Imagine the result

Screeningsnota

RUP lokaal bedrijventerrein Opglabbeek

Projectnummer – 04/006270 | Versie B | juli 2009

2/46 04/006270

OPDRACHTGEVER Gemeente Opglabbeek Kapelstraat 1 3660 Opglabbeek

Paul Knoops +32(089)810101 +32(497)168813

PROJECTOMSCHRIJVING

Opmaak van een screeningsnota plan –MER –plicht voor het op te maken RUP lokaal bedrijventerrein te Opglabbeek. Het RUP behelst de herbestemming van agrarisch gebied naar industriegebied.

OPDRACHTNEMER ARCADIS nv Clara Snellingsstraat 27 2100 Deurne

BTW BE 0426.682.709 RPR ANTWERPEN ING 320-0687053-72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 BIC BBRUBEBB

Contactpersoon Bart Broeckhove

Telefoon +32 9 242 44 22

Telefax +32 9 242 44 45

E-mail [email protected]

Website www.arcadisbelgium.be

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 3/46 04/006270

Revisie

Versie Datum Opmerking

B 2 juli 2009

Opgesteld

Afdeling/discipline Functie Naam Handtekening Datum

IRV Projectmedewerker Katrijn Loosveldt

IRV Projectmedewerker Linde Vertriest

Geverifieerd

Afdeling Functie Naam Handtekening Datum

IRV Johan Lammerant

Goedgekeurd door klant

Afdeling Functie Naam Handtekening Datum

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 4/46 04/006270

INHOUDSOPGAVE RUP lokaal bedrijventerrein...... 7 DEEL 1 Algemene inleiding...... 7 DEEL 2 Toelichting van het rup...... 8 1 Inleiding ...... 8 1.1 Aanleiding en verantwoording voor het plan...... 8 1.2 Typering van het RUP...... 8 1.3 Verloop van het planproces ...... 8 2 Situering van het RUP...... 8 3 Bestaande feitelijke en juridische toestand van de zoekzone voor het RUP...... 9 3.1 Bestaande feitelijke toestand ...... 9 3.1.1 Bestaande nederzettingsstructuur ...... 9 3.1.2 Bestaande economische structuur...... 10 3.1.3 Bestaande verkeersstructuur ...... 10 3.1.4 Bestaande landschappelijke structuur ...... 13 3.1.5 Bestaande ecologische structuur ...... 14 3.2 Juridisch en beleidsmatig kader...... 14 3.2.1 Planologie...... 14 3.2.2 Bestaande juridische toestand ...... 16 DEEL 3 Onderzoek tot milieueffectrapportage...... 20 1 Inleiding ...... 20 2 Stap 1: Valt het plan onder het toepassingsgebied van het decreet DABM? ...... 21 2.1 Toelichting decreet ...... 21 2.2 Toetsing aan het decreet DABM ...... 21 3 Stap 2: is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig?...... 22 3.1 Bepaling van de plan-MER-plicht van rechtswege ...... 22 3.2 Toetsing aan de categorie A ...... 22 3.2.1 Heeft het plan betrekking op een van de sectoren genoemd in het decreet? ...... 22 3.2.2 Vormt het plan een kader voor project-mer-plichtige projecten? ...... 22 3.2.3 Betreft het plangebied een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging van een bestaand plan? ...... 23 3.3 Toetsing aan de categorie B ...... 23 3.4 Conclusie over de plan-MER-plicht van rechtswege ...... 23 4 Stap 3: veroorzaakt het voorgenomen plan belangrijke milieueffecten? ...... 24 4.1 Inleiding ...... 24 4.1.1 Screeningsplicht ...... 24 4.1.2 Screeningscriteria plan-MER-decreet ...... 24 4.2 Scoping...... 26 4.3 Milieueffectbeoordeling voor de relevant geachte aspecten...... 29 4.3.1 Nulalternatief ...... 29

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 5/46 04/006270

4.3.2 Mobiliteit ...... 29 4.3.3 Lucht en klimaat ...... 32 4.3.4 Geluid ...... 35 4.3.5 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie ...... 36 4.3.6 Natuur...... 37 4.3.7 Mens...... 40 5 Conclusie...... 45 LIJST DER FIGUREN Figuur 1: Situering van de zoekzone voor het RUP op de stratenatlas...... 11 Figuur 2: Openbare vervoerslijnen op het grondgebied van Opglabbeek...... 12 Figuur 3: Stappen in het onderzoek tot milieueffectrapportage...... 20 Figuur 4: Dwars over het plangebied lopen twee trage wegen ...... 29 Figuur 5: Voorstel tot aanleg van een trage wegverbinding tussen het lokaal en het regionaal bedrijventerrein ...... 32 Figuur 6: de jaargemiddelde PMref-10-concentraties in het kalenderjaar 2007 (bron: VMM - IRCEL) ...... 33 Figuur 7: Inrichtingsvoorstel: geleidelijk opgaande groenbuffer als milderende maatregel voor de visuele verstoring en stofhinder...... 44

LIJST DER KAARTEN Kaart 1: Situering van de zoekzone voor het RUP op macroniveau ...... 8 Kaart 2: Situering van de zoekzone voor het RUP op luchtfoto ...... 8 Kaart 3: Situering van de zoekzone voor het RUP op het gewestplan...... 9 Kaart 4: Functionele en recreatieve fietsroutes ter hoogte van de zoekzone voor het RUP ...... 13 Kaart 5: Landschapsatlas ...... 13 Kaart 6: VEN en Habitatrichtlijngebieden ...... 14 Kaart 7: Vogelatlas en aanduiding van de Vogelrichtlijngebieden ...... 14 Kaart 8: Natuurreservaten ...... 14 Kaart 9: Bodemkaart...... 27 Kaart 10: Watertoetskaarten...... 27 Kaart 11: VHA-atlas en overstromingsgebieden ...... 27 Kaart 12: Biologische waarderingskaart ...... 28

LIJST DER TABELLEN Tabel 1: Overzicht relevante juridische randvoorwaarden ...... 16 Tabel 2: Bespreking screeningscriteria plan-MER-decreet ...... 24 Tabel 3: Scopingtabel ...... 26

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 6/46 04/006270

Tabel 4: demografische gegevens- zwaartekrachtmodel voor N76 en N730...... 30

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 7/46 04/006270

RUP LOKAAL BEDRIJVENTERREIN

DEEL 1 Algemene inleiding

Deze screeningsnota werd opgesteld voor een voorgenomen plan waarin de ontwikkeling van een lokaal bedrijventerrein wordt beoogd tussen het bestaand regionaal bedrijventerrein en de Weg naar Zwartberg te Opglabbeek.

De nota bestaat uit twee onderdelen:  Een eerste deel bevat een toelichting van het voorgenomen plan . Dit deel bestaat grotendeels uit de planologische onderbouwing en beschrijving van het plan. In de toelichting van het voorgenomen plan wordt het plangebied gesitueerd en wordt aangegeven hoe dit kadert binnen de geldende structuurplannen. Tevens worden de huidige juridische planologische toestand en structuur beschreven.

 Een tweede deel bevat het onderzoek tot milieueffectrapportage . Dit deel gaat na of het voorgenomen plan plan-MER-plichtig is volgens het plan-mer- decreet dat op 1 december 2007 in werking getreden is. In een eerste stap wordt nagegaan of het plan van rechtswege plan-MER-plichtig is. Indien dit niet het geval is wordt in een tweede stap onderzocht of het plan kan leiden tot belangrijke negatieve milieueffecten en daardoor plan-MER-plichtig is. De screening op aanzienlijke milieueffecten, zal hier als tool gebruikt worden om de afweging van de locaties binnen de zoekzone voor het lokale bedrijventerrein te motiveren.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 8/46 04/006270

DEEL 2 Toelichting van het rup

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en verantwoording voor het plan

In het huidig Provinciaal Structuurplan werd 5ha toegekend aan de gemeente Opglabbeek voor de ontwikkeling van een lokaal bedrijventerrein. In de bindende bepalingen van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan wordt de opmaak van een RUP lokaal bedrijventerrein als actie opgenomen. Hiervoor is reeds een zoekzone voorzien in de landbouwzone tussen het bestaand regionaal bedrijventerrein en de Weg naar Zwartberg.

1.2 Typering van het RUP

Het RUP wordt opgemaakt als een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP).

1.3 Verloop van het planproces

De gemeente Opglabbeek treedt op als initiatiefnemer van het voorgenomen RUP. Bij de opmaak van het RUP zal worden uitgegaan van de resultaten van voorliggend milieuonderzoek (onderzoek tot plan-MER-plicht). Meer algemeen wordt, bij de opmaak van een gemeentelijk RUP uitvoering gegeven aan de richtinggevende en bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan van de provincie , met onder meer de doelstelling om de ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen op een duurzame, intensieve en meervoudige manier te gebruiken.

2 Situering van het RUP

Kaart 1: Situering van de zoekzone voor het RUP op macroniveau Kaart 2: Situering van de zoekzone voor het RUP op luchtfoto

De gemeente Opglabbeek ligt in het centrum van de provincie Limburg, ten noorden van de bipool /Hasselt. Samen met de buurgemeenten Meeuwen-Gruitrode, , Houthalen-Helchteren en As, behoort Opglabbeek tot de regio ‘Midden-Limburg’. Deze regio komt grotendeels overeen met het geomorfologisch ‘Kempens Plateau’. Opglabbeek ligt in de zogenaamde Limburgse bos- en heidegordel. De (overwegend) naaldbossen en heidecomplexen komen in deze streek geconcentreerd voor in 3 aaneengesloten natuurgebieden: Park Lage Kempen, Park Midden-Limburg en Park Hoge Kempen. De woonkern van Opglabbeek ligt als een verstedelijkt lint tussen Park Midden-Limburg en Park Hoge Kempen. Rondom de dorpskern zijn de typische landschappelijke elementen van de streek nog duidelijk aanwezig: bossen, heidevlakten, vennen en landduinen.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 9/46 04/006270

Opglabbeek is een landelijke gemeente die wordt gecatalogiseerd als een buitengebied binnen het stedelijk netwerk ‘Limburgs Mijngebied’. Op provinciaal niveau wordt de kern van Opglabbeek geselecteerd als hoofddorp; de gehuchten Louwel en Nieuwe Kempen als woonkernen. De gemeente heeft één groot regionaal bedrijventerrein op haar grondgebied.

De belangrijkste wegen voor de gemeente Opglabbeek zijn de N76 (verbindingsweg tussen Meeuwen-Gruitrode en Genk – E314), de N730 (verbindingsweg tussen Bree en Genk – E314) en de Weg naar Zwartberg – Weg naar Opoeteren. De overige wegen hebben een ontsluitende of verbindende functie op lokaal niveau.

De voorgestelde zoekzone voor het RUP heeft een oppervlakte van ca. 27ha en is gelegen tussen het bestaand regionaal bedrijventerrein (ten noorden van Industrieweg- Noord) en het woonlint langs de Weg naar Zwartberg. De voetbalterreinen Nieuwe Kempen vormen de westelijke grens van het gebied. Binnen de zoekzone zal een oppervlakte van 5ha worden geselecteerd voor de ontwikkeling van het lokaal bedrijventerrein

3 Bestaande feitelijke en juridische toestand van de zoekzone voor het RUP

3.1 Bestaande feitelijke toestand

3.1.1 Bestaande nederzettingsstructuur

Kaart 1: Situering van de zoekzone voor het RUP op macroniveau Kaart 3: Situering van de zoekzone voor het RUP op het gewestplan

De zoekzone voor het RUP grenst aan de woonwijk ‘Nieuwe Kempen’. Via een uitwaaierend woonlint langs de Weg naar Zwartberg is deze woonkern verbonden met de het centrum van Opglabbeek. De woonkern ‘Nieuwe Kempen’ heeft zich ontwikkeld op en rond de Weg naar Zwartberg. Het gehucht bestaat hoofdzakelijk uit alleenstaande huiskavels met een aantal hieraan gekoppelde voorzieningen (voetbalterreinen, school, …). De woningen ten noorden van de Weg naar Zwartberg vormen een “echte” tuinwijk; het wijkgevoel is alom aanwezig. De N76 vormt hier een harde grens tussen de wijk enerzijds en het westelijk gelegen open ruimtegebied anderzijds.

De zoekzone is volledig bestemd als landbouwgebied. Binnen de zoekzone liggen enkele zonevreemde inrichtingen: een huiskavel met schuur langs de oostelijke grens, en een tuin in het westen van het gebied.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 10/46 04/006270

3.1.2 Bestaande economische structuur

3.1.2.1 Landbouwactiviteit In de gemeente Opglabbeek is landbouw in beperkte mate aanwezig, met name in de randzones van de Bosbeekvallei en in de zones tussen de urbane en natuurlijke structuren. De zoekzone voor het RUP is praktisch volledig in gebruik van de landbouw. De landbouwpercelen liggen ruimtelijk geïsoleerd tussen bebouwde ruimte; ze vormen geen onderdeel meer van een ruimere aaneengesloten agrarische structuur. De zoekzone kan worden opgedeeld in drie zones. De meest westelijke zone (ca. 5ha) bestaat uit een mozaïek van bos, ruigte en grasland. De centrale zone is een landbouwperceel van ca. 14ha dat momenteel in gebruik is als ingezaaid grasland. Ook het oostelijk gelegen perceel (ca. 10ha) is in gebruik als grasland. De drie zones zijn in eigendom van verschillende eigenaars. Volgens de bodemgeschiktheidskaart is de bodem weinig geschikt (0% - 30%) voor grasland en akkerbouw.

3.1.2.2 Bedrijventerreinen De gemeente Opglabbeek is in het provinciaal structuurplan geselecteerd als specifiek economisch knooppunt buiten het Albertkanaal met beperkte rol. De industriële activiteiten vormen in Opglabbeek dan ook een belangrijke ruimtelijke component. Volgende onderdelen van de industriële structuur zijn te citeren:  In het westen van de gemeente Opglabbeek ligt een grote oppervlakte aan bedrijventerrein (ca. 220 ha). Het bedrijventerrein is van regionaal belang. De bedrijven (meer dan 100) zijn over het algemeen middelgrote bedrijven die gelegen zijn op grote kavels (o.a. DHL Express, Yazaki Europe,…). Gezien dit industrieterrein enkel via de weg (N76 richting E314 te Genk) wordt ontsloten, is een uitbreiding van haar economische rol eerder beperkt.  Opvallend is dat, ondanks de aanwezigheid van een groot regionaal bedrijventerrein, er toch nog een aantal bedrijven verspreid in de gemeente aanwezig zijn (bouwondernemingen, superconfex, tuinmaterialen,…). Gezien hun KMO-statuut kunnen deze bedrijven zich niet op het huidige regionale bedrijventerrein vestigen. Binnen de gemeente Opglabbeek werd tot nu toe geen enkel bedrijf aangeduid dat valt onder de Seveso-wetgeving.

3.1.3 Bestaande verkeersstructuur

3.1.3.1 Auto- en vrachtverkeer Autosnelwegen De autosnelweg A2/E314 (Brussel – Aken) met oprit 31 te Genk/Hoevenzavel ligt op ongeveer 9 km van Opglabbeek-centrum. De E314 is de belangrijkste ontsluitingsweg van de provincie Limburg, in oostelijke richting met Nederland en Duitsland en in westelijke richting met Brussel en Antwerpen. Via de gewestwegen N76 en N730 kan de E314 bereikt worden (Figuur 1).

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 11/46 04/006270

Figuur 1: Situering van de zoekzone voor het RUP op de stratenatlas

Gewestwegen / Gemeentewegen  De Weg naar Zwartberg/Weg naar Meeuwen (N76) is een belangrijke verbindingsweg binnen de regio, maar ook tussen de gemeente en haar omliggend gebied (richting Genk en Meeuwen-Gruitrode). In het RSV is deze hoofdweg deels opgenomen als primaire weg categorie II (vanaf woonkern Nieuwe Kempen tot aan E314). Het noordelijk deel van de N76 (Weg naar Meeuwen) is gecatalogeerd als secundaire weg type I. De N76 vormt tevens de hoofdontsluitingsweg voor het regionaal bedrijventerrein. De aansluiting op de E314 ligt hier slechts op 5 km afstand.

 De gemeentelijke hoofdwegstructuur wordt verder gevormd door de Weg naar Bree/Weg naar As (N730) en de Weg naar Zwartberg/Weg naar Opoeteren (‘Weg van Groot Verkeer’) (gemeenteweg); zij hebben volgende functies: o het verwerken van een niet onbelangrijk deel regionaal verkeer, respectievelijk van noord naar zuid, en van west naar oost. o het verzorgen van de intergemeentelijke verkeersrelaties (naar Genk en Maaseik voor wat betreft de Weg van Groot Verkeer, en naar Bree en As voor wat betreft de N730) o het verzorgen van de belangrijkste interne verkeersrelaties tussen de drie interne woonkernen; dit geldt voor de Weg van Groot Verkeer volgens oostwestrichting.

De gemeenteweg ‘Weg van Groot Verkeer’ vormt een zeer belangrijke schakel in het regionaal verkeersnet. Deze zuidwestelijke-noordoostelijke route vormt een uitzondering op de regel dat alle hoofdroutes gewestwegen zijn. Het gebruik van de gemeenteweg als hoofdverkeersweg zorgde in het verleden voor een verhoogde verkeersdruk en onveiligheid in de woonkernen van Opglabbeek.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 12/46 04/006270

Om de woonzones van Opglabbeek te ontlasten van zwaar verkeer werd beslist om het kruispunt N76-Bedrijfsstraat in te richten als hoofdtoegang voor het regionaal bedrijventerrein (dmv. rotonde). Het inkomend vrachtverkeer kan via de Bedrijfsstraat – Nijverheidslaan – Industrieweg-Noord de verschillende kavels binnen het industrieterrein bereiken. Via een ventweg wordt het weggaand vrachtverkeer van de Industrieweg- Noord afgeleid richting de rotonde die aansluit op de N76. Het zware verkeer van het industrieterrein wordt op die manier volledig losgekoppeld van het centrumgebeuren van Opglabbeek. Het regionaal bedrijventerrein heeft nog een tweede toegang voor gemotoriseerd verkeer ter hoogte van het kruispunt Weg naar Zwartberg – Industrieweg- Noord (ter hoogte van handelscentrum Van Cranenbroeck). Vrachtverkeer afkomstig van de industriezone ten zuidoosten van de Weg naar Zwartberg wordt via dit kruispunt afgeleid doorheen de noordelijke industriezone richting de N76. De afwikkeling van het vrachtverkeer gebeurt dus volledig richting de N76 (zie Figuur 1). De woonkern Nieuwe Kempen heeft geen rechtstreekse toegang tot het regionaal bedrijventerrein.

3.1.3.2 Openbaar vervoer In Opglabbeek rijden 6 buslijnen:  Lijn G8: deze buslijn stopt in alle kernen van Opglabbeek, met name Opglabbeek- hoofddorp, Nieuwe Kempen en Louwel.  Lijn 8: Genk – Opglabbeek – Overpelt via de N730 (1x per uur tijdens de schooluren), ook via Nieuwe Kempen  Lijn 11 Genk – As – Neeroeteren – Maaseik via Dorne bij begin en einde schooluren  Lijn 33 Genk – Opglabbeek – Meeuwen – Peer – Neerpelt via N76 tijdens spitsuren  Lijn 40 Genk – As – Opglabbeek – Gruitrode - Kinrooi via N7300 (3x per dag)  Lijn 44 Opglabbeek (Nieuwe Kempen) – Genk – Sledderlo, vanaf Nieuwe Kempen richting Genk (3x per dag)

Figuur 2: Openbare vervoerslijnen op het grondgebied van Opglabbeek

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 13/46 04/006270

3.1.3.3 Fietsroutes

Kaart 4: Functionele en recreatieve fietsroutes ter hoogte van de zoekzone voor het RUP

Per provincie is een functioneel fietsroutenetwerk uitgetekend met als doel zo veel mogelijk mensen op de fiets te zetten voor doelgerichte verplaatsingen. Het gaat om alle verplaatsingen tussen de woonplaats en het werk of school. Er is een onderscheid gemaakt tussen: Hoofdroutes zijn gemeentegrensoverschrijdend. Comfort (brede fietspaden) en veiligheid zijn zeer belangrijk. Functionele routes verbinden woonkernen en belangrijke functies. Ze zijn de kortste verbinding en lopen daardoor dikwijls langs drukke wegen (historische steenwegen die van centrum tot centrum lopen). Alternatieve routes zijn complementair aan de functionele routes, zodat de fietser kan kiezen tussen de kortste (functionele) of de veiligste en aangenaamste (alternatieve) route. In praktijk zijn de alternatieve routes dikwijls schoolroutes.

Volgende functionele routes zijn geselecteerd in de omgeving van de zoekzone voor het RUP.  N76: functionele fietsroute  Weg naar Zwartberg: functionele fietsroute

Naast de functionele fietsroutes, heeft de gemeente ook een recreatief fietsroutenetwerk. De recreatieve fietsroutes maken deel uit van het fietsknooppuntennetwerk Kempen en Maasland. Via de Nijverheidslaan in het regionaal bedrijventerrein kan men aantakken op dit fietsnetwerk. Ook de woonkern Nieuwe Kempen is verbonden met dit recreatief netwerk.

Binnen de zoekzone voor het RUP lopen twee trage wegen, loodrecht op de Weg naar Zwartberg. Door middel van ‘betonnen blokken’ ter hoogte van de kruising van de Industrieweg-Noord met deze twee trage wegen wordt de toegang tot het bedrijventerrein voor gemotoriseerd verkeer verhinderd. Op de atlas der buurtwegen zijn deze wegen niet aangeduid.

3.1.4 Bestaande landschappelijke structuur

Kaart 5: Landschapsatlas

De zoekzone is een open plek, ingesloten tussen verstedelijkt gebied (woonkern en bedrijventerrein). Deze kleine, open ruimte kan landschappelijk worden ingedeeld in twee zones: een bosfragment (deels ingesneden door aanleg tuin), en een klein landbouwgebied bestaande uit twee landbouwpercelen.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 14/46 04/006270

Het deelgebied Nieuwe Kempen – waartoe de zoekzone behoort – wordt omgeven door open-ruimtegebied: o.a. de boscomplexen Moorsberg, Grote Gazemeer en Ruiterskuilen, en het landschappelijk waardevol agrarisch gebied langs de N76. Binnen de zoekzone komen geen beschermde dorpsgezichten, stadsgezichten, landschappen of monumenten voor. De zoekzone ligt niet in een relictzone of ankerplaats.

3.1.5 Bestaande ecologische structuur

Kaart 6: VEN en Habitatrichtlijngebieden Kaart 7: Vogelatlas en aanduiding van de Vogelrichtlijngebieden Kaart 8: Natuurreservaten

Gelegen tussen het Park Midden-Limburg en het Park Hoge Kempen is de gemeente Opglabbeek omgeven door bos- en heidecomplexen. Ten noorden van (en deels in) de gemeente ligt het Habitatrichtlijngebied ‘Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode’ (1 à 2km van de zoekzone). Dit natuurbeschermingsgebied valt deels samen met het Vogelrichtlijngebied ‘Houthalen-Helchteren, Meeuwen-Gruitrode en Peer’. Ten zuiden van de verstedelijkte kern ligt de SBZ-H1 ‘Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As – Opglabbeek – Maaseik’ (op ruim 2km van de zoekzone). Verderop (op ca. 6km van de zoekzone) begint de SBZ-V2 ‘Mechelse Heide en de Vallei van de Ziepbeek’. De meest nabijgelegen GEN-gebieden zijn ‘De Abeek’ en ‘De Ruiterskuilen-Oudsberg- Solterheide’ in het noorden. Deze twee natuurgebieden vallen samen met het bovenvermelde habitatrichtlijngebied. Ten zuiden van de zoekzone liggen de GEN- gebieden ‘De Klaverberg en Heiderbos’ en ‘De Bovenloop Bosbeek’. Deze GEN- gebieden vallen eveneens (deels) samen met het zuidelijk gelegen habitatrichtlijngebied Er liggen geen erkende en/of Vlaamse natuurreservaten in de directe nabijheid van het plangebied

3.2 Juridisch en beleidsmatig kader

3.2.1 Planologie

Volgens het gewestplan is de volledige zoekzone voor het RUP lokaal bedrijventerrein in agrarisch gebied gelegen, grenzend aan industriegebied, woongebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut.

3.2.1.1 Uitvoering van het RSV Opglabbeek behoort tot het ‘Limburgs Mijngebied’ dat geselecteerd is als stedelijk netwerk op Vlaams niveau. Naast de gemeente Opglabbeek, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, As en Dilsen-Stokkem maken ook de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau Beringen en Maasmechelen en het regionaal stedelijk gebied Hasselt- Genk deel uit van dit Limburgs Mijngebied.

1 SBZ-H = afkorting voor Speciale Beschermingszone - Habitatrichtlijngebied 2 SBZ-V = afkorting voor Speciale Beschermingszone - Vogelrichtlijngebied

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 15/46 04/006270

Structuurbepalend voor het Limburgs Mijngebied zijn de mogelijkheden van de ruimtelijke reconversie in functie van het mijnpatrimonium, de economische structuur langs infrastructuurassen en de versterking van de stedelijke structuur. Verder is Opglabbeek aangeduid als gemeente in het buitengebied. Hier overweegt de open (onbebouwde) ruimte. Concreet betekent dit dat de gemeente vooral een taak heeft in de open ruimte gebieden van de Kempen met natuur, landbouw en toerisme en recreatie. Het bestaand fysisch systeem wordt als uitgangspunt gehanteerd bij de ontwikkeling van de structurerende functies en activiteiten van het buitengebied. Om een verdere versnippering van het buitengebied te vermijden zal de ontwikkeling van wonen en werken in de kernen gebundeld worden. Tenslotte is Opglabbeek ook aangeduid als specifiek economisch knooppunt (buiten het stedelijk gebied) omwille van zijn bedrijventerrein met regionaal karakter.

3.2.1.2 Provinciaal Structuurplan Limburg De gemeente Opglabbeek behoort tot de regio Kempen, deelruimte ‘Drieparkengebied’. De 3 Kempense parken (i.e. Park Lage-Kempen, Park Midden-Limburg en Park Hoge- Kempen) behoren tot de grootste aaneengesloten natuurgebieden van Vlaanderen. Dat aaneengesloten karakter moet worden behouden en versterkt door verdere versnippering tegen te gaan en natuurverbindingsgebieden te herstellen en toe te voegen.

Ontwikkelingsperspectieven voor het specifiek economisch knooppunt Opglabbeek Het provinciaal structuurplan stelt dat de rol van Opglabbeek inzake bijkomende bedrijvigheid beperkt is. Bijkomende bedrijvigheid kan worden geconcentreerd in het nabijgelegen regionaalstedelijk gebied Hasselt - Genk. Opglabbeek heeft één groot bedrijventerrein. Het terrein heeft een regionale uitstraling en is van strategisch belang voor het economisch knooppunt. Het nadeel is dat het terrein enkel via de weg (N76) wordt ontsloten. Het terrein heeft nauwelijks groeimogelijkheden wegens het omgevend natuurgebied (gewestplan). In het westen vormt de N76 een groeigrens door zijn verbindend karakter als secundaire weg I richting Bree. De nabijheid van het woongebied ten zuiden van het terrein vormt een belemmering voor een uitbreiding in die richting. Door zijn beperkte rol inzake bijkomende regionale bedrijvigheid en de beperkte ontsluitingsmogelijkheden wordt in Opglabbeek enkel in een lokaal bedrijventerrein voorzien.

Ontwikkelingsperspectieven voor lokale bedrijven Lokale bedrijvigheid van beperkte omvang kan in het woongebied. Indien de draagkracht van de omgeving overschreden wordt, dan dient men de lokale bedrijven te herlokaliseren naar een lokaal bedrijventerrein

3.2.1.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Opglabbeek Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) van Opglabbeek werd op 16 juli 2007 definitief vastgesteld door de gemeenteraad, goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 13 september 2007. In het GRS worden voor het lokale bedrijventerrein volgende punten vooropgesteld: ‘Het inpassen van een lokaal bedrijventerrein, van maximaal 5ha, zal bij voorkeur gebeuren tussen de Weg naar Zwartberg, het westelijk deel van Industrieweg-Noord en

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 16/46 04/006270

de achterzijde van de bedrijven (o.a. BEWEL) gelegen langs de Industrieweg-Noord. De bestaande ontsluitingsweg richting Industrieweg-Noord kan hiervoor gebruikt worden’. De keuze voor deze locatie wordt bepaald door: a. de aanwezigheid van de bestaande infrastructuren; b. de mogelijkheid tot een functionele koppeling met het bestaande industrieterrein c. de ruime mogelijkheden tot buffering naar de woonlinten en het lokaal bedrijventerrein zelf; d. de mogelijkheid tot inpassen van een fietsverbinding, ingebed in een groenstructuur, tussen Nieuwe Kempen(sportzone) en het hoofddorp Opglabbeek; e. de ingesloten ligging van het agrarisch gebied (het betreft geen onderdeel van een ruimere aaneengesloten agrarische structuur); f. de potentie van een open te houden beeld vanaf de Weg naar Zwartberg als overgangsgebied; g. de potentie van de zone om functionele en ruimtelijke linken te leggen naar de omliggende functies (wonen, weginfrastructuur, bedrijvigheid, groen).

Het GRS stelt bovendien dat de locatie van lokaal bedrijventerrein een latere ontwikkelingsvisie van het bestaande industrieterrein niet in de weg mag staan. De interne structuur zal zodanig zijn dat latere ontwikkelingen erop aangesloten kunnen worden en de woningen langs de Weg naar Zwartberg optimaal gebufferd worden. Tenslotte geeft het GRS aan dat het lokale bedrijventerrein ontwikkeld zal worden in functie van lokale bedrijven (kleine en middelgrote ondernemingen) waarbij elke vorm van kleinhandel en sterk verkeersgenererende activiteiten worden uitgesloten. Elk bedrijf voorziet een optimale en heldere ontsluiting en voorziet voldoende parkeergelegenheid in functie van een combinatie van de activiteit, het aantal werknemers en het aantal bezoekers. Bovendien wordt er bijkomend op het terrein voldoende circulatieruimte voorzien voor het laden en lossen. De bedrijven die grenzen aan de bufferzones (er wordt gestreefd naar een totale buffering van de zone, niet een buffering per bedrijf) zullen deze buffering optimaal respecteren en in stand houden. Elk bedrijf zal zorgen voor de eigen opvang en afvoer van het hemelwater.

3.2.2 Bestaande juridische toestand

Tabel 1: Overzicht relevante juridische randvoorwaarden Type Plan Binnen de zoekzone voor het Aangrenzend aan de zoekzone RUP voor het RUP

RUIMTELIJK

Gewestplan(nen) Gewestplan ‘Limburgs Maasland’ Gewestplan ‘Limburgs Maasland’ (KB 01/09/1980) (KB 01/09/1980)

Gewestelijke ruimtelijke Geen. Geen. uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke Geen. Geen. uitvoeringsplannen Algemene plannen van Geen. Geen.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 17/46 04/006270

Type Plan Binnen de zoekzone voor het Aangrenzend aan de zoekzone RUP voor het RUP aanleg Bijzondere plannen van Geen. BPA Maasland, dossier RP aanleg 990/71047/009.9, d.d.2002/03/22 BPANijverheidslaan, dossier RP 990/71047/010.0, d.d., 2002/05/24 Gemeentelijke ruimtelijke Geen Geen. uitvoeringsplannen

SECTORAAL Natuur Ramsargebieden Geen. Geen. Vogelrichtlijngebieden Geen. Ten noorden van de zoekzone (op ca. (Kaart 7) 2km) ligt het vogelrichtlijngebied ‘Houthalen-Helchteren, Meeuwen- Gruitrode en Peer’

Ten zuiden van de zoekzone (op ca. 6km) ligt het vogelrichtlijngebied ‘Mechelse Heide en de Vallei van de Ziepbeek’ Habitatrichtlijngebieden Geen. Ten noorden van de zoekzone (op ca. (Kaart 6) 2km): habitatrichtlijngebied ‘Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode’

Ten zuiden van de zoekzone: habitatrichtlijngebied ‘Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As-Opglabbeek-Maaseik’ Gebieden van het Geen. Geen. duinendecreet Gebieden van het Vlaams Geen. De GEN-gebieden ‘De Abeek’ en ‘De Ecologisch Netwerk (VEN), Ruiterskuilen-Oudsberg-Solterheide’ decreet Natuurbehoud liggen ten noorden van de zoekzone. (Kaart 6) Deze twee natuurgebieden vallen deels samen met het bovenvermelde SBZ-H.

Ten zuiden van de zoekzone liggen de GEN-gebieden ‘De Klaverberg en Heiderbos’ en ‘De Bovenloop Bosbeek’. Deze GEN-gebieden vallen (deels) samen met het zuidelijk gelegen SBZ-H Vlaamse of erkende Geen. Erkende natuurreservaten: ‘De Abeek’ natuurreservaten en ‘Vallei van de Bosbeek’ Vlaams natuureservaat: ‘Heiderbos’ Bosreservaten Geen. Geen. Natuurinrichting Geen Geen. Gebieden met recht van Geen. De bovenvermelde VEN-gebieden en de voorkoop vanuit natuur Vlaamse en erkende natuurreservaten. Biologische Op de grens met het regionaal Ter hoogte van de SBZ-H’s en de VEN- waarderingskaart bedrijventerrein ligt een biologisch gebieden ten noorden en ten zuiden van (Kaart 12) waardevolle berm. de zoekzone liggen (zeer) waardevolle natuurelementen. In het regionaal bedrijventerrein liggen nog enkele zeer waardevolle elementen Water Beschermingszones Geen. Ten zuiden van de zoekzone, ter hoogte grondwaterwinningen van As (Zevenhuizen) ligt een

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 18/46 04/006270

Type Plan Binnen de zoekzone voor het Aangrenzend aan de zoekzone RUP voor het RUP beschermingszone voor grondwaterwinning Bevaarbare waterlopen Geen. Geen Onbevaarbare waterlopen Geen Buiten de zoekzone bevinden zich twee (Klasse) (Kaart 11) ongeklasseerde waterlopen: de Abeek- Lossing (ten noorden) en de Lietenbeek (ten zuiden) Overstromingsgevoelige Geen. Ten westen van de zoekzone: mogelijk gebieden (Kaart 10) overstromingsgevoelig. Infiltratiegevoelige gebieden volledige zoekzone is infiltratiegevoelig De directe omgeving van de zoekzone is (Kaart 10) infiltratiegevoelig. Grondwaterstromingsgevoel Het gebied is matig gevoelig voor De omgeving is matig gevoelig voor ige gebieden (Kaart 10) grondwaterstroming (type 2). grondwaterstroming (type 2). Erosiegevoelige gebieden Niet erosiegevoelig. Kleine delen in de directe omgeving zijn (Kaart 10) erosiegevoelig. Hellingenkaart De zoekzone ligt binnen het Enkele delen in de directe omgeving (Kaart 10) hellingspercentage van < 0,5 tot 5%. hebben een hellingspercentage > 10% Winterbedkaart Behoort niet tot het winterbed van een Behoort niet tot het winterbed van een (Kaart 10) grote rivier grote rivier Risicozones overstromingen Geen. Ten westen van zoekzone: ter hoogte (Kaart 11) van N76 (versie 2006). Recent overstroomd gebied Geen. Ten westen van zoekzone: ter hoogte (ROG) (Kaart 11) van N76 (versie 2006). Van nature overstroombaar Geen Geen gebied (NOG) (Kaart 11) Landbouw Ruilverkaveling Geen. Geen. Gebieden met recht van Geen. voorkoop vanuit natuur Landschap Beschermde monumenten Geen Geen Beschermde Geen. Geen. dorpsgezichten Beschermde landschappen Geen. Ten zuiden: Landschap De Sloot (27/04/1974). Beschermde stadsgezichten Geen. geen Erfgoedlandschappen Geen Geen Landinrichting Geen Geen Landschapsatlas Geen. Relictzones in de nabije omgeving: Vlaanderen ‘Groot Schietveld (R70034)’, Ankerplaatsen – ‘Paraboolduin Opglabbeek (R70025)’, Relictzones – Lijnrelicten – ‘Mijn Waterschei & Zwartberg (R70046)’ Puntrelicten en ‘Klaverberg (R70043)’ (Kaart 5) Ankerplaats in de omgeving: ‘Mijnsite Waterschei, Klaverberg en Hiederbos (A70019) en ‘Vallei van de Abeek en straatloop Plokrooi (A70021)’ Lijnrelict ‘Abeek’ (L70001) Archeologie Mogelijke aanwezigheid van Mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem archeologische waarden in de bodem Recreatie/toerisme Toeristische vergunning Niet van toepassing Niet van toepassing

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 19/46 04/006270

Type Plan Binnen de zoekzone voor het Aangrenzend aan de zoekzone RUP voor het RUP Verkeer Buurt- en voetwegen Geen

Leidingen In het oostelijk deel van de zoekzone Hoogspanningsleiding van 70kV (loopt (Hoogspanningsleidingen, loopt een hoogspanningsleiding van van gasleidingen…) 70kV. Er staat 1 pyloon in de zoekzone

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 20/46 04/006270

DEEL 3 Onderzoek tot milieueffectrapportage

1 Inleiding

Dit rapport onderzoekt of het RUP lokaal bedrijventerrein te Opglabbeek plan-MER- plichtig is volgens het plan-mer-decreet dat op 1 december 2007 in werking getreden is. Het plan-mer-decreet 3 beschrijft de stappen die doorlopen dienen te worden om de plan- MER-plicht na te gaan. Deze stappen zijn:  Stap 1: Nagaan of het plan onder het toepassingsgebied valt  Stap 2: Voor plannen die onder het toepassingsgebied vallen: nagaan of het plan “van rechtswege” plan-MER-plichtig is  Stap 3: Voor plannen die onder het toepassingsgebied vallen én niet “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn: nagaan of het plan aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Deze laatste stap wordt ook wel screening genoemd en is in strikte zin het “onderzoek tot milieueffectrapportage”.

In onderstaande figuur wordt dit stappenplan schematisch voorgesteld:

Figuur 3: Stappen in het onderzoek tot milieueffectrapportage

3 Decreet van 27 april 2007 houdende wijziging van titel IV van DABM en van art. 36ter decreet natuurbehoud (B.S. 20/06/2007)

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 21/46 04/006270

Voorliggende nota doorloopt de verschillende stappen en toont aan dat het voorliggende plan noch van rechtswege plan-MER-plichtig is; noch omwille van het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten.

2 Stap 1: Valt het plan onder het toepassingsgebied van het decreet DABM?

2.1 Toelichting decreet

De artikels 4.1.1 en 4.2.2 van het gewijzigde decreet DABM 4 bepalen het toepassingsgebied voor het decreet. De definitie van plan of programma bevat volgens het decreet drie voorwaarden die tegelijkertijd moeten vervuld worden. Het betreft volgende drie voorwaarden: 1. decretale of bestuursrechtelijke bepalingen moeten voorschrijven dat een plan of programma wordt opgesteld en/of vastgesteld; 2. het moet gaan om een plan of programma dat door een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau is opgesteld; 3. het plan of programma moet via een wetgevingsprocedure door het parlement of de regering worden vastgesteld of door een instantie (regionaal, provinciaal of lokaal niveau) worden vastgesteld. Volgende plannen en programma’s vallen anderzijds niet onder het toepassingsgebied van het decreet en zijn derhalve ook niet MER-plichtig (uitzonderingsregels):  plannen of programma’s die uitsluitend bestemd zijn voor nationale defensie;  financiële of begrotingsplannen en –programma’s;  plannen of programma’s die worden medegefinancieerd in het kader van de programmeringsperiode 2000-2006 betreffende EG-Verordening nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen en de programmeringsperiode 2000-2006 en 2000-20007 van EG-Verordening nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw.

2.2 Toetsing aan het decreet DABM

Het voorgenomen plan waarvoor deze nota opgesteld wordt, is een gemeentelijk RUP. Dit plan valt onder het toepassingsgebied want er is voldaan aan de drie voornoemde voorwaarden: 1. Het decreet houdende de organisatie van ruimtelijke ordening schrijft de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor 2. De opsteller van het plan is een instantie, i.e. de gemeente Opglabbeek 3. Het plan wordt vastgesteld door een instantie, i.e. de provincie Limburg Het plan valt bovendien niet onder de specifieke uitzonderingsregels.

4 Decreet van 27 april 2007 houdende wijziging van titel IV van DABM en van art. 36ter decreet natuurbehoud (B.S. 20/06/2007)

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 22/46 04/006270

3 Stap 2: is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig?

3.1 Bepaling van de plan-MER-plicht van rechtswege

Onder de plannen en programma’s die onder het toepassingsgebied van het decreet DABM vallen, onderscheidt men twee groepen van plannen en programma’s die ‘van rechtswege’ onderworpen zijn aan de plan-MER-plicht:  Categorie A plannen en programma’s, of de wijziging ervan, die tegelijkertijd : 1. betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (artikel 4.2.3, §2, 1° D.A.B.M.); én 2. een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlagen I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten én 3. niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden  Categorie B plannen en programma’s of de wijziging ervan waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is (artikel 4.2.1, tweede lid D.A.B.M.).

Hieronder wordt bekeken of het plan van rechtswege plan-MER-plichtig is, door na te gaan of het voldoet aan alle voorwaarden voor plannen van categorie A of valt onder de plannen van categorie B.

3.2 Toetsing aan de categorie A

3.2.1 Heeft het plan betrekking op een van de sectoren genoemd in het decreet?

Voorliggend plan is een RUP en heeft bijgevolg betrekking op de ruimtelijke ordening. Aan deze voorwaarde is voldaan.

3.2.2 Vormt het plan een kader voor project-mer-plichtige projecten?

Het project dat op het plan kan volgen is de aanleg van een lokaal bedrijventerrein van maximum 5ha. Deze ingreep is niet project-merplichtig. Immers, de aanleg van een industrieterrein is mer-plichtig vanaf 50ha of meer. (zie categorie 10a van bijlage II van het project-mer-besluit). Op basis van de bestaande gegevens kan niet worden uitgesloten dat project- MERplichtige industrieën zich komen vestigen op het lokaal bedrijventerrein.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 23/46 04/006270

3.2.3 Betreft het plangebied een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging van een bestaand plan?

Het totale plangebied heeft een oppervlakte van maximum 5ha. Omwille van deze beperkte oppervlakte kan het plangebied beschouwd worden als een klein gebied op lokaal niveau.

3.3 Toetsing aan de categorie B

Een tweede toetsing betreft de noodzaak tot het opstellen van een passende beoordeling conform de vigerende bepalingen van het decreet Natuurbehoud (art. 36ter §3 eerste lid). De bepalingen van de Europese plan-MER richtlijn en de omzetting hiervan in het Decreet DABM (cf. supra), voorzien immers een koppeling van milieueffectrapportage voor plannen met de passende beoordeling (i.k.v. Habitatrichtlijn). In concreto moet nagegaan worden of het plan een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone (SBZ) kan veroorzaken. Indien blijkt dat een passende beoordeling voor het voorgenomen plan noodzakelijk is uit hoofde van art.36ter §3 eerste lid van decreet Natuurbehoud, dan is het plan van rechtswege plan-MER plichtig. De ligging ten opzichte van SBZ- gebieden is besproken in paragraaf 3.1.5 van DEEL 2 van voorliggende nota. Gezien de afstand tussen de SBZ-gebieden en het plangebied, de reeds aanwezige barrièrewerking van de weg en het bestaand industrieterrein (waardoor het gebied geen belangrijke corridorfunctie vervult tussen de bestaande SBZ’s) én de aard van het plan, kan gesteld worden dat er geen significante nadelige effecten op de SBZ’s te verwachten zijn. Een passende beoordeling dient dan ook niet opgemaakt te worden.

3.4 Conclusie over de plan-MER-plicht van rechtswege

Een toetsing aan de drie voorwaarden van categorie A heeft aangetoond dat het voorgenomen plan niet tegelijk voldoet aan de drie voorwaarden voor plan-MER-plicht. Vermits bovendien geen passende beoordeling moet opgemaakt worden (categorie B), is het plan niet plan-MER-plichtig van rechtswege. Er kan dus geconcludeerd worden dat het voorgenomen plan niet plan-MER-plichtig is van rechtswege en dat overgegaan kan worden tot een screening om na te gaan of het voorgenomen plan belangrijke milieueffecten kan veroorzaken.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 24/46 04/006270

4 Stap 3: veroorzaakt het voorgenomen plan belangrijke milieueffecten?

4.1 Inleiding

4.1.1 Screeningsplicht

Voor plannen die het kader vormen voor een vergunning, doch niet vallen onder de plannen die van rechtwege plan-MER-plichtig zijn, dient een onderzoek uitgevoerd te worden naar het mogelijke voorkomen van aanzienlijke milieueffecten, i.e. een screening. Indien uit dit onderzoek als besluit volgt dat aanzienlijke negatieve effecten kunnen optreden, dient de initiatiefnemer alsnog een plan-MER op te (laten) stellen. Een uitzondering vormen de plannen of programma’s die uitsluitend bestemd zijn voor noodsituaties. Deze zijn niet onderworpen aan de MER-plicht. Deze plannen en programma's vallen in beginsel wel onder het toepassingsgebied, maar niet onder de plan-MER-plicht. Het plan dat in deze nota beschouwd wordt, is geen plan voor een noodsituatie.

4.1.2 Screeningscriteria plan-MER-decreet

Dit onderzoek naar het mogelijke voorkomen van aanzienlijke milieueffecten is noodzakelijk gezien uit het stappenschema blijkt dat het plan onder het toepassinggebied valt, maar niet plan-MER-plichtig is van rechtswege. Dit gebeurt  aan de hand van een lijst van selectiecriteria, opgenomen in bijlage I van het plan- MER decreet, teneinde te oordelen over het al dan niet MER-plichtig zijn van plannen en programma’s die niet van rechtswege MER-plichtig zijn. Deze criteria hebben enerzijds betrekking op de kenmerken van het plan en anderzijds op de kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed.  Via een scoping van de mogelijke effecten en een bespreking van de mogelijk relevante effecten, cfr de gebruikelijke mer-praktijk.

Tabel 2: Bespreking screeningscriteria plan-MER-decreet

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 25/46 04/006270

criteria Bespreking

1. kenmerken van het voorgenomen plan a. de mate waarin het plan een kader vormt Het voorgenomen plan vormt het kader voor de ontwikkeling van een lokaal voor projecten en andere activiteiten met bedrijventerrein. Dit via de vergunbaarheid van ingrepen die een betrekking tot de ligging, aard, omvang en stedenbouwkundige vergunning vereisen. gebruiksvoorwaarden, alsmede wat betreft De voorschriften in het voorgenomen plan bepalen de de toewijzing van hulpbronnen ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. b. de mate waarin het plan andere plannen en Link met RSP Opglabbeek programma's, met inbegrip van die welke deel zijn van een hiërarchisch geheel, beïnvloedt; c. de relevantie van het plan voor de integratie Het plan geeft aanleiding tot de ontwikkeling van een nieuw lokaal van milieuoverwegingen, vooral met het bedrijventerrein. Door de functionele koppeling met het aangrenzend regionaal oog op de bevordering van duurzame bedrijventerrein dient slechts beperkt te worden voorzien in nieuwe ontwikkeling; (weg)infrastructuur. Er zal worden op toegezien dat elke vorm van kleinhandel en sterk verkeersgenererende activiteiten worden uitgesloten. Er wordt voor deze ontwikkeling een beperkte oppervlakte open ruimte aangesneden. De open ruimte betreft landbouwgebied dat momenteel reeds ingesloten zit tussen industrie en woonzones. d. milieuproblemen die relevant zijn voor het Er zijn geen specifieke milieuproblemen die relevant zijn voor het plan. plan; e. de relevantie van het plan voor de Dit criterium is niet relevant. toepassing van de milieuwetgeving van de Europese Gemeenschap (bijv. plannen in verband met afvalstoffenbeheer of waterbescherming);

2. kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed a. de waarschijnlijkheid, duur, frequentie en De ontwikkeling van het gebied wordt als een permanente situatie beschouwd omkeerbaarheid van de effecten; met onomkeerbare effecten. Voor de effecten zelf wordt verwezen naar de milieubeoordeling in deze nota. b. de cumulatieve aard van de effecten; De bijkomende ontwikkeling van het plangebied zal cumuleren met het reeds aanwezig industrieterrein. c. de grensoverschrijdende aard van de Er zijn geen grensoverschrijdende effecten te verwachten. effecten d. de risico's voor de menselijke veiligheid of Tot op heden is nog niet beslist of een Seveso-inrichting zal worden toegelaten gezondheid of voor het milieu (bijvoorbeeld op het lokaal bedrijventerrein door ongevallen) e. de orde van grootte en het ruimtelijk bereik Door de beperkte omvang van het plangebied en het beperkt aantal functies dat van de effecten (geografisch gebied en gerealiseerd kan worden, zullen de effecten beperkt zijn in zowel grootte als qua omvang van de bevolking die getroffen kan ruimtelijke spreiding. Voor de bespreking van de effecten wordt verwezen naar

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 26/46 04/006270

worden) een verder deel in deze nota. f. de waarde en kwetsbaarheid van het De ontwikkelingen zullen georganiseerd worden op een locatie waar zich geen gebied dat kan worden beïnvloed gelet op: bijzondere natuurlijk en/of landschappelijke waarden bevinden. Het plangebied is bijzondere natuurlijke kenmerken of momenteel in gebruik als landbouwgebied. De visuele hinder wordt maximaal cultureel erfgoed; de overschrijding van de beperkt door de aansluiting bij het bestaand industrieterrein, en de inplanting van milieukwaliteitsnormen of van een groene bufferzone t.a.v. de woonkern en de fiets- en wandelroutes. De grenswaarden; intensief grondgebruik; effecten worden verder in deze nota besproken g. de effecten op gebieden en landschappen Het gebied is geen beschermd gebied. die door een lidstaat, door de Europese Gezien de afstand tussen de SBZ-gebieden en het plangebied, de reeds Gemeenschap, dan wel in internationaal aanwezige barrièrewerking van de weg en het bestaand industrieterrein verband als beschermd gebied zijn erkend. (waardoor het gebied geen belangrijke corridorfunctie vervult tussen de bestaande SBZ’s) én de aard van het plan, kan gesteld worden dat er geen significante nadelige effecten op de SBZ’s te verwachten zijn.

4.2 Scoping

Op basis van bovenstaande toetsing aan de criteria en de plankenmerken wordt hier een korte selectie gemaakt van de disciplines waarvoor mogelijk relevante effecten kunnen voorkomen.

Belangrijk! De gemeente Opglabbeek heeft in haar GRS een zoekzone voorgesteld, met name: ‘Het inpassen van een lokaal bedrijventerrein, van maximaal 5ha, zal bij voorkeur gebeuren tussen de Weg naar Zwartberg, het westelijk deel van Industrieweg-Noord en de achterzijde van de bedrijven (o.a. BEWEL) gelegen langs de Industrieweg- Noord. De bestaande ontsluitingsweg richting Industrieweg-Noord kan hiervoor

gebruikt worden’ (uit GRS Opglabbeek, p.123). Tot op heden is nog geen definitieve locatie aangeduid binnen deze zoekzone voor het RUP lokaal bedrijventerrein.

Voorliggende screening op aanzienlijke milieueffecten zal bijgevolg als instrument gebruikt worden om de afweging van de locaties voor het lokale bedrijventerrein te motiveren.

Dit impliceert dat bij de scoping van de milieueffecten zal worden uitgegaan van alle

mogelijke scenario’s wat betreft de inplanting van het lokaal bedrijventerrein binnen

de vooropgestelde zoekzone. Vervolgens, bij de effectieve milieubeoordeling van de relevante milieueffecten, zullen vanuit de verschillende milieudisciplines randvoorwaarden worden vooropgesteld die bepalend zijn voor de uiteindelijke locatiekeuze van het RUP.

Tabel 3: Scopingtabel

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 27/46 04/006270

Discipline Mogelijke Toelichting aanzienlijke milieueffecten?

Bodem Neen Het plangebied bestaat uit (matig) droge zandbodems (zcgt en zbgt): • Ter hoogte van de twee landbouwpercelen komt een matig droge zandbodem voor met codering Zcgt (Z: zand, c: matig droog/zwak gleyig, g: met duidelijke ijzer en/of B horizont, t: grindbijmenging) • Ter hoogte van de loofhout-/naaldhoutaanplant (westelijk deel van zoekzone) komt een droge zandbodem voor met codering Zbgt (Z: zand, b: droog/niet gleyig, g: met duidelijke ijzer en/of B horizont, t: grindbijmenging) Bij aanleg van de bedrijfsinrichtingen en de (weg)infrastructuur horende bij het lokaal bedrijventerrein kan een deel van de bodem verloren gaan. Deze bodem heeft echter geen grote wetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarde. Het verlies hiervan is bijgevolg geen aanzienlijk milieueffect . De vigerende wetgevingen (Bodemsaneringsdecreet en VLAREBO) bieden voldoende waarborg voor de kwaliteit van de bodem.

Kaart 9: Bodemkaart

Grond- en Neen Het plangebied ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied. Er oppervlaktewater bevinden zich evenmin risicozones voor overstroming en/of recent overstroomde zones in of nabij het plangebied. Er lopen geen waterlopen in of nabij het plangebied. Het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2). De ontwikkeling van het gebied gaat gepaard met een toename aan verharding. De nodige infiltratie- en buffervoorzieningen dienen bij een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag gerespecteerd te worden. Een significante impact op het watersysteem wordt niet verwacht.

Kaart 10: Watertoetskaarten Kaart 11: VHA-atlas en overstromingsgebieden

Lucht en klimaat Te onderzoeken Door het plan worden activiteiten mogelijk die de luchtkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden, met name specifieke bedrijvigheid met aanzienlijke emissies (geur, stof,…) en/of toename van verkeersemissies tengevolge van de potentieel verkeersgenererende werking van het nieuwe bedrijventerrein. Met de realisatie van een lokaal bedrijventerrein bestaat de opportuniteit om de bestaande KMO’s (verspreid over het grondgebied van Opglabbeek) te bundelen en beter te bufferen. Deze herlocalisatie kan een positief effect hebben op de lokale luchthinder in gevoelige zones. In hoofdstuk 4.3.3 worden de effecten op discipline lucht onderzocht

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 28/46 04/006270

en beoordeeld t.a.v. de receptoren ‘mens’ en ‘natuur’.

Geluid Te onderzoeken Door het plan worden activiteiten mogelijk die het geluidsklimaat negatief kunnen beïnvloeden, met name specifieke bedrijvigheid die een aanzienlijk geluidsniveau produceren en/of toename van het verkeerslawaai tengevolge van de potentieel verkeersgenererende werking van het nieuwe bedrijventerrein. Anderzijds kan de herlocalisatie van de bestaande KMO’s ook positieve effecten genereren op het huidige geluidsklimaat, met name minder geluidshinder in gevoelige zones (woonzones, scholen, rusthuizen,…) De geluidseffecten worden in hoofdstuk 4.3.4 nader besproken.

Licht/straling Neen Aanzienlijke hindereffecten door licht en stralingen worden niet verwacht.

Landschap, Te onderzoeken Het lokaal bedrijventerrein zal ingeplant worden in een (weliswaar onroerend ingesloten) open ruimte. Dit kan een impact hebben op de erfgoed en landschappelijke waarde van de omgeving. Het effect wordt verderop archeologie besproken.

Kaart 5: Landschapsatlas

Natuur Te onderzoeken Op de noordelijke perceelsrand van de zoekzone voor het RUP komt nog een strook van waardevolle natuurelementen voor. Door aanleg van het lokaal bedrijventerrein kan deze natuurwaarde verloren gaan.

Kaart 12: Biologische waarderingskaart

Mens Te onderzoeken De mogelijke relevante effecten op de mens situeren zich op volgende vlakken: • Direct ruimtebeslag (landbouw) • Visuele hinder • Geluidshinder • Geur- en stofhinder • Impact op de verkeersdoorstroming van en naar het deelgebied ‘Nieuwe Kempen’ • Impact op de gezondheid Deze effecten worden verder besproken.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 29/46 04/006270

4.3 Milieueffectbeoordeling voor de relevant geachte aspecten

4.3.1 Nulalternatief

Het nulalternatief omschrijft de ontwikkeling die volgt, wanneer noch de beoogde activiteit noch enig alternatief ervoor wordt uitgevoerd. De algemene doelstelling van de ontwikkeling van een lokaal bedrijventerrein wordt bij het nulalternatief dus niet bereikt. Grosso modo komt dit nulalternatief overeen met de autonome en gestuurde ontwikkeling van de referentiesituatie. Dit nulalternatief is dus de toestand en de evolutie van het studiegebied, indien het plan of project geen doorgang vindt. Indien het plan geen doorgang vindt, zullen de (bestaande en nieuwe) lokale bedrijven verspreid liggen over het grondgebied van de gemeente Opglabbeek. Bij een grotere verspreiding van de bedrijvigheid kunnen we verwachten hinder zal zijn t.a.v. omwonenden (geluid, geur, licht, mobiliteit,…).

4.3.2 Mobiliteit

4.3.2.1 Referentiesituatie Voor een bespreking van de verkeersstructuur in de (ruime) omgeving van het plangebied verwijzen we naar 3.1.3 ‘bestaande verkeersstructuur’.

Het plangebied wordt momenteel ontsloten via twee trage wegen die de Weg naar Zwartberg verbinden met het regionaal bedrijventerrein (Figuur 4). Deze twee tragewegverbindingen zijn niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer.

Figuur 4: Dwars over het plangebied lopen twee trage wegen

Zoals reeds vermeld in paragraaf 3.1.3.1 heeft de gemeente Opglabbeek de voorbije jaren verschillende inspanningen geleverd om het zwaar verkeer op zijn lokale verbindingswegen te beperken. Zo wordt het zware verkeer van het regionaal bedrijventerrein deels losgekoppeld van het verkeer op de Weg naar Zwartberg via de inrichting van een rotonde ter hoogte van de Bedrijfstraat – N76.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 30/46 04/006270

Het mobiliteitsplan van Opglabbeek stelt dat het regionaal bedrijventerrein beter in het openbaarvervoersnetwerk moet worden geïntegreerd (Technum, 2000). Op middellange termijn wordt daarom via een samenwerking De Lijn/de gemeente/de industrie gekeken welke perspectieven er voor een dergelijke gerichte bediening voorhanden zijn (haalbaarheid/rendement). Er liggen hieromtrent nog geen concrete plannen op tafel.

De gemeente Opglabbeek is sinds kort van start gegaan met de opmaak van een streefbeeldstudie voor het fietspadennetwerk op de Weg naar Zwartberg. Een gedeelte van dit herinrichtingsplan zal op korte termijn worden gekoppeld aan de uitvoering van rioleringswerken, meer bepaald het weggedeelte tussen de ‘Oude Velda’ en ‘Blokken’. In september 2009 wordt gestart met de opmaak van een nieuw mobiliteitsplan. Aangezien tellingen een deel van deze opdracht zijn, zijn bij de opmaak van deze screeningsnota nog geen telgegevens voorhanden.

4.3.2.2 Effectbespreking Met de ontwikkeling van een lokaal bedrijventerrein beoogt men de bestaande en nieuwe lokale bedrijvigheid zoveel mogelijk te concentreren op één locatie. De activiteiten van dit bedrijventerrein zullen enkel gericht zijn op de lokale behoeften van de gemeente Opglabbeek (bijv. houtbewerkingsbedrijf, drukkerij, garagist,…). Op bovenlokaal vlak zal er bijgevolg geen significante toename zijn van het aantal verkeersbewegingen. Lokaal zal er echter wel een toename zijn het aantal verkeersbewegingen. Er wordt aangenomen dat een bedrijventerrein met een bruto-oppervlak van 5 ha ca 823 motorvoertuigbewegingen 5 genereert per werkdagetmaal 6.

Tabel 4: demografische gegevens- zwaartekrachtmodel voor N76 en N730

Gemeente (west) # inwoners Gemeente (oost) # inwoners

Genk 32 635 Maaseik 12 099

Houthalen- Helchteren 15 032 Bree 7 343

As 3 782

Opglabbeek 4 952

Totaal 47 667 28 176

Uit interviews blijkt dat de bedrijvigheid in Opglabbeek niet enkel voor de gemeente zelf maar ook in de ruime omgeving voor werk zorgt. Indien we een zwaartekrachtmodel opbouwen op basis van demografische gegevens zoals in Tabel 4, kunnen we besluiten dat hiervan 0,63 % via de N76 zal rijden en 0,37% in de richting van de kern van Opglabbeek en de N730. Dit betekent een toename van resp. 130 verkeersbewegingen

5 Motorvoertuigbeweging = vetrek of aankomst van een motorvoertuig dat niet voor collectief personenvervoer wordt gebruikt, zoals een personenauto, bestelauto, vrachtauto of motor. Motorvoertuigbewegingen worden gemaakt door zowel personen die de functie uitoefenen (bewoners, werkenden) als bezoekers. 6 Bron: “Verkeergeneratie voorzieningen, kengetallen gemotoriseerd verkeer, C.R.O.W. De aard van de geplande activiteiten worden beschouwd als ‘gemengd terrein’. Dergelijk terrein is bestemd voor reguliere bedrijvigheid, niet behorende tot de categorieën hoogwaardig bedrijvenpark of distributieterrein. Gemengde terreinen kennen een gevarieerd aanbod aan bedrijvigheid, voornamelijk bestaande uit lichte moderne industrie en overige (‘modale’) industrie

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 31/46 04/006270

op de N76 (bovenlokale weg, dus wellicht is dit een overschatting) en 76 bewegingen in de richting van de kern van Opglabbeek gedurende een spitsuur. Volgens een kwalitatieve inschatting zijn deze waarden voldoende laag en zullen zij geen significante toename betekenen. Indien er zich in totaal 25 bedrijven komen vestigen, betekent dit 33 voertuigbewegingen per bedrijf, per dag. Dit kengetal gaat uit van het worst-case scenario. Op het lokaal bedrijventerrein in Opglabbeek zijn geen activiteiten toegelaten met een grote verkeersgenerende werking (bijv. kleinhandelszaken en logistieke bedrijven). We mogen dus aannemen dat het aantal motorvoertuigen lager zal liggen dan het berekende kengetal van ca 823 motorvoertuigbewegingen genereert per werkdagetmaal.

4.3.2.3 Doorwerking naar het plan:

DWINGENDE MAATREGEL:  Om de Weg naar Zwartberg niet extra te belasten dient het lokaal bedrijventerrein te worden ontsloten via de Industrieweg-Noord (regionaal bedrijventerrein). Via deze weg kan het vracht- en autoverkeer van het lokaal bedrijventerrein enerzijds de N76 bereiken (via de rotonde), en anderzijds de verschillende woonkernen van Opglabbeek. Door de ontsluiting van het lokaal bedrijventerrein te koppelen aan het regionaal bedrijventerrein wordt een bijkomend kruispunt op de Weg naar Zwartberg vermeden. Dit heeft een positieve impact op de verkeersveiligheid op de Weg naar Zwartberg.  De bestaande trage wegen ter hoogte van de zoekzone moeten behouden blijven. NIET-DWINGENDE MAATREGEL:  De inplanting van het lokaal bedrijventerrein creëert kansen om het functionele fietsnetwerk van de gemeente te optimaliseren. Zo kan een bijkomende fietsroute worden aangelegd in een bufferzone tussen het regionaal en het lokaal bedrijventerrein. Gecombineerd met het bestaand fietsnetwerk zou dit nieuwe fietspad een veilige verbinding vormen tussen de woonkern ‘Nieuwe Kempen’ en het hoofddorp van Opglabbeek. Met een ontsluiting naar het regionaal en het lokaal bedrijventerrein zou deze tragewegverbinding bovendien het gebruik van de fiets voor het woon-werk verkeer stimuleren (Figuur 5).

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 32/46 04/006270

Figuur 5: Voorstel tot aanleg van een trage wegverbinding tussen het lokaal en het regionaal bedrijventerrein

CONCLUSIE:

Mits het toepassen van de dwingende maatregel zijn er geen significant negatieve effecten te verwachten. Bij het toepassen van de niet-dwingende maatregel zal de verkeersleefbaarheid in de omgeving van het plangebied worden verbeterd t.o.v. de huidige situatie. Dit is een positief effect.

4.3.3 Lucht en klimaat

4.3.3.1 Referentiesituatie De luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied wordt in de eerste plaats bepaald door de aanwezigheid van het regionaal bedrijventerrein en het bijhorende wegverkeer van en naar de E314. De luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied wordt wellicht ook deels bepaald door zijn ligging t.o.v. de industrieterreinen van Genk, Zonhoven en Houthalen-Helchteren.

In de directe omgeving van de gemeente Opglabbeek liggen geen meetposten van de VMM 7. Voor de beschrijving van de luchtkwaliteit in de referentiesituatie wordt daarom gebruikt gemaakt van de geïnterpoleerde gegevens van het telemetrisch meetnet van de VMM (dag- en halfuurgemiddelden). De interpolatiekaarten die worden opgemaakt op basis van de RIO-corine interpolatietechniek maken het mogelijk om de luchtkwaliteit in te schatten op plaatsen waar geen metingen gebeuren. De berekeningsmethode kan evenwel een over- of een onderschatting geven op bepaalde plaatsen; de gebruikte interpolatiekaarten geven dus slechts een benaderend beeld van de luchtkwaliteit.

7 De meest nabijgelegen meetpost van de VMM ligt in Bree (meetpost 42N027)

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 33/46 04/006270

De huidige luchtkwaliteit wordt bekeken voor de polluenten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) waarvan geweten is dat bedrijvigheid en wegverkeer een significante bijdrage kan leveren tot de kwaliteit van de omgevingslucht.

Fijn stof (PM10) Uit onderstaande interpolatiekaart (Figuur 6) blijkt dat in de omgeving van Opglabbeek de fijn stof (PM10)-concentratie in 2007 varieerde van 20 tot 25 µg/m³. Deze waarde ligt onder de huidige (2007) en toekomstige (2010) jaargrenswaarde voor PM10 (40µg/m³). In het studiegebied werd de daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens (50µg/m³) in 2007 tussen de 11 en 15 keer overschreden. Deze waarde ligt onder het toegelaten aantal overschrijdingsdagen van 35 dagen/jaar.

Figuur 6: de jaargemiddelde PM ref-10-concentraties in het kalenderjaar 2007 (bron: VMM - IRCEL)

Stikstofdioxide (NO2) Ook voor de parameter NO2 zijn er geen overschrijdingen van de normen vastgeld wat betreft het globale grondgebied van Opglabbeek. De jaargemiddelde concentratie voor NO2 in 2006 varieerde hier van 21 tot 25 µg/m³. Deze waarde ligt onder de toekomstige jaargrenswaarde (geldig vanaf 2010) voor de bescherming van de gezondheid van de mens (40 µg/m³).

Zwaveldioxide (SO2) De jaargemiddelde concentratie voor NO2 in 2007 varieerde in de omgeving van Opglabbeek van 4 tot 6 µg/m³. De uur- en daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens werd hier het volledige jaar gerespecteerd.

Opmerking:

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 34/46 04/006270

Meer nauwkeurige gegevens over eventuele plaatselijke overschrijdingen binnen het plangebied zijn niet voor handen. Rekening houdend met de aanwezigheid van het regionaal bedrijventerrein in de directe omgeving van het plangebied, is het echter niet uitgesloten dat lokale overschrijdingen van één of meerdere polluenten zich zouden kunnen voordoen.

Geurhinder Over het algemeen zijn er in de omgeving van het plangebied geen klachten van geurhinder. De zone ten zuidoosten van het regionaal bedrijventerrein vormt hierop een uitzondering. De activiteiten van één bedrijf (o.a. persen van platen) zorgen hier voor geurhinder. Dit is een lokaal probleem.

4.3.3.2 Effectbespreking Wijziging luchtkwaliteit door verkeer Ten gevolge van de inplanting van een lokaal bedrijventerrein (5 ha) wordt een lichte toename verwacht van de verkeersintensiteit op de N76 en op de Weg naar Zwartberg (zie discipline Mobiliteit). Dit kan op zijn beurt aanleiding geven tot een lichte stijging van de concentratie PM10 en/of NO2 t.o.v. de huidige situatie. Rekening houdend met de lage waarden voor fijn stof, NO2 en SO2 in de regio van Opglabbeek, kunnen we ervan uitgaan dat de inplanting van een lokaal bedrijventerrein weinig impact zal hebben op luchtkwaliteit in de ruime omgeving van het plangebied. Het effect van het bijkomend wegverkeer op de luchtkwaliteit wordt bijgevolg neutraal beoordeeld.

Wijziging luchtkwaliteit door bedrijvigheid Met het plan wenst men (een deel van) de bestaande lokale bedrijvigheid te herlokaliseren. Bijgevolg mogen we verwachten dat er slechts een beperkte bijkomende emissie zal optreden binnen het grondgebied van Opglabbeek. De realisatie van een lokaal bedrijventerrein op de luchtkwaliteit van Opglabbeek en omgeving wordt bijgevolg neutraal beoordeeld.

Herlokalisatie van (een deel van) de bestaande KMO’s kan zelfs een positief effect hebben op de mogelijk aanwezige lucht- en geurhinder bij de omwonenden van de huidige (verspreide) lokale bedrijvigheid. Door de aanleg van een lokaal bedrijventerrein zullen deze KMO’s immers worden weggehaald uit minder optimale locaties (woonzones, scholen,…). Dit is een positief effect voor de geur- en luchthinderproblematiek binnen de gemeente Opglabbeek.

Daarnaast is het uiteraard niet uitgesloten dat de bedrijvigheid zelf ook een negatieve invloed heeft op de lokale luchtkwaliteit ter hoogte van ‘Nieuwe Kempen’. De precieze impact kan echter moeilijk worden ingeschat aangezien het type van bedrijvigheid nog niet is gespecificeerd.

4.3.3.3 Doorwerking naar het plan: Zie discipline mens: milieuzoneringsafstanden

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 35/46 04/006270

CONCLUSIE:

Aangezien men met het plan (een deel van) de bestaande lokale bedrijvigheid wenst te herlokaliseren, mogen we verwachten dat de exploitatie van een lokaal bedrijventerrein de luchtkwaliteit in de gemeente Opglabbeek en omgeving niet significant negatief zal beïnvloeden. De herlokalisatie van bestaande KMO’s kan zelfs een positief effect hebben op de huidige luchtkwaliteit in de gemeente, met name door het weghalen van deze KMO’s (die

mogelijks geur- en luchthinder veroorzaken) uit gevoelige zones (scholen, woonzones,

groengebieden,…).

Wat betreft de lokale luchtkwaliteit (t.a.v. de woonkern ‘Nieuwe Kempen’), kan een eventuele negatieve impact niet worden uitgesloten aangezien er nog onzekerheid is over de precieze luchtemissie van de nieuwe bedrijven.

Onder de effectbespreking ‘discipline mens’ zullen milieuzoneringsafstanden als

randvoorwaarde worden voorgesteld. Door toepassen van deze zonering wordt de mogelijke lucht- en geurhinder t.a.v. de woonkern ‘Nieuwe Kempen’ tot een minimum beperkt.

4.3.4 Geluid

4.3.4.1 Referentiesituatie De geluidskwaliteit ter hoogte van het plangebied wordt in de eerste plaats bepaald door het wegverkeer op de N76 en de Weg naar Zwartberg. Lawaai afkomstig van het regionaal bedrijventerrein is eerder beperkt. Over het algemeen is het huidige geluidsklimaat behoorlijk. De zone ten zuidoosten van het regionaal bedrijventerrein vormt hierop een uitzondering. De activiteiten van één bedrijf (o.a. persen van platen) zorgen hier voor geluid- en trillingshinder. Dit is een lokaal probleem. De VMM heeft recent specifieke geluidsmetingen uitgevoerd in deze zone.

4.3.4.2 Effectbespreking Wijziging geluidsklimaat door verkeer Ten gevolge van de inplanting van een lokaal bedrijventerrein (5 ha) wordt een lichte toename verwacht van de verkeersintensiteit op de N76 en op de Weg naar Zwartberg (zie discipline Mobiliteit). Dit kan op zijn beurt aanleiding geven tot een lichte stijging van het geluidsklimaat t.o.v. de huidige situatie. Dit is een licht negatief effect. Wijziging geluidsklimaat door bedrijvigheid Herlokalisatie van (een deel van) de bestaande KMO’s kan een positief effect hebben op de mogelijk aanwezige geluidshinder bij omwonenden van de huidige (verspreide) lokale bedrijvigheid. Door de aanleg van een lokaal bedrijventerrein zullen deze KMO’s immers worden weggehaald uit de minder optimale locaties (woonzones, scholen,…). Dit is een positief effect voor de geluidshinderproblematiek binnen de gemeente Opglabbeek.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 36/46 04/006270

Daarnaast is het uiteraard niet uitgesloten dat de bedrijvigheid zelf ook een negatieve invloed heeft op de lokale geluidskwaliteit (t.a.v. woonkern ‘Nieuwe Kempen’). De grootte en de reikwijdte van de impact kan echter moeilijk worden ingeschat aangezien het type bedrijvigheid nog niet is gespecificeerd.

Geluidshinder t.a.v. de receptor natuur wordt niet verwacht. Immers, tussen het plangebied en de dichtbijgelegen groengebieden ligt een verstedelijkte zone (regionaal bedrijventerrein, woonkern, woonlinten, drukke autowegen,…) waardoor de impact van een eventuele geluidstoename niet relevant wordt geacht t.a.v. deze groengebieden.

4.3.4.3 Doorwerking naar het plan: Zie discipline mens: milieuzoneringsafstanden

CONCLUSIE: De herlokalisatie van (een deel van) de bestaande KMO’s kan een positief effect hebben op de mogelijk aanwezige geluidshinder bij inwoners van Opglabbeek door het weghalen van KMO’s (die mogelijks geluidshinder veroorzaken) uit gevoelige zones

(scholen, woonzones,…).

Een negatieve geluidsimpact t.a.v. de woonkern ‘Nieuwe Kempen’ kan op dit moment niet worden uitgesloten aangezien er nog onzekerheid is over de precieze geluidsemissie van de nieuwe bedrijven. Onder de effectbespreking ‘discipline mens’ zullen milieuzoneringsafstanden als randvoorwaarde worden voorgesteld. Door toepassen van deze zonering wordt de mogelijke geluidshinder t.a.v. de woonkern ‘Nieuwe Kempen’ tot een minimum beperkt. Om eventuele geluidshinder ter hoogte van de oostelijke ecologische corridor te

vermijden, wordt op die plek beter geen verkeersdrempel aangelegd op de Weg naar

Zwartberg.

4.3.5 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie

4.3.5.1 Referentiesituatie Landschapsatlas en cultuurhistorie Voor een bespreking van het landschap in de (ruime) omgeving van het plangebied verwijzen we naar 3.1.4 ‘bestaande landschappelijke structuur’.

Ter hoogte van het plangebied zijn geen beschermingen, ankerplaatsen of relictzones gelegen. Ten zuiden van de Weg naar Zwartberg, op ca. 500 m van het plangebied begint de ankerplaats ‘Mijnsite Waterschei, Klaverberg en Heiderbos (Kaart 5). Aangezien het plangebied volledig ingesloten ligt door bebouwing biedt de open ruimte van het plangebied geen meerwaarde aan de zuidelijk gelegen ankerplaats.

Archeologie

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 37/46 04/006270

De ganse omgeving van Opglabbeek is een zeer belangrijke zone voor archeologisch erfgoed. De vondsten dateren van verschillende perioden: steentijd sites, Romeinse nederzettingen met o.a. grafvelden uit de bronstijd, grafheuvels uit de Middeleeuwen,… Er bevindt zich ook een zeer belangrijke cluster met mijnindustrieel archief (bron: Centrale Archeologische Inventaris van Vlaanderen).

4.3.5.2 Effectbespreking Landschap en onroerend erfgoed De inplanting van een lokaal bedrijventerrein in deze ingesloten plek heeft geen significant effect op de landschappelijke waarde van de (ruime) omgeving van het plangebied. De locatiekeuze voor het RUP, middenin de bebouwde ruimte, vrijwaart de open ruimte aan de rand van de gemeente. Dit is een positief effect.

Archeologie Rekening houdend met het rijke bodemarchief in de omgeving van het Opglabbeek, bestaat de kans dat ook in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn. Bij de aanleg van het lokaal bedrijventerrein (funderingswerken) is er bijgevolg kans op schade aan het archeologisch erfgoed. De beoordeling van het verlies is afhankelijk van de waarde van de ongekende archeologica en dus per definitie negatief, zonder verdere mogelijke specifiëring van de grootte-orde.

4.3.5.3 Doorwerking naar het plan:

DWINGENDE MAATREGEL: Om de mogelijke schade op het bodemarchief tot een minimum te beperken, wordt voorgesteld om de funderingswerken te laten voorafgaan door een archeologische prospectie. Deze prospectie vindt echter best zo snel mogelijk plaats, in de fase van de verkaveling, voor de aanleg van wegenis en riolering.

CONCLUSIE:

Mits het toepassen van de dwingende maatregel zijn er geen significant negatieve effecten te verwachten.

4.3.6 Natuur

4.3.6.1 Referentiesituatie Voor een bespreking van de natuur in de (ruime) omgeving van het plangebied verwijzen we naar 3.1.5 ‘bestaande ecologische structuur’.

Er zijn geen VEN- of SBZ- gebieden gelegen binnen het plangebied of eraan grenzend. Bovendien zijn geen bijzondere biologische waarden aangeduid op het terrein zelf. Op de grens met het regionaal bedrijventerrein ligt een biologisch waardevolle berm. Gezien de reeds aanwezige barrièrewerking van de Weg naar Zwartberg en het bestaand industrieterrein vervult het plangebied geen belangrijke corridorfunctie tussen

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 38/46 04/006270

de bestaande SBZ’s. De ecologische verbindingen liggen ten oosten en ten westen van het regionaal bedrijventerrein, meerbepaald tussen de woonkern Houthalen-Oost en de N76, en tussen het regionaal bedrijventerrein en het hoofddorp van Opglabbeek.

4.3.6.2 Effectbespreking Met de inplanting van een bedrijventerrein in het plangebied worden geen ecologische verbindingen ingenomen. Er is wel kans op verlies van de biologisch waardevolle berm. Dit is een licht negatief effect. Zoals reeds vermeld onder de disciplines lucht en geluid is er geen significante lucht- en/of geluidshinder te verwachten t.a.v. de nabijgelegen groengebieden. Aangezien het nieuwe bedrijventerrein ingesloten ligt door bebouwing en industrie, gezien de minimale afstand van meer dan 500m tot de SBZ en gezien de aard van de bedrijven (herlokalisatie, lokale bedrijvigheid) kan men stellen dat de verstoringeffecten ten gevolge van de nieuwe ontwikkeling zeer beperkt zullen zijn, indien niet nihil. Aangezien de bedrijven zelf nog niet gekend zijn, kan geen exacte uitspraak gedaan worden over eventuele grondwaterwinningen. Om een duurzaam waterbeheer te verzekeren en geen effecten te veroorzaken op fauna en flora mogen de winningen de draagkracht van het natuurlijk systeem niet overschrijden. Dit kan echter niet afgedwongen worden in een RUP, maar is het onderwerp van de milieuvergunning. Door de toenemende verhardingen zal het grondwater op minder plekken infiltreren. Het is dan ook belangrijk dat de stedenbouwkundige verordening voor hemelwater gerespecteerd wordt. Dit wil zeggen dat infiltratievoorzieningen de effecten van de bijkomende verhardingen moeten beperken/ compenseren. Het RUP kan zones voor wadi’s voorzien, zodat de waterinfiltratie als ordenend principe gebruikt kan worden. Dit kan meegenomen worden als extra kwaliteit voor de groenstructuur op het terrein en de beeldkwaliteit van het terrein. Deze wadi’s kunnen bijvoorbeeld ruimte krijgen op de perceelsgrenzen tussen verschillende bedrijven. Belangrijk is hierbij dat voldoende aandacht gaat naar de kwaliteit van het afstromende regenwater. Het afstromend water van een parking voor zwaar verkeer moet bijvoorbeeld gefilterd worden alvorens het te laten infiltreren. Ook in het profiel van de wegenis kunnen wadi’s opgenomen worden. Met betrekking tot bijkomende mortaliteit of versnippering door de toenemende verkeersintensiteiten kan men stellen dat de verkeerstoename op de bovenlokale weg, N76, minimaal zal zijn. Enerzijds gaat het om een lokaal bedrijventerrein, anderzijds is het doel van het terrein om de herlokalisatie van zonevreemde bedrijven in Opglabbeek te faciliteren. Dit wil dan ook zeggen dat er voornamelijk een plaatselijke verschuiving zal zijn van verkeersstromen. Ten oosten van het bestaande bedrijventerrein is dan wel geen SBZ gelegen, er loopt wel een corridor tussen het bestaande industrieterrein en de kern van Opglabbeek. In paragraaf 4.3.2.2 wordt berekend dat men +/- 76 bijkomende vervoersbewegingen kan verwachten op de Weg naar Zwartberg tijdens een spitsuur. Bovendien wordt gesteld dat dit wellicht een overschatting is. Deze toename is zeer beperkt en het effect wordt dan ook licht negatief ingeschat.

4.3.6.3 Doorwerking naar het plan:

DWINGENDE MAATREGELEN:  De ecologisch waardevolle berm tussen het regionaal en toekomstig lokaal bedrijventerrein moet behouden blijven.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 39/46 04/006270

 De bufferzone tussen het bedrijventerrein en de omwonenden (woonlint ‘Weg naar Zwartberg’ en woonkern ‘Nieuwe Kempen’) aanplanten met streekeigen groen.  Nakomen van de verplichtingen van de gewestelijke hemelwaterverordening

NIET-DWINGENDE MAATREGELEN:  Gemeenschappelijke aanleg van infiltratievoorzieningen met garanties voor de waterkwaliteit: vb. grachtensysteem met rietbeplanting, indien nodig olieafscheiders plaatsen  Volgende maatregelen kunnen niet in het RUP afgedwongen worden, maar worden meegegeven voor het algemeen beleid. Belangrijk is hierbij dat deze maatregelen ook zo veel mogelijk toegepast worden op het bestaande regionale industrieterrein: - De verlichting uitvoeren in energiearme, natrium hogedruklampen in full-cutoff reflectorarmatuur die zorgt voor een neerwaartse gebundelde lichtstraal met zo weinig mogelijk lichtverstrooiing - De eventueel te plaatsen verlichting op het bedrijventerrein wordt to het aller- noodzakelijkste beperkt - Het gebruik van wit licht moet worden vermeden - De eventueel gebruikte verstralers niet naar het noorden richten om het achterliggende natuurgebied niet te verstoren. - De aan- en afvoerwegen, gelegen langs natuurgebieden niet voorzien van verkeersdrempels. Op die manier wordt verkeerslawaai van optrekkende vrachtwagens vermeden. - Een goed onderhoud van d e weginfrastructuur, putten en andere oneffenheden in het wegdek herstellen. - Bij uitvoer van lawaaierige activiteiten: geluidsabsorberende materialen aanbrengen thv de geluidsbron

 Het lokaal bedrijventerrein een groen karakte r geven door het toepassen van verschillende maatregelen: extensieve begrazing (door bijv. schapen) op de braakliggende percelen van het bedrijventerrein, in afwachting van bebouwing; i. groenstructuren (inheemse bomen, struiken, heischraal grasland) aanplanten langs ontsluitingswegen en tussen de bedrijfspercelen. ii. aangepast maaibeheer ter hoogte van de groenbuffers; iii. Indien (gemeenschappelijke) blusvijvers/bufferbekkens worden aangelegd, dan ecologisch verantwoord inrichten iv. (extensieve of intensieve) groendaken; v. Creëren van nestgelegenheid (kunstnesten, nestkasten, houtkanten, muurvegetatie,…) vi. Inzetten van de wadi’s als elementen in de groenstructuur vii. …

CONCLUSIE:

Mits het toepassen van de dwingende maatregel zijn er geen significant negatieve effecten te verwachten. Bij het toepassen van de niet-dwingende maatregelen zal de ecologische kwaliteit van het plangebied zelfs worden versterkt t.o.v. de huidige situatie. Dit is een positief effect.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 40/46 04/006270

4.3.7 Mens

4.3.7.1 Referentiesituatie Voor een bespreking van de ruimtelijke aspecten in de omgeving van het plangebied verwijzen we naar 3.1.1 ‘bestaande nederzettingsstructuur’ en 3.1.2 ‘bestaande economische structuur’.

4.3.7.2 Effectbespreking De inplanting van het lokaal bedrijventerrein heeft een impact op verschillende aspecten binnen de discipline ‘mens’:  verlies aan landbouwgrond door direct ruimtebeslag  visuele verstoring  geur en stofhinder  geluidshinder  impact op de gezondheid

1. Direct ruimteverlies De percelen die ingenomen zullen worden, zijn momenteel in gebruik van de landbouw. Gezien de beperkte oppervlakte die hier verloren gaat, de geringe landbouwkundige waarde en het feit dat deze graslandpercelen reeds in belangrijke mate door bebouwing omgeven is (geïsoleerde ligging), wordt het effect als licht negatief beoordeeld.

2. Visuele verstoring Een aantal woningen langsheen de Weg naar Zwartberg, die nu uitzicht hebben op de graslandpercelen, zullen dit zicht verliezen bij inplanting van het lokaal bedrijventerrein. Echter, het zicht van deze woningen is momenteel reeds gedeeltelijk verstoord door de gebouwen van het verderop gelegen regionaal bedrijventerrein. Het effect wordt bijgevolg als licht negatief tot neutraal beoordeeld. De inrichting van een nieuwe, groene bufferzone tussen het lokaal/regionaal bedrijventerrein en de omwonenden, kan zelfs aanleiding geven tot een positief effect op de belevingswaarde van de omgeving.

3. Geur- en stofhinder / Geluidshinder Zoals hoger vermeld bij de bespreking van de abiotische disciplines ‘lucht’ en ‘geluid’ zal de realisatie van een lokaal bedrijventerrein zowel positieve als negatieve effecten met zich meebrengen voor de inwoners van Opglabbeek. Immers, voor de omwonenden van de huidige (verspreide) KMO’s zal een herlokalisatie van deze KMO’s een oplossing zijn voor de mogelijk aanwezige lucht- en geluidshinder. Anderzijds kan een negatief effect op zowel het geluidsklimaat als de luchtkwaliteit in de directe omgeving van het lokaal bedrijventerrein (woonzone ‘Nieuwe Kempen’ en

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 41/46 04/006270

woonlint ‘ Weg naar Zwartberg’) niet worden uitgesloten. De problematiek van woningen in relatie tot de ontwikkeling van een (regionaal/lokaal) bedrijventerrein vergt daarom een grondige en onderbouwde locatieafweging van het bedrijventerrein in kwestie. Om dergelijke afweging op te bouwen bestaat geen vast geijkte methodiek. De methodiek die in voorliggende screening wordt toegepast, is gebaseerd op de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG, 2007).

Toelichting bij de methodiek Bij de regeling van het bestemmingsplan wordt gebruikt gemaakt van een zogenaamde ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’. Dit instrument geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten per bedrijfstype. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten, gerangschikt volgens de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-code), worden richtafstanden tot de milieugevoelige bestemming(en) (woningen, school, rusthuis, ziekenhuis,…) aangegeven. Deze afstanden worden bepaald ten aanzien van geur, stof, geluid en gevaar. Indien deze zoneringsafstand wordt toegepast, kan de schade en hinder t.a.v. mensen binnen aanvaardbare normen worden gehouden.

Hierbij moet worden opgemerkt dat bij het opstellen van de lijst ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ de volgende uitgangspunten worden genomen:  Het betreft ‘gemiddelde’ nieuwe bedrijven met voor nieuwe bedrijven gangbare voorzieningen binnen het gedefinieerde bedrijfstype  Er wordt uitgegaan van zoneringen vanuit ‘de rustige woonwijk’.  De opgenomen afstanden gelden in principe tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en –indeling) en anderzijds de gevel van de woning.

Daarnaast moet rekening worden gehouden met het feit dat de voorgestelde milieuzoneringsafstanden indicatief zijn; het is niet de norm waar niet van kan worden afweken. Terreinspecifieke kenmerken moeten in acht worden genomen. Voor een bepaald bedrijfstype gelden verschillende afstanden t.a.v. geluid, stof, geur en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een bedrijfsactiviteit in een milieucategorie. Onderstaande tabel geeft het verband aan tussen de richtafstand van een bedrijfsactiviteit (tot aan de milieugevoelige bestemming) en de milieucategorie waartoe het bedrijfstype behoort.

Richtafstand Milieucategorie

10 m 1

30 m 2

50 m 3.1

100 m 3.2

200 m 4.1

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 42/46 04/006270

300 m 4.2

500 m 5.1

700 m 5.2

1.000 m 5.3

1.500 m 6

Voor een uitgebreide toelichting m.b.t. milieuzoneringsafstanden volgens de methodiek van de VNG wordt verwezen naar de eerdergenoemde publicatie “Bedrijven en Milieuzonering”.

Toepassing methodiek op het lokaal bedrijventerrein in Opglabbeek Voor de opmaak van zoneringsafstanden voor het lokaal bedrijventerrein te Opglabbeek mogen we ons baseren op de richtafstanden zoals vermeld in het rapport “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG. Er is immers voldaan aan volgende voorwaarden:  Het betreft ‘gemiddelde’ nieuwe bedrijven met voor nieuwe bedrijven gangbare voorzieningen binnen het gedefinieerde bedrijfstype  Er wordt uitgegaan van zoneringen vanuit ‘de rustige woonwijk’, hier de woonwijk ‘Nieuwe Kempen’ . Voor de woningen langs de Weg naar Zwartberg geldt eerder het omgevingstype ‘gemengd gebied’. Hier worden de afstanden uit de richtafstandenlijst met één afstandstap verminderd (bijv. van 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1).

Een overzichtslijst van alle mogelijke bedrijfstypes én bijhorende richtafstanden is hier niet relevant aangezien een grote range aan bedrijfsactiviteiten kan worden verwacht binnen een lokaal bedrijventerrein. We nemen aan dat de bedrijfsactiviteiten op een lokaal bedrijventerrein kunnen behoren tot de milieucategorieën 1 t.e.m. 3.2. Dit impliceert dat indien een bedrijfsactiviteit van categorie 3.2 wordt ingericht, een maximum richtafstand van 100 m moet worden aangehouden vanaf deze activiteit tot aan de woonkavels. Indien men ervoor opteert om de bedrijfstypes met de laagste milieu-impact (i.e. categorie 1 en/of 2) te zoneren aan de buitengrens (t.o.v. woningen), dan dient in principe slechts een zoneringsafstand van 10 tot 30 meter te worden aangehouden.

Voorbeelden van bedrijfstypes die vallen onder milieucategorie 1 of 2: - fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten (categorie 2) - meubelstoffeerderijen met b.o. < 200m² (categorie 1) - sociale werkvoorziening (categorie 2) - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000m² (categorie 2) - foto- en filmontwikkelingscentrales (categorie 2) - Uitgeverijen (kantoren) (categorie 1) - vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) (categorie 2) - autowasserijen (categorie 2)

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 43/46 04/006270

-…

Voorbeelden van bedrijfstypes die vallen onder milieucategorie 3.1 of 3.2: - banket, biscuit- en koekfabrieken (categorie 3.2) - bewerken en spinnen van textielvezels (categorie 3.2) - weven van textiel: aantal weefgetouwen < 50 (categorie 3.2) - schoenenfabrieken (categorie 3.1) - houtzagerijen (categorie 3.2) - Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout (categorie 3.2), indien p.o. < 200 m² (categorie 3.1) - drukkerijen van dagbladen (categorie 3.2) - smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. (categorie 3.2), indien p.o. < 200 m² (categorie 3.1) - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² (categorie 3.1) -…

5. Impact op de gezondheid van de mens – Seveso-bedrijven De zoekzone voor het lokaal bedrijventerrein ligt op minder dan 2 km van de volgende aandachtsgebieden: gebied met woonfunctie (woonwijk ‘Nieuwe Kempen’), school (binnen woonwijk Nieuwe Kempen) en waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden (SBZ’s ten noorden en ten zuiden van de zoekzone). Er worden geen inrichtingen met een Seveso-risico op het lokaal bedrijventerrein gepland. Dit moet vastgelegd worden in het RUP.

4.3.7.3 Doorwerking naar het plan:

DWINGENDE MAATREGELEN:  Het verlies aan landbouwgronden moet financieel of via grondenruil worden gecompenseerd .  Het RUP laat geen Seveso-inrichtingen toe op het nieuwe lokale bedrijventerrein.  Afhankelijk van de toegelaten bedrijfstypes en van de zonering binnen het lokaal bedrijventerrein, dient een zoneringsafstand van 30 tot 100 m te worden vastgelegd. T.o.v. de woningen aan de Weg naar Zwartberg (i.e. ‘gemengd gebied’) zou in principe een lagere zoneringsafstand kunnen worden aangehouden, respectievelijk 10 tot 50 m.  Binnen de zoneringsafstand dient een groenbuffer te worden aangelegd met streekeigen beplanting. Deze buffer dient in de eerste plaats om het zicht vanuit de achtertuinen op het lokaal bedrijventerrein te milderen. Bij de aanleg en het onderhoud van de bufferstrook dient dan ook specifieke aandacht te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de buffer t.o.v. de getroffen woningen (i.e. geen artificiële groene muur, maar een geleidelijk opgaande begroeiing : zie voorstel van groenbuffer op Figuur 7). Deze groenbuffer is tegelijk ook een buffer tegen fijn stof. Het is immers aangetoond dat groenaanplantingen fijn stof vasthouden en een verbetering van de luchtkwaliteit

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 44/46 04/006270

betekenen. Op die manier kan de eventuele lichte negatieve wijziging van het lokale luchtklimaat worden beperkt.

Omwonenden Lokaal bedrijventerrein

Figuur 7: Inrichtingsvoorstel: geleidelijk opgaande groenbuffer als milderende maatregel voor de visuele verstoring en stofhinder

NIET-DWINGENDE MAATREGEL:  Zoals reeds vermeld onder de discipline ‘natuur’ kan de bestaande groene berm tussen het regionaal en het toekomstig lokaal bedrijventerrein worden opgewaardeerd door bijvoorbeeld de aanplant van streekeigen struiken. Deze opgaande begroeiing zal een positief effect hebben op de belevingswaarde van het bedrijventerrein bij de werknemers en de omwonenden. Indien een fietspad wordt aangelegd tussen het regionaal en het lokaal bedrijventerrein, zal deze groene berm bijkomend als visuele buffer dienst doen.  De rechtstreekse relatie met het regionaal bedrijventerrein biedt kansen om de groenstructuur van het lokaal bedrijventerrein door te trekken naar het regionaal bedrijventerrein. Deze ‘groene aders’ doorheen het lokale- en regionale industrieterrein zullen een positief effect hebben op de belevingswaarde van het bedrijventerrein bij de werknemers.

CONCLUSIE: Mits het toepassen van de dwingende maatregelen zijn er geen significant negatieve effecten te verwachten. Bij het toepassen van de niet-dwingende maatregelen zal de beeldkwaliteit van het industriegebied in zijn geheel zelfs worden versterkt t.o.v. de huidige situatie. Dit is

een positief effect.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc 45/46 04/006270

5 Conclusie

Voorgaande effectbespreking heeft aangetoond dat de effecten die zich op de diverse milieuaspecten voordoen beperkt te noemen zijn. Bijgevolg kan geconcludeerd worden dat het voorliggende RUP niet plan-MER-plichtig is.

Uit het milieuonderzoek komt geen voorkeurslocatie voor de inplanting van het lokale bedrijventerrein naar voor. Ruimtelijk scoort de opvulling van het oostelijke deel van de gronden tussen de Weg naar Zwartberg en het regionaal bedrijventerrein het best. De krachtlijnen voor de uiteindelijke inrichting van het lokaal bedrijventerrein zijn de volgende:  Ontsluiting lokaal bedrijventerrein via het regionaal bedrijventerrein;  Fietsroute tussen het regionaal en het lokale bedrijventerrein naar de kern van Opglabbeek. Het fietspad wordt zodanig ingericht dat zo min mogelijk conflictsituaties met vracht- en autoverkeer ontstaan. Bovendien wordt het fietspad visueel gebufferd door middel van streekeigen, opgaand groen;  Groenstructuur aanbrengen op het lokaal bedrijventerrein (aanplant van streekeigen bomen en struiken langs ontsluitingswegen en op de grens van bedrijfspercelen);  Brede groene bufferzone (30-100m) tussen het bedrijventerrein en de woningen langs de Weg naar Zwartberg.

S:\Projecten\6270_Opglabbeek\Rapportage\Rapporten\screeningsnota\6270_rap_024c_screeningsnota lokaal bedrijventerrein .doc

Kantoren ARCADIS Belgium Kantoren ARCADIS Engineering & Consulting www.arcadisbelgium.be

Deurne-Antwerpen Berchem-Antwerpen Kortrijk Clara Snellingsstraat 27 Roderveldlaan 3 Sint-Jorisstraat 21 B-2100 Deurne-Antwerpen B-2600 Berchem B-8500 Kortrijk T +32 3 360 83 00 T +32 3 328 62 86 T +32 56 24 99 20 F +32 3 360 83 01 F +32 3 328 62 87 F +32 56 24 99 21

Gent Haaltert Leuven Kortrijksesteenweg 302 Bruulstraat 35 Vaartkom 31/8 B-9000 Gent B-9450 Haaltert B-3000 Leuven T +32 9 242 44 44 T. +32 53 83 04 80 T +32 16 63 95 00 F +32 9 242 44 45 F.+32 53 83 59 54 F +32 16 63 95 01

Hasselt Oostende Bruxelles Eurostraat 1 bus 1 Archimedesstraat 7 Avenue Louise 500 B-3500 Hasselt B-8400 Oostende B-1050 Bruxelles T +32 11 28 88 00 T +32 59 27 38 00 T +32 4 349 56 00 F +32 11 28 88 01 F +32 59 27 39 00 F +32 4 349 56 10

Luik Charleroi Bastogne Rue des Guillemins 26, 2 e verd. 119, Avenue de Philippeville Rue Thier De Luzéry 6 B-4000 Luik B_6001 CHARLEROI B-6600 Bastogne T +32 4 349 56 00 T.. +32 71 298 900 T +32 61 21 38 85 F +32 4 349 56 10 F. +32 71 298 901 F +32 61 21 52 28

Iso gecertificeerd voor: Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening