De Argentijnen van

Tekst: Minne Groenstege

Nu Atlético Madrid zich naast en misschien zelfs boven Real Madrid heeft genesteld, mag Madrid zich gerust melden tussen Londen, Manchester en Milaan als voetbalhoofdsteden van Europa. Madrid telt, in tegenstelling tot Manchester en Milaan, echter ook nog een derde club op het hoogste niveau: . Een portret van een sympathieke volksclub die probeert op te boksen tegen het grote geldgeweld en de oneerlijke concurrentie in de Primera División. “Deze club heeft iets Argentijns.”

Vrijwel iedere voetballiefhebber die ooit een (lang) weekend naar Madrid gaat, werpt vooraf wel een blik op de Spaanse speelkalender. Atlético en Real spelen hun thuiswedstrijden om beurten, wat betekent dat er in Madrid ieder weekend Spaans topvoetbal te zien is. Daarnaast werken Atlético en Real doordeweeks vrijwel altijd beker- of Champions League-wedstrijden af, dus zit de voetballiefhebber in Madrid altijd goed. Veel mensen zullen echter vergeten of niet weten dat Madrid nog een derde club in de Primera División herbergt. Deze vergeten parel van het Madrileense voetbal draagt de naam Rayo Vallecano de Madrid en speelt zijn thuiswedstrijden in het Campo de Fútbol de Vallecas. Dit stadionnetje, gelegen in de zuidelijke arbeiderswijk Vallecas, is eenvoudig te vinden. Wanneer u de lichtblauwe metrolijn (lijn 1) naar Valdecarros pakt en uitstapt bij metrohalte Portazgo, loopt u direct tegen het stadion aan. Het Campo de Fútbol de Vallecas (letterlijke vertaling: voetbalveld van Vallecas) telt slechts 14.708 stoeltjes. Daarmee kan het duidelijk niet op tegen het Estadio Santiago Bernabéu (85.454) van Real Madrid en het Estadio Vicente Calderón (54.960) van Atlético Madrid, maar iedere voetballiefhebber zal de charme van het stadion direct herkennen. Het opvallendste van het authentieke stadionnetje aan de Avenida de la Albufera is dat het aan slechts drie zijden een tribune heeft. Achter de rechtergoal (vanuit cameraoogpunt) bevinden zich geen fanatieke supporters, maar staat een grote witte muur. Kort daarachter staan al sinds jaar en dag twee flats, van twaalf verdiepingen hoog. “Gekscherend wordt er in Spanje vaak gezegd dat daar meer toeschouwers zitten dan in het stadion zelf. Dat is wat overdreven, maar het klopt wel dat er veel mensen vanuit hun woonkamer en vanaf hun balkonnetje zitten te kijken. Sommige bewoners van die flat hebben er zelfs een handeltje uitgeslagen, door hun uitzicht beschikbaar te stellen tijdens grote wedstrijden. Een paar jaar terug gooide een vrouw uit de flat vanaf haar balkon een volle vuilniszak op het veld, omdat de keeper van de bezoekende partij maar bleef tijdrekken. Die keeper (Javi Varas van Sevilla FC, red.) kwam met de schrik vrij, want de vuilniszak plofte een meter voor hem neer. Ontzettend jammer dat de cameraman op dat moment zat te dromen, want het was een hilarisch gezicht.” Deze anekdote komt uit de mond van Isaac Suárez, die sinds 2011 namens (de grootste krant van Spanje) clubwatcher van Rayo Vallecano is. “Ik werkte eerst acht jaar op de redactie als hoofdredacteur van de jaarlijkse seizoengids van Marca, maar dit werk is echt heerlijk. Ik ben dagelijks betrokken bij deze club en kan gaan en staan waar ik wil. Dat klinkt vanzelfsprekender dan het is, zeker in Spanje. Alleen voor Real Madrid hebben we bij Marca al zo’n dertig journalisten in dienst, maar ik cover Rayo Vallecano helemaal in m’n eentje. Dat brengt een heerlijke verantwoordelijkheid en vrijheid met zich mee. Als ik iemand wil spreken, of dat nou de voorzitter of de reservekeeper is, kost dat geen enkele moeite. Geen afspraken, dubbele agenda’s of gedoe met zaakwaarnemers. Als verslaggever kun je natuurlijk geen fan worden van ‘jouw’ club, maar ik heb de afgelopen twee jaar wel heel veel sympathie gekregen voor dit kleine clubje. Voor het bestuur en de spelers, maar ook voor alle vrijwilligers en supporters. Het voetbal in Spanje is namelijk ontzettend oneerlijk en verrot. Als er binnen vijf jaar niks verandert, is deze competitie ten dode opgeschreven.” Heftige woorden van Suárez, maar ze komen ergens vandaan. “De verschillen in het Spaanse voetbal zijn te groot geworden. Oneerlijke concurrentie zou te zwak uitgedrukt zijn, het is gewoon competitievervalsing. Twee jaar terug eindigde de nummer drie (Valencia, red.) qua punten dichter bij de nummer laatst dan bij de kampioen. Dat is te gek voor woorden, dat zie je echt in geen een ander land. De afstand tussen FC Barcelona en Real Madrid en de rest is te groot geworden. Uiteraard zijn FC Barcelona en Real Madrid historisch gezien de grootste clubs van Spanje, maar de overmacht is nooit zo groot geweest als in de laatste jaren. Een paar jaar terug eindigde de nummer drie (Valencia, red.) qua puntenaantal dichter bij de nummer twintig dan bij de kampioen. Dat soort taferelen zie je echt in geen enkele andere competitie. Vroeger moesten FC Barcelona en Real Madrid echt knokken voor de titel, omdat clubs als Atlético Madrid, en Valencia hen altijd op de hielen zaten. Tegenwoordig is in september al duidelijk dat Barcelona en Real Madrid onderling om het kampioenschap strijden, omdat de andere clubs dan al op een aanzienlijke achterstand staan. De rest speelt eigenlijk een competitie in een competitie, waarin een derde plek het hoogst haalbare is.

Sfeermomenten uit Rayo Vallecano – FC Barcelona (Foto’s van Danny Last)

De grootste verklaring daarvoor ligt bij de verdeling van de televisiegelden. In Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië en Nederland krijgen de topclubs aan het begin van ieder seizoen ook meer televisiegelden dan de kleinere clubs, maar de verschillen zijn lang niet zo groot als in Spanje. “Hier krijgen FC Barcelona en Real Madrid beiden 25 procent van zo’n 700 miljoen euro. De 350 miljoen die dan nog overblijft, wordt onder de overige achttien clubs verdeeld. Ook dat gaat niet helemaal eerlijk, want ook clubs als Atlético Madrid en Valencia krijgen weer een hoger percentage. De kleine clubs krijgen echt maar een schijntje; Rayo Vallecano nog geen tien miljoen euro per jaar. Het ergste van dit alles is dat FC Barcelona en Real Madrid samen nog zeker een miljard euro aan schulden hebben openstaan.” De televisiegelden zijn voor FC Barcelona en Real Madrid echter slechts een fractie van de totale inkomsten. Naast de grote sponsors brengen ook de kaartverkoop (kaartjes van 100 tot 2000 euro) en merchandising jaarlijks nog honderden miljoen in de clubkassen. Om een voorbeeld te geven van de verhoudingen binnen het Spaanse voetbal: “Real Madrid verkoopt op één middag meer shirts dan Rayo Vallecano in vijf jaar tijd. Dat is niet eens overdreven. En dat terwijl Rayo Vallecano ook een prachtig, traditioneel shirt heeft,” zegt Suárez lachend.

Het Campo de Fútbol de Vallecas tijdens Rayo Vallecano – FC Barcelona (Eigen foto’s)

Tijdens een vijfdaags bezoek aan Madrid bezocht VI drie wedstrijden in de Spaanse hoofdstad: Atlético Madrid – Osasuna, Real Madrid – Getafe en Rayo Vallecano – FC Barcelona. Geen stad in Europa kan zulk voetbalvermaak bieden. Hoewel de stadions en het spel van Atlético Madrid en Real Madrid indruk maakten, bleef het bezoek aan Rayo Vallecano het meest beklijven. Het stadion van Rayo mag dan een flink stuk kleiner zijn, qua sfeer doet het zeker niet onder voor die van hun grote broers. Sterker nog, het gezang in het Campo de Fútbol de Vallecas bracht kippenvel op de armen teweeg. Rayo Vallecano speelde zeker niet slecht (de thuisploeg had zelfs meer balbezit, iets wat FC Barcelona al vijf jaar en 316 wedstrijden op rij niet was overkomen), maar verloor desondanks met 0-4. Om moedeloos van te worden, zou je zeggen. Zo dachten de supporters van Rayo er niet over, want bij elke tegengoal werd het gezang, gespring en geklap steeds een beetje opgevoerd. Het laatste kwartier was adembenemend. Zonder de score te weten zou je denken dat niet Barcelona, maar Rayo Vallecano hier met 4-0 voorstond. “Het publiek was vanavond de grote man,” vond ook Suárez, nadat hij zijn wedstrijdverslag richting Marca’s eindredactie heeft gestuurd. “De sfeer in dit stadion kan echt geweldig zijn. Iedere supporter zingt hier voor tien. Bij Real Madrid zit ‘theaterpubliek’, dat vermaakt wil worden en gaat fluiten als het even niet loopt. Hier staan de supporters echt achter hun ploeg, ook als ze verliezen. Veel Spanjaarden noemen Rayo ook wel ‘de Argentijnen van Madrid’. De sfeer op de tribune achter de goal doet inderdaad wel Zuid-Amerikaans aan, want het valt daar echt geen seconde stil. Op die tribune staan Los Bukaneros, een antifascistische groepering uit Vallecas. In deze buurt wonen ook veel Zuid-Amerikanen. Niet alleen Argentijnen, maar ook Bolivianen, Chilenen en Venezolanen. Die kunnen zich vaak geen seizoenkaart bij Atlético of Real veroorloven, dus gaan ze naar Rayo. Toeristen zie je hier zelden. Wie gek is op de buitenaardse kwaliteiten van moet vooral lekker naar Real Madrid gaan, maar hier is het voetbal nog puur. De spelers komen hier in hun korte spijkerbroek en shirtje naar de club voor een wedstrijd,” besluit Suárez, terwijl een aantal spelers van Rayo langsloopt en zich klaarmaakt voor het Madrileense nachtleven, waar ze zich vrijwel onopgemerkt kunnen begeven. Zullen Cristiano Ronaldo en daar ook wel eens van dromen?

Actiemoment uit Rayo Vallecano – FC Barcelona: Lionele Messi passeert Rayo Vallecano- verdediger Nacho Martinez. (Foto: VI Images)

Kader 1: Nederlanders in Madrid

Nederlanders zijn gek op Barcelona. Niet alleen op de stad zelf, zeker ook op de Fútbol Club Barcelona. Bij iedere thuiswedstrijd zitten honderden Hollanders op de steile tribunes van Camp Nou. Niet geheel verwonderlijk, met een scala aan Nederlanders die de afgelopen decennia in de Catalaanse havenstad speelden. Johan Cruijff was in 1973 de eerste Nederlander die naar Barcelona trok en vervolgens uitgroeide tot clubicoon. Veertig jaar later is Ibrahim Afellay de twintigste en voorlopig laatste Nederlander die het blaugrana (blauw/granaatrood) om de schouders droeg. Daarnaast waren Rinus Michels, Louis van Gaal en Frank Rijkaard ooit hoofdtrainer bij FC Barcelona. Aanzienlijk minder Nederlanders trokken ooit het magische wit van Real Madrid aan. In het seizoen 2008/2009 stonden er liefst zes Nederlanders (, Rafael van der Vaart, Royston Drenthe, , Klaas-Jan Huntelaar, Ruud van Nistelrooy) onder contract in het Estadio Santiago Bernabéu, maar zij werden slechts voorafgegaan door John Metgod (1982-1984) en Clarence Seedorf (1996-2000). Ook voor Atlético Madrid kwamen in het verleden slechts twee Nederlanders uit: (1999-2000) en John Heitinga (2008-2009). Hoe is het te verklaren dat Barcelona voor Nederlandse voetballers een populairdere bestemming is dan Madrid? “Dat is iets dat historisch is gegroeid,” verklaart Sierd de Vos, sinds 1995 wekelijks verslaggever van het Spaanse voetbal voor Canal+ en Sport1. “Als Johan Cruijff in de zomer van 1973 naar Real Madrid was vertrokken, was het waarschijnlijk compleet andersom geweest. In zijn eerste seizoen bezorgde Cruijff zijn Barcelona een 0-5 overwinning bij Real Madrid, in het hol van de leeuw. Dat bracht niet alleen een machtsverschuiving in het Spaanse voetbal met zich mee, maar leidde zelfs het eind van de dictatuur onder generaal Francisco Franco in. Daarnaast hebben de Nederlandse trainers, met name Louis van Gaal, altijd de vrijheid gekregen om hun ‘eigen’ spelers uit Nederland te halen. Real Madrid ging in 2008 ook even op de Nederlandse toer, maar dat werd geen succes. Ik denk dat Nederlanders makkelijker aarden in Barcelona. Daar is het toch iets gemoedelijker en zie je niet de politieke spelletjes waar Real Madrid om bekend staat. Eigenlijk is Ruud van Nistelrooy de enige Nederlander die echt succesvol was in Madrid.”

Kader 2: “Nooit gespeeld, toch een geweldige tijd.”

De enige echt grote naam die ooit voor Rayo Vallecano heeft gespeeld is Hugo Sánchez. De voormalig topschutter uit Mexico maakte tussen 1981 en 1992 furore bij zowel Atlético Madrid als Real Madrid, maar kwam in het seizoen 1993/1994 ook nog uit voor Rayo Vallecano. Andere bekende spelers die ooit het wit met rode shirt van Rayo Vallecano droegen zijn de Chileen Jorge Valdívia, de Oostenrijker Toni Polster en in het recentere verleden (nu Atlético Madrid) en Michu (nu Swansea City). De meeste voetballiefhebbers weten dat er met Dave van den Bergh in het verleden ook enkele jaren een Nederlander voor Rayo Vallecano uitkwam. De blonde linksbuiten vertrok in de zomer van 1997 echter niet alleen van Amsterdam naar Madrid. Een paar weken later volgde Robert Gehring, zijn maatje uit Ajax 2, in zijn kielzog. “Dat avontuur heb ik wel volledig aan Dave te danken. Bij Ajax had ik slechts één keer in het eerste gespeeld, in de UEFA Super Cup van 1995 tegen Real Zaragoza (4-0). Daarna speelde ik gewoon weer in Ajax 2, met jongens als Kiki Musampa, Nordin Wooter en Danny Landzaat. Dave maakte na twaalf duels voor Ajax de overstap naar Rayo Vallecano. Bij zijn besprekingen liet hij mijn naam toen vallen, op goed geluk. Door een gescheurde kruisband had ik een jaar lang niet gevoetbald, maar Rayo Vallecano nodigde me wel uit om op proef te komen. Binnen vijf dagen had ook ik een contract te pakken. Het leek in eerste instantie alleen stukken mooier dan het in werkelijkheid uit zou pakken. Op het moment dat Dave en ik tekenden stond Rayo Vallecano er nog aardig voor in de Primera División. Dat seizoen degradeerden er alleen vier ploegen, omdat de competitie werd teruggebracht van 22 naar 20 clubs. Rayo Vallecano werd 18e en verloor daarna, terwijl Dave en ik samen op vakantie waren, in de play-offs van Real Mallorca. Daardoor vloog de trainer die ons had gehaald, , er ook nog eens uit. Zijn vervanger was de Baskische trainer Josu Ortuondo, maar die man was ook voorzitter van een comité tegen buitenlandse voetballers in Spanje. Daar waren Dave en ik dus mooi klaar mee. Dave is dat seizoen nog wel regelmatig in actie gekomen, maar ik heb helaas nooit een officieel duel voor Rayo Vallecano gespeeld. Na een halfjaar werd ik verhuurd aan Rayo Majadahonda, een club uit de Segunda División B. Ik kon gewoon in Madrid blijven wonen en heb daar nog een leuk halfjaar gehad, maar mijn overstap naar Rayo Vallecano werd niet wat ik ervan had verwacht. Of ik spijt heb? Nee, totaal niet. Ik heb daar een geweldig jaar gehad, samen met Dave. Ik kan me nog wel herinneren dat de supporters erg fanatiek waren. We speelden natuurlijk op het tweede niveau, dus het zat niet altijd vol, maar de supporters die er waren maakten enorm veel geluid. De kleedkamers in het stadion bevinden zich onder die tribune achter de goal en daar kon je elkaar voor de wedstrijd echt nauwelijks verstaan. We waren in de kleedkamers soms bang dat het plafond naar beneden zou komen. Het zingen en springen begon soms al een uur voor de aftrap. Rayo was een hele gemoedelijke club. De trainer deed alsof Dave en ik niet bestonden, maar onze medespelers en andere mensen binnen de club waren erg vriendelijk. We hadden echt een toptijd. Bij Ajax was ik gewoon nog student, maar bij Rayo werden we echte fullprofs. ’s Ochtends trainen, ’s middags een siësta en ’s avonds nog een keer het trainingsveld op. Aan dat ritme kon ik wel wennen. We leefden echt als twee toeristen. We hadden allebei een appartement in Los Rozas, een wijk in het oosten van Madrid. Ik had alleen geen TV, dus ik zat eigenlijk de hele dag bij Dave in huis. Als het kon gingen we ook vaak naar wedstrijden van Atlético of Real. Nee echt, ondanks de weinige speeltijd heb ik daar een topjaar gehad. Dave heeft zijn vrouw zelfs ontmoet in Madrid, tijdens het stappen.”

De budgetten van clubs uit de Primera División, seizoen 2013/2014. Cijfers: Marca.