2007-2008 blauwe zaal vr 16 mei 2008 Frank Braley . Renaud Capuçon Gautier Capuçon Schubert 2007-2008 Schubert do 13 sep 2007 Antje Weithaas . Silke Avenhaus vr 14 dec 2007 Artis Quartett Wien za 26 apr 2008 Benjamin Schmid . Hanna Weinmeister Lars Anders Tomter . Quirine Viersen Pieter Wispelwey vr 16 mei 2008 Frank Braley . Renaud Capuçon . Gautier Capuçon

2007-2008 Trio vr 16 nov 2007 (UITGESTELD naar vr 26 september 2008) Frank-Peter Zimmermann viool Antoine Tamestit altviool Christian Poltéra cello za 12 jan 2008 Jörg Widmann klarinet Steven Isserlis cello Dénes Várjon piano vr 16 mei 2008 Frank Braley . Renaud Capuçon . Gautier Capuçon Schubert / Trio

Frank Braley piano Renaud Capuçon viool Gautier Capuçon cello

Franz Schubert (1797-1828) Pianotrio nr 1 in Bes, opus 99, D898 35’

Pictogrammen DeSingel > Allegro moderato AUDIO gelieve uw GSM uit te schakelen > Andante un poco mosso > Scherzo: Allegro > Rondo: Allegro vivace De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze.

reageer pauze & win

Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het Pianotrio nr 2 in Es, opus 100, D929 45’ programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans > Allegro om tickets te winnen. > Andante con moto > Scherzando: Allegro moderato > Allegro moderato

Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be

foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in rode en/of blauwe zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes

Hotel Ramada Plaza Antwerp (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) inleiding door Magda De Meester, 19.15 uur, foyer > Restaurant HUGO’s at Ramada Plaza Antwerp begin 20.00 uur open van 18.30 tot 22.30 uur pauze omstreeks 20.40 uur > Gozo-bar einde omstreeks 21.45 uur open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur teksten programmaboekje deSingel naar Richard Wigmore en H.C. Robbins Landon deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket coördinatie programmaboekje deSingel Met de hete adem van Beethoven in de nek Schuberts Pianotrio’s in Bes, D898 & in Es, D929

“Wie kan na Beethoven nog iets schrijven?” vroeg Schubert zich vertwijfeld af in een brief aan zijn vriend Josef von Spaun. Een generatie later zouden de- ze gevoelens een echo vinden bij Brahms, die twintig jaar lang met zijn Eerste Symfonie worstelde. Het gigantische voorbeeld van Beethoven werkte voor de componisten in de negentiende eeuw, die de van de klassieke vormtradi- tie trouw bleven, zowel inspirerend als verlammend. Zo ook verging het Franz Schubert, die tussen 1818 en 1822 de ene instrumentale compositie na de an- dere begon om dan weer af te breken, omdat hij voelde dat hij de revolutio- naire werken van Beethoven toch nooit kon evenaren. In 1823/24 kwam er een einde aan de crisis met de Pianosonate in a, D782 en de strijkkwartetten in a en d, waarin Schubert zijn persoonlijke toepassing van het Beethoveniaanse sonate-ideaal uitwerkte. Met toenemend zelfvertrouwen wendde Schubert zich vervolgens ook tot een grote symfonie. Het resultaat was de ‘große C- Dur’-Symfonie, die zowel naar de kolossale Negende als de ritmisch krachtige Zevende van Beethoven verwijst. In de laatste achttien maanden van zijn leven schreef Schubert een hele reeks opmerkelijke ambitieuze composities bijeen: de Pianotrio’s in Bes en Es, de drie laatste Pianosonates, het Strijkkwintet in C en de Mis in Es, die - hoewel ze door en door Schubert zijn - naar het grote voorbeeld Beethoven zijn gemo- delleerd.

Het was ook Beethoven die het pianotrio tot een volwaardig kamermuziek- genre had opgetild dat broederlijk naast de pianosonate en het strijkkwartet kon staan. Rond 1800 werd het pianotrio nog beschouwd als een pianosonate met begeleiding van viool en cello, wat duidelijk af te lezen valt uit de vele uit- gaven van die tijd. De klavierpartij was inderdaad veeleisender dan deze van de strijkers, die meer op het niveau van amateurs gericht was. In zijn Pianotrio’s opus 70 en het ‘Aartshertogtrio’ maakte Beethoven voorgoed komaf met het pianotrio voor huiselijk gebruik. In zijn handen groeide het pianotrio uit tot een technisch veeleisend genre, waarbij de drie instrumenten absoluut gelijkwaar- dig behandeld worden. Ook de evolutie van drie- naar vierdeligheid voltrok zich bij Beethoven.

Schubert componeerde zijn twee Pianotrio’s in Bes, D898 en in Es, D929 in de laatste maanden van het jaar 1827. Directe aanleiding vormde zijn contact met drie vooraanstaande musici van het Weense muziekleven: de violist Ignaz Schuppanzigh, cellist Josef Linke (beide leden van het beroemde Schuppanzigh Quartett dat de late strijkkwartetten van Beethoven had gecreëerd) en de pia- Portret van Schubert toegeschreven aan Friedrich Lieder, 1825 © Schloß Grafenegg, Haitzendorf nist Karl Maria von Bocklet. Samen vormden ze het eerste professionele piano- trio uit de muziekgeschiedenis. Met deze drie uitzonderlijke musici in gedachten nog eens 98 maten in de doorwerking geschrapt. In een brief aan Probst schreef componeerde Schubert zijn beide Pianotrio’s, wat meteen ook de hoge graad hij: “De gemarkeerde inkortingen in het laatste deel moet men heel precies op- van virtuositeit verklaart. volgen.” Bovendien gaf hij enkele aanwijzingen over de uitvoering: “Laat het alstublieft door bekwame musici uitvoeren, en let vooral in het laatste deel bij Over de precieze ontstaansdatum van het Pianotrio in Bes, D898 kan men de maatverandering op dat het tempo constant moet blijven. Het menuet aan enkel speculeren aangezien het handschrift verloren is gegaan. Het werk een matig tempo volledig piano, het trio daarentegen krachtig, uitgezonderd weerklonk voor het eerst in privékring op 28 januari 1828, tijdens de laatste daar waar piano en pianissimo vermeld staan.” Toen Probst later informeerde Schubertiade bij Joseph von Spaun, voor ongeveer vijftig gasten. De eerste naar de dedicatie en het opusnummer, antwoordde Schubert: “Het opusnum- publieke uitvoering vond pas plaats na Schuberts dood en is niet gedocumen- mer van het trio is 100. Ik wil dat de druk compleet foutloos is en kijk er vol span- teerd. Even onbegrijpelijk voor ons vandaag is dat dit absolute meesterwerk ning naar uit. Het werk mag aan niemand anders opgedragen worden dan aan pas in 1836, acht jaar na Schuberts dood, werd uitgegeven. diegenen die het werk bevalt”. Ondanks Schuberts wens om het werk zo snel Schuberts rijpe stijl manifesteert zich in dit trio in een meesterlijke beheersing mogelijk te drukken, verscheen het pas in oktober 1828. Toen de eerste exem- van de kamermuzikale factuur, waarbij de autonomie van de instrumenten plaren eindelijk op de markt kwamen, was de componist reeds gestorven. wordt gekoppeld aan een hechte polyfonie. Het openingsdeel zet in met een vrolijk hoofdthema waartegenover een Toen Robert Schumann in 1836 de beide Trio’s van Schubert met elkaar verge- liedachtig neventhema wordt geplaatst, zoals in de expositie van de klassieke leek, beschreef hij het Trio in Es als “meer handelend, mannelijk en dramatisch” sonate gangbaar was. Typisch Schubert zijn de uitgebreide slotgroepen die na en het andere in Bes als “passief, lyrisch en vrouwelijk”. Zelfs wanneer men de een onderbrekende generale pauze aarzelend op gang komen en in de daarop- seksistische clichés negeert, kan men moeilijk begrijpen waarom het Trio in Es volgende doorwerking tot een harmonisch wankelende constructie voeren en “meer handelend” of “dramatischer” zou zijn dan het Trio in Bes. Een duidelijk tot een onverwachte dramatische climax leiden. onderscheid is wel dat het Trio in Es ernstiger is van toon en nog monumenta- Het Andante vormt een groot contrast met het eerste deel. Gevoelens van lere symfonische proporties aanneemt dan het Trio in Bes. melancholie en berusting overheersen, de melodie kabbelt rustig voort, slechts De bruuske en zeer ritmische openingsmaten van het Trio in Es met heldere hier en daar aan het wankelen gebracht door korte uithalen in het middendeel contrasten tussen forte en piano herinneren aan Beethoven. Terwijl de oude- in c-klein. re componist het dynamisch potentiële van het beginthema verder zou uitge- Het Scherzo is ritmisch gesofistikeerd en temperamentvol met een knipoog werkt hebben, blijft het bij Schubert van ondergeschikt belang. Daarentegen naar Beethoven. bouwt hij dit deel hoofdzakelijk op met een figuur die voor het eerst in de cel- Het finale Rondo is een harmonisch labyrint. Schubert voert hier een schijnbaar lo in maten 15 en 16 verschijnt en met een zacht maar hardnekkig thema dat onbezorgd hoofdthema naar steeds verdere tonale afgronden en stelt de ver- uit zachte herhaalde tonen bestaat en na een modulatie in de ver afgelegene wachtingen van de luisteraar danig op de proef met grillige ritmische asymme- toonaard van b-klein verschijnt. Wanneer tenslotte de dominant Bes-groot in- trieën. zet, knoopt Schubert aan bij zijn eigen lied ‘Sei mir gegrüßt’, voordat een nos- talgisch tweede thema inzet, gebaseerd op de cellofiguur van het begin. In de Terwijl het handschrift van het Trio in Bes verloren is gegaan, is het Trio in doorwerking wordt dit thema tot lange lyrische sequenzen uitgebreid, waarbij Es, D929 wel bewaard en gedateerd op november 1827, de maand waarin adembenemende kleuren en harmonische contrasten een gevoel van onein- Schubert zijn liedcyclus ‘Winterreise’ voltooide. Bocklet, Schuppanzigh en Linke dige ruimte creëert, daar waar Beethoven de thema’s strijdlustig tegen elkaar speelden de publieke première van het werk tijdens een benefietconcert in de zou uitgespeeld hebben. De reprise is volledig en regelmatig geconstrueerd, concertzaal van de ‘Wiener Gesellschaft für Musikfreunde’ op 26 maart 1828 zoals vaak bij Schubert het geval is. De coda echter voert onmiddellijk van Es- - toevallig of niet precies een jaar na Beethovens dood. Dit concert, waarop groot naar es-klein en werpt nieuw licht op het thema met de herhaalde tonen, ook liederen, een koorwerk en het eerste deel van het Strijkkwartet in G, D887 voordat het hoofdthema fortissimo uitbarst en geanimeerd wordt uitgewerkt. weerklonken, was Schuberts grootste publieke succes. Hierdoor aangemoe- Tenslotte krijgen de zachte herhaalde noten het laatste woord. digd, bood Schubert zijn Trio in Es aan de uitgever Schott in Mainz aan, die het Het marsritme van het Andante con moto in c-klein evoceert het begin van echter weigerde wegens “te lang”. De uitgever Probst in Leipzig vervolgens ‘Winterreise’. We zien het beeld van de eenzame ‘Wanderer’ verschijnen, die was wel bereid het werk uit te geven, maar bood Schubert een veel kleiner ho- we in Schuberts muziek steeds opnieuw tegenkomen. Het onaards mooie, kla- norarium aan dan hij had gewenst. gende hoofdthema is lang beschouwd als een citaat van een Zweeds volkslied, De uitzonderlijke lengte van het werk was reeds eerder het voorwerp geweest dat Schubert ten huize van de zusjes Anna en Josefina Fröhlich had gehoord. van kritiek. Schubert had daarop in de finale de herhaling van de expositie en Volgens recente onderzoeken zou het om het lied ‘Se solen sjunker’ (De zon is ondergegaan) gaan. Schuberts bewerking van dit lied is echter zo verregaand dat het volledig tot zijn eigen melodie is geworden. De rondoachtige structuur van dit deel kan als een ABACBA-schema gezien worden, waarbij de B-delen, telkens in Es-groot en C-groot, door een vrolijke jodelmelodie worden beheerst die steeds heftiger wordt. In het C-gedeelte komt het tot een bijna hysterische uitbarsting met quasi-orkestrale tremoli en grote dynamische uithalen, die de toonaard van Cis-groot naar fis-klein brengt. Het B-deel verschijnt vervolgens terug in een zonnig C-groot. Wanneer in de coda het tempo vertraagt en de piano op een chromatisch verrijkte pizzicatobegeleiding van de strijkers nog eenmaal het thema van het Zweedse volksliedje laat klinken, maken we een moment mee van een hartverscheurende schoonheid, zoals enkel Schubert die in muziek kon vatten. De herhaling van het hoofdthema - nu een magisch ‘un poco più lento - zweeft heen en weer tussen ‘Dur’ en ‘Moll’ tot het deel ge- leidelijk tot stilstand komt. Het derde deel is van sfeer een Scherzo, terwijl het tempo eerder op een Menuet wijst, zoals de componist in zijn brief aan Probst had geschreven. Schubert grijpt hier terug naar de canonische menuetten van Haydn en Mozart en begint met een strenge canon, waarbij de strijkers de piano imiteren op één maat afstand. Verderop in het deel worden de imitaties vrijer, zoals op het heerlijke moment wanneer Schubert de muziek van Es-groot naar E-groot doet overgaan en het hoofdthema in een lieflijke wals omtovert. Het Triogedeelte in As vormt een contrasterende vrolijke boerendans. De finale wordt ingeleid door een ontspannen, slenterend thema dat eerder doet denken aan het begin van een Rondo. Toch evolueert dit deel tot een mo- numentale sonatestructuur. Zonder tempowissel (zoals Schubert zelf vroeg) beweegt de muziek zich van een 6/8- naar een 2/2-maat. Vervolgens ver- schijnt het tweede thema in c-klein, één van de schilderachtigste invallen van de componist. Kort voor het begin van de doorwerking wordt op geniale wijze het ‘Zweedse’ thema van het langzame deel in de ver verwijderde toonaard b-klein terug opgenomen en tegen de gesyncopeerde figuren in de piano uit de expositie en vioolpizzicati geplaatst. Met deze terugkeer naar het meest indringende thema uit het trio, creëert Schubert een vroeg voorbeeld van de cyclische vorm, die later door vele componisten in de negentiende eeuw ver- der uitgewerkt zal worden.

De vele hymnische reflexies en uitweidingen die in de hele Schubertliteratuur over het Trio in Es zijn geschreven, tonen aan dat dit werk unaniem tot een van hoogtepunten bij uitstek van de kamermuziek wordt gerekend. Talloze citaten uit Schubertliederen werden in de partituur opgespoord en velen hebben ge- probeerd via parallellen met Schuberts tekstgebonden muziek tot de diepere betekenis van het werk door te dringen. Dergelijke ‘Hineininterpretierungen’ la- ten we hier achterwege. Liever laten we de muziek voor zichzelf spreken!

‘Wanderer am Meilenstein’. Tekening van Caspar David Friedrich, 1802 Frank Braley Segerstam, Wolfgang Sawallisch … In 1992 debuteerde hij bij de Berliner Philharmoniker onder Frank Braley (°1968) begon op zijn vierde met pianolessen. Zes jaar later gaf hij zijn eerste concert leiding van Bernard Haitink en in 2004 bij het Boston Symphony Orchestra onder leiding van met het Orchestre Philharmonique de Radio France in de Salle Pleyel in Parijs. In 1986 besloot Christoph von Dohnanyi. Kamermuziek speelt Capuçon met Martha Argerich, Daniel Barenboim, hij om zich volledig aan de muziek te wijden en gaf zijn wetenschappelijke studie op. Hij schreef Elena Bashkirova, Hélène Grimaud, Yefim Bronfman, Myung-Whun Chung, Stephen Kovacevich, zich in aan het Conservatoire National Supérieur de Musique in Parijs en drie jaar later ontving hij Mikhail Pletnev, Jean-Yves Thibaudet, Vadim Repin, Joeri Basjmet, Truls Mork, Paul Meyer en unaniem eerste prijzen voor piano en kamermuziek. Op de leeftijd van tweeëntwintig jaar nam hij Kremerata Baltica. Renaud Capuçon speelt op de Guarneri del Gesù ‘Panette’ (1737) die nog aan voor het eerst deel aan een internationale wedstrijd - de Koningin Elisabethwedstrijd - en won de Isaac Stern heeft toebehoord en hem ter beschikking is gesteld door de Banca Svizzera Italiana. eerste prijs. Publiek en pers erkenden hem unaniem als een pianist met uitzonderlijke muzikale en poëtische kwaliteiten. Sindsdien werd Frank Braley regelmatig uitgenodigd naar Japan, Canada, Gautier Capuçon de Verenigde Staten en in heel Europa, om te spelen met orkesten als London Philharmonic, Gautier Capuçon (°1981) werd in 2001 tijdens de ‘Victoires de la musique’ tot Jong Talent van het Leipzig Gewandhaus, Orchestre de la Suisse-Romande, Orchestra della Svizzera Italiana, Zürich Jaar uitgeroepen. Hij studeerde cello aan het Conservatoire Supérieur de Paris bij Annie Chochet- Kammerorchester, Philharmonique de Radio France, Orchestre National de France, Orchestre Zakine en Philippe Muller en tegelijk piano bij Christophe Egiziano. Hij volgde masterclasses bij de Paris, de orkesten van Bordeaux, Lille, Montpellier en Toulouse, Berlin Rundfunkorchester, Heinrich Schiff in Wenen. Gautier Capuçon speelde als solist samen met het Gustav Mahler Nationaal Orkest van België, Orchestre Philharmonique du Luxembourg, Copenhagen Royal Jugendorchester, Deutsches Symphonieorchester Berlin, Chamber Orchestra of Europe olv. Orchesta, Rotterdam Philharmonisch en Tokyo Philharmonic, onder leiding van dirigenten als Myung-Whun Chung, Orchestre de Paris olv. Christoph Eschenbach, Bayerischer Rundfunk, Jean-Claude Casadesus, , Hans Graf, Gunther Herbig, Christopher Hogwood, Houston Symphony Orchestra en Orchestre Philharmonique de Radio France. Hij was te gast Eliahu Inbal, , , Yehudi Menuhin, Antonio Pappano, Michel Plasson, op talrijke festivals als La Roque d’Anthéron, Les Folles Journées de Nantes, Berliner Festspiele, Yutaka Sado, Michael Schönwandt… Tournees voerden hem over heel de wereld: China, Japan, Lockenhaus, Edinburgh, Stresa, Spoleto, Davos, Verbier, Luzern en het festival van Martha Frankrijk, Italië, Amsterdam, Athene, Birmingham, Firenze, Ferrara, New York, Washington, Parijs, Argerich in Lugano. Gautier Capuçon koestert een grote liefde voor kamermuziek. Vaste Wenen, La Roque d’Anthéron, Rome, Brazilië,… In juli 2003 debuteerde Frank Braley bij de Boston partners waarmee hij samenwerkt zijn Martha Argerich, Daniel Barenboim, Joeri Basjmet, Hélène Symphony op het Tanglewood Festival en in september 2003 participeerde hij met het Ensemble Grimaud, Myung-Whun Chung, Stephen Kovacevich, Paul Meyer, Mikhail Pletnev, Vadim Repin, Intercontemporain aan de opening van de Zankel Hall in Carnegie Hall in New York. Voor Pascal Rogé, Jean-Yves Thibaudet, Maxim Vengerov, Lilya Zilberstein, Nikolaj Znaider, Gérard Harmonia Mundi nam hij solowerken op van , Schubert, Beethoven en Gershwin Caussé, Frank Braley, Michel Dalberto, Jérome Ducros, Paul Gulda, de zusjes Labèque, Quatuor en kamermuziek van Ravel en Schubert met onder meer de broers Capuçon. Ysaÿe en Renaud Capuçon. Bij Virgin Classics verschenen opnamen met kamermuziek van Ravel met Renaud Capuçon en Frank Braley, duo’s met zijn broer Renaud, concerti van Haydn Renaud Capuçon met het Mahler Kammerorchester olv. Daniel Harding (bekroond met een ‘Diapason d’Or’ en een Renaud Capuçon (°1976) studeerde vanaf 1990 aan het conservatorium van Parijs bij Gérard ‘Choc du Monde de la Musique’), kamermuziek van Saint-Saëns, Schuberts ‘Forellenquintett’ en Poulet en Veda Reynolds. In 1992 behaalde hij de eerste prijs voor kamermuziek en in 1993 de trio’s van Brahms met Renaud Capuçon en Nicholas Angelich (kreeg de ‘Preis der Deutschen eerste prijs voor viool met een speciale vermelding van de jury. Twee jaar later won hij de prijs Schallplattenkritik’). Bij EMI verschenen de trio’s van Haydn en Mendelssohn met Martha Argerich van de Berlijnse kunstacademie. Hierna studeerde hij in Berlijn bij Thomas Brandis en later bij Isaac en zijn broer Renaud. Gautier Capuçon bespeelt een cello van Matteo Goffriler uit 1701 en een Stern. Na een uitnodiging van Claudio Abbado in 1997, deed hij gedurende drie zomers verdere cello van Joseph Contreras uit 1746, hem ter beschikking gesteld door de Banca Svizzera Italiana. ervaring als concertmeester op bij het Gustav Mahler Jugendorchester met Pierre Boulez, Seiji Ozawa, Daniel Barenboim, Franz Welser-Möst en natuurlijk Claudio Abbado. Renaud Capuçon wordt veel gevraagd als solist door prestigieuze orkesten als Deutsches Symphonie-Orchester Berlin, Komische Oper Berlin, de orkesten van NDR Hamburg en WDR Köln, Montréal Symphony, Houston Symphony, Jerusalem Symphony, de orkesten van Bordeaux, Lille, Lyon, Monte-Carlo en Toulouse, Philharmonique de Radio France, Orchestre National de France, Orchestre de Paris, Ensemble Orchestral de Paris, Gustav Mahler Jugendorchester, Copenhagen Royal Orchestra, Swedish Radio Orchestra, Chamber Orchestra of Europe, City of Birmingham Symphony, Mahler Chamber Orchestra, Firenze Maggio Musicale Orchestra, Santa Cecilia Orchestra Rome, Tokyo Philharmonic, NHK Symphony, de kamerorkesten van Lausanne en Zürich, onder leiding van dirigenten als Christian Arming, Myung-Whun Chung, Jean-Claude Casadesus, Charles Dutoit, Semyon Bychkov, Christoph Eschenbach, Vladimir Fedossejev, Iván Fischer, Hans Graf, Daniel Harding, Gunther Herbig, , Philippe Jordan, Emmanuel Krivine, Jesus Lopez Cobos, Marc Minkowski, John Nelson, Michel Plasson, David Robertson, Michael Schönwandt, Leif Binnenkort in deSingel Yossif Ivanov viool Itamar Golan piano J S Bach Chaconne uit de Partita voor viool solo nr 2 in d, BWV1004 L van Beethoven Sonate voor viool en piano nr 5 in F, opus 24 ‘Frühlingssonate’ F Schubert Sonatine in D, D384 J Brahms Sonate voor viool en piano nr 3 in d, opus 108

inleiding Yves Knockaert / 19.15 uur / vergaderzaal do 22 mei 2008 / blauwe zaal / 20 uur € 20, € 15 / € 15, € 10 (-25/65+) / €8 (<19 jaar)

De kunstcampus groeit + 12.000 m2 Een bouwproject van de Vlaamse Gemeenschap en de Hogeschool Antwerpen voor deSingel internationale kunstcampus en het Conservatorium van de Hogeschool Antwerpen.

Permanente informatiestand vestiaire deSingel wo-zo 14-18 uur en aansluitend bij voorstellingen/concerten 2007-2008 architectuur theater dans muziek

deSingel Desguinlei 25 / B-2018 Antwerpen ma > vr 10 > 19 uur / za 16 > 19 uur www.desingel.be [email protected] T +32 (0)3 248 28 28 F +32 (0)3 248 28 00