op familieniveau. (Deze fylogenie wordt pezidae, Anthomyzidae, Aulacigastridae, Pe- Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit overigens niet expliciet besproken in de nscelididae, Sphaeroceridae. Anthomyiidae, Manual). Een ander gevolg van het door de re- Calliphoridae. Sarcophagidae, Tachinidae Nederland in het jaar 1999 () dactie gevoerde beleid is dat sommige, en (deel 3). Blephariceridae en Chironomidae vaak niet de minste. families helemaal niet aan (deel 4). K. J. HUISMAN,J. C. KOSTER.E. J. VAN NIEUKERKEN& S. A. ULENBERG de orde komen. Zo ontbreken hoofdstukken Dit kwartet boeken bevat een onmisbare over de Liinoniidae. Tipulidae. Tabanidae, bron van informatie voor elke sesieuze dipte- Empidoidea, Dolichopodidae. Tephsitidae, roloog en zal. ondanks de hoge prijs, de ko- HUISMAN K J J C KOSTER E J VAN NEUKERKEN & S A ULENBERG 2001 NEW AND INTERESTWG Agromyzidae en Muscidae. Hier tegenover mende jaren zeker velen tot nut zijn bij hun MICROLEPTDOPTERA FROM THE NETHERLANDS IN THE YEAR 1999 (LEPTDOPTERA) - ENT BER , AMST 61 (12) 169-199 staat dat de meeste andere families op eén zeer studie van de Diptera. uitgebreide en gedegen manier zijn uitge- Abstract: This is the tmelfth cornpilation of interestins Microlepidoptera collected in The Netherlands. coveiins the year werkt. waarbij met name de volgende families Herrnan de Jong 1999. Cocliylidia richteriaria (Tortncidae) is recorded for the first time from The Netherlaiids: two females wese swept kunnen worden genoemd: Opetiidae. Platy- from vegetation in the extreme south of the country. Iii 1999 Conlei-aria ohridella (Gracillariidae). appeared to be esta- blished in The Netherlands, we refer to its discoveiy. The following rare or intcrestin~species are mentioned here: Ectoedernia quirzquella (Nepticiilidae), the second Dutch locality: the very rare Depressaria pulcherrinzella (Depressariidae) was round in the proviiice Zuid-Holland; a third locality of bath Aristotelin si~bdecilrtellaand M'nnochroa ariri~dinetella() for The Netherlaiids in the province of Overijssel: the occurrence of Mir(ficaniin Nieuwe literatuur ehun~ella(Gelechiidae) in The Netherlands is confirrned: two specimens in a Malaise trap in the proviiice Limburg; ear- lier records are discussed: thcy are either wrong or uncertain. An explanation of ihe nomenclature of Nernol>lzora violel- l~lr(Stainton) (Adelidae) is given, the diagnostic differences in the first tergites of Helcystograrnnza lirtatella and H. KOENVAN KEER,200 1. In de herfst komen ze nieuw), 57 genera (waaronder een aantal nlfescens (Gelechiidae) are discussed and Lithosper17zi~nioficirzale is recorded as new hostplant for Dialectica inz1)eriu- binnen; zin en onzin over spinnen: 1 - 144; ca nieuw) en zevenhonderd soorten, waaronder lella (Gracillariidae). 90 refs, index 5 kolommen. Uitg. de Fontein vele nieuw. Volgens de auteur beslaat dit alles (Postbus 1, 3740 AA Baarn, info.fontein@de- 12% van de spinnenfauna van het gebied - der- K. J. Huisman. Patrijzenlaan 4. S091 BK Wezep. J. C. Koster & E. J. van Nieukerkeii. Nationaal Nah~urhistorischMuseum Naturalis, Postbus 9517. 2300 RA Leiden. fonteinbaarn.nl); ISBN 90-5240-6 15-4. Prijs gelijke cijfers maken duidelijk wat bio- E-mail: [email protected] [email protected]. (paperback) f 29,90. diversiteit in de tropen betekent. Als do- S. A. Ulenberg, Zoölogisch Museum Amsterdam. Plantage Middenlaan 64. 101 8 DH Amsterdam. cumentatie daarvan is dit boek ook voor Wat is er waar van de vele broodje-aap verha- niet-arachnologen van waarde. Voor de welar- Inleiding vens, de databanken van de musea en voor zo- len over spinnen, hoe ernstig en wijdverbreid achnologen is zo'n omvangrijke revisie natuur- ver mogelijk van de daarbij aangesloten orga- is spinnenvrees. en welke spinnen zijn nu wer- lijk een verplicht paspoort naar Zuid-Oost Azië. Dit is het twaalfde jaarlijks overzicht van nisaties. kelijk gevaarlijk'? Dit, en de rol van spinnen in Microlepidoptera in Nederland. Het betreft in Het jaar 1999 was een redelijk goed jaar volksverhalen en volksgeloof vormen de the- de eerste plaats vondsten uit 1999, aangevuld voor Microlepidoptera; zie voor een overzicht ma's van dit zeer leesbare boekje. Zonder het NORMANE. WOODLEY,2001. A world catalog met in 1999 beschikbaar gekomen gegevens van de weersgesteldheid van dit warme en nat- risico van de paar werkelijk gevaarlijke spin- of the Stratiomyidae (Insecta: Diptera) - van eerdere jaren. In een enkel geval zijn aan- te jaar De Vos (2000). In deze lijst melden nen te bagatelliseren wordt voor een breed pu- Myia 1 1: 1-473, gekl. frontispiece, 2 kleuren- vullende gegevens uit 2000 opgenomen. we gegevens over het grote aantal van 158 bliek een pleidooi gehouden voor meer appre- platen (door Taina Litwak Montgomery Villa- Deze lijsten zijn begonnen op initiatief van soorten, waaronder één nieuwe soort voor de ciatie van spinnen. ge), bibliografie, index. Backhuys (Wasmon- de sectie Snellen van de Nederlandse Ento- fauna: Coclzj~lidia riclzterinna (Tortricidae). derweg 80, 2341 KZ Oegstgeest; http:// mologische Vereniging met als eerste die over Twee exemplaren werden gesleept uit vegeta- www.backhuys.com; [email protected]); de jaren 1982-1983 (Gielis et al., 1985). De tie in Zuid-Limburg. Het jaar 1999 was het CHRISTA L. DEELEMAN-REINHOLD.200 1. ISBN 90-5782-083-8. Prijs (gebonden) j" 250. eerste vier hadden een breed auteurschap met jaar waarin de zich in Europa snel uitbreiden- Forest spiders of South East Asia: with a telkens een wisselende eerste auteur. Om de paardenkastanjemineer~notCameraria oh- revision of the sac and ground spiders (Ara- Sommige catalogi beperken zich tot het weer- praktische redenen waren vanaf de lijst over r-idella (Gracillariidae) ook voor het eerst in neae: Clubionidae, Corinnidae, Liocrani- geven van de stand van zaken met betrekking 1988-1991 Huisman & Koster de enige au- Nederland werd vastgesteld, nu reeds in grote dae, Gnaphosidae, Prodidomidae and Tro- tot een familie: deze daarentegen geeft (naast teurs. delen van het land iStigter et al., 2000). Bij- 11 chanteriidae): 1-591; 989 fig.; 16 kl. fot.; 50 alles wat van een publicatie als deze verwacht Het auteurschap is nu weer uitgebreid door zondere vondsten zijn verder o.a.: Ectoedemia kaarten; ca 180 ref.: index 18 kolommen. E.J. mag worden) veel nieuwe namen (van een su- l opname van de conservatoren van de collec- quinquella (Nepticulidae), waarvan we een Bsill (PB 9000,2300 RA Leiden: [email protected]); perfamilie, genera en soorten), nog meer nieu- ties Microlepidoptera van de beide grote na- tweede vindplaats in Zuid-Limburg melden; ISBN 90-04- 1 1959-0. Psijs (gebonden) we synonymieën. en talloze nieuwe combina- tionale musea. Hiermee is een betere aanslui- de zeldzame Depres~arra pulclzerrir~zella .f 164,-NS$ 201.-. ties; alleen al daardoor kan geen taxonoom of ting verkregen met deze musea, met directe (Depressariidae) in Zuid-Holland; een derde collectiebeheerder die met deze vliegen te ma- toegang tot de collecties, en een eenvoudiger vindplaats van respectievelijk Aristorelia sub- Zes families. tien subfamilies (waaronder een ken heeft om dit boek heen. toegang tot de meest recente literatuurgege- decurtella en Monochroa arundinetella (Gele- chiidae) in Nederland in de provincie Over- wenst en wordt binnenkort hopelijk nog ver- Gebruikte codes Nepticulidae ijssel; het voorkomen van Mirificanizn ebur- beterd door een nieuwe Europese lijst of data- Stigrnellnfreyella (Heyden) [82] rzella (Gelechiidae) in ons land wordt beves- bank, de Fauna Europaea (zie http://www. Provincies tigd door de vondst van twee exemplaren in faunaeur.org/). Vooruitlopend op deze nieuwe DR - Drenthe; FL - Flevoland; FR - Friesland; ZE: weslkapelsc Zeedijk. 120.396). 20.ix.1999. veel rup- een malaiseval in Limburg, de laatste vangst lijst wordt hier in een drietal gevallen van GE - Gelderland; GR - Groningen; LI - Lim- sen in mijnen op &era.indc (Cor1vo1vulu.tanvrisis L.). 37d. 359 e.1. 27.iii-25.iv.2000, EvN, TJ en CB. uit 1961 blijkt een onjuiste determinatie en de de lijst van Karsholt & Razowski afgewe- burg; NB - Noord-Brabant; NH - Noord-Hol- twee eerdere vangsten zijn onzeker door het ken en baseren we de naamgeving op onlangs land: OV - Overijssel; UT - Utrecht; ZE - Deze zeldzame mineerder van akker- en haag- ontbreken van materiaal. Verder wordt de no- verschenen publicaties: voor de Elachisti- Zeeland; ZH - Zuid-Holland. winde (Calystegia vepiurrz (L.) R.Br.) is alleen menclatuur van Nemophora i>iolellus(Stain- dae s. str. Kaila (1999). voor de Teleiodini bekend van enkele plaatsen langs de kust en ton) (Adelidae), waarover in het recente ver- (Gelechiidae) Huemer & Karsholt !1999) en Ver~ar~zelaars,collecties rond Amsterdam (Gielis et al., 1985, Kucl-i- leden nogal eens verwarring is ontstaan. voor een deel van de Laspeyresiini (Tor- AC - A. L. Cox, Mook; AS - A. Schreurs, lein. 1993). Op de plaatsen waar de soort uitvoerig belicht. Van Helcystograr?~n~aluta- tricidae) Komai (1999). Namen in de recente Kerkrade: BvA - B. van Aartsen. 't Harde; CB voorkomt worden echter meertal zeer grote telln en H. rufescer~s(Gelechiidae) wordt de lijst van Kuchlein & De Vos (2999) die daar - C. van den Berg, Hoogland: CG - C. Gielis, aantallen rupsen gevonden. Bij gericht zoeken diagnostiek besproken aan de hand van de ver- van afwijken. worden als synoniem weergege- Lexmond; CN - Ch. G. A. M. Naves. Drempt ; op zulke plaatsen is de soort ongetwijfeld schillen in het eerste tergiet. Tenslotte ven. DT - Databank TINEA; EvN - E. J. van Nieu- meer te vinden. melden we glad parelzaad (Litho.rl~ennurnof- De vindplaatsen zijn alfabetisch per provin- kerken, Leiden (coll. RMNH); FG - F. J. Groenen, Luyksgestel: GW - G. Withaar. ,fcirzale L.) als een niet eerder geinelde voed- cie gerangschikt, de provincies van noord naar Stigi~ellacatlzarticella (Stainton) [96] selplant voor Dialectica in~perialella (Gra- zuid. Soms worden nauwkeurige vindplaats- Stadskanaal; HtH - H. ten Holt. Nijmegen: cillariidae). omschrijvingen voorzien van de coördinaten HW - H. W. van der Wolf, Nuenen; JCK - J. ZH: Oostvoonie, Voornes Duin. (62-435 en aangrenzende C. Koster, Callantsoog; JL - J. A. W. Lucas, hokken). 20.x.1999, 1000-en mijnen op Rhctnz~zuscnthar- Omdat we met deze lijsten ook een zo \7olle- van het kilorneterhok van de rijksdriehoeks- tica L, 5 6.5 P e.1. 30.iii-25.iv.2000. EvN en TJ. dig mogelijk overzicht van Nederlandse vond- meting (zgn. Amersfoortcoördinaten); deze Rotterdam: JS - J. W. Sinnema, Hernrik; JV - sten van Microlepidoptera beogen te ge- volgen tussen haakjes na de vindplaats. Voor J. van Vuure, Kortgene; JW - J. B. Wolschrijn, Stigrnella catlzarticella is in de duinen op zich- ven, wordt verwezen naar elders gepubliceerde de provincies gebruiken we nu een standaard Twello; JZ - J. H. H. Zwier, Yzevoorde; KH - zelf niet zeldzaam maar nergens is de soort zo gegevens van negen soorten, waaronder zes tweelettercode (zie hieronder). K. J. Huisman, Wezep; KN - K. N. Nieuw- talrijk als op Voorne. waar de voedselplant soorten nieuw voor de fauna. en naar twee Indien het aantal exemplaren niet wordt land; LB - L. J. van Deventer, Dninen; MMJ - wegedoorn (Rharnnzi~ cathartica) ook een overzichten van genera (Scrobipnlpa en Bno- vermeld. betreft de vangst slechts één exem- M. G. M. Jansen, Lienden: MS - M. van Stip- veel voorkomende boom is. In oktober zaten tropha). We verwijzen naar in 1999 en 2000 plaar. De verantwoordelijkheid voor de de- hout, Posterholt; RMNH - Collectie Nationaal de bomen vol met mijnen, de meeste op dat gepubliceerde gegevens tot en met 31 de- terminaties ligt bij de inzenders, maar diver- Natuurhistorisch Museum Naturalis. Leiden; moment hetzij leeg of met geparasiteerde rup- cember 2000. Meldingen in verslagen van se moeilijke soorten zijn door de auteurs RV - R. de Vos, Zaandam; SU - S. A. Ulen- sen. Buiten de duinen is S. catlzarticella be- bijeenkomsten in de nieuwsbrief 'Franje' van gecontroleerd. Tenzij anders vermeld, betreft berg. Amsterdam; TJ - T. Jin, Leiden (in 1999- kend van een verspreid aantal vindplaatsen, de sectie Snellen worden hier als nieuwe waar- het gevangen materiaal en bevindt het ma- 2000, coll. RMNH); TR - T. Rutten, Ballen- zowel op natuurlijke groeiplaatsen van wege- neming opgegeven: indien zulke vondsten teriaal zich in de collectie van de verzame- stedt, Duitsland; ZMA - Collectie Zoölogisch doorn, als de laatste jaren ook op aangeplante interessant zijn. Naast de faunistische artike- l aar. Museum, Amsterdam. struiken. len die enkele soorten betroffen. zijn in deze Voor de meeste soorten hebben we de ver- Codes voor eerdere lijsten periode ook enkele interessante analyses van spreiding gecontroleerd aan opgaven van de Stigrnella i~yrtillella(Stainton) (fig. 1) de verspreiding van Nederlandse Micro- databank van de stichting 'TINEA'; deze ge- [SZ]: 1982-1983 (Gielis et al. (1985)); [84]: lepidoptera verschenen (Ellis et al. 1999a en gevens zijn zonodig gebruikt bij het samen- 1984 (Huisman et al. (1986)); @S]: 1985 FR: Oldeberkoop, 4.x.1992. mijnen. Ph. J. Zeinstra. DT. - stellen van de hier opgenomen verspreidiiigs- (Kuchlein et al. (1988)); [86]: [l 986- 19871 DR: Ballo, Kanipsheide (237-357). 17.x.1986, mijnen. b). EvN. - UT: Leusden-Zuid. landgoed Henschoten Den De opzet van de jaarlijst is in grote lijnen kaarten. (Van Nieukerken et al. (1993)); [SS]: 1988- Treek. 2 1 en 24.x. 1999. nipsen in bladrnijnen op blauwe hetzelfde gebleven. Als handreiking voor de Wij willen alle personen die gegevens 1991 (Huisman & Koster (1994)): [92]: 1992 bosbes iVacciniurn rny~ti1lu.sL.). 6 ei1 13.v.2000. 26. e.i.. gebruikers geven we bij elke soort gecodeerd hebben verstrekt voor deze jaarlijst van harte (Huisman & Koster (1 995)); [93]: 1993 (Huis- CB. - NB: Chaamsche Bosch (1 16.393). 7.xi.1979. rup- tussen vierkante haken na de naam aan in wel- bedanken voor hun medewerking en ver- man & Koster (1996)): [94]: 1994 (Huisman sen + lege mijnen. EvN (RMNH Kr ZMA): Chaamsche Bosschen, Franse Baan (123-390). 27.x.1981. J. Bruin & & Koster (1997)): 1951: 1995 (Huisman & ke eerdere lijsten deze is behandeld. Hiermee der ook R. de Vos (Amsterdam) die deter- R. Jaiissen. 1 rups; Strijbeeksche Heide (1 15-392). zijn deze meldingen altijd toegankelijk, ook minaties van H. Burgers: J. Stuurman en G. Koster (1998)): [96]: 1996 (Huisman & Kos- 12.vii.1982, 1 rups, EvN. als er niet direct naar verwezen wordt. Voor de Withaar controleerde en J. Buszko (Torun, ter (1999)): [97]: 1997-1998 (Huisman & nomenclatuur hebben we ook riu gebruik ge- Polen), O. Karsholt (Kopenhagen) en P. Koster (2000)). Op plaatsen met bosbes niet zeldzaam, maar maakt van de Europese naamlijst van Karsholt Triberti (Verona) voor het verstrekken van in- vaak over het hoofd gezien. Vooral gewoon op & Razowski (1 996). Uniformiteit van nomen- formatie. de Veluwe. De gegevens van Noord-Brabant clatuur op supranationaal niveau is zeer ge- zijn afkomstig uit de archieven van onderzoek chiidae) in Nederland in de provincie Over- wenst en wordt binnenkort hopelijk nog ver- Gebruikte codes Nepticulidae ijssel; het voorkomen van Mirificanizn ebur- beterd door een nieuwe Europese lijst of data- Stigrnellnfreyella (Heyden) [82] rzella (Gelechiidae) in ons land wordt beves- bank, de Fauna Europaea (zie http://www. Provincies tigd door de vondst van twee exemplaren in faunaeur.org/). Vooruitlopend op deze nieuwe DR - Drenthe; FL - Flevoland; FR - Friesland; ZE: weslkapelsc Zeedijk. 120.396). 20.ix.1999. veel rup- een malaiseval in Limburg, de laatste vangst lijst wordt hier in een drietal gevallen van GE - Gelderland; GR - Groningen; LI - Lim- sen in mijnen op &era.indc (Cor1vo1vulu.tanvrisis L.). 37d. 359 e.1. 27.iii-25.iv.2000, EvN, TJ en CB. uit 1961 blijkt een onjuiste determinatie en de de lijst van Karsholt & Razowski afgewe- burg; NB - Noord-Brabant; NH - Noord-Hol- twee eerdere vangsten zijn onzeker door het ken en baseren we de naamgeving op onlangs land: OV - Overijssel; UT - Utrecht; ZE - Deze zeldzame mineerder van akker- en haag- ontbreken van materiaal. Verder wordt de no- verschenen publicaties: voor de Elachisti- Zeeland; ZH - Zuid-Holland. winde (Calystegia vepiurrz (L.) R.Br.) is alleen menclatuur van Nemophora i>iolellus(Stain- dae s. str. Kaila (1999). voor de Teleiodini bekend van enkele plaatsen langs de kust en ton) (Adelidae), waarover in het recente ver- (Gelechiidae) Huemer & Karsholt !1999) en Ver~ar~zelaars,collecties rond Amsterdam (Gielis et al., 1985, Kucl-i- leden nogal eens verwarring is ontstaan. voor een deel van de Laspeyresiini (Tor- AC - A. L. Cox, Mook; AS - A. Schreurs, lein. 1993). Op de plaatsen waar de soort uitvoerig belicht. Van Helcystograr?~n~aluta- tricidae) Komai (1999). Namen in de recente Kerkrade: BvA - B. van Aartsen. 't Harde; CB voorkomt worden echter meertal zeer grote telln en H. rufescer~s(Gelechiidae) wordt de lijst van Kuchlein & De Vos (2999) die daar - C. van den Berg, Hoogland: CG - C. Gielis, aantallen rupsen gevonden. Bij gericht zoeken diagnostiek besproken aan de hand van de ver- van afwijken. worden als synoniem weergege- Lexmond; CN - Ch. G. A. M. Naves. Drempt ; op zulke plaatsen is de soort ongetwijfeld schillen in het eerste tergiet. Tenslotte ven. DT - Databank TINEA; EvN - E. J. van Nieu- meer te vinden. melden we glad parelzaad (Litho.rl~ennurnof- De vindplaatsen zijn alfabetisch per provin- kerken, Leiden (coll. RMNH); FG - F. J. Groenen, Luyksgestel: GW - G. Withaar. ,fcirzale L.) als een niet eerder geinelde voed- cie gerangschikt, de provincies van noord naar Stigi~ellacatlzarticella (Stainton) [96] selplant voor Dialectica in~perialella (Gra- zuid. Soms worden nauwkeurige vindplaats- Stadskanaal; HtH - H. ten Holt. Nijmegen: cillariidae). omschrijvingen voorzien van de coördinaten HW - H. W. van der Wolf, Nuenen; JCK - J. ZH: Oostvoonie, Voornes Duin. (62-435 en aangrenzende C. Koster, Callantsoog; JL - J. A. W. Lucas, hokken). 20.x.1999, 1000-en mijnen op Rhctnz~zuscnthar- Omdat we met deze lijsten ook een zo \7olle- van het kilorneterhok van de rijksdriehoeks- tica L, 5 6.5 P e.1. 30.iii-25.iv.2000. EvN en TJ. dig mogelijk overzicht van Nederlandse vond- meting (zgn. Amersfoortcoördinaten); deze Rotterdam: JS - J. W. Sinnema, Hernrik; JV - sten van Microlepidoptera beogen te ge- volgen tussen haakjes na de vindplaats. Voor J. van Vuure, Kortgene; JW - J. B. Wolschrijn, Stigrnella catlzarticella is in de duinen op zich- ven, wordt verwezen naar elders gepubliceerde de provincies gebruiken we nu een standaard Twello; JZ - J. H. H. Zwier, Yzevoorde; KH - zelf niet zeldzaam maar nergens is de soort zo gegevens van negen soorten, waaronder zes tweelettercode (zie hieronder). K. J. Huisman, Wezep; KN - K. N. Nieuw- talrijk als op Voorne. waar de voedselplant soorten nieuw voor de fauna. en naar twee Indien het aantal exemplaren niet wordt land; LB - L. J. van Deventer, Dninen; MMJ - wegedoorn (Rharnnzi~ cathartica) ook een overzichten van genera (Scrobipnlpa en Bno- vermeld. betreft de vangst slechts één exem- M. G. M. Jansen, Lienden: MS - M. van Stip- veel voorkomende boom is. In oktober zaten tropha). We verwijzen naar in 1999 en 2000 plaar. De verantwoordelijkheid voor de de- hout, Posterholt; RMNH - Collectie Nationaal de bomen vol met mijnen, de meeste op dat gepubliceerde gegevens tot en met 31 de- terminaties ligt bij de inzenders, maar diver- Natuurhistorisch Museum Naturalis. Leiden; moment hetzij leeg of met geparasiteerde rup- cember 2000. Meldingen in verslagen van se moeilijke soorten zijn door de auteurs RV - R. de Vos, Zaandam; SU - S. A. Ulen- sen. Buiten de duinen is S. catlzarticella be- bijeenkomsten in de nieuwsbrief 'Franje' van gecontroleerd. Tenzij anders vermeld, betreft berg. Amsterdam; TJ - T. Jin, Leiden (in 1999- kend van een verspreid aantal vindplaatsen, de sectie Snellen worden hier als nieuwe waar- het gevangen materiaal en bevindt het ma- 2000, coll. RMNH); TR - T. Rutten, Ballen- zowel op natuurlijke groeiplaatsen van wege- neming opgegeven: indien zulke vondsten teriaal zich in de collectie van de verzame- stedt, Duitsland; ZMA - Collectie Zoölogisch doorn, als de laatste jaren ook op aangeplante interessant zijn. Naast de faunistische artike- l aar. Museum, Amsterdam. struiken. len die enkele soorten betroffen. zijn in deze Voor de meeste soorten hebben we de ver- Codes voor eerdere lijsten periode ook enkele interessante analyses van spreiding gecontroleerd aan opgaven van de Stigrnella i~yrtillella(Stainton) (fig. 1) de verspreiding van Nederlandse Micro- databank van de stichting 'TINEA'; deze ge- [SZ]: 1982-1983 (Gielis et al. (1985)); [84]: lepidoptera verschenen (Ellis et al. 1999a en gevens zijn zonodig gebruikt bij het samen- 1984 (Huisman et al. (1986)); @S]: 1985 FR: Oldeberkoop, 4.x.1992. mijnen. Ph. J. Zeinstra. DT. - stellen van de hier opgenomen verspreidiiigs- (Kuchlein et al. (1988)); [86]: [l 986- 19871 DR: Ballo, Kanipsheide (237-357). 17.x.1986, mijnen. b). EvN. - UT: Leusden-Zuid. landgoed Henschoten Den De opzet van de jaarlijst is in grote lijnen kaarten. (Van Nieukerken et al. (1993)); [SS]: 1988- Treek. 2 1 en 24.x. 1999. nipsen in bladrnijnen op blauwe hetzelfde gebleven. Als handreiking voor de Wij willen alle personen die gegevens 1991 (Huisman & Koster (1994)): [92]: 1992 bosbes iVacciniurn rny~ti1lu.sL.). 6 ei1 13.v.2000. 26. e.i.. gebruikers geven we bij elke soort gecodeerd hebben verstrekt voor deze jaarlijst van harte (Huisman & Koster (1 995)); [93]: 1993 (Huis- CB. - NB: Chaamsche Bosch (1 16.393). 7.xi.1979. rup- tussen vierkante haken na de naam aan in wel- bedanken voor hun medewerking en ver- man & Koster (1996)): [94]: 1994 (Huisman sen + lege mijnen. EvN (RMNH Kr ZMA): Chaamsche Bosschen, Franse Baan (123-390). 27.x.1981. J. Bruin & & Koster (1997)): 1951: 1995 (Huisman & ke eerdere lijsten deze is behandeld. Hiermee der ook R. de Vos (Amsterdam) die deter- R. Jaiissen. 1 rups; Strijbeeksche Heide (1 15-392). zijn deze meldingen altijd toegankelijk, ook minaties van H. Burgers: J. Stuurman en G. Koster (1998)): [96]: 1996 (Huisman & Kos- 12.vii.1982, 1 rups, EvN. als er niet direct naar verwezen wordt. Voor de Withaar controleerde en J. Buszko (Torun, ter (1999)): [97]: 1997-1998 (Huisman & nomenclatuur hebben we ook riu gebruik ge- Polen), O. Karsholt (Kopenhagen) en P. Koster (2000)). Op plaatsen met bosbes niet zeldzaam, maar maakt van de Europese naamlijst van Karsholt Triberti (Verona) voor het verstrekken van in- vaak over het hoofd gezien. Vooral gewoon op & Razowski (1 996). Uniformiteit van nomen- formatie. de Veluwe. De gegevens van Noord-Brabant clatuur op supranationaal niveau is zeer ge- zijn afkomstig uit de archieven van onderzoek Tinea-databank bevat nog meer gegevens, maar de meeste daarvan hebben betrekking op mijnen en zijn daarom als onbetrouwbaar bui- ten beschouwing gelaten. Deze Stigrrzella- soorten zijn als mijn meestal niet met zeker- heid te determineren, met uitzondering van S. hasiguttella (Heinemannj. Alleen de gewone S. roborella (Johansson) kan men meestal wel op grond van mijnenvondsten opgeven. De mijn van S. atricapitella lijkt vrij veel op die van S. roborella. maar is vaak meer gekron- keld en beperkt tot een kleiner gebied. Opmerkelijk was bij het verzamelen dat de rupsen van S. atricapitelln een opvallend don- kere kop en donkere platen op de protliorax bezitten (fig. 2, 3); in hoeverre dat altijd op- gaat moet nog bezien worden. Mede om die reden zijn soortgelijke rupsen, verzameld op de Bemelerberg op 4.xi. 1998, niet opgegeven. Fig. I. Verspreiding van Stigttzella rìz~rtillelln.Grote stip- Het lijkt erop dat Stigirzella atricapitella pen: vondsten na 1990. kleine stippen: 1900-1990. zeer een voorkeur heeft voor warme plaatsen. zoals kleine stippen: voor 1900. geïsoleerde bomen op zuidhellingen of aan bosranden, soortgelijke plaatsen waar ook aan de Vrije Universiteit. Nieuw voor Fries- Ectoedeinia quinquella wordt gevonden (zie land, Utrecht en Noord-Brabant. hierna). Ook elders in Europa vond Van Nieukerken ze vaak op warme hellingen. veel- al op donseik (Quercus pubescens Willd.). De Stigmella assimilella (Zeller) vondst in Leiden is enigszins twiifelachtig: ZH: Oostvoorrie. 14.vii.1987. 1 9 ; Ouddorp. 7.viii. 1992. hoewel op dat tijdstip in het huis van de van- Fig. 2-6. Mijnen en rupsen van Nepticulidae op zomereik (Quercus robur). Foto's E. J. van Nieukerken. Fig. 2. Stignzella 1 9. 18.viii. 1996. I d. 15.viii.2000, 16. KH. ger geen kweken van eikenrupsen aanwezig atricapitella. nips met donker kopkapsel en platen op prothorax. St. Pietersberg. Fig. 3. Stigmella roborella (Johansson), Volgens de kaart in Kuchlein (1993) verbreid waren, is het natuurlijk altijd mogelijk dat het ter vergelijking: licht kopkapsel. Fig. 4, S. Ectoedemia quirzquella, rupsen, sommige nog met de karakteristieke plakjes. St. Pietersberg. Fig. 6. Ectoedernia Izeiingi, rupsen met relatief lichte kop, St. Pietersberg. in de duinstreek en lokaal in het oosten van exemplaar toch door hem van elders is aange- het land. De meeste van deze vondsten zijn voerd. De vondst is hier voor de volledigheid echter gebaseerd op (vaak lege) mijnen op de opgenomen. Bolzemannin auriciliella (Joannis) [86] Ectoedemia (Zirnmermannia) atrifrontella ratelpopulier (Popul~rstrerlzula L.). de volwas- (Stainton) [84, 92, 971 sen vlinder wordt slechts zelden waargeno- Bohernannia pitlverosella (Stainton) et (2000) twee nieuwe GE: Wezep, 26,viii,2000. 16, KH, - ZH: Ouddolp. men. vondsten van deze uiterst zeldzame soort uit 25,viii,~999,19. KH, NH Texel. De Cock~dorp.(1 18-574). 18 v11 1998 rupsen de Maria~eelen van Twello. en lege mijnen op veiwilderde appel (Malcrs sy1i'estl.i.r Na de recente vondsten in Wezep (Huisman & Stigrnellr ntricapitella (Haworth) [85. 881 Mill.), 49 e.1. 19.iv.1999. EvN. - ZH: Barendrecht. Koster, 2000), nu weer één en bovendien een (fig. 2) 14.vii.1991, tientallen. meest lege, mijnen op een klein Ectoedeinia (Etainia) decentella (Herrich- nieuwe uit het kustgebied. Eerder slechts van appelboompje. 1 9 e.1. 29.iv.1992, JCK. Schaffer) [93] ZH: Leiden. Meretiwijk. buiten op raam. 28.viii.1988. één plaats in de duinen bekend: Overveen. I d. EvN. - LI: St. Pietersberg. ENCI-bos - Poppelmon- Een zeldzame appelmineerder, waarvan de GE: Drempt. 4.vii.1999, CN: Wezep. 20.vi.1998. 16,KH. Nieuw voor Zuid-Holland. dedal. (17.5-3 14). 4.xi. 1998. nipsen op Qr~ercusrohui. L., 29 c.l. 9.-I0.iv.1999. EvN. meeste vindplaatsen langs de kust liggen. De mijnen waren al eens eerder op Texel gevon- De twaalfde en dertiende vindplaats van deze Ectoedemia intimeila (Zeller) [82, 851 Van de op eiken minerende Stigrnella-soorten den (Van Nieukerken. 1982; Kuchlein, 1993), weinig gevonden soort, die vermoedelijk van- UT: Amersfoort. landgoed Schothorst, 19.x.1999. 13 rup- is Stiginelltr atricapitelln de op één na zeld- maar vlinders tot nu toe niet. 111 Nederland is wege zijn levenswijze (mineren in de vruchten sen in bladmijnen op grauwe wilg (Salixcirierea L.), 24.v- zaamste. Tot nu toe waren ons slechts zeven deze soort parthenogenetisch: er zijn alleen van gewone esdoorn (Acerpseudoplatanus L.) 10.vi.2000. 38. 79 e.1.. CB. exemplaren van zes plaatsen bekend. De vrouwtjes bekend. over het hoofd gezien wordt. Nieuw voor Utrecht. ~i~.-2-6.Mijnen en rupsen van Nepticulidae op zomereik (Quercus robur). Foto's E. J. van Nieukerken. Fig. 2. Stigmella atricapitella, rups met donker kopkapsel en platen op prothorax, St. Pietersberg. Fig. 3. Stigmella roborella (Johansson), ter vergelijking: licht kopkapsel. Fig. 4, 5. Ectoedemia quinquella, rupsen, sommige nog met de karakteristieke plakjes. St. Pietersberg. Fig. 6. Ectoedemia heringi, rupsen met relatief lichte kop, St. Pietersberg.

Bohemannia auriciliella (Joannis) [86] Ectoedemia (Zimmermannia) atrijrontella (Stainton) [84,92,97] et (2000) twee nieuwe GE: Wezep, 26.viii,2000, 18, KH. - ZH: Ouddorp, vondsten van deze uiterst zeldzame soort uit 25.viii.1999, 19, KH. de Mariapeel en van Twello. Na de recente vondsten in Wezep (Huisman & Ectoedemia (Etainia) decentella (Herrich- Koster, 2000), nu weer één en bovendien een Schaffer) [93] nieuwe uit het kustgebied. Eerder slechts van één plaats in de duinen bekend: Overveen. GE: Drempt, 4.vii.1999, CN; Wezep, 20.vi.1998, 16, KH. Nieuw voor Zuid-Holland.

De twaalfde en dertiende vindplaats van deze Ectoedemia intimella (Zeller) 182, 851 weinig gevonden soort, die vermoedelijk van- UT: Amersfoort, landgoed Schothorst, 19.x.1999.13 nip- wege zijn levenswijze (mineren in de vruchten sen in bladmijnen op grauwe wilg (Salix cinerea L.), 24.v- van gewone esdoorn (Acerpseudoplatanus L.) 10.Vi.200073d, 79 e.1.* over het hoofd gezien wordt. Nieuw voor Utrecht. Ectoedernia quinquella (Bedell) [86] Ectoedernia heringi werd voor het eerst ge- Het echtpaar Hoornveld uit Drachten meende (1997) argumentatie onjuist: hij wijst violellus (fig. 4, 5) meld door Van Nieukerken et al. (1993), en is in Haule op 11 juli Adela reaurnurella af, orndat het een herbeschrijving van de ande- LI: Bemelerberg, (18 1-3 17). 20.x. 1994, 6 jonge rupsen nu bekend van diverse plaatsen in het oosten (Linnaeus) te hebben waargenomen. maar de- re soort zou zijn. Razowski (1978) gaf de naam (kweek mislukt): 4.xi.1998 rupsen op Quercus i-ohul. L, van het land. In Limburg is de soort vermoe- ze vlinder vliegt veel vroeger (april-mei). Een A. violaria omdat hij de genera Adela en 5 d. 4 Q e.1. 30.v-2.vi. 1999. EvN; St. Pietersberg, ENCI- delijk wijder verbreid. gezien onder andere het exemplaar is door mevr. J. Sinnema gedeter- Nemophora verenigde onder Adela. In die om- bos - Poppelmondedal. (175-314), 19.x.1994, 16 jonge voorkomen juist over de grens bij Noorbeek in mineerd als Nernoplzora ~~iolella.Omdat de standigheid was een nieuwe naam nodig omdat rupsen (kweek mislukt), 4.xi. 1998 en 1 l .xi. 1999, veel l het Belgische St. Martensvoeren (De Prins. rups gebonden is aan klokjesgentiaan (Gentia- violellus een homoniem van violella Denis & rupsen op Qtiercus rob~~r.156, 4P e.1. resp. 31.v- 1998) en door Van Nieukerken verzamelde rza pneurnoizar~theL.) is dit een lokale vlinder, Schiffermuller werd. Nu we de genera weer 5.vi.1999 en 8-1 1.v.2000. EvN en TJ. is mijnen bij Slenaken. die vermoedelijk ook tot die echter nog op diverse plaatsen te vinden is splitsen is de naam violaria dus niet nodig, Ectoedemia quinquella werd voor het eerstbit heringi behoren. De mijn en rups zijn niet al- (zie ook Van Nieukerken, 1993). Het aantal inaar gewoon een synoniem van N. violell~~s. Nederland gemeld door Alders & Donner tijd met zekerheid te herkennen. Lichte exem- van 80 vlinders is uitzonderlijk hoog, de mees- (1992), eveneens van de St. Pietersberg, op plaren van de rups lijken erg op Ectoedemia te meldingen betreffen veel kleinere aantallen. Ne11zop1zorc-lmininzella (Denis & Schiffer- nagenoeg dezelfde plaats. Voor het eerst is de albifasciella (Heinemann), maar enkele onder In het Luttenberger ven is de soort samen rnüller) [82, 931 soort nu ook op een andere plaats gevonden. die naam ingezette kweken leverden uitein- rnet de op blauwe knoop (Succisa pruten.sis de Bemelerberg, onder vrijwel gelijke omstan- delijk vlinders van E. herirzgi op! Over het al- Moench) levende Nemol,hora min;lnella DR: Nijeveen. Kuyersbosch. 10.viii.1996. 13 exx., G. digheden. Op beide plaatsen leeft E. quinquel- gemeen zijn rupsen van E. albifasciella veel (Denis schiffemuller) gevonden, In het be- Padding. - OV: Ootmarsuni. bron Mosbeek. (255-496). l.viii.1998. 29: BvA: idem, 3.viii.1998. veel exx. waar- la op solitaire kleine zomereiken (Quercus ro- eerder volgroeid, namelijk vanaf begin sep- gin van de vorige eeuw kwam dit samengaan genomen. EvN: De Lutte. Duivelshof. 10.vii. 1994. I d. bur) die op kalkgrasland groeien. Ook op de tember. Dit betekent wel dat vondsten uitslui- vaker voor, de laatste tientallen jaren is het in BvA: Le~rieler\reld. Luttenberger ven. 20.vii.1999. I Belgische delen van de St. Pietersberg is de tend gebaseerd op mijnen met argwaan beke- ons land niet meer waargenomen (Van Nieu- exemplaar gesleept. KH. soort op zulke plaatsen gevonden, zodat we ken moeten worden. Zie figuur 6 voor een foto kerken, 1993). Bij eerdere bezoeken aan het Deze vlinder is de laatste 40 of 50 jaar sterk mogen aannemen dat E. quinquella beslist van de mijnen. Luttenberger ven in 1992 en 1993 door G. achteiuit gegaan (Van Nieukerken, 1993), geen nieuwkomer is. maar hier vanouds thuis- Flint en EvN (Huisman & Koster, 1996) werd maar gelukkig blijken er toch nog plaatsen te hoort. In de Belgische Kempen en bij Ter- Ectoedernia rninimella (Zetterstedt) [82, 861 alleen N. violellus gevonden. zijn waar de soort te vinden is, op enkele zelfs vuren werd E. quiizquella al veel eerder ge- Over de naam van deze soort bestaat enige in flink aantal. Deze nieuwe vindplaatsen ge- vonden (De Crombnigghe, 1909; Van ZE: Oranjezon. N. Vrouwenpolder, (30-401), 20.1x.1999, verwarring. hoewel Karsholt (in Karsholt & ven aan dat er met name in Overijssel nog ster- Nieukerken, 1985). Waarschijnlijk verplaat- lege mijner1 op Betula pube~ceiuEhrh.. EvN en TJ. Razowski, 1996: 301) de zaak duidelijk heeft ke populaties zijn, waarvan de grootste die aan sen de populaties van deze vlinder zich naar De karakteristieke mijnen waren helaas net uitgelegd. Toch duikt de naam N. violaria on- het kanaal Almelo-Nordhom is, waar ook in jongere bomen met het dichtgroeien van het verlaten, maar de determinatie is zeker. Een der andere weer op in Leraut (1997) en Kuch- 1998 nog veel vlinders vlogen (samen met N. bos. Hierdoor is te verklaren dat Alders & schaarse berkenmineerder die verspreid in de lein & De Vos (1999). Daarom vatten we hier cupriacella (Hubner), EvN). Nijeveen is de Donner (1992) eerst alleen maar rupsen op één duinen en het oosten van het land voorkomt. de zaak nog eens samen. Er zijn namen voor enige bekende recente plaats in Drenthe, maar boom vonden: deze populatie was toen moge- Nieuw voor Zeeland. twee soorten in het spel: de soort op hertshooi naar verwacht zijn daar nog wel andere popu- lijk pas gevestigd vanuit een andere nabijgele- (Hyyericum sp.), Tinea i~iolella Denis & laties te ontdekken in de vochtige beekdallan- gen populatie. Inmiddels is E. quinquella op Neliozelidae Schiffermuller, 1775, tegenwoordig bekend als den met blauwe knoop (Succisa pratensis). de St. Pietersberg verspreid over het halfopen Adela violella, en de soort op Gerztiana, die Ook in het nabijgelegen Noordwest-Overijssel terrein tussen het ENCI-bos en het kalkgras- Antispila treitschkiella (Fischer von door Zeller (1853: 61) beschreven was als zou de soort gevonden moeten kunnen wor- land Poppelmondedal aan te treffen. Ectoede- Rösslerstarnm) [92] Nemotois violellus. Omdat deze naam al enige den. Zie ook de opmerking die hierboven is mia quznquella is één van de laatst in het jaar jaren daarvoor circuleerde, hebben respectieve- gemaakt bij N. violellus. minerende soorten Nepticulidae, waarvan de Kuchlein & Frankenhuyzen (1999) melden lijk Herrich-Schaffer en Stainton deze al eerder zeer karakteristieke rupsen en mijnen relatief een opmerkelijke uitbreiding naar het noorden gepubliceerd. Omdat Herrich-Schaffer's eerste Incurvariidae vaak gevonden worden in groene eilanden in van deze eerst alleen uit Limburg bekende publicatie een plaat is, waar de naam niet bino- afgevallen bladeren (fig. 4, 5). soort. miaal gebruikt is (dus gebruikt zonder - Incuwnria pectinea Hawoi-th naam), is die nomenclatorisch niet beschikbaar, NH: Zaandam. 3 1.v. 1999, J. Stuurman Ectoedemia (Ectoedemia) heringi (Toll) [86] Adelidae en daarmee wordt Stainton (onbedoeld) de au- (fig. 6) teur van de soort (met jaartal 1851). Zeller Er zijn vrij veel vindplaatsen van Iizcuwarin Neinophora violellus (Stainton) [88, 931 heeft zeer bewust de naam N. violellus naast pectinen uit ons land bekend, maar in het wes- LI: Bemelerberg. (181-317), 20.x.1994, enkele rupsen in (syn. Adela violaria Razowski) die van Adela violella gebruikt (door hem toe- ten wordt de vlinder slechts sporadisch waar- mijn (kweek mislukt). 4.xi.1998. 1 rups op Quercus robzil.; geschreven aan Treitschke). hij weidt zelfs uit genomen (Kuchlein, 1993). De beste manier EvN: St. Pietersberg. ENCI-bos - Poppelmondedal, (1 75- FR: Haule, Blauwe bos, 11.vii.1997, 80 exx.. H. Hoorn- 3 14). 4.xi. 1998, 1 l.xi. 1999, veel rupsen op Quercus robur. veld. - OV: Lemelerveld. Luttenberger ven. 20.vii.1999. over het gebruik van twee zulke gelijke namen om de soort vast te stellen, is het zoeken naar 166. 149 e.1. 28-31.v.1999 en 5-15.v.2000, EvN en TJ. 3 d. 1 9.gesleept. KH. in verwante genera. Daarmee is Leraut's de bladmijnen in mei en juni. De jonge nips Ectoedernia quinquella (Bedell) [86] Ectoedernia heringi werd voor het eerst ge- Het echtpaar Hoornveld uit Drachten meende (1997) argumentatie onjuist: hij wijst violellus (fig. 4, 5) meld door Van Nieukerken et al. (1993), en is in Haule op 11 juli Adela reaurnurella af, orndat het een herbeschrijving van de ande- LI: Bemelerberg, (18 1-3 17). 20.x. 1994, 6 jonge rupsen nu bekend van diverse plaatsen in het oosten (Linnaeus) te hebben waargenomen. maar de- re soort zou zijn. Razowski (1978) gaf de naam (kweek mislukt): 4.xi.1998 rupsen op Quercus i-ohul. L, van het land. In Limburg is de soort vermoe- ze vlinder vliegt veel vroeger (april-mei). Een A. violaria omdat hij de genera Adela en 5 d. 4 Q e.1. 30.v-2.vi. 1999. EvN; St. Pietersberg, ENCI- delijk wijder verbreid. gezien onder andere het exemplaar is door mevr. J. Sinnema gedeter- Nemophora verenigde onder Adela. In die om- bos - Poppelmondedal. (175-314), 19.x.1994, 16 jonge voorkomen juist over de grens bij Noorbeek in mineerd als Nernoplzora ~~iolella.Omdat de standigheid was een nieuwe naam nodig omdat rupsen (kweek mislukt), 4.xi. 1998 en 1 l .xi. 1999, veel l het Belgische St. Martensvoeren (De Prins. rups gebonden is aan klokjesgentiaan (Gentia- violellus een homoniem van violella Denis & rupsen op Qtiercus rob~~r.156, 4P e.1. resp. 31.v- 1998) en door Van Nieukerken verzamelde rza pneurnoizar~theL.) is dit een lokale vlinder, Schiffermuller werd. Nu we de genera weer 5.vi.1999 en 8-1 1.v.2000. EvN en TJ. is mijnen bij Slenaken. die vermoedelijk ook tot die echter nog op diverse plaatsen te vinden is splitsen is de naam violaria dus niet nodig, Ectoedemia quinquella werd voor het eerstbit heringi behoren. De mijn en rups zijn niet al- (zie ook Van Nieukerken, 1993). Het aantal inaar gewoon een synoniem van N. violell~~s. Nederland gemeld door Alders & Donner tijd met zekerheid te herkennen. Lichte exem- van 80 vlinders is uitzonderlijk hoog, de mees- (1992), eveneens van de St. Pietersberg, op plaren van de rups lijken erg op Ectoedemia te meldingen betreffen veel kleinere aantallen. Ne11zop1zorc-lmininzella (Denis & Schiffer- nagenoeg dezelfde plaats. Voor het eerst is de albifasciella (Heinemann), maar enkele onder In het Luttenberger ven is de soort samen rnüller) [82, 931 soort nu ook op een andere plaats gevonden. die naam ingezette kweken leverden uitein- rnet de op blauwe knoop (Succisa pruten.sis de Bemelerberg, onder vrijwel gelijke omstan- delijk vlinders van E. herirzgi op! Over het al- Moench) levende Nemol,hora min;lnella DR: Nijeveen. Kuyersbosch. 10.viii.1996. 13 exx., G. digheden. Op beide plaatsen leeft E. quinquel- gemeen zijn rupsen van E. albifasciella veel (Denis schiffemuller) gevonden, In het be- Padding. - OV: Ootmarsuni. bron Mosbeek. (255-496). l.viii.1998. 29: BvA: idem, 3.viii.1998. veel exx. waar- la op solitaire kleine zomereiken (Quercus ro- eerder volgroeid, namelijk vanaf begin sep- gin van de vorige eeuw kwam dit samengaan genomen. EvN: De Lutte. Duivelshof. 10.vii. 1994. I d. bur) die op kalkgrasland groeien. Ook op de tember. Dit betekent wel dat vondsten uitslui- vaker voor, de laatste tientallen jaren is het in BvA: Le~rieler\reld. Luttenberger ven. 20.vii.1999. I Belgische delen van de St. Pietersberg is de tend gebaseerd op mijnen met argwaan beke- ons land niet meer waargenomen (Van Nieu- exemplaar gesleept. KH. soort op zulke plaatsen gevonden, zodat we ken moeten worden. Zie figuur 6 voor een foto kerken, 1993). Bij eerdere bezoeken aan het Deze vlinder is de laatste 40 of 50 jaar sterk mogen aannemen dat E. quinquella beslist van de mijnen. Luttenberger ven in 1992 en 1993 door G. achteiuit gegaan (Van Nieukerken, 1993), geen nieuwkomer is. maar hier vanouds thuis- Flint en EvN (Huisman & Koster, 1996) werd maar gelukkig blijken er toch nog plaatsen te hoort. In de Belgische Kempen en bij Ter- Ectoedernia rninimella (Zetterstedt) [82, 861 alleen N. violellus gevonden. zijn waar de soort te vinden is, op enkele zelfs vuren werd E. quiizquella al veel eerder ge- Over de naam van deze soort bestaat enige in flink aantal. Deze nieuwe vindplaatsen ge- vonden (De Crombnigghe, 1909; Van ZE: Oranjezon. N. Vrouwenpolder, (30-401), 20.1x.1999, verwarring. hoewel Karsholt (in Karsholt & ven aan dat er met name in Overijssel nog ster- Nieukerken, 1985). Waarschijnlijk verplaat- lege mijner1 op Betula pube~ceiuEhrh.. EvN en TJ. Razowski, 1996: 301) de zaak duidelijk heeft ke populaties zijn, waarvan de grootste die aan sen de populaties van deze vlinder zich naar De karakteristieke mijnen waren helaas net uitgelegd. Toch duikt de naam N. violaria on- het kanaal Almelo-Nordhom is, waar ook in jongere bomen met het dichtgroeien van het verlaten, maar de determinatie is zeker. Een der andere weer op in Leraut (1997) en Kuch- 1998 nog veel vlinders vlogen (samen met N. bos. Hierdoor is te verklaren dat Alders & schaarse berkenmineerder die verspreid in de lein & De Vos (1999). Daarom vatten we hier cupriacella (Hubner), EvN). Nijeveen is de Donner (1992) eerst alleen maar rupsen op één duinen en het oosten van het land voorkomt. de zaak nog eens samen. Er zijn namen voor enige bekende recente plaats in Drenthe, maar boom vonden: deze populatie was toen moge- Nieuw voor Zeeland. twee soorten in het spel: de soort op hertshooi naar verwacht zijn daar nog wel andere popu- lijk pas gevestigd vanuit een andere nabijgele- (Hyyericum sp.), Tinea i~iolella Denis & laties te ontdekken in de vochtige beekdallan- gen populatie. Inmiddels is E. quinquella op Neliozelidae Schiffermuller, 1775, tegenwoordig bekend als den met blauwe knoop (Succisa pratensis). de St. Pietersberg verspreid over het halfopen Adela violella, en de soort op Gerztiana, die Ook in het nabijgelegen Noordwest-Overijssel terrein tussen het ENCI-bos en het kalkgras- Antispila treitschkiella (Fischer von door Zeller (1853: 61) beschreven was als zou de soort gevonden moeten kunnen wor- land Poppelmondedal aan te treffen. Ectoede- Rösslerstarnm) [92] Nemotois violellus. Omdat deze naam al enige den. Zie ook de opmerking die hierboven is mia quznquella is één van de laatst in het jaar jaren daarvoor circuleerde, hebben respectieve- gemaakt bij N. violellus. minerende soorten Nepticulidae, waarvan de Kuchlein & Frankenhuyzen (1999) melden lijk Herrich-Schaffer en Stainton deze al eerder zeer karakteristieke rupsen en mijnen relatief een opmerkelijke uitbreiding naar het noorden gepubliceerd. Omdat Herrich-Schaffer's eerste Incurvariidae vaak gevonden worden in groene eilanden in van deze eerst alleen uit Limburg bekende publicatie een plaat is, waar de naam niet bino- afgevallen bladeren (fig. 4, 5). soort. miaal gebruikt is (dus gebruikt zonder genus- Incuwnria pectinea Hawoi-th naam), is die nomenclatorisch niet beschikbaar, NH: Zaandam. 3 1.v. 1999, J. Stuurman Ectoedemia (Ectoedemia) heringi (Toll) [86] Adelidae en daarmee wordt Stainton (onbedoeld) de au- (fig. 6) teur van de soort (met jaartal 1851). Zeller Er zijn vrij veel vindplaatsen van Iizcuwarin Neinophora violellus (Stainton) [88, 931 heeft zeer bewust de naam N. violellus naast pectinen uit ons land bekend, maar in het wes- LI: Bemelerberg. (181-317), 20.x.1994, enkele rupsen in (syn. Adela violaria Razowski) die van Adela violella gebruikt (door hem toe- ten wordt de vlinder slechts sporadisch waar- mijn (kweek mislukt). 4.xi.1998. 1 rups op Quercus robzil.; geschreven aan Treitschke). hij weidt zelfs uit genomen (Kuchlein, 1993). De beste manier EvN: St. Pietersberg. ENCI-bos - Poppelmondedal, (1 75- FR: Haule, Blauwe bos, 11.vii.1997, 80 exx.. H. Hoorn- 3 14). 4.xi. 1998, 1 l.xi. 1999, veel rupsen op Quercus robur. veld. - OV: Lemelerveld. Luttenberger ven. 20.vii.1999. over het gebruik van twee zulke gelijke namen om de soort vast te stellen, is het zoeken naar 166. 149 e.1. 28-31.v.1999 en 5-15.v.2000, EvN en TJ. 3 d. 1 9.gesleept. KH. in verwante genera. Daarmee is Leraut's de bladmijnen in mei en juni. De jonge nips maakt een kleine ronde plaatmijn, meestal in op de zandgronden in het oosten. midden en 'officiële' publicatie figureerde de soort in tal het blad van berk (Betula sp.) of hazelaar zuiden van ons land. Uit de duinen was ze van van dagbladen, waarmee de melding in de lite- (Coplus avellaizc~L.), maar soms ook in ande- enkele vindplaatsen bekend die gelegen zijn ratuur dus al in 1999 plaatsvond. re loofhoutsoorten (Hering, 1957). Meestal tussen Oostvoome en het Noord-Hollands Duinreservaat (Kuchlein. 1993; Zumkehr, zitten er veel rupsen in een blad. Als de mijn Phyllocizistis saligrza (Zeller) [96] voltooid is, snijdt de rups de mijn uit het blad 1995). De rups leeft. evenals die van C. alchi- en gebruikt het uitgesneden deel, dat de vorm miella. op eik (Quercus sp.), eerst als mineer- ZH: Leiden West. bij Naturalis 192-464), 30.viii.1999 en l l.ix.2000, veel mijnen op Sa1i.r alba L.. EvN. heeft van een rond doosje, als huisje en leeft der, later onder een omgeslagen en vastge- vervolgens van dode bladeren op de grond. sponnen lob van het blad (Emmet et al., 1985). Phyllocrzistis saligna wordt de laatste jaren weer meer gevonden (Kuchlein. 1993; Huis- man & Koster. 1999). De mijnen waren in Dialectica inzperialella (Zeller) [86, 881 Tischeriidae Leiden zeer talrijk, maar werden te laat verza- Ernrnetia angusticolella (Duponchel) (841 ZH: Oostvoome. 28.ix.1997, 20 mijnen op smeerwortel meld om nog vlinders op te leveren. Ze leven (Syrnl?hytu~nojjïcinnle L.). JW: Oostvootne, Voomes hier in de stedelijke omgeving. terwijl de soort LI: Swalmen. Donderberg. (198-362), 13 x 1997. rupsen Duiri (62-435). 29.x.1999, rupsen in mijnen op glad parel- opRosa sp.. 4d e.1. 15.v.1998, EvN. zaad (Lithospe17nunz qfricinale L.). 2d e.1. 27.iii.2000. voorheen vooral uit het rivierengebied bekend EvN en TJ; Rhoon. 29.v.1998. JL. - NB: Nuenen, tuin. was. Deze alleen in Oost- en Zuidoost-Nederland 23.vii.1996: Nederwetten, 15.vi.1992 en lO.v.1993. 3 exx., HW. levende soort, was nog niet eerder in Midden- Yponomeutidae Limburg gevonden. Hoewel de vlinder van slechts weinig vind- Fig. 7. Verspreiding van Cnloptilia r-ob~~stella.Grote stip- plaatsen in Nederland bekend is, kan ze plaat- Prays fraxinella (Bjerkander) [92] pen: vondsten na 1990. kleine stippen: 1900-1990, zeer selijk niet zeldzaam zijn. Van der Wolf (in lit- Tineidae kleine stippen: voor 1900. NH: Callaiitsoog. Zwanenwater. 12.vii.1999. op licht, teris) vindt de soort in de omgeving van zijn JCK. Triaxornera fulvinzitrella (Sodoffsky) [86] woonplaats Nuenen beslist niet zeldzaam. Hij Parectopa oizonidis is een zeer lokale soort. jaagt ze overdag op uit smeerwortel (Synzphy- Een exemplaar van deze zwart-wit getekende FR: Hemrik, 3 ei1 4.vi.1997. JS waarvan zeven vindplaatsen in Nederland be- turn ojjìcinale), de in Nederland gebruikelijke soort kwam in het Zwanenwater op licht. De Na de vermelding van vondsten uit Hemrik kend waren. Is in het verleden wel eens ver- voedselplant van de rups. In Voornes Duin rups leeft tot de herfst eerst als mineerder in de (Friesland). Drijber en Norg (Drenthe) (Van ward met Dialectica inzperialella (Zeller). werden ook mijnen gevonden op glad parel- bladeren, daarna in de bast van een twijg van Nieukerken et al, 1993) weer nieuwe vangsten zaad (Lithospermum officinale). die tot nu toe gewone es (Fraxinus excelsior L.). Na de win- Triaxonzera,fulvirnitrel2a niet als voedselplant voor D. imperialella ge- ter wordt het inwendige van de twijg uitge- uit Hemrik. blijft een Caloptilia azaleella (Brants) [SS, 961 zeer zeldzame soort die alleen uit de drie noor- meld was. De soort is in het buitenland nog boord. waardoor de bladeren aan deze twijg delijke provincies bekend is. ZH: Lexmoiid, 2.viii.1999. CG. gemeld van Buglossoides purpurocaerulea verdorren (Agassiz, 1996). De soort wordt in Het exemplaar is vermoedelijk afkomstig uit (L.) I. M. Johnst. en longkruidsoorten (Pulmo- het noordwesten van Nederland weinig aange- boomkwekerijen in de nabije omgeving. naria spp.) (Henng, 1957; J. Buszko in litteris, troffen (Kuchlein, 1993; Zurnkehr, 1995). Tineu dubiella Stainton [84, 921 P. Triberti in litteris), en leeft dus blijkbaar op Door sommige auteurs wordt de éénkleurig GR: Stedum, 25.vii.1995, 31 .vii.1999. DT. - DR: Havel- diverse ruwbladigen (Boraginaceae). Dialecti- grijsbruine Prays ruficeps (Heinemann), die in Caloptilia r-obustella Jackh (fig. 7) te, Hunehuis. IO.vii.1998. DT. - OV: Aarnsveen, ca imperialella was niet eerder op Voome ge- het Zwanenwater voor het eerst in 1993 is aan- 19.vi.1997, DT. - GE: Drempt, 28.vii.1998. lO.vii.1999. NH Callantsoog. Zwanenwater. 3 Viii 1999, op licht, vonden. getroffen, als een variëteit van P. fraxinella CN. - ZE: Kortgene. 13.vii.1984. 20.vii. 1985. 4, 29.vii. JCK - ZH Ouddorp, 31 vil-3 vul 1995, 5 exx op licht, beschouwd. Beide soorten zijn gebonden aan l l.viii.1994, DT. - LI: Posterholt, 26.viii.1996. I.iv, I.v, KH 19.vi, 12-14.viii.1997. 26.vi, 12.vii.1998, 1. 11. 27. es. Plzyllonorycter populifoliella (Treitschke) viii. 1999, 39 exx., DT. Een exemplaar kwam op het laken dat opge- Uit Gelderland alleen bekend van Leuvenum steld stond in het terrein bij de werkschuur van Nieuw gemeld uit Nederland, van Limburgse Prays ruficeps (Heinemann) [92] en Wilp. Nieuw voor Overijssel en Zeeland. Natuurmonumenten in het Zwanenwater. vondsten, door Kuchlein & Alders (2000). Deze fraaie soort lijkt veel op de algemene GR Stadskanaal, 16 vi. 24 vil. 3,7 en 27 v111 1999. totaal Caloptilia alclziiniella (Scopoli) en is pas in 9 exx . GW Gracillariidae Cameraria ohridella (Deschka & Dimic) 1972 beschreven als een aparte soort. De eer- Redelijk algemeen voorkomend, hoewel niet Parectopa ononidis (Zeller) ste vondst uit ons land is gedateerd van 1975, Deze in Europa oprukkende plaag van witte talrijk. Voor bijzonderheden, ook over de le- toen een exemplaar te Etten-Leur, Noord- paardenkastanje (Aesculus hippocastanunz L.) venswijze, zie de bespreking van Prays fraxi- LI: Kerkrade, Ehrensteiii. 14.ix.1985, G. R. La~igohr(in collectie Lucas) en een exemplaar van dezelfde vindplaats Brabant. werd gevangen (Gielis. 1975). Daar- werd in 1999 voor het eerst in Nederland vast- nella. Nieuw voor Groningen. ei1 datum (AS). na is de vlinder hoofdzakelijk waargenomen gesteld (Stigter et al., 2000). Behalve in deze maakt een kleine ronde plaatmijn, meestal in op de zandgronden in het oosten. midden en 'officiële' publicatie figureerde de soort in tal het blad van berk (Betula sp.) of hazelaar zuiden van ons land. Uit de duinen was ze van van dagbladen, waarmee de melding in de lite- (Coplus avellaizc~L.), maar soms ook in ande- enkele vindplaatsen bekend die gelegen zijn ratuur dus al in 1999 plaatsvond. re loofhoutsoorten (Hering, 1957). Meestal tussen Oostvoome en het Noord-Hollands Duinreservaat (Kuchlein. 1993; Zumkehr, zitten er veel rupsen in een blad. Als de mijn Phyllocizistis saligrza (Zeller) [96] voltooid is, snijdt de rups de mijn uit het blad 1995). De rups leeft. evenals die van C. alchi- en gebruikt het uitgesneden deel, dat de vorm miella. op eik (Quercus sp.), eerst als mineer- ZH: Leiden West. bij Naturalis 192-464), 30.viii.1999 en l l.ix.2000, veel mijnen op Sa1i.r alba L.. EvN. heeft van een rond doosje, als huisje en leeft der, later onder een omgeslagen en vastge- vervolgens van dode bladeren op de grond. sponnen lob van het blad (Emmet et al., 1985). Phyllocrzistis saligna wordt de laatste jaren weer meer gevonden (Kuchlein. 1993; Huis- man & Koster. 1999). De mijnen waren in Dialectica inzperialella (Zeller) [86, 881 Tischeriidae Leiden zeer talrijk, maar werden te laat verza- Ernrnetia angusticolella (Duponchel) (841 ZH: Oostvoome. 28.ix.1997, 20 mijnen op smeerwortel meld om nog vlinders op te leveren. Ze leven (Syrnl?hytu~nojjïcinnle L.). JW: Oostvootne, Voomes hier in de stedelijke omgeving. terwijl de soort LI: Swalmen. Donderberg. (198-362), 13 x 1997. rupsen Duiri (62-435). 29.x.1999, rupsen in mijnen op glad parel- opRosa sp.. 4d e.1. 15.v.1998, EvN. zaad (Lithospe17nunz qfricinale L.). 2d e.1. 27.iii.2000. voorheen vooral uit het rivierengebied bekend EvN en TJ; Rhoon. 29.v.1998. JL. - NB: Nuenen, tuin. was. Deze alleen in Oost- en Zuidoost-Nederland 23.vii.1996: Nederwetten, 15.vi.1992 en lO.v.1993. 3 exx., HW. levende soort, was nog niet eerder in Midden- Yponomeutidae Limburg gevonden. Hoewel de vlinder van slechts weinig vind- Fig. 7. Verspreiding van Cnloptilia r-ob~~stella.Grote stip- plaatsen in Nederland bekend is, kan ze plaat- Prays fraxinella (Bjerkander) [92] pen: vondsten na 1990. kleine stippen: 1900-1990, zeer selijk niet zeldzaam zijn. Van der Wolf (in lit- Tineidae kleine stippen: voor 1900. NH: Callaiitsoog. Zwanenwater. 12.vii.1999. op licht, teris) vindt de soort in de omgeving van zijn JCK. Triaxornera fulvinzitrella (Sodoffsky) [86] woonplaats Nuenen beslist niet zeldzaam. Hij Parectopa oizonidis is een zeer lokale soort. jaagt ze overdag op uit smeerwortel (Synzphy- Een exemplaar van deze zwart-wit getekende FR: Hemrik, 3 ei1 4.vi.1997. JS waarvan zeven vindplaatsen in Nederland be- turn ojjìcinale), de in Nederland gebruikelijke soort kwam in het Zwanenwater op licht. De Na de vermelding van vondsten uit Hemrik kend waren. Is in het verleden wel eens ver- voedselplant van de rups. In Voornes Duin rups leeft tot de herfst eerst als mineerder in de (Friesland). Drijber en Norg (Drenthe) (Van ward met Dialectica inzperialella (Zeller). werden ook mijnen gevonden op glad parel- bladeren, daarna in de bast van een twijg van Nieukerken et al, 1993) weer nieuwe vangsten zaad (Lithospermum officinale). die tot nu toe gewone es (Fraxinus excelsior L.). Na de win- Triaxonzera,fulvirnitrel2a niet als voedselplant voor D. imperialella ge- ter wordt het inwendige van de twijg uitge- uit Hemrik. blijft een Caloptilia azaleella (Brants) [SS, 961 zeer zeldzame soort die alleen uit de drie noor- meld was. De soort is in het buitenland nog boord. waardoor de bladeren aan deze twijg delijke provincies bekend is. ZH: Lexmoiid, 2.viii.1999. CG. gemeld van Buglossoides purpurocaerulea verdorren (Agassiz, 1996). De soort wordt in Het exemplaar is vermoedelijk afkomstig uit (L.) I. M. Johnst. en longkruidsoorten (Pulmo- het noordwesten van Nederland weinig aange- boomkwekerijen in de nabije omgeving. naria spp.) (Henng, 1957; J. Buszko in litteris, troffen (Kuchlein, 1993; Zurnkehr, 1995). Tineu dubiella Stainton [84, 921 P. Triberti in litteris), en leeft dus blijkbaar op Door sommige auteurs wordt de éénkleurig GR: Stedum, 25.vii.1995, 31 .vii.1999. DT. - DR: Havel- diverse ruwbladigen (Boraginaceae). Dialecti- grijsbruine Prays ruficeps (Heinemann), die in Caloptilia r-obustella Jackh (fig. 7) te, Hunehuis. IO.vii.1998. DT. - OV: Aarnsveen, ca imperialella was niet eerder op Voome ge- het Zwanenwater voor het eerst in 1993 is aan- 19.vi.1997, DT. - GE: Drempt, 28.vii.1998. lO.vii.1999. NH Callantsoog. Zwanenwater. 3 Viii 1999, op licht, vonden. getroffen, als een variëteit van P. fraxinella CN. - ZE: Kortgene. 13.vii.1984. 20.vii. 1985. 4, 29.vii. JCK - ZH Ouddorp, 31 vil-3 vul 1995, 5 exx op licht, beschouwd. Beide soorten zijn gebonden aan l l.viii.1994, DT. - LI: Posterholt, 26.viii.1996. I.iv, I.v, KH 19.vi, 12-14.viii.1997. 26.vi, 12.vii.1998, 1. 11. 27. es. Plzyllonorycter populifoliella (Treitschke) viii. 1999, 39 exx., DT. Een exemplaar kwam op het laken dat opge- Uit Gelderland alleen bekend van Leuvenum steld stond in het terrein bij de werkschuur van Nieuw gemeld uit Nederland, van Limburgse Prays ruficeps (Heinemann) [92] en Wilp. Nieuw voor Overijssel en Zeeland. Natuurmonumenten in het Zwanenwater. vondsten, door Kuchlein & Alders (2000). Deze fraaie soort lijkt veel op de algemene GR Stadskanaal, 16 vi. 24 vil. 3,7 en 27 v111 1999. totaal Caloptilia alclziiniella (Scopoli) en is pas in 9 exx . GW Gracillariidae Cameraria ohridella (Deschka & Dimic) 1972 beschreven als een aparte soort. De eer- Redelijk algemeen voorkomend, hoewel niet Parectopa ononidis (Zeller) ste vondst uit ons land is gedateerd van 1975, Deze in Europa oprukkende plaag van witte talrijk. Voor bijzonderheden, ook over de le- toen een exemplaar te Etten-Leur, Noord- paardenkastanje (Aesculus hippocastanunz L.) venswijze, zie de bespreking van Prays fraxi- LI: Kerkrade, Ehrensteiii. 14.ix.1985, G. R. La~igohr(in collectie Lucas) en een exemplaar van dezelfde vindplaats Brabant. werd gevangen (Gielis. 1975). Daar- werd in 1999 voor het eerst in Nederland vast- nella. Nieuw voor Groningen. ei1 datum (AS). na is de vlinder hoofdzakelijk waargenomen gesteld (Stigter et al., 2000). Behalve in deze Ypsolophidae Er zijn van deze vlinder zeven vindplaatsen L.) wordt vermeld (Ernmet, 1988; Hanne- nog wordt de soort gevonden in de duinen, bekend uit het midden van ons land en twee uit mann, 1995; Palm, 1989). Nieuw voor Zuid- waar ze plaatselijk vrij gewoon kan zijn. De @solopha hor-ridella (Treitschke) L86.961 de duinen bij Den Haag, Dat de soest weinig Holland. vlinder komt op licht. maar in het Zwanen- FR: Hemrik, 23.vii.1997. JS. - GE: Lienden. 29.rii-14. water werd ze ook herhaaldelijk gesleept van "gevanpen " wordt is niet zo verwonderliik.d. want viii.1997. vrij talrijk in de. in een boomgaard opgestelde. de ,ps leeft op de jonge scheuten van gaspel- duinriet (Calanzagrostis epigejos (L.) Roth). zuigval van L. Blommers. in totaal 21 exx.. KH. - NH: doorn (Ulex europaeus L.) (Ernmet, 1988): Verder worden mwe smele. boskortsteel en Weesp. 3.viii.1999. DT. een plant die maar hier en daar gevonden Elachista biatomella (Stainton) zegge (Carex sp.) als voedselplant genoemd (Traugott-Olsen & Nielsen. 1977). Nieuw Deze soort wordt vooral i11 het midden van het wordt en die erg gevoelig is voor strenge GR: Stadskanaal. 3.viii.1999. GW. land waargenomen en meestal maar in een en- vorst. In die zin heeft de fraaie groeiplaats van voor Noord-Brabant. kel exemplaar. In de Betuwe moet de vlinder gaspeldoorn op Walcheren nog de beste per- Een soort die bijna uitsluitend in de duinen in 1997 relatief talrijk zijn geweest, al kan het spectieven. Nieuw voor Zeeland. wordt aangetroffen en daar vaak algemeen is, Scythrididae totaal van 21 dieren mede veroorzaakt zijn maar in het binnenland van slechts enkele door de ongebruikelijke vangmethode. Uit de vondsten bekend is (Kuchlein, 1993). De sups Scythris lirrzbelln (Fabricius) [88, 951 Depressaria pulclzerrir~zellaStainton drie noordelijke provincies was maar één maakt een smalle bladmijn met een opvallend DR Papenvoor-t. 12 viii. 1993, in malai~eval.BI A. vindplaats, uit Friesland. bekend. De rups leeft ZH: Oostvoorne. 3.viii.1996. JW. - LI: Wrakelberg, spoor van uitwerpselen in het blad van zee- op appel (Malus qlvestrzs Mill.) en sleedooin 25.viii.1983. I d. 10. m. groene zegge (Carex~fZnccuSchreb.) en moge- De soort is hier en daar, vooral in de zuidelij- (Prunus spinosa L.). Nieuw voor Noord-Hol- De~~ressariapulcl~errinzella moet in ons land lijk ook van andere zeggesoosten (Bland, ke provincies, gevonden, bij hoge uitzonde- land. een heel zeldzame soort zijn. De bovenstaande 1996). ring in aantal. Nieuw voor Drenthe. vindplaatsen zijn de enige die we met zeker- heid kennen. De vlinder vormt, samen met Acrolepiidae Elachista adscitella Stainton [92] Scythris dissinzilellu (Herrich-Schaffer) Depressaria sordidatella Tengström en D. Digitivalim urizicella (Heyden) douglasella Stainton, een complex van veel op GE: Hekenbroek. 25-29.v., 19.vi.1997. 26.vi.1998. CN. - Kuchlein et al. (1999) melden deze soort NB: Veldhoven. 16.vi. 1996. FG. elkaar lijkende soorten. Tot 1990 werden in nieuw uit Nederland op basis van één Zeeuws Van Nieukerken & Koster (1999) geven een Nederland alleen D. pulclzerrirnella en D. dou- Van deze zeer schaarse soort werden twee exemplaar uit 1987, vermoedelijk een zwer- overzicht van acht nieuwe vindplaatsen van gl~isellaonderscheiden. Toen is gebleken dat vondsten gemeld uit verschillende provincies. ver. deze zeldzame soort in Drenthe. de enige pro- onder de naam D. pulclzerrinzella twee soorten Het exemplaar van Veldhoven werd gevangen vincie waar de soort nog voorkomt, en be- schuil gingen: de echte D. pulcherrimella en in het Dommeldal tussen Valkenswaard en Oecophoridae schrijven biologie en natuurbeheeraspecten. D. sordidcitella (voorheen ook bekend als D. Veldhoven, op een grasland omringd door weirella Stainton). Omdat tot die tijd alles pul- loofbos. Dit komt overeen met het in de litera- Borkhnusertia luridicomella (Herrich- cherrirnella werd genoemd moeten alle oude tuur vermelde biotoop: open. beschaduwde Schaffer) [82] Acrolepia auturnnitella Curtis [86] opgaven opnieuw gecontroleerd worden. plekken in loofbossen. De sups van Elachista GE: Twello. 20.vi.2000. 2 exx., JW; Dreinpt. 28.v.1999. ZH: Oostvoorne. Voorties Duin (63-435). 20.x. 1999. rnij- Voor zover we daartoe de gelegenheid had- adscitella leeft op mwe smele (Desclzampsia CN. - LI: Epen. 9.vii.1975. KH; Colmont, Wrakelberg. iien op bitterzoet (Solarzum d~~1camai.oL.). 3 exx. e.1. den, bleek het om D. sordidatella te gaan. De cespitosa (L.) P. Beauv.). boskortsteel (Bra- 17.vi. 1992. AS. 22.xi. 1999. EvN ei1 T.T. enige vindplaats op de kaast in Kuchlein clzjpodiurn sylvaticurn (Huds.) P. Beauv.) en Verspreid voorkomende soort. die in het kust- (1993) waarvan op dit moment met zekerheid reuzenzwenkgras (Fest~lca gigarztea (L.) Het dier uit Colmont stond onopgemerkt tus- gebied minder vaak gevonden wordt. Nieuw gezegd kan worden dat het D. pulcherirnella Vill.). De sups mineert van de herfst tot het sen materiaal van B. fuscescerzs (Haworth). voor Voorne. Scrobil~alpacostella (zie onder) betreft, is bovengenoemde uit Limburg. De- voorjaar en wisselt van blad. soms meer dan Beide soorten lijken erg op elkaar, maar ver- maakt ook mijnen op bitterzoet, inaar verlaat pressaria sordidatella is zeker minder zeld- één sups in een mijn (Traugott-Olsen & schillen in uiterlijk door de kleur van de beha- deze later weer om in de stengel verder te eten. zaam. Helaas zijn de verschillen in de genita- Nielsen, 1977). Nieuw voor Noord-Brabant. ring van het voorhoofd. Bij B. l~iridiconzellais terwijl A. autumrzitella als rups blijft mineren lia gering en gradueel. Bovendien is uit ons deze geelachtig. terwijl hij bij B. fu~cescens meer biuingrijs van kleur is. Helaas komt het en tenslotte de mijn verlaat en een open net- land maar weinig matei-iaal beschikbaar. Ook Elaclzista bisttlcella (Duponchel) [82, 931 werkcocon op een blad of op strooisel spint. de literatuurgegevens over de voedselplanten bij de laatste soort ook wel eens voor dat de brengen ons niet veel verder. Alle soorten uit NB: Valkenswaard. De Plateaux. 22.viii. 1999. I 9.FG. kop geelgrijs is en dan kan verwasring optre- het douglaselln-complex leven op scherm- Een soort die veel lijkt op Elaclzista adscitella. den met B. luridicomella. Verder is de voor- Depressariidae bloemen. waarvan in de verschillende boeken maar de witte dwarsband over de voorvleugel vleugel bij B. luridicornella wat lichter en Agoaopterix urnbrllarzu (Fabricius) [84] diverse worden genoemd. Waarschijnlijk is in is aan de buitenzijde geel gekleurd en verder is minder ruw beschubd, maar dit kenmerk is al- de kop donkerbniin en niet geelwit zoals bij E. leen te zien als men series van beide soorten ZE Oostkapelle. in de duincri, 6 ix 1999. in val, A ons land de hoofdvoedselplant van D. pul- Baaijeni cherrinzella de kleine bevernel (Pirnpinell~z adscitella. Van Elachista bisulcella is in totaal met elkaar kan vergelijken. De soort is voor saxfraga L.). maar ook peen (Dnucus carota een twaalftal vindplaatsen bekend. Het meest het eerst voor Nederland vermeld door Assel- Ypsolophidae Er zijn van deze vlinder zeven vindplaatsen L.) wordt vermeld (Ernmet, 1988; Hanne- nog wordt de soort gevonden in de duinen, bekend uit het midden van ons land en twee uit mann, 1995; Palm, 1989). Nieuw voor Zuid- waar ze plaatselijk vrij gewoon kan zijn. De @solopha hor-ridella (Treitschke) L86.961 de duinen bij Den Haag, Dat de soest weinig Holland. vlinder komt op licht. maar in het Zwanen- FR: Hemrik, 23.vii.1997. JS. - GE: Lienden. 29.rii-14. water werd ze ook herhaaldelijk gesleept van "gevanpen " wordt is niet zo verwonderliik.d. want viii.1997. vrij talrijk in de. in een boomgaard opgestelde. de ,ps leeft op de jonge scheuten van gaspel- duinriet (Calanzagrostis epigejos (L.) Roth). zuigval van L. Blommers. in totaal 21 exx.. KH. - NH: doorn (Ulex europaeus L.) (Ernmet, 1988): Verder worden mwe smele. boskortsteel en Weesp. 3.viii.1999. DT. een plant die maar hier en daar gevonden Elachista biatomella (Stainton) zegge (Carex sp.) als voedselplant genoemd (Traugott-Olsen & Nielsen. 1977). Nieuw Deze soort wordt vooral i11 het midden van het wordt en die erg gevoelig is voor strenge GR: Stadskanaal. 3.viii.1999. GW. land waargenomen en meestal maar in een en- vorst. In die zin heeft de fraaie groeiplaats van voor Noord-Brabant. kel exemplaar. In de Betuwe moet de vlinder gaspeldoorn op Walcheren nog de beste per- Een soort die bijna uitsluitend in de duinen in 1997 relatief talrijk zijn geweest, al kan het spectieven. Nieuw voor Zeeland. wordt aangetroffen en daar vaak algemeen is, Scythrididae totaal van 21 dieren mede veroorzaakt zijn maar in het binnenland van slechts enkele door de ongebruikelijke vangmethode. Uit de vondsten bekend is (Kuchlein, 1993). De sups Scythris lirrzbelln (Fabricius) [88, 951 Depressaria pulclzerrir~zellaStainton drie noordelijke provincies was maar één maakt een smalle bladmijn met een opvallend DR Papenvoor-t. 12 viii. 1993, in malai~eval.BI A. vindplaats, uit Friesland. bekend. De rups leeft ZH: Oostvoorne. 3.viii.1996. JW. - LI: Wrakelberg, spoor van uitwerpselen in het blad van zee- op appel (Malus qlvestrzs Mill.) en sleedooin 25.viii.1983. I d. 10. m. groene zegge (Carex~fZnccuSchreb.) en moge- De soort is hier en daar, vooral in de zuidelij- (Prunus spinosa L.). Nieuw voor Noord-Hol- De~~ressariapulcl~errinzella moet in ons land lijk ook van andere zeggesoosten (Bland, ke provincies, gevonden, bij hoge uitzonde- land. een heel zeldzame soort zijn. De bovenstaande 1996). ring in aantal. Nieuw voor Drenthe. vindplaatsen zijn de enige die we met zeker- heid kennen. De vlinder vormt, samen met Acrolepiidae Elachista adscitella Stainton [92] Scythris dissinzilellu (Herrich-Schaffer) Depressaria sordidatella Tengström en D. Digitivalim urizicella (Heyden) douglasella Stainton, een complex van veel op GE: Hekenbroek. 25-29.v., 19.vi.1997. 26.vi.1998. CN. - Kuchlein et al. (1999) melden deze soort NB: Veldhoven. 16.vi. 1996. FG. elkaar lijkende soorten. Tot 1990 werden in nieuw uit Nederland op basis van één Zeeuws Van Nieukerken & Koster (1999) geven een Nederland alleen D. pulclzerrirnella en D. dou- Van deze zeer schaarse soort werden twee exemplaar uit 1987, vermoedelijk een zwer- overzicht van acht nieuwe vindplaatsen van gl~isellaonderscheiden. Toen is gebleken dat vondsten gemeld uit verschillende provincies. ver. deze zeldzame soort in Drenthe. de enige pro- onder de naam D. pulclzerrinzella twee soorten Het exemplaar van Veldhoven werd gevangen vincie waar de soort nog voorkomt, en be- schuil gingen: de echte D. pulcherrimella en in het Dommeldal tussen Valkenswaard en Oecophoridae schrijven biologie en natuurbeheeraspecten. D. sordidcitella (voorheen ook bekend als D. Veldhoven, op een grasland omringd door weirella Stainton). Omdat tot die tijd alles pul- loofbos. Dit komt overeen met het in de litera- Borkhnusertia luridicomella (Herrich- cherrirnella werd genoemd moeten alle oude tuur vermelde biotoop: open. beschaduwde Schaffer) [82] Acrolepia auturnnitella Curtis [86] opgaven opnieuw gecontroleerd worden. plekken in loofbossen. De sups van Elachista GE: Twello. 20.vi.2000. 2 exx., JW; Dreinpt. 28.v.1999. ZH: Oostvoorne. Voorties Duin (63-435). 20.x. 1999. rnij- Voor zover we daartoe de gelegenheid had- adscitella leeft op mwe smele (Desclzampsia CN. - LI: Epen. 9.vii.1975. KH; Colmont, Wrakelberg. iien op bitterzoet (Solarzum d~~1camai.oL.). 3 exx. e.1. den, bleek het om D. sordidatella te gaan. De cespitosa (L.) P. Beauv.). boskortsteel (Bra- 17.vi. 1992. AS. 22.xi. 1999. EvN ei1 T.T. enige vindplaats op de kaast in Kuchlein clzjpodiurn sylvaticurn (Huds.) P. Beauv.) en Verspreid voorkomende soort. die in het kust- (1993) waarvan op dit moment met zekerheid reuzenzwenkgras (Fest~lca gigarztea (L.) Het dier uit Colmont stond onopgemerkt tus- gebied minder vaak gevonden wordt. Nieuw gezegd kan worden dat het D. pulcherirnella Vill.). De sups mineert van de herfst tot het sen materiaal van B. fuscescerzs (Haworth). voor Voorne. Scrobil~alpacostella (zie onder) betreft, is bovengenoemde uit Limburg. De- voorjaar en wisselt van blad. soms meer dan Beide soorten lijken erg op elkaar, maar ver- maakt ook mijnen op bitterzoet, inaar verlaat pressaria sordidatella is zeker minder zeld- één sups in een mijn (Traugott-Olsen & schillen in uiterlijk door de kleur van de beha- deze later weer om in de stengel verder te eten. zaam. Helaas zijn de verschillen in de genita- Nielsen, 1977). Nieuw voor Noord-Brabant. ring van het voorhoofd. Bij B. l~iridiconzellais terwijl A. autumrzitella als rups blijft mineren lia gering en gradueel. Bovendien is uit ons deze geelachtig. terwijl hij bij B. fu~cescens meer biuingrijs van kleur is. Helaas komt het en tenslotte de mijn verlaat en een open net- land maar weinig matei-iaal beschikbaar. Ook Elaclzista bisttlcella (Duponchel) [82, 931 werkcocon op een blad of op strooisel spint. de literatuurgegevens over de voedselplanten bij de laatste soort ook wel eens voor dat de brengen ons niet veel verder. Alle soorten uit NB: Valkenswaard. De Plateaux. 22.viii. 1999. I 9.FG. kop geelgrijs is en dan kan verwasring optre- het douglaselln-complex leven op scherm- Een soort die veel lijkt op Elaclzista adscitella. den met B. luridicomella. Verder is de voor- Depressariidae bloemen. waarvan in de verschillende boeken maar de witte dwarsband over de voorvleugel vleugel bij B. luridicornella wat lichter en Agoaopterix urnbrllarzu (Fabricius) [84] diverse worden genoemd. Waarschijnlijk is in is aan de buitenzijde geel gekleurd en verder is minder ruw beschubd, maar dit kenmerk is al- de kop donkerbniin en niet geelwit zoals bij E. leen te zien als men series van beide soorten ZE Oostkapelle. in de duincri, 6 ix 1999. in val, A ons land de hoofdvoedselplant van D. pul- Baaijeni cherrinzella de kleine bevernel (Pirnpinell~z adscitella. Van Elachista bisulcella is in totaal met elkaar kan vergelijken. De soort is voor saxfraga L.). maar ook peen (Dnucus carota een twaalftal vindplaatsen bekend. Het meest het eerst voor Nederland vermeld door Assel- bergs (1984) naar de vangst van een viertal tot een complex van soorten die uiterlijk niet Coleophora betulella Heinemann Cosmopterigidae exemplaren te Hoensbroek, maar bleek later van elkaar zijn te onderscheiden en ook een reeds door Langohr in 1972 te Holset (LI) te aantal van dezelfde voedselplanten delen. Ook NH Caíiantsoog Zwanenwater 8 vil 1999, op licht, JCK SorllngerzlnjanlszeWskae Riedl [84.96] zijn gevangen. Verder is de soort volgens de zakken van de rupsen vertonen geen duide- Een enkel exemplaar van deze coleophoride ZE: Haaiustede. 13.viii.1999. KH. Kuchlein (1993) inmiddels ook waargenomen lijke verschillen zodat genitaalonderzoek de verscheen op licht bij de werkschuur in het Aan de uitgebreide opsomming van nieuwe in Amsterdam en Rotterdam. enige mogelijkheid is om de soorten uit elkaar Zwanenwater. Coleophora betulella behoort vindplaatsen voor ons land in de jaarlijst over te houden. Van de bovengenoemde soorten tot een complex van soorten met witte voor- 1996 (Huisman & Koster. 1999) kan nu ook wordt Coleophora pr~~nifoliaehet minst aan- Borkhausenia izefrax Hodges vleugels die zeer sterk op elkaar gelijken, Haamstede worden toegevoegd. De soort is getroffen. Tot dusver zijn 15 vindplaatsen be- maar met behulp van de zakken en de genita- blijkbaar minder zeldzaam dan in het verleden Als nieuw voor Nederland gemeld dooaKuch- kend die alle in het midden en zuidoosten van liën goed van elkaar zijn te onderscheiden. werd gedacht. Nieuw voor Zeeland. lein & Van Lettow (1 999) op basis van diver- het land liggen (Kuchlein, 1993). Nieuw voor Zoals de naam al aangeeft, leeft C. betulella se vondsten. Groningen. op berk (Betula sp.). De rups mineert de bla- Gelechiidae deren vanuit een zwarte pistoolvormige zak Crassa unitella (Hübner) Coleoplzora birzderella (Kollar) [86, 92, 971 (Emmet et al., 1996). De meeste vindplaatsen iIristotelia subdectlrtelln (Stainton) Syn. Batia unitella liggen in de oostelijke helft van ons land. In de GR: Smeerling. 30.vi.1996, DT. - DR: Dwingeloo, Lhee- OV: Weembben. 4.vii. 1997, I O. op licht, KH GR: Stadskanaal, 24.vii, 1, 3. 4 en 7.viii.1999. totaal 8 broekerzand. 13.vi. 1992, DT. - OV: Ommen. 30.v. 1997. kuststreek slechts bekend van enkele vind- exx.. GW. - NH: Callantsoog. Zwanenwater, 22.vi.1993 DT; Enschede, Oude Losserse weg, 8.vii.1986, JCK; plaatsen, waaronder Terschelling (Kuchlein Aristotelia subdecurtella is in 1985 als een en 17.viii. 1996: Bergen. Zuiderduintjes. 30.vii. 1993, op Losser. Lutterveldmaten. 2.x. 1994: Haaksbergen. Zuider- 1993). nieuwe soort voor de fauna ontdekt door L. licht. JCK. zendvelderveld. grenspaal 834. S.x.1997: 2 exx., DT. - Willemse, die met seksferomonen twee exem- GE: Terlet, 28.vii.1996, DT; Wageningen. 6. 27.vii.1979. plaren in de Blauwe Hel bij Veenendaal en één In het algemeen een gewone vlinder, maar nog 18.vii.1995; Groesbeek. Wylerberg, 20.vi.1992. DT: Momphidae - in de Bruuk bij Groesbeek ving (Kuchlein, niet gemeld uit de kop van Noord-Holland en Drempt. 23.vi.1999. op licht. CN. UT: Maarn. De Venen: 27-29.vii. 1984, DS. Mornpha miscella (Denis & Schiffermüller) 1993). Een nieuwe vangst in hetzelfde soort de Wadden. Tweede vindplaats in Groningen. biotoop elders is dus heel welkom. De rups leeft in rottende bast van diverse loof- De soort was in Gelderland tot dusver alleen Kuchlein et al. (1999) melden deze soort De determinatie van het afgevlogen dier uit houtsoorten (Emmet, 1988). bekend van Twello. De zakken zijn te vinden nieuw uit Nederland op basis van één Zeeuws de Weerribben was moeizaam. De eerste au- op els (Alnus sp.), maar ook op hazelaar, berk exemplaar uit 1960, vermoedelijk een zwer- teur had het voorlopig onder Scrobipalpa ge- en haagbeuk (Carpinus betulus L.). Nieuw Epicallirna~formosella(Denis & Schiffer- ver. zet, M. G. M. Jansen maakte daarop een geni- voor Drenthe, Overijssel en Utrecht. muller) [84, 861 taalpreparaat en liet het verhuizen naar het, aan Aristotelia zeer naburige, genus Mono- GE: Lienden. van 14.vii-14.viii.1997 vrij talrijk in de Mornpha stumipennella (Treitschke) Coleo~horacal~cotomella Stainton chroa. Pas O. Karsholt (Kopenhagen) kon de zuigval van L. Blommers, in totaal 71 exx.. EVAen KH. 881 Syn. Momplza izodicolella definitieve oplossing geven. De rups leeft in Deze vlinder wordt voornamelijk gevonden NB: Helenaveen, 't Zinkske, 26.vi.1999, op licht, KH. - - ZH: Lexmond, 18.iv. 1988, CG. - NB: Gilze-Rijen, samengesponnen scheuten van grote katten- in Zuid-Limburg, terwijl er ook aardig wat 7.xii.1979, CG: Wintelre, ll.vi.1994, gallen in aantal op staart ((~yh~~~~salicaria L.) (E~~~~, 1988). vindplaatsen zijn langs de rivieren tot in Coleophora calycotomella is nog maar kort uit wilgenroosje (Chamerion angustifoliunz (L.) Holub.), Nieuw voor Overijssel. midden-Nederland. Echt talrijk is de soort zel- Nederland bekend. In 1986 werd een vlinder waaruit vele vlinders zijn gekweekt, JW. den. De rups zal in Lienden wel op appelbo- in Mook en in 1987 de zak in Meijnweg ge- De soort is hoofdzakelijk bekend van de zand- men geleefd hebben: van het hout onder de vonden (Van Nieukerken et al., 1993). Dan Isoplzrictis striatella (Denis & Schiffer- gronden in het midden en zuidoosten van ons schors. volgt in 1990 een melding uit Overloon en in muller) land en van enkele vindplaatsen uit Drenthe 1992 vond Van der Wolf een flink aantal zak- (Kuchlein. 1993). De rups van de eerste gene- GR: Stadskaiiaal, 1 en 3.viii.1999. GW. ken op brem (Cytisus scoparius (L.) Link) in Coleophoridae ratie maakt gallen in de stengel van wilgen- Alweer een soort die redelijk algemeen is in het Weerterbosch (Huisman & Koster, 1994). roosje, die van de tweede generatie leeft in een groot deel van het zuiden en oosten van Coleophora prunifoliae Doets [S21 De volgende jaren is de vlinder daar nog enke- de onrijpe peulen. Overigens zijn de vond- Nederland. maar nog erg weinig gevonden is le malen gevonden door diverse verzamelaars. GR: Sellingen. 28.vi.1996, een zakje op sleedoorn (Pru- sten van Gilze-Rijen en Wintelre niet de eerste in de noordelijke provincies. Nieuw voor Daarna is het even stil geworden rond de nus spinosa L.) dat later een vlinder leverde. HW; - NB: waarnemingen van deze soort in Noord- Groningen. Breugel. 8.vii.1986. gekweekt van Prunus sp.. HW: Dru- soort, maar gelukkig komt er nu weer een Brabant. In de collectie van het RMNH nen. 26.vi. 1996, op licht, LD. vindplaats bij, al betekent dit maar een be- te Leiden bevindt zich een exemplaar dat scheiden uitbreiding van het tot nu toe beken- Monochroa cytisella (Curtis) door Heylaerts op 27.ix. l 881 te Breda is ge- Coleophora prunifoliae behoort, met C. cora- de vlieggebied. vangen. Nieuw voor Zuid-Holland en Noord- GE: Hoog-Keppel. 29.vii.1996 en 26.vi.1998, KH. - LI: cipennella (Hübner) en C. spinella (Schrank), Brabant. Groote Peel. 26.vi.1999, gesleept uit varenvegetatie, KH. bergs (1984) naar de vangst van een viertal tot een complex van soorten die uiterlijk niet Coleophora betulella Heinemann Cosmopterigidae exemplaren te Hoensbroek, maar bleek later van elkaar zijn te onderscheiden en ook een reeds door Langohr in 1972 te Holset (LI) te aantal van dezelfde voedselplanten delen. Ook NH Caíiantsoog Zwanenwater 8 vil 1999, op licht, JCK SorllngerzlnjanlszeWskae Riedl [84.96] zijn gevangen. Verder is de soort volgens de zakken van de rupsen vertonen geen duide- Een enkel exemplaar van deze coleophoride ZE: Haaiustede. 13.viii.1999. KH. Kuchlein (1993) inmiddels ook waargenomen lijke verschillen zodat genitaalonderzoek de verscheen op licht bij de werkschuur in het Aan de uitgebreide opsomming van nieuwe in Amsterdam en Rotterdam. enige mogelijkheid is om de soorten uit elkaar Zwanenwater. Coleophora betulella behoort vindplaatsen voor ons land in de jaarlijst over te houden. Van de bovengenoemde soorten tot een complex van soorten met witte voor- 1996 (Huisman & Koster. 1999) kan nu ook wordt Coleophora pr~~nifoliaehet minst aan- Borkhausenia izefrax Hodges vleugels die zeer sterk op elkaar gelijken, Haamstede worden toegevoegd. De soort is getroffen. Tot dusver zijn 15 vindplaatsen be- maar met behulp van de zakken en de genita- blijkbaar minder zeldzaam dan in het verleden Als nieuw voor Nederland gemeld dooaKuch- kend die alle in het midden en zuidoosten van liën goed van elkaar zijn te onderscheiden. werd gedacht. Nieuw voor Zeeland. lein & Van Lettow (1 999) op basis van diver- het land liggen (Kuchlein, 1993). Nieuw voor Zoals de naam al aangeeft, leeft C. betulella se vondsten. Groningen. op berk (Betula sp.). De rups mineert de bla- Gelechiidae deren vanuit een zwarte pistoolvormige zak Crassa unitella (Hübner) Coleoplzora birzderella (Kollar) [86, 92, 971 (Emmet et al., 1996). De meeste vindplaatsen iIristotelia subdectlrtelln (Stainton) Syn. Batia unitella liggen in de oostelijke helft van ons land. In de GR: Smeerling. 30.vi.1996, DT. - DR: Dwingeloo, Lhee- OV: Weembben. 4.vii. 1997, I O. op licht, KH GR: Stadskanaal, 24.vii, 1, 3. 4 en 7.viii.1999. totaal 8 broekerzand. 13.vi. 1992, DT. - OV: Ommen. 30.v. 1997. kuststreek slechts bekend van enkele vind- exx.. GW. - NH: Callantsoog. Zwanenwater, 22.vi.1993 DT; Enschede, Oude Losserse weg, 8.vii.1986, JCK; plaatsen, waaronder Terschelling (Kuchlein Aristotelia subdecurtella is in 1985 als een en 17.viii. 1996: Bergen. Zuiderduintjes. 30.vii. 1993, op Losser. Lutterveldmaten. 2.x. 1994: Haaksbergen. Zuider- 1993). nieuwe soort voor de fauna ontdekt door L. licht. JCK. zendvelderveld. grenspaal 834. S.x.1997: 2 exx., DT. - Willemse, die met seksferomonen twee exem- GE: Terlet, 28.vii.1996, DT; Wageningen. 6. 27.vii.1979. plaren in de Blauwe Hel bij Veenendaal en één In het algemeen een gewone vlinder, maar nog 18.vii.1995; Groesbeek. Wylerberg, 20.vi.1992. DT: Momphidae - in de Bruuk bij Groesbeek ving (Kuchlein, niet gemeld uit de kop van Noord-Holland en Drempt. 23.vi.1999. op licht. CN. UT: Maarn. De Venen: 27-29.vii. 1984, DS. Mornpha miscella (Denis & Schiffermüller) 1993). Een nieuwe vangst in hetzelfde soort de Wadden. Tweede vindplaats in Groningen. biotoop elders is dus heel welkom. De rups leeft in rottende bast van diverse loof- De soort was in Gelderland tot dusver alleen Kuchlein et al. (1999) melden deze soort De determinatie van het afgevlogen dier uit houtsoorten (Emmet, 1988). bekend van Twello. De zakken zijn te vinden nieuw uit Nederland op basis van één Zeeuws de Weerribben was moeizaam. De eerste au- op els (Alnus sp.), maar ook op hazelaar, berk exemplaar uit 1960, vermoedelijk een zwer- teur had het voorlopig onder Scrobipalpa ge- en haagbeuk (Carpinus betulus L.). Nieuw Epicallirna~formosella(Denis & Schiffer- ver. zet, M. G. M. Jansen maakte daarop een geni- voor Drenthe, Overijssel en Utrecht. muller) [84, 861 taalpreparaat en liet het verhuizen naar het, aan Aristotelia zeer naburige, genus Mono- GE: Lienden. van 14.vii-14.viii.1997 vrij talrijk in de Mornpha stumipennella (Treitschke) Coleo~horacal~cotomella Stainton chroa. Pas O. Karsholt (Kopenhagen) kon de zuigval van L. Blommers, in totaal 71 exx.. EVAen KH. 881 Syn. Momplza izodicolella definitieve oplossing geven. De rups leeft in Deze vlinder wordt voornamelijk gevonden NB: Helenaveen, 't Zinkske, 26.vi.1999, op licht, KH. - - ZH: Lexmond, 18.iv. 1988, CG. - NB: Gilze-Rijen, samengesponnen scheuten van grote katten- in Zuid-Limburg, terwijl er ook aardig wat 7.xii.1979, CG: Wintelre, ll.vi.1994, gallen in aantal op staart ((~yh~~~~salicaria L.) (E~~~~, 1988). vindplaatsen zijn langs de rivieren tot in Coleophora calycotomella is nog maar kort uit wilgenroosje (Chamerion angustifoliunz (L.) Holub.), Nieuw voor Overijssel. midden-Nederland. Echt talrijk is de soort zel- Nederland bekend. In 1986 werd een vlinder waaruit vele vlinders zijn gekweekt, JW. den. De rups zal in Lienden wel op appelbo- in Mook en in 1987 de zak in Meijnweg ge- De soort is hoofdzakelijk bekend van de zand- men geleefd hebben: van het hout onder de vonden (Van Nieukerken et al., 1993). Dan Isoplzrictis striatella (Denis & Schiffer- gronden in het midden en zuidoosten van ons schors. volgt in 1990 een melding uit Overloon en in muller) land en van enkele vindplaatsen uit Drenthe 1992 vond Van der Wolf een flink aantal zak- (Kuchlein. 1993). De rups van de eerste gene- GR: Stadskaiiaal, 1 en 3.viii.1999. GW. ken op brem (Cytisus scoparius (L.) Link) in Coleophoridae ratie maakt gallen in de stengel van wilgen- Alweer een soort die redelijk algemeen is in het Weerterbosch (Huisman & Koster, 1994). roosje, die van de tweede generatie leeft in een groot deel van het zuiden en oosten van Coleophora prunifoliae Doets [S21 De volgende jaren is de vlinder daar nog enke- de onrijpe peulen. Overigens zijn de vond- Nederland. maar nog erg weinig gevonden is le malen gevonden door diverse verzamelaars. GR: Sellingen. 28.vi.1996, een zakje op sleedoorn (Pru- sten van Gilze-Rijen en Wintelre niet de eerste in de noordelijke provincies. Nieuw voor Daarna is het even stil geworden rond de nus spinosa L.) dat later een vlinder leverde. HW; - NB: waarnemingen van deze soort in Noord- Groningen. Breugel. 8.vii.1986. gekweekt van Prunus sp.. HW: Dru- soort, maar gelukkig komt er nu weer een Brabant. In de collectie van het RMNH nen. 26.vi. 1996, op licht, LD. vindplaats bij, al betekent dit maar een be- te Leiden bevindt zich een exemplaar dat scheiden uitbreiding van het tot nu toe beken- Monochroa cytisella (Curtis) door Heylaerts op 27.ix. l 881 te Breda is ge- Coleophora prunifoliae behoort, met C. cora- de vlieggebied. vangen. Nieuw voor Zuid-Holland en Noord- GE: Hoog-Keppel. 29.vii.1996 en 26.vi.1998, KH. - LI: cipennella (Hübner) en C. spinella (Schrank), Brabant. Groote Peel. 26.vi.1999, gesleept uit varenvegetatie, KH. De vlinder is sinds 1930 uit Nederland be- De rups leeft op moeraszegge (Carex acuti- Teleiodes rvagae (Nowicki) [84. 85, 92, 971 van boswilg (Salix caprea L.),grauwe wilg (S. kend. De meeste vindplaatsen liggen in Zuid- fot-mis Ehrh.). Voor verdere gegevens over de GE: Hoog-Keppel. Hekenbroek. 15.v.1998. 2 exx.. CN: cineren L.). geoorde wilg (S. nur-ita L.), kat- Limburg maar er is ook een zevental vondsten determinatie en de biologie verwijzen we naar Wezep. I0.vi. 1996. KH. - LI: Schiriveld. 26.v. 1992. AS. wilg (S. viminalis L.) en bittere wilg (S, pur- van elders. verspreid over het land. Uit het bovengenoemde publicatie. Nieu~lvoor Over- purea) (Huemer & Karsholt. 1999). Nieuw grensgebied van Limburg en Noord-Brabant ijssel. Nog steeds wordt Teleiodes i.tJagaemaar spo- voor Groningen en Drenthe. was hij nog niet bekend, evenmin uit de radisch uit ons land vermeld. De eerste vondst Achterhoek. stamt uit 1981 (Huisman et al., 1986): in totaal Monochroa si~ffusella(Douglas) [S21 Geleclzia rzigra (Haworth) [86, 921 De rups leeft met een of meerdere in de sten- zijn nu zeven vindplaatsen bekend. De boven- gel van adelaarsxaren (Pteridiurn aquilinurn GE: Wisselseveen, 20.vii.1992. KH. - LI: Wrakrelberg. staande zijn de tweede. respectievelijk uit LI: Groote Pccl. Nedem~eerteidilk.26 vi. 1999, tildens de (L.) Kuhn) waar galvormige verdikkingen 2.vii.1994. AS. Gelderland en Limburg. De rups leeft op haze- 'S~iellen-TelHaar'-excursie, RV veroorzaakt worden. Mo7zoclzroa sz~ff~~sellais slechts bekend van laar (Corylus avellana L.), boswilg (Sa1i.x ca- Vooral bekend in delen van Zuid-Nederland. een twaalftal 5x5 km hokken, meest in het preu L.) en wilde gagel (Myrica gnle L.). van het duingebied tot Egmond-Binnen en zuiden en midden van ons land (Kuchlein, Opgemerkt moet worden dat naast de voedsel- langs de grote rivieren tot Arnhem en Deven- Monoclzroa corzspersella (Herrich-Schaffer) 1993). Dit exemplaar is de eerste vermelding planten boswilg en gagel, de hazelaar toch de ter, meest niet talrijk. Gebonden aan populier [86. 88,941 uit Zuid-Limburg. De rups leeft op veenpluis hoofdvoedselplant blijkt (Huemer & Karsholt, (PO~JU~L~Ssp.). OV: Rouveen. Veerslootslande~i. 19.vi en 15.vii.1997. op (Erioplzorui7z angustifoliurn Honckeny) (Els- 1999). Bijzonderheden over de determinatie licht: Weerribben. 19.vii. 1999. op licht, KH. ner et al., 1999). zijn te vinden in Huisman & Koster (1995). Psoricoptera gibbosella (Zeller) Ook weer een soort die nog niet zo lang uit ons land bekend is. Doets ving in 1939 twee exem- NH: Bergen.10.viii.1990. 4.viii.1999. S exx.: Bergen, Morzocht-orr Izornigi (Staudinger) [S5, 86, 941 Carpatoleclzia decorella (Haworth) plaren in Hollandse Rading, wat Bentinck al in Noord-Hollands Duitireservaat. Uilenvanger. 30.vii. 6.ix. 1992. 20.ix.1993: Zuiderduiiitjes. 23.viii.1992. RV. - OV: Rouveen. Veerslootslandcn. 19.vii.1996. KH: De Syn: Teleiodes decorella 1940 publiceerde. Deze werden later nog eens ZH: Ouddorp. lS.viii.1995. KH. - ZE: Haainstede. 2. Lutte, 25.vi.1994, DT. -GE: Heerde. Oldebroekse Heide. door Doets (1946) genoemd en tevens nog LI: Schinveld. 14.i~.1991. AS: Vlodrop Station. viii.1999. 2 exx.. KH. 6.vi.1996. JW. - ZH: Lexmond. Eendenkooi Achtho- 13.v.1999. AS: Posterholt, 14.v.1997. MS. enige exemplaren die hij in 1940 had gevan- ven. 15.vi.1999, CG: Goedereede. 13.vii.1967. KH. - gen. De opmerking dat Doets de soort als eer- LI: Eygelshoven. 2.v. 1989: Kerkrade. Ehrensteiri, De soort wordt van 14 5 X5 km hokken ver- De soort heeft zijn hoofdverspreidingsgebied ste voor ons land vermeldde (Van Nieukerken 30.vi.1987; Schinveld, 18.vi. 1990, alles AS. meld die voornamelijk in het westen en mid- in de oostelijke helft van ons land en wordt et al., 1993) is dus niet juist. Daarna is nog een den van ons land liggen (Kuchlein, 1993). De verder gevonden in de duinen tussen Oost- tiental vindplaatsen toegevoegd. De vlinder Er worden steeds meer vindplaatsen bekend rups is polyfaag en kan op verschillende voorne en Beverwijk (Kuchlein, 1993). Uit de was al uit Hasselt bekend: klaarblijkelijk is hij van deze in ons land toch wel schaarse soort. naald- en loofbomen worden gevonden, onder bovenstaande meest noordwestelijk gelegen in vochtige gebieden door de hele kop van Morzochrocz hot-nigi wordt hoofdzakelijk ge- andere gewone zilverspar (Abies alba Mill.), lokaliteit blijkt dat in de duinen van Bergen Overijssel te vinden. (Van Nieukerken et al., vonden in min of meer vochtige gebieden zomereik (Quercus robur L.). pruikenboom een goede populatie van deze soort aanwezig 1993; Huisman & Koster, 1994 en 1997). De waar de voedselplant van de rups, duizend- (Cotiaus coggygria Scop.) en gele kornoelje is. De rups leeft in juni tussen de samenge- rups leeft in samengesponnen scheuten van knoop (Persicarin sp.) groeit. Verrassend zijn (Cornus mus L.). De vroege vangstdata van 5ponne1i bladeren van eik (Quercus sp.) en grote wederik (Lysir~znchiavulgaris L.) (Em- ook de vangsten op niet minder dan drie vind- bovengenoemde dieren wijst op overwinterde wilg (Salix sp.) (Huemer & Karsholt, 1999). met, 1988). plaatsen in Zuid-Limburg. Nieuw voor exemplaren. De vlinder vliegt in één generatie Nieuw voor Zeeland. Ouerijssel en Limburg. van juli tot april of meer naar het zuiden in twee generaties in juli en van oktober tot april Morzochroa arundinejella (Stainton) [94] Mirificar*maeburizella (Denis & Schiffer- (Huemer & Karsholt. 1999). Mogelijk heeft de Eularnprotes wilkella (Linnaeus) muller) OV Weerribben I vii 1999 1 6,op licht KH en G soort hier in gunstige jaren twee generaties. Paddinz LI: Herkeiibos, Meinweg. 17.viii.1995. MS; Venray. Nieuw voor Limburg. LI: Susteren. 9.vii.1999. 2 cxx. in malaiseval. M. Del- Pas in 1997 kon gemeld worden dat deze soort 20.viii.1993, TR: Venray. Boshuizerbergen, 30.vii.1999. noye. coll. AS. 2 exx.. AS; Simpelveld. 4.viii.1998. DT. in Nederland voorkomt (Huisman & Koster, Een tweetal exemplaren van deze opvallende Geleclzia sol-orculelln (Hubner) 1997). Het eerste exemplaar was overigens al Een algemene soort in de duinen. verder voor- maar zeer zeldzame soort werden gevangen in in 1946 door Doets in Hollandse Rading ge- namelijk voorkomend in het midden van het GR: Stadskaiiaal. 3.viii. 1999. GW. - DR: Gasseller- een malaiseval. Hiermee is het voorkomen vangen. maar niet als zodanig herkend. In land (Kuchlein, 1993). De rups leeft op ge- nijeveenseinond. 3.viii.1999. DT: Papenvoort. S.vii.1993. van deze soort in Nederland bevestigd. Kuch- BVA.- OV: Hassclt. Stadsgaten. 12.vii.1994. KH. 1993 en 1994 wordt de vlinder dan gevonden wone hoornbloem (Cerasjium fontnnunz lein (1993) vermeldt weliswaar dat de soort in in het Zwanenwater. De nieuwe vangst komt Baumg.) (Elsner et al.. 1999). Nieuw voor Hoewel de vlinder op heel wat plaatsen geuan- het verleden drie maal in Nederland is gevan- uit een heel ander stuk van ons land. Het is Limburg. gen is. vooral in het duingebied, blijft het toch gen, maar dat het materiaal niet is teruggevon- lang niet onmogelijk dat de soort ook elders in een minder gewone soort. De rups leeft van den in de Nederlandse collecties. Hoewel geschikte biotopen zal blijken voor te komen. mei tot juni tussen samengesponnen scheuten Kuchlein aannam dat de determinaties van die De vlinder is sinds 1930 uit Nederland be- De rups leeft op moeraszegge (Carex acuti- Teleiodes rvagae (Nowicki) [84. 85, 92, 971 van boswilg (Salix caprea L.),grauwe wilg (S. kend. De meeste vindplaatsen liggen in Zuid- fot-mis Ehrh.). Voor verdere gegevens over de GE: Hoog-Keppel. Hekenbroek. 15.v.1998. 2 exx.. CN: cineren L.). geoorde wilg (S. nur-ita L.), kat- Limburg maar er is ook een zevental vondsten determinatie en de biologie verwijzen we naar Wezep. I0.vi. 1996. KH. - LI: Schiriveld. 26.v. 1992. AS. wilg (S. viminalis L.) en bittere wilg (S, pur- van elders. verspreid over het land. Uit het bovengenoemde publicatie. Nieu~lvoor Over- purea) (Huemer & Karsholt. 1999). Nieuw grensgebied van Limburg en Noord-Brabant ijssel. Nog steeds wordt Teleiodes i.tJagaemaar spo- voor Groningen en Drenthe. was hij nog niet bekend, evenmin uit de radisch uit ons land vermeld. De eerste vondst Achterhoek. stamt uit 1981 (Huisman et al., 1986): in totaal Monochroa si~ffusella(Douglas) [S21 Geleclzia rzigra (Haworth) [86, 921 De rups leeft met een of meerdere in de sten- zijn nu zeven vindplaatsen bekend. De boven- gel van adelaarsxaren (Pteridiurn aquilinurn GE: Wisselseveen, 20.vii.1992. KH. - LI: Wrakrelberg. staande zijn de tweede. respectievelijk uit LI: Groote Pccl. Nedem~eerteidilk.26 vi. 1999, tildens de (L.) Kuhn) waar galvormige verdikkingen 2.vii.1994. AS. Gelderland en Limburg. De rups leeft op haze- 'S~iellen-TelHaar'-excursie, RV veroorzaakt worden. Mo7zoclzroa sz~ff~~sellais slechts bekend van laar (Corylus avellana L.), boswilg (Sa1i.x ca- Vooral bekend in delen van Zuid-Nederland. een twaalftal 5x5 km hokken, meest in het preu L.) en wilde gagel (Myrica gnle L.). van het duingebied tot Egmond-Binnen en zuiden en midden van ons land (Kuchlein, Opgemerkt moet worden dat naast de voedsel- langs de grote rivieren tot Arnhem en Deven- Monoclzroa corzspersella (Herrich-Schaffer) 1993). Dit exemplaar is de eerste vermelding planten boswilg en gagel, de hazelaar toch de ter, meest niet talrijk. Gebonden aan populier [86. 88,941 uit Zuid-Limburg. De rups leeft op veenpluis hoofdvoedselplant blijkt (Huemer & Karsholt, (PO~JU~L~Ssp.). OV: Rouveen. Veerslootslande~i. 19.vi en 15.vii.1997. op (Erioplzorui7z angustifoliurn Honckeny) (Els- 1999). Bijzonderheden over de determinatie licht: Weerribben. 19.vii. 1999. op licht, KH. ner et al., 1999). zijn te vinden in Huisman & Koster (1995). Psoricoptera gibbosella (Zeller) Ook weer een soort die nog niet zo lang uit ons land bekend is. Doets ving in 1939 twee exem- NH: Bergen.10.viii.1990. 4.viii.1999. S exx.: Bergen, Morzocht-orr Izornigi (Staudinger) [S5, 86, 941 Carpatoleclzia decorella (Haworth) plaren in Hollandse Rading, wat Bentinck al in Noord-Hollands Duitireservaat. Uilenvanger. 30.vii. 6.ix. 1992. 20.ix.1993: Zuiderduiiitjes. 23.viii.1992. RV. - OV: Rouveen. Veerslootslandcn. 19.vii.1996. KH: De Syn: Teleiodes decorella 1940 publiceerde. Deze werden later nog eens ZH: Ouddorp. lS.viii.1995. KH. - ZE: Haainstede. 2. Lutte, 25.vi.1994, DT. -GE: Heerde. Oldebroekse Heide. door Doets (1946) genoemd en tevens nog LI: Schinveld. 14.i~.1991. AS: Vlodrop Station. viii.1999. 2 exx.. KH. 6.vi.1996. JW. - ZH: Lexmond. Eendenkooi Achtho- 13.v.1999. AS: Posterholt, 14.v.1997. MS. enige exemplaren die hij in 1940 had gevan- ven. 15.vi.1999, CG: Goedereede. 13.vii.1967. KH. - gen. De opmerking dat Doets de soort als eer- LI: Eygelshoven. 2.v. 1989: Kerkrade. Ehrensteiri, De soort wordt van 14 5 X5 km hokken ver- De soort heeft zijn hoofdverspreidingsgebied ste voor ons land vermeldde (Van Nieukerken 30.vi.1987; Schinveld, 18.vi. 1990, alles AS. meld die voornamelijk in het westen en mid- in de oostelijke helft van ons land en wordt et al., 1993) is dus niet juist. Daarna is nog een den van ons land liggen (Kuchlein, 1993). De verder gevonden in de duinen tussen Oost- tiental vindplaatsen toegevoegd. De vlinder Er worden steeds meer vindplaatsen bekend rups is polyfaag en kan op verschillende voorne en Beverwijk (Kuchlein, 1993). Uit de was al uit Hasselt bekend: klaarblijkelijk is hij van deze in ons land toch wel schaarse soort. naald- en loofbomen worden gevonden, onder bovenstaande meest noordwestelijk gelegen in vochtige gebieden door de hele kop van Morzochrocz hot-nigi wordt hoofdzakelijk ge- andere gewone zilverspar (Abies alba Mill.), lokaliteit blijkt dat in de duinen van Bergen Overijssel te vinden. (Van Nieukerken et al., vonden in min of meer vochtige gebieden zomereik (Quercus robur L.). pruikenboom een goede populatie van deze soort aanwezig 1993; Huisman & Koster, 1994 en 1997). De waar de voedselplant van de rups, duizend- (Cotiaus coggygria Scop.) en gele kornoelje is. De rups leeft in juni tussen de samenge- rups leeft in samengesponnen scheuten van knoop (Persicarin sp.) groeit. Verrassend zijn (Cornus mus L.). De vroege vangstdata van 5ponne1i bladeren van eik (Quercus sp.) en grote wederik (Lysir~znchiavulgaris L.) (Em- ook de vangsten op niet minder dan drie vind- bovengenoemde dieren wijst op overwinterde wilg (Salix sp.) (Huemer & Karsholt, 1999). met, 1988). plaatsen in Zuid-Limburg. Nieuw voor exemplaren. De vlinder vliegt in één generatie Nieuw voor Zeeland. Ouerijssel en Limburg. van juli tot april of meer naar het zuiden in twee generaties in juli en van oktober tot april Morzochroa arundinejella (Stainton) [94] Mirificar*maeburizella (Denis & Schiffer- (Huemer & Karsholt. 1999). Mogelijk heeft de Eularnprotes wilkella (Linnaeus) muller) OV Weerribben I vii 1999 1 6,op licht KH en G soort hier in gunstige jaren twee generaties. Paddinz LI: Herkeiibos, Meinweg. 17.viii.1995. MS; Venray. Nieuw voor Limburg. LI: Susteren. 9.vii.1999. 2 cxx. in malaiseval. M. Del- Pas in 1997 kon gemeld worden dat deze soort 20.viii.1993, TR: Venray. Boshuizerbergen, 30.vii.1999. noye. coll. AS. 2 exx.. AS; Simpelveld. 4.viii.1998. DT. in Nederland voorkomt (Huisman & Koster, Een tweetal exemplaren van deze opvallende Geleclzia sol-orculelln (Hubner) 1997). Het eerste exemplaar was overigens al Een algemene soort in de duinen. verder voor- maar zeer zeldzame soort werden gevangen in in 1946 door Doets in Hollandse Rading ge- namelijk voorkomend in het midden van het GR: Stadskaiiaal. 3.viii. 1999. GW. - DR: Gasseller- een malaiseval. Hiermee is het voorkomen vangen. maar niet als zodanig herkend. In land (Kuchlein, 1993). De rups leeft op ge- nijeveenseinond. 3.viii.1999. DT: Papenvoort. S.vii.1993. van deze soort in Nederland bevestigd. Kuch- BVA.- OV: Hassclt. Stadsgaten. 12.vii.1994. KH. 1993 en 1994 wordt de vlinder dan gevonden wone hoornbloem (Cerasjium fontnnunz lein (1993) vermeldt weliswaar dat de soort in in het Zwanenwater. De nieuwe vangst komt Baumg.) (Elsner et al.. 1999). Nieuw voor Hoewel de vlinder op heel wat plaatsen geuan- het verleden drie maal in Nederland is gevan- uit een heel ander stuk van ons land. Het is Limburg. gen is. vooral in het duingebied, blijft het toch gen, maar dat het materiaal niet is teruggevon- lang niet onmogelijk dat de soort ook elders in een minder gewone soort. De rups leeft van den in de Nederlandse collecties. Hoewel geschikte biotopen zal blijken voor te komen. mei tot juni tussen samengesponnen scheuten Kuchlein aannam dat de determinaties van die binnenland in (Jansen, 1999). Nu een vondst honderdtal exemplaren van Canocolz~rrzblan- vondsten desondanks toch wel correct zullen me paardenhoefklaver (Hippoerepis comosu in het zuiden van Limburg. Overigens is Scro- della waargenoinen. rustend tegen de stam- zijn. zijn wij minder optimistisch. De soort is L.) (Huemer & Karsholt, 1999). bipalpa costella in andere landen ook in hct men van populier (Populiis sp.) met een on- in het verleden door Hubner beschreven als binnenland aangetroffen. De voedselplant dergroei van grote muur (Stellaria holosteu Tinea forn~osella en was later bekend als Aroga velocella (Zeller) hoeft daarvoor geen belemmering te zijn want L.). Na de recente vondst van deze soort te Rhinosia formosella of Ceratophora forma- de rups leeft op bitterzoet (Solanz~nidzilcar~za- Losser (OV) en de kweek vati een viertal sella. De naam Tinea fornzosella was door GR Stadskanaal. 3-4.~111.1999.GW. ra L.), waarbij grote blaasmijnen worden ge- exemplaren te Cottessen (LB) (Huisman & Denis & Schiffermuller echter al gegeven aan maakt in de bladeren. Nieuw voor Limburg. Koster. 1999) nu een oinvangrijke vondst in de soort die nu Epicallima fonnosella (Oeco- Deze soort is door het hele land algemeen en Midden-Limburg. phoridae) heet (vroeger Borkhausenia tor- wordt hoofdzakelijk op de zandgronden ge- mosella of Lampros formosella) en is"dus vonden (Kuchlein. 1993). De rups leeft in ju- Scrobipalpa obsoletella (Fischer von Rösler- ongeldig omdat het een homoniem is. Wij ver- ni-juli en weer in september in zelfgesponnen stamm) Helcystogrnmmn lzitatella (Herrich-Schaffer) moeden dat in het verleden naamsver;warring (fig. 8) tunnels aan de basis van de stengel van scha- FR Hemrik. 5 %I 1997 JS kan zijn opgetreden tussen beide Jcormosel- penzuring (Rumex acetosella L.). Nieuw voor Deze soort heeft zijn hoofdverspreiding in het GE: Twello. 10. 24.viii.1957. 9-11.viii.1996. 4 exx.. .W. la's',die bovendien beide oranjebruin gete- Groningen. Deltagebied, Inaar wordt ook verder langs de - ZE: Haarnstede. 23.vii. 1997, KH. - LI: Posterholt. 4, kende voorvleugels hebben. We worden hier- 17.viii. 1995, Meinweg. 17.viii.1995. AS. kust regelmatig waargenomen. Ook is een in gesterkt doordat bij nader onderzoek in de Scrobipalpa acuminutella (Sircom) [82, 971 aantal vindplaatsen bekend uit het binnenland. Helcystogrc-irnrna lutatella is in ons land zeld- collectie Bentinck (RMNH) het recentste maar nog geen enkele in het noorden en zaam en wordt nog het meest in de duinen aan- exemplaar van Meerssen (Zuid-Limburg)? 29 GR: Stadskanaal. l .viii. 1999. GW. noordoosten (Jansen, 1999). De rups mineert getroffen. De soort wordt nogal eens verward juli 1960 (Bentinck, 1961) teruggevonden Na de eerste vermelding voor Drenthe in de op melde (Atrip1e.x sp.) en ganzenvoet (Che- met de veel algemenere Helcystograr~zrnarzif- werd onder Epicallinza forrnosella. Bentinck jaarlijst over 199711998 (Huisman & Koster, rzopodiunz sp.). Nieuw voor Friesland. escens (Haworth). In een recente publicatie publiceerde deze als Rhinosia fornzosella! Het 2000) nu ook een vangst uit de provincie (Heckford & Sterling, 1999) worden de vol- door Schuyt in Oostvoorne gevangen exem- Groningen. Nieuw voor Groningen. gende uiterlijke verschillen gegeven: plaar (Snellen, 1909) kon helaas niet in de Scrobil~alpa. . ocellatella (Boyd) Amsterdamse collectie (waar de collectie Scrobipalpa artenzisiella Treitschske [93] Het voorkomen van Scrohipalpa ocellatella in - Voorvleugel okerkleurig, of de aderen van Schuyt staat) gevonden worden (R. de Vos, in ons land werd gemeld door Jansen (1999). Op de voorvleugel okerkleurig met daartussen litteris). Deze en het 19" eeuwse Zuid-Lim- ZH: Katwijk, 18.vi.1987, AS; Katwijk. 2 km N: Coepel- 24.iii. 1998 werd door hem een nips gevonden bruine schubben; buitenzijde van de labiale burgse exemplaar van Maurissen (Maurissen, duinen. 26.vi.1990, 1 9,met het net gevangen in de sche- mering in een duinvallei. EvN. op strandbiet (Beta i>ulgarissubsp. rnaritirnn palpen met bruine schubben: achtervleu- 1882; De Graaf & Snellen, 188l) kunnen zeer (L.) Arcang.) in Het Zwin (ZE). gels bij het vrouwtje witachtig ...... goed vergissingen betreffen, maar nader be- Scrobipalpa artemisiella was vroeger een al- ...... H. rufescens wijs ontbreekt. De beschrijving van Snellen gemene soort, overal waar de voedselplant - Voorvleugel grijsbruin of bruin, zonder (1882) is weliswaar correct, zoals ook Kuch- grote tijm (Thymus pulegioides L.) werd ge- Scrobipalpa proclivella (Fuchs) [86, 93, 9-51 okerkleurige aderen; labiale palpen wit aan lein (1993) stelt, maar het is niet gezegd dat hij vonden. Door allerlei omstandigheden, zoals LI: Kerkrade, I 1 .v. 1982; Heerlen, Zevensprong, de boven- en onderzijde zonder bruine het exemplaar van Maurissen gezien heeft: hij de verandering in het binnenland van open 21.v.1991. AS. schubben; achtervleugels bij het vrouwtje kan deze beschrijving even goed op de buiten- heidelandschappen naar bos en in de duinen Na de vondst van het exemplaar van Eygels- licht tot donkergrijs ...... H. lutatella landse exemplaren uit zijn collectie gebaseerd door bebouwing en toenemende recreatie, is hoven in de collectie Schreurs door M.G. M. hebben (nu nog 4 exx. in RMNH). De Lim- de soort nagenoeg uit ons land verdwenen Jansen (Huisman & Koster, 1995) werd in de- De ervaring leert dat het bij afgevlogen exem- burgse vondst van Maurissen is echter. gezien (Jansen, 1999). Recentelijk is de soort terug- zelfde collectie nog een tweetal dieren ont- plaren niet altijd even eenvoudig is om de die- de huidige vondsten, zeker mogelijk. gevonden te Egmond aan Zee (NH) en nu dus dekt. Behoudens het ene oude exemplaar uit ren op deze kenmerken te determineren. Mirificarrna eburnella is in Europa wijd in de duinen tussen Katwijk en Noordwijk de collectie Bentinck dat in Maarssen Determinatie met behulp van de genitaliën is verspreid en komt in bijna alle landen voor ten (ZH). (Utrecht) is gevangen. wordt Scrobipalpa pro- ook niet eenvoudig in verband met de grote oosten en zuiden van ons land (Karsholt & i clivella alleen aangetroffen in het oosten van gelijkenis tussen beide soorten. Heckford & Razowski, 1996). Waarschijnlijk zit M. ebur- Scrobipalpa costella (Humphreys & West- Sterling (1999) vermelden dat er kleine, doch nella hier aan de rand van zijn noordwestelij- Noord-Brabant en in Lirnburg. wood) constante verschillen te zien zijn vooral bij de ke verspreidingsgebied. De rups zou in vrouwtjes, maar het meest in het oog sprin- Nederland op de volgende voedselplanten LI : Geulle. l.xi.1999. MMJ Cuqocolum blarzdella (Douglas) [86, 961 gende verschil ligt in de vorm van de verstevi- kunnen worden aangetroffen: luzerne (Medi- LI Posterholt. vil 1999. 111 aantal. MS en AS gingslijsten van het eerste tergiet van het ach- cago sativn L.), hopklaver (M. lupulina L.), Deze soort was tot nu toe alleen bekend van de terlijf. Bij H. lutatella is het eerste tergiet min ruige rupsklaver (M. polymorpha L.), witte kust, waar ze soms algemeen kan voorkomen, In de laatste twee weken van juli werd een of meer driehoekig (fig. 8), bij H. rufescerzs is klaver (Trifolium repens L.) en de zeer zeldza- en van een enkele vindplaats iets verder het binnenland in (Jansen, 1999). Nu een vondst honderdtal exemplaren van Canocolz~rrzblan- vondsten desondanks toch wel correct zullen me paardenhoefklaver (Hippoerepis comosu in het zuiden van Limburg. Overigens is Scro- della waargenoinen. rustend tegen de stam- zijn. zijn wij minder optimistisch. De soort is L.) (Huemer & Karsholt, 1999). bipalpa costella in andere landen ook in hct men van populier (Populiis sp.) met een on- in het verleden door Hubner beschreven als binnenland aangetroffen. De voedselplant dergroei van grote muur (Stellaria holosteu Tinea forn~osella en was later bekend als Aroga velocella (Zeller) hoeft daarvoor geen belemmering te zijn want L.). Na de recente vondst van deze soort te Rhinosia formosella of Ceratophora forma- de rups leeft op bitterzoet (Solanz~nidzilcar~za- Losser (OV) en de kweek vati een viertal sella. De naam Tinea fornzosella was door GR Stadskanaal. 3-4.~111.1999.GW. ra L.), waarbij grote blaasmijnen worden ge- exemplaren te Cottessen (LB) (Huisman & Denis & Schiffermuller echter al gegeven aan maakt in de bladeren. Nieuw voor Limburg. Koster. 1999) nu een oinvangrijke vondst in de soort die nu Epicallima fonnosella (Oeco- Deze soort is door het hele land algemeen en Midden-Limburg. phoridae) heet (vroeger Borkhausenia tor- wordt hoofdzakelijk op de zandgronden ge- mosella of Lampros formosella) en is"dus vonden (Kuchlein. 1993). De rups leeft in ju- Scrobipalpa obsoletella (Fischer von Rösler- ongeldig omdat het een homoniem is. Wij ver- ni-juli en weer in september in zelfgesponnen stamm) Helcystogrnmmn lzitatella (Herrich-Schaffer) moeden dat in het verleden naamsver;warring (fig. 8) tunnels aan de basis van de stengel van scha- FR Hemrik. 5 %I 1997 JS kan zijn opgetreden tussen beide Jcormosel- penzuring (Rumex acetosella L.). Nieuw voor Deze soort heeft zijn hoofdverspreiding in het GE: Twello. 10. 24.viii.1957. 9-11.viii.1996. 4 exx.. .W. la's',die bovendien beide oranjebruin gete- Groningen. Deltagebied, Inaar wordt ook verder langs de - ZE: Haarnstede. 23.vii. 1997, KH. - LI: Posterholt. 4, kende voorvleugels hebben. We worden hier- 17.viii. 1995, Meinweg. 17.viii.1995. AS. kust regelmatig waargenomen. Ook is een in gesterkt doordat bij nader onderzoek in de Scrobipalpa acuminutella (Sircom) [82, 971 aantal vindplaatsen bekend uit het binnenland. Helcystogrc-irnrna lutatella is in ons land zeld- collectie Bentinck (RMNH) het recentste maar nog geen enkele in het noorden en zaam en wordt nog het meest in de duinen aan- exemplaar van Meerssen (Zuid-Limburg)? 29 GR: Stadskanaal. l .viii. 1999. GW. noordoosten (Jansen, 1999). De rups mineert getroffen. De soort wordt nogal eens verward juli 1960 (Bentinck, 1961) teruggevonden Na de eerste vermelding voor Drenthe in de op melde (Atrip1e.x sp.) en ganzenvoet (Che- met de veel algemenere Helcystograr~zrnarzif- werd onder Epicallinza forrnosella. Bentinck jaarlijst over 199711998 (Huisman & Koster, rzopodiunz sp.). Nieuw voor Friesland. escens (Haworth). In een recente publicatie publiceerde deze als Rhinosia fornzosella! Het 2000) nu ook een vangst uit de provincie (Heckford & Sterling, 1999) worden de vol- door Schuyt in Oostvoorne gevangen exem- Groningen. Nieuw voor Groningen. gende uiterlijke verschillen gegeven: plaar (Snellen, 1909) kon helaas niet in de Scrobil~alpa. . ocellatella (Boyd) Amsterdamse collectie (waar de collectie Scrobipalpa artenzisiella Treitschske [93] Het voorkomen van Scrohipalpa ocellatella in - Voorvleugel okerkleurig, of de aderen van Schuyt staat) gevonden worden (R. de Vos, in ons land werd gemeld door Jansen (1999). Op de voorvleugel okerkleurig met daartussen litteris). Deze en het 19" eeuwse Zuid-Lim- ZH: Katwijk, 18.vi.1987, AS; Katwijk. 2 km N: Coepel- 24.iii. 1998 werd door hem een nips gevonden bruine schubben; buitenzijde van de labiale burgse exemplaar van Maurissen (Maurissen, duinen. 26.vi.1990, 1 9,met het net gevangen in de sche- mering in een duinvallei. EvN. op strandbiet (Beta i>ulgarissubsp. rnaritirnn palpen met bruine schubben: achtervleu- 1882; De Graaf & Snellen, 188l) kunnen zeer (L.) Arcang.) in Het Zwin (ZE). gels bij het vrouwtje witachtig ...... goed vergissingen betreffen, maar nader be- Scrobipalpa artemisiella was vroeger een al- ...... H. rufescens wijs ontbreekt. De beschrijving van Snellen gemene soort, overal waar de voedselplant - Voorvleugel grijsbruin of bruin, zonder (1882) is weliswaar correct, zoals ook Kuch- grote tijm (Thymus pulegioides L.) werd ge- Scrobipalpa proclivella (Fuchs) [86, 93, 9-51 okerkleurige aderen; labiale palpen wit aan lein (1993) stelt, maar het is niet gezegd dat hij vonden. Door allerlei omstandigheden, zoals LI: Kerkrade, I 1 .v. 1982; Heerlen, Zevensprong, de boven- en onderzijde zonder bruine het exemplaar van Maurissen gezien heeft: hij de verandering in het binnenland van open 21.v.1991. AS. schubben; achtervleugels bij het vrouwtje kan deze beschrijving even goed op de buiten- heidelandschappen naar bos en in de duinen Na de vondst van het exemplaar van Eygels- licht tot donkergrijs ...... H. lutatella landse exemplaren uit zijn collectie gebaseerd door bebouwing en toenemende recreatie, is hoven in de collectie Schreurs door M.G. M. hebben (nu nog 4 exx. in RMNH). De Lim- de soort nagenoeg uit ons land verdwenen Jansen (Huisman & Koster, 1995) werd in de- De ervaring leert dat het bij afgevlogen exem- burgse vondst van Maurissen is echter. gezien (Jansen, 1999). Recentelijk is de soort terug- zelfde collectie nog een tweetal dieren ont- plaren niet altijd even eenvoudig is om de die- de huidige vondsten, zeker mogelijk. gevonden te Egmond aan Zee (NH) en nu dus dekt. Behoudens het ene oude exemplaar uit ren op deze kenmerken te determineren. Mirificarrna eburnella is in Europa wijd in de duinen tussen Katwijk en Noordwijk de collectie Bentinck dat in Maarssen Determinatie met behulp van de genitaliën is verspreid en komt in bijna alle landen voor ten (ZH). (Utrecht) is gevangen. wordt Scrobipalpa pro- ook niet eenvoudig in verband met de grote oosten en zuiden van ons land (Karsholt & i clivella alleen aangetroffen in het oosten van gelijkenis tussen beide soorten. Heckford & Razowski, 1996). Waarschijnlijk zit M. ebur- Scrobipalpa costella (Humphreys & West- Sterling (1999) vermelden dat er kleine, doch nella hier aan de rand van zijn noordwestelij- Noord-Brabant en in Lirnburg. wood) constante verschillen te zien zijn vooral bij de ke verspreidingsgebied. De rups zou in vrouwtjes, maar het meest in het oog sprin- Nederland op de volgende voedselplanten LI : Geulle. l.xi.1999. MMJ Cuqocolum blarzdella (Douglas) [86, 961 gende verschil ligt in de vorm van de verstevi- kunnen worden aangetroffen: luzerne (Medi- LI Posterholt. vil 1999. 111 aantal. MS en AS gingslijsten van het eerste tergiet van het ach- cago sativn L.), hopklaver (M. lupulina L.), Deze soort was tot nu toe alleen bekend van de terlijf. Bij H. lutatella is het eerste tergiet min ruige rupsklaver (M. polymorpha L.), witte kust, waar ze soms algemeen kan voorkomen, In de laatste twee weken van juli werd een of meer driehoekig (fig. 8), bij H. rufescerzs is klaver (Trifolium repens L.) en de zeer zeldza- en van een enkele vindplaats iets verder het Agapete Izanznn~~(Linnaeus) Cochylidia richteriarzn (Fischer von Röslerstarnm) - Nieuw voor de fauna GR: Stadskanaal. 7.vii.1999. GW. - OV: Hasselt, Stads- gaten. l.vii.1993. 9.viii.1996, KH. (fig. 10-14) LI: Schinneti. 16.~ii.1998.I E ; Schin\rcld. 22.viii. 1999. In de meeste delen van ons land een gewone 19. AS. vlinder. in de noordoostelijke provincies ech- ter opvallend weinig gevangen, in Drenthe Schreurs sleepte beide exemplaren uit een ve- zelfs helemaal niet. Aan de voedselplanten, getatie die voornamelijk bestond uit canadese distels (Carduus- en Cirsium-soorten). kan dat fijnstraal (Cony~acarladensis (L.) Cronq.), ca- niet liggen. nadese guldenroede (Solid~igocunndetzLsi,s L.) en grote kaardebol (Dipsacus f~dlorzut71L.). De soort is onder andere bekend van hei noorden Eupoecilia a7zgustnnu (Hiibner) en oosten van Duitsland. Verder wordt ze GR Stadskaliaal 4 v111 1999, GW voornamelijk gevonden in Midden- en Noord- Elders in het land gewoon, soms heel gewoon. Europa (Razowski, 1970; Karsholt & Razow- Nieuw voor Groningen. ski, 1996). De voorvleugels van de in Neder- land gevangen vlinders zijn bleek- tot Fig. S, 9. Eerste tergiet van Helcjstojira~~~mnsoorten, beide van liet Zwaneilwater. 8. H. iutcitella. prep. JCK2633: 9. H. roomkleurig geel, er loopt een grauwbruine Aethes i-utilnna (Hubner) [82, 851 urfescens, prep. JCK2632. Foto's E. J. van Nieukerkcn. band door het midden en het zoomgebied IS FR: Appelscha, 9.ui.1999. uitgekweekt uit spinsels op je- verdonkerd (fig. 10. 11). De vlinder lijkt het de vorm halfrond (fig. 9). Dit is vrij eenvoudig H. lutatella bekend van een vijftal plaatsen uit never-besstruiken (.i~Llf;[~er~.~comwzunis L.). H. en A. meest op Fnlseuncarin ruficiliann (Haworth), Hunnemann. bij opgezette exemplaren te controleren door de Noord- en Zuid-Hollandse duinen en van maar bij die soort is de middenhand vaak wat de rand van het eerste tergiet te ontschubben. Terschelling, maar ook van een drietal plaat- In de omgeving van Appelscha viel een tiental breder. terwijl de grondkleur bleker is. De Ook worden in hetzelfde artikel de fraaie rup- sen uit het binnenland (Kuchlein. 1993). jeneverbesstruiken op die met veel spinsels vlinder is zeer variabel en de grondkleur kan sen van de beide soorten afgebeeld. Ze zijn Nieuw voor Zeeland. waren bedekt. Diverse spinsels werden mee- variëren van bleek roomkleurig tot bruinach- zwart met witte strepen en banden op kop en genomen en in een ervan zat een popje, dat tig okerkleurig. Ook de middenhand kan van borstschild. met schuine witte laterale strepen later de vlinder leverde. De soort is beperkt okerkleurig naar bruin tot bijna zwartachtig Tlziotricha subocellea (Stephens) [86; SS] op de laatste acht segmenten en een dorsale tot het midden, oosten en zuiden van ons verdonkerd zijn. Ook de mannelijke en vrou- witte lengtestreep. Tevens worden de kleine NH: Texel, Korvèrskooi, S.viii.1998. lichtval, E. van de land, daar waar jeneverbes groeit (Kuchlein. welijke genitaliën (fig. 12-14) zijn nogal va- verschillen tussen de rupsen van de beide Spek. -ZE: Haamstede. 1. S.viii.1996. op licht, KH. 1993). De rups maakt een spinsel rond een riabel (Razowski. 1970). soorten besproken. Tlziotriclza subocellea is een zeer lokale soort scheut en vreet van de bladeren. In dit spinsel Van de rups wordt vermeld dat ze van de herfst Heckford & Sterling (1999) vermelden krop- die tot dusver alleen in het kustgebied en in vindt de overwintering als mps en de verpop- tot het voorjaar leeft in de wortels en de wortel- aar (Dac~lu~glomerata L.) en boskortsteel Zuid-Limburg is aangetroffen (Kuchlein. ping plaats (Bradley et al., 1973). Nieuw voor hals van wilde averuit (Arteinisia calnpestris (Braclz~~podiums~~li~aticurn (Huds.) P. Beauv.) 1993. Van Nieukerken et al, 1993; Huisman & Friesland. L.). De vlinder vliegt in twee generaties in april als voedselplanten voor de rups van Helcysto- Koster, 1994). De nips leeft op de zaadhoofd- en mei en weer in juni en juli. Of de levens- gramma lutatella. Voor H. rufescerzs wordt, jes van wilde marjolein (Orignnum vulgare wijze van de rups van de tweede generatie Aetlzes rubignna (Treitschke) behalve kropaar, ook duinriet (Calamagrostis L.) en watermunt (Menthn aquntica L.). verschilt van die van de eerste wordt in de lite- epigejos (L.) Roth) opgegeven. Koster heeft FR: Hemrik. 1 l .vii. 1999, op licht. ratuur niet vermeld (Hannemann. 1964; echter in hei Zwanenwater te Callantsoog van In grote delen ons land is dit een vrij alge- Razowski. 1970). Wilde averuit is een zeldza- Tortricidae duinriet een mps van H. lutatella gesleept en meen voorkomende soort- maar in het noorden me plant in Zuid-Limburg en wordt slechts uit uitgekweekt. Phnlorzidia r~zanniarza(Fischer von Rösler- is zij nog maar weinig waargenomen. De rups twee 5 X 5 km hokken vermeld. In één van deze In Nederland is, net als in Groot-Brittannië, stamm) leeft in de stengels en wortels van grote klit 5 x 5 km hokken is het exemplaar uit Schinveld He1c~stogra77zma'ufescerzs een gewone 'Oort (Arctiunz l~zppuL.): moesdistel (Cirsiunz ole- verzameld (Schreurs, mondelinge mededeling). FR: Ameland, 9.1fj,vii,1997, JL. - OV: Hasseit. Stads. die door het gehele land wordt ge- gaten. 2S.vi.1994. 4 exx.: Rouvecn. 26.vii.1995: dc Wic- rnceunz (L.) Scop.) en speerdistel (C. vulgare vonden. lutatella daarente- den. i i .vi. 1996: Weeri-ibben. vii. 1999, alles m. (Savi) Ten.) (Hannemann. 1964; Bradley et Cnephasin genitalarzn Pierce & Metcalfe [88, gen is in Engeland slechts bekend van een al.. 1973). drietal plaatsen aan de zuidkust van Engeland, Op de Waddeneilanden alleen van Terschel- 961 waar de soort uitsluitend op klippen; zeer dicht ling bekend. In de kop van Overijssel wordt de ZE: Kortgene, 30.vii. 1998, 2 exx.. JV. bij de zee, wordt aangetroffen. In Nederland is soort zeer geregeld gevonden. Wederom een tweetal exemplaren van deze Agapete Izanznn~~(Linnaeus) Cochylidia richteriarzn (Fischer von Röslerstarnm) - Nieuw voor de fauna GR: Stadskanaal. 7.vii.1999. GW. - OV: Hasselt, Stads- gaten. l.vii.1993. 9.viii.1996, KH. (fig. 10-14) LI: Schinneti. 16.~ii.1998.I E ; Schin\rcld. 22.viii. 1999. In de meeste delen van ons land een gewone 19. AS. vlinder. in de noordoostelijke provincies ech- ter opvallend weinig gevangen, in Drenthe Schreurs sleepte beide exemplaren uit een ve- zelfs helemaal niet. Aan de voedselplanten, getatie die voornamelijk bestond uit canadese distels (Carduus- en Cirsium-soorten). kan dat fijnstraal (Cony~acarladensis (L.) Cronq.), ca- niet liggen. nadese guldenroede (Solid~igocunndetzLsi,s L.) en grote kaardebol (Dipsacus f~dlorzut71L.). De soort is onder andere bekend van hei noorden Eupoecilia a7zgustnnu (Hiibner) en oosten van Duitsland. Verder wordt ze GR Stadskaliaal 4 v111 1999, GW voornamelijk gevonden in Midden- en Noord- Elders in het land gewoon, soms heel gewoon. Europa (Razowski, 1970; Karsholt & Razow- Nieuw voor Groningen. ski, 1996). De voorvleugels van de in Neder- land gevangen vlinders zijn bleek- tot Fig. S, 9. Eerste tergiet van Helcjstojira~~~mnsoorten, beide van liet Zwaneilwater. 8. H. iutcitella. prep. JCK2633: 9. H. roomkleurig geel, er loopt een grauwbruine Aethes i-utilnna (Hubner) [82, 851 urfescens, prep. JCK2632. Foto's E. J. van Nieukerkcn. band door het midden en het zoomgebied IS FR: Appelscha, 9.ui.1999. uitgekweekt uit spinsels op je- verdonkerd (fig. 10. 11). De vlinder lijkt het de vorm halfrond (fig. 9). Dit is vrij eenvoudig H. lutatella bekend van een vijftal plaatsen uit never-besstruiken (.i~Llf;[~er~.~comwzunis L.). H. en A. meest op Fnlseuncarin ruficiliann (Haworth), Hunnemann. bij opgezette exemplaren te controleren door de Noord- en Zuid-Hollandse duinen en van maar bij die soort is de middenhand vaak wat de rand van het eerste tergiet te ontschubben. Terschelling, maar ook van een drietal plaat- In de omgeving van Appelscha viel een tiental breder. terwijl de grondkleur bleker is. De Ook worden in hetzelfde artikel de fraaie rup- sen uit het binnenland (Kuchlein. 1993). jeneverbesstruiken op die met veel spinsels vlinder is zeer variabel en de grondkleur kan sen van de beide soorten afgebeeld. Ze zijn Nieuw voor Zeeland. waren bedekt. Diverse spinsels werden mee- variëren van bleek roomkleurig tot bruinach- zwart met witte strepen en banden op kop en genomen en in een ervan zat een popje, dat tig okerkleurig. Ook de middenhand kan van borstschild. met schuine witte laterale strepen later de vlinder leverde. De soort is beperkt okerkleurig naar bruin tot bijna zwartachtig Tlziotricha subocellea (Stephens) [86; SS] op de laatste acht segmenten en een dorsale tot het midden, oosten en zuiden van ons verdonkerd zijn. Ook de mannelijke en vrou- witte lengtestreep. Tevens worden de kleine NH: Texel, Korvèrskooi, S.viii.1998. lichtval, E. van de land, daar waar jeneverbes groeit (Kuchlein. welijke genitaliën (fig. 12-14) zijn nogal va- verschillen tussen de rupsen van de beide Spek. -ZE: Haamstede. 1. S.viii.1996. op licht, KH. 1993). De rups maakt een spinsel rond een riabel (Razowski. 1970). soorten besproken. Tlziotriclza subocellea is een zeer lokale soort scheut en vreet van de bladeren. In dit spinsel Van de rups wordt vermeld dat ze van de herfst Heckford & Sterling (1999) vermelden krop- die tot dusver alleen in het kustgebied en in vindt de overwintering als mps en de verpop- tot het voorjaar leeft in de wortels en de wortel- aar (Dac~lu~glomerata L.) en boskortsteel Zuid-Limburg is aangetroffen (Kuchlein. ping plaats (Bradley et al., 1973). Nieuw voor hals van wilde averuit (Arteinisia calnpestris (Braclz~~podiums~~li~aticurn (Huds.) P. Beauv.) 1993. Van Nieukerken et al, 1993; Huisman & Friesland. L.). De vlinder vliegt in twee generaties in april als voedselplanten voor de rups van Helcysto- Koster, 1994). De nips leeft op de zaadhoofd- en mei en weer in juni en juli. Of de levens- gramma lutatella. Voor H. rufescerzs wordt, jes van wilde marjolein (Orignnum vulgare wijze van de rups van de tweede generatie Aetlzes rubignna (Treitschke) behalve kropaar, ook duinriet (Calamagrostis L.) en watermunt (Menthn aquntica L.). verschilt van die van de eerste wordt in de lite- epigejos (L.) Roth) opgegeven. Koster heeft FR: Hemrik. 1 l .vii. 1999, op licht. ratuur niet vermeld (Hannemann. 1964; echter in hei Zwanenwater te Callantsoog van In grote delen ons land is dit een vrij alge- Razowski. 1970). Wilde averuit is een zeldza- Tortricidae duinriet een mps van H. lutatella gesleept en meen voorkomende soort- maar in het noorden me plant in Zuid-Limburg en wordt slechts uit uitgekweekt. Phnlorzidia r~zanniarza(Fischer von Rösler- is zij nog maar weinig waargenomen. De rups twee 5 X 5 km hokken vermeld. In één van deze In Nederland is, net als in Groot-Brittannië, stamm) leeft in de stengels en wortels van grote klit 5 x 5 km hokken is het exemplaar uit Schinveld He1c~stogra77zma'ufescerzs een gewone 'Oort (Arctiunz l~zppuL.): moesdistel (Cirsiunz ole- verzameld (Schreurs, mondelinge mededeling). FR: Ameland, 9.1fj,vii,1997, JL. - OV: Hasseit. Stads. die door het gehele land wordt ge- gaten. 2S.vi.1994. 4 exx.: Rouvecn. 26.vii.1995: dc Wic- rnceunz (L.) Scop.) en speerdistel (C. vulgare vonden. Helcystogramma lutatella daarente- den. i i .vi. 1996: Weeri-ibben. vii. 1999, alles m. (Savi) Ten.) (Hannemann. 1964; Bradley et Cnephasin genitalarzn Pierce & Metcalfe [88, gen is in Engeland slechts bekend van een al.. 1973). drietal plaatsen aan de zuidkust van Engeland, Op de Waddeneilanden alleen van Terschel- 961 waar de soort uitsluitend op klippen; zeer dicht ling bekend. In de kop van Overijssel wordt de ZE: Kortgene, 30.vii. 1998, 2 exx.. JV. bij de zee, wordt aangetroffen. In Nederland is soort zeer geregeld gevonden. Wederom een tweetal exemplaren van deze zeldzame Cnephasia-soort te Kortgene. De vlogen en ving ze zeker 20 exemplaren. De rest eerste vangst uit die plaats stamt van 1996 van de week vingen we rond het hele museum (Huisman & Koster, 1999). bij open ramen vlindertjes. soms kwamen ze af op een tissue die alleen maar in contact was ge- weest met de (gesloten) ferornooncapsules! In Capua vulgana (Frölich) totaal vingen we zo'n 45 exemplaren in GR: Terborg, 14.v. 1994. 3 exx.. DT: Zuidbroek. 3 1 .v, 5- Amsterdam. Om dit ook in Zaandam te probe- 6.vi. 1996. 28.v. 1 999. DT: Sellingen. 24.vi. 1996. DT: ren nam ik de (lege) plastic zak, waar de cap- Stadskanaal. 16.vi.1999. GW. sules in hadden gezeten, mee naar huis. Het Capua i~ulganais een gewone soort vaQ de resultaat was verbluffend. Op zaterdag 25 sep- zandgronden en de duinen, de naam sugge- tember, wederom een zonnige dag (een voor- reert het al. De rups leeft op verschillende waarde voor succes), zag ik 's morgens in het voedcelplanten zoals haagbeuk (Curpiacis be- centrum van Zaandam reeds vijf vlindertjes tulus L.), els (Alnus sp.), lijsterbes (Sorbu~ zonder dat ik het feromoon bij me had. Ik ging sp.), bosbes (Vacci~ziumsp.), braam (Rubus naar deze plek terug met de plastic zak in de sp.) en eik (Quercu~ sp.) (Bradley et al.. l

sen zich concentreren op de Veluwe, rond Epiblema cnicicolana (Zeller) [88] Nijmegen en in Zuid-Limburg' In Brabant was ZE: Kortgene, 24.vi.1998, 3 exx. gesleept van heelblaad- de vlinder uit twee uurhokken bekend. jes (Puliearia dysenterica (L.)Bemh.), N.

Weliswaar is de vlinder al van deze vindplaats Epinotia fraternana (Haworth) [85] bekend, maar omdat er nog- maar één vindplaats OV: Ommen, Wolfskuil, 30.v.1997, DT; Ommen, en één dier uit Nederland bekend waren, is er al- 30.v.1997, 2 exx., DT; Denekamp, landgoed Singraven, 1, reden om am nieuwe gegevens aandacht Harseveld, 11.v.1998, 12 exx. geklopt uit sparren (Picea sp.), JCK. te besteden. De eerste vangst was- in 1991 op licht (Huisman & Koster, 1994). Hoewel Van De meeste vindplaatsen van deze soort liggen Vuure op deze soort is blijven letten heeft een op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. nieuwe waarneming zeven jaar op zich laten Verder nog een paar verspreide vondsten in wachten. Een gelukkige omstandigheid is dat nu het westen, zuiden en noorden van ons land de dieren gesleept zijn van heelblaadjes, de (Kuchlein, 1993). Op het landgoed Singraven voedselplant van de rups. Elders in Zeeland en was de soort algemeen rond de lage tak- op de kop van Goeree is ook nogal eens gesleept ken van sparrenbomen. De rups leeft van au- op heelblaadjes, zonder dat Epiblema cnicicola- gustus tot oktober eerst als mineerder en later na gevonden werd. Een heel voorlopige conclu- tussen samengesponnen naalden van spar en sie uit een en ander zou kunnen zijn dat de soort zilverspar (Abies sp.), zelden op grove den in ons land weliswaar heel zeldzaam, maar toch (Pinus sylvestris L.) (Bentinck & Diakonoff, inheems is. Voor uitvoeriger gegevens over de- 1968; Bradley et al., 1979). Nieuw voor Over- terminatie, biologie en faunistiek zij verwezen ijssel. naar bovengenoemde publicatie. Cydia ainplniza (Hubner) (96, 971 (fig. 15) NH: Zaandam. 19.vii-4.viii.1999. 4 exx. op licht. RV: Bergen aan Zee, 4.viii. 1999. 70 cxx. op liet laken. RV. - ZE: Haanistede, 13.viii. 1999. op licht. KH.

Het was al bekend dat deze soort de laatste ja- ren in de duinen benoorden Egmond en in Ouddorp geregeld te vinden is (Huisman & Koster, 2000). Ook in 1999 was hij weer pre- sent. In dat jaar werd voor de eerste keer een enkel exemplaar in Haamstede gevangen in een klein eikenbos aan de rand van de duinen. O~ndatop dezelfde plaats in de voorgaande ja- ren in dezelfde maanden af en toe een lichtval heeft gestaan is het aannemelijk dat dit een kleine recente uitbreiding van het areaal bete- kent. De exemplaren in Zaandam zijn vesmoe- delijk zwervers uit de duinen omdat de soort in dezelfde periode in Bergen aan Zee massaal op het laken kwam, haast nog algemener dan Fig. 15. Verspreiding van Cvdin arn~~ln?m. Tortrix viridana Linnaeus (De Vos, in litteris). Nieuw voor Zeeland. vindplaats in de vier noordelijke provincies. drie in het westen. Rups in de katjes van de Pai7zinene nurana (Fabricius) berk.

DR: Uffelte. 13.vii.1993, KH. - OV: Zwolle. 3.vii.1992. KH. -NH: Deli Helder, l7.vii. 1997. K. Kaag. Panzinene regiana (Zeller) [85] Boven de liin IJmuiden-Denekam~. nor niet eerder ìyieuw voor ~~~~th~,ZH: Katwijk aan Zee, Coepelduinen (88-470), 2.ix.1999. rupsen in vruchteii van gewone esdoorii (Acer pseudopla- tanus L.). 1d. e. I. 17.iv.2000. EvN en TJ. Punzirzerze inquilina T.Fletcher [82] Deze soort werd gelijk met Painnzene nurita Fig. 12- 14. Cochylidia richteria~za.genitalia. 12. 13 mannelijke geiiitalia (13 aedeagus). prep. JCKS I 18; 14: vrouwelij Syn: Painrnene gigaiatenna ke genitalia. Schinveld. 22.viii.1999, prep. JCKS125. Tekeningen J.C. Koster. -gevonden, zie onder. Pammene regiaiza lijkt ZH: Oostvooriie, 3.u.1981. geklopt uit eik. KH. - ZE: Uit te breiden. maar wordt maai- zelden Kainperland. 15.iii.1998; Wissenkerke. 19.iii.1998. JV. Epiblei7za graphana (Treitschke) [82. 85, 941 Cydia teiiebrosana (Duponchel) [97] Het hoofdvlieggebied van deze soort ligt meer midden in het land; in het noorden ontbreekt GE: Drempt. 18.vi. 1994. CN. OV: Oolmarsum. 22 vi.1994. KH. - GE: Wezep, Razowski 84. 861 13.vi.1999. KH. - ZE: Kortgene. 15-17.vi. 1998. 6 exx.. de vlinder tot nu toe geheel,- uit het zuidwesten Benoorden de grote rivieren alleen bekend uit JV. was maar één waarneming bekend. De FR: Bcctsterzwaag. 24.vii.1999. G. Tuinstra. - GE: Drenthe. Nieuw voor Gelderland. leeft in Andriccrs- en Biorhiza-gallen op eik Drenipt, 20.viii.1996. CN. - ZH: Katwijk aan Zee. Coe- De vlinder is verspreid over ons land, maar in pelduiiien 188-470). 2.ix.1999, nipsen in vruchten van ge- de meeste provincies zijn er maar enkele vind- (Bradley et al., 1979). wone esdoorn (Acer pseudo~~lutar~iisL.), 213. 3 Q e.1.. 2- plaatsen, in het noorden nog minder. Uit het 4.v.2000. EvN en TJ: Ouddorp. 18.viii.1996. KH: 29.vii. 4izcylis unguicellu (Linnaeus) zuidwesten alleen van Goeree-Overflakkee Pamnzene obscz~rarza(Stephens) 12.viii.1997, BvA eii KH: 29.iii. 12.viii.1998. KH. -ZE: ZE: Kortgenc. 18.vii.1999. op licht, JV. bekend. De rups leeft voornamelijk in de bot- Gapinge.. 1 l .viii.2000, KH. NH: Jisp, 8.v.1998. H. Burgers. Dit is een redelijk gewone vlinder, die echter tels van hondsroos (Rosa carzina L.) (Emmet, in het zuidwesten tot nu toe volkomen ont- 1988). Nieuw voor Zeeland. Deze bladroller wordt meestal maar in een en- De rupsen van Katwijk werden verzameld, sa- brak. Dat is ook begrijpelijk. want de rups kel exemplaar gevangen en is ook slechts van men met die van Painnzeize regiana (Zeller), leeft op heidesoorten. Nieuw voor Zeeland. een 25tal 5 X 5 km holdten bekend, vooral in toen gezocht werd naar supsen van Ectoedenzia het midden en zuiden van ons land. Maar één decentella (Hesrich-Schaffer), die uiteindelijk Cydia ainplniza (Hubner) (96, 971 (fig. 15) NH: Zaandam. 19.vii-4.viii.1999. 4 exx. op licht. RV: Bergen aan Zee, 4.viii. 1999. 70 cxx. op liet laken. RV. - ZE: Haanistede, 13.viii. 1999. op licht. KH.

Het was al bekend dat deze soort de laatste ja- ren in de duinen benoorden Egmond en in Ouddorp geregeld te vinden is (Huisman & Koster, 2000). Ook in 1999 was hij weer pre- sent. In dat jaar werd voor de eerste keer een enkel exemplaar in Haamstede gevangen in een klein eikenbos aan de rand van de duinen. O~ndatop dezelfde plaats in de voorgaande ja- ren in dezelfde maanden af en toe een lichtval heeft gestaan is het aannemelijk dat dit een kleine recente uitbreiding van het areaal bete- kent. De exemplaren in Zaandam zijn vesmoe- delijk zwervers uit de duinen omdat de soort in dezelfde periode in Bergen aan Zee massaal op het laken kwam, haast nog algemener dan Fig. 15. Verspreiding van Cvdin arn~~ln?m. Tortrix viridana Linnaeus (De Vos, in litteris). Nieuw voor Zeeland. vindplaats in de vier noordelijke provincies. drie in het westen. Rups in de katjes van de Pai7zinene nurana (Fabricius) berk.

DR: Uffelte. 13.vii.1993, KH. - OV: Zwolle. 3.vii.1992. KH. -NH: Deli Helder, l7.vii. 1997. K. Kaag. Panzinene regiana (Zeller) [85] Boven de liin IJmuiden-Denekam~. nor niet eerder ìyieuw voor ~~~~th~,ZH: Katwijk aan Zee, Coepelduinen (88-470), 2.ix.1999. rupsen in vruchteii van gewone esdoorii (Acer pseudopla- tanus L.). 1d. e. I. 17.iv.2000. EvN en TJ. Punzirzerze inquilina T.Fletcher [82] Deze soort werd gelijk met Painnzene nurita Fig. 12- 14. Cochylidia richteria~za.genitalia. 12. 13 mannelijke geiiitalia (13 aedeagus). prep. JCKS I 18; 14: vrouwelij Syn: Painrnene gigaiatenna ke genitalia. Schinveld. 22.viii.1999, prep. JCKS125. Tekeningen J.C. Koster. -gevonden, zie onder. Pammene regiaiza lijkt ZH: Oostvooriie, 3.u.1981. geklopt uit eik. KH. - ZE: Uit te breiden. maar wordt maai- zelden Kainperland. 15.iii.1998; Wissenkerke. 19.iii.1998. JV. Epiblei7za graphana (Treitschke) [82. 85, 941 Cydia teiiebrosana (Duponchel) [97] Het hoofdvlieggebied van deze soort ligt meer midden in het land; in het noorden ontbreekt GE: Drempt. 18.vi. 1994. CN. OV: Oolmarsum. 22 vi.1994. KH. - GE: Wezep, Razowski 84. 861 13.vi.1999. KH. - ZE: Kortgene. 15-17.vi. 1998. 6 exx.. de vlinder tot nu toe geheel,- uit het zuidwesten Benoorden de grote rivieren alleen bekend uit JV. was maar één waarneming bekend. De FR: Bcctsterzwaag. 24.vii.1999. G. Tuinstra. - GE: Drenthe. Nieuw voor Gelderland. leeft in Andriccrs- en Biorhiza-gallen op eik Drenipt, 20.viii.1996. CN. - ZH: Katwijk aan Zee. Coe- De vlinder is verspreid over ons land, maar in pelduiiien 188-470). 2.ix.1999, nipsen in vruchten van ge- de meeste provincies zijn er maar enkele vind- (Bradley et al., 1979). wone esdoorn (Acer pseudo~~lutar~iisL.), 213. 3 Q e.1.. 2- plaatsen, in het noorden nog minder. Uit het 4.v.2000. EvN en TJ: Ouddorp. 18.viii.1996. KH: 29.vii. 4izcylis unguicellu (Linnaeus) zuidwesten alleen van Goeree-Overflakkee Pamnzene obscz~rarza(Stephens) 12.viii.1997, BvA eii KH: 29.iii. 12.viii.1998. KH. -ZE: ZE: Kortgenc. 18.vii.1999. op licht, JV. bekend. De rups leeft voornamelijk in de bot- Gapinge.. 1 l .viii.2000, KH. NH: Jisp, 8.v.1998. H. Burgers. Dit is een redelijk gewone vlinder, die echter tels van hondsroos (Rosa carzina L.) (Emmet, in het zuidwesten tot nu toe volkomen ont- 1988). Nieuw voor Zeeland. Deze bladroller wordt meestal maar in een en- De rupsen van Katwijk werden verzameld, sa- brak. Dat is ook begrijpelijk. want de rups kel exemplaar gevangen en is ook slechts van men met die van Painnzeize regiana (Zeller), leeft op heidesoorten. Nieuw voor Zeeland. een 25tal 5 X 5 km holdten bekend, vooral in toen gezocht werd naar supsen van Ectoedenzia het midden en zuiden van ons land. Maar één decentella (Hesrich-Schaffer), die uiteindelijk den wordt waar veel valse salie groeit. Van der Hellinsia car~~hodactyla(Hubner) niet gevonden werden. De vruchten met rupsen Wolf vond op zijn vaste looproute rond Syn. Euleioptilus carphodactyla zijn duidelijk te herkennen door gelige plekken het vliegveld Eindhoven de rupsen van de en sotns gaatjes in de vruchten. In Nederland ZH: Ouddorp. 20 vii.1998, KH soort op valse salie. De rupsen zaten op het eerst gezien als zeldzaam (Gielis et al.. 1985; einde van de uitlopers van een grote pol valse Deze vlinder wordt vooral gevonden in Zuid- Huisman et al., 1986: Van Nieukerken et al.. salie en veroorzaakten door hun vraat dat de Limburg en de duinstrook van Zuid-Holland. 1993). maar tegenwoordig als tamelijk gewoon toppen van de uitlopers knikten. Dit vraat- Dit is begrijpelijk. want de rups leeft op alant (Kuchlein. 1993) zoals ook de ervaringen in beeld is zeer duidelijk waarneembaar. Het (Inula sp.) en op driedistel (Carlina vulgaris Ouddorp en elders aangeven. De soort wordt exemplaar te Valkenswaard werd gesleept van L.). Uit de zuidwesthoek van ons land nog niet echter maar zelden gekweekt. De uitbreiding !s de bovengenoemde voedselplant die daar bekend. parallel aan veel soorten van gewone esdoorn, veelvuldig voorkomt. Nieuw voor Noord- een boom die niet oorspronkelijk inlands is. De Brabant. vlinder uit Beetsterzwaag kwam af op het fero- Pyralidae moon van de appelwespvlinder, Synanthedon Selagia argyrella (Denis & Schiffennuller) rnyqaeforrnis (Borkhausen). Nieuw voor het Oidaernatoplzorus litlzodac~la(Treitschke) vasteland van Friesland. L881 GE: Groesbeek (190-420). 20.vii.1994, AC. - NB: Val- kenswaard. de Plateaux. 24.vii. 1998. FG. NH: Callantsoog. Zwanenwater. 3.viii.1999. op licht. Strophedra weirarza (Douglas) [96] JCK. - ZH: Ouddorp, 10.viii. 1993, op licht; 2.viii. 1994 op De is gevonden in de zui- licht: 6.vii.1998, _oesleept; 4.vii.1999, 2 exx. gesleept uit FR: Nijeberkoop. rups op beuk (Fagus sylvaricn L.). heelblaadjes (Puliearia dysetlterica (L.)Bernh.), KH. delijke helft van ons land, maar na 1961 niet meer gezien tot Langohr in 1986 en 1987 de 25.x.1998, e.1. 1999. JS. Fig. 16. Verspreiding van Eperi7zerzia chneropfzyllella. Deze fraaie grote vedermot verscheen op het soort weer aantrof op respectievelijk de Deze soort komt voornamelijk voor in de zui- Grote stippen: vondsten na 1990, kleine stippen: 1900- laken dat opgesteld stond in het Zwanenwater Strabrechtse Heide (NB) en te Craiiendonck delijke helft van Nederland met verder nog en- 1990. zeer kleine stippen: voor 1900. bij de werkschuur van Natuurmonumenten. (NB) (Kuchlein, 1993). De rups leeft op kele vindplaatsen in het noordoosten (Kuch- De soort wordt hoofdzakelijk in de zuidelijke struikheide (Calluna vulgaris (L.) Hull). lein, 1993). De rups leeft tussen twee plat op helft van ons land aangetroffen, maar er zijn elkaar gesponnen bladeren van beuk, maar Pterophoridae ook enkele vondsten bekend uit noordelijk wordt ook vermeld van haagbeuk en tamme Trachyceru Inarmorea (Haworth) [85] Agdistis adactyla (Hubner) Noord-Holland (Kuchlein, 1993: Zumkehr, kastanje (Castanea sativa Mill.) (Bradley et 1995). De rups leeft op donderkruid (Inula co- GE: Zelhem, IJzevoorde. 22.vi.1998, JZ; Drempt, al.. 1979). Nieuw voor Friesland. nyzae (Griess.) Meikle), wilgalant (I. salicina 29.vi. 1995; Hoog-Keppel. 13.vi. 1999. ex larvae, CN. Deze vedermot werd nieuw voor ons land ge- L.) en heelblaadjes, waarvan de bloernknop- Voornamelijk verbreid in Zuid-Limburg en meld door Wolschrijn & Kuchlein (2000) op Dichrorampha agilana (Tengström) vandaar uit langs de rivieren naar het noorden grond van één vrouwtje, gevangen in 1999 in pen, stengels en bladeren worden gegeten í82,971 (Gielis, 1996). De beide eerste plantensoorten tot aan Twello, met daarnaast een vlieggebied Twello. DR: Uffelte. SU; Ansen, 7. 14.vi.1992, DT. -GE: Hoog- vallen af als voedselplant voor het Zwanen- in Zeeland. In het algemeen wordt de vlinder Keppel, 21.vi.1998, DT. water. Heelblaadjes komt er wel voor, in niet veel gevangen. Capperia hritanniodactylus (Gregson) [85] hoofdzaak langs de oever van een sloot langs Nieuw voor Drenthe. de weg, niet ver van de vangplaats. In 2000 GE: Rheden, 25.vi.1993. in aantal opgejaagd uit valse sa- Acrobasis sodalella Zeller lie (Teucrium scorodonin L.) aan bosrand, BvA en KH; werd in de eerste week van juni op deze loca- Epermeniidae Montferland, v.1999, veel rupsen op valse salie; Terlet, tie naar de rupsen gezocht. De toppen van de NB: Luyckgestel. 17,20.vi.1999. FG, laatste exemplaar in vi.1999 en 2000, rupsen op valse salie. JW. - NB: Val- planten vertoonden veel vraat en uitwerpselen, collectie AS, det. Asselbergs en Kuchlein. Eperrnenia chaerophyllella (Goeze) [82, 86, kenswaard. De Plateaux, 19.vi.1999, FG, det: C. Gielis. - iets wat werd veroorzaakt door de nog jonge Een zeldzame soort die alleen bekend is van 941 (fig. 16) LI: Vlodrop-station, v.1985, veel rupsen. JW. rupsen van Oidaematophorus litlzodac~la.Ze de Veluwe, Utrechtse Heuvelrug en het Rijk Deze soort is voor het eerst uit Nederland ge- GR: Stedum, 7: 12.vii.1997. 6, 10.vii.1998, 25.iv. 7-14. zaten er bij tientallen. maar door hun schut- van Nijmegen, maar tegenwoordig weinig meld door Langohr & Schreurs (1987). Zij viii. 1999, DT: Zuidbroek. 30.iii, 14.viii.1998. DT. kleur waren ze in eerste instantie niet gemak- meer wordt gezien (Kuchlein, 1993). De nips vonden de vlinders in 1985 op de Brunssum- kelijk te vinden. De kweek is niet gemakke- leeft op eik in een nest met verschillende rup- De databank Tinea bevat een zeer groot aantal merheide, van 20-26 juli. Achteraf is gebleken lijk. Het beste resultaat werd verkregen door sen. In tegenstelling tot de nauwvenvante nieuwe gegevens van deze kennelijk gewone dat Wolschrijn deze vedermot ook in 1985 ge- de rupsen op de levende planten in te binden. Acrobasis consociella Hubner, die een plat soort. We laten de niet Groningse gegevens vonden heeft te Vlodrop-Station, terwijl Van De ervaring in Callantsoog loopt parallel met nest maakt, is het nest van A. sodalella meer weg, en volstaan met een kaartje (fig. 16). Nieukerken al in 1984 een mannetje ving in de bevindingen in Ouddorp. kluwenvorrnig (Hannemann, 1964). Nieuw Nieuw voor Groningen. Santpoort (Kuchlein et al., 1988). De indruk voor Noord-Brabant. van J. Wolschrijn is dat de soort overal gevon- den wordt waar veel valse salie groeit. Van der Hellinsia car~~hodactyla(Hubner) niet gevonden werden. De vruchten met rupsen Wolf vond op zijn vaste looproute rond Syn. Euleioptilus carphodactyla zijn duidelijk te herkennen door gelige plekken het vliegveld Eindhoven de rupsen van de en sotns gaatjes in de vruchten. In Nederland ZH: Ouddorp. 20 vii.1998, KH soort op valse salie. De rupsen zaten op het eerst gezien als zeldzaam (Gielis et al.. 1985; einde van de uitlopers van een grote pol valse Deze vlinder wordt vooral gevonden in Zuid- Huisman et al., 1986: Van Nieukerken et al.. salie en veroorzaakten door hun vraat dat de Limburg en de duinstrook van Zuid-Holland. 1993). maar tegenwoordig als tamelijk gewoon toppen van de uitlopers knikten. Dit vraat- Dit is begrijpelijk. want de rups leeft op alant (Kuchlein. 1993) zoals ook de ervaringen in beeld is zeer duidelijk waarneembaar. Het (Inula sp.) en op driedistel (Carlina vulgaris Ouddorp en elders aangeven. De soort wordt exemplaar te Valkenswaard werd gesleept van L.). Uit de zuidwesthoek van ons land nog niet echter maar zelden gekweekt. De uitbreiding !s de bovengenoemde voedselplant die daar bekend. parallel aan veel soorten van gewone esdoorn, veelvuldig voorkomt. Nieuw voor Noord- een boom die niet oorspronkelijk inlands is. De Brabant. vlinder uit Beetsterzwaag kwam af op het fero- Pyralidae moon van de appelwespvlinder, Synanthedon Selagia argyrella (Denis & Schiffennuller) rnyqaeforrnis (Borkhausen). Nieuw voor het Oidaernatoplzorus litlzodac~la(Treitschke) vasteland van Friesland. L881 GE: Groesbeek (190-420). 20.vii.1994, AC. - NB: Val- kenswaard. de Plateaux. 24.vii. 1998. FG. NH: Callantsoog. Zwanenwater. 3.viii.1999. op licht. Strophedra weirarza (Douglas) [96] JCK. - ZH: Ouddorp, 10.viii. 1993, op licht; 2.viii. 1994 op De is gevonden in de zui- licht: 6.vii.1998, _oesleept; 4.vii.1999, 2 exx. gesleept uit FR: Nijeberkoop. rups op beuk (Fagus sylvaricn L.). heelblaadjes (Puliearia dysetlterica (L.)Bernh.), KH. delijke helft van ons land, maar na 1961 niet meer gezien tot Langohr in 1986 en 1987 de 25.x.1998, e.1. 1999. JS. Fig. 16. Verspreiding van Eperi7zerzia chneropfzyllella. Deze fraaie grote vedermot verscheen op het soort weer aantrof op respectievelijk de Deze soort komt voornamelijk voor in de zui- Grote stippen: vondsten na 1990, kleine stippen: 1900- laken dat opgesteld stond in het Zwanenwater Strabrechtse Heide (NB) en te Craiiendonck delijke helft van Nederland met verder nog en- 1990. zeer kleine stippen: voor 1900. bij de werkschuur van Natuurmonumenten. (NB) (Kuchlein, 1993). De rups leeft op kele vindplaatsen in het noordoosten (Kuch- De soort wordt hoofdzakelijk in de zuidelijke struikheide (Calluna vulgaris (L.) Hull). lein, 1993). De rups leeft tussen twee plat op helft van ons land aangetroffen, maar er zijn elkaar gesponnen bladeren van beuk, maar Pterophoridae ook enkele vondsten bekend uit noordelijk wordt ook vermeld van haagbeuk en tamme Trachyceru Inarmorea (Haworth) [85] Agdistis adactyla (Hubner) Noord-Holland (Kuchlein, 1993: Zumkehr, kastanje (Castanea sativa Mill.) (Bradley et 1995). De rups leeft op donderkruid (Inula co- GE: Zelhem, IJzevoorde. 22.vi.1998, JZ; Drempt, al.. 1979). Nieuw voor Friesland. nyzae (Griess.) Meikle), wilgalant (I. salicina 29.vi. 1995; Hoog-Keppel. 13.vi. 1999. ex larvae, CN. Deze vedermot werd nieuw voor ons land ge- L.) en heelblaadjes, waarvan de bloernknop- Voornamelijk verbreid in Zuid-Limburg en meld door Wolschrijn & Kuchlein (2000) op Dichrorampha agilana (Tengström) vandaar uit langs de rivieren naar het noorden grond van één vrouwtje, gevangen in 1999 in pen, stengels en bladeren worden gegeten í82,971 (Gielis, 1996). De beide eerste plantensoorten tot aan Twello, met daarnaast een vlieggebied Twello. DR: Uffelte. SU; Ansen, 7. 14.vi.1992, DT. -GE: Hoog- vallen af als voedselplant voor het Zwanen- in Zeeland. In het algemeen wordt de vlinder Keppel, 21.vi.1998, DT. water. Heelblaadjes komt er wel voor, in niet veel gevangen. Capperia hritanniodactylus (Gregson) [85] hoofdzaak langs de oever van een sloot langs Nieuw voor Drenthe. de weg, niet ver van de vangplaats. In 2000 GE: Rheden, 25.vi.1993. in aantal opgejaagd uit valse sa- Acrobasis sodalella Zeller lie (Teucrium scorodonin L.) aan bosrand, BvA en KH; werd in de eerste week van juni op deze loca- Epermeniidae Montferland, v.1999, veel rupsen op valse salie; Terlet, tie naar de rupsen gezocht. De toppen van de NB: Luyckgestel. 17,20.vi.1999. FG, laatste exemplaar in vi.1999 en 2000, rupsen op valse salie. JW. - NB: Val- planten vertoonden veel vraat en uitwerpselen, collectie AS, det. Asselbergs en Kuchlein. Eperrnenia chaerophyllella (Goeze) [82, 86, kenswaard. De Plateaux, 19.vi.1999, FG, det: C. Gielis. - iets wat werd veroorzaakt door de nog jonge Een zeldzame soort die alleen bekend is van 941 (fig. 16) LI: Vlodrop-station, v.1985, veel rupsen. JW. rupsen van Oidaematophorus litlzodac~la.Ze de Veluwe, Utrechtse Heuvelrug en het Rijk Deze soort is voor het eerst uit Nederland ge- GR: Stedum, 7: 12.vii.1997. 6, 10.vii.1998, 25.iv. 7-14. zaten er bij tientallen. maar door hun schut- van Nijmegen, maar tegenwoordig weinig meld door Langohr & Schreurs (1987). Zij viii. 1999, DT: Zuidbroek. 30.iii, 14.viii.1998. DT. kleur waren ze in eerste instantie niet gemak- meer wordt gezien (Kuchlein, 1993). De nips vonden de vlinders in 1985 op de Brunssum- kelijk te vinden. De kweek is niet gemakke- leeft op eik in een nest met verschillende rup- De databank Tinea bevat een zeer groot aantal merheide, van 20-26 juli. Achteraf is gebleken lijk. Het beste resultaat werd verkregen door sen. In tegenstelling tot de nauwvenvante nieuwe gegevens van deze kennelijk gewone dat Wolschrijn deze vedermot ook in 1985 ge- de rupsen op de levende planten in te binden. Acrobasis consociella Hubner, die een plat soort. We laten de niet Groningse gegevens vonden heeft te Vlodrop-Station, terwijl Van De ervaring in Callantsoog loopt parallel met nest maakt, is het nest van A. sodalella meer weg, en volstaan met een kaartje (fig. 16). Nieukerken al in 1984 een mannetje ving in de bevindingen in Ouddorp. kluwenvorrnig (Hannemann, 1964). Nieuw Nieuw voor Groningen. Santpoort (Kuchlein et al., 1988). De indruk voor Noord-Brabant. van J. Wolschrijn is dat de soort overal gevon- A~>orizyeloisbistriatella (Hulst) mende soort. Deze vondst vormt een welkome aanvulling van de weinige gegevens uit het GE: Nunspeet. de Vennen, 9.vii.1999. i 9 op licht. KH LI: Groote Peel. 25.vi.1999. 1 9 op licht. KH. westen van ons land.

De soort is in het begin van de 20e eeuw voor Doizacaula nzucronella (Denis 81 Schiffer- het eerst in Europa opgedoken. De eerste vlin- muller) [85] der in Nederland is in 1950 door C. Doets op de Sint-Pietersberg gevangen. Hij is nu uit l9 NH Z'iandilk 6 vil 1999 J Stuurman 5 x 5 km hokken bekend, alle in het oosten van In grote delen van Nederland een gewone ons land. Toch wordt het dier maar weinig soort, maar dit geldt echter niet voor Noord- waargenomen, nog het rneest in of bij hoog- Holland boven het Noordzeekanaal. veengebied (Kuchlein, 1993). De rups leeft volgens Ernmet (1988) in de kogelhautskool- Acentria ephenzerella (Denis & Schiffer- zwam Daldirzia corzcentrica (Bolt: Fr.) Ces. & muller) de Not. (familie Xylariaceae, orde Xylariales), die op dood hout groeit. In Denemarken is de GR: Wagenbosgen. 12.vii.1997. DT; Ee~irurn.De Slikken. vlinder eenmaal in aantal gekweekt uit Daldi- S.vi.1998. DT: Zuidbroek. 14-31.vii, I-6.viii. 1999, 19 cxx.. DT; Stadskanaal. 24.vii.1999. GW. nia loculata (Lév.) Sacc. (door Palm (1986) ten onrechte 'D. tuburosu' genoemd) 10. De soort is bekend uit een groot deel van Karsholt. in litteris). Nederland, maar is beduidend schaarser in het Fig. 17. Verspreiding van Ei'ergestis litilbatn. Grote stip- Fig. J 8. Verspreiding van Udea liltealis. Grote stippen: In Nederland waren tot voor kort twee soorten oosten en noorden (Kuchlein, 1993). De man- pen: vondsten na 1990. kleine stippen: 1900-1990. zeer voiidsteii na 1990. kleine stippen: 1900-1990. Daldinia bekend: de gewone D. concentrzca netjes komen goed op licht, de wijfjes van de kleine stippen: voor 1900. en de zeer zeldzame glanzende houtskool- gevleugelde vosm ook wel. Nieuw voor Gro- zwam Daldirzia iiernicosa (Schwein) Ces. & ningen. Udea lutealis (Hubner) [82, 541 (fig. 18) Het vlindertje is door één van de beheerders de Not. (Nauta & Vellinga, 1995). NH: Den Helder. Linie tussen Middenweg en Sporthal. 9 van de sternkolonie, die voor B. van Aartsen Het genus is echter recent herzien (Ju et al., en 30.vii.1999, fori Disks Admiraal, 30.vii.1999, B. Eilergestis ex ti mali,^ (Scopoli) de malaiseval verzorgen, inet het net uit de ve- 1997; Rogers et al. 1999) en sommige soorten Möhlrnaiin. - ZE: Koltgene. 3.viii. 1993: Poppendamme, l .viii. 1999: Oost-Souburg, 12.viii. 1999. DT. zijn opgesplitst, waardoor niet meer duidelijk GR: Muntendam, I. 1S.vii.1999, S exx., DT: Zuidbroek. is welke soorten bij ons voorkomen. en dus 7-30.vii. 1999. DT: Stadskanaal. 7, 24.vii. 1999. 7 exx.. GW. -FR: Ameland. 12.vii.1997. JL. De vlinder is in hoofdzaak gevonden in de welke soorten het voedsel van A. bistriatella oostelijke helft van ons land, slechts enkele zouden kunnen vormen. Het is bovendien niet In grote delen van ons land algemeen voorko- vondsten zijn bekend uit het kustgebied uitgesloten dat de mps ook op andere zwam- mend, maar in het oosten en noorden veel (Kuchlein, 1993). Nieuw voor Zeeland. men zou kunnen leven. minder gewoon (Kuchlein. 1993). Nieuw voor Groningen. Loxostege sticticalis (Linnaeus) (fig. 19) Vitula biviella (Zeller) [82. 93. 971 Een trekvlinder die nog niet uit de Noordelijke NH Den Helder. Donkere Duinen. 17.~111999, B Mohl- Evergestis linzbata (Linnaeus) [85, 86. 94, 971 (fig. 17) provincies bekend was. De databank Tinea niann. bleek zoveel nieuwe gegevens te bevatten, Vooral een vlinder uit het zuidwestelijk duin- GE: Zelhem. IJzevoorde, 20.vi.1998. 4.vii.1999. JZ: naast degene die bij ons waren binnenge- gebied, hier en daar iets verder het binnenland Hurumelo, Enghuizen, 14.vi.1988; Drempî. 16.vii. 1992. komen, dat wij afzien van een lijst en alleen 2.vii.1994. 13.vii.1997. 27.vi.1998. S.vii.1999: Doesburg. in. Van de meer noordelijke duinen eerder al- wallen, 15.vi. 1999; Laag-Keppel. l6.vii. 1999, CN. een kaart publiceren (fig. 19). Hiermee is leen bekend van Vogelenzang, Bergen en Ter- Loiostege sticticalis nu uit alle Nederlandse schelling (Kuchlein, 1993; Huisman & Kos- Deze meldingen passen geheel in het patroon provincies gemeld, en ook van een tweetal ter, 1996 en 2000). dat zich de laatste tijd ontwikkeld heeft: een Waddeneilanden. Nieuw voor Groningen, soort die vanuit Zuid-Limburg langs de rivie- Friesland en Drenthe. ren opmkt naar het noorden. Cranzbus siliwlla (Hubner) [95] Fig. 19. Verspreiding van Loxostege sticticalis. Grote NH: Zaandam. 31 .vii.1999. 2 exx. op licht. RV. Sitoclzroa verticalis Linnaeus) [93] stippen: vondsien na 1990. kleine stippen: 1900-1990. Crambus silvella blijft een schaars voorko- ZH Honipelvoet, 28 \I 1998 Ph Derks. collectie KH zeer kleine stippen: voor 1900. A~>orizyeloisbistriatella (Hulst) mende soort. Deze vondst vormt een welkome aanvulling van de weinige gegevens uit het GE: Nunspeet. de Vennen, 9.vii.1999. i 9 op licht. KH LI: Groote Peel. 25.vi.1999. 1 9 op licht. KH. westen van ons land.

De soort is in het begin van de 20e eeuw voor Doizacaula nzucronella (Denis 81 Schiffer- het eerst in Europa opgedoken. De eerste vlin- muller) [85] der in Nederland is in 1950 door C. Doets op de Sint-Pietersberg gevangen. Hij is nu uit l9 NH Z'iandilk 6 vil 1999 J Stuurman 5 x 5 km hokken bekend, alle in het oosten van In grote delen van Nederland een gewone ons land. Toch wordt het dier maar weinig soort, maar dit geldt echter niet voor Noord- waargenomen, nog het rneest in of bij hoog- Holland boven het Noordzeekanaal. veengebied (Kuchlein, 1993). De rups leeft volgens Ernmet (1988) in de kogelhautskool- Acentria ephenzerella (Denis & Schiffer- zwam Daldirzia corzcentrica (Bolt: Fr.) Ces. & muller) de Not. (familie Xylariaceae, orde Xylariales), die op dood hout groeit. In Denemarken is de GR: Wagenbosgen. 12.vii.1997. DT; Ee~irurn.De Slikken. vlinder eenmaal in aantal gekweekt uit Daldi- S.vi.1998. DT: Zuidbroek. 14-31.vii, I-6.viii. 1999, 19 cxx.. DT; Stadskanaal. 24.vii.1999. GW. nia loculata (Lév.) Sacc. (door Palm (1986) ten onrechte 'D. tuburosu' genoemd) 10. De soort is bekend uit een groot deel van Karsholt. in litteris). Nederland, maar is beduidend schaarser in het Fig. 17. Verspreiding van Ei'ergestis litilbatn. Grote stip- Fig. J 8. Verspreiding van Udea liltealis. Grote stippen: In Nederland waren tot voor kort twee soorten oosten en noorden (Kuchlein, 1993). De man- pen: vondsten na 1990. kleine stippen: 1900-1990. zeer voiidsteii na 1990. kleine stippen: 1900-1990. Daldinia bekend: de gewone D. concentrzca netjes komen goed op licht, de wijfjes van de kleine stippen: voor 1900. en de zeer zeldzame glanzende houtskool- gevleugelde vosm ook wel. Nieuw voor Gro- zwam Daldirzia iiernicosa (Schwein) Ces. & ningen. Udea lutealis (Hubner) [82, 541 (fig. 18) Het vlindertje is door één van de beheerders de Not. (Nauta & Vellinga, 1995). NH: Den Helder. Linie tussen Middenweg en Sporthal. 9 van de sternkolonie, die voor B. van Aartsen Het genus is echter recent herzien (Ju et al., en 30.vii.1999, fori Disks Admiraal, 30.vii.1999, B. Eilergestis ex ti mali,^ (Scopoli) de malaiseval verzorgen, inet het net uit de ve- 1997; Rogers et al. 1999) en sommige soorten Möhlrnaiin. - ZE: Koltgene. 3.viii. 1993: Poppendamme, l .viii. 1999: Oost-Souburg, 12.viii. 1999. DT. zijn opgesplitst, waardoor niet meer duidelijk GR: Muntendam, I. 1S.vii.1999, S exx., DT: Zuidbroek. is welke soorten bij ons voorkomen. en dus 7-30.vii. 1999. DT: Stadskanaal. 7, 24.vii. 1999. 7 exx.. GW. -FR: Ameland. 12.vii.1997. JL. De vlinder is in hoofdzaak gevonden in de welke soorten het voedsel van A. bistriatella oostelijke helft van ons land, slechts enkele zouden kunnen vormen. Het is bovendien niet In grote delen van ons land algemeen voorko- vondsten zijn bekend uit het kustgebied uitgesloten dat de mps ook op andere zwam- mend, maar in het oosten en noorden veel (Kuchlein, 1993). Nieuw voor Zeeland. men zou kunnen leven. minder gewoon (Kuchlein. 1993). Nieuw voor Groningen. Loxostege sticticalis (Linnaeus) (fig. 19) Vitula biviella (Zeller) [82. 93. 971 Een trekvlinder die nog niet uit de Noordelijke NH Den Helder. Donkere Duinen. 17.~111999, B Mohl- Evergestis linzbata (Linnaeus) [85, 86. 94, 971 (fig. 17) provincies bekend was. De databank Tinea niann. bleek zoveel nieuwe gegevens te bevatten, Vooral een vlinder uit het zuidwestelijk duin- GE: Zelhem. IJzevoorde, 20.vi.1998. 4.vii.1999. JZ: naast degene die bij ons waren binnenge- gebied, hier en daar iets verder het binnenland Hurumelo, Enghuizen, 14.vi.1988; Drempî. 16.vii. 1992. komen, dat wij afzien van een lijst en alleen 2.vii.1994. 13.vii.1997. 27.vi.1998. S.vii.1999: Doesburg. in. Van de meer noordelijke duinen eerder al- wallen, 15.vi. 1999; Laag-Keppel. l6.vii. 1999, CN. een kaart publiceren (fig. 19). Hiermee is leen bekend van Vogelenzang, Bergen en Ter- Loiostege sticticalis nu uit alle Nederlandse schelling (Kuchlein, 1993; Huisman & Kos- Deze meldingen passen geheel in het patroon provincies gemeld, en ook van een tweetal ter, 1996 en 2000). dat zich de laatste tijd ontwikkeld heeft: een Waddeneilanden. Nieuw voor Groningen, soort die vanuit Zuid-Limburg langs de rivie- Friesland en Drenthe. ren opmkt naar het noorden. Cranzbus siliwlla (Hubner) [95] Fig. 19. Verspreiding van Loxostege sticticalis. Grote NH: Zaandam. 31 .vii.1999. 2 exx. op licht. RV. Sitoclzroa verticalis Linnaeus) [93] stippen: vondsien na 1990. kleine stippen: 1900-1990. Crambus silvella blijft een schaars voorko- ZH Honipelvoet, 28 \I 1998 Ph Derks. collectie KH zeer kleine stippen: voor 1900. getatie gesleept. Dit is een interessante waar- Algedonia terrealis (Treitschke) [82, 961 1996. 1 d, KH. Yl~oitoitteutairrorwlla (Hubner). GE: 1997. JL. Cltilo phragi?iitella (Hubner). Fr: Ameland. Drempt, 29.vii.1999. 2 exemplaren op licht. CN: LI: Nes, 12.vii.1997, 3 exemplxeri. JL. Agriphila delielln neming, want het dier is in recente tijd alleen GE: Lienden. 20.vi.1994. MMJ. gevangen in Woensdrecht, waar hij door J. Groote Peel. 26.vi.1999. op licht tijdens de 'Snellen-Ter (Hubner), Fr: Aekingerzand. 22.viii. 1999. tijdens excursie Haar-excursie. RV. Swanzinerdarnia pyrella (Villers). van de vlinderwerkgroep Friesland. JS. Agril~hilrrlatistria Asselbergs sinds 1992 geregeld gezien wordt. Door Huisman & Koster (1999) is uitgebreid GR: Stadskanaal. l .viii.1999. 2 exemplaren. GW. '4terne- (Haworth), Gr: Stadskanaal. 4.viii.1999. GW: Steduni. De soort die in 1858 voor het eerst in ons land ingegaan op de verspreiding van deze zeldza- lia lorquatella (Lienig & Zeller). GR: Onderdendam, 17.viii.1996. DT. Pediasia contamiriella (Hubneri. Fr: gevangen werd. is sindsdien, tot 1928, nog op me soort. Hierbij een nieuwe vindplaats die 8.vii.1999, dood in vensterbank. KH. L~iquetialobella Ameland, Nes, 12.vii.1997. E. een zestal plaatsen waargenomen, verspreid binnen het areaal ligt van de vorige vondsten. (Denis & Schiffermuller). GE: Zelhem, IJzevoorde, 14.vi.1999, JZ. Elachistu pone Stainton, ZH: Lexniond, over zuidwest-Nederland, in Vogelenzang en 5.viii.1999. CG. Erutophyes arizasiella (Herrich- Literatuur in Zuid-Limburg (Kuchlein. 1993). Kuchlein Sclerocona acutelln (Eversmann) Schaffer). GE: Rheden. Stikke Trui. 20.v.1996. A. is van mening dat het hier waarschijnlijk om Alberts; NB: Helenaveen. Mariapeel. 26.vi.1999. R.Vis. Aclss~zD. J. L.. 1996. Yponomeutidae. In: Tlze irloths artd NH: Callantsoog. Z~vaneiiwater, 12.vii. 1999. op licht. Meíalari~pracinnnnlomea (Zeller). LI: Schinveld. 13.viii. h~ittelJliesof Gi.eat Britain aitd Ireland (A.M. Einmet immigranten gaat. In Engeland wordt Sito- ed.) 3: 39-123. Harley Books. Colchester. chroa verticcrlis ook beschouwd als een soort JCK. 1999, AS. Batia lari~hdella(Donovaii). LI: Groote Peel. 25-27.vi.1999. tijdens de 'Sriellen-Ter Haar'-excursie. ALDERS,K. & J.H. DO~WER,1992. Ectoedemia quinquei- die daar op zijn minst door migratie wordt Een exemplaar kwam in het Zwanenwater op RV. Coleophora lir~eolea (Haworth). OV: Hasselt. la, een nieuwe bladmineerder voor Nederland aangevuld (Goater, 1986). licht op 12juli 1999. Deze soort behoort tot de Stadsgaten, 24.vi.1998, KH; GE: Dre~npt.5.viii.1998. (Lepidoptera: Nepticulidae). - Entomologische Be- De vlinder was in zuidelijk Engeland in de zeldzaamheden van de Nederlandse fauna. Ze CN. Coleo~~ltorarelleriella Heineiuann. LI: Groote Peel. richten. Arnsterclani 52: 157-158. ASSELBERGS,J. E. F., 1984. Borkhausenia luridicomella tijd van Beirne (1952) tamelijk gewoon, maar is voor het eerst in ons land gevangen in 1976; 26.vi.1999. tijdens de 'Snellen-Ter Haar'-excursie. JZ. Oegocoizia deauratella (=bacescui)(Hemch-Schäffer). (Hemch-Schaffer), nieuw voor de Nederlandse fauna schijnt ook daar schaarser te worden. De stabi- toen verschenen er een mannetje en een FR: Ameland. Nes. 12 en 30.vii.1997. JL. Biyotrol~hater- (Lepidoptera: Oecophoridae). - Eiitornologisclze Be- liteit van de populatie in Woensdrecht lijkt er vrouwtje in Eerde (OV) op licht (Lempke, rella (Denis & Schiffermuller). GR: Stadskanaal. 3.viii. richten, Anzsterdan~44: 129-130. op te wijzen dat Sitoclzroa verticalis hier op 1977). Vrij kort daarna is de soort ook gevan- 1999, 3 exemplaren. GW. Bryotroplza sirizilis (Stainton). BEIR~.B. P.. 1952. Britiilt Pyralid and Pluiite Mot1z.í: 1- GR: Stadskanaal. 24.vii.1999, GW. B-otr-opha afinis 208. F. Wanie & Co. London, New York. dit moment een standvlinder is. De vraag is nu gen op de Veluwe en op een drietal plaatsen BENTINCK,G. A.. 1940. Zeldzame Nederlandsche Micro- of het dier van de Hompelvoet een migrant is. op de Zuid-Hollandse eilanden. De laatste (Haworth), GR: Stadskanaal, 3.viii.1999. GW. Gelechia senticella (Staudiiiger). GE: Zelhem. IJzevoorde. 10.viii. en Macrolepidoptera. - T{jd.sciir@tvoor Entoniologie Het kan evengoed een zwerver vanuit Woens- waarneming dateert uit 1992 van Heerlen 1999. SZ: NH: Zaandam. 25.vii.1999, in lichtval, RV: ZH: 83: XVIII-XM. drecht zijn. Hemelsbreed is de afstand niet (Kuchlein. 1993). Ook in de ons omringende Lexmond. 3 1.vii. 1999. CG. Clzionodes furiiatella (Dou- BENTINCK,G. A.. 1961. Bijzondere Lepidoptera en een meer dan 45 à 50 km. Het is zelfs denkbaar dat landen is de vlinder zeer lokaal en het aantal glas). FR: Elsloo, Schapedobbe. 9.viii.1997, P. Zeinstra. nieuwe soort voor de Nederlandse fauna. - Eittorno- logische Bericlzten, Atnsterdarn 21: 204-205. er op de Hompelvoet een vaste populatie zit. gevangen exemplaren gering. Van het zuiden Caryocoluni alsinella (Zeller). ZH: Ouddorp, 3.viii en 29.viii.1994: 15.viii.1996, KH. Platyedra subcinerea BENTINCK.G. A. & A. DIAKONOF,',1968. De Nederlandse De biotoop lijkt niet ongeschikt. De rups van en oosten van Europa worden meer vindplaat- (Haworth), ZH: Lexmond, 20.v en 10.vi.1999. CG. bladrollers (Tortricidae). - Moitografieën i'an de S. verticalis leeft op een veelvoud van krui- sen gemeld. Er wordt dan ook gedacht dat de Coclzylis dubitaiia (Hubner). FR: Ameland. Nes. 12.vii - Nederlaridsclze eittomologische Vereerziging 3: 1-20 1. den. In Engeland vliegt de vlinder in weiden soort een immigrant is. De meeste exemplaren 9.viii,1997, JL; Elsloo. excursie Schapedobbe, 9.viii. BLAND.K. P., 1996. Elachistidae. In: Tlze ti~othsarzd but- 1997. LB. Dichelia histrionana (Frölich), GR: Stads- terflies of Great Britain atzd Ireland (A. M. Einmet en open velden. De vindplaats in Woensdrecht worden echter in een moerassige omgeving ed.) 3: 339-410. Harley Books, Cochester. is een oude spoordijk met een stuk weiland, gevangen en zijn ook vaak zeer vers, wat het kanaal, 3.viii.1999, GW. NH: Jisp. 3.viii.1991, H. Bur- gers. Hedya ochrolelicana (Frölich), FR: Ameland. Nes. BRADLEY.J. D., W. G. TREMEWAN& A. SMITH,1973. begraasd door schapen. Er groeit veel distel. vermoeden rechtvaardigt dat de vlinders zich 12.vii.1997. JL. Celypha striana (Denis & Schiffer- British tortricoid inalhs. Tortricidae: Coclzylidae and Tortricidae: Tortricinne: I-viii. 1-251. The Ray Een smalle strook akkerland scheidt dit van de hier hebben ontwikkeld. Over de biologie van muller), FR: Ameland, Nes en Kleine Vaarwater. 6 en -. buitendijk. Op de Hompelvoet is de vlinder Sclerocona aczitellus is niets bekend. Het ach- 12.vii.1997. JL. Pirziphila hifasciana (Haworth), FR: Society, London. BRADLEY,J. D,, W. G. TREMEWAN& A. SMITI-I,1979. gevangen in de overgangszone tussen duin- terlijf van de geprepareerde dieren vervet snel, Ameland, Nes. 12.vii. 1997. JL. Tkiodia citrana (Hubner), FR: Ameland, Nes, 12.vii.1997, JL. Epinotia abbreviaiia Bi-iíislz forlricoid rnoths. Tortricidae: Oletlzreutinae: i- doornstruweel en begraasd grasland. wat er vaak op duidt dat de mps een stengel- (Fabricius). FR: Ameland, Nes. 12.vii.1997, JL. Rhyacio- viii. 1-25 1. The Ray Society, London. of wortelbewoner is. Nieuw voor Noord-Hol- izia huoliana (Denis & Schiffermuller). FR: Ameland, DE CROMBRUGGHE,G.. 1909. Observations Microlépido- land. Nes en Kleine Vaarwater. 12.vii.1997. 2 exemplaren, JL. ptérologiques faites en 1908. - Anttales de la Société Plzlyctaeniu staclzydalis (Germar) Ancylis achatana (Denis & Schiffermuller), FR: entonlologique de Belgiqiie 53: 44-47. Ameland. Nes, 12.vii.1997. JL. Stenoptila pterodachla DOETS:C., 1946. Lepidopterologische mededelingen over OV: De Weembben, l .vii.1999. G.Padding en KH. -GE: 1939-'45. - Enlorizologische Berichten, Amsterdam Hoog-Keppel, 4.vii. 1994, CN. Diaserniopsis rarnburialis (Duponchel) [84] (Linnaeus), GR: Stadskanaal. 27.viii.1999,2 exemplaren. GW. ZH: Hompelvoet. vii.1999. malaiseval. BVA. ZE: 12: 84-91. Deze vlinder wordt vermeld uit heel wat plaat- GE: Wezep, 12.x. 1999. overdag op de hei, langzaam flad- Haamstede. 23.vii.1971. KH. Cnaenzidoplzorz~s rliodo- ELLIS. W.. J. H. DOKNER& J. H. KUCHLEIN.1999,. sen, voornamelijk in het midden en zuidoosten derend van pol naar pol. KH. dactyla (Deiiis & Schiffennuller), ZH: Hompelvoet. vii Ch'mges in rank abundante of Microlepidoptera in The Netherlands. - Entomologische Berichten. Ain- van Nederland: maar blijft een schaarse ver- Migrant. Al vermeld in het trekvlinderverslag 1999, malaiseval. BvA. 0.~1~tilu.scltrysodac~la (Denis & Schiffermuller). GE: Tongeren, 27.vii.1997. KH. sterdariz 59: 129-137. schijning. Uit de drie noordelijke provincies is over 1999 (De Vos, 2000). Vierde vondst in Oxyptilus distans (Zeller), ZH: Hompelvoet, Juli 1999. ELLIS,W.. J. H. KCCHLELN& J. H. DONWER.1999b. Is the maar één vindplaats bekend. De rups leeft op Nederland. malaiseval, BvA. Aphorriia zelleri Joannis, Fr: Ameland, Microlepidoptera fauna of Thc Netherlands shiftiiig moerasandoorn (Stachys palustris L.) en bos- Kleine Vaarwater. 12.vii. 1997, JL. E~trophernpinguis northwards? - Entoiizologi.sche Bericliterz, Amstedanr 59: 161-168. andoorn (S. sylvatica L.), wat de voorkeur (Haworth), Gr: Stadskanaal, 24.vii.1999. GW. OV: Overige vermeldenswaardige vondsten ELSNER.G. P., P. HCEMER& Z. TOKAR,1999. Die Palpen- voor vochtige terreinen verklaart. Hasselt, Stadsgaten. 20.viii. 1993: 3 exemplaren op licht. KH. Witlesia pallida (Curtis). Fr: Ameland. Nes. 12.vii. inotteiz Mittele~tropas(Lepidoptera. Geleckiidaej: I - Sti,cyrzella sal~lzalinella Puplesis. ZH: Ouddorp. 3.viii 208. FraiitiSek Slamka, Bratislava. getatie gesleept. Dit is een interessante waar- Algedonia terrealis (Treitschke) [82, 961 1996. 1 d, KH. Yl~oitoitteutairrorwlla (Hubner). GE: 1997. JL. Cltilo phragi?iitella (Hubner). Fr: Ameland. Drempt, 29.vii.1999. 2 exemplaren op licht. CN: LI: Nes, 12.vii.1997, 3 exemplxeri. JL. Agriphila delielln neming, want het dier is in recente tijd alleen GE: Lienden. 20.vi.1994. MMJ. gevangen in Woensdrecht, waar hij door J. Groote Peel. 26.vi.1999. op licht tijdens de 'Snellen-Ter (Hubner), Fr: Aekingerzand. 22.viii. 1999. tijdens excursie Haar-excursie. RV. Swanzinerdarnia pyrella (Villers). van de vlinderwerkgroep Friesland. JS. Agril~hilrrlatistria Asselbergs sinds 1992 geregeld gezien wordt. Door Huisman & Koster (1999) is uitgebreid GR: Stadskanaal. l .viii.1999. 2 exemplaren. GW. '4terne- (Haworth), Gr: Stadskanaal. 4.viii.1999. GW: Steduni. De soort die in 1858 voor het eerst in ons land ingegaan op de verspreiding van deze zeldza- lia lorquatella (Lienig & Zeller). GR: Onderdendam, 17.viii.1996. DT. Pediasia contamiriella (Hubneri. Fr: gevangen werd. is sindsdien, tot 1928, nog op me soort. Hierbij een nieuwe vindplaats die 8.vii.1999, dood in vensterbank. KH. L~iquetialobella Ameland, Nes, 12.vii.1997. E. een zestal plaatsen waargenomen, verspreid binnen het areaal ligt van de vorige vondsten. (Denis & Schiffermuller). GE: Zelhem, IJzevoorde, 14.vi.1999, JZ. Elachistu pone Stainton, ZH: Lexniond, over zuidwest-Nederland, in Vogelenzang en 5.viii.1999. CG. Erutophyes arizasiella (Herrich- Literatuur in Zuid-Limburg (Kuchlein. 1993). Kuchlein Sclerocona acutelln (Eversmann) Schaffer). GE: Rheden. Stikke Trui. 20.v.1996. A. is van mening dat het hier waarschijnlijk om Alberts; NB: Helenaveen. Mariapeel. 26.vi.1999. R.Vis. Aclss~zD. J. L.. 1996. Yponomeutidae. In: Tlze irloths artd NH: Callantsoog. Z~vaneiiwater, 12.vii. 1999. op licht. Meíalari~pracinnnnlomea (Zeller). LI: Schinveld. 13.viii. h~ittelJliesof Gi.eat Britain aitd Ireland (A.M. Einmet immigranten gaat. In Engeland wordt Sito- ed.) 3: 39-123. Harley Books. Colchester. chroa verticcrlis ook beschouwd als een soort JCK. 1999, AS. Batia lari~hdella(Donovaii). LI: Groote Peel. 25-27.vi.1999. tijdens de 'Sriellen-Ter Haar'-excursie. ALDERS,K. & J.H. DO~WER,1992. Ectoedemia quinquei- die daar op zijn minst door migratie wordt Een exemplaar kwam in het Zwanenwater op RV. Coleophora lir~eolea (Haworth). OV: Hasselt. la, een nieuwe bladmineerder voor Nederland aangevuld (Goater, 1986). licht op 12juli 1999. Deze soort behoort tot de Stadsgaten, 24.vi.1998, KH; GE: Dre~npt.5.viii.1998. (Lepidoptera: Nepticulidae). - Entomologische Be- De vlinder was in zuidelijk Engeland in de zeldzaamheden van de Nederlandse fauna. Ze CN. Coleo~~ltorarelleriella Heineiuann. LI: Groote Peel. richten. Arnsterclani 52: 157-158. ASSELBERGS,J. E. F., 1984. Borkhausenia luridicomella tijd van Beirne (1952) tamelijk gewoon, maar is voor het eerst in ons land gevangen in 1976; 26.vi.1999. tijdens de 'Snellen-Ter Haar'-excursie. JZ. Oegocoizia deauratella (=bacescui)(Hemch-Schäffer). (Hemch-Schaffer), nieuw voor de Nederlandse fauna schijnt ook daar schaarser te worden. De stabi- toen verschenen er een mannetje en een FR: Ameland. Nes. 12 en 30.vii.1997. JL. Biyotrol~hater- (Lepidoptera: Oecophoridae). - Eiitornologisclze Be- liteit van de populatie in Woensdrecht lijkt er vrouwtje in Eerde (OV) op licht (Lempke, rella (Denis & Schiffermuller). GR: Stadskanaal. 3.viii. richten, Anzsterdan~44: 129-130. op te wijzen dat Sitoclzroa verticalis hier op 1977). Vrij kort daarna is de soort ook gevan- 1999, 3 exemplaren. GW. Bryotroplza sirizilis (Stainton). BEIR~.B. P.. 1952. Britiilt Pyralid and Pluiite Mot1z.í: 1- GR: Stadskanaal. 24.vii.1999, GW. B-otr-opha afinis 208. F. Wanie & Co. London, New York. dit moment een standvlinder is. De vraag is nu gen op de Veluwe en op een drietal plaatsen BENTINCK,G. A.. 1940. Zeldzame Nederlandsche Micro- of het dier van de Hompelvoet een migrant is. op de Zuid-Hollandse eilanden. De laatste (Haworth), GR: Stadskanaal, 3.viii.1999. GW. Gelechia senticella (Staudiiiger). GE: Zelhem. IJzevoorde. 10.viii. en Macrolepidoptera. - T{jd.sciir@tvoor Entoniologie Het kan evengoed een zwerver vanuit Woens- waarneming dateert uit 1992 van Heerlen 1999. SZ: NH: Zaandam. 25.vii.1999, in lichtval, RV: ZH: 83: XVIII-XM. drecht zijn. Hemelsbreed is de afstand niet (Kuchlein. 1993). Ook in de ons omringende Lexmond. 3 1.vii. 1999. CG. Clzionodes furiiatella (Dou- BENTINCK,G. A.. 1961. Bijzondere Lepidoptera en een meer dan 45 à 50 km. Het is zelfs denkbaar dat landen is de vlinder zeer lokaal en het aantal glas). FR: Elsloo, Schapedobbe. 9.viii.1997, P. Zeinstra. nieuwe soort voor de Nederlandse fauna. - Eittorno- logische Bericlzten, Atnsterdarn 21: 204-205. er op de Hompelvoet een vaste populatie zit. gevangen exemplaren gering. Van het zuiden Caryocoluni alsinella (Zeller). ZH: Ouddorp, 3.viii en 29.viii.1994: 15.viii.1996, KH. Platyedra subcinerea BENTINCK.G. A. & A. DIAKONOF,',1968. De Nederlandse De biotoop lijkt niet ongeschikt. De rups van en oosten van Europa worden meer vindplaat- (Haworth), ZH: Lexmond, 20.v en 10.vi.1999. CG. bladrollers (Tortricidae). - Moitografieën i'an de S. verticalis leeft op een veelvoud van krui- sen gemeld. Er wordt dan ook gedacht dat de Coclzylis dubitaiia (Hubner). FR: Ameland. Nes. 12.vii - Nederlaridsclze eittomologische Vereerziging 3: 1-20 1. den. In Engeland vliegt de vlinder in weiden soort een immigrant is. De meeste exemplaren 9.viii,1997, JL; Elsloo. excursie Schapedobbe, 9.viii. BLAND.K. P., 1996. Elachistidae. In: Tlze ti~othsarzd but- 1997. LB. Dichelia histrionana (Frölich), GR: Stads- terflies of Great Britain atzd Ireland (A. M. Einmet en open velden. De vindplaats in Woensdrecht worden echter in een moerassige omgeving ed.) 3: 339-410. Harley Books, Cochester. is een oude spoordijk met een stuk weiland, gevangen en zijn ook vaak zeer vers, wat het kanaal, 3.viii.1999, GW. NH: Jisp. 3.viii.1991, H. Bur- gers. Hedya ochrolelicana (Frölich), FR: Ameland. Nes. BRADLEY.J. D., W. G. TREMEWAN& A. SMITH,1973. begraasd door schapen. Er groeit veel distel. vermoeden rechtvaardigt dat de vlinders zich 12.vii.1997. JL. Celypha striana (Denis & Schiffer- British tortricoid inalhs. Tortricidae: Coclzylidae and Tortricidae: Tortricinne: I-viii. 1-251. The Ray Een smalle strook akkerland scheidt dit van de hier hebben ontwikkeld. Over de biologie van muller), FR: Ameland, Nes en Kleine Vaarwater. 6 en -. buitendijk. Op de Hompelvoet is de vlinder Sclerocona aczitellus is niets bekend. Het ach- 12.vii.1997. JL. Pirziphila hifasciana (Haworth), FR: Society, London. BRADLEY,J. D,, W. G. TREMEWAN& A. SMITI-I,1979. gevangen in de overgangszone tussen duin- terlijf van de geprepareerde dieren vervet snel, Ameland, Nes. 12.vii. 1997. JL. Tkiodia citrana (Hubner), FR: Ameland, Nes, 12.vii.1997, JL. Epinotia abbreviaiia Bi-iíislz forlricoid rnoths. Tortricidae: Oletlzreutinae: i- doornstruweel en begraasd grasland. wat er vaak op duidt dat de mps een stengel- (Fabricius). FR: Ameland, Nes. 12.vii.1997, JL. Rhyacio- viii. 1-25 1. The Ray Society, London. of wortelbewoner is. Nieuw voor Noord-Hol- izia huoliana (Denis & Schiffermuller). FR: Ameland, DE CROMBRUGGHE,G.. 1909. Observations Microlépido- land. Nes en Kleine Vaarwater. 12.vii.1997. 2 exemplaren, JL. ptérologiques faites en 1908. - Anttales de la Société Plzlyctaeniu staclzydalis (Germar) Ancylis achatana (Denis & Schiffermuller), FR: entonlologique de Belgiqiie 53: 44-47. Ameland. Nes, 12.vii.1997. JL. Stenoptila pterodachla DOETS:C., 1946. Lepidopterologische mededelingen over OV: De Weembben, l .vii.1999. G.Padding en KH. -GE: 1939-'45. - Enlorizologische Berichten, Amsterdam Hoog-Keppel, 4.vii. 1994, CN. Diaserniopsis rarnburialis (Duponchel) [84] (Linnaeus), GR: Stadskanaal. 27.viii.1999,2 exemplaren. GW. ZH: Hompelvoet. vii.1999. malaiseval. BVA. ZE: 12: 84-91. Deze vlinder wordt vermeld uit heel wat plaat- GE: Wezep, 12.x. 1999. overdag op de hei, langzaam flad- Haamstede. 23.vii.1971. KH. Cnaenzidoplzorz~s rliodo- ELLIS. W.. J. H. DOKNER& J. H. KUCHLEIN.1999,. sen, voornamelijk in het midden en zuidoosten derend van pol naar pol. KH. dactyla (Deiiis & Schiffennuller), ZH: Hompelvoet. vii Ch'mges in rank abundante of Microlepidoptera in The Netherlands. - Entomologische Berichten. Ain- van Nederland: maar blijft een schaarse ver- Migrant. Al vermeld in het trekvlinderverslag 1999, malaiseval. BvA. 0.~1~tilu.scltrysodac~la (Denis & Schiffermuller). GE: Tongeren, 27.vii.1997. KH. sterdariz 59: 129-137. schijning. Uit de drie noordelijke provincies is over 1999 (De Vos, 2000). Vierde vondst in Oxyptilus distans (Zeller), ZH: Hompelvoet, Juli 1999. ELLIS,W.. J. H. KCCHLELN& J. H. DONWER.1999b. Is the maar één vindplaats bekend. De rups leeft op Nederland. malaiseval, BvA. Aphorriia zelleri Joannis, Fr: Ameland, Microlepidoptera fauna of Thc Netherlands shiftiiig moerasandoorn (Stachys palustris L.) en bos- Kleine Vaarwater. 12.vii. 1997, JL. E~trophernpinguis northwards? - Entoiizologi.sche Bericliterz, Amstedanr 59: 161-168. andoorn (S. sylvatica L.), wat de voorkeur (Haworth), Gr: Stadskanaal, 24.vii.1999. GW. OV: Overige vermeldenswaardige vondsten ELSNER.G. P., P. HCEMER& Z. TOKAR,1999. Die Palpen- voor vochtige terreinen verklaart. Hasselt, Stadsgaten. 20.viii. 1993: 3 exemplaren op licht. KH. Witlesia pallida (Curtis). Fr: Ameland. Nes. 12.vii. inotteiz Mittele~tropas(Lepidoptera. Geleckiidaej: I - Sti,cyrzella sal~lzalinella Puplesis. ZH: Ouddorp. 3.viii 208. FraiitiSek Slamka, Bratislava. EMMET,A. M. (ed.). 1988. A field guiíle to the .smaller (Lepidoptera). - Ento~iiologische Berichten. Ainster- KCCHLEIN.J. H.. C. GIELIS,K. J. HL~ISILI~-.E. J. VAK NlhU- Acrolepiinae). - hreclerlundre Fnur~istischcMedcde- British Lepidoptera. Secorld edilion, revised and eri- dam 56: 37-55. KERKEK.H. W-. VAN DER WOLP& J. B. WOLSCHRUK. lingeri 9: 15-28. 1ar;qed: 1-288. The British Eritomological and Natura1 HrrShl~N.K. J. &J. C. KOSTER.1997. Nicuwc en interes- 1988. Nieuwe en ir~teressanteMicrolepidoptera uit P.ALLI.E,. 1986. Nordeuropas Pyralider. (Lepidoptera: Society. Lo~idon. sante Microlepidoptera uit Nederland iri het jaar 1994 Nederland. voornamelijk in 1985 (Lepidoptera). - Pyralidae) - med saerligt henblik pi den dariske fauna. E~IMET.A. M., J. R. LAKGIVI.~.K. P. BLASD,h?. F. IT. (Lepidoptera). - Eritonlolo,qisclie Bericlzteri, Anzsier- Entonzologische Bericlzren. Am.vterdum48: 69-81. - Dniimarks Dyrelii' 3: 1-287. CORLEY&J. RAZOJVSKI.1996. Coleophoridae. In: Tlze dani 57: 45-65. RVCBLEIN.J. H. & C. VAK LETTOW.1999. The Dutch 5pe- PALM,E,, 1989. Nordeuropas Pqdviiiger. (Lepidoptera: rnotlzs aizd bu~te$ie.r qrGreat Britnin and Ireland (A. Hars~.\n.K. J. & J. C. KOSTER,1998. Nieuwe en interes- cies of Borhausenia, with B. nefrax as an addition to Oecophoridae) - ined saerligt heriblik pi den dariske M. Emrnet ed.) 3: 126-338, pls. 1-8. 12-15. Harley sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1995 tlie Dutch list (Lepidoptera: Oecophoridae). - Enio- fauna. - Darinzarks Dywlii' 4: 1-247. Books. Cochester. (Lepidoptera). - E~~toii~ologisclzeBerichieii. Anister- n~ologisclieBerichten. Ai~zsterdanz59: 23-29. PRINS,W. DE, 1998. Catalogue of the Lepidoptera of Bel- EM~LIET.A. M.. I. A. WATKIKSON& M. R. WILSON.1985. dam 58: 53-69. KUCHLEIK.J. H. & R. DE VOS. 1999. Geannoteerde nctnin- gium. - Studiedocumenterz van her K.B.I.N. 92: 1-236. Gracillariidae. In: The and Butteif7ie.v of Grent H~ISR.L~N.K. J. &J. C. KOSTER:1999. Nieuwe en interes- lijst van de Nederlandse vlinders: 1-302. Backhuyc Rc\zov\-sar, J.. 1970. Cochylidae. In: H. G. Amsel et al. Britain arid Irelrlrid (J. Heath & A. M. Emtnet ed.) 2: sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1996 publishers, Leiden. (ed.). Microlepidoptera Palaearctica 3 (2 pts.): I-XIV.

244-363. Harley Books, Colchester. (Lepidoptera). - Enlo~nologischeBericlzien. Amster- LANGOHR.G. R. & A. E. P. SCHREURS.1987. Nieuwe en 1-528. Georg Frornrne & Co. Wenen. GIELIS.C., 1975. Caloptilia robusiella Jackh ook in Ne- dam 59: 77-95 minder gewone Lepidoptera voor de Nederlandse fau- RAZOX-SKI.J.. 1978. Motyle (Lepidoptera) Polski. Czesc

derland (Lep.. Gracillaiidae). - Ei~fornolo,gischeBe- HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER,2000. Nieuwe en iiiteres- na (7). - Entornologi,sclze Bericlifen, Amsierdain 47: TII - Heteroneura. Adeloidea. - Monogrufie Fcrunj richteri. Aiizsterdant 35: 18. saiite Microlepidoptera uit Nederland van de jaren 42-48. Polslci S: 1137, pls. i-xi. GIELIS.C., 1996. Pterophoridae. - Miciïilepidoptera of 1997 en 1998 (Lepidoptera). - E~itomologischeBe- LEIVIPKE.B. J.. 1977. Drie nog niet uit Nederland vermel- ROGERS.J. D,, Y.-M. JU& M. J. ADAMS.1999. Home of Europe 1 : 1-222. ricliteiz. Anzsterdain 60: 193-216. de Lepidoptera. - Entontologi.sclze Berichten, Awlste~.. the Xylariaceae. http://mycology.sinica.edu.t~~'/xyla- GIELIS,C. K. J. HLTIS~~AN.J. H. KUCHLEIN,E. J. VAN HLTISMAK,K. J., J. H. KCCHLEIN.E. J. VAN NIEUKERKEN.H. duin 37: 161-166. riaceae/default.asp - Version July 07. 1999. NIEUKERKEN.H. W. VAN DER WOLF & J. B. WOL- pr. VAK DER WOLF. J. B. WOLSCHRIJN& C. GI~LIS. LERALTT.P., 1997. Liste sysl~+natiqueet s'.rionynziq~~edes SKELLEK.P. C. T.. 1882. De v1indcr.s van Nederland Mi- SCKRIJN.1985. Nieuwe en interessante Microlepido- 1986. Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit Lépidol~tèresde France, Belgique et Corsc (de~~.~ièiiie ci-olepidoptera, -steinatisch heschreveii. 2 delen: 1- ptera uit Nederland. voornamelijk iil 1982 en 1983 Nederland. voornamelijk in 1984 (Lepidoptera). - édifiori): 1-526. Supplénient à Alexanor, Paris. 1196. E.J. Brill, Leiden. (Lepidoptera). - Enloinologische Berichten, Anister- Entomologi.sclie Berichteit. Amsler~lain 46: 137- M.\URISSEN.A. H.. 1882. Lijsi van insecteii. iii Limburg SNELLEN,P. C. T.. 1909. Aantekeningen over Nederland- danz 45: 89- 104. 156. en niet iri de andere provincien van Nederland waarge- sche Lepidoptera. - Tijdschi@ ivor Entomologie 52: GOAT~R.B.. 1986. British Pyralirl MotAs: 1-175. Harley JANSEN.M. G. M.. 1999. The genus Scrohipalpa in the nomen. - Tijn'schr

ters. - Eritomologist's Gazette 50: 239-250. Phyllonotycter with dark-sprinkled forewings. with P. ,s Fauriistisclze ~Mcdedelingen5: 47-62. Hollands duinreservaat. - Publicatie PWN 951005333: HERING,E. M., 1957. Bestiniinu~ig.stabeller~der Blaft- populfoliella as an addition to the Dutch list (Lepido- NIEUKERKEN,E. J. VAN & J. C. KOSTER.1999. De val- 1-142. mirten i'on Europa 1-2: 1-1185: 3: 1-221. Junk. Den ptera: Gracillariidae). - Entomologische Bericliteri, kruidmineervlinder Digitivalva micella in Nederland: Haag. Anisterdarn 60: 12-19. herontdekking en behoud (Lepidoptera: Plutellidae: Geaccepteerd 3.x.2001. Humm, P. & O. KARSHOLT.1999. Gelechiidae I (Gelechii- KUCHLEIK.J. H., L.E.J. BOT & A. SCHREURS.1999. Two iiae: Teleiodini. Gelechini). - Microlepidoptera of Helianthernum-feeding species of Lepidoptera new to Europe3: 1-356. The Netherlands: Mompha miscella (Momphidae) and HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER.1994. Nieuwe en interes- Scythns dissimilella (Scythridae). - Entomologische sante Microlepidoptera uit Nederland in de jaren 1988- Berichten, Anisterdarn 59: 103-106. 1991 (Lepidoptera). - Eiitornologische Berichten. AIIZ- KUCHLEIN,J. H. . L.E.J. BOT & J. B. WOLSCHRIJN.2000. sterdam 54: 29-47. Two additional records of Bohemannia auricilieila HUISM.~N.K. J. & J. C. KOSTER.1995. Nieuwe en interes- from The Netherlands (Lepidoptera: Nepticulidae). - sante Microlepidoptera uit Nederland iri het jaar 1992 Entomologische Berichten, Amsterrlani 60: 36-38. (Lepidoptera]. - Ei~ioriiologischeBerichten, Amsler- KUCHLEIN,J. H. & A. VAN FRANKENH~YZEN,1999. Een dan1 55: 53-67. Zuid-Liniburgse soort. die naar het noorden oprukt: HUISMAN,K. J. &J. C. KOSTER,1996. Nieuwe en interes- Antispila treitschkiella (Lepidoptera: Heliozelidae). - sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1993 Entonzologische Berichten, Anzsterdarfi 59: 124-125. EMMET,A. M. (ed.). 1988. A field guiíle to the .smaller (Lepidoptera). - Ento~iiologische Berichten. Ainster- KCCHLEIN.J. H.. C. GIELIS,K. J. HL~ISILI~-.E. J. VAK NlhU- Acrolepiinae). - hreclerlundre Fnur~istischcMedcde- British Lepidoptera. Secorld edilion, revised and eri- dam 56: 37-55. KERKEK.H. W-. VAN DER WOLP& J. B. WOLSCHRUK. lingeri 9: 15-28. 1ar;qed: 1-288. The British Eritomological and Natura1 HrrShl~N.K. J. &J. C. KOSTER.1997. Nicuwc en interes- 1988. Nieuwe en ir~teressanteMicrolepidoptera uit P.ALLI.E,. 1986. Nordeuropas Pyralider. (Lepidoptera: Society. Lo~idon. sante Microlepidoptera uit Nederland iri het jaar 1994 Nederland. voornamelijk in 1985 (Lepidoptera). - Pyralidae) - med saerligt henblik pi den dariske fauna. E~IMET.A. M., J. R. LAKGIVI.~.K. P. BLASD,h?. F. IT. (Lepidoptera). - Eritonlolo,qisclie Bericlzteri, Anzsier- Entonzologische Bericlzren. Am.vterdum48: 69-81. - Dniimarks Dyrelii' 3: 1-287. CORLEY&J. RAZOJVSKI.1996. Coleophoridae. In: Tlze dani 57: 45-65. RVCBLEIN.J. H. & C. VAK LETTOW.1999. The Dutch 5pe- PALM,E,, 1989. Nordeuropas Pqdviiiger. (Lepidoptera: rnotlzs aizd bu~te$ie.r qrGreat Britnin and Ireland (A. Hars~.\n.K. J. & J. C. KOSTER,1998. Nieuwe en interes- cies of Borhausenia, with B. nefrax as an addition to Oecophoridae) - ined saerligt heriblik pi den dariske M. Emrnet ed.) 3: 126-338, pls. 1-8. 12-15. Harley sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1995 tlie Dutch list (Lepidoptera: Oecophoridae). - Enio- fauna. - Darinzarks Dywlii' 4: 1-247. Books. Cochester. (Lepidoptera). - E~~toii~ologisclzeBerichieii. Anister- n~ologisclieBerichten. Ai~zsterdanz59: 23-29. PRINS,W. DE, 1998. Catalogue of the Lepidoptera of Bel- EM~LIET.A. M.. I. A. WATKIKSON& M. R. WILSON.1985. dam 58: 53-69. KUCHLEIK.J. H. & R. DE VOS. 1999. Geannoteerde nctnin- gium. - Studiedocumenterz van her K.B.I.N. 92: 1-236. Gracillariidae. In: The Moths and Butteif7ie.v of Grent H~ISR.L~N.K. J. &J. C. KOSTER:1999. Nieuwe en interes- lijst van de Nederlandse vlinders: 1-302. Backhuyc Rc\zov\-sar, J.. 1970. Cochylidae. In: H. G. Amsel et al. Britain arid Irelrlrid (J. Heath & A. M. Emtnet ed.) 2: sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1996 publishers, Leiden. (ed.). Microlepidoptera Palaearctica 3 (2 pts.): I-XIV.

244-363. Harley Books, Colchester. (Lepidoptera). - Enlo~nologischeBericlzien. Amster- LANGOHR.G. R. & A. E. P. SCHREURS.1987. Nieuwe en 1-528. Georg Frornrne & Co. Wenen. GIELIS.C., 1975. Caloptilia robusiella Jackh ook in Ne- dam 59: 77-95 minder gewone Lepidoptera voor de Nederlandse fau- RAZOX-SKI.J.. 1978. Motyle (Lepidoptera) Polski. Czesc

derland (Lep.. Gracillaiidae). - Ei~fornolo,gischeBe- HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER,2000. Nieuwe en iiiteres- na (7). - Entornologi,sclze Bericlifen, Amsierdain 47: TII - Heteroneura. Adeloidea. - Monogrufie Fcrunj richteri. Aiizsterdant 35: 18. saiite Microlepidoptera uit Nederland van de jaren 42-48. Polslci S: 1137, pls. i-xi. GIELIS.C., 1996. Pterophoridae. - Miciïilepidoptera of 1997 en 1998 (Lepidoptera). - E~itomologischeBe- LEIVIPKE.B. J.. 1977. Drie nog niet uit Nederland vermel- ROGERS.J. D,, Y.-M. JU& M. J. ADAMS.1999. Home of Europe 1 : 1-222. ricliteiz. Anzsterdain 60: 193-216. de Lepidoptera. - Entontologi.sclze Berichten, Awlste~.. the Xylariaceae. http://mycology.sinica.edu.t~~'/xyla- GIELIS,C. K. J. HLTIS~~AN.J. H. KUCHLEIN,E. J. VAN HLTISMAK,K. J., J. H. KCCHLEIN.E. J. VAN NIEUKERKEN.H. duin 37: 161-166. riaceae/default.asp - Version July 07. 1999. NIEUKERKEN.H. W. VAN DER WOLF & J. B. WOL- pr. VAK DER WOLF. J. B. WOLSCHRIJN& C. GI~LIS. LERALTT.P., 1997. Liste sysl~+natiqueet s'.rionynziq~~edes SKELLEK.P. C. T.. 1882. De v1indcr.s van Nederland Mi- SCKRIJN.1985. Nieuwe en interessante Microlepido- 1986. Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit Lépidol~tèresde France, Belgique et Corsc (de~~.~ièiiie ci-olepidoptera, -steinatisch heschreveii. 2 delen: 1- ptera uit Nederland. voornamelijk iil 1982 en 1983 Nederland. voornamelijk in 1984 (Lepidoptera). - édifiori): 1-526. Supplénient à Alexanor, Paris. 1196. E.J. Brill, Leiden. (Lepidoptera). - Enloinologische Berichten, Anister- Entomologi.sclie Berichteit. Amsler~lain 46: 137- M.\URISSEN.A. H.. 1882. Lijsi van insecteii. iii Limburg SNELLEN,P. C. T.. 1909. Aantekeningen over Nederland- danz 45: 89- 104. 156. en niet iri de andere provincien van Nederland waarge- sche Lepidoptera. - Tijdschi@ ivor Entomologie 52: GOAT~R.B.. 1986. British Pyralirl MotAs: 1-175. Harley JANSEN.M. G. M.. 1999. The genus Scrohipalpa in the nomen. - Tijn'schr

ters. - Eritomologist's Gazette 50: 239-250. Phyllonotycter with dark-sprinkled forewings. with P. ,s Fauriistisclze ~Mcdedelingen5: 47-62. Hollands duinreservaat. - Publicatie PWN 951005333: HERING,E. M., 1957. Bestiniinu~ig.stabeller~der Blaft- populfoliella as an addition to the Dutch list (Lepido- NIEUKERKEN,E. J. VAN & J. C. KOSTER.1999. De val- 1-142. mirten i'on Europa 1-2: 1-1185: 3: 1-221. Junk. Den ptera: Gracillariidae). - Entomologische Bericliteri, kruidmineervlinder Digitivalva micella in Nederland: Haag. Anisterdarn 60: 12-19. herontdekking en behoud (Lepidoptera: Plutellidae: Geaccepteerd 3.x.2001. Humm, P. & O. KARSHOLT.1999. Gelechiidae I (Gelechii- KUCHLEIK.J. H., L.E.J. BOT & A. SCHREURS.1999. Two iiae: Teleiodini. Gelechini). - Microlepidoptera of Helianthernum-feeding species of Lepidoptera new to Europe3: 1-356. The Netherlands: Mompha miscella (Momphidae) and HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER.1994. Nieuwe en interes- Scythns dissimilella (Scythridae). - Entomologische sante Microlepidoptera uit Nederland in de jaren 1988- Berichten, Anisterdarn 59: 103-106. 1991 (Lepidoptera). - Eiitornologische Berichten. AIIZ- KUCHLEIN,J. H. . L.E.J. BOT & J. B. WOLSCHRIJN.2000. sterdam 54: 29-47. Two additional records of Bohemannia auricilieila HUISM.~N.K. J. & J. C. KOSTER.1995. Nieuwe en interes- from The Netherlands (Lepidoptera: Nepticulidae). - sante Microlepidoptera uit Nederland iri het jaar 1992 Entomologische Berichten, Amsterrlani 60: 36-38. (Lepidoptera]. - Ei~ioriiologischeBerichten, Amsler- KUCHLEIN,J. H. & A. VAN FRANKENH~YZEN,1999. Een dan1 55: 53-67. Zuid-Liniburgse soort. die naar het noorden oprukt: HUISMAN,K. J. &J. C. KOSTER,1996. Nieuwe en interes- Antispila treitschkiella (Lepidoptera: Heliozelidae). - sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1993 Entonzologische Berichten, Anzsterdarfi 59: 124-125.