst kon een Belgische vrouwenploeg – in welke sport ook – een punt halen op een olympisch toernooi. Du jamais vu.” (Vanhee, 2012, 01 augustus, p. 9)

“Ze redde twee strafcorners en neutraliseerde menig heet standje voor haar doel met ware doodsverachting. En dat voor een 17-jarige.” (Wauters, 2012, 30 juli, p. 25)

De (topsport)prestaties van vrouwen worden dus wel bekeken en worden ook weergegeven: 37 keer vinden we de topsportstereotype voor hen terug. Dit sluit aan bij de vaststelling dat de hoofdfocus in 86% van de artikels op sport ligt (cfr. supra). Toch halen mannen nog duidelijk de bovenhand bij een deel van de mannelijke stereotypen. In het volgende deel bekijken we het aantal vrouwelijke stereotypen dat we terugvinden voor beide geslachtscategorieën.

2.4 Vrouwelijke stereotypen

Hierboven vinden we de verdeling en de aantallen van de mannelijke stereotypen voor mannen en vrouwen terug. Om een goede inschatting te kunnen maken, is het belangrijk ook te kijken naar het aantal vrouwelijke stereotypen voor beide geslachten.

De vrouwelijke stereotypen die we op basis van literatuuronderzoek opnamen in ons onderzoek zijn die van moeder/vader, echtgenoot, familielid, huisvrouw/-man, seksobject en modepop/model. Uit onderstaande tabel leiden we af dat een vijfde van de artikels over vrouwen (20,1%) minstens één vrouwelijk stereotype bevat. Bij mannen gaat dit om 9,9% van de artikels. In eenzelfde artikel kunnen meerdere soorten vrouwelijke stereotypen voorkomen. Zo tellen we in totaal over alle artikels heen meer dan dubbel zoveel vrouwelijke stereotypen voor vrouwen dan voor mannen: 44 voor vrouwen en 21 voor mannen.

70

Tabel 8: Aanwezigheid en frequentie vrouwelijke stereotypen (cfr. tabellen 2.23, 2.24, 2.25 en 2.26 SPSS-outputs) Man Vrouw Aantal artikels 152 144 Minstens één vrouwelijke 15 (9,9%) 29 (20,1%) stereotype aanwezig in artikel Totale frequentie 21 44 vrouwelijke stereotypen

In onderstaande tabel en grafiek schetsen we een beeld van de specifieke verdeling op vlak van vrouwelijke stereotypen, dit zowel voor mannen (21) als voor vrouwen (44).

Tabel 9: Verdeling vrouwelijke stereotypen voor mannen en vrouwen (cfr. tabellen 2.25 en 2.26 SPSS-outputs) Man Vrouw Vader/moeder 4 5 Echtgenoot/echtgenote 2 8 Familielid 15 24 Huisman/-vrouw 0 1 Seksobject 0 4 Model/modepop 0 2

71

Grafiek 14: Vrouwelijke stereotypen voor hockeymannen en –vrouwen (cfr. tabellen 2.25 en 2.26 SPSS-outputs)

30

25

20

15

10 Man 5 Vrouw 0

We nemen dezelfde soort conclusie als bij de verdeling van de mannelijke stereotypen. Terwijl de mannen het overwicht halen bij de mannelijke stereotypen, worden vrouwelijke stereotypen sneller aan vrouwen toegekend.

Het stereotiepe beeld van ‘huisman/-vrouw’, ‘seksobject’ en ‘model/modepop’ vinden we zelfs geen enkele keer voor mannen terug. Ook voor vrouwen komen ze amper voor. Enkele voorbeelden die we in de artikels aantreffen voor deze drie stereotypen, leest u hieronder:

“Xavier Reckinger (hockeyman over de hockeyvrouwen): ‘Ik zie ons niet opdraven in modespecials.’ (Vermeiren, 2012, 30 juli, p. 40)

“Soms nog wel een tikje ordinair in voyeurisme naar opwaaiende rokjes van hockeymeisjes.” (Camps, 2012, 28 juli, p. 19)

“’De dames van de Red Panthers, onze vrouwelijke hockeyploeg op de Spelen. Allemaal mooie meisjes.’” (“Onder en boven niet gelijk”, 2012, 31 juli, p. 14)

72

Dat sportvrouwen overmatig geseksualiseerd worden zoals onder meer Daddario (1994) en Duncan (1990) beweren, gaat hier dus niet echt op. De enkele cases waarin we dat stereotiepe beeld terugvinden, getuigen niet van een eenduidig geseksualiseerd beeld op hockeyvrouwen.

De stereotypen die wijzen op familiebanden in het algemeen komen bij zowel mannen als vrouwen het vaakst voor. Het stereotiepe beeld ‘vader/moeder’ is daarbij het minst frequent. Een van de verklaringen hiervoor is dat de meesten van de nationale ploeg nog kinderloos zijn. Ook het stereotype ‘echtgenoot/vriend/echtgenote/vriendin’ is (zeker voor mannen) schaars aanwezig. Enkele voorbeelden van deze twee stereotypen voor beide geslachtscategorieën vinden we hieronder.

In het artikel “Barbara Nelen: panter zonder haar leeuw”: “Barbara Nelen, middenvelder bij de Red Panthers, had er zo naar uitgekeken om samen met haar vriend Alexandre De Paeuw van de Red Lions naar Londen te gaan.” (B.F., 2012, 27 juli, p. 35)

“En ondanks het feit dat mijn vriendin een Nederlandse is zal ze voor honderd procent voor de Lions supporteren.” (W.W.T., 2012, 01 augustus, p. 21)

“Tom Boon en : ‘Het plakboek is nog niet klaar. Dat wordt iets moois om op terug te blikken wanneer we zelf papa of mama zijn.’” (Jacobs, 2014, 05 juni, p. 54)

Wanneer een familieband anders dan die van ‘vader/moeder’ of van ‘echtgenoot/vriend/echtgenote/vriendin’ werd aangetroffen, codeerden we dit onder ‘familie’. Dit is meteen ook de meest voorkomende vrouwelijke stereotype voor beide geslachten. Toch blijven de aantallen ook hier beperkt (mannen (15) en vrouwen (24)). Drie treffende voorbeelden voor de man – en in die zin tegen de mannelijke stereotypen ingaand – volgen hieronder:

“De familie Stockbroekx uit Koningshof charterde een autobus om neefje Emmanuel, die deel uitmaakt van de Red Lions, te gaan aanmoedigen in Den Haag, waar het WK hockey plaatsvond. – En dat uitgerekend op de verjaardag van zijn enkele jaren geleden overleden grootvader. Een mooi familiemoment.” (Auman, 2014, 19 juni, p. 26)

73

“’Bij familiefeestjes is hockey hét gespreksonderwerp’, geeft Tom toe.” (B.F., 2012, 27 juli, p. 35)

“’Mijn ouders wilden dit evenement voor geen geld missen en zijn heel het toernooi aanwezig. De rest van de familie komt voor één wedstrijd af.’” (“Doel is zeker nog haalbaar”, 2012, 03 augustus, p. 20)

Ook geven we nog twee voorbeelden voor de vrouw mee:

In artikel “Hockeymicrobe van haar pa gekregen”: “Alix kreeg de microbe van het hockeyen mee van haar vader. Ze speelde een tijd samen met haar broer.” (De Venter, 2012, 26 juli, p. 19)

“’Mijn ouders zijn gans het toernooi aanwezig en verder komen ook nog mijn broer, zus, tantes, nonkels, mammie en een pak vrienden af’, lacht De Groof.” (W.W.T., 2012, 31 juli, p. 21)

Hockeyvrouwen worden meer dan mannen gerepresenteerd in de vorm van vrouwelijke stereotypen. Deze hypothese wordt bevestigd. Toch is het aantal vrouwelijke stereotypen in het algemeen beperkt aanwezig. We zagen eerder dat de mannelijke stereotypen gedomineerd worden door mannen. Ook dat sluit aan bij wat we in de literatuur terugvonden. Hoewel het aandeel vrouwelijke stereotypen gedomineerd wordt door vrouwen, zien we dat het aantal mannenstereotypen voor de vrouw hoger ligt dan het aantal vrouwenstereotypen. In het totaalplaatje worden de hockeyvrouwen dus niet extreem in typische vrouwentermen voorgesteld. De focus ligt hoofdzakelijk op het sportleven. Deze bevindingen liggen in de lijn van wat we zagen onder de topics ‘Focus op sport’ en ‘Focus op randinformatie’.

3. Mannelijke en vrouwelijke kenmerken

In dit derde en laatste deel gaan we na in welke mate er in de artikels gebruik wordt gemaakt van ‘typisch’ mannelijke en vrouwelijke kenmerken. Het gebruik van die kenmerken – vaak labels genoemd – versterken namelijk soms de mannelijke en vrouwelijke stereotypen.

74

3.1 Globale resultaten

Vanuit literatuurraadpleging namen we volgende negen zogeheten mannelijke labels in het registratieformulier op: ‘agressief/competitief’, ‘doorzetter’, ‘krachtig’, ‘onoverwinnelijk/legendarisch’, ‘rationeel’, ‘sterk’, ‘stoer’, ‘topsporter’ en ‘zelfzeker’. De elf vrouwelijke labels die we betrokken, zijn: ‘angstig’, ‘besluiteloos/twijfelend’, ‘emotioneel’, ‘familie/vrienden’, ‘jong’, ‘kinderlijk’, ‘passief/afhankelijk’, ‘schoonheid/uiterlijk’, ‘sympathiek/vriendelijk’, ‘zorgzaam’ en ‘zacht’. De precieze invulling die we aan deze labels geven en de manier waarop deze per artikel worden geteld, staat beschreven in het codeboek (cfr. bijlage 2).

Alvorens we elk label specifiek onder de loep nemen, bekijken we eerst enkele algemene trends die uit de data ontspruiten.

Tabel 10: Verdeling mannelijke en vrouwelijke labels voor hockeymannen en –vrouwen (cfr. tabellen 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 SPSS-outputs) Man Vrouw Aantal artikels 152 144 Minstens één mannelijk label 142 (93,4%) 120 (83,3%) aanwezig in het artikel? Minstens één vrouwelijk 97 (63,8%) 120 (83,9%) label aanwezig in het artikel? Totale frequentie mannelijke 939 525 labels Totale frequentie 415 604 vrouwelijke labels Gemiddelde (M) mannelijke 3,71 2,08 labels Gemiddelde (M) vrouwelijke 1,64 2,39 labels

In bovenstaande tabel zien we enkele duidelijke patronen. Ondanks dat we negen mannelijke labels opnamen en elf vrouwelijke kenmerken selecteerden, tellen we in totaal ruim meer mannelijke (1464) dan vrouwelijke (1019) labels. Mannen worden beduidend meer mannelijke

75

(939) dan vrouwelijke (415) labels toegekend. Op basis van de gemiddelden per artikel zegt de paired samples t-test ook dat het verschil voor mannen hierin significant is ((t) 252 = 7,131, p = 0,000; cfr. tabel 3.4 SPSS-outputs). Voor vrouwen is het verschil tussen mannelijke (525) en vrouwelijke (604) labels veel kleiner. Vrouwelijke labels worden net iets vaker gebruikt dan mannelijke. Toch is het verschil net niet groot genoeg om significant te zijn ((t) 252 = -1,957, p = 0,051; cfr. tabel 3.4 SPSS-outputs). Wanneer we het aantal mannelijke labels voor de man (939) aftoetsen tegenover dat voor de vrouw (525) blijkt dit verschil significant ((t) 252 = 3,980, p = 0,000, cfr. tabel 3.4 SPSS-outputs). Ook het verschil in aantal vrouwelijke labels is betekenisvol ((t) 252 = -2,545, p = 0,012; cfr. tabel 3.4 SPSS-outputs). Hockeymannen worden dus veel meer mannelijke dan vrouwelijke labels aangemeten, terwijl de aantallen bij beide soort labels bij de hockeyvrouwen veel dichter bij elkaar liggen.

In de tabellen 3.5 en 3.6 van de SPSS-outputs vinden we systematisch terug in welk percentage van de artikels er minstens een bepaald mannelijk of vrouwelijk label aanwezig is. In dit onderzoek, waarin we mannen met vrouwen vergelijken, is het echter interessanter een blik te werpen op het precieze aantal keer dat een bepaald label voorkomt. Eenzelfde label kan namelijk meermaals in een en hetzelfde artikel vervat zitten. Hieronder vinden we in grafiekvorm respectievelijk de verdeling voor het totaal aantal mannelijke labels en voor het totaal aantal vrouwelijke labels voor de hockeymannen en hockeyvrouwen terug.

76

Grafiek 15: Verdeling mannelijke labels voor mannen en vrouwen (cfr. tabellen 3.7 en 3.8 SPSS-outputs)

350

300

250

200

150 Man 100 Vrouw

50

0

Grafiek 16: Verdeling vrouwelijke labels voor mannen en vrouwen (cfr. tabellen 3.9 en 3.10 SPSS-outputs)

200 180 160 140 120 100 80 60 Man 40 Vrouw 20 0

We zien meteen dat de hockeymannen per mannelijk label het overwicht halen en dat de hockeyvrouwen bijna bij alle vrouwelijke labels domineren. Bij het label ‘zwak’ tellen we voor zowel mannen als vrouwen wel elk 190 verwijzingen in de artikels en het label ‘passief’ wordt net iets meer toegekend aan mannen. Deze twee grafieken tonen ons een zeer globaal beeld van

77 alle labels. We gaan daarom eerst dieper in op enkele opvallende bevindingen bij bepaalde labels.

3.2 Tegenstrijdige bevindingen

In deze sectie geven we een overzicht van de labels die qua aantallen niet significant verschillen tussen de hockeymannen en hockeyvrouwen. Dit gaat met andere woorden in tegen wat in de literatuur werd teruggevonden. Het zijn labels die in de krantenartikels niet uitgesproken aan één geslachtscategorie worden toegeschreven. Het significantieniveau ligt met andere woorden boven de 5%-grens (paired samples t-test; cfr. tabellen 3.11 en 3.12 SPSS-outputs). Hieronder staan de labels opgelijst. We geven per label nog eens de precies gevonden aantallen mee.

Tabel 11: Overzicht opvallende labels (cfr. tabellen 3.11 en 3.12 SPSS-outputs) Man Vrouw 1. Doorzetter (M) 21 13 2. Sterk (M) 289 266 3. Stoer (M) 17 13 4. Besluiteloos/twijfelend (V) 7 17 5. Emotioneel (V) 16 25 6. Familie/vrienden (V) 77 96 7. Passief (V) 28 25 8. Schoonheid/uiterlijk (V) 12 20 9. Sympathiek (V) 16 28 10. Zwak (V) 190 190

We merken hierbij meer vrouwelijke (7) dan mannelijke (3) labels op. We zien tussen hockeymannen en hockeyvrouwen dus globaal gezien minder grote verschillen in de vrouwelijke labels dan in de mannelijke. Zoals we reeds aangaven, is het label ‘passief’ hier het meest opvallend in de zin dat dit het enige vrouwelijke label is dat vaker voor mannen dan voor vrouwen voorkomt. Passiviteit duidt in dit geval voornamelijk op een rusttoestand of op het ontbreken van ambitie. Hieronder staat een voorbeeld voor de hockeymannen:

78

“’Eindelijk staat er anderhalve maand vakantie op de agenda’, lacht Van Doren. ‘Het is straks de bedoeling om met enkele vrienden de zon op te zoeken.’” (Thijs, 2014, 11 juni, p. 21).

De bevindingen bij de vrouwelijke labels ‘familie/vrienden’ en ‘schoonheid/uiterlijk’ sluiten aan bij wat we eerder al besproken hebben bij de vrouwelijke stereotypen ‘vader/moeder’, ‘echtgenoot/echtgenote’, ‘familielid’ en ‘seksobject’. Ook daar merkten we geen opvallende aantallen op die wijzen op een verregaande vrouwelijke stereotypering. Hieronder geven we een schaars voorbeeld voor de mannen op vlak van uiterlijk/schoonheid:

“Vijf getatoeëerde ringen op zijn bovenarm verraden een ander moment in de familiegeschiedenis.” (Jacobs, 2014, 05 juni, p. 54).

Vrouwen worden vaak gerepresenteerd als twijfelaars en als emotionele personen. In dit onderzoek komen deze labels echter niet vaak voor en zo vinden we voor deze labels ook geen significant verschil tussen mannen en vrouwen. Hieronder geven we een voorbeeld dat duidt op twijfels bij de hockeymannen:

“’Alleen Xavier Reckinger twijfelt nog’, weet Felix, die nu eerst wil genieten van een periode van rust.” (J.B.R., 2014, 18 juni, p. 7)

De mannelijke labels ‘doorzetter’ en ‘stoer’ zijn merkwaardig genoeg niet dominant aanwezig voor de mannen. We geven daarom als tegenspraak twee voorbeelden waarbij de labels ‘doorzetter’ en ‘stoer’ voor vrouwen van toepassing zijn:

“De kopjes gingen niet naar beneden.” (Hjb, 2014, 03 juni, p. 51)

“Aisling D’Hooghe: ’Het was niet het moment om schrik te hebben.’” (Wauters, 2012, 30 juli, p. 25)

Tot slot bekijken we nog het mannelijke label ‘sterk’ en het vrouwelijke label ‘zwak’. Dit zijn twee clusterbegrippen waaronder heel wat zaken vallen. ‘Sterk’ kan wijzen op bepaalde superlatieven die meegegeven worden aan prestaties van spelers of speelsters. ‘Zwak’ heeft onder meer met blessures, ziektes, opgaves of falen te maken. De verdere invulling van de

79 labels staat in het codeboek uitgelegd (cfr. bijlage 2). Uit de literatuurstudie bleek dat artikels over vrouwen vaak met meer zwaktelabels worden gekruid in vergelijking met mannen. Opvallend is dat we deze hypothese hier niet kunnen bevestigen. Allereerst vinden we exact even vaak het label ‘zwakte’ voor mannen en vrouwen (190). Ook het verschil in aantal sterktelabels is niet significant te noemen tussen mannen (289) en vrouwen (266) (cfr. tabel 3.11 SPSS-outputs). Enkele voorbeelden van het gecombineerd gebruik van sterkte- en zwaktelabels staan hieronder vermeld:

“Straffe madammen, die hockeyspeelsters” (“Hockeymeisjes vanavond tegen 15.000 Britten”, 2012, 02 augustus, p. 5)

“Bovendien speelden de meisjes een schitterende wedstrijd.” (“Te gek wat ik hier meemaak”, 2012, 02 augustus, p. 19)

“Even later was er ook nog paniek om Felix Denayer die een Indische stick keihard tegen de knie kreeg. De middenvelder was er een kleine tien minuten niet goed van.” (Thijs, 2014, 02 juni, p. 29)

“’En toen Manu Stockbroekx me in de wedstrijd tegen Engeland iets toeriep en ik hem door het geruis in mijn oor niet kon verstaan wist ik dat ik naar de kant moest. Het geeft een ongelooflijk machteloos gevoel om de belangrijkste wedstrijd van het toernooi van op de bank te moeten volgen.’” (W.W.T., 2014, 14 juni, p. 45)

3.3 Bevindingen in de lijn van de verwachtingen

In onderstaande tabel staan de mannelijke en vrouwelijke labels die wel significante verschillen tussen hockeymannen en hockeyvrouwen tonen (paired samples t-test; cfr. tabellen 3.11 en 3.12 SPSS-outputs). Ook hun aantallen staan erbij vermeld. Deze labels worden met andere woorden significant sterker aan een welbepaalde geslachtscategorie toegekend: mannelijke labels aan mannen en vrouwelijke labels aan vrouwen. Dat ligt in de lijn van wat we vanuit onze literatuurkennis verwachtten.

80

Tabel 12: Overzicht labels die in de lijn van de verwachtingen liggen (cfr. tabellen 3.11 en 3.12 SPSS-outputs) Man Vrouw Agressief (M) 184 90 Krachtig (M) 36 16 Onoverwinnelijk (M) 88 7 Rationeel (M) 39 15 Topsporter (M) 133 49 Zelfzeker (M) 132 57 Angstig (V) 8 36 Jong (V) 37 90 Kinderlijk (V) 17 44 Zorgzaam (V) 10 40

Hier tellen we – in tegenstelling tot in vorig topic – meer mannelijke (6) dan vrouwelijke (4) labels. De verschillen in berichtgeving tussen de hockeymannen en hockeyvrouwen situeren zich dus sneller op de mannelijke dan op de vrouwelijke labels. Aangezien deze sectie vooral bevestigingen inhoudt van wat we in de literatuur terugvinden, richten we ons hier op de meest in het oog springende resultaten.

De labels ‘zelfzeker’ (vertrouwensvol, ontspannen) en ‘angstig’ (stressend), die in feite als tegenpolen kunnen worden geïnterpreteerd, tonen ons vrij grote verschillen tussen hockeymannen en hockeyvrouwen. Wanneer we de twee labels echter afzonderlijk voor de vrouwen bekijken, zien we toch vaker het mannelijke label ‘zelfzeker’ (57) dan het vrouwelijke label ‘angst’ (36) terugkeren. We geven daarom een voorbeeld waarbij het label ‘zelfzeker’ voorkomt voor de hockeyvrouwen. Daaronder presenteren we nog een zeldzame toepassing waarbij een hockeyman angst uitdraagt.

“’Eerst hier verder proberen nog wat puntjes te sprokkelen. We weten dat we tot veel in staat zijn.’” (W.W.T., 2012, 02 augustus, p. 19)

81

“’Mijn zicht was weg en ik kon niet meer spreken. Na een uurtje verdween die hinder, maar het blijft een behoorlijk angstaanjagende ervaring. Je denkt toch even: als dit maar niet blijft.’” (Vermeiren, 2014, 30 mei, p. 15)

Hoewel het label ‘emotioneel’ geen merkwaardige splitsing tussen hockeymannen en hockeyvrouwen deed ontstaan, zien we dat tegenpoollabel ‘rationeel’ wel gemakkelijker aan mannen wordt meegegeven. Het label ‘krachtig’ leunt dan weer aan bij het label ‘sterk’, maar bij ‘krachtig’ leggen we eerder de focus op een bepaalde sterke fysieke prestatie. We geven één voorbeeld voor de vrouwen:

“Stephanie De Groof kreeg de bal toegespeeld en vuurde een krachtig schot af.” (“En nu eens scoren”, 2012, 01 augustus, p. 29)

‘Jong’ en ‘kinderlijk’ worden hoofdzakelijk aan vrouwen gelinkt. “Baby van beton” of “De benjamin van de Belgische olympiërs” (Wauters, 2012, 30 juli, p. 25) en “De piepkuikens van bondscoach Pascal Kina” of “Bakvis van zeventien” (Vanhee, 2012, 01 augustus, p. 9) zijn enkele voorbeelden bij het kinderlijk voorstellen van de hockeyspeelsters. Hoewel de leden van de mannelijke en vrouwelijke nationale hockeyploeg ongeveer even oud zijn, bevolken vrouwen dus vaker deze twee labels. Dit sluit aan bij wat we eerder al bespraken in de secties ‘Kinderlijkheid’ en ‘Leeftijd’. We zagen toen dat de hockeyvrouwen vooral kinderlijker worden behandeld door het overmatig gebruik van het woord ‘meisjes’ en dat er ook vaker iets over hun leeftijd wordt vermeld dan dit bij mannen het geval is.

De grootste verschillen tussen mannen en vrouwen vinden we terug bij de mannelijke labels ‘agressief’ (184-90), ‘topsporter’ (133-49) en ‘onoverwinnelijk’ (88-7). De laatste twee labels werden eerder al behandeld bij de mannelijke stereotypen ‘topsporter’ en ‘sportheld’. Ook daar zagen we dat deze stereotypen beduidend meer aan mannen toegekend worden. ‘Agressief’ dient hier als competitief of ambitieus te worden opgevat. In een interview met vier hockeyspeelsters vonden we letterlijk het cliché terug dat sportvrouwen niet competitief zijn, waarop een van de speelsters antwoordt: “Onzin. Wij zijn allemaal supercompetitief. Ook op training willen we winnen.” (Vermeiren, 2012, 28 juli, p. 44).

82

3.4 Algemene evaluatie mannelijke en vrouwelijke labels

In dit laatste deel maken we per artikel enkele evaluaties op vlak van labels. Eerst tonen we de algemene verdeling voor de mannelijke en vrouwelijke labels. We beginnen met de evaluatie van de mannelijke labels. Links vindt u de evaluatievorm en rechts het aantal artikels en het percentage op de volledige steekproef hiervoor.

Tabel 13: Evaluatie mannelijke labels (cfr. tabellen 3.13 SPSS-outputs) Evaluatie mannelijke labels Mannelijke labels dominant aanwezig voor mannen, want enkel 107 (42%) mannen aan bod in het artikel Mannelijke labels dominant aanwezig voor mannen, ondanks 12 (5%) aanwezigheid vrouwen Mannelijke labels overwegend aanwezig voor mannen, ondanks 14 (6%) aanwezigheid vrouwen Mannelijke labels in gelijke mate voor mannen en vrouwen aanwezig 3 (1%) Mannelijke labels overwegend aanwezig voor vrouwen, ondanks 1 (0%) aanwezigheid mannen Mannelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, ondanks 6 (2%) aanwezigheid mannen Mannelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, want enkel 90 (36%) vrouwen aan bod in het artikel Geen mannelijke labels gevonden voor beide categorieën 20 (8%) Som artikels: 253 (100%)

Hieronder vindt u de verdeling voor de evaluatie van de vrouwelijke labels:

Tabel 14: Evaluatie vrouwelijke labels (cfr. tabellen 3.14 SPSS-outputs) Evaluatie vrouwelijke labels Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, want enkel 93 (36,8%) vrouwen aan bod in het artikel Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, ondanks 9 (3,6%) aanwezigheid mannen

83

Vrouwelijke labels overwegend aanwezig voor vrouwen, ondanks 9 (3,6%) aanwezigheid mannen Vrouwelijke labels in gelijke mate voor vrouwen en mannen aanwezig 2 (0,8%) Vrouwelijke labels overwegend aanwezig voor mannen, ondanks 9 (3,6%) aanwezigheid vrouwen Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor mannen, ondanks 5 (2%) aanwezigheid vrouwen Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor mannen, want enkel 75 (29,6%) mannen aan bod in het artikel Geen vrouwelijke labels gevonden voor beide categorieën 51 (20,2%) Som artikels: 253 (100%)

De voornaamste conclusie die we hieruit kunnen trekken, is dat we vrouwelijke labels minder vaak treffen dan mannelijke labels. In acht procent van de artikels vinden we geen mannelijke labels en in twintig procent treffen we geen enkel vrouwelijk label. We stellen vast dat in artikels over mannen, waarin ook vrouwen aan bod komen, in 5,6% van de gevallen meer vrouwelijke labels voor de mannen dan voor de vrouwen worden geteld. Aan vrouwen wordt in twee procent van de artikels meer mannelijke labels gegeven, ook al komen mannen aan bod. We dienen hierbij wel te waken over het feit dat ‘aanwezigheid van mannen/vrouwen’ ook amper twee of drie zinnen in het artikel kan beslaan.

Tot slot maakten we voor de artikels over mannen en de artikels over vrouwen een afzonderlijke evaluatie op inzake labels (meer mannelijke/vrouwelijke labels of een gelijk aantal). De categorie ‘gelijk aantal mannelijke en vrouwelijke labels’ kan ook inhouden dat er in het artikel geen mannelijke labels en geen vrouwelijke labels werden teruggevonden. Hieronder vindt u de verdelingen voor hockeymannen en hockeyvrouwen terug:

84

Grafiek 17: Eindevaluatie artikels over mannen (cfr. tabel 3.15 SPSS-outputs) Mannen

Meer mannelijke dan vrouwelijke labels 40% 45% Gelijk aantal mannelijke labels en vrouwelijke labels Meer vrouwelijke labels dan mannelijke labels Het artikel gaat niet over mannen

9% 6%

Grafiek 18: Eindevaluatie artikels over vrouwen (cfr. tabel 3.16 SPSS-outputs) Vrouwen

21% Meer mannelijke dan vrouwelijke labels 43% Gelijk aantal mannelijke labels en vrouwelijke labels 11% Meer vrouwelijke labels dan mannelijke labels Het artikel gaat niet over vrouwen

25%

Zoals we eerder al bespraken, komt in 40% van de artikels geen mannen voor en in 43% van alle artikels treffen we geen vrouwen. Bij mannen zien we in het overgrote deel van hun artikels

85 een overwicht aan mannelijke labels (45% van de overige 60%). De drie vaakst voorkomende mannelijke labels voor de man zijn ‘sterk’, ‘agressief’ en ‘topsporter’. Bij vrouwen ligt het percentage met overwicht van mannelijke labels een pak lager (21% van de resterende 57%). In artikels over vrouwen komen vrouwelijke labels net iets vaker voor. Die vrouwelijke labels voor vrouwen betreffen voornamelijk ‘zwak’, ‘familie/vrienden’ en ‘jong’. Zo zien we dat de verdeling mannelijke-vrouwelijke labels voor vrouwen meer in evenwicht ligt dan dit bij mij mannen het geval is. Het aandeel van dominantie van vrouwelijke labels in artikels over mannen is namelijk zeer schaars (9%). Deze resultaten sluiten aan bij wat we reeds in de sectie ‘Globale resultaten’ zagen.

86

DEEL 4: DISCUSSIE EN CONCLUSIE

In deze masterproef gingen we na in welke mate de Belgische veldhockeymannen en veldhockeyvrouwen gestereotypeerd worden in de Vlaamse dagbladpers. Vanuit literatuuronderzoek leerden we dat zowel mannen als vrouwen bepaalde genderstereotypen meekrijgen in de sportmedia (Kinkema & Harris, 1998). Aangezien zowel het nationale mannenhockeyteam als het nationale vrouwenteam de laatste jaren sterke resultaten neerzette, was het een interessante onderzoekpiste om de wijze van representatie tussen sportmannen en sportvrouwen in België te vergelijken. Een comparatieve inhoudsanalyse toonde ons de verschillen en gelijkenissen in de berichtgeving tussen beide nationale hockeyteams. Er werd gefocust op krantenartikels die verschenen tijdens de Olympische Spelen in 2012 en het wereldkampioenschap in 2014. Zo kwamen we tot een steekproef van 253 te analyseren artikels. Op basis van onze literatuurkennis stelden we zes hypothesen op die samen een antwoord moesten geven op de hoofdvraag van ons onderzoek: worden hockeymannen en hockeyvrouwen gestereotypeerd in de Vlaamse dagbladen?

Allereerst gingen we na of hockeyvrouwen systematisch minder vaak aan bod komen in de media. Auteurs (Messner, 2007; Spee et al., 1999) stellen namelijk dat de sportmedia overspoeld worden door mannen. Sommige onderzoekers (Koivula, 1999; Messner, 2007) ontdekten zelfs dat amper vijf à tien procent van de berichtgeving over sportvrouwen gaat. Deze eerste hypothese zien we hier echter niet bevestigd. We vonden namelijk dat in 60% van de artikels hockeymannen aan bod komen en dat in 56,9% van de artikels iets over de hockeyvrouwen wordt gezegd. We telden iets meer artikels met mannen als hoofdthema dan artikels met vrouwen als grootste focus. Een meer frappant resultaat was dat hockeyvrouwen tijdens de Olympische Spelen net iets vaker de kranten haalden. Hoewel de media-aandacht voor het wereldkampioenschap in Den Haag net iets hoger lag dan voor de Olympische Spelen in Londen, mag dit een opmerkelijk gegeven genoemd worden. Ook berekenden we de spreektijd voor mannen- en vrouwenhockeyers. We telden het aantal citaten voor hockeyspelers en –speelsters in de artikels, maar ook hier vonden we geen betekenisvolle verschillen tussen beide geslachten. Voor vrouwen merkten we zelfs net iets meer citaten op, wat indruist tegen wat we terugvonden in de literatuur. Vrouwen worden dus niet systematisch ondergerepresenteerd in deze case.

87

De massakranten Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad zorgden voor het grootste aandeel artikels in de steekproef. Dit ligt in de lijn der verwachtingen, want dergelijke populaire dagbladen brengen dagelijks een grote sportkatern. Op de tweede lijn zagen we de regiogerichte Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg. De kwaliteitsbladen De Morgen en De Standaard volgden als derde groep. Onderzoek naar het type artikel leverde als belangrijkste resultaat op dat mannen vaker in nieuwsartikels en analysestukken naar voren komen, terwijl we vrouwen sneller in korte nieuwsberichten zien verschijnen. Dit zou hand in hand kunnen gaan met een proces van onderrepresentatie ten aanzien van de vrouw, maar het feit dat we vrouwen dan weer vaker in interviews aantroffen, maakt dat we dit resultaat niet eenduidig kunnen interpreteren. We wierpen ook nog een blik op het geslacht van de journalisten die de artikels produceerden. Verschillende onderzoekers (Croteau & Hoynes, 1992; King, 2007; Ross, 2010) uiten namelijk dat er een verband bestaat tussen het geslacht van de journalist en de graad van stereotypering in krantenartikels. Het merendeel van de artikels werd ondertekend met initialen van de journalist, waardoor we niet meteen uitspraken konden doen op dit vlak. Toch dient te worden opgemerkt dat amper twee artikels met zekerheid door een vrouwelijke journalist werden geschreven.

De hoofdfocus van ons onderzoek werd gelegd op het kwalitatieve aspect, waarbij we in de artikels elementen trachtten terug te vinden die wijzen op stereotypering van mannen- en vrouwenhockeyers. We vonden in de literatuur namelijk dat mannen vaak als krachtige topsportatleten worden voorgesteld en dat ze ook gemakkelijker tot sportheld worden gebombardeerd (Trujillo, 1991; Vande Berg, 1998). Bij de representatie van vrouwen wordt de focus daarentegen net vaak van de sport weggetrokken. De sportvrouw wordt veelal in traditionele, familiale vrouwenrollen getoond in de media en haar sportieve prestaties worden gedevalueerd of genegeerd (Sabo & Jansen, 1992). In sommige gevallen blijkt de sportvrouw zelfs niet meer dan een seksobject (Daddario, 1994; Duncan, 1990).

De hypothesen die stellen dat mannenhockeyers voornamelijk in mannelijke stereotypen en vrouwenhockeyers vooral in vrouwelijke stereotypen worden getoond, kunnen we hier maar deels bevestigen. Eerst en vooral merkten we op dat de meeste artikels wel degelijk focussen op de sport of het sportleven van de spelers (93%) of speelsters (86%). In navolging hiervan vonden we dat in artikels over vrouwen net iets vaker iets over het privéleven werd vermeld, maar het verschil tussen vrouwen en mannen bleek hierin niet significant. Zowel voor vrouwen als mannen werd daarbij het vaakst iets over het familieleven gezegd.

88

We kunnen niet stellen dat de prestaties van hockeyvrouwen gemakkelijker worden gedevalueerd of minder serieus worden opgevat, zoals gesteld vanuit de literatuur (Sabo & Jansen, 1992). Hoewel het aantal verwijzingen naar of vergelijkingen met het mannenteam relatief klein was, moeten we opmerken dat de vrouwenploeg zelfs iets vaker positief dan negatief werd vergeleken met het mannenteam. Ook zagen we in de literatuur dat sportvrouwen gemakkelijker met voornaam dan met achternaam worden genoemd (Bernstein, 2002), maar in deze studie kunnen we deze bewering niet bevestigen. We telden voor zowel mannen als vrouwen meer familienamen dan voornamen en dat bleek verschil bleek zelfs significant te zijn. Een verklaring voor het feit dat we hier meer familienamen dan voornamen telden, zou kunnen zijn dat voornamen gemakkelijker in televisie-uitzendingen worden gebruikt.

We merkten echter wel verschillen in de naamgeving van beide hockeyploegen. Hockeyvrouwen worden er kinderlijker behandeld dan mannen in de zin dat we significant vaker het label ‘meisjes’ dan het label ‘jongens’ aantroffen. Ook konden we sneller het label ‘kinderlijkheid’ toewijzen aan de hockeyvrouwen en werd er significant vaker gewezen op het jonge karakter van de dames. De leeftijd van de hockeyvrouwen werd zo ook sneller veremeld. Hoewel de spelers en speelsters van de nationale ploeg ongeveer even oud zijn, worden laatstgenoemden wel kinderlijker voorgesteld dan de mannen. In dat opzicht wordt de aandacht dus wel deels van de sport weggeschoven en worden hockeyvrouwen als minder volwassen behandeld.

Op vlak van het aankruisen van mannelijke en vrouwelijke stereotypen deden we enkele interessante ontdekkingen. Een eerste groot verschil die we tussen hockeymannen en hockeyvrouwen opmerkten, was dat mannen dubbel zo vaak tot topsporter en tot sportheld worden verheven. Dat stemt overeen met wat we in de literatuurstudie zagen. Het mannelijke stereotype ‘carrièreman/-vrouw’ vonden we voor hockeymannen en hockeyvrouwen wel gelijkmatig terug. Belangrijk hierbij als tegenwicht is dat hockeyvrouwen niet als ‘halve mannen’ maar even min als seksobject worden voorgesteld. In een schaars aantal artikels vonden we deze stereotypen terug. Het vrouwelijke stereotype dat we het vaakst voor de hockeyvrouwen terugvonden, was dat van de vrouw als familielid. In totaal telden we voor de hockeyvrouwen meer vrouwelijke stereotypen dan voor de hockeymannen, maar het verschil tussen beiden bleek niet denderend groot.

89

Zeer belangrijk hierbij is dat we in totaal meer mannelijke stereotypen dan vrouwelijke stereotypen telden voor de hockeyvrouwen. Dat bevestigt dat er in artikels over hockeyvrouwen niet systematisch wordt gefocust op niet-sportgerelateerde zaken. Voor de mannen ligt het verschil tussen beide soorten stereotypen met bovenstaande bevindingen indachtig nog verder uit elkaar. Hierbij aansluitend kunnen we het laatste grote luik van ons onderzoek betrekken. Daarin gingen we op zoek naar het aantal mannelijke en vrouwelijke labels dat we per geslachtscategorie telden in de artikels. Verschillende onderzoekers (Lacey, 2009; Spee et al., 1999) toonden namelijk aan dat specifieke eigenschappen per geslachtscategorie worden opgehangen. In totaal telden we ruim meer mannelijke labels dan vrouwelijke labels voor de mannen. Bij vrouwen ligt het verschil tussen beide veel dichter bij elkaar en merkten we iets meer vrouwelijke labels op. Bij de mannelijke labels werden meer grotere verschillen tussen mannen en vrouwen ontdekt dan bij de vrouwelijke labels. Dat sluit aan bij het feit dat we bij de toewijzing van de mannelijke stereotypen grotere verschillen ontdekten tussen beide geslachtscategorieën dan bij de vrouwelijke stereotypen. We vonden – tegen de literatuur in – echter geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen op vlak van de labels ‘twijfelend’ ‘emotioneel’, ‘uiterlijk’, ‘doorzetter’, ‘stoer’, ‘passief’, ‘sterk’ en ‘zwak’. Vooral het feit dat vrouwen niet significant vaker met ‘zwak’ worden omschreven en mannen niet significant sneller met ‘sterk’ worden aangeduid, is opmerkelijk. De mannelijke labels ‘topsporter’, ‘onoverwinnelijk’ en ‘agressief’ vertoonden de grootste verschillen tussen hockeymannen en hockeyvrouwen. Dat sluit aan bij wat we reeds bespraken bij de toewijzing van de mannelijke stereotypen.

We besluiten dat hockeyvrouwen in deze case toch hoofdzakelijk worden bekeken vanuit hun topsportersleven en dat ze zo ook minder vaak vrouwelijke stereotypen worden aangemeten. Toch telden we dubbel zoveel mannelijke stereotypen voor de hockeymannen dan voor de hockeyvrouwen. Eerstgenoemden worden bovendien veel sneller tot sportheld geprezen.

Hoewel deze vergelijkende inhoudsanalyse enkele verrijkende resultaten opleverde, dienen we toch te wijzen op enkele tekortkomingen van het onderzoek. Ten eerste is een deel van de analyse gebaseerd op kwalitatief onderzoek. Dat houdt in dat het aanduiden van labels of stereotypen in de tekst voor een deel op de interpretatie van de onderzoeker is gebaseerd. Om de manier van interpreteren van labels of de manier van het tellen van woorden te verduidelijken, maakten we een codeboek waarin alle variabelen worden uitgelegd (cfr. bijlage 2). Het codeboek werd opgesteld op basis van wat we in de literatuur terugvonden en heeft als

90 doel grote tendensen of verbanden in het onderzoeksmateriaal naar boven te laten komen. Aangezien we zes kranten betrokken in het onderzoek en deze samen onder enkele nieuwshuizen onderverdeeld zijn, was het ook onvermijdelijk dat we af en toe gelijkaardig opgestelde artikels te coderen kregen. Een derde tekortkoming in het onderzoek is dat we de grootte van de artikels moeilijk konden nagaan, aangezien de artikels werden opgehaald via het digitaal krantenplatform GoPress. Dat maakt dat we zo een extra parameter misten die ons een nog beter beeld kon geven op de mogelijke onderrepresentatie van de hockeyvrouwen. Hieruit volgend konden we ook geen analyse maken van de eventuele foto’s die de krantenartikels vergezellen, aangezien GoPress deze weglaat. Het stereotiepe beeld van de vrouw/man als seksobject kon zo mogelijks minder goed worden onderzocht, omdat foto’s in tegenstelling tot tekst een visueel kenmerk hebben.

Tot slot geven we nog enkele toekomstperspectieven mee. Hoewel we zeer bewust voor de Olympische Spelen 2012 en het wereldkampioenschap 2014 als onderzoektoernooien kozen, kan de analyse van een extra, ander groot toernooi eventuele bevestiging van onze resultaten geven. Een andere interessante onderzoekpiste is het voeren van een onderzoek naar de verschillen in stereotypering tussen populaire en kwaliteitskranten, of er kan op termijn een gelijkaardig onderzoek worden opgestart dat toegespitst is op een andere sport dan veldhockey. Hierbij zou geopteerd kunnen worden voor een individuele sport in plaats van een ploegsport.

91

BIBLIOGRAFIE

Wetenschappelijke bronnen

Altheide, D.L. (1984). Media hegemony: a failure of perspective. The Public Opinion Quarterly, 48 (2), 476-490.

Anderson, S. (1999). Reader’s digest on women: antifeminist articulations of “the second sex”. In M. Meyers (Ed.), Mediated women. Representations in popular culture (pp. 39-55). Cresskill: Hampton Press.

Anderson, J.A, Diabah, G. & hMensa, P.A. (2011). Powerful women in powerless language: media misrepresentation of African women in politics (the case of Liberia). Journal of Pragmatics, 43 (10), 2509-2518.

Bennett, R., Whitaker, G., Smith, N. & Sablove, A. (1987). Changing the rules of the game: reflections toward a feminist analysis of sport. Women’s Studies International Forum, 10 (4), 369-380

Berger, J. (1972). Ways of seeing. London: BBC and Penguin.

Bernstein, A. (2002). Is it time for a victory lap? Changes in the media coverage of women in sport. International Review for the Sociology of Sport, 37 (4), 415-428.

Brown, P. (1995). Gender, the press & history: coverage of women’s sport in the Newcastle Herald, 1890-1990. Media Information Australia, 75, 24-34.

Bryson, L. (1987). Sport and the maintenance of masculine hegemony. Women’s Studies International Forum, 10 (4), 349-360.

Buikema, R., Meijer, M. & Smelik, A. (1995). Postmoderne cultuur en representatie. In M. Brouns, M. Verloo & M. Grünell (Eds.), Vrouwenstudies in de jaren negentig. Een kennismaking vanuit verschillende disciplines (pp. 79-106). Bussum: Coutinho.

92

Busby, L.J. (1974). Defining the sex role standard in network children’s programs. Journalism Quarterly, 51 (4), 690-696.

Busby, L.J. (1975). Sex role research on the mass media. Journal of Communication, 25 (4), 107-131.

Byerly, C.M. (1999). News, feminism and the dialectics of gender relations. In M. Meyers (Ed.), Mediated women. Representations in popular culture (pp. 383-403). Cresskill: Hampton Press.

Cathcart, R.S. (1994). From hero to celebrity: the media connection. In S.J. Drucker & R.S. Cathcart (Eds.), American heroes in a media age (pp. 36-46). Creskill: Hampton Press.

Clare, A. (2000). On men: masculinity in crisis. London: Arrow.

Coltrane, S. & Adams, C. (1997). Work-family imagery and gender stereotypes: television and the reproduction of difference. Journal of Vocational Behavior, 50 (2), 323-347.

Condit, C.M. (1994). Hegemony in a mass-mediated society: concordance about reproductive technologies. Critical Studies in Mass Communication, 11 (3), 205-230.

Connell, R.W. (1990). An iron man: the body and some contradictions of hegemonic masculinity. In M.A. Messner & D.F. Sabo (Eds.), Sport, men, and the gender order (pp. 83- 95). Champaign, IL: Human Kinetic Books.

Connell, R.W. (1993). Gender and power: society, the person and sexual politics. Cambridge: Polity Press.

Connell, R.W. (2005). A really good husband: work/life balance, gender equity and social change. Australian Journal of Social Issues, 40 (3), 369-383.

Craig, S. (1992). Considering men and the media. In S. Craig (Ed.), Men, masculinity, and the media (pp. 1-7). California: Sage Publications.

93

Creedon, P.J. (1994). Women, media and sport: challenging gender values. In P.J. Creedon (Ed.), Women, media and sport: challenging gender values (pp. 3-27). Thousand Oaks: Sage Publications.

Croteau, D. & Hoynes, W. (1992). Men and the news media: the male presence and its effect. In S. Craig (Ed.), Men, masculinity, and the media (pp. 154-168). California: Sage Publications.

Daddario, G. (1994). Chilly scenes of the 1992 Winter Games: the mass media and the marginalization of female athletes. Sociology of Sport Journal, 11 (3), 275-288.

Deaux, K. (1976). The behavior of women and men. Monterey, CA: Brooks/Cole.

Delaney, T. & Madigan, T. (2009). The sociology of sports: an introduction. Jefferson, NC: McFarland & & Company, Inc., Publishers.

Dellinger-Pate, C. & Aden, R.C. (1999). “More power!”: negotiating masculinity and femininity in home mprovement. In M. Meyers (Ed.), Mediated women. Representations in popular culture (pp. 153-164). Cresskill: Hampton Press.

Derrida, J. (1972). Positions. Chicago: University of Chicago Press.

De Roubaix, M. (1991). Betekenisoverdracht in reclame: de traditionele stereotypen doen het nog. In M. Scheys (Ed.), Rapporten en perspectieven omtrent vrouwenstudies (pp. 11-26). Brussel: VUB Press.

Dhoest, A. (2002). Populaire televisie: essays. Leuven: Acco.

Duncan, M.C. (1990). Sports photographs and sexual difference: images of women and men in the 1984 and 1988 Olympic Games. Sociology of Sport Journal, 7 (1), 22-43.

Duncan, M.C. & Messner, M.A. (1998). The media image of sport and gender. In L.A. Wenner (Ed.), MediaSport (pp. 170-185). London: Routledge.

94

Duncan, M.C., Messner, M.A. & Williams, L. (1990). Gender stereotyping in televised sports. Los Angeles: The Amateur Athletic Association of Los Angeles.

Durkin, K. (1985a). Television, sex roles and children: a developmental social psychological account. Philadelphia: Open University Press.

Durkin, K. (1985b). Television and sex-role acquisition 1: Content. British Journal of Social Psychology, 24 (2), 101-113.

Dyer, G. (1982). Advertising as communication. London: Routledge.

Dyer, R. (2006). Stereotyping. In M.G. Durham & D.M. Kellner (Eds.), Media and cultural studies. KeyWorks. Revised edition (pp. 353-365). Oxford: Blackwell Publishing.

Evans, M.R. (2002). Hegemony and discourse: negotiating cultural relationships through media production. Journalism, 3 (3), 309-329.

Fayer, J. (1994). Are heroes always men? In S.J. Drucker & R.S. Cathcart (Eds.), American heroes in a media age (pp. 24-35). Creskill: Hampton Press.

Fejes, F.J. (1992). Masculinity as fact: a review of empirical mass communication research on masculinity. In S. Craig (Ed.), Men, masculinity and the media (pp. 9-22). California: Sage Publications.

Gauntlett, D. (2002). Media, gender and identity: an introduction. London: Routledge.

George, C., Hartley, A. & Paris, J. (2001). The representation of female athletes in textual and visual media. Corporate Communications. An International Journal, 6 (2), 94-101.

Gilenstam, K., Karp, S. & Henriksson-Larsen, K. (2008). Gender in ice hockey: women in a male territory. Scan J Med Sci Sports, 18 (2), 235-249.

Gill, R. (2007). Gender and the media. Cambridge: Polity.

95

Gledhill, C. (1997). Genre and gender: The case of soap opera. In S. Hall (Ed.), Representation: cultural representations and signifying practices (pp. 337-389). London: Sage Publications Ltd.

Golding, P. (1981). The missing dimensions – news media and the management of social change. In E. Katz & T. Szecsko (Eds.), Mass media and social change (pp. 63-82). Beverly Hills: Sage.

Griffin, P. (1992). Changing the game: homophobia, sexism and lesbians in sport. Quest, 44 (2), 251-265.

Griffin, P. (1998). Strong women, deep closets: lesbians and homophobia in sport. Champagin, IL: Human Kinetics Books.

Gunter, B. (1995). Television and gender representation. London: John Libbey & Company Ltd.

Hall, S. (1997a). The work of representation. In S. Hall (Ed.), Representation: cultural representations and signifying practices (pp. 13-74). London: Sage Publications Ltd.

Hall, S. (1997b). Introduction. In S. Hall (Ed.), Representation: cultural representations and signifying practices (pp. 1-11). London: Sage Publications Ltd.

Hall, S. (1997c). The spectacle of the “other”. In S. Hall (Ed.), Representation: cultural representations and signifying practices (pp. 223-290). London: Sage Publications Ltd.

Hamilton, D.L.E. (1981). Cognitive processes in stereotyping and intergroup behavior. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.

Hanke, R. (1992). Hegemonic masculinity in transition. In S. Craig (Ed.), Men, masculinity, and the media (pp. 185-198). California: Sage Publications.

Harris, J.C. (1994). Athletes and the American hero dilemma. Champaign, IL: Human Kinetics.

Hartley, J. (1982). Understanding news. London: Methuen.

96

Herrnson, P.S., Lay, J.S. & Stokes, A.K. (2003). Women running “as women”: candidate gender, campaign issues, and voter-targeting strategies. The Journal of Politics, 65 (1), 244- 255.

Higgs, C.T., Weiller, K.H. & Martin, S.B. (2003). Gender bias in the 1996 Olympic Games: a comparative analysis. Journal of Sport & Social Issues, 27 (1), 52-64.

Jansen, S.C. & Sabo, D. (1994). The sport/war metaphor: hegemonic masculinity, the persian Gulf War, and the new world order. Sociology of Sport Journal, 11 (1), 1-17.

Kane, M.J. (1996). Media coverage of the poste title IX female athlete: a feminist analysis of sport, gender, and power. Duke Journal of Gender Law & Policy, 3 (1), 95-130.

Kane M.J. & Greendorfer, S.L. (1994). The media’s role in accommodating and resisting stereotyped images of women in sport. In P.J. Creedon (Ed.), Women, media and sport. Challenging gender values (pp. 28-44). Thousand Oaks: Sage Publications.

Kane, M.J. & Lenskyi, H.J. (1998). Media treatment of female athletes: issues of gender and sexualities. In L.A. Wenner (Ed.), MediaSport (pp. 186-201). London: Routledge.

Kane, M.J. & Parks, J.B. (1992). The social construction of gender difference and hierarchy in sport journalism – Few new twists on very old themes. Women’s Sport and Physical Activity Journal, 1 (1), 49-83.

Kane, M.J. & Snyder, E.E. (1989). Sport typing: the social containment of women in sport. Arena Review, 13 (2), 77-96.

Kimmel, M. & Messner, M. (1992). Introduction. In M. Kimmel & M. Messner (Eds.), Men’s Lives, 2nd edn. (pp. 1-11). Toronto, Canada: Maxwell MacMillan.

King, C. (2007). Media portrayals of male and female athletes: a text and picture analysis of British national newspaper coverage of the Olympic Games since 1948. International Review for the Sociology of Sport, 42 (2), 187-199.

97

Kinkema, K.M. & Harris, J.C. (1998). Mediasport studies: key research and emerging issues. In L.A. Wenner (Ed.), MediaSport (pp. 27-54). London: Routledge.

Kittilson, M.C. & Fridkin, K. (2008). Gender, candidate portrayals and election campaigns: a comparative perspective. Politics & Gender, 4 (3), 371-392.

Koivula, N. (1999). Gender stereotyping in televised media sport coverage. Sex Roles, 41 (7- 8), 589-604.

Krippendorff, K. (2013). Content analysis: An introduction to its methodology (third edition). London: Sage.

Kuhn, A. (1985). The power of the image: Essays on representation and sexuality. London: Routledge & Kegan Paul.

Lacey, N. (2009). Image and representation. Key concepts in media studies (2nd ed.). Hampshire: Palgrave macmillan.

Lauzen, M.M., Dozier, D.M. & Nora Horan, M.A. (2008). Constructing gender stereotypes through social roles in prime-time television. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 52 (2), 200-214.

Lefever, K. (1999). Beeldvorming in kinderprogramma’s. In M. Michielsens, D. Mortelmans, S. Spee & M. Billet (Eds.), Bouw een vrouw. Sociale constructie van vrouwbeelden in de media (pp. 95-122). Gent: Academia Press.

Lusted, D. & Drummond, P. (Eds.) (1985). TV and schooling. London: British Film Institute.

McGinniss, J. (1990). Heroes. New York: Simon & Schuster.

MacKay, S. & Dallaire, C. (2009). Campus Newspaper Coverage of Varsity Sports: Getting Closer to Equitable and Sports-related Representations of Female Athletes? International Review for the Sociology of Sport, 44 (1), 25-40.

98

MacKinnon, K. (2003). Representing men: maleness and masculinity in the media. London: Arnold Publication.

Messner, M.A. (2007). Out of play: critical essays on gender and sport. Albany, New York: State University of New York.

Michielsens, M., Celis, K., Delhaye, C. & Smet, M. (1995). Beeld voor beeld: vrouwen in media en reclame. Brussel: Ministerie voor Tewerkstelling en Arbeid.

Michielsens, M. & Ten Boom, A. (1999). Slachtoffers op het televisienieuws. In M. Michielsens, D. Mortelmans, S. Spee & M. Billet (Eds.), Bouw een vrouw. Sociale constructie van vrouwbeelden in de media (pp. 167-186).

Miller, P. (1998). Transformations of patriarchy in the West, 1500-1900. Bloomington: Indiana University Press.

Mortelmans, D. (1999). De sociale realiteit en beeldvorming. In M. Michielsens, D. Mortelmans, S. Spee & M. Billet (Eds.), Bouw een vrouw. Sociale constructie van vrouwbeelden in de media (pp. 3-24). Gent: Academia Press.

Mumby, D.K. (1997). The problem of hegemony: rereading Gramsci for organizational communication studies. Western Journal of Communication, 61 (4), 343-375.

Nederveen Pieterse, J. (1990). Wit over zwart. Beelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur. Amsterdam: Koninklijk instituut voor de tropen.

Nelson, D. & Devardhi, J. (2012). Gender perspectives in language. Science, Technology & Arts Research, 1 (1), 60-64.

Pearson, J.C., West, R.L. & Turner, L.H. (1995). Gender & communication, third edition. Dubuque: Brown & Benchmark Publishers.

Pickering, M. (2001). Stereotyping. The politics of representation. Houndmills: Palgrave.

99

Pilard Matud, M., Rodriguez, C. & Espinosa, I. (2011). Gender in Spanish daily newspapers. Sex Roles, 64 (3-4), 253-264.

Raeymaeckers, K. (2013). Gedrukte media. Gent: Academia Press.

Ross, K. (2010). Gendered media: women, men and identity politics. Lanham: Rowman & Littlefield Publishers.

Rudy, R.M., Popova, L. & Linz, D.G. (2010). The context of current content analysis of gender roles: an introduction to a special issue. Sex Roles, 62 (11-12), 705-720.

Rutten, P. & Hamers-Regimbal, M. (Eds.) (1995). Internationalization in mass communication and cultural identity. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen. Instituut voor toegepaste sociale wetenschappen.

Sabo, D. & Jansen, S.C. (1992). Images of men in sport media. The social reproduction of gender order. In S. Craig (Ed.), Men, masculinity and the media (pp. 169-184). London: Sage Publications.

Sabo, D. & Jansen, S.C. (1998). Prometheus unbound: constructions of masculinity in the sports media. In L.A. Wenner (Ed.), MediaSport (pp. 202-217). London: Routledge.

Seggar, J.F. & Wheeler, P. (1973). World of work: ethnic and sex representation in TV drama. Journal of Broadcasting, 17 (2), 201-214.

Shugart, H.A. (2003). Reinventing privilege: the new (gay) man in contemporary popular media. Critical Studies in Media Communication, 20 (1), 67-91.

Smelik, A., Buikema, R. & Meijer, M. (1999). Effectief beeldvormen. Theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen. Assen: Van Gorcum.

Smith, G. (1973). The sports hero: an endangered species. Quest, 19 (1), 59-70.

Smith, V. (2008). Female “heroes” at Ground Zero: verbal and visual accounts reconceptualize

100 the “heroic”. In S.J. Drucker & G. Gumpert (Eds.), Heroes in a global world (pp. 185-204). Cresskill, NJ: Hampton Press.

Spee, S. (1999). Beeldvorming in informatie- en actualiteitsprogramma’s. “Zeg niet te gauw, in het journaal zit al een vrouw”. In M. Michielsens, D. Mortelmans, S. Spee & M. Billet (Eds.), Bouw een vrouw. Sociale constructie van vrouwbeelden in de media (pp. 149-166). Gent: Academia Press.

Spee, S., Lefever, K. & Vanhoof, S. (1999). Stereotypen en rollenpatronen. In M. Michielsens, D. Mortelmans, S. Spee & M. Billet (Eds.), Bouw een vrouw. Sociale constructie van vrouwbeelden in de media (pp. 25-49). Gent: Academia Press.

Sternglanz, S.H. & Serbin, L.A. (1974). Sex role stereotyping in children’s television programs. Developmental Psychology, 10 (5), 710-715.

Teitelbaum, S.H. (2005). Sports heroes, fallen idols. Dexter: Thomson-Shore.

Theberge, N. (1981). A critique of critiques: radical and feminist writings on sport. Social Forces, 60 (2), 341-352.

Thurer, S.L. (2005). The end of gender: a psychological autopsy. New York: Routledge.

Trujillo, N. (1991). Hegemonic masculinity on the mound: media representations of Nolan Ryan and American sports culture. Critical Studies in Mass Communication, 8 (3), 290-308.

Tuchman, G. (1978). Introduction: the symbolic annihilation of women by the mass media. In G. Tuchman, A.K. Daniels & J. Benet (Eds.), Hearth and home. Images of women in the mass media (pp. 3-37). New York: Oxford University Press. Vande Berg, L.R. (1998). The sports hero meets mediated celebrityhood. In L.A. Wenner (Ed.), MediaSport (pp. 134-153). London: Routledge.

Van Driel, M. (2011). Sport & seks. Het spel en de knikkers. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeidspers.

101

Van Zoonen, L. (1994). Feminist media studies. London: Sage Publications.

Van Zoonen, L. (1999). Media, cultuur en burgerschap: een inleiding. Eerste druk. Apeldoorn/Antwerpen: Het Spinhuis.

Van Zoonen, L. (2004). Media, cultuur en burgerschap: een inleiding. Derde druk. Apeldoorn/Antwerpen: Het Spinhuis.

Wanneberg, P.L. (2011). The sexualization of sport: a gender analysis of Swedish elite sport from 1967 to the present day. European Journal of Women’s Studies, 18 (3), 265-278.

Wensing, E.H. & Bruce, T. (2003). Bending the rules: media representations of gender during an international sporting event. International Review for the Sociology of Sport, 38 (4), 387- 396.

West, C. & Zimmerman, D.H. (1987). Doing gender. Gender and Society, 1 (2), 125-151.

Wester, F. (1995). Inhoudsanalyse als systematisch-kwantificerende werkwijze. In H.J.M. Hüttner, K. Renckstorf & F. Wester (Eds.), Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap (pp. 113-162). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Wester, F. & van Atteveldt, W. (2006). Inhoudsanalyse: theorie en praktijk. Deventer: Kluwer.

Whannel, G. (2007). Mediating masculinities: the production of media representations in sport. In C.C. Aitchison (Ed.), Sport and gender identities: masculinities, femininities and sexualities (pp. 7-21). London: Routledge.

Krantenartikels (volledige lijst van krantenartikels staat onder ‘Bijlage 4’)

Auman, J. (2014, 19 juni). Stockbroekx supporters scharen zich achter Manu. Het Nieuwsblad, 26.

102

B.F. (2012, 27 juli). Barbara Nelen: panter zonder haar leeuw. Het Laatste Nieuws, 35.

B.F. (2012, 27 juli). Tom & Jill Boon: olympische broer en zus. Het Laatste Nieuws, 35.

Camps, H. (2012, 28 juli). Camps & Hanot. De Morgen, 19.

“Alors on danse! (maal zes) (2014, 03 juni). Het Nieuwsblad, 16.”

De Preter, J. (2012, 20 juli). Charlotte De Vos: Dat potige staat me wel aan. De Morgen, 45.

De Venter, M. (2012, 26 juli). Hockeymicrobe van haar pa gekregen. Het Laatste Nieuws, 19.

“Doel is zeker nog haalbaar (2012, 03 augustus). Het Laatste Nieuws, 20.”

“Te gek wat ik hier meemaak (2012, 02 augustus). Het Laatste Nieuws, 19.”

“Ik heb die goal ’s nachts nog vaak gemaakt (2014, 02 juni). Het Nieuwsblad, 20.”

Hanot, J. (2012, 01 augustus). Camps & Hanot. De Morgen, 21.

Hjb (2014, 03 juni). Panthers klauwen maar doen Oranje geen pijn. Het Belang van Limburg, 51.

Hjb (2014, 06 juni). Red Panthers groeien minstens even snel als de mannen. De Standaard, 40.

“‘1000 zonnen’ volgt hockeymeisjes tot in Londen (2012, 23 juli). Het Nieuwsblad, 33.”

“Hockeymeisjes vanavond tegen 15.000 Britten (2012, 02 augustus). Het Nieuwsblad, 5.”

J.B.R. (2014, 18 juni). De ambitie om beter te doen is er. Gazet van Antwerpen, 7.

Jacobs, H. (2014, 30 mei). Zoals Hazard en andere Duivels in Premier League. Het Nieuwsblad, 19.

103

Jacobs, H. (2014, 05 juni). Hebben alle twee sterke karakters. Het Belang van Limburg, 54.

Jacobs, H. (2014, 05 juni). Voor onze geboorte kregen we beiden een hockeystick. Gazet van Antwerpen, 10.

Jacobs, H. (2014, 11 juni). Op medaillekoers voor Rio 2016. Het Belang van Limburg, 46.

M.D. (2012, 08 augustus). Hockeymannen verslaan India en strijden zaterdag om plaats vijf. De Morgen, 21.

“Een masker en een weesgegroetje (2012, 02 augustus). De Morgen, 21.”

“Onder en boven niet gelijk (2012, 31 juli). Het Nieuwsblad, 14.”

“En nu eens scoren (2012, 01 augustus). Het Laatste Nieuws, 29.”

Stevens, G. (2012, 19 juli). Dieven stelen paspoort van Barbara Nelen. Het Nieuwsblad, 13.

Stevens, G. (2014, 04 juni). Beste van Red Lions nog niet gezien. Het Belang van Limburg, 52.

Thijs, W. (2012, 02 augustus). Het wordt unieke belevenis. Het Laatste Nieuws, 19.

Thijs, W. (2014, 02 juni). Verlossing in slotseconden. De Morgen, 29.

Thijs, W. (2014, 02 juni). Moed putten uit sterke tweede helft. Het Laatste Nieuws, 33.

Thijs, W. (2014, 11 juni). Het is zwaar aangekomen. Het Laatste Nieuws, 21.

Vandeweghe, H. (2014, 31 mei). Marc Lammers: Ik ben een halve Belg. De Morgen, 22.

Vanhee, N. (2012, 01 augustus). En nu eens een goal maken. Het Nieuwsblad, 9.

104

Vermeiren, M. (2012, 28 juli). Vrouwen vechten niet, vrouwen zagen. Gazet van Antwerpen, 44.

Vermeiren, M. (2012, 30 juli). Ze lachen niet meer met België. Gazet van Antwerpen, 40.

Vermeiren, M. (2014, 30 mei). België is niet overmoedig. Gazet van Antwerpen, 15.

W.W.T. (2012, 31 juli). Ik mag me niet van de wijs laten brengen. Het Laatste Nieuws, 21.

W.W.T. (2012, 01 augustus). We moeten minder kansen weggeven. Het Laatste Nieuws, 21.

W.W.T. (2012, 2 augustus). Team GB is echte hocheymachine. Het Laatste Nieuws, 19.

W.W.T. (2014, 22 mei). Tweemaal winnen. Het Laatste Nieuws, 41.

W.W.T. (2014, 30 mei). We passen ons niet meer aan. Het Laatste Nieuws, 37.

W.W.T. (2014, 31 mei). Klaar om medaille te grijpen. Het Laatste Nieuws, 40.

W.W.T. (2014, 03 juni). We waren realistischer in cirkel. Het Laatste Nieuws, 33.

W.W.T. (2014, 04 juni). Australië moet ons beter liggen. Het Laatste Nieuws, 37.

W.W.T. (2014, 04 juni). Reckinger denkt al aan Rio 2016. Het Laatste Nieuws, 33.

W.W.T. (2014, 14 juni). Een machteloos gevoel. Het Laatste Nieuws, 45.

Wauters, W. (2012, 30 juli). Baby van beton. De Standaard, 25.

105

BIJLAGEN

BIJLAGE 1: REGISTRATIEFORMULIER

ARTIKELNUMMER:

TITEL ARTIKEL:

DATUM:

1. ALGEMENE ANALYSE

1.1/ KRANT

o Het Laatste Nieuws (1) o Het Nieuwsblad (2) 1.4/ ONDERWERP ARTIKEL

o De Morgen (3) o Artikel overwegend over o De Standaard (4) mannenploeg (1) o Gazet van Antwerpen (5) o Artikel overwegend over o Het Belang van Limburg (6) vrouwenploeg (2) 1.2/ POSITIE ARTIKEL o Artikel met 50% over mannenploeg en 50% over vrouwenploeg (3) o Voorpagina (1) o Geen voorpagina (0) 1.5/ JOURNALIST

1.3/ TYPE ARTIKEL o Man (1) o Vrouw (2) o Kort nieuwsbericht (1) o Niet gekend (3) o Nieuwsartikel (2) o Andere (4) o Interview (3) o Analysestuk of reportage (4)

o Column of opiniestuk (5)

o Fotoartikel (6)

106

2. TEKSTUELE INHOUDSANALYSE VAN HET ARTIKEL

Noot: ondertitels bij foto’s worden mee gecodeerd in de vorm van tekst in een nieuwsartikel.

2.1 MANNEN

2.1.1 Handelt het artikel voor een deel over mannenhockey?

o Ja (1) o Neen (0)

2.1.2 Hoe verwijst men naar de HOCKEYPLOEG in het artikel?

o Red Lions (0/1/88) o Hockeyjongens (0/1/88) o Hockeymannen/-heren (0/1/88) o Andere (0/1/88)

2.1.3 CITATEN spelers

o Ja (1) – Aantal: …. o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

2.2.4 Hoeveel keer wordt een speler/worden spelers bij VOORNAAM en bij FAMILIENAAM vermeld in het artikel? o Voornaam (0/1/88) – Aantal keer: …. o Familienaam (0/1/88) – Aantal keer: ….

2.1.5 Wordt de LEEFTIJD van de speler(s) minstens een keer aangehaald?

o Ja (1) – Aantal keer: …. o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

2.1.6 Verwijst men in het artikel naar het PRIVELEVEN of naar het LEVEN NAAST DE SPORT van de speler(s) of van de ploeg?

o Ja (1) – Aantal keer: ….

107

- Studies: …. - (Ander) beroep/(andere) carrière: …. - Bezigheden: …. - Familieleven: …. - Andere: ….

Letterlijk in tekst: ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………

o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

2.1.7 Legt men in het artikel de grootste focus op de SPORT of op de SPORTRESULTATEN van de speler(s) of van de ploeg?

o Ja (1) o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

2.1.8 Is er een verwijzing naar/vergelijking met de Belgische VROUWENPLOEG aanwezig in het artikel?

o Ja (1) o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

-Indien ‘ja’: o Mannen eerder positief ten opzichte van vrouwenploeg (1) o Neutraal (2) o Mannen eerder negatief ten opzichte van vrouwenploeg (3) o Niet van toepassing (88)

Letterlijk in tekst: ……………………………………………………………………………………………... ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………

2.1.9 BEELDVORMING MANNEN

108

Mannelijke stereotypen: Aanwezig? (0/1/88) o Man(nen) als (stoere) topsporter (0/1) o Man(nen) als sportheld/kampioen (0/1) o Man(nen) als beroemdheid (0/1) o Man(nen) als gezinshoofd/kostwinner/beschermer (0/1) o Man(nen) als carrièreman (0/1) o Man(nen) als rolmodel/voorbeeld (0/1)

Vrouwelijke stereotypen: Aanwezig? (0/1/88) o Man(nen) als vader (0/1) o Man(nen) als echtgenoot/vriend (0/1) o Man(nen) als familielid/zoon (0/1) o Man(nen) als nieuwe man/huisman (0/1) o Man(nen) als seksobject (0/1) o Man(nen) als “halve vrouw”/model (0/1)

Letterlijk in tekst: ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………

2.2 VROUWEN

2.2.1 Handelt het artikel voor een deel over vrouwenhockey?

o Ja (1) o Neen (0)

2.2.2 Hoe verwijst men naar de HOCKEYPLOEG in het artikel?

o Red Panthers (0/1/88) o Hockeymeisjes (0/1/88) o Hockeyvrouwen/-dames (0/1/88) o Andere (0/1/88)

109

2.2.3 CITATEN speelsters

o Ja (1) – Aantal: …. o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

2.2.4 Hoeveel keer wordt een speelster/worden speelsters bij VOORNAAM en bij FAMILIENAAM vermeld in het artikel?

o Voornaam (0/1/88) – Aantal keer: …. o Familienaam (0/1/88) – Aantal keer: ….

2.2.5 Wordt de LEEFTIJD van de speelster(s) minstens een keer aangehaald?

o Ja (1) – Aantal keer: …. o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

2.2.6 Verwijst men in het artikel naar het PRIVELEVEN of naar het LEVEN NAAST DE SPORT van de speelster(s) of van de ploeg?

o Ja (1) – Aantal keer: ….

- Studies: …. - (Ander) beroep/(andere) carrière: …. - Bezigheden: …. - Familieleven: …. - Andere: ….

Letterlijk in tekst: ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………

o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

110

2.2.7 Legt men in het artikel de grootste focus op de SPORT of op de SPORTRESULTATEN van de speelsters of van de ploeg?

o Ja (1) o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

2.2.8 Is er een verwijzing naar/vergelijking met de Belgische MANNENPLOEG aanwezig in het artikel?

o Ja (1) o Neen (0) o Niet van toepassing (88)

-Indien ‘ja’: o Vrouwen eerder positief ten opzichte van mannenploeg (1) o Neutraal (2) o Vrouwen eerder negatief ten opzichte van mannenploeg (3) o Niet van toepassing (88)

Letterlijk in de tekst: ……………………………………………………………………………………………... ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………

2.2.9 BEELDVORMING VROUWEN

Vrouwelijke stereotypen: Aanwezig? (0/1/88) o Vrouw(en) als moeder (0/1) o Vrouw(en) als echtgenote/vriendin (0/1) o Vrouw(en) als familielid/dochter (0/1) o Vrouw(en) als huisvrouw (0/1) o Vrouw(en) als seksobject (0/1) o Vrouw(en) als modepop/model (0/1)

Mannelijke stereotypen: Aanwezig? (0/1/88) o Vrouw(en) als (stoere) topsporter/”halve man” (0/1) o Vrouw(en) als sportheldin/kampioene (0/1) o Vrouw(en) als beroemdheid (0/1)

111

o Vrouw(en) als gezinshoofd/kostwinner/beschermer (0/1) o Vrouw(en) als carrièrevrouw (0/1) o Vrouw(en) als rolmodel/voorbeeld (0/1)

Letterlijk in tekst: ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………

2.3 LABELS MANNEN-VROUWEN

2.3.1 MANNELIJKE labels

o Mannen aan bod in artikel? (0/1) o Mannelijke labels voor mannen aan bod in artikel? (0/1/88) o Vrouwen aan bod in artikel? (0/1) o Mannelijke labels voor vrouwen aan bod in artikel? (0/1/88)

LABEL MAN VROUW

Agressief/competitief

Letterlijk:

Doorzetter

Letterlijk:

Krachtig

Letterlijk:

Onoverwinnelijk/legendarisch

Letterlijk:

Rationeel

112

Letterlijk:

Sterk

Letterlijk:

Stoer

Letterlijk:

Topsporter

Letterlijk:

Zelfzeker

Letterlijk:

Totaal aantal labels Man: Vrouw:

Mannelijke labels – evaluatie:

o Mannelijke labels dominant aanwezig voor mannen, want enkel mannen aan bod in het artikel (1) o Mannelijke labels dominant aanwezig voor mannen, ondanks aanwezigheid vrouwen (2) o Mannelijke labels overwegend aanwezig voor mannen (3) o Mannelijke labels in gelijke mate voor mannen en vrouwen (4) o Mannelijke labels overwegend aanwezig voor vrouwen, ondanks aanwezigheid mannen (5) o Mannelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, ondanks aanwezigheid mannen (6) o Mannelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, want enkel vrouwen aan bod in het artikel (7) o Geen labels gevonden voor beide categorieën (8)

2.3.2 VROUWELIJKE labels

o Mannen aan bod in artikel? (0/1) o Vrouwelijke labels voor mannen aan bod in artikel? (0/1/88)

113

o Vrouwen aan bod in artikel? (0/1) o Vrouwelijke labels voor vrouwen aan bod in artikel? (0/1/88)

LABEL MAN VROUW

Angstig

Letterlijk:

Besluiteloos/twijfelend

Letterlijk: Emotioneel

Letterlijk:

Familie/vrienden

Letterlijk:

Jong

Letterlijk:

Kinderlijk

Letterlijk:

Passief/afhankelijk

Letterlijk:

Schoonheid/uiterlijk

Letterlijk:

Sympathiek/vriendelijk

Letterlijk:

Zorgzaam

Letterlijk:

Zwak

Letterlijk:

114

Totaal aantal labels Man: Vrouw:

Vrouwelijke labels – evaluatie:

o Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, want enkel vrouwen aan bod in het artikel (1) o Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, ondanks aanwezigheid mannen (2) o Vrouwelijke labels overwegend aanwezig voor vrouwen (3) o Vrouwelijke labels in gelijke mate voor vrouwen en mannen (4) o Vrouwelijke labels overwegend aanwezig voor mannen, ondanks aanwezigheid vrouwen (5) o Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor mannen, ondanks aanwezigheid vrouwen (6) o Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor mannen, want enkel mannen aan bod in het artikel (7) o Geen labels gevonden voor beide categorieën (8)

Algemene eindevaluatie voor mannen en hun labels in het artikel: o Meer mannelijke labels dan vrouwelijke labels (1) o Gelijk aantal mannelijke labels en vrouwelijke labels (2) o Meer vrouwelijke labels dan mannelijke labels (3) o Het artikel gaat niet over mannen (4)

Algemene eindevaluatie voor vrouwen en hun labels in het artikel: o Meer mannelijke labels dan vrouwelijke labels (1) o Gelijk aantal mannelijke en vrouwelijke labels (2) o Meer vrouwelijke labels dan mannelijke labels (3) o Het artikel gaat niet over vrouwen (4)

115

BIJLAGE 2: CODEBOEK

KORTE IDENTIFICATIEGEGEVENS

ARTIKELNUMMER We geven elk artikel een rangnummer. Dit heeft enerzijds tot doel om een overzicht te behouden in het aantal artikels dat onze selectie telt. Anderzijds vinden we zo gemakkelijker artikels terug in de analysefase.

TITEL VAN HET ARTIKEL Hiermee doelen we op de titel van het artikel. Een eventuele subtitel kan er mee bij opgenomen worden.

DATUM De datum waarop het artikel is verschenen. We schrijven de datum voluit. Bijvoorbeeld: 14 mei 2014.

1. ALGEMENE ANALYSE

1.1 KRANT In welke krant verscheen het artikel? In ons onderzoek onderscheiden we Het Laatste Nieuws (1), Het Nieuwsblad (2), De Morgen (3), De Standaard (4), Gazet van Antwerpen (5) en Het Belang van Limburg (6). Wanneer het artikel in Het Nieuwsblad op Zondag verscheen, mag dit als de krant Het Nieuwsblad worden gecodeerd.

1.2 POSITIE VAN HET ARTIKEL Verscheen het artikel al dan niet op de voorpagina van de krant? Ja (1) of neen (0).

1.3 TYPE VAN HET ARTIKEL We onderscheiden zes types artikels: een kort nieuwsbericht (1), een nieuwsartikel (2), een interview (3), een analysestuk of (sfeer)reportagestuk (4), een column of opiniestuk (5) en een fotoartikel (6). In het geval van een fotoartikel zijn we enkel geïnteresseerd in het bijschrift dat de foto vergezelt.

116

- Kort nieuwsbericht (1): een algemeen artikel van enkele zinnen lang (maximaal 15 zinnen). - Nieuwsartikel (2): een nieuwsartikel in langere vorm. Dat kan over een bepaalde wedstrijd(voorbeschouwing) gaan of een persconferentie. - Interview (3): een interview, al dan niet in vraag-/antwoordvorm geschreven. - Analysestuk of reportagestuk (4): artikel met focus op een reportage- of analyseaspect. Vaak wordt hier een bepaalde sfeer opgeroepen. - Column of opiniestuk (5): een schrijfsel geschreven door een columnist of opiniemaker. - Fotoartikel (6): een artikel met grote foto en enkele bijzinnen/een onderschrift als illustratie.

1.4 ONDERWERP VAN HET ARTIKEL Over welke ploeg gaat het artikel? We maken een onderverdeling van drie soorten: een artikel dat uitsluitend of overwegend rond de hockeymannen draait (1), een artikel dat uitsluitend of overwegend rond de hockeyvrouwen draait (2) en, als laatste, een artikel dat inhoudelijk ongeveer even veel aandacht aan de hockeymannen en hockeyvrouwen besteedt (3). Indien een artikel over beide ploegen gaat, met een aandachtverdeling van 80% voor de mannen en 20% voor de vrouwen wordt dus optie (1) aangeduid. Het artikeldeel over de vrouwen wordt uiteraard wel mee geanalyseerd (zie infra).

1.5 JOURNALIST Met deze variabele duiden we op het geslacht van de journalist: is het een man (1) of een vrouw (2)? Wanneer initialen als auteursnaam van het artikel worden gebruikt, is het geslacht uiteraard niet gekend. Dan wordt de optie “Niet gekend” (3) aangeduid. Indien een persagentschap als Belga de producent van het artikel is, wordt de optie “Andere” (4) aangeduid.

2. TEKSTUELE INHOUDSANALYSE VAN HET ARTIKEL

In deze sectie gaan we dieper in op het inhoudelijk aspect van het artikel. Ondertitels of bijschriften bij fotoartikels worden mee als tekst gecodeerd. We maken een opsplitsing in artikels die over hockeymannen gaan en artikels die over hockeyvrouwen gaan.

117

2.1 MANNEN

Dit eerste deel gaat dieper in op het analyseren van artikels die voor een (overgroot) deel over de hockeymannen handelt.

2.1.1 Handelt het artikel voor een deel over mannenhockey? Het antwoord op deze vraag is eenvoudig: “Ja” (1) of “Neen” (0). Wanneer een artikel dat grotendeels over de vrouwen gaat amper twee zinnen aandacht schenkt aan het mannenhockey, antwoorden we onder deze vraag toch “Ja” (1).

2.1.2 Hoe verwijst men naar de hockeyploeg in het artikel? Hier maken we een onderscheid tussen “Red Lions” (0/1/88), “Hockeyjongens” (0/1/88), “Hockeymannen/-heren” (0/1/88) en “Andere” (0/1/88). Hierbij kunnen meerdere mogelijkheden worden aangeduid. De laatste categorie kruisen we aan wanneer we geen van de drie eerste termen terugvinden in het artikel. Als het artikel niet over mannenhockey gaat, vullen we telkens “Niet van toepassing” (88) in. Hier moet ook gewezen worden op de varianten die op deze woorden teruggevonden kunnen worden. Wanneer bijvoorbeeld het woord “Lions” teruggevonden wordt, dan coderen we dit onder “Red Lions”.

2.1.3 Citaten Komen spelers aan bod in de vorm van quotes? Indien het artikel niet over mannenhockey handelt, duiden we de optie “Niet van toepassing” (88) aan. Wanneer quotes worden gebruikt, kijken we ook hoeveel citaten precies het artikel telt. Opgelet: we tellen enkel de citaten afkomstig van spelers.

Hoe we het aantal citaten per artikel tellen, verduidelijken we aan de hand van volgende voorbeelden: - 1 citaat: “’Ik ben zeer blij’, zegt .” - 1 citaat: “’Ik ben zeer blij’, zegt Thomas Briels, ‘maar het kon nog beter.’” Een onderbroken zin (door middel van een komma) wordt dus toch als één citaat gecodeerd. - 1 citaat: “’Ik ben zeer blij met deze overwinning. Het geeft een fantastisch gevoel om voor zo’n groot publiek te spelen. Ik wil graag alle mensen bedanken.”, aldus Thomas Briels.”

118

Drie zinnen achtereen wordt hier als één blok tekst gezien. Bijgevolg dus ook als één citaat. - 2 citaten: “’Ik ben zeer blij’, zegt Thomas Briels. ‘Al vond ik wel dat het nog beter kon.’” Hier wordt een uitspraak (door middel van een punt) over twee verschillende zinnen gespreid. Dit coderen we als twee citaten.

2.1.4 Hoeveel keer wordt een speler/worden spelers bij voornaam en bij familienaam vermeld in het artikel? We tellen op hoeveel keer we voornamen en familienamen van spelers treffen in het artikel. We vullen het aantal keer “Voornaam” in en daarna het aantal keer “Familienaam”. Wanneer er geen namen van spelers worden vermeld, vullen we het cijfer nul in. De optie “Niet van toepassing” (88) wordt aangevinkt wanneer het artikel helemaal niet over mannenhockey gaat.

2.1.5 Wordt de leeftijd van de speler(s) minstens een keer aangehaald? Is er in het artikel een verwijzing naar of vermelding van de leeftijd van de spelers? Indien dit het geval is: hoeveel keer? Een verwijzing naar of vermelding van de leeftijd mag opgevat worden in termen van woorden (bijvoorbeeld: “jong” of “oud”) of in termen van cijfers (bijvoorbeeld: “14 jaar”). De optie “Niet van toepassing” wordt aangekruist wanneer het artikel niet over mannenhockey gaat.

2.1.6 Verwijst men in het artikel naar het privéleven of naar het leven naast de sport van de speler(s) of van de ploeg? Wordt in het artikel verwezen naar aspecten van het privéleven of het leven naast de sport van de speler(s) of van de ploeg? Indien dit het geval is: hoeveel keer? We tellen dit aan de hand van het aantal zinnen dat er aan dit onderwerp wordt gewijd. Dit heeft als doel te kijken naar hoe zwaar dit onderwerp doorweegt op het volledige artikel. Ook maken we een opdeling in het soort privézaken: studies, een ander beroep of andere carrière dan de sport, andere bezigheden, het familieleven of andere privézaken. Per categorie duiden we aan hoeveel keer hiernaar verwezen wordt. Als kwalitatief onderdeel schrijven we ook letterlijk de passages neer hoe dit soort privézaken naar boven komt in het artikel. We duiden de optie “Niet van toepassing” aan wanneer het artikel niet rond mannenhockey draait.

119

2.1.7 Legt men in het artikel de grootste focus op de sport of op de sportresultaten van de speler(s) of van de ploeg? Op deze vraag wordt “Ja” (1) geantwoord wanneer het overgrote deel van het artikel rond de sport of rond de sportresultaten van de speler(s) of ploeg draait. De optie “Niet van toepassing” (88) wordt aangeduid indien het artikel niet over mannenhockey gaat.

2.1.8 Is er een verwijzing naar/vergelijking met de Belgische vrouwenploeg aanwezig in het artikel? Wordt er vanuit het standpunt van het mannenhockey een expliciete verwijzing naar of een vergelijking met de Belgische vrouwenploeg gemaakt? Het is belangrijk dat de verwijzing of vermelding expliciet aanwezig is. Dit kan zich veruiterlijken in verwijzingszinnen als “Ook de vrouwenploeg is aanwezig op dit toernooi.” Of “De mannenploeg deed het gisteren goed, maar het vrouwenteam was minder gelukt toebedeeld.” Wanneer de hoofdfocus van het artikel de vrouwenploeg betreft en er aan het eind van het artikel een klein deel aan de mannenploeg wordt gewijd, is er dus geen verwijzing naar of vergelijking met de Belgische vrouwenploeg vanuit mannelijk standpunt. Wanneer er een verwijzing of vermelding is, duiden we ook aan of deze verwijzing of vermelding een positieve, neutrale of negatieve connotatie ten opzichte van de mannenploeg inhoudt. We schrijven ter duiding ook de relevante, letterlijke passage(s) uit de tekst over.

2.1.9 Beeldvorming mannen Is een of zijn meerdere stereotyperingsvorm(en) voor mannen aanwezig in het artikel? Wanneer het artikel niet over mannen handelt, duiden we de optie “Niet van toepassing” (88) aan. De mannelijke stereotypen die we onderscheiden, staan hieronder opgesomd. Er kunnen meerdere opties worden aangeduid. - Man(nen) als (stoere) topsporter: wordt de sportman/worden de sportmannen afgebeeld als topsporter? Iemand die voor zijn sport leeft? Of iemand die meedraait aan de top van de sport? Iemand waarvan het aantal caps voor de nationale ploeg expliciet vermeld wordt? - Man als sportheld/kampioen: wordt de sportman/worden de sportmannen afgebeeld als held of als een (uitzonderlijk) kampioen? Uiten of verwezenlijken ze iets heroïsch, historisch of dappers? Of is er een verwijzing naar een kampioenschap dat ooit werd gewonnen?

120

- Man als beroemdheid: wordt de sportman/worden de sportmannen voorgesteld als een beroemdheid? Iemand die bijvoorbeeld vermeldt dat hij veel media-aandacht krijgt? - Man als gezinshoofd/kostwinner/beschermer: wordt de sportman/worden de sportmannen voorgesteld als kostwinner(s) of beschermer(s) (van een gezin)? - Man als carrièreman: wordt de sportman/worden de sportmannen afgebeeld als iemand die een sportcarrière aan het maken is (bijvoorbeeld verwijzing naar diens rijk gevulde palmares) of iemand die een sportcarrière nastreeft? Of is er een verwijzing naar een andere carrière? - Man als rolmodel/voorbeeld: wordt de sportman/worden de sportmannen een voorbeeldfunctie toegedicht?

De vrouwelijke stereotypen die we onderscheiden, volgen hieronder. Er kunnen meerdere opties worden aangeduid.

- Man als vader: wordt de sportman/worden de sportmannen voorgesteld als vader zijnde? - Man als echtgenoot/vriend: wordt de sportman/worden de sportmannen voorgesteld als echtgenoot of als vriend? - Man als familielid: wordt de sportman/worden de sportmannen voorgesteld als familielid? Bijvoorbeeld als zoon of als broer? (wanneer het familielid ‘vader’ of ‘echtgenoot/vriend’ betreft, wordt dit onder het stereotype ‘vader’ of ‘echtgenoot/vriend’ gecodeerd) - Man als nieuwe man/huisman: wordt de sportman/worden de sportmannen voorgesteld als nieuwe man of als huisman? - Man als seksobject: wordt de sportman/worden de sportmannen voorgesteld als seksobject? - Man als “halve vrouw”/model: worden expliciete vrouwelijke kenmerken meegegeven aan de sport(mannen)?

We schrijven ook de letterlijke passage uit de tekst neer. Dit dient ter duiding van de toewijzing van een of meerdere stereotyperingsvormen.

2.2 VROUWEN

121

Dit tweede deel van de tekstuele analyse gaat dieper in op het analyseren van artikels die voor een (overgroot) deel over de hockeyvrouwen handelt.

2.2.1 Handelt het artikel voor een deel over vrouwenhockey? Het antwoord op deze vraag is eenvoudig: “Ja” (1) of “Neen” (0). Wanneer een artikel dat grotendeels over de mannen gaat amper twee zinnen aandacht schenkt aan het vrouwenhockey, antwoorden we onder deze vraag toch “Ja” (1).

2.2.2 Hoe verwijst men naar de hockeyploeg in het artikel? Hier maken we een onderscheid tussen “Red Panthers” (0/1/88), “Hockeymeisjes” (0/1/88), “Hockeyvrouwen/-dames” (0/1/88) of “Andere” (0/1/88). Hierbij kunnen meerdere mogelijkheden worden aangeduid. De laatste categorie kruisen we aan wanneer we geen van de drie eerste termen terugvinden in het artikel. Als het artikel niet over mannenhockey gaat, vullen we telkens “Niet van toepassing” (88) in. Hier moet ook gewezen worden op de varianten die op deze woorden teruggevonden kunnen worden. Wanneer bijvoorbeeld het woord “Panthers” teruggevonden wordt, coderen we dit onder “Red Panthers”.

2.2.3 Citaten Komen speelsters aan bod in de vorm van quotes? Indien het artikel niet over vrouwenhockey handelt, duiden we de optie “Niet van toepassing” (88) aan. Wanneer quotes worden gebruikt, kijken we ook hoeveel citaten precies het artikel telt. Opgelet: we tellen enkel de citaten afkomstig van speelsters. Hoe we het aantal citaten per artikel tellen, verduidelijken we aan de hand van volgende voorbeelden: - 1 citaat: “’Ik ben zeer blij’, zegt Charlotte De Vos.” - 1 citaat: “’Ik ben zeer blij’, zegt Charlotte De Vos, ‘maar het kon nog beter.’” Een onderbroken zin (door middel van een komma) wordt dus toch als één citaat gecodeerd. - 1 citaat: “’Ik ben zeer blij met deze overwinning. Het geeft een fantastisch gevoel om voor zo’n groot publiek te spelen. Ik wil graag alle mensen bedanken.”, aldus Charlotte De Vos.” Drie zinnen achtereen wordt hier als één blok tekst gezien. Bijgevolg dus ook als één citaat.

122

- 2 citaten: “’Ik ben zeer blij’, zegt Charlotte De Vos. ‘Al vond ik wel dat het nog beter kon.’” Hier wordt een uitspraak (door middel van een punt) over twee verschillende zinnen gespreid. Dit coderen we als twee citaten.

2.2.4 Hoeveel keer wordt een speelster/worden speelsters bij voornaam en bij familienaam vermeld in het artikel? We tellen op hoeveel keer we voornamen en familienamen van speelsters treffen in het artikel. We vullen het aantal keer “Voornaam” in en daarna het aantal keer “Familienaam”. Wanneer er geen namen van speelsters worden vermeld, vullen we het cijfer nul in. De optie “Niet van toepassing” (88) wordt aangevinkt wanneer het artikel helemaal niet over vrouwenhockey gaat.

2.2.5 Wordt de leeftijd van de speelster(s) minstens een keer aangehaald? Is er in het artikel een verwijzing naar of vermelding van de leeftijd van de speelsters? Indien dit het geval is: hoeveel keer? Een verwijzing naar of vermelding van de leeftijd mag opgevat worden in termen van woorden (bijvoorbeeld: “jong” of “oud”) of in termen van cijfers (bijvoorbeeld: “14 jaar”). De optie “Niet van toepassing” wordt aangekruist wanneer het artikel niet over vrouwenhockey gaat.

2.2.6 Verwijst men in het artikel naar het privéleven of naar het leven naast de sport van de speelster(s) of van de ploeg? Wordt in het artikel verwezen naar aspecten van het privéleven of het leven naast de sport van de speelster(s) of van de ploeg? Indien dit het geval is: hoeveel keer? We tellen dit aan de hand van het aantal zinnen dat er aan dit onderwerp wordt gewijd. Dit heeft als doel te kijken naar hoe zwaar dit onderwerp doorweegt op het volledige artikel. Ook maken we een opdeling in het soort privézaken: studies, een ander beroep of andere carrière dan de sport, andere bezigheden, het familieleven of andere privézaken. Per categorie duiden we aan hoeveel keer hiernaar verwezen wordt. Als kwalitatief onderdeel schrijven we ook letterlijk de passages neer hoe dit soort privézaken naar boven komen in het artikel. We duiden de optie “Niet van toepassing” (88) aan wanneer het artikel niet rond vrouwenhockey draait.

2.2.7 Legt men in het artikel de grootste focus op de sport of op de sportresultaten van de speelster(s) of van de ploeg?

123

Op deze vraag wordt “Ja” (1) geantwoord wanneer het overgrote deel van het artikel rond de sport of rond de sportresultaten van de speelster(s) of ploeg draait. De optie “Niet van toepassing” (88) wordt aangeduid indien het artikel niet over vrouwenhockey gaat.

2.2.8 Is er een verwijzing naar/vergelijking met de Belgische mannenploeg aanwezig in het artikel? Wordt er vanuit het standpunt van het vrouwenhockey een expliciete verwijzing naar of een vergelijking met de Belgische mannenploeg gemaakt? Het is belangrijk dat de verwijzing of vermelding expliciet is. Dit kan zich veruiterlijken in verwijzingszinnen als “Ook de mannenploeg is aanwezig op dit toernooi.” Of “De vrouwenploeg deed het gisteren goed, maar het mannenteam was minder gelukt toebedeeld.” Wanneer de hoofdfocus van het artikel de mannenploeg betreft en er aan het eind van het artikel een klein deel aan de vrouwenploeg wordt gewijd, is er dus geen verwijzing naar of vergelijking met de Belgische vrouwenploeg vanuit mannelijk standpunt. Wanneer er een verwijzing of vermelding is, duiden we ook aan of deze verwijzing of vermelding een positieve, neutrale of negatieve connotatie ten opzichte van de vrouwenploeg inhoudt. We schrijven ter duiding ook de relevante, letterlijke passage(s) uit de tekst over.

2.2.9 Beeldvorming vrouwen Is een of zijn meerdere stereotyperingsvorm(en) voor vrouwen aanwezig in het artikel? Wanneer het artikel niet over vrouwen handelt, duiden we de optie “Niet van toepassing” (88) aan. De vrouwelijke stereotypen die we onderscheiden staan hieronder opgesomd. Er kunnen meerdere opties worden aangeduid. - Vrouw als moeder: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen voorgesteld als moeder? - Vrouw als echtgenote/vriendin: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen voorgesteld als echtgenote of als vriendin? - Vrouw als familielid: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen voorgesteld als familielid? Als dochter of als zus, bijvoorbeeld? (wanneer het familielid ‘moeder’ of ‘echtgenote/vriendin’ betreft, wordt dit onder het stereotype ‘moeder’ of ‘echtgenote/vriendin’ gecodeerd) - Vrouw als huisvrouw: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen voorgesteld als huisvrouw? Komen huishoudelijke taken aan bod?

124

- Vrouw als seksobject: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen voorgesteld als seksobject? - Vrouw als modepop of model: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen voorgesteld als een modepop of als model?

De mannelijke stereotypen die we onderscheiden, volgen hieronder. Er kunnen meerdere opties worden aangeduid. - Vrouw als (stoere) topsporter: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen afgebeeld als topsporter? Iemand die voor haar sport leeft? Of iemand die meedraait aan de top van de sport? Iemand waarvan het aantal caps voor de nationale ploeg expliciet vermeld wordt? - Vrouw als sportheldin/kampioene: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen afgebeeld als heldin of als een (uitzonderlijk) kampioene? Uiten of verwezenlijken ze iets heroïsch, historisch of dappers? Of is er een verwijzing naar een kampioenschap dat ooit werd gewonnen? - Vrouw als beroemdheid: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen voorgesteld als een beroemdheid? Iemand die bijvoorbeeld vermeldt dat ze veel media-aandacht krijgt? - Vrouw als gezinshoofd/kostwinner/beschermer: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen voorgesteld als kostwinner(s) of beschermer(s) (van een gezin)? - Vrouw als carrièrevrouw: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen afgebeeld als iemand die een sportcarrière aan het maken is (bijvoorbeeld verwijzing naar diens rijk gevulde palmares) of iemand die een sportcarrière nastreeft? Of is er een verwijzing naar een andere carrière? - Vrouw als rolmodel/voorbeeld: wordt de sportvrouw/worden de sportvrouwen een voorbeeldfunctie toegedicht?

We schrijven ook de letterlijke passage uit de tekst neer. Dit dient ter duiding van de toewijzing van een of meerdere stereotyperingsvormen.

2.3 LABELS MANNEN-VROUWEN

In dit laatste deel van de tekstuele analyse wordt onderzocht in welke mate typisch “mannelijke” labels en typisch “vrouwelijke” labels aanwezig zijn in de te onderzoeken artikels.

125

We beginnen eerst met de zoektocht naar mannelijke labels in het artikel. We duiden aan of er mannen aan bod komen in het artikel en of er bij hun wijze van representatie mannelijke labels terug te vinden zijn in het artikel. We doen hetzelfde voor de vrouwen: komen er vrouwen aan bod in het artikel en worden mannelijke labels toegekend bij de representatie van de hockeyvrouwen? Daarna duiden we per mannelijk label apart aan of we dat label kunnen onderbrengen bij de representatie over mannen en/of bij de representatie over vrouwen. We tellen ook hoeveel keer precies een label per geslachtscategorie voorkomt. Die telling gebeurt per relevante zin of per relevant zinsdeel uit het artikel. Een voorbeeld uitgewerkt rond het label “Doorzetter” verduidelijkt wat we bedoelen met een telling per relevantie zin of per relevant zinsdeel: - 1 keer “Doorzetter”: “De Red Lions blijven gaan voor elke bal.” - 2 keer “Doorzetter”: “De Red Lions blijven gaan voor elke bal.” – DRIE ZINNEN VERDER – “Ze vechten tot ze erbij neervallen.” - 2 keer “Doorzetter”: “De Red Lions blijven gaan voor elke bal. Ze vechten tot ze erbij neervallen.” - 2 keer “Doorzetter”: “De Red Lions blijven gaan voor elke bal en ze vechten tot ze erbij neervallen.” - 3 keer “Doorzetter”: “De Red Lions zetten door, vechten voor elke bal en laten zich door niemand tegenhouden.”

Bovenstaande procedure herhalen we helemaal voor de lijst van vrouwelijke labels: komen vrouwelijke labels aan bod bij de representatie van hockeymannen en hockeyvrouwen in het artikel? Wanneer een voor het onderzoek interessante vaststelling wordt gedaan, wordt de letterlijke tekstpassage geldend voor een bepaald label letterlijk overgeschreven. Hiermee doelen we vooral op passages die wijzen op zaken die tegensprekend zijn voor wat in de literatuur teruggevonden werd. Dit kan gaan om het terugvinden van extra veel mannelijke labels in een artikel over vrouwenhockey of om het treffen van extra veel vrouwelijke labels in een artikel over mannenhockey.

Na de analyse van het artikel te hebben gemaakt, maken we voor zowel de mannelijke als de vrouwelijke labels de som op per geslachtscategorie. De aanwezigheid van het aantal mannelijke labels wordt vergeleken tussen mannen en vrouwen. Daarna wordt de som van het

126 aantal vrouwelijke labels voor mannen en vrouwen vergeleken met elkaar. Op basis van deze vergelijkingen maken we voor de mannelijke en vrouwelijke labels een eindevaluatie op. De eindevaluatie voor mannelijke labels bestaat uit volgende acht mogelijkheden: o Mannelijke labels dominant aanwezig voor mannen, want enkel mannen aan bod in het artikel (1) o Mannelijke labels dominant aanwezig voor mannen, ondanks aanwezigheid vrouwen (2) (‘dominant’ duidt op minstens het dubbel aantal mannelijke labels voor mannen dan het aantal mannelijke labels voor vrouwen) o Mannelijke labels overwegend aanwezig voor mannen (3) (‘overwegend’ situeert zich in het midden van ‘dominant’ en ‘gelijk aantal’) o Mannelijke labels in gelijke mate voor mannen en vrouwen (4) o Mannelijke labels overwegend aanwezig voor vrouwen, ondanks aanwezigheid mannen (5) o Mannelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, ondanks aanwezigheid mannen (6) o Mannelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, want enkel vrouwen aan bod in het artikel (7) o Geen labels gevonden voor beide categorieën (8)

De eindevaluatie voor vrouwelijke labels bestaat uit volgende acht mogelijkheden: o Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, want enkel vrouwen aan bod in het artikel (1) o Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor vrouwen, ondanks aanwezigheid mannen (2) (‘dominant’ duidt op minstens het dubbel aantal vrouwelijke labels voor vrouwen dan het aantal vrouwelijke labels voor mannen) o Vrouwelijke labels overwegend aanwezig voor vrouwen (3) (‘overwegend’ situeert zich in het midden van ‘dominant’ en ‘gelijk aantal’) o Vrouwelijke labels in gelijke mate voor vrouwen en mannen (4) o Vrouwelijke labels overwegend aanwezig voor mannen, ondanks aanwezigheid vrouwen (5) o Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor mannen, ondanks aanwezigheid vrouwen (6)

127

o Vrouwelijke labels dominant aanwezig voor mannen, want enkel mannen aan bod in het artikel (7) o Geen labels gevonden voor beide categorieën (8)

Daarna maken we nog een korte analyse van het soort labels (mannelijke/vrouwelijke) per geslachtscategorie in het artikel. Dit zijn de keuzemogelijkheden voor mannen en vrouwen:

Algemene eindevaluatie voor mannen en hun labels in het artikel: o Meer mannelijke labels dan vrouwelijke labels (1) o Gelijk aantal mannelijke labels en vrouwelijke labels (2) (deze categorie duiden we ook aan wanneer het artikel wel over mannen gaat, maar er nul mannelijke en nul vrouwelijke labels werden teruggevonden) o Meer vrouwelijke labels dan mannelijke labels (3) o Het artikel gaat niet over mannen (4)

Algemene eindevaluatie voor vrouwen en hun labels in het artikel: o Meer mannelijke labels dan vrouwelijke labels (1) o Gelijk aantal mannelijke en vrouwelijke labels (2) ((deze categorie duiden we ook aan wanneer het artikel wel over vrouwen gaat, maar er nul mannelijke en nul vrouwelijke labels werden teruggevonden) o Meer vrouwelijke labels dan mannelijke labels (3) o Het artikel gaat niet over vrouwen (4)

Hieronder sommen we respectievelijk de mannelijke en vrouwelijke labels alfabetisch op. Bij elk label geven we ook een interpretatievoorbeeld.

2.3.1 Mannelijke labels

*Agressief/competitief Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op een agressief, aanvallend of competitief karakter bij spelers of speelsters? Of wordt er een bepaalde ambitie expliciet geuit? Voorbeeld: “De honger van de aanvallende Red Lions is groot.” OF “De competitie mag beginnen. We zijn er klaar voor.”

128

*Doorzetter Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op het feit dat spelers of speelsters een groot doorzettingsvermogen etaleren of zeer wilskrachtig zijn? Voorbeeld: “De Red Lions bleven vechten.”

*Krachtig Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op de kracht van spelers of speelsters, of elementen die wijzen op het sterk gespierd lichaamsgestel? Hier wordt de nadruk gelegd op het fysieke aspect, wat het label “Krachtig” van het label “Sterk” onderscheidt. Voorbeeld: “Met de hulp van een krachtig schot van Tom Boon wonnen de Red Lions.”

*Onoverwinnelijk/legendarisch Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op een onoverwinnelijk karakter bij spelers of speelsters, of elementen die wijzen op een legendarische prestatie van spelers of speelsters? Het overmatig gebruik van superlatieven als “Enorm” of “Super” kan op een onoverwinnelijk karakter wijzen. Voorbeeld: “Dit is een heroïsche zege!” OF “Killer Tom Boon”

*Rationeel Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op rationaliteit bij de spelers of speelsters? Dat kan ook wijzen op bepaalde tactische zetten tijdens een wedstrijd. Voorbeeld: “’Als we slim zijn en de wedstrijd tactisch sterk starten, dan winnen we morgen gegarandeerd’, aldus Xavier Reckinger.”

*Sterk/gespierd Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op de sterkte of de dominantie van de spelers of speelsters als atleet? Wanneer “Sterk” wijst op een grote mentale sterkte kan dit mee gecodeerd worden onder het mannelijke label “Zelfzeker”. Belangrijk bij het label “Sterk” is dat de omschrijving vaak vergezelt wordt van een bijvoeglijk naamwoord. De zin “Ze scoorden een tweede goal” kunnen we dus niet als “Sterk” coderen, aangezien dit eerder een gewoon feit meegeeft. De zin “Ze scoorden na een knappe actie van Tom Boon” coderen we daarentegen wel als “Sterk”.

129

Voorbeeld: “De Red Lions waren de besten van het toernooi.” OF “Bekijk eens de armen van de Red Lions. Daar kan je mee naar de oorlog.” OF “Dat is een zeer mooie prestatie.”

*Stoer Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op een stoer karakter bij spelers of speelsters? Voorbeeld: “’We kunnen iedereen aan’, zegt Xavier Reckinger stoer.”

*Topsporter Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op het topsportersleven van spelers of speelsters? Leiden ze een monnikenleven? Dit kan bijvoorbeeld gaan om de opofferingen die spelers of speelsters dagelijks maken voor hun sport. Voorbeeld: “’Elke dag sta ik om 8.00u op het hockeyplein. De opofferingen zijn soms zwaar, maar elk detail kent’, weet De Vos.”

*Zelfzeker Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op de zelfzekerheid of het zelfvertrouwen die spelers of speelsters uitstralen? Of elementen die wijzen op een ontspannen persoon? Voorbeeld: “We kijken vol vertrouwen uit naar de volgende wedstrijd.”

2.3.2 Vrouwelijke labels

*Angstig Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op een zekere angst bij speelsters of spelers? Dit kan duiden op stress of zenuwen bij atleten voor een wedstrijd. Voorbeeld: “’Het was bibberen voor de start’, aldus Maureen Beernaert.”

*Besluiteloos/twijfelend Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op twijfels, besluiteloos zijn of een gebrek aan zelfvertrouwen bij speelsters of spelers? Voorbeeld: “Je zag de vertwijfeling in de ogen van Charlotte De Vos.” OF “’We moeten erin blijven geloven, maar ik weet niet of ons doel nog haalbaar is.’, aldus Barbara Nelen.”

*Emotioneel

130

Vinden we in het artikel elementen terug die refereren naar de emoties bij speelsters of spelers? We doelen hier vooral op emoties van vreugde, verdriet of woede. Voorbeeld: “Judith Vandermeiren huilde tranen met tuiten na de verloren halve finale.” OF “De blijdschap spatte van het gezicht af bij Stephanie De Groof. Ze straalde na de wedstrijd!”

*Familie/vrienden Vinden we in het artikel elementen terug die refereren naar de familie of vrienden van de speelsters of spelers? Voorbeeld: “’Dankzij de steun van mijn familie en vrienden ben ik weer op topniveau.’, aldus De Vos.”

*Jong Vinden we in het artikel elementen terug die verwijzen naar de jonge leeftijd van de speelsters of spelers? Voorbeeld: “De piepjonge Red Panthers zijn op leerschool op dit toernooi.”

*Kinderlijk Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op kinderlijkheid of schattigheid bij speelsters of spelers? Voorbeeld: “De Red Panthers, onze schattige hockeymeisjes met hun kinderlijke kopjes, spelen morgen hun volgende wedstrijd.” OF “Stephanie De Groof maakte haar roze haarrekker los.”

*Passief/afhankelijk Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op het feit dat speelsters of spelers voorgesteld worden als passieve of afhankelijke personen? Met andere woorden: worden ze als niet-actief of als niet-agressief voorgesteld? Zijn ze in rusttoestand? Of zijn ze afhankelijk van anderen of gehoorzaam naar anderen? Voorbeeld: “De Red Panthers toonden in de tweede helft nog maar weinig zin om verder te spelen.”

*Schoonheid/uiterlijk Vinden we in het artikel elementen terug die expliciet refereren naar de schoonheid of het (knappe) uiterlijk van de speelsters of spelers?

131

Voorbeeld: “Die knap ogende hockeyspelers kunnen er wat van.” OF “De Red Panthers ogen sexy met die make-up.” OF “Daar kwamen ze dan op het veld gehuppeld. Netjes uitgedost in korte rokjes.”

*Sympathiek Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op de vriendelijkheid of sympathie van speelsters of spelers? Voorbeeld: “’Ik ben enorm tevreden!’, zei de immer vriendelijke Thomas Briels na afloop van de wedstrijd.”

*Zorgzaam Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op het zorgzaam of zacht karakter van speelsters of spelers? Dit label dient vooral geïnterpreteerd te worden in termen van zorgzaamheid ten opzichte van medespe(e)(lste)rs of anderen zoals familieleden of vrienden. Voorbeeld: “’Ik apprecieer de manier waarop de staf ons verzorgt voor en na de wedstrijd’, zei Barbara Nelen.” OF “’Vrienden zijn voor mij nog altijd belangrijker dan mijn sport. Ik zie ze dus ook zeer vaak. Voor hen ga ik door het vuur’, aldus Stephanie De Groof.”

*Zwak Vinden we in het artikel elementen terug die wijzen op falen, op frustratie, op gebreken, op blessures, op opgaves, op zwakheid of een zwak karakter bij speelsters of spelers? Of worden ze ondergeschikt voorgesteld? Voorbeeld: “De Red Panthers gaven al op na een uur spelen.” OF “De Red Panthers komen nog een groot stuk tekort om mee te kunnen met de besten.”

132

BIJLAGE 3: BETROUWBAARHEID ONDERZOEK

Tabel 0.1 Onderwerp artikel

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig. Measure of Agreement Kappa 1,000 ,000 4,000 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

Tabel 0.2 Aanwezigheid label ‘hockeymannen/-heren’

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig. Measure of Agreement Kappa 1,000 ,000 5,159 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

Tabel 0.3 Aantal citaten voor de man

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig. Measure of Agreement Kappa ,849 ,128 4,968 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

Tabel 0.4 Aanwezigheid mannelijke stereotype voor de man

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig. Measure of Agreement Kappa ,892 ,100 4,447 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

133

Tabel 0.5 Aanwezigheid label ‘meisjes’

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig. Measure of Agreement Kappa 1,000 ,000 5,600 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

Tabel 0.6 Aantal keer ‘leeftijd’ voor de vrouw

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig.

Measure of Agreement Kappa ,874 ,110 5,481 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

Tabel 0.7 Aantal keer ‘privéleven’ voor de vrouw

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig. Measure of Agreement Kappa ,754 ,133 5,376 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

Tabel 0.8 Aanwezigheid vrouwelijke stereotype voor de vrouw

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig. Measure of Agreement Kappa 1,000 ,000 5,159 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

134

Tabel 0.9 Vrouwelijke labels – evaluatie

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig. Measure of Agreement Kappa ,909 ,083 5,664 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

Tabel 0.10 Algemene eindevaluatie voor mannen en hun labels

Symmetric Measures Asymp. Std. Value Errora Approx. Tb Approx. Sig. Measure of Agreement Kappa 1,000 ,000 5,860 ,000 N of Valid Cases 16 a. Not assuming the null hypothesis. b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.

BIJLAGE 4: KRANTENARTIKELS (STEEKPROEF)

Olympische Spelen 2012 (106 artikels):

B.F. & J.D.K. (2012, 13 augustus). Hockeymannen vijfde: In Rio voluit voor medaille. Het Laatste Nieuws, 28. B.F. & W.W.T. (2012, 06 augustus). Red Lions en Red Panthers spelen beiden gelijk. Het Laatste Nieuws, 35. B.F. (2012, 08 augustus). Red Lions behouden kans op vijfde plaats. Het laatste Nieuws, 33. B.F. (2012, 09 augustus). We missen kracht en ervaring. Het Laatste Nieuws, 30. B.F. (2012, 11 augustus). Hockeydames sluiten toernooi af met zege, elfde plaats en ad fundum. Het Laatste Nieuws, 31. B.F. (2012, 27 juli). Actief in Nederland. Het Laatste Nieuws, 35. B.F. (2012, 27 juli). Barbara Nelen: panter zonder haar leeuw. Het Laatste Nieuws, 35. B.F. (2012, 27 juli). Bondscoaches Colin Batch en Pascal kina: realistisch ambitieus. Het Laatste Nieuws, 35.

135

B.F. (2012, 27 juli). Jérôme Dekeyser: held met gescheurde ligamenten. Het Laatste Nieuws, 35. B.F. (2012, 27 juli). Jérôme Truyens en Charlotte De Vos: kapiteins met gezag. Het Laatste Nieuws, 35. B.F. (2012, 27 juli). Maxime Luycx: meer dan 300 caps. Het Laatste Nieuws, 35. B.F. (2012, 27 juli). Tom & Jill Boon: olympische broer en zus. Het Laatste Nieuws, 35. “Bondscoach Belgen: Hier vijfde, in Rio top vier (2012, 11 augustus). Het Nieuwsblad, 10.” “Jill Boon duimt voor broertje Tom tegen oranje (2012, 01 augustus). Het Nieuwsblad, 9.” Camps, H. (2012, 28 juli). Camps & Hanot. De Morgen, 19. De Preter, J. (2012, 20 juli). Charlotte De Vos: Dat potige staat me wel aan. De Morgen, 45. De Venter, M. (2012, 26 juli). Hockeymicrobe van haar pa gekregen. Het Laatste Nieuws, 19. Declercq, M. (2012, 28 juli). De creatie van een hockeynatie. De Morgen, 20. Dekeyzer, V. (2012, 19 augustus). Hagelandse Olympiërs zijn weer thuis. Het Laatste Nieuws, 19. Delabie, S. (2012, 30 juli). Als één man achter Alix. Het Nieuwsblad, 18. “Doel is zeker nog haalbaar (2012, 03 augustus). Het Laatste Nieuws, 20.” “Rode Duivels met stick (2012, 02 augustus). De Standaard, 24.” “Te gek wat ik hier meemaak (2012, 02 augustus). Het Laatste Nieuws, 19.” Hanot, J. (2012, 01 augustus). Camps & Hanot. De Morgen, 21. “Hockeymannen winnen oefenmatch, vrouwen onderuit (2012, 27 juli). Gazet van Antwerpen, 32.” “Hockeymannen en –vrouwen spelen 1-1 gelijk (2012, 06 augustus). Het Nieuwsblad, 6.” “Hockeymannen kunnen nog vijfde worden (2012, 08 augustus). Het Nieuwsblad, 7.” “Hockeymannen stellen niet teleur (2012, 13 augustus). Het Nieuwsblad, 5.” “‘1000 zonnen’ volgt hockeymeisjes tot in Londen (2012, 23 juli). Het Nieuwsblad, 33.” “Hockeymeisjes fitnessen (2012, 25 juli). Gazet van Antwerpen, 18.” “Hockeymeisjes kansloos tegen Oranje (2012, 28 juli). De Standaard, 50.” “Hockeymeisjes vanavond tegen 15.000 Britten (2012, 02 augustus). Het Nieuwsblad, 5.” “Hockeymeisjes delen in Belgische miserie (2012, 03 augustus). Het Nieuwsblad, 4.” “Hockeymeisjes mee ten onder in malaise (2012, 03 augustus). De Standaard, 24.” “Charlotte De Vos helpt hockeymeisjes met gebroken vinger aan zege tegen VS (2012, 11 augustus). Het Nieuwsblad, 7.” “Hockeyploegen op weg naar Londen (2012, 20 juli). Het Nieuwsblad, 24.” J.V.B.R. (2012, 01 augustus). Red Lions tegen Nederland. Gazet van Antwerpen, 46.

136

J.V.B.R. (2012, 01 augustus). Red Lions tegen Nederland. Het Belang van Limburg, 6. “Laatste kans voor hockeymannen (2012, 03 augustus). Het Nieuwsblad, 4.” “Toch is dit een kinderdroom (2012, 01 augustus). Het Laatste Nieuws, 21.” Kma (2012, 07 augustus). Nieuws uit uw gemeente. Gazet van Antwerpen, 42. “Na Tom Boonen ook Tom Boon in lappenmand (2012, 18 juli). Het Nieuwsblad, 16.” “Red Lions verliezen ook tweede match (2012, 02 augustus). De Morgen, 21.” “Ook Red Lions uitgeschakeld voor podium (2012, 06 augustus). De Standaard, 27.” “Red Lions kloppen India met 3-0 (2012, 08 augustus). De Standaard, 24.” “Red Lions en red Panthers (2012, 14 augustus). Het Nieuwsblad, 12.” “Een masker en een weesgegroetje (2012, 02 augustus). De Morgen, 21.” M.D. (2012, 08 augustus). Hockeymannen verslaan India en strijden zaterdag om plaats vijf. De Morgen, 21. M.D. (2012, 28 juli). De iPad als extra coach. De Morgen, 20. M.D. (2012, 30 juli). Oranje beukt hockeyvrouwen van wolk. De Morgen, 32. “En nu mikken op een medaille in Rio 2016 (2012, 13 augustus). De Morgen, 33.” M.V. (2012, 01 augustus). We hebben hier onze plaats. Gazet van Antwerpen, 46. M.V. (2012, 01 augustus). We hebben hier onze plaats. Het belang van Limburg, 6. M.V. (2012, 04 augustus). Op zoek naar eerste goal. Het Belang van Limburg, 12. M.V. (2012, 06 augustus). Gemiste kans voor Red Lions. Gazet van Antwerpen, 36. M.V. (2012, 06 augustus). Gemiste kans voor Red Lions. Het Belang van Limburg, 10. M.V. (2012, 07 augustus). Hockey Lions reiken naar top zes. Gazet van Antwerpen, 30. M.V. (2012, 07 augustus). Hockeyvrouwen voor elfde plaats. Gazet van Antwerpen, 30. M.V. (2012, 08 augustus). Hockeymannen zaterdag voor vijfde plaats. Het Belang van Limburg, 4. M.V. (2012, 08 augustus). Mannen maken ambities waar. Gazet van Antwerpen, 30. M.V. (2012, 10 augustus). Reizen om te leren. Gazet van Antwerpen, 36. M.V. (2012, 11 augustus). Red Panthers sluiten af met winst. Het belang van Limburg, 8. M.V. (2012, 11 augustus). We krijgen veel respect. Gazet van Antwerpen, 46. M.V. (2012, 11 augustus). We krijgen veel respect. Het Belang van Limburg, 8. M.V. (2012, 13 augustus). Het beste moet nog komen. Gazet van Antwerpen, 34. M.V. (2012, 13 augustus). Het beste moet nog komen. Het Belang van Limburg, 4. M.V. (2012, 30 juli). Oranje te sterk voor Panthers. Gazet van Antwerpen, 40. M.V. (2012, 31 juli). Hockey Red Lions lijden omstreden nederlaag. Gazet van Antwerpen, 28. M.V. (2012, 31 juli). Omstreden verlies voor Red Lions. Het Belang van Limburg, 4.

137

M.V. (2012, 31 juli). Panthers weer stap in het onbekende. Gazet van Antwerpen, 28. M.V. (2012, 31 juli). Red Panthers zetten nieuwe stap in onbekende. Het belang van Limburg, 4. “Onder en boven niet gelijk (2012, 31 juli). Het Nieuwsblad, 14.” “Panthers op centimeters van eerste zege (2012, 01 augustus). De Morgen, 23.” “En nu eens scoren (2012, 01 augustus). Het Laatste Nieuws, 29.” Stevens, G. (2012, 03 augustus). Zoals met Kim en Justine. Het Nieuwsblad, 13. Stevens, G. (2012, 18 juli). : Alles op schema. Het Nieuwsblad, 14. Stevens, G. (2012, 18 juli). Nieuwe wereld ging open. Het Nieuwsblad, 14. Stevens, G. (2012, 19 juli). Dieven stelen paspoort van Barbara Nelen. Het Nieuwsblad, 13. Thijs, W. (2012, 02 augustus). Het wordt unieke belevenis. Het Laatste Nieuws, 19. Thijs, W. (2012, 03 augustus). De toplanden zijn scherper. Het Laatste Nieuws, 21. Thijs, W. (2012, 03 augustus). Ik wil vijfde plaats nog. Het Laatste Nieuws, 20. Thijs, W. (2012, 04 augustus). Ik ben geen zenuwachtig type. Het Laatste Nieuws, 45. Thijs, W. (2012, 06 augustus). Ook tegen Zuid-Korea niet kansloos. Het laatste Nieuws, 19. Thijs, W. (2012, 07 augustus). Geen domme strafcorners weggeven. Het laatste Nieuws, 21. Thijs, W. (2012, 19 juli). Dit is echt een sprookje. Het Laatste Nieuws, 35. Thijs, W. (2012, 30 juli). Aangepast aan omstandigheden. Het Laatste Nieuws, 19. V.H. & B.F. (2012, 04 augustus). Red Lions pakken eerste zege. Het laatste Nieuws, 29. V.H. (2012, 02 augustus). België baas, maar Nederland wint. Het laatste Nieuws, 30. Van Damme, S. (2012, 27 juli). Hopen dat hockey zo bekender wordt. Het Laatste Nieuws, 18. Vanhee, N. (2012, 01 augustus). En nu eens een goal maken. Het Nieuwsblad, 9. Vanhee, N. (2012, 01 augustus). Ik dacht echt dat we gingen winnen. De Standaard, 30. Vanhee, N. (2012, 02 augustus). Rode Duivels met een stok. Het Nieuwsblad, 4. Vanhee, N. (2012, 11 augustus). Meisjes dankzij eerste zege elfde. De Standaard, 44. Vanhee, N. (2012, 13 augustus). Op het EK doen we mee voor het podium. De Standaard, 23. Vermeiren, M. (2012, 28 juli). Hockey is hard, niet vuil. Het Belang van Limburg, 8. Vermeiren, M. (2012, 28 juli). Vrouwen vechten niet, vrouwen zagen. Gazet van Antwerpen, 44. Vermeiren, M. (2012, 30 juli). Ze lachen niet meer met België. Gazet van Antwerpen, 40. “Blijven werken, het komt wel (2012, 03 augustus). Het Laatste Nieuws, 28.” W.W.T. (2012, 01 augustus). We moeten minder kansen weggeven. Het Laatste Nieuws, 21. W.W.T. (2012, 02 augustus). Elk punt is een heuse bonus. Het Laatste Nieuws, 19.

138

W.W.T. (2012, 03 augustus). Dekeyser: Winnen of toernooi is niet geslaagd. Het Laatste Nieuws, 29. W.W.T. (2012, 07 augustus). Red Panthers verliezen laatste groepsduel. Het Laatste Nieuws, 31. W.W.T. (2012, 13 augustus). Ongelooflijk gevoel na doelpunt. Het Laatste Nieuws, 19. W.W.T. (2012, 2 augustus). Team GB is echte hocheymachine. Het Laatste Nieuws, 19. W.W.T. (2012, 25 juli). Hockeymannen kloppen Pakistan. Het Laatste Nieuws, 31. W.W.T. (2012, 31 juli). Belgische vrouwen nu tegen China, zilver van peking. Het Laatste Nieuws, 28. W.W.T. (2012, 31 juli). Ik mag me niet van de wijs laten brengen. Het Laatste Nieuws, 21. Wauters, W. (2012, 30 juli). Baby van beton. De Standaard, 25. Wauters, W. (2012, 30 juli). Baby van beton. Het Nieuwsblad, 10.

Wereldkampioenschap Den Haag 2014 (147 artikels):

Auman, J. (2014, 19 juni). Stockbroekx supporters scharen zich achter Manu. Het Nieuwsblad, 26. “Het moet straks een stuk beter (2014, 22 mei). Het Laatste Nieuws, 41.” “We speelden bevrijd (2014, 16 juni). Het Laatste Nieuws, 44.” “Vier keer Boon (2014, 03 juni). Het Laatste Nieuws, 33.” Brys, J. (2014, 02 juni). We bleven erin geloven. Gazet van Antwerpen, 15. “Alors on danse! (maal zes) (2014, 03 juni). Het Nieuwsblad, 16.” Dinneweth, S. (2014, 04 juni). Een enorm zware domper. Het Laatste Nieuws, 37. “Geen excuses. Wij moeten veel beter kunnen (2014, 06 juni). Het Nieuwsblad, 18.” “Geen halve finale voor Red Lions (2014, 10 juni). De Morgen, 20.” “We horen nu al zo lang: Nog even geduld (2014, 06 juni). Gazet van Antwerpen, 12.” “Ik heb die goal ’s nachts nog vaak gemaakt (2014, 02 juni). Het Nieuwsblad, 20.” H.J.B. (2014, 03 juni). Panthers klauwen maar doen Oranje geen pijn. Gazet van Antwerpen, 8. H.J.B. (2014, 05 juni). Als we van Australië winnen, kunnen we iedereen aan. Gazet van Antwerpen, 10. H.J.B. (2014, 05 juni). We zullen vroeg moeten opstaan. Gazet van Antwerpen, 10. H.J.B. (2014, 06 juni). Red Panthers missen ervaring. Het Belang van Limburg, 57. H.J.B. (2014, 07 juni). Red Lions moeten twee keer winnen om medaillekansen gaaf te houden. Gazet van Antwerpen, 13. H.J.B. (2014, 07 juni). Red Panthers tegen zwakkere zusjes. Gazet van Antwerpen, 13. 139

H.J.B. (2014, 10 juni). Eerste punt voor Red Panthers. Gazet van Antwerpen, 5. H.J.B. (2014, 11 juni). Lions tegen olympisch kampioen Duitsland, Panthers tegen Engeland. Gazet van Antwerpen, 4. H.J.B. (2014, 16 juni). Beste resultaat ooit en toch slechts troostprijs. Gazet van Antwerpen, 8. H.J.B. (2014, 16 juni). Red Lions pakken troostprijs. Het Belang van Limburg, 39. Hjb & Pdk (2014, 14 juni). Red Lions willen vijfde plaats. Het Belang van Limburg, 49. Hjb & Pdk (2014, 14 juni). Red Lions willen vijfde plaats. Het Nieuwsblad, 28. Hjb (2014, 02 juni). Bondscoach Marc Lammers: Dit noemen ze loon naar werken. Het Nieuwsblad, 20. Hjb (2014, 02 juni). In dromen nog vaak gescoord. Het Belang van Limburg, 51. Hjb (2014, 02 juni). Nederland is geen vergiftigd geschenk maar een cadeau. Het Nieuwsblad, 21. Hjb (2014, 02 juni). Panthers stunten net niet tegen Nieuw-Zeeland. De Standaard, 28. Hjb (2014, 02 juni). Veldoverwicht in extremis afgerond. Het Nieuwsblad, 21. Hjb (2014, 03 juni). Panthers klauwen maar doen Oranje geen pijn. Het Belang van Limburg, 51. Hjb (2014, 03 juni). Panthers klauwen maar doen Oranje geen pijn. Het Nieuwsblad, 17. Hjb (2014, 03 juni). Vrouwenteam kansloos tegen Nederland. De Standaard, 36. Hjb (2014, 05 juni). Bondscoach Lammers: Als we van Australië winnen, kunnen we iedereen aan. Het Nieuwsblad, 14. Hjb (2014, 05 juni). Red Panthers na nummer 1 tegen nummer 4 van de wereld. Het Nieuwsblad,15. Hjb (2014, 05 juni). Vertrouwen zat bij de heren van de Red Lions (nummers vijf in de wereld) na twee op twee gewonnen wedstrijden. Het Belang van Limburg, 54. Hjb (2014, 06 juni). Red Panthers groeien minstens even snel als de mannen. De Standaard, 40. Hjb (2014, 06 juni). Red Panthers groeien minstens even snel als de mannen. Het Nieuwsblad, 18. Hjb (2014, 07 juni). Jill Boon: We groeien in het tornooi. Het Nieuwsblad, 25. Hjb (2014, 07 juni). Red Lions moeten twee keer winnen om medaillekansen gaaf te houden. Het Nieuwsblad, 24. Hjb (2014, 10 juni). Eerste punt voor Red Panthers. Het Nieuwsblad, 17. Hjb (2014, 10 juni). Onterechte strafbal nekt Lions. Het Nieuwsblad, 17. Hjb (2014, 10 juni). Red panthers pakken eerste punt. De Standaard, 32.

140

Hjb (2014, 10 juni). Strafcorner rendeert. Het Nieuwsblad, 17. Hjb (2014, 10 juni). Te weinig power, alweer. Het Nieuwsblad, 17. Hjb (2014, 10 juni). Wel inzet, geen zege. Het Nieuwsblad, 17. Hjb (2014, 10juni). Heel dicht bij grote jongens. Het Belang van Limburg, 48. Hjb (2014, 11 juni). Lions mogen niet even naar huis. Het Nieuwsblad, 22. Hjb (2014, 11 juni). Lions tegen Duitsland, Panthers tegen Engeland. Het Belang van Limburg, 46. Hjb (2014, 11 juni). Lions tegen Duitsland, Panthers tegen Engeland. Het Nieuwsblad, 22. Hjb (2014, 11 juni). Zondag tegen Duitsland. De Standaard, 44. Hjb (2014, 16 juni). Red Lions pakken troostprijs. De Standaard, 36. Hjb (2014, 22 mei). Red Lions houden survivaltraining voor boorplatformwerkers. Het Nieuwsblad, 16. Hjb (2014, 30 mei). Mannen winnen laatste oefenwedstrijd. Het Nieuwsblad, 19. Hjb (2014, 31 mei). Charlotte De Vos, deancienne van de Red Panthers. Het Nieuwsblad, 25. Hjb (2014, 31 mei). Piepjonge Red Panthers op leerschool. De Standaard, 18. J.B.R. (2014, 18 juni). De ambitie om beter te doen is er. Gazet van Antwerpen, 7. Jacobs, H. (2014, 02 juni). Dit is de goal van het vertrouwen. De Standaard, 28. Jacobs, H. (2014, 03 juni). Op naar topduel met Australië. Het Belang van Limburg, 51. Jacobs, H. (2014, 03 juni). Op naar topduel met wereldkampioen Australië. Gazet van Antwerpen, 8. Jacobs, H. (2014, 03 juni). Red Lions verpletteren Maleisië. De Standaard, 36. Jacobs, H. (2014, 05 juni). Hebben alle twee sterke karakters. Het Belang van Limburg, 54. Jacobs, H. (2014, 05 juni). Voor onze geboorte kregen we beiden een hockeystick. Gazet van Antwerpen, 10. Jacobs, H. (2014, 05 juni). Voor onze geboorte kregen we beiden een hockeystick. De Standaard, 34. Jacobs, H. (2014, 05 juni). Voor onze geboorte kregen we beiden een hockeystick. Het Nieuwsblad, 14. Jacobs, H. (2014, 06 juni). Geen excuses. Wij kunnen beter. Gazet van Antwerpen, 12. Jacobs, H. (2014, 06 juni). Wij moeten beter kunnen. Het belang van Limburg, 57. Jacobs, H. (2014, 06 juni). Wij moeten veel beter kunnen. De Standaard, 40. Jacobs, H. (2014, 07 juni). Geen toeval dat we fitste hockeyland ter wereld zijn. Gazet van Antwerpen, 13. Jacobs, H. (2014, 07 juni). Geen toeval dat we fitste land zijn. Het Belang van Limburg, 62.

141

Jacobs, H. (2014, 07 juni). Red Lions moeten twee keer winnen. De Standaard, 19. Jacobs, H. (2014, 10 juni). Ja, dit is een klap. Gazet van Antwerpen, 5. Jacobs, H. (2014, 10 juni). We staan dicht bij grote jongens. De Standaard, 32. Jacobs, H. (2014, 10 juni). We staan dicht bij grote jongens. Het Nieuwsblad, 16. Jacobs, H. (2014, 11 juni). Op medaillekoers voor Rio 2016. De Standaard, 44. Jacobs, H. (2014, 11 juni). Op medaillekoers voor Rio 2016. Gazet van Antwerpen, 4. Jacobs, H. (2014, 11 juni). Op medaillekoers voor Rio 2016. Het Belang van Limburg, 46. Jacobs, H. (2014, 11 juni). We zitten op medaillekoers voor Rio 2016. Het Nieuwsblad, 22. Jacobs, H. (2014, 16 juni). Red Lions pakken troostprijs. Het Nieuwsblad, 29. Jacobs, H. (2014, 30 mei). Zoals Hazard en andere Duivels in Premier League. Het Nieuwsblad, 19. Jacobs, H. (2014, 31 mei). Outsiders, net als de Duivels. De Standaard, 18. Jacobs, J. (2014, 07 juni). Red Lions moeten twee keer winnen. De Standaard, 19. ”Piepjong op WK-leerschool (2014, 31 mei). Het Nieuwsblad, 25.” Lingier, B. (2014, 05 juni). Maureen Beernaert negen maanden out: Ik zal terugkeren op het hoogste niveau. Het Nieuwsblad, 22. M.V. (2014, 22 mei). Niet in top vijf? Schandalig. Gazet van Antwerpen, 11. “Outsiders, net zoals de Duivels (2014, 31 mei). Het Nieuwsblad, 24.” “Outsiders, net als de Rode Duivels (2014, 31 mei). Het Belang van Limburg, 60.” “Panthers kansloos onderuit (2014, 03 juin). Het Laatste Nieuws, 33.” P.D.K. (2014, 13 juni). Belgen kunnen laatste plaats niet ontlopen. Het Belang van Limburg, 55. P.D.K. (2014, 13 juni). Belgische vrouwen twaalfde en laatste. Gazet van Antwerpen, 6. Pdk (2014, 13 juni). Belgische vrouwen laatste. Het Nieuwsblad, 26. “We mogen onze start niet missen (2014, 30 mei). Het Laatste Nieuws, 37.” Stevens, G. (2014, 02 juni). Florent van Aubel scoort tegen India. Het Nieuwsblad, 29. Stevens, G. (2014, 02 juni). Maureen Beernaert lange tijd buiten strijd. Het Nieuwsblad, 29. Stevens, G. (2014, 04 juni). Beste van Red Lions nog niet gezien. Het Belang van Limburg, 52. Stevens, G. (2014, 04 juni). Je moet kritisch zijn. Het Nieuwsblad, 18. Stevens, G. (2014, 04 juni). We hebben het beste van de Red Lions nog niet gezien. Gazet van Antwerpen, 9. Stevens, G. (2014, 05 juni). Alix Gerniers: Ik geloof echt dat we nog drie keer kunnen winnen. Het Nieuwsblad, 22. Stevens, G. (2014, 12 juni). Meer tijd nodig om te groeien. Het Nieuwsblad, 27.

142

Stevens, G. (2014, 19 juni). Florent van Aubel speelde honderdste interland. Het Nieuwsblad, 30. Stevens, G. (2014, 30 mei). Stephanie (16) maakt WK-debuut. Het Nieuwsblad, 22. “Onterechte strafbal nekt Lions (2014, 10 juni). Het Nieuwsblad, 17.” Thijs, W. (2014, 02 juni). Moed putten uit sterke tweede helft. Het Laatste Nieuws, 33. Thijs, W. (2014, 02 juni). Verlossing in slotseconden. De Morgen, 29. Thijs, W. (2014, 02 juni). Zenuwen strak onder controle. Het Laatste Nieuws, 15. Thijs, W. (2014, 03 juni). Kansloos tegen Nederland. De Morgen, 19. Thijs, W. (2014, 03 juni). Lions walsen over Maleisië. De Morgen, 19. Thijs, W. (2014, 04 juni). Niet nadenken tegen Australiërs. Het Laatste Nieuws, 37. Thijs, W. (2014, 05 juni). België is helemaal blij. Het Laatste Nieuws, 32. Thijs, W. (2014, 05 juni). Fysiek sta ik wel mijn mannetje. Het Laatste Nieuws, 41. Thijs, W. (2014, 05 juni). Het was extreem bibberen. Het Laatste Nieuws, 41. Thijs, W. (2014, 06 juni). Australië deelt Red Lions uppercut uit. De Morgen, 22. Thijs, W. (2014, 06 juni). Lions snel uitgeteld. Het Laatste Nieuws, 35. Thijs, W. (2014, 07 juni). Vier op zes is genoeg voor Red Lions. De Morgen, 24. Thijs, W. (2014, 07 juni). Vierde plaats kan nog voor Panthers. De Morgen, 24. Thijs, W. (2014, 10 juni). Dit is zuur. Het Laatste Nieuws, 40. Thijs, W. (2014, 11 juni). Het is zwaar aangekomen. Het Laatste Nieuws, 21. Thijs, W. (2014, 12 juni). We missen power en ervaring. Het Laatste Nieuws, 20. Thijs, W. (2014, 14 juni). Red Lions tegen Duitsland voor plaats vijf op WK hockey. De Morgen, 23. Thijs, W. (2014, 16 juni). Lions veroveren vijfde plek op WK. De Morgen, 32. Thijs, W. (2014, 18 juni). Dit WK was gemiste kans. Het Laatste Nieuws, 21. “Geen toeval dat we fitste hockeyland ter wereld zijn (2014, 07 juni). Het Nieuwsblad, 24.” Vandeweghe, H. (2014, 31 mei). Marc Lammers: Ik ben een halve Belg. De Morgen, 22. “Verlossing in laatste seconden (2014, 02 juni). Het Laatste Nieuws, 33.” Vermeiren, M. (2014, 30 mei). België is niet overmoedig. Gazet van Antwerpen, 15. W.W.T. (2014, 02 juni). Beernaert out: Panthers met 17. Het Laatste Nieuws, 33. W.W.T. (2014, 02 juni). Dit is ideaal voor de ambiance. De Morgen, 29. W.W.T. (2014, 02 juni). Gemiste Kans. Het Laatste Nieuws, 33. W.W.T. (2014, 02 juni). Tegengoals analyseren. Het Laatste Nieuws, 33. W.W.T. (2014, 02 juni). Vrouwen missen stunt tegen Nieuw-Zeeland. De Morgen, 29. W.W.T. (2014, 03 juni). Alles wat ik raakte, ging binnen. Het Laatste Nieuws, 33.

143

W.W.T. (2014, 03 juni). Harde cijfers. Het Laatste Nieuws, 33. W.W.T. (2014, 03 juni). Waarom niet stunten tegen Australië. Het Laatste Nieuws, 33. W.W.T. (2014, 03 juni). We waren realistischer in cirkel. Het Laatste Nieuws, 33. W.W.T. (2014, 04 juni). Australië moet ons beter liggen. Het Laatste Nieuws, 37. W.W.T. (2014, 04 juni). Reckinger denkt al aan Rio 2016. Het Laatste Nieuws, 33. W.W.T. (2014, 06 juni). Knappe prestatie Red Panthers niet beloond. De Morgen, 22. W.W.T. (2014, 07 juni). Tegen een sterker team speelde ik nog niet. Het Laatste Nieuws, 47. W.W.T. (2014, 07 juni). Vierde plek kan nog. Het Laatste Nieuws, 38. W.W.T. (2014, 10 juni). Eén punt en laatste in poule. De Morgen, 20. W.W.T. (2014, 10 juni). Red Panthers één punt en laatste in poule. Het Laatste Nieuws, 40. W.W.T. (2014, 11 juni). Belgische teams voor zware slotopdrachten. Het Laatste Nieuws, 43. W.W.T. (2014, 12 juni). Panthers willen laatste plaats vermijden. Het Laatste Nieuws, 43. W.W.T. (2014, 13 juni). Red Panthers eindigen laatste. Het Laatste Nieuws, 43. W.W.T. (2014, 14 juni). Een machteloos gevoel. Het Laatste Nieuws, 45. W.W.T. (2014, 21 mei). Red Panthers onderuit. Het Laatste Nieuws, 30. W.W.T. (2014, 22 mei). Tweemaal winnen. Het Laatste Nieuws, 41. W.W.T. (2014, 24 mei). Spelen op middenveld ligt me wel. Het laatste Nieuws, 39. W.W.T. (2014, 30 mei). We passen ons niet meer aan. Het Laatste Nieuws, 37. W.W.T. (2014, 31 mei). Klaar om medaille te grijpen. Het Laatste Nieuws, 40. W.W.T. (2014,06 juni). Goede prestatie niet beloond. Het Laatste Nieuws, 35.

BIJLAGE 5: OUTPUTS SPSS (zie CD-ROM)

144