Liegen tegen Beatrix

Willem Oltmans

bron Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix. Papieren Tijger, Breda 1996

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oltm003lieg01_01/colofon.php

© 2014 dbnl / Willem Oltmans Stichting 2

Liegen tegen Beatrix

I

De magische ping-pong-match tussen waar en onwaar is te traceren tot het begin der tijden, toen Egyptische farao's meenden de stemmen der goden te beluisteren bij het nemen van vorstelijke besluiten. Beatrix voert gewoon uit wat en haar vragen te doen, zoals een staatsbezoek in Indonesië afleggen en een beschamend blauwtje lopen bij een fascistische coup-generaal, die ook in 1996 nog altijd met scherp op demonstranten laat schieten. In de tussenliggende duizenden jaren sinds Seti I en Ramses II is er ook het nodige in het management van ons koninkrijkje veranderd, al zeggen de Oranjes aan de vooravond van de 21ste eeuw nog steeds dat zij het bestijgen van de troon beschouwen als een door God opgedragen taak. Nietzsche stelde een eeuw geleden opnieuw de hamvraag hoeveel waarheid de menselijke geest kon verdragen. Zelf zou hij er in ieder geval aan onderdoor gaan. De Zuidafrikaanse psychiater David Cooper stelde dat de Duitse filosoof zijn verstand kwijtraakte omdat hij niemand meer kende die zijn denkwereld kon volgen.1 Leven lijkt een koorddans tussen Wahrheit und Dichtung. Augustinus waarschuwde reeds, dat geloven voor waar aannemen was, wat men niet bewijzen kon. Een evenwichtig bestaan schijnt alleen mogelijk middels het handhaven van een mentaal equilibrium tussen de wereld zoals deze is, en hoe men sinds mensenheugenis de wereld heeft geïnterpreteerd. Een psychisch evenwicht wordt mede efficiënt gehandhaafd door illusie en fantasie een zekere ruimte te verlenen. In de Sovjet-Unie is hardnekkig geprobeerd om achterhaalde geloofssystemen te deprogrammeren en te demystificeren. Voorlopig is het marxistisch-leninistische experiment om het volk hun opium te ontnemen, mislukt. Nietzsche beschouwde hen die vluchten in a fool's paradise als lafaards. Het ontbrak hen aan moed om de werkelijke wereld onder ogen te zien en deze te aanvaarden zoals zij was. Waarheid komt overeen met objectieve realiteit. Kennis is alleen dan kennis wanneer zij de wereld weerspiegelt zoals deze werkelijk is. De paus in Rome springt anders om met feiten dan bijvoorbeeld de fysicus John von Neumann, die in 1932 een Quantum Bible schreef waarin hij de grondbeginselen van de quantummechanica vastlegde. De heilige vader houdt onverstoord vast aan de oorspronkelijke legende die leert dat Christus uit het graf is opgestaan. Paulus schreef al in de eerste brief aan de Corinthiërs dat het geloof haar fundament zou verliezen indien men van de wederopstanding van Jezus zou afstap-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 3 pen. Men brabbelt nu al tweeduizend jaar over deze hersenspinsels. Zo vertelde de Britse psychiater Ron Laing me eens, een filosoof te kennen die was gepromoveerd op de vraag hoe Jezus uit de maagd Maria was geboren. Intussen komen op tekentafels in ruimtevaartlaboratoria modellen voor nieuwe luchtschepen gereed. Bij Lockheed-Martin werd voor acht miljard dollar de Venture Star-ruimteraket ontworpen. Deze zal in 1999 het universum in worden geschoten. Hedendaagse astronauten hebben qualitate qua een realistischer kijk op het Rijk der Hemelen dan farao's. Wetenschappers in het algemeen zullen een helderder kijk hebben op de wereld zoals deze is, dan keizers, koningen, generalissimo's, pausen, bisschoppen, of de pastoor of dominee van de kerk om de hoek. De drie koninginnen die de natie gedurende de twintigste eeuw zijn voorgegaan, zijn in ieder geval behept gebleven met het heilige vuur, het koningstheater tegen iedere prijs te willen blijven opvoeren, en zijn met de Gouden Koets de straat op blijven gaan. Breinen van kinderen worden, van de geboorte tot het zesde jaar, overspoeld met achterhaalde onzin. Geen mens wordt als orangist geboren. Men wordt orangist gemaakt. Geen mens wordt als protestant of islamiet geboren. Het kind is weerloos tegen het coderen van diens bovenkamer door ouders en omgeving. Daarbij wordt ook de bovenkamer van het koningskind geconfronteerd met de brandende vraag waar de fantasie ophoudt en de werkelijkheid begint. Hoe lost een kind deze kwestie op als het zelf nolens volens deel uitmaakt van een nationaal, algemeen aanvaard sprookje? Voor een prins of prinses is het zoeken naar een eigen identiteit een dubbel zo gecompliceerde opgave. Met één been zal de Koninklijke Hoogheid moeten aanhaken op de werkelijke wereld, en met het andere zit het gevangen in wat Wilhelmina noemde ‘de kooi’, of het sprookje van het koninklijk paleis. De pedagogische begeleiding van vorstenkinderen is van vitaal belang voor een geslaagde voortzetting van de koningsfabel. In haar memoires Eenzaam maar niet alleen verhaalt de grootmoeder van Beatrix hoe zij als jong meisje raad en troost vond bij haar verzorgster, freule Van de Poll. Het kind diende zodanig te worden gehersenspoeld, dat zij het als normaal zou beschouwen op haar achttiende jaar de troon te bestijgen. Andere kinderen lezen over de Markies van Carabas in het verhaal van de gelaarsde kat, uit vertellingen van Moeder de Gans. De kleine Wilhelmina moest duidelijk worden gemaakt dat zij warempel zélf het sprookje was. Dichtung werd voor haar Wahrheit. Hoe dit bij Juliana is gegaan is althans niet door haarzelf in memoires bekend gemaakt. Haar twee voornaamste hersenspoelsters waren de gouvernantes Oosterlee en Van der Reijden. Ik heb haar eens geschreven om het voorbeeld van haar moeder te volgen, en toekomstige ge-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 4 neraties haar eigen verhaal na te laten. Zij antwoordde hier geen plannen toe te hebben, en voor zover bekend bestaat er geen dagboek van deze voormalige koningin. Op 23 april 1982 kwam oud- dr. bij mij thuis lunchen om een lobby te bepreken gericht op ontspanning met de toenmalige USSR te bereiken. Ik bracht hem in een taxi terug naar het Centraal Station. Beatrix en Claus waren net op staatsbezoek bij de Reagans in Washington geweest. De Koningin had aldaar succesvol 30 vragen van journalisten beantwoord. Waarop Mansholt opmerkte: ‘Ik heb eens tegen Juliana gezegd dat ik republikein was. Waarop zij antwoordde: ‘als ik geen koningin was zou ik ook republikein zijn’.’ Waarmee voldoende wordt gezegd over Juliana's visie op het koningschap. De belangrijkste vertrouwelinge in het leven van Beatrix is mejuffrouw Gertrude Büringh Boekhoudt geweest, dochter van een vooraanstaand psychiater uit Groningen. Aanvankelijk kreeg HKH bijles van haar. Maar haar lerares zou over de jaren haar godmother worden. Een periode betrok zij zelfs een kamer op Soestdijk. Later zou mejuffrouw Boekhoudt de bijzondere klas op het Baarns lyceum leiden, die voor de kroonprinses en een aantal andere meisjes werd ingesteld. Door toevallige omstandigheden heb ik hier, zij het van gepaste afstand, een en ander van meegemaakt. Gedurende de eerste oorlogsjaren, vijftien jaar vóór de prinses bij haar kwam, werd ik door mijn ouders onder haar hoede geplaatst. Ook ik maakte aanvankelijk mijn huiswerk bij haar thuis, aan de Steynlaan in Baarn. Geleidelijk aan groeide, gedurende de veertig jaar dat ik haar heb gekend, een hechte vriendschap. In die periode ving ik van tijd tot tijd een glimp op van wat er zich in relatie tot de kroonprinses afspeelde. Te allen tijde nam zij uiterste terughoudendheid en discretie ten aanzien van de Oranjes in acht. Ik heb me hierbij aangesloten, ook door me bijvoorbeeld beperkingen op te leggen bij het weergeven van gesprekken in mijn dagboek. Behalve dat ik haar in 1973 eens noemde in een interview met Bibeb voor Vrij Nederland, waar ik danig voor op mijn duvel heb gehad, heb ik over deze contacten gezwegen tot na haar heengaan. Zoals freule Van de Poll eminente invloed heeft gehad op de vorming van de no nonsense-persoonlijkheid van Wilhelmina - zij werd eens omschreven als ‘de enige waarachtige man’ in het oorlogskabinet in Londen - zo heeft Miss B.B., zoals Beatrix haar noemde, een onuitwisbaar stempel gedrukt op de handel en wandel van de huidige koningin. Het zou een studie waard zijn om na te gaan hoe het proces zich in de breinen van Wilhelmina, Juliana en Beatrix heeft voltrokken om zich te verzoenen met de notie, koningin te moeten worden en ook te willen zijn. Om niet te spreken van Willem-Alexander, die, nauwelijks een kwarteeuw oud, tijdens een televisie-interview

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 5 met enige graagte verklaarde gereed te zijn de zware taak van zijn moeder over te nemen indien daartoe geroepen. De koningsprogrammering van deze jongeman moet zich tussen 1980 en 1990 hebben voltrokken. Hoe is dit in hemelsnaam in zijn werk gegaan? Wie heeft er kans gezien aan het einde van deze eeuw een gezonde jonge knul zo gek te krijgen, dat hij zich wil lenen voor de klus, een leven lang als Koning Willem IV op te gaan treden? Als kind schijnt zijn moeder zich aanvankelijk verzet te hebben tegen de aanvaarding van de ‘goddelijke’ opdracht en het laten omhangen met de hermelijnen mantel. Ook verafschuwde zij de blinde adoratie van mensen die haar bejubelden omdat zij de dochter van de majesteit was. Schaamteloze opdringerigheid van de paparazzi ergerde haar groen en geel. Als meisje liep zij eens op een groepje fotografen af en zei: ‘Zo zie ik er van voren uit’, draaide zich om, en vervolgde: ‘Zo zie ik er van achteren uit.’ Dan was het de taak van mejuffrouw Boekhoudt de prinses met engelengeduld te assisteren met het geestelijk verwerken van dit soort onvermijdelijke realiteiten in haar leven van koningsschijn. Alleen Miss B.B. heeft het diepste geheim gekend van hoe Beatrix het uiteindelijk heeft klaargespeeld de aanvankelijk kinderlijke negatieve maar authentieke houding ten aanzien van het koningschap tot een volwassen positieve attitude om te vormen. Nadat de prinses eenmaal had besloten haar sprookjeslot te aanvaarden heeft zij zich met haar hele wezen aan haar opdracht gewijd, dikwijls zelfs ten koste van haar persoonlijk geluk of onmiddellijke omgeving. Beatrix zag kans zich de rol van koningin eigen te maken zoals een andere vrouw zangeres of kinderarts wordt. Ik ben ervan overtuigd, na mejuffrouw Boekhoudt sinds mijn jonge jaren als vriendin te hebben gekend, dat dit ook mijn leven zeer beslissend heeft beïnvloed. Het feit dat deze dame, soms om de andere dag, een aantal jaren beschikbaar was, is van onschatbare waarde geweest. Alleen evolueerde mijn opvatting ten aanzien van het koningshuis in tegenovergestelde richting, namelijk naar het standpunt van de monarchie als een achterhaald sprookje, dat uit de tijd is. Kant meende, dat de mens die er vrijelijk op los liegt zijn waardigheid vergooit, zelfs permanent vernietigt. Dat is voor mij een der waardevolste lessen van Miss B.B. geweest. Niemand is ooit helemaal eerlijk. Daarvoor zitten de mensen te gefragmenteerd in elkaar. Maar de ervaring om tijdens mijn Baarnse lyceumjaren een rots in de branding te hebben, waar ik volmaakt mezelf kon zijn en mijn denken naar waarheid kon uitspreken, is een vorm van Skinneriaanse2 positive reinforcement geweest, die een blijvend stempel op mijn leven zou drukken. Beatrix moet dezelfde ervaring hebben gehad. Mejuffrouw Boekhoudt was een exponent van het Kantiaans denken over het belang van eerlijk zijn. We hebben beiden

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 6 als jonge mensen over een vertrouwelinge beschikt bij wie wij het ons konden permitteren volledig onszelf te zijn, volledig wáár te zijn. Mejuffrouw Boekhoudt was ongetrouwd en heeft nooit kinderen gehad. Misschien is het de onbedoelde invloed van haar vader geweest, die haar tot een talentvolle pedagoge had gemaakt. Wij werden haar geadopteerde lievelingen, ook al was het op die wijze contact hebben met jongeren voor haar onontgonnen terrein. Wij moeten voor haar een even bijzondere ervaring in haar leven zijn geweest als zij dit voor ons was, als een verre reis naar een onbekend land. Eerlijk zijn en eerlijkheid terugverlangen is een overheersend component in de karakterstructuur van de Koningin. Mejuffrouw Boekhoudt zei me eens, toen ik de vijftig jaar al was gepasseerd, dat Beatrix en ik in dit opzicht hetzelfde waren. Ik dacht dan steeds: ‘Dat is het resultaat van uw kruisbestuiving.’ Sinds haar jeugd in ‘de kooi’ bouwde prinses Beatrix een aversie op jegens neerbuigende hovelingen en Madurodamse notabelen, die zonder aanwijsbare redenen probeerden aan te pappen.3 Wanneer een zelfde gast op een receptie voor een tweede maal een hand kwam geven, dan toonde zij meer dan openlijk haar ontstemdheid. Velen die haar oppervlakkig ontmoetten beoordelen haar als hooghartig. ‘Wat ze helemaal niet is,’ zei mejuffrouw Boekhoudt dikwijls, ‘het is een afweermechanisme tegen geveinsde en opdringerige belangstelling. Men kent Trix niet en dat is heel jammer.’ Zij kreeg er tranen bij in de ogen. Ik weet dat Beatrix haar tweede moeder ook ná de kroning nadrukkelijk heeft gevraagd kritisch te blijven en de majesteit haar mening niet te onthouden, ook al was zij staatshoofd geworden. Ik herinner me dat ik, na het uitspreken van Beatrix' eerste troonrede, tegen onze vriendin opmerkte: ‘Koningin Juliana zal bij de televisiebeelden wel een traantje hebben gelaten.’ ‘Anders ik wel’ zei ze. Op 3 september 1982 is mejuffrouw Boekhoudt op 89jarige leeftijd in haar flat in ‘Amaliagaarde’ te Baarn overleden. Enkele dagen tevoren was ik van een reis naar Cuba teruggekeerd. Ik ontdekte dat haar toestand snel achteruit ging. Ik telefoneerde met Gijs van der Wiel, directeur van de rijksvoorlichtingsdienst. De Koningin was met Claus en de kinderen ergens in Afrika. Ik vroeg hem om haar spoorslags te waarschuwen, wat hij heeft gedaan. Een saillant detail is misschien dat Gijs me vroeg: ‘Wie is mejuffrouw Büringh Boekhoudt?’ Dit bewees hoe bescheiden, hoe zichzelf wegdenkend Miss B.B. in de achtergrond van Beatrix' leven had geopereerd. Eigenlijk zoals freule Van de Poll dit bij de jonge Wilhelmina had gedaan. Twee dagen later heb ik, tijdens een lunch in Krasnapolsky, de heer Van der Wiel uitvoerig ingelicht over de betekenis van deze dame in het leven van de Koningin. Natuurlijk zonder haar te vertellen dat ik haar lieve-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 7 ling reeds had gewaarschuwd, vroeg ik Miss B.B. of de Koningin wist dat zij zeer verzwakt was. Met de voor haar typerende bescheidenheid antwoordde zij: ‘Het Hof weet dat het niet goed gaat.’ Het was de laatste keer dat ik haar ontmoette en omhelsde. De volgende dag belde zij met zwakke stem op, en sprak mij, op 57-jarige leeftijd, net als vroeger nog altijd aan met ‘Wimpje’. ‘Je was nog niet weg of de koerier kwam uit Afrika met een schaal met bloemetjes, die Beatrix voor me bijeen had gezocht. Er was een schattig briefje bij.’ Vierentwintig uur later is deze onvergetelijke dame overleden. Naast haar sterfbed lagen meer dan tachtig brieven van Beatrix, met de opdracht deze te vernietigen. Dat was jammer. Ik denk dat ze bewaard hadden moeten worden, of aan de Koningin hadden moeten worden geretourneerd. Koningin Beatrix merkte bij thuiskomst uit Afrika tegen haar omgeving op, dat het overlijden van Miss B.B. de definitieve afsluiting van haar jeugd betekende. Mejuffrouw Boekhoudt heeft ook voor mij heel veel betekend. Toch is de dood van mijn eigen moeder, in 1974, het belangrijkste keerpunt geweest in de lange pelgrimstocht van jeugd naar ouderdom.

Eindnoten:

1 The Language of Madness, David Cooper, Penguin Books, Allan Lane (1978). 2 Beyond Freedom and Dignity, B.F. Skinner, Harvard, Alfred Knopff, New York (1971). 3 Nog nooit heb ik om een ontmoeting met Beatrix gevraagd of direct contact gezocht. Wel heb ik haar heel dikwijls geschreven.

II

In 1946 liet ik me op Nijenrode inschrijven voor een opleiding tot diplomaat. Oud-gezant Willem Ridder van Rappard, lid van de Raad van Toezicht, moedigde me hiertoe aan. Na eveneens twee jaar aan de Yale University colleges over internationale betrekkingen te hebben gevolgd, was ik tot de slotsom gekomen dat een functie als diplomaat voor mij geen optie was. In Washington en op het hoofdkwartier van de Verenigde Naties had ik een aantal diplomaten van verschillende landen leren kennen en aan het werk gezien. Ik wist in 1950 al dat een leven lang ambtenaartje spelen op diplomatieke vestigingen in den vreemde, niets voor mij was. Bovendien zouden door de moderne communicatiemiddelen ambassades worden gereduceerd tot veredelde postkantoren. Ik wilde in mijn leven creatief bezig zijn, eigen initiatieven kunnen ontwikkelen, zonder op toestemming vanuit Den Haag te moeten wachten, waar men doorgaans toch niets weet over actuele situaties in verre continenten. Ik wilde in mijn leven zo vrij mogelijk zijn. Mijn kamergenoot op Nijenrode, Henk Hofland, zou me in 1953 naar de redactie-buitenland van het Algemeen Handelsblad in Amsterdam halen. Zo werd ik, godzijdank, geen diplomaat maar journalist.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix Drie jaar later kwam ik in Rome, waar ik werkte voor De Telegraaf, in aanvaring met de Staat der Nederlanden, en ben dit tot 1996 gebleven. Van 10 tot 17 juni 1956 ben

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 8 ik namelijk met president Sukarno van Indonesië in Italië op reis gegaan. Het was een eerlijke en normale zaak nu de man binnen handbereik was ook te luisteren naar wat hij te zeggen had. De Telegraaf had mij dit verboden, en minister Luns en de heren van de Haagse ‘apenrots’4 dachten er net zo over. Met Sukarno praten stond in 1956 gelijk aan landverraad. Eerst werd ervoor gezorgd dat ik door De Telegraaf werd ontslagen, en toen ik voor de Nieuwe Rotterdamse Courant, het Algemeen Handelsblad en Het Vaderland naar Indonesië was gereisd (1956 - 1957), werd de Binnenlandse Veiligheidsdienst misbruikt om me bij mijn hoofdredacties als ‘staatsgevaarlijk’ af te schilderen, omdat ik waarschuwde dat we Nieuw-Guinea aan Sukarno zouden moeten afstaan. Opnieuw werd ik door drie vooraanstaande kranten ontslagen. Ik dacht ‘barst’, en emigreerde op 10 juni 1958 naar de VS. Ik nam aan, daar buiten bereik van Haagse tentakels te zijn. Mis! De loopjongens van Luns in Amerika zonden detectives achter me aan en seinden de CIA tegen mij in. Toen ik nog één accreditatie over had, voor Vrij Nederland, werd Luns door zijn ambassadeur bij de UNO gevraagd of hij niet kon zorgen dat ik ook door dit blad zou worden ontslagen. De Haagse terreur werd in het diepste geheim gecontinueerd. Per codetelegrammen, want niemand mocht erachter komen hoe de Staat haar misdadige gedrag orkestreerde. Argeloos arriveerde ik op 27 januari 1958 op Curaçao om een reportage te maken over een bezoek van prinses Beatrix. Mr. S.J. baron van Tuyll van Serookskerken, in die dagen rechterhand van Luns, had de gouverneur een geheim telegram gezonden met de boodschap, dat ik van de prinses weggehouden moest worden. Ik keerde onverrichter zake naar New York terug. Ik leed voor de zoveelste maal schade door toedoen van de Staat. In 1961 was snel handelen geboden, wilde Nederland niet voor een derde maal met Indonesië in een oorlog verwikkeld raken. De eenvoudige journalistieke regel niet alleen op informatie van Den Haag af te gaan maar het oor ook in Jakarta te luisteren leggen, had het voor mij bedrieglijke spel van Luns & co in de kwestie Nieuw-Guinea aan het daglicht gebracht. Luns loog bovendien dat Washington Nederland steunde inzake vasthouden aan die ene kolonie in Azië. De Staat had de mediawereld via vuilspuiterij en pure character assasination hermetisch voor me afgesloten. Er zat daarom niets anders op dan de pet van journalist tijdelijk te vervangen door de hoge hoed van een diplomaat. Op 5 april 1961 bezocht ik de veiligheidsadviseur van president John F. Kennedy, en legde de kaarten van wat er tussen Jakarta en Den Haag speelde op tafel. Op 15 augustus 1962 werd Nieuw-Guinea via een vreedzame Amerikaanse bemiddeling aan Sukarno overgedragen. Luns & co stonden in hun hemd. Uit wraak werd ik voor het leven tot persona non grata verklaard.5 In 1963 zou prinses Beatrix in Washington de eerste

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 9 steen leggen voor een nieuw diplomatiek postkantoor. Het leek me aardig die plechtigheid bij te wonen. Ik werd geweerd. Pas in 1991 zou ik, dankzij de hulp van Beatrix, een dozijn geheime telegrammen tussen minister Luns en ambassadeur dr. J.H. van Roijen in Washington in handen krijgen, die handelden over onderhandse methoden mij ook daar van HKH weg te houden. Later las ik in de Haagse Post6 hoe een medewerker van Luns, Jhr. Johan de Ranitz, benadrukte hoe uitstekend zijn minister in delegeren was geweest. ‘Hij bemoeide zich niet of nauwelijks met details’, aldus directeur-generaal De Ranitz. Ik was voor Luns blijkbaar geen detail. In 1964 probeerde ik het opnieuw in Mexico, waar koningin Juliana, prins Bernhard en prinses Beatrix op staatsbezoek waren.7 Tijdens een rondgang langs de ruïnes te Mitla voerde ik een gesprek met Beatrix. Zij vertelde mij dat Miss B.B. voor haar een tweede moeder was, en zeer veel voor haar betekende.8 Ook na 1964 ben ik haar nog wel eens hier of daar tegengekomen, zoals bij een Club van Rome-vergadering in het toenmalige West-Berlijn. Wat me echter niet bekend was, was dat de instructies van de Staat waren, dat leden van het Koninklijk Huis geen contact met me mochten hebben. Wat me over de jaren duidelijk is geworden, is dat de Oranjes in sommige opzichten de gevangenen zijn van idioten in Den Haag. Koningin Wilhelmina beklaagde zich hierover in haar boek Eenzaam maar niet alleen. Al op jeugdige leeftijd moet zij druk in de weer zijn geweest om loopholes te vinden in het ministeriële cordon sanitaire rond het paleis. ‘Degenen, die de kooi-sfeer wensten te handhaven,’ schreef zij in haar memoires, ‘gaven ons alleen berichten door waarvan zij meenden dat wij ze kennen moesten. De andere, hoe belangrijk ook, werden ons onthouden.’9 Dat was dus ook een vorm van oneerlijk zijn. Juliana besloot zo ver mogelijk af te gaan zitten van de kleinburgerlijke konkelaars in de residentie, en bewoonde paleis Soestdijk. Het va et vient in het lommerrijke Baarn zou minder in de gaten lopen. Zo richtte prins Bernhard een exclusieve eigen club op, met het doel kaartjes te verkopen voor een bezoek aan het koninklijk paar. De opbrengst zou bestemd zijn voor een nobel doel. Het was een dame in Houston, Texas, die mij hierover inlichtte toen ik aldaar een lezing kwam geven. Met enige trots vertelde zij, voor een bedrag met vier nullen in het bezit te zijn gekomen van een Soestdijk-kaartje. ‘I am to meet a real queen!’ riep zij uit. Benno zur Lippe-Biesterfeld heeft in zijn jonge jaren op kasteel Reckenwalde in Oost-Pruisen niet over een Miss B.B. beschikt, die tijdig bepaalde grondbeginselen van waarheid spreken of behoorlijk gedrag meeprogrammeer de. Ondanks vele onuitwisbare diensten het koninkrijk bewezen, zou een vitaal gemis aan integriteit de prins op kritieke momenten in zijn leven zonder mankeren in de penarie helpen. Nadat zijn dochter in 1995 schandelijk door

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 10

Suharto was gekleineerd, reisde Bernhard in 1996, als bijzondere gast van deze ploert, naar Indonesië. In de pers verschenen foto's waarop te zien was hoe de prins de dictator, ten afscheid, hartelijk omhelsde en zoende. ZKH heeft zich in diens leven wel meer met onacceptabel gezelschap ingelaten. Koningin Beatrix kreeg een gezonde scheut genen van haar grootmoeder mee. Net als Wilhelmina zit ook zij opgescheept met een waar ratjetoe van ambtelijk gespuis, solistische veiligheidsagenten, en andere vogels van dikwijls onherkenbaar pluimage.10 Ook zij raakte zich er in een vroeg stadium van bewust dat oneerlijke en twijfelachtige figuren proberen een rookgordijn rond ‘de kooi’ op te trekken. Oranje-specialist Harry van Wijnen heeft gemeld, dat de huidige majesteit op werkpaleis Noordeinde een ‘schaduwregering’ voorzat. Wat minder pregnant uit de verf kwam was waarom dit absoluut noodzakelijk was. Beatrix kende de ervaringen van haar moeder en grootmoeder. Zij wist wat haar te wachten stond. Want de majesteit informatie onthouden is, net als liegen, een vorm van onbetrouwbaar gedrag. En dat is wat er steeds weer gebeurt. Luns loog dermate hardnekkig tegen koningin Juliana, het kabinet en het parlement over Indonesië, Sukarno en Nieuw-Guinea, dat het zelfs ambassadeur dr. J.H. van Roijen te gortig werd. Hij ging naar Soestdijk en biechtte op dat zijn minister een oplichter was. Beatrix zou Van Roijen later belonen met het peetoomschap van een harer kinderen. Eenmaal zelf in de ‘regeer-business’11 terechtgekomen, verwachtte Beatrix dus niet anders dan dat ook zij met lieden te maken zou krijgen die haar halve waarheden en leugens zouden proberen te verkopen. Als voorzitster van de Raad van Bestuur van Holland Incorporated eiste zij terecht inzage in de boeken. Ook Wilhelmina probeerde bressen te slaan in de muur van leugens rond haar paleis. Juliana geloofde in ‘Verbeter de wereld en begin bij u zelve’. Zij stapte liever op haar fietsje als de tuinslang op Soestdijk verlengd moest worden, en probeerde dan op de prijs bij de kwekerij in Soest af te dingen. Voor haar was de politieke kermis in de residentie niet te overzien, laat staan te verbeteren. Haar dochter had echter geen zin om half werk af te leveren. Zij formeerde op Noordeinde een managementteam van strikt betrouwbaar en deskundig talent. Zij paste ervoor om discutabele lieden zelfs maar een kans te geven haar in het ootje te nemen. De wegen van Beatrix en mij bleven elkaar kruisen om de hemel mag weten welke redenen. In 1976 verscheen als donderslag bij heldere hemel een artikel in het Amerikaanse weekblad Time, getiteld ‘Pink House of Orange’. Hierin werd geschreven dat ik, in samenspel met de KGB, bezig zou zijn koningin Juliana van de troon te wurmen ten behoeve van Beatrix. Formeel was deze onzin geschreven door Robert Kroon van De Telegraaf, maar wie eni-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 11 germate thuis is in het metier van journalisten, weet dat een aantal hunner zich schaamteloos laat inzetten door regeringen en geheime diensten. Beatrix werd in het absurde verhaal neergezet als ‘links’, wat zij in de verste verte niet is, en Claus was ‘een rode sergeant’, die aldus door prins Bernhard zou zijn omschreven. Ik moest intussen gelden aanspreken die mijn ouders me nalieten als steuntje voor de oude dag, om acht jaar lang in het gerechtshof te Dallas, Texas, te kunnen procederen tegen Time. De Telegraaf zorgde ervoor ongrijpbaar te zijn. De krant verwees naar het feit dat dit verzonnen en voorgekookte verhaal, door hun eigen medewerker Robert Kroon in Time gepresenteerd, alleen maar uit het Ame rikaanse weekblad werd overgenomen. In 1981 was ik 25 jaar in oorlog met het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse Staat. De rode kaart van Luns had niets van zijn ondermijnende invloed op mijn leven verloren. Incidenten op ambassades overal ter wereld waar ik kwam stapelden zich verder op. Keer op keer, jaar in jaar uit, moest ik de vereniging voor journalisten, de NVJ, vragen in te springen, en bewindslieden dwingen om tekst en uitleg voor het wangedrag van de Nederlandse diplomatie te geven. Onder dreiging van een kort geding door mr. H.M. Voetelink van het kantoor Nauta van Haersolte, besloot minister Chris van der Klauw in 1981 opnieuw een instructie de wereld rond te sturen dat ik behandeld diende te worden ‘als alle journalisten’. De inkt was nog niet droog of ik botste in New-Delhi voor de zoveelste maal op de kwaadaardige wraakzucht van het Haagse overheidsapparaat. Als adviseur van minister Jan de Koning van Ontwikkelingssamenwerking bracht prins Claus namelijk een bezoek aan India. Ik was aanwezig in opdracht van de Gemeenschappelijke Pers Dienst GPD. Voor mij was dit land enigermate bekend terrein. Mevrouw Indira Gandhi ontving mij zeer hartelijk en vertrouwde me toe, niet te weten of zij prins Claus diende te laten ontvangen als echtgenoot van het Nederlandse staatshoofd, of als hoge ambtenaar van Buitenlandse Zaken.12 Als in 1958 op Curaçao, en in 1963 te Washington, toen ik van Beatrix werd weggehouden, verhinderden Van der Klauws dienstkloppers in de Indiase hoofdstad, dat ik rond prins Claus normaal mijn journalistieke werk zou kunnen doen. Ambassadeur H. Leopold, die me vier maanden eerder nog zakelijk had verwelkomd voor een gesprek van enkele uren in diens werkkamer op de ambassade, weigerde me uit te nodigen voor een receptie ter ere van prins Claus. Hij deed zelfs alsof hij me niet kende. Bij thuiskomst eiste ik van de Staat een schadevergoeding. Op 18 december 1981 getuigde prins Claus voor de Haagse rechtbank om zijn visie op het gebeurde te geven. Omdat ik in het gelijk werd gesteld ging de tegenpartij in hoger beroep. Na gekonkel achter de schermen won de

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 12 landsadvocaat in tweede instantie. Vervolgens trok de NVJ haar steun aan mijn proces in. Hierdoor werd het gevecht vroegtijdig afgebroken. Daarop presenteerden de keurige heren van het ministerie van Buitenlandse Zaken mij een fikse rekening die ik hen wegens het verliezen van de procedure diende te betalen. Ik ben zo vrij geweest, deze schandelijke nota niet te voldoen. Achterbaks als ze zijn hebben ze het niet in hun hoofd durven halen hierover een incassoprocedure te beginnen. Ik maakte de reis naar India voor niets en leed als freelance-journalist andermaal aanzienlijke persoonlijke schade. De GPD betaalde me slechts 180 gulden voor het zenden van telegrammen dat het werken me opnieuw werd verhinderd. In 1983, toen prins Claus al een aantal maanden in verscheidene psychiatrische ziekenhuizen in behandeling was, hing er een nieuw, onvoorstelbaar drama boven zijn hoofd. De Telegraaf en koningshuis-verslaggeefster Josje Hagers zaten ZKH al ruim een jaar achter zijn broek in verband met diens vermeende homoseksualiteit. De geruchtenstroom zwelde aan. Gijs van der Wiel en diens opvolger Hans van der Voet van de RVD zaten met de handen in het haar. Er werd gevreesd voor herhaling van de truc uit 1956, waarbij het Greet Hofmans-schandaal rond Soestdijk eerst in het Duitse Der Spiegel werd gelanceerd, omdat vaderlandse media te kleinhartig waren hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Sterverslaggever van Der Spiegel Erich Wiedemann logeerde in het Amstel Hotel om de rel voor te bereiden. Het zou een omslagverhaal worden over prins Hendrik, prins Bernhard, en prins Claus. Wiedemann stond ook bij mij op de stoep, en debiteerde voldoende van de zijde van De Telegraaf gesouffleerde verzinsels over prins Claus om in het geweer te komen. Ik belegde op 24 augustus 1983 een persconferentie in Nieuwspoort, welke door een zestigtal journalisten uit binnen- en buitenland werd bijgewoond.13 Iemand moest de verantwoordelijkheid nemen de tijdbom boven de hoofden van deze familie onschadelijk te maken. Ik voelde me na de afgelopen dertig jaar voldoende ter zake geïnfor meerd om met enig gezag van de toren te blazen. Soms regelde ik rechtstreeks met Beatrix bezoekjes van Miss B.B. aan Drakesteyn. Eén prinsje kreeg dan een brandweerauto; een ander moest eerst zijn fluitles afmaken voor hij beneden mocht komen. Soms wandelde mejuffrouw Boekhoudt alleen met prins Claus in de paleistuin. Flarden van zo'n gesprek sijpelden dan wel eens naar mij door. Op dat kritieke moment voelde en wist ik dat ik hen te hulp moest komen. Ik sprak, zonder aantekeningen, een uur tegen de pers. Er verscheen nergens één letter van wat ik zei, maar het ontstekingsmechanisme van een meedogenloze roddelbom bleek wel in ongerede te zijn geraakt. Der Spiegel heeft de snode plannen laten varen.

Eindnoten:

4 Gangbare naam voor Buitenlandse Zaken in de residentie. 5 Zie mijn boek, dat die titel draagt. Uitgeverij Papieren Tijger, 1994. 6 Interview door Daan Dijksman, 18 oktober 1980. 7 Ik was er in opdracht van Dagblad Zaanstreek Typhoon.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 8 De prinses kwam in een brief aan mij , d.d. 17 juli 1964, op ons gesprek over Miss B.B. in Mexico terug. 9 Eenzaam maar niet alleen, Uitgeverij W. ten Have, Amsterdam (1959), p. 143 10 Tegen Mies Bouman zei de Koningin, te moeten roeien met de riemen die haar geboden werden. 11 Het begrip is afkomstig van Christian Tyler, die het introduceerde in de Financial Times van 4 mei 1996. 12 In 1974 ontmoette ik mevrouw Gandhi voor het eerst, in verband met een interview voor mijn tweede Club van Rome-boek. Zij schreef mij nadien, het prettig te vinden dat er buitenlandse journalisten waren die blijk gaven iets van India te begrijpen. 13 De bandopname van het persgesprek werd enkele dagen later op Huis ten Bosch beluisterd.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 13

III

Omdat er maar geen einde kwam aan de pesterijen van de Staat, ging ik in 1986 in Zuid-Afrika werken. Ingrijpende veranderingen waren op til. Mijn toenmalige vriend, generaal Hein de Villefort du Toit, was met introducties behulpzaam. In 1990 was ik de enige journalist die, enkele dagen voor de vrijlating van Nelson Mandela, op ‘Tuynhuys’ in Kaapstad een gesprek onder vier ogen kon hebben met president F.W. de Klerk. Ook hij moedigde me aan als mediaadviseur in het nieuwe Zuid-Afrika te komen werken. Op 30 april 1990 verhuisde ik met mijn hele hebben en houden naar de overwegend zwarte wijk Hillbrow in Johannesburg. Maar volkomen onverwacht sloten alle deuren zich voor me. Zelfs generaal Du Toit werd onbereikbaar. Persoonlijke vrienden als de van Ketwich Verschuurs in Kaapstad schreven een onverklaarbaar briefje me niet meer te willen ontvangen. Het was een toestand die me aan de bezettingstijd uit de Tweede Wereldoorlog deed denken. Wat kon er zijn gebeurd? Uit welke duistere, voor mij onzichtbare hoek, kwam de sabotage ditmaal? Afspraken om als mediaconsulent te gaan werken werden niet gehonoreerd. Het financiële fundament viel op mijn 65ste jaar onder me weg. Mijn laatste privé-fondsen raakten op. Ten einde raad wendde ik mij tot de andere lieveling van Miss B.B. Ik vroeg haar, in haar hoedanigheid van voorzitster van de Raad van State, te helpen bevorderen, dat aan de hand van de Wet Openbaarheid van Bestuur, mijn dossiers aangaande de mijn leven ondermijnende overheidsdaden boven water zouden komen. Ik besloot dit verzoek met de woorden: ‘Indien u het niet voor mij wilt doen, wilt u het misschien voor de steun en toeverlaat uit onze jeugd doen.’ In een recordtempo kwam een aantal maanden later de zaakgelastigde te Pretoria, Hans Sondaal14, in Hillbrow op bezoek. Hij bracht enkele honderden, tot dusverre geheime, stukken uit de archieven van Buitenlandse Zaken mee.15 Het was meer dan schokkende lectuur.16 Na alles wat me de voorgaande 35 jaar als journalist en burger van dit land was overkomen, overdonderde mij toch nog de vunzigheid waartoe de zogenaamde keurige mijnheren uit de burelen rond het Binnenhof in staat bleken te zijn geweest. Ik werd in staatsdocumenten, op gezag van ministers en ambassadeurs, afgeschilderd als zo ongeveer de onbetrouwbaarste raddraaier en homoseksueel die het koninkrijk deze eeuw had voortgebracht. Deze ‘informatie’ circuleerde bovendien in het geheim over de hele wereld, ook bij gezagsdragers van andere landen. De afgelopen maanden hebben de eerste bij deze onbehoorlijke zaken betrokken ministers en ambassadeurs zich in de Haagse rechtszaal moeten verantwoorden voor

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 14 de onder hun verantwoordelijkheid toegebrachte schade aan mijn leven. Ze draafden op in maatkostuums, in de revers voorzien van grootkruisen voor het koninkrijk bewezen diensten. In werkelijkheid was het een armzalige parade van bij mij medelijden opwekkende figuren, die er geen probleem van maakten hun oplichterspraktijken onder ede voort te zetten. De Wet Openbaarheid van Bestuur is bedoeld om de burger bescherming te bieden tegen wandaden van de overheid. In de praktijk betekent deze wet, dat juristen in overheidsdienst bepalen wat de door de Staat gedupeerde burger wel of niet onder ogen krijgt. Op het ministerie van Buitenlandse Zaken is mr. P.G.L. van Velzen het baasje dat minister Van Mierlo moet beschermen. Dat wil zeggen: Van Velzen schat in welke bewijsstukken mij niet kunnen worden gegeven, omdat ik anders binnen de kortste keren het juridische gevecht tegen de Staat zou winnen. Na ontvangst van de eerste bewijzen dat de Staat schuldig was hoopte ik alsnog op een wonder, dat het getij tegen mij in Zuid-Afrika ten gunste zou keren, en ik zou kunnen blijven waar ik was. Ik schreef minister dan ook, dat, in het bezit gekomen van genoemde bewijzen, het niet meer dan redelijk zou zijn dat ik voor 35 jaar gecoördineerde Haagse broodnijd gecompenseerd werd en vroeg of er geen gesprek mogelijk zou zijn om een voor beide partijen aanvaardbare regeling te vinden. Het gezegde luidt dat hij, die niet bereid is tot een compromis, een kwezel is; hij die niet tot een compromis in staat is, mesjogge moet zijn; en hij die geen compromis aandurft een onderkruiper is. Van den Broek piekerde niet over een regeling. Het antwoord was: procedeer maar, ‘want er is geenszins sprake van, dat de Staat sedert 1957 jegens u onrechtmatig zou hebben gehandeld’.17 De bewindsman zette de leugen zelfs op papier. Hij wist op dat moment dat mij, na een verzoek daartoe tot de Koningin, ruimschoots geheim codemateriaal ter hand was gesteld dat glashard aantoonde met wat voor schoften ik al die jaren via zijn ministerie te maken had gehad. Natuurlijk wist hij wel degelijk dat de Staat vuile handen had, maar pour besoin de la cause schreef hij doodgemoedereerd dat zijn naam Haas was. Zijn adviseurs hadden hem erop gewezen dat mijn geld op was, dat ik op straat zou komen te staan, dus een procedure zou verder geen problemen opleveren. Hoeveel ander kwaad deze van den Broek op zijn kerfstok had was me in 1991 nog niet bekend.18 Het corrupte denken en de arrogantie van rijksambtenaren kent na een halve eeuw van vrede en rust geen grenzen. De heren denken langzamerhand alles voor het zeggen te hebben, en menen zich jegens niemand meer behoeven te verantwoorden, inbegrepen Hare Majesteit. Om van het parlement maar niet te spreken. Kamerleden zitten vrijwel zonder uitzondering permanent voor aap. Zij worden bij het beantwoorden van hun vragen strijken-zet door maffiosi in de bureaucratie met een kluitje in

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 15 het riet gestuurd. Vervolgens is het weer komkommertijd en gaat iedereen opgewekt met vakantie. Na het mislukte proces uit 1981, waarbij ook prins Claus was betrokken, zat er in 1991 niets anders op dan vanuit Zuid-Afrika een procedure tegen de Staat te beginnen, om nu tot het bittere einde voor eens en voor altijd aan het geklier vanuit Den Haag een rigoureus einde te maken. De tegenpartij, ook niet van gisteren, ondernam een voor mij ruïneuze tegenzet. Na zes jaar ongestoord in Zuid-Afrika te hebben verbleven werd mijn verblijfsvergunning, zonder opgaaf van redenen, van de ene op de andere dag door Pretoria opgezegd. Op mijn verzoek liet generaal S.J.J. Smit, hoofd van de misdaadbestrijding van de Zuidafrikaanse politie, door de kolonels Basson en Rudfin van de Crime Division in Hill brow een onderzoek instellen. Het antwoord van de generaal was dat Zuid-Afrika geen enkele reden had mij het land uit te zetten, ‘want u hebt zelfs geen verkeersovertreding begaan’.19 De Nederlandse ambassadeur P.A. van Buren beantwoordde geen enkel verzoek om hulp en wenste mij ook niet te ontvangen. Hij liet alles aan André Roijackers over, die inmiddels door een noodlottig ongeval in Zuid-Afrika om het leven is gekomen. Op 2 augustus 1992 werd ik op bevel van Piet Colijn, directeur-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken te Pretoria, gearresteerd en op een vliegtuig gezet, met achterlating van mijn gehele bezit. Op mijn 67ste jaar stond ik in Amsterdam letterlijk op straat. Met kunst- en vliegwerk en de hulp van een van mijn beste vrienden, kon ik op 15 oktober 1992 een studio van zes bij zes meter in de Jordaan betrekken. Ik leef sedertdien van een minimum uitkering. Dat is de prijs die men in Den Haag betaalt voor streven naar eerlijke en integere journalistiek. Oscar Wilde schreef eens, dat journalisten zich al te dikwijls onder vier ogen verontschuldigen voor wat zij eerder publiekelijk hadden verkondigd. Voor de integere journalist bestaat geen discrepantie tussen wat binnenskamers wordt gefluisterd of bij Theo van Gogh voor de beeldbuis wordt gezegd. Publiceren of mond opendoen, dus informatie doorgeven of een mening presenteren, kan alleen integer zijn wanneer de interne en externe scripten kloppen. De Haagse bureaucratie en politiek opereren met een dijk conflicterende scenario's, rond het leidmotief ‘tegen iedere prijs de kool en de geit sparen om aan de bak te blijven’. Er wordt permanent met feiten en de waarheid gejongleerd alsof het zo hoort. Er wordt gelogen dat ze bar sten: onder elkaar, jegens derden, en last but not least tegen de majesteit, die de eigengereide Haagse bende moet voorzitten. Neem Van den Broek. Tegen mij loog hij zoals het in zijn brief gedrukt stond. Maar na uit Zuid-Afrika te zijn gesmeten kwam ik geheel andere schofterij op het spoor, begaan onder zijn verantwoordelijkheid. In de jaren tach-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 16 tig had het koninkrijk zich ook nog op het terrein van de terreur-business begeven. Het ministerie van Buitenlandse Zaken verschafte de terrorist Klaas de Jonge vier paspoorten, om in het geheim communistische wapens en kleefmijnen, bestemd voor het ANC, de Republiek Zuid-Afrika binnen te rijden.20 De Israëlische MOSSAD en de Zuidafrikaanse inlichtingendienst wisten exact wat De Jonge deed. Nadat zijn gangen bekend geworden waren werd hij gearresteerd, maar hij vluchtte de ambassade te Pretoria in. Hier werd hij prompt weer uitgehaald. Den Haag schreeuwde moord en brand, dat Zuid-Afrika de status van het bijkantoor in Pretoria had geschonden. Je moet het lef maar hebben, na het als regering mogelijk gemaakt te hebben dat een franc tireur op officiële papieren explosieven binnen kon brengen om blanke boeren bij sportvelden op te blazen. Den Haag eiste dat De Jonge zou worden teruggebracht. Zou Pretoria de man namelijk voor de rechter hebben gebracht, dan zou Nederland de geschiedenis in zijn gegaan als een natie welke actieve en materiële steun verleende aan internationaal terrorisme, met gewapende hulp uit Oost-Europa en de Sovjet-Unie. De Jonge ontving trouwens zijn opleiding tot terrorist in de toenmalige communistische DDR. Bovendien ontdekten Haagse juristen, dat door in vreemde-overheidsdienst te treden, De Jonge geen Nederlander meer was. Er diende snel gehandeld te worden, opdat Pretoria niet zou ontdekken dat Zuid-Afrika helemaal niet verplicht was de man naar de ambassade terug te brengen. Het was letterlijk een kwestie van uren. De majesteit moest als de gesmeerde bliksem een decreet tekenen waarbij Klaas weer tot Nederlander werd gebombardeerd, anders was het hek van de dam en het internationale aanzien van het koninkrijk voor onbepaalde tijd ernstig geschaad. Normaliter zou Beatrix die handtekening in geen duizend jaar hebben mogen zetten. Haar signatuur sanctioneerde immers indirect een koninklijke goedkeuring voor wapensmokkel ten behoeve van terreur in een andere lidstaat van de Verenigde Naties. Premier en minister Hans Van den Broek legden haar het decreet ter tekening voor, dus uiteindelijk namen zij de ministeriële verantwoordelijkheid. Voorlopig zal het wel het geheim van Huis ten Bosch blijven of de Koningin de waarheid wist en alle achtergronden kende, of in welke mate er mogelijk ook tegen haar werd gelogen. Boudewijn is eens 48 uur afgetreden als koning toen hij het verdomde een handtekening te zetten terwijl zijn ministers erom vroegen. Beatrix voelt blijkbaar niets voor dit genre juridische kunstgrepen. Zij tekende. Genoemde gegevens bereikten mij via informanten van de koninklijke marechaussee, het politionele apparaat dat het Koninklijk Huis beschermt. Wat men in deze kring als een uitzonderlijk kwalijke affaire beschouwde,

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 17 was de rol die Hendrik baron Bentinck van Schoonheten, tweede man op de ambassade in Pretoria, had gespeeld in de perikelen rond De Jonge. Buitenlandse Zaken werd genoodzaakt een afgedankt gebouw, waar de terrorist zich in bevond, enkele jaren reilend en zeilend te houden,21 omdat de man alsnog gearresteerd zou worden indien hij zijn neus op straat zou durven vertonen. De koninklijke marechaussee zond twee bewakers naar Pretoria om een rapport te schrijven over wat er zich rond De Jonge afspeelde. Van Zuidafrikaanse zijde was doorgegeven dat de Nederlander het lege ambassadegebouw gebruikte als een verkapt hoofdkwartier van het toen nog verboden ANC. Aldus beschikte de zwarte verzetsbeweging over een diplomatieke commandopost, waar men met faciliteiten van de ambassade contacten met de buitenwereld kon hebben. De rol van de heer Bentinck in deze werd door de koninklijke marechaussee als buitengewoon laakbaar geïnterpreteerd. Het bewuste rapport, dat ook in 1996 nog steeds geheim is,22 was behoorlijk bezwarend voor Buitenlandse Zaken, zodat Van den Broek zich genoodzaakt zag schoonmaak op de ambassade in Pretoria te houden. De heer Bentinck verhuisde naar Parijs, diens secretaresse verdween naar een winkel op Schiphol, en een andere Hollandse koerierster, logée van de secretaresse van de heer Bentinck, vertrok eveneens met onbekende bestemming. Waar men zich blijkbaar in kringen van de koninklijke marechaussee uitzonderlijk aan ergerde, was dat de heer Van den Broek bij het vertrek van privé-secretaris Quarles uitgerekend de heer Bentinck voordroeg deze post op paleis Noordeinde als rechterhand van de majesteit te gaan bekleden. Diens verdere diplomatieke carrière lag immers, na het debâcle in Pretoria, in handen van Buitenlandse Zaken. Voor de minister was het handig om een van hem afhankelijk bondgenoot een eindje verder op de gang te hebben zitten, op oorafstand van Beatrix. Op 15 december 1992 heb ik de affaire Klaas de Jonge, Bentinck van Schoonheten en Hans van den Broek op een rij gezet en in een omslagverhaal voor de Media Krant23 samengevat. Een week eerder zond ik de tekst ter kennis neming aan de Koningin. Eveneens op 15 december maakte premier Lubbers in het parlement bekend dat de heer Van den Broek een opengevallen post in Brussel zou gaan bekleden. Niemand in Den Haag begreep wat er gebeurd kon zijn. Skivakanties waren reeds geboekt. De kerstman kwam eraan. Wat misschien wel iets zegt is dat de heer Van den Broek die ochtend om 11.00 uur de kortst durende afscheidsvisite heeft afgestoken uit de regeerperiode van deze majesteit op Huis ten Bosch. Wat moet men nog meer weten?

Eindnoten:

14 In 1996 Hare Majesteits ambassadeur in Boedapest. 15 Mijn dankbaarheid jegens koningin Beatrix was groot. 16 Zie ook Vogelvrij, Uitgeverij Jan Mets (1992), waarin een dertigtal van deze geheime overheidsstukken werden afgedrukt. 17 Brief van 31 maart 1991.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 18 Op 19 september 1996 zal ook Hans van den Broek onder ede in Den Haag worden verhoord. 19 Alle details staan in Notities uit Apartheidsland. Uitgeverij Jan Mets (1993). 20 Informatie met fotokopieën bevestigd door het voormalige VVD-kamerlid Tom Struick van Bemmelen. 21 Deze stunt van Buitenlandse Zaken heeft de belastingbetaler ettelijke miljoenen gekost. 22 Ook Jos Slats van de Volkskrant, die om genoemd rapport vroeg, kreeg van Buitenlandse Zaken nul op het rekest. Waakhond Van Velzen weigerde het te geven. 23 Twee uur na het bekend worden van het ontslag van Van den Broek, op 15 december 1992, verscheen de Media Krant in de kiosken.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 18

IV

Eerst wilde ik uitzoeken wie mij die fatale loer in Zuid-Afrika had gedraaid. Wanneer de staatspresident je ontvangt heb je normaliter geen problemen in een land. Ik had bijvoorbeeld de bewijzen dat Buitenlandse Zaken geprobeerd heeft me het leven in de VS zuur te maken. Maar na een hele dag vrijwillig met twee psychiaters van de CIA te hebben gesproken, zou ik verder ongestoord ingezetene van de VS zijn van 1958 tot 1992.24 Indonesië zat sedert 1966 ook dicht voor mij. De Haagse persona non grata-verklaring was ook expliciet in dit opzicht. Het gehele corps diplomatique van Nederland had opdracht bij navraag van derden (lees: buitenlandse regeringen) uitdrukkelijk voor mij, ‘als schurk’, te waarschuwen. Dit is aanvankelijk ook in Pretoria gebeurd. Nog voor ik voet op Zuidafrikaanse bodem had gezet liet ambassadeur Hugo Carsten, op dat moment de baas van baron Bentinck, zich ontvallen dat ik niet alleen gevaarlijk was, maar bovendien communist. Zo'n figuur heet nota bene ‘Hare Majesteits ambassadeur’. Ik dacht dan: Beatrix moest eens weten wat dit soort seigneuren in haar naam aan kattekwaad uitspookt. Ik heb, toen ik door de rector van een Technikon25, Rinus Wijnbeek, werd gewaarschuwd voor de lasterlijke uitspraken van de ambassadeur, voor de zoveelste maal de NVJ ingeseind. En dankzij krachtige druk van de toenmalige vice-voorzitter Wim Klinkenberg - die binnen die club het nauwkeurigst over Haagse schuinsmarcheerderij was ingelicht - ging er een zoveelste protestbrief naar Buitenlandse Zaken, op dat moment bestuurd door Hans van den Broek, zelf komplotteur in duistere zaken. Buitenlandse Zaken wist natuurlijk van de prins geen kwaad. De heer Carsten is in dit verband door rechter-commissaris B.C. Punt in Den Haag over de zaak gehoord. Ook deze diplomaat in ruste pleegde zeven jaar later zonder blikken of blozen meineed. Soms vraag ik mij af of oud-ministers en oud-ambassadeurs die zich jarenlang ‘Hare Majesteits ambassadeur’ mochten noemen, op de lange weg naar de top geen greintje zelfrespect hebben overgehouden. Zouden zij zich niet generen voor hun hoogste opdrachtgeefster, die buitengewoon exact is geïnformeerd door Miss B.B., ergo weet dat ik in de verste verten niet de schurk ben waar de Staat der Nederlanden mij de afgelopen veertig jaar voor heeft uitgemaakt? Kamerleden Erik Jurgens (PvdA), Piet Stoffelen (PvdA), en Gerrit-Jan Wolffensperger (D66), stelden schriftelijk vragen aan Van den Broek om erachter te komen waarom ik uit Zuid-Afrika was verwijderd. Zij werden, als te doen gebruikelijk, op beschamende wijze en zonder enige steekhoudende informatie of ter zake doende antwoorden het bos in gestuurd. Parlementariërs schijnen dit als normaal en acceptabel te beschouwen.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 19

Want ze verroeren, na aldus honds te zijn behandeld door een minister van Buitenlandse Zaken, geen vin. Niet alleen het regime neemt een loopje met de volksvertegenwoordiging, de dames en heren die voor de natie moeten opkomen nemen ook een loopje met zichzelf. Na veel gezeur mijnerzijds waren de heren Jurgens en Stoffelen alsnog bereid nadere stappen te ondernemen. Als voorzitter van de kamercommissie voor de inlichtingendiensten begaf Piet zich naar de directeur van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), dr. Arthur Docters van Leeuwen. Deze Haagse onderkoning zegde toe een on derzoekje te zullen instellen. Op 17 september 1992 verzekerde de heer Stoffelen me bij een kopje koffie in het kamergebouw, dat er bij de BVD geen dossiers waren over Oltmans. ‘Hij liegt’ was mijn antwoord, waar Stoffelen zichtbaar van schrok. Hij vervolgde: ‘Ik ken hem. We tutoyeren elkaar. Hij besodemietert mij niet.’ ‘Bazen van spionagediensten besodemieteren uit hoofde van hun beroep, en Docters doet dit blijkbaar ook tegen u, zelfs op de post die u bekleedt’, antwoordde ik. Ik wist na die ontmoeting in 1992 dat ik zowel de heer Stoffelen als Docters van Leeuwen onder ede diende te laten horen, wat in 1996 ook is gebeurd, met alle gevolgen van dien. Intussen draaide de procedure tegen de Staat sedert 1991 verder, onder leiding van een advocaat van Pieter Lakeman, mr. H.W.E. Vermeer. Opnieuw dankzij Klinkenberg kreeg ik steun van de NVJ en van de algemeen secretaris van die vereniging, Hans Verploeg.26 De NVJ berekende dat mijn schade in 1990, op mijn 65ste jaar, rond de 2,8 miljoen bedroeg. Lakeman kwam uit op 6,1 miljoen. Rechter-commissaris Punt concludeerde eind 1993 dat bewezen was dat de Staat tussen 1956 en 1964 onrechtmatig had gehandeld. Hij vroeg mij aan te tonen dat er ook na 1964 sprake was geweest van overheidssabotage bij de uitoefening van mijn beroep. Deze uitspraak plaatste mij in de positie om 1: meer documentatie te achterhalen en 2: getuigen onder ede op te roepen. Sedert ik in 1991 het proces tegen de Staat begon kon niemand meer documenten vinden. De rechterhand van de ministers Van den Broek, Kooijmans en Van Mierlo, de heer Van Velzen, loog er vrolijk op los door te beweren dat er vrijwel niets meer was. Na het openen van verschillende gerechtelijke procedures in 1995-1996 bleek er achteraf nog wel iets te zijn, maar het ministerie deelde tussen neus en lippen mee, dat 264 documenten niet konden worden gegeven. Dan reken je op een minister van Buitenlandse Zaken van D66, die een paar jaar geleden in de trein naar tegen me zei dat mijn zaak opgelost diende te worden. Niets ervan. Eind 1993 wendde ik me ten einde raad opnieuw tot de Koningin. Arendo Joustra en Erik van Venetië schreven namelijk dat de premier iedere maandagmiddag een gesprek op Huis ten Bosch had.27 Ook vernam ik dat staatshoofd en premier het dermate uitstekend met elkaar

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 20 konden vinden dat Lubbers, nadat een bordje voor het diner was bijgezet, soms zelfs pas tegen middernacht het paleis verliet. Ik vroeg Hare Majesteit dan ook, en zag dit als een laatste redmiddel, om Lubbers ertoe te bewegen zich met mijn affaire te bemoeien. Althans om er please een balletje over op te gooien. De eerste en laatste brief van een Nederlandse premier kreeg ik in 1958, toen Willem Drees me schreef, me niet te kunnen ontvangen nadat ik mijn reis met Sukarno had gemaakt. Begin 1994 nam ik de proef op de som en richtte een briefje tot Lubbers. Elf jaar lang had hij als premier nooit één brief beantwoord, en me al die tijd straal genegeerd; ditmaal echter kwam er een eerste vriendelijk signaal. De interventie van Hare Majesteit verrichte een wonder, alsof Jonas de walvis had ingeslikt en niet omgekeerd.28 De erkenning van de premier, op mijn 69ste jaar, dat ik werkelijk bestond en een briefje waardig was, betekende in mijn procedure tegen de Staat een ware doorbraak. De maand daarop, eind februari 1994, zouden Lubbers, Kok, en minister Kooijmans van Buitenlandse Zaken het officiële bezoek aan Zuid-Afrika brengen dat in 1992 onder druk van het parlement was afgezegd.29 Ik schreef de premier of ik diens reis als journalist mocht meemaken. Eigenlijk brak mijn klomp toen ik door Hans van der Voet van de RVD werd opgebeld met de mededeling dat het okee was. Zelfs Elsevier was verbaasd en berichtte: ‘Oltmans op reis met Lubbers’. In meer dan veertig jaar journalistiek bedrijven was dit dan ook de allereerste keer. Zou de haat over mijn vriendschap met Sukarno en mijn gelijk in de kwestie-Nieuw-Guinea dan eindelijk voorbij zijn? Allerminst, zoals zal blijken. Waarom wijzigde Lubbers, als premier van het koninkrijk, van koers? Had hij na het gesprek op Huis ten Bosch ontdekt dat er inderdaad ‘onregelmatigheden’ aan de hand waren, en dat Buitenlandse Zaken zich nog steeds als een beest jegens mij gedroeg, ook met de vanuit Den Haag bewerkstelligde uitwijzing uit Zuid-Afrika? Eigenlijk leverde Lubbers met deze ridderlijke daad het bewijs dat hij had ontdekt dat ik in 1992 op verzoek van Den Haag (onder zijn neus als premier) in Johannesburg op een vliegtuig richting Jordaan was gezet. Nu kwam ik op 28 februari samen met Lubbers, Kok en Kooijmans, de trap van de KLM-jumbo af in Kaapstad, waar wij door de heer en mevrouw De Klerk hartelijk werden begroet. Ik maakte een koninklijke rentree dankzij Beatrix en dankzij Lubbers. Wat eveneens onomstotelijk werd bewezen was, dat Den Haag iets goed te maken had. Lubbers zou het immers niet in zijn hoofd hebben gehaald bij een officieel bezoek zijn gastheren openlijk te bruuskeren, door een ongewenste Nederlander die, als ik mij werkelijk jegens Zuid-Afrika zou hebben misdragen en om die reden was gearresteerd en eruit gesmeten, twee jaar later glashard mee terug naar dat land te nemen?

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 21

Lubbers, Kok en Kooijmans kwamen dan ook niet met Klaas de Jonge in Kaapstad aanzetten, maar met mij. Als deus ex machina van Haagse schoftenstreken in mijn oorlog met Buitenlandse Zaken wist de premier dat hij vis à vis Zuid-Afrika geen buil aan mij zou vallen, want mijn lei ten aanzien van dat land was brandschoon. Twee jaar later, in december 1994, was ik in Pretoria op de thee bij de minister van Binnenlandse Zaken, Zulu-Chief Mangosuthu Buthelezi. De regering van president Nelson Mandela had voorlopig directeur-generaal Piet Colijn gehandhaafd om de nieuwe regering te helpen inwijden. Hij was de man die mij had laten arresteren en uitwijzen. Minister Buthelezi riep hem binnen. Over mijn debâcle uit 1992 zei hij slechts: ‘Ik kan u verzekeren, meneer Oltmans, u werd gehaat in Den Haag, niet hier.’ Omdat premier Lubbers acht weken na Zuid-Afrika een afscheidsvisite in Indonesië ging brengen, vroeg ik hem of ik opnieuw mee mocht en of hij blokkadebreker wilde zijn, aangezien ik uit dat land - insgelijks op verzoek van Den Haag - 28 jaar was geweerd. Lubbers vond het prima. Ambassadeur J.H.R.D. van Roijen werd in Jakarta opgedragen naar Indonesische instanties te gaan en mijn rode kaart aldaar te verwijderen.30 Hij was de zoon van de man in Washington die in de jaren vijftig en zestig in de VS een heksenjacht jegens mij had geleid. Zoonlief gaf een afscheidsdiner waarvoor iedereen werd uitgenodigd, behalve ik. Hierop maakte ik maar weer eens bonje. Twee uur voor de ontvangst werd alsnog een uitnodiging gebracht. Bij toeval wandelde ik die avond van 6 april 1994 de ambassade binnen samen met Emile Bode van De Telegraaf. Ria Lubbers, het echtpaar Kooijmans en de Van Roijens ontvingen de gasten.31 Mevrouw Lubbers vertelde in 1996 in de Haagse rechtszaal naar waarheid, hoe plotseling Hare Majesteits ambassadeur voor haar langs schoot en ‘de grijze duif’ (waar ik mee werd bedoeld) aanvloog - om mij dus weg te jagen - en hoe zij zich voor Van Roijen had gegeneerd, de zaak had gesust. Ik was gebleven. De leugens die ambassadeur Van Roijen voor de Haagse rechter verkondigde laat ik maar onbesproken. Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Ook Emile Bode bevestigde onder ede dat ik geen vlieg kwaad had gedaan en dat de rel door Van Roijen werd veroorzaakt.32 Buitengewoon opmerkelijk was het plotselinge geheugenverlies onder ede van oud-minister Kooijmans, nu hoogleraar te Leiden. De man had nota bene vlak naast Ria gestaan maar herinnerde zich niet dat er een incident was geweest. Exact zoals ik in Persona non Grata33 heb beschreven, werd ik die dag in Jakarta razend door het gedrag van ambassadeur Van Roijen. Vlak voor Ria en het echtpaar Kooijmans, heb ik, wijzend op Van Rooijen en ten overstaan van een honderdtal gasten, luide uitgeroepen: ‘Kunt u die idioot nu niet stoppen? Is 38 jaar treiteren niet eindelijk genoeg geweest?’

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 22

De brave Kooijmans, voorvechter voor de Rechten van de Mens overal en elders, behalve voor de mijne, herinnerde zich twee jaar later van wat werkelijk was gebeurd geen ene moer. Het was een mise en scène geweest die een minister niet alle dagen overkomt. Kooijmans geheugen was echter pleite toen het er op aan kwam. De Staat mag de zaak tegen mij niet verliezen, dus het kantoor dat Hans van Mierlo gebruikt om me tegen te houden, Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn, ensceneert met de grootste zorgvuldigheid wat dienaren des konings zich herinneren en wat zij inmiddels ‘onderweg’ maar liever moeten zijn vergeten. En dan is er nog P.G.L. van Velzen, het driftige baasje dat voor Van Mierlo zelf dit soort praktijken arrangeert, regelrecht vanuit de apenrots. Hij is ook steeds nadrukkelijk van de partij in de rechtszaal. Soms is Van Velzen vergezeld van ‘versterking’, zoals onlangs door ambassadeur Jo van der Valk. De man kwam in de wandelgangen van het Haagse gerechtsgebouw zogenaamd een praatje maken, en vroeg me langs de neus weg: ‘Hoe financiert u dit proces, met drie advocaten tegen het ministerie, mijnheer Oltmans?’ Sedertdien werd de druk vanuit Den Haag op de NVJ om mij te laten vallen, met kracht opgevoerd. Ondertussen verdween Lubbers in 1994 van het politieke toneel. Met Wim Kok was een andere cattle of fish in het gearriveerd. De psycholoog Jaap van Ginneken zette hem niet voor niets neer in een hoofdstuk getiteld ‘De Onzekere’.34 Over zijn Nijenrode-tijd zei Kok bijvoorbeeld dat hij al met mes en vork at voor hij op het kasteel arriveerde. Hij had er zich dikwijls gekwetst gevoeld ‘door het gemak waarmee mensen uit elitaire milieus spraken over arbeiders als een noodzakelijk kwaad’. Ik kwam zelf vanuit een ander milieu dan Wim Kok naar Nijenrode. Aan mijn ouderlijke dinertafel werd dergelijke onzin niet gedebiteerd, en evenmin dacht mejuffrouw Büringh Boekhoudt in dergelijke termen. Van Ginneken benadrukt, hoe Koks ‘gevoelens van spijt en morele schuld aan zijn oorspronkelijke afkomst in interviews dikwijls terugkomt’.35 Alfred Adler signaleerde reeds in dergelijke uitlatingen - grotendeels onbewuste - geïntensiveerde gevoelens van minderwaardigheid. Op reis in Zuid-Afrika heb ik ze beiden meegemaakt. Lubbers en Kok zijn in meer dan een opzicht tegenpolen. Lubbers had geen enkel probleem met een interventie van de Koningin om een zeer onbehoorlijke en oneerlijke zaak na veertig jaar te helpen rechttrekken. Kok echter staat op zijn piëdestalletje. Hij duldt geen koninklijke interventies ten behoeve van ‘een bevoorrechte uit een ander milieu’. De eerste test kwam algauw. Kok en Van Mierlo adviseerden Hare Majesteit in 1995 een staatsbezoek aan Indonesië te brengen. Ik bracht van januari tot april in Jakarta door, voorzag ernstige problemen, en schreef de brochure Bon Voyage, Majesteit!, met als teneur: ga niet, u raakt in de soep.36 De klok die Lubbers vooruit had gezet werd door Kok

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 23 prompt weer teruggedraaid. Hij moet gedacht hebben dat wij thuis met gouden messen en vorken aan tafel zaten. Er werd een geraffineerd smerig spel bedacht om te verhinderen dat ik als journalist met Beatrix mee zou gaan. Officieel, zelfs tot driemaal toe, vroeg Buitenlandse Zaken schriftelijk aan ambassadeur J.B.S. Kadarisman in Den Haag mij een visum voor de koninklijke reis te ver strekken. Maar langs slinkse wegen werd in Jakarta bewerkstelligd dat dit niet zou gebeuren. Het was een variant op wat me in 1992 in Zuid-Afrika was overkomen. Alleen gebruikten Kok en Van Mierlo nu de redenering dat men de Pinochet van Indonesië niet voor het hoofd wilde stoten. Het is toch op zijn minst opmerkelijk dat de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Ali Alatas, tijdens een vertrouwelijk gesprek met minister Van Mierlo op 22 januari 1996 in Den Haag - één jaar nadat ik van de Haagse bonzen niet mee mocht naar Jakarta - de vraag heeft gesteld: ‘Is veertig jaar pesten van Willem Oltmans voor diens vriendschap met Sukarno en diens rol in het geschil over Nieuw-Guinea nu niet genoeg geweest?’ Op 20 januari ontmoette ik de Indonesische bewindsman in de residentie van ambassadeur Kadarisman in Wassenaar en op 30 januari 1996 bevestige deze in een gesprek onder vier ogen, dat zijn minister inderdaad een démarche bij Van Mierlo had ondernomen om een streep onder mijn Sukarno-verleden te zetten. Het was Multatuli die een eeuw geleden al waarschuwde dat Nederlanders meer van de regent van Lebak zouden kunnen leren, dan omgekeerd. Lubbers wist dat hij me mee terug naar Zuid-Afrika kon nemen, omdat ik onschuldig was. Kok wist deksels goed dat ik meer over Indonesië en Suharto wist dan hij, en dat de huidige president van Indonesië niet alleen een coup-generaal was en hoogverraad pleegde, maar dat hij tot de belangrijkste oorlogsmisdadigers van deze eeuw in Azië moet worden gerekend. Kok en Van Mierlo lieten me thuis om een wit voetje te halen bij de Mladic in het kwadraat van Indonesië, die zijn macht bestendigde door het afslachten van honderdduizenden Indonesiërs, en sedertdien een fascistische politiestaat runt, compleet met concentratiekampen en vliegende moordbrigades. De ploertenstreken van deze Suharto zijn medio 1996 andermaal duidelijk geworden. Via een ‘slimme zet’ zagen zijn minister van Binnenlandse Zaken en corrupte jaknikkende broers kans om een volkomen onwettig congresje in Medan te organiseren, om de voorzitster van de democratische oppositiepartij PDI, Megawati Sukarno,37 te laten afzetten. Megawati werd in de ogen van Suharto te populair. Aanhangers organiseerden zich door het hele land, en verklaarden zich solidair met haar. Omdat er eerst een internationale ASEAN-conferentie in Jakarta werd gehouden, waar zowel de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Warren Christopher als de heer Van Mierlo bij aanwezig waren, werd met boerenslimheid38 gewacht

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 24 tot de buitenlandse gasten waren vertrokken. Vervolgens werd, met een overmacht van militairen en politie, het hoofdkwartier van de PDI onder de voet gelopen en kort en klein geslagen. Nu kunnen de marionetten van Suhar to aldaar de scepter gaan zwaaien. Intussen werden bij massale rellen enkele honderden demonstranten gearresteerd, van wie niets meer is vernomen. Het waren de bloedigste straatgevechten in 25 jaar. Zeven demonstranten zouden zijn vermoord. Suharto is bezig zijn greep op de situatie te verliezen. Daarom ook is het jammer dat Beatrix hem halsoverkop nog een bezoek heeft gebracht, omdat Den Haag zich liet verleiden zogenaamde zakelijke belangen te laten prevaleren over politieke overwegingen als: Hoe corrupt, hoe misdadig, hoe fascistisch wordt het Indonesische volk onderdrukt? Tot overmaat van ramp deelden Suharto's bloedhonden, de generaals Hamid en Susilo Sudarman, aan de wereld mee dat de president deze maatregelen had genomen omdat Megawati en de PDI solidair zouden zijn met het on dergrondse communisme in Indonesië. Misschien kon Suharto in 1965 het Indonesische volk om de tuin leiden door Bungkarno af te schilderen als handlanger van Moskou en Peking. Toen trapte men erin. Die vlieger gaat in 1996 niet meer op. Eindelijk loopt deze mijnheer op zijn laatste benen. Hij speelt paniekvoetbal om te proberen, het onverbiddelijke lot van andere dictators als in Zuid-Korea en de Filippijnen te ontlopen. Het is te laat. Het Indonesische volk heeft meer dan genoeg van deze verrader. Indonesië is in de zomer van 1996 een levensgevaarlijk kruitvat geworden. Ieder moment kan de onvrede en innerlijke woede van het volk resulteren in een niet meer te stuiten, bloedige omwenteling. Ik was er in 1995 inderdaad tegen dat Beatrix deze man een staatsbezoek zou brengen. Zij is dan ook in een mijnenveld terechtgekomen (aldus Van Mierlo), en werd in Indonesië ‘verpletterend vernederd’ (NRC Handelsblad).39 In de ogen van Kok en Van Mierlo had ik een doodzonde begaan door dit vóór vertrek van de majesteit op papier te zetten, ook al was het wáár. De straf: thuisblijven. Had ik gelogen, zou ik zijn meegegaan. Van vrijheid van drukpers en vrijheid van meningsuiting begrijpen Kok en Van Mierlo kennelijk geen mieter. Noch van je koningin voor aap laten zetten door een omhooggevallen sergeant uit een Aziatisch land dat op springen staat.

Eindnoten:

24 Wel zeiden beide psychiaters dat zij van mening waren dat ik ‘gevaarlijk’ leefde. Liever gevaarlijk en eerlijk, dan veilig en bedrieglijk. 25 Een technische hoger beroepsopleiding in Zuid-Afrika. 26 Ik was sinds 1960 lid van de NVJ. 27 Arendo Joustra en Erik van Venetië, De geheimen van het Torentje, Prometheus, Amsterdam (1993). 28 Om Thomas Paine te parafraseren uit The Age of Reason. 29 Die reis was immers gebruikt als alibi om mij als zijnde staatsgevaarlijk te laten uitwijzen door Zuid-Afrika. 30 De ambassadeur bevestigde onder ede, zulks te hebben gedaan. 31 Premier Lubbers was naar Den Haag afgereisd om een kamerdebat bij te wonen.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 32 De nationele ombudsman, H. Oosting, gaf officieel mij de schuld van het incident, maar wist niet dat Ria Lubbers of Emile Bode zouden getuigen. 33 Uitgeverij Papieren Tijger (1994). 34 Jaap van Ginneken, Den Haag op de Divan, uitgeverij Aramith, Haarlem (1994). 35 Wim Kok is de zoon van een timmerman uit Bergambacht, bij . 36 Zie brochure Bon Voyage, Majesteit!, Papieren Tijger (1995). 37 Oud-president Sukarno's oudste dochter. 38 Oorspronkelijk is Suharto een boerenzoon uit kampong Kemesu. 39 Zie brochure Welkom Thuis, Majesteit!, idem.

V

Eveneens in 1995 reisde ik, in opdracht van Evert Santegoeds van het weekblad Story, met prinses Margriet en de heer Pieter van Vollenhoven mee naar Canada. Zij woonden feesten bij ter herinnering aan onze bevrijding

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 25 door de Canadezen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Dit was, als gevolg van de Haagse rode kaart, in de 42 jaar dat ik journalist was nooit eerder voorgekomen. Wat een proces tegen de Staat allemaal niet tot verrassende gevolgen kan hebben. In de villa te Ottawa, waar prinses Juliana gedurende de oorlogsjaren met haar kinderen had gewoond, gaf HKH een persconferentie (zie foto omslag). De prinses was kennelijk enigermate nerveus. Daarom ging ik tegenover haar zitten, en de ontmoeting met de journalisten verliep in een uitstekende sfeer. Na afloop vroeg Margriet aan de begeleidster van de RVD, Jessa van Vonderen: ‘Waarom mochten wij toch niet van Willem Oltmans houden?’ Dit was een opmerkelijke uitspraak omdat daarmee werd aangetoond dat de Lunsiaanse rode kaart zich blijkbaar eveneens uitstrekte tot leden van het Koninklijk Huis. Ik vermoedde dit al vele jaren, om gegronde redenen, maar nu was ik hier dus zeker van. Wanneer prins Bernhard in 1978 op een receptie in Hotel Torarica te Paramaribo op me afstevent, een hand geeft en zegt: ‘We moeten eens praten’, en het gebeurt nooit, dan valt dit op. Het is om deze reden dat mijn advocaten er enig belang aan hechten HKH prinses Margriet hieromtrent enige vragen te stellen. Aanvankelijk zegde de advocaat van Hans van Mierlo toe, het horen van de prinses in deze te zullen regelen, maar om een of andere reden is er een kink in de kabel gekomen. Aan het team van Buitenlandse Zaken, bestaande uit D. den Hertog en P.G.L. van Velzen, werd Jhr. mr. J.L. de Wijkerslooth, evenals Den Hertog behorend tot het kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, toegevoegd als advocaat voor de prinses in het bijzonder. Op 20 juni 1996 speelde zich een uitermate scherpe woordenwisseling af over het doen horen van Margriet tussen mijn advocaten mr. H.W. E. Vermeer, mr. Ellen Pas man, en de heren Den Hertog en De Wijkerslooth.40 Ooggetuige-journalist Ronald Frisart meldde in het Haarlems Dagblad dat de advocaten elkaar ‘stevig de oren wasten en hardhandig de degens kruisten vlak voor rechter-commissaris B.C. Punt’. De venijnigheid van de heren van minister Van Mierlo was ook voor mij verbazingwekkend. De Wijkerslooth had blijkbaar besloten mevrouw Pasman te intimideren. Onbekend met dit soort laakbare en onelegante advocatentrucjes, constateerde ik op een gegeven moment dat De Wijkerslooth mevrouw Pasman strak fixeerde, met een gezicht als een oorwurm waar de dreiging vanaf droop. In die mate had zelfs Den Hertog zich nog niet eerder verlaagd aldus te handelen, en dan jegens een vrouw. Toen ik ontdekte wat er gebeurde, want ik zat naast Ellen Pasman, tikte ik eerst ostentatief tegen mijn voorhoofd, wat een eerste milde schrikreactie bij de zogenaamde lands advocaat produceerde. Daarna merkte mevrouw Pasman tegen de rechter-commissaris in haar uit-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 26 eenzetting op, dat ‘in mijn verhouding met advocaat den Hertog...’, waarop zij de zin niet af kon maken, omdat de heer de Wijkerslooth hardop in de rechtszaal opmerkte: ‘U moet niet denken dat u een verhouding met de heer Den Hertog heeft.’ Ik kon mijn oren nauwelijks geloven, maar was genoodzaakt Ellen Pasman in bescherming te nemen en riep eveneens in de rechtszaal tot deze mijnheer uit: ‘U gedraagt zich als een proleet!’ Bertrand Russell heeft er al eens op gewezen dat het er in het leven niet zozeer om gaat of men goede of slechte manieren heeft, dan wel om op de eerste plaats dezelfde manieren voor eenieder in acht te nemen. Ik schreef dus aan de Koningin niet te begrijpen dat prinses Margriet zich liet vertegenwoordigen door een mijnheer van het kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, ‘die zich buitengewoon proleterig gedroeg’. Daarop beklaagde De Wijkerslooth zich in een brief aan mevrouw Pasman, dat ik ‘her en der’ protesten had gezonden over hem. Het was duidelijk dat mijn brief aan Beatrix hem onder de neus was gewreven. Hiervoor was het de hoogste tijd. Hier moet ik, voor ik aan de affaires en A. Docters van Leeuwen toekom, nog een opmerking maken over de getuigenis onder ede van Ruud Lubbers. Hij verbaasde me nogal, omdat hij, ondanks mij in 1994 voortdurend te hulp te zijn gekomen, voor de rechtbank in Den Haag toch maar liever een uitgekookt dansje rond de waarheid uitvoerde. Hij bevestigde dat er een einde aan mijn procedure diende te komen, en dat het tijd was via bemiddeling een regeling te treffen. Zelf had hij vier ministeries geraadpleegd, te weten zijn eigen ministerie van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Financiën, om na te gaan hoe ik geholpen zou kunnen worden. CDA-politicus Lubbers was voldoende geïnspireerd om een oplossing te zoeken. Onder zijn regering zou immers minister Eelco Brinkman de cineast Joris Ivens in 1985 een genoegdoening van 700 duizend gulden schenken; een hoge onderscheiding toekennen; plus een plaats naast Beatrix tijdens een galavoorstelling, om enigermate goed te maken wat de Staat hem als communist had mis daan. Zeven ton in 1985 is anderhalf miljoen in 1996. Bovendien was Ivens reeds 85 jaar en hij zou nog maar zeer kort leven. Op 11 augustus 1994 nodigde de heer Lubbers me naar het Torentje, en zei te verwachten dat ik nog twintig jaar zou leven. Tegen mij noemde hij een bedrag van honderdduizend gulden als genoegdoening, ‘opdat u een nieuwe vleugel kunt kopen’. ‘Na veertig jaar overheidssabotage is één ton voor de postzegels’, heb ik hem geantwoord. Bovendien schreef ik Hare Majesteit reeds, geen galavoorstelling naast haar te ambiëren, noch een bijzonder lintje, ‘want dat zou ik slechts op mijn pyjama spelden’. Ik vervolgde: ‘Wat ik wil, mevrouw, is afrekenen. Veertig jaar treiteren is genoeg geweest.’ ‘U moet van mij aannemen,’ aldus Lubbers in het

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 27

Torentje, ‘het is helaas niet anders dan dat in de catechismus van Buitenlandse Zaken staat: ‘Weert Willem Oltmans.’ Daar moet u mee leven, want daar breng je na veertig jaar geen verandering meer in.’ Ruim een jaar later, en onder ede, beweerde hij dit niet zo pregnant te hebben gezegd. Lubbers loog dus ook. Dit terwijl hij de enige politicus van het hoogste niveau is geweest die me daadwerkelijk te hulp heeft willen komen.41 Van Max van der Stoel had ik over de jaren een hele dijk aperte leugens verzameld via verschillende kenners van zaken, van oud-ambassadeur Piet Schaepman tot en met de Sovjet-ambassadeur in Den Haag, Aleksandr Romanov. In 1974 had ik zelf een buitengewoon onaangename ervaring met deze minister. Als discipel van Luns had hij de schurft aan mij, op gezag van diens voorgangers en een berg lasterlijke verklaringen en zogenaamde bewijsstukken. De minister bracht in Moskou een officieel bezoek. Ik zou met een NOS-televisieteam een reportage van de ministeriële reis maken. Om te beginnen loog Buitenlandse Zaken dat het toestel van Max vol was en ik met de KLM diende te reizen. Sovjet-ambassadeur Romanov waarschuwde mij dat Buitenlandse Zaken me weer eens in de maling nam en er wel degelijk plaats was. Ik reisde dus met NOS-filmer Almar Tjepkema met een lijntoestel naar de USSR. Op 24 april 1974 zou de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Andrei Gromyko, te gast zijn bij ambassadeur mr. A.R. Tammenoms Bakker. Wij zouden de lunch filmen. Al om 08.30 uur die dag belde voorlichter R.G.J. Sterneberg de leider van het NOS-team, Klaas Jan Hindriks, in ons hotel. Het ging natuurlijk weer om ‘een uiterst vertrouwelijke zaak’: de ambassade wenste niet dat ik tegen het middaguur deel zou uitmaken van het NOS-team. Wel mocht ik 's avonds aanwezig zijn op de receptie voor iedereen, dit als doekje voor het bloeden. Hindriks sputterde tegen, maar Sterneberg hield zijn poot stijf: ‘U weet hoe moeilijk het ligt met mijnheer Oltmans...’ Toen ik op het afgesproken uur bij het ambassadegebouw arriveerde, werd ik door een zenuwachtige, lijkbleke Hindriks buiten opgewacht. Hij smeekte me, niet naar binnen te gaan. Binnen was het de diplomaat R.W. Braakenburg van Backum die ik als eerste tegen het lijf liep. Hem recht aankijkend, want ik kende hem van eerdere reizen naar Moskou, vroeg ik: ‘Waar denkt u dat u mee bezig bent?’ Hij antwoordde: ‘Sorry, we staan hier buiten, we hebben rechtstreeks opdracht gekregen van de minister.’42 Voor mij was 30 mei 1996 daarom een vorm van D-day-ervaring. Eindelijk zat deze mijnheer waar hij hoorde: voor de rechter-commissaris B.C. Punt in Den Haag, om zich voor machtsmisbruik jegens mij te verantwoorden. Van Mierlo's advocaten Den Hertog en Van Velzen stonden hem natuurlijk stevig bij, opdat vooral geen smeerlapperij van Buitenlandse Zaken door mij zou worden aangetoond, want dan zou het echt dokken zijn geblazen.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 28

Max vertelde dat hij vóór de zitting zijn voormalige ambtenaren nog eens had gevraagd zijn geheugen op te frissen! Intussen kon hij de meeste vragen van mr. Ellen Pasman niet naar eer en geweten beantwoorden, want het was allemaal 22 jaar geleden gebeurd. Hij deed het echter voorkomen alsof mij juist op zijn uitdrukkelijke instructie nooit een strobreed in de weg was gelegd. Ik had het richtingloze geklets van deze oudminister en nu minister van Staat - wie in Den Haag is uitgespeeld wordt immers bijgezet in de Raad van State? - zo geduldig mogelijk aangehoord, maar dit sollen met de waarheid van de heer Van der Stoel werd me te veel. Ik voegde hem in de rechtszaal voor eenieder duidelijk verstaanbaar toe, inbegrepen de volle perstribune, dat hij ingestudeerde leugens zat te verkopen. Deze uitspraak, die gewoon wáár was, veroorzaakte natuurlijk een ongekend pandemonium in de Haagse rechtszaal, zeker rond een zo alom gerespecteerd man als Van der Stoel. Het slachtoffer zelf produceerde een woedeaanval, welke eveneens een primeur voor de oud-minister scheen te zijn. Hij werd razend, en prevelde met zijn pruimemondje dat hij eiste dat ik mijn woorden ogenblikkelijk zou terugnemen. Hij dreigde met een klacht bij de rechter en raaskalde maar voort, in het zicht van de televisiecamera's. Ik heb toen nog maar geroepen: ‘Wie de schoen past trekke hem aan!’, en wacht sedertdien op een klacht wegens smaad van deze pathetische man, die op zijn 71ste jaar het liegen voor de Staat nog altijd niet is verleerd. Ik heb fairness in acht genomen, en zowel de heer Van der Stoel als de advocaten van minister Van Mierlo een fotokopie gegeven van de pagina's 249 tot en met 259 uit mijn dagboek van 1974 in Moskou, ter plekke naar werkelijkheid genoteerd, om de geheugens van de heren te helpen opfrissen. Intussen bevestigde NOS-teamgenoot Almar Tjepkema onder ede wat mij dankzij Van der Stoel en Buitenlandse Zaken in de Sovjet-Unie was overkomen. Het meest gepikeerd over mijn publiekelijke beschuldiging aan het adres van Max van der Stoel bleek echter mijn vakorganisatie te zijn, de NVJ. Ik ben hier zoals gezegd sedert 1960 lid van. De tent wordt gerund door Hans Verploeg, als algemeen secretaris. Het is jammer dat voor deze functie iemand uit de kunstwereld werd aangetrokken, want in de vijftien jaar dat ik met hem te maken heb, heeft hij er onafgebroken blijk van gegeven niet te willen begrijpen wat vrijheid van meningsuiting, wat journalistiek in het algemeen, feitelijk betekent. Van 1960 tot 1980, onder de heren Van Rantwijk, Jongerius en Schuijt, stond de NVJ steeds onverkort achter mij, en begreep exact wat er met mij in Den Haag aan de hand was. Met het bewind van Verploeg kwam hier helaas een voor mij nogal schadelijke verandering in, omdat deze functionaris er geen been in bleek te zien met de Haagse wolven in het bos te huilen. Desnoods achter de ruggen van de advocaten die mij verdedigden om. Hans Verploeg was razend dat ik als lid van de NVJ,

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 29 die hij beschouwt als ‘zijn’ organisatie en waar hij de dienst uitmaakt, de euvele moed had gehad voor de televisiecamera's oud-minister Max van der Stoel van liegen te beschuldigen. Ik heb al eens geschreven43 dat Verploeg de NVJ als een politbureau runde. Onze betrekkingen hebben hierdoor achttien maanden tijdens dit proces tegen de Staat op een laag pitje gestaan, want, zoals Verploeg me nadien zei, ik had hem in genoemd boek 21 maal te kakken gezet.44 Eind 1995 besloten we een nieuwe start te maken. Met steun van Verploeg en de NVJ, en op zijn voorspraak, werden zoals hij het zelf noemde ‘de superspecialisten’ professor Peter Nicolai en Ellen Pasman van het kantoor Höcker, Rueb & Doeleman te Amsterdam aangetrokken om deze zich reeds vijf jaar voortslepende procedure tot een snel einde te brengen. Ook de man die mijn fort vijf jaar lang in zijn eentje heldhaftig verdedigde, mr. H.W.E. Vermeer, bleef bij het team. Hij had zich in de rechtszaal er al eerder over beklaagd dat de NVJ en Hans Verploeg hem meer deden denken aan een verlengstuk van de Staat en in dit geval van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dan aan een onafhankelijke vakbond die voor de intrinsieke en fundamentele rechten van journalisten zou moeten opkomen. Hans Verploeg hield onverkort vast aan zijn standpunt dat ik Van der Stoel excuses diende aan te bieden. Hij eiste dit van me zonder ooit enige moeite te hebben gedaan de stukken van onze procedure te bestuderen. Hij woonde in vijf jaar tijd geen enkele zitting in Den Haag bij, noch deed de NVJ-juriste Inge Brakman dit. De belangen van de NVJ en die van de overheid lopen voldoende parallel om, als er een keuze moet worden gemaakt, een goede verhouding met de Staat te laten prevaleren over de belangen van één NVJ-lid

Eindnoten:

40 We gaan in deze zaak trouwens in hoger beroep. 41 Overwogen wordt de heer Lubbers opnieuw op te roepen, hopende op meer eerlijkheid, dus betere tijden. 42 Mijn aantekeningen van die ochtend in Moskou bevinden zich in mijn dagboek, in een kluis van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. 43 Zie Persona non Grata, Papieren Tijger (1994). 44 Eénmaal gebeurde dit ten onrechte, namelijk Verploeg was niet naar de NVJ overgestapt na een conflict bij de Kunsten Bond.

VI

De klap op vuurpijl was op 30 mei 1996 de heer Docters van Leeuwen (D66) souffleur en manipulator van de minister van Justitie, mevrouw (D66), bijgestaan door twee juristen van mijn tegenpartij, minister Hans van Mierlo (D66). De schandelijke erfenis van CDA'ers Luns, Schmelzer, Van der Klauw en Van den Broek - met als extraatje bij al het onrechtmatige gedoe, Max van der Stoel (PvdA) - lag nu dus op het bord van D66, welke partij eveneens verstek laat gaan.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix Het voorspel tot de leugens van Docters van Leeuwen lag in Zuid-Afrika. Als gezegd signaleerde ik in 1992, veertig jaar lijdend voorwerp zijnde van de in het geheim opererende Haagse ‘zware jongens’, dat Docters toen ook loog tegen Piet Stoffelen. Omdat het kamerlid deze mijnheer in die dagen nog heilig geloofde, wendde ik me tot de Raad van State om hulp. Ik was aanwezig toen de heer

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 30

Van der Does van dit college tijdens een hoorzitting met twee advocaten van minister Hans Dijkstal (VVD) de vloer aanveegde en te kennen gaf dat ze vroeger op dienden te staan om hem voor het lapje te houden, zoals de BVD met Stoffelen en mij had proberen doen. De Raad van State bepaalde dat minister Dijkstal per 1 november 1995 - aanstonds een jaar geleden - een beslissing diende te nemen om mij inzage in mijn dossiers te verlenen. Deze minister neemt gewoon een loopje met de Raad van State, en ik kreeg niets van enig belang. Er zijn vijf procedures in behandeling om documenten van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken (BVD) in bezit te krijgen. Om de schijn op te houden werden mij inderdaad twee miezerige dossiertjes ter inzage gegeven, voor de helft gevuld met kranteknipsels die ik al had. Men geneert zich er in de Haagse bureaucratie niet voor, wetten te overtreden of eroplos te liegen. Er wordt tegen Stoffelen en mij gelogen, er wordt onder elkaar gelogen en er wordt tegen de Koningin gelogen. Ik verdom het aan bedonderen mee te doen, ook al zou het bestuur van mijn vakbond NVJ maar al te graag willen dat ik dit deed. Dijkstal bedient zich op zijn departement van een handlanger, mr. J. van Overdam. Hij tekent zijn brieven aan mij namens de minister, namens de directeur van de BVD en in zijn persoonlijke hoedanigheid van ‘Projectleider inzage-verzoeken.’ Hij is bij deze flessentrekkerij dus de tegenhanger van mr. P.G.L. van Velzen op het departement van de heer Van Mierlo. Nu is Docters van Leeuwen godzijdank opgevolgd door de oud-bevelhebber van de zeemacht, viceadmiraal N.W.G. Buis, wat de kans vergroot dat aan het onbehoorlijk gedrag van de BVD als onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken een einde komt. Voorlopig echter is van het aantreden van deze officier van de Koninklijke Marine inzake meer eerlijkheid jegens de burgers nog bijzonder weinig te merken. Wie tikt in dit land wetschenders op de vingers? Wim Kok? Help je het geloven. Hij is de socialist en premier die, mede door een goedgelovig electoraat, naar het Torentje werd geholpen, ook dankzij overeenstemming tussen Koningin en Lubbers. Vervolgens kondigde diezelfde Kok in zijn berucht geworden -lezing aan, dat het einde van het socialisme in zicht was. Kok weet niet wat hij wil, zoals psycholoog Van Ginneken constateerde. Op 30 mei 1996 wilde professor Peter Nicolai het mysterie waarom ik in 1992 uit Zuid-Afrika werd gesmeten bij zijn ondervraging van Docters van Leeuwen nog laten rusten, omdat we doende zijn een aantal feiten na te trekken, die vervolgens op juridisch verantwoorde wijze zullen worden gepresenteerd. Voor mij staat als een paal boven water, dat ik door toedoen van Den Haag uit Zuid-Afrika ben verwijderd. Een smerige streek, die Lubbers enigszins heeft proberen te corrigeren. Wel ondervroeg advocaat Nicolai de heer Docters van

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 31

Leeuwen over diens contacten met zusterorganisaties, omdat hij hier onlangs, in een televisieprogramma van , het nodige over had gezegd. De heren van de spionagediensten plegen dan enkele telefoontjes om gezamenlijk het doelwit van hun geheime gramschap de das om te doen. Of dit ook in mijn geval was voorgekomen? ‘Ik weiger te antwoorden. Daaromtrent heb ik geheimhoudingsplicht’, aldus de heer Docters van Leeuwen een halve eeuw na de Tweede Wereldoorlog of tien jaar na de val van de Berlijnse muur. Diens brein is nog altijd ingesteld op koude-oorlogje-spelen. Ook over afluisterpraktijken wenste Docters niets te zeggen. Het is voorgekomen dat mijn vriend Peter van de Wouw, sprekend met een studievriend in Tilburg die hij vanuit mijn huis had opgebeld te horen kreeg: ‘Dit is de BVD. Ik verzoek u dit gesprek af te breken.’45 Tussen 1968 en 1990 heb ik de PTT tientallen malen moeten alarmeren over afgebroken gesprekken of het helemaal defect raken van mijn telefoonapparaat. Ik vertaalde deze toestanden al die jaren steeds in ‘Gestapo-toestanden’. Docters van Leeuwen aarzelde ook in 1996 niet om over dit onderwerp oneerlijk te blijven. Op één punt bleek deze getuige uitzonderlijk spraakzaam, namelijk over diens contacten met het kamerlid Piet Stoffelen. Hij vertelde in 1992 inderdaad een ontmoeting met deze PvdA'er te hebben gehad. Het kamerlid wilde weten of mij onrecht was aangedaan. Docters beloofde dit te zullen uitzoeken. In werkelijkheid had Stof felen gewoon om mijn dossiers gevraagd. Maar dit verzoek werd door Docters opzettelijk in een ander licht geplaatst. Drie maanden later had de BVD-baas, aldus diens verklaring onder ede, het kamerlid meegedeeld dat ik geen voorwerp van onderzoek bij de BVD was. Onder ede noemde hij Stoffelens eerder afgelegde getuigenis dan ook ‘berustend op een misverstand’. Eén journalist belde onmiddellijk de heer Stoffelen in Ouderkerk aan de Amstel op, en las voor wat Docters van Leeuwen zojuist in de Haagse rechtszaal had verklaard. Op 31 mei 1996 meldde Ronald Frisart dan ook in het Haarlems Dagblad en andere kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst dat Stoffelen behoorlijk in diens wiek was geschoten, en uitdrukkelijk had meegedeeld dat er geen misverstand was. Erger nog: volgens Stoffelen had een onzer meest vooraanstaande rechtsdienaren zelfs onder ede niet naar waarheid gesproken. Ik besefte op 30 mei 1996 in de rechtszaal terdege dat Docters van Leeuwen zat te draaien. Eerder die middag had ik een andere Haagse notabele, Max van der Stoel, reeds publiekelijk van liegen beschuldigd. Een tweede incident van die orde op één dag zou te veel van het goede zijn geweest, zeker voor de beschermheren van journalisten bij de NVJ. Voorzitter Ron Abram zei bijvoorbeeld nadien tegen advocate Pasman en mij, dat de (ook per televisie uitgezonden) beschuldiging jegens Max van der Stoel bij hem en bij het bestuur van de NVJ in het ver-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 32 keerde keelgat was geschoten. ‘Willem, je schijnt te vergeten dat Van der Stoel in dit land groot aanzien geniet’, aldus Abram, tegenwoordig hoofdredacteur van het Nieuwsblad Transport te Rotterdam. Oscar Wilde vatte journalistiek eens samen als ‘het doorgeven van opinies door slecht geinformeerden teneinde het lezerspubliek ongeinformeerd te houden’. Mij zal het worst zijn wie er in Den Haag liegt, al is de persoon in kwestie minister van Staat. Dit is een journalistiek standpunt dat kennelijk niet wordt gedeeld door het bestuur van de Vereniging voor Journalisten. Op 30 mei 1996 verschenen twee keurige Haagse prominenten, Van der Stoel en Docters van Leeuwen, voor rechter-commissaris B.C. Punt. Beiden sjoemelden met de feiten en de waarheid. Zij probeerden rechter Punt en wie het verder maar horen wilde een rad voor ogen te draaien. Vervolgens verwachtte de NVJ kennelijk dat ik, als lijdend voorwerp van overheidsterreur die al veertig jaar aanhoudt, mijn mond hierover zou houden. Vele collega's vroegen om een reactie, onder wie Ahmet Olgun van Nieuwe Revu. Ik had die dag gelezen dat mr. J.R. Krol, kantonrechter te , had gezegd dat Docters van Leeuwen het Openbaar Ministerie runde als een politbureau, ‘via een militaire aanpak en dictaten’.46 Hieraan refererend zei ik tegen Olgun, dat Docters me eerder aan een Gestapo-chef deed denken. Deze uitspraak werd door de NVJ onmiddellijk, buiten mij om, aangegrepen om zich opnieuw publiekelijk van mij te distantiëren. De werkelijke reden was dus een andere. De Nederlandse Vereniging van Journalisten wil niet dat een lid van haar organisatie ‘prominenten’ uit Den Haag van schofterij beschuldigt, ook niet als dat naar waarheid gebeurt, omdat de NVJ zelf in een web van Haagse verbindingen zit waarbij goede betrekkingen van eminent belang zijn. De NVJ heeft haar eigen besognes met de Staat, en zoals in mijn geval overduidelijk werd aangetoond, prevaleren de NVJ-belangen bij de overheid boven het belang van een NVJ-lid dat door die overheid wordt geterroriseerd. Het is te belachelijk voor woorden. Eerst speelde Docters van Leeuwen rovertje en reizigertje met de rechter-commissaris en ons, die hem hadden gedagvaard alvorens zich te komen verantwoorden, zoals de wet dit ook voor iedere andere burger in dit land voorschrijft. Twee maal liet hij de dagvaarding lopen alsof hij, de super procureur-generaal, boven de wet zou staan. Mr. B.C. Punt, de rechter-commissaris, had geen andere keuze dan aan te kondigen dat indien Docters van Leeuwen weer verstek zou laten gaan hij alsnog door de Koninklijke Marechaussee zou worden opgehaald. In dat geval gaat de gedagvaarde reeds de avond voor de zitting het cachot in, om de volgende dag op het vastgestelde uur te kunnen worden voorgeleid. Volgend op die gerechtelijke dreiging kwam deze mijnheer dan toch te elfder ure opdagen, beveiligd door ‘gorilla's’ die medewerkers van televisiestations en fotogra-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 33 fen probeerden te verhinderen hun normale werk te doen. Het behoort tot de Madurodamse bestuurscultuur dat men elkaar dekt en behoedt voor door de mand vallen vanwege onbehoorlijk en onrechtmatig overheidsoptreden. Terwijl ik juist meen te mogen rekenen op onverkorte en volledige steun van de NVJ, stelden voorzitter Abram en algemeen-secretaris Verploeg het nodige in het werk om te voorkomen, dat het recht haar loop zou krijgen. Terwijl professor Nicolaï met Verploeg in het NVJ-gebouw overlegde, werd tezelfdertijd de heer Docters van Leeuwen op een andere etage gesignaleerd, hetgeen na wat er op 30 mei in de rechtszaal was voorgevallen nauwelijks een ‘toeval’ genoemd kon worden. Bovendien eiste de NVJ voor de zoveelste maal onder dreiging van intrekking van materiële steun, dat ik de diverse heren verontschuldigingen zou aanbieden (voor het spreken van de waarheid). Mijn procedure tegen de Staat in mijn strijd om vrijheid van meningsuiting beleeft haar zesde jaar, terwijl ik veertig jaar permanente geconcentreerde staatssabotage heb ondergaan. Van Mierlo, die als Docters van Leeuwen en diens minister Winnie Sorgdrager, tot D'66 behoort, beschikt over ongelimiteerde fondsen, bijeengebracht door belastingbetalers47. Dit levert een uitermate ongelijke strijd op, want de Staat is er in geslaagd mij op mijn 65ste jaar eerst brodeloos te maken, en mij vervolgens uit Zuid-Afrika te laten smijten, opdat ik niet langer via werkzaamheden daar over middelen zou beschikken om mij te kunnen verdedigen en terug te knokken. Mijn laatste steun en toeverlaat in dit gevecht met de messen op tafel is dus de NVJ, waar ik sedert 1960 trouw lid van ben geweest. Van 1960 tot 1980 heeft de vakorganisatie pal achter mij gestaan. Sedertdien is het met de intrede van Hans Verploeg als algemeen-secretaris op en neer gegaan. Waarschijnlijk is de druk vanuit Den Haag sedertdien ook fors toegenomen. Algemeen-secretaris Gerard Schuijt schreef in 1981 nog een artikel in De Journalist: ‘Vijfentwintig jaar oorlog van Oltmans tegen Buitenlandse Zaken.’ Op een soortgelijk stuk van de hand van Verploeg, ‘Veertig jaar oorlog van Oltmans tegen Buitenlandse Zaken’, behoef ik helaas niet te rekenen. Schuijt was jurist. Verploeg is dit niet. Dus mijn advocaat Mr. H.E.W. Vermeer constateerde reeds in 1993, en hij zei dit in de rechtszaal tegen de rechter-commissaris, de indruk te hebben dat de NVJ in de zak zat van Buitenlandse Zaken. Wanneer dan H. Verploeg op 4 augustus 1994 na geheime onderhandelingen een brief richt tot de advocaat van Buitenlandse Zaken, D. den Hertog, waar ondermeer in staat: ‘de passage over afstemming met de NVJ niet op te nemen in Uw brief aan de advocaat van Oltmans, Mr. Vermeer’, dan geeft dit mij, als lid van die NVJ, die het van die NVJ als laatste bescherming moet hebben, om het eufemistisch te zeggen: ‘een onzeker gevoel.’ Wat allerminst wegneemt dat ik ook in het recente verleden ervaringen met Hans Verploeg heb gehad die een

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 34 aanwijzing waren dat hij me op dàt moment bereid was volledig en onverkort als lid te steunen. Maar die steun verandert even dikwijls van richting als de winden boven het meer van Genève. Er is geen pijl op te trekken. Wat er na de geruchtmakende verhoren van de heren Max van der Stoel en Arthur Docters van Leeuwen op 30 mei l.l. met de NVJ is gebeurd, daar zal ik in het vervolg van deze brochure op ingaan. Hier wil ik slechts volstaan met de weergave van een volgend NVJ-ultimatum, dat mij op 2 juli 1996 bereikte en wat hier achterin wordt weergegeven. De drie mij begeleidende juristen gaven me dan ook onmiddellijk het advies hier onder geen beding op in te gaan, omdat wat de NVJ eiste neerkwam op een volledige capitulatie. Zelf interpreteerde ik deze brief als een zoveelste dolksteek in mijn rug van de eigen vakorganisatie. Intussen gaat het zich steeds wijder vertakkende gekonkel en gemarchandeer in Den Haag vrolijk verder en strekt het gelieg en bedrog zich ook uit tot het paleis, waar eenzaam en niet alleen de kleindochter van Wilhelmina met ferme hand enige orde in de steeds verder om zich heen grijpende chaos en oneerlijkheid tracht te brengen. Haar grootmoeder sprak over ‘de kooi’. Prins Claus beschreef Huis ten Bosch op zijn zeventigste verjaardag als ‘het glazen huis.’ Wilhelmina zocht een leven lang naar loop holes in het cordon sanitaire rond de majesteit. Beatrix construeerde haar eigen grondwettelijk acceptabele strategie om wáár, half-waar, of onwaar te leren ontwarren. Zij regeert met een krachtig geëvolueerd zevende zintuig ten aanzien van de Binnenhofse jig-saw puzzel om te proberen de eigen straatjes schoon te houden door politieke intriganten. De rol van staatshoofd vervullen betekent in de praktijk een vorm van wichelroede lopen, waarbij het decoderen van de haar opzettelijk voorgeschotelde onvolledige waarheid de nodige ervaring en behendigheid vereist. Voor wie enig inzicht heeft in de krachten die zich in de residentie constant roeren zijn deze eerste vijftien jaar van Beatrix de Eerste vrijwel rimpelloos verlopen. Dit betreft op de eerst plaats de handel en wandel van de Nederlandse koninklijke familie zelf. Dankzij het strikte regime van deze koningin, is het Huis van Oranje tot op dit moment nog niet afgezakt tot een ordinaire soap, zoals momenteel tegen wil en dank wordt opgevoerd door de Britse monarchie. Daarbij dient Beatrix bovendien met geheel andere factoren rekening te houden dan grootmama Wilhelmina. Nu wordt er door bepaalde sectoren van de media met telelenzen en helikopters gewerkt om prinsen of vriendinnen in een flagrant ‘delict’ te betrappen. Drie zonen van Beatrix en vier zonen van Margriet hebben feitelijk nog geen faux pas begaan. Dat is met de drie zonen van Elisabeth II der Windsors een geheel ander verhaal geworden. Beatrix is in dit opzicht een grootmeesteres. In de sector staatkunde zijn er een aantal steken gevallen, maar dit is het gevolg van het feit dat de majesteit enerzijds min of meer gedwongen werd bepaalde staatsplich-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 35 ten te vervullen, terwijl anderzijds tegen haar werd gelogen, zodat zij niet over voldoende ingrediënten van informatie beschikte om beslist ‘nee’ te kunnen zeggen, of relevante tegen-argumenten te kunnen aanvoeren. Het eerder in deze brochure aangegeven voorbeeld van een per koninklijk besluit weer tot Nederlander opwaarderen van wapensmokkelaar Klaas de Jonge, staat niet op zichzelf. In 1994 werd Johannes van Damme voor het vermeende smokkelen van 4,3 kilo Thaise heroïne in Singapore ter dood veroordeeld. In die affaire is er door Buitenlandse Zaken onder leiding van professor Peter Kooijmans verschrikkelijk geknoeid, zoals Jos Slats haarfijn heeft uitgespeld48. Ook deze keer heeft het de regering controlerende parlement er voor spek en bonen bijgezeten. De Nederlander Van Damme fungeerde, zoals de documentatie die Slats opspoorde uitwees, nog in 1991 als informant voor de Centrale Recherche Informatiedienst om Nigeriaanse fraudeurs op te sporen. Deze vitaal belangrijke informatie werd aan de Nederlandse ambassade te Singapore doorgegeven onder instructie deze niet aan derden te verstrekken! Dan heb je toch op BuZa met volstrekte idioten te maken? Wie doet er wat aan? Van Mierlo? Ook de Haagse strafpleiter Gerard Spong zei tegen Slats dat het hier informatie betrof waar een advocaat ‘als een tijger op springt.’ Zij werd door Buitenlandse Zaken blijkbaar bewust in de strijd om het leven van Van Damme aan de rechtspraak in Singapore onthouden, hetgeen neerkomt op moord. Toen de zaak Van Damme een hoogtepunt van uitzichtsloosheid bereikte en feitelijk vast stond dat het slachtoffer zou worden opgehangen, besloten Lubbers en Kooijmans Hare Majesteit uit de kast te halen om haar, via een koninklijk verzoek, om gratie bij de president van Singapore een gegarandeerd blauwtje te laten lopen. Over hoe vervolgens premier Kok en minister Van Mierlo de Majesteit in Jakarta, het buurland van Singapore, in de woorden van Van Mierlo later ‘in een mijnenveld joegen’ tijdens een staatsbezoek in 1995 aan president Suharto, dat heb ik reeds in twee brochures beschreven, één voor vertrek om te waarschuwen niet te gaan, één na thuiskomst om op te sommen hoe het prestige van de Nederlandse koningin in Indonesië te grabbel was gegooid. Pretoria, Singapore en Jakarta werpen schaduwzijden op de regeerperiode van Beatrix49. Zij liep deze beschadigingen op, omdat zij halve waarheden of onwaarheden kreeg voorgeschoteld. Ook al opereert de Majesteit uiteindelijk onder ministeriële verantwoordelijkheid, als zij informatie moet ontberen die haar de argumenten zou verlenen om de minister van een onoorbare gang van zaken te kunnen overtuigen, dan zal zij zich in onwetendheid op ijs vol met wakken begeven, zoals in Pretoria, Singapore en Jakarta is gebeurd. Bij het ter perse gaan van deze analyse ontstond een nieuwe rel rond het bepalen van de grenzen van het ko-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 36 ninklijke gezag. Ambassadeur Jhr. Eduard Roëll zou onder druk van Beatrix uit Zuid-Afrika zijn teruggeroepen, omdat hij na een vakantie niet met zijn echtgenote, maar met een niet nader aangeduide vriendin naar Pretoria zou zijn teruggekeerd. Omdat de koningin van 30 september tot 4 oktober een staatsbezoek zou brengen aan Zuid-Afrika zou de vorstin er de voorkeur aan hebben gegeven op dat cruciale moment een ‘hare majesteits ambassadeur’ ter plekke te hebben, die de reis van het koninklijk paar en de kroonprins niet middels gezinsperikelen als die van de heer Roëll in opspraak zou kunnen brengen. Beatrix bracht de mogelijke ongewenste bij-effecten van Roëll's persoonlijke perikelen bij Van Mierlo ter sprake. Een ambassadeur speelt bij een staatsbezoek in den vreemde een zeer belangrijke rol. Minister van Mierlo besloot hem dan ook te vervangen door het hoofd van het departement Midden-Oosten en Afrika, H.R.R.V. Froger. Deze diplomaat, gehuwd met Th.O.C. barones van Dorth tot Medler, met wie hij vier dochters heeft, is kind aan huis bij de Oranjes, omdat hij een aantal jaren als particulier secretaris van Beatrix en Claus fungeerde. Beroering alom in den lande. Opland produceerde een tekening in De Volkskrant van een neerbuigende Van Mierlo, die Beatrix op de troon gezeten aanbiedt om het hondje Fikkie (Roëll) in de kennel te stoppen. Mevrouw Sipkens (Groen Links) stelde als een bok op een haverkist vragen. Kok en Van Mierlo antwoordden op de bekende Pavloviaanse wijze, wanneer het geheim van Huis ten Bosch in het geding is: ‘Het wegzenden van Roëll geschiedde door ons.’ Dat er meer aan de knikker is geweest, wordt reeds in groep 8 van de lagere school begrepen. Maartje van Weegen haalde er Erik Jurgens, lid van de PvdA (Eerste Kamer) bij, evenals oud-ambassadeur Maarten Mourik en journalist René Zwaap van de Groene Amsterdammer voor een discussie in ‘Buitenhof’. Erik Jurgens wilde zelfs niet zeggen of hij wel of niet bevriend was met de koningin en rekende deze informatie tot het fameuze geheim van Huis ten Bosch, terwijl iedereen weet dat zij elkaar tutoyeren. Die onschendbaarheid van Beatrix is misschien wel de eerste canard die uit de Middeleeuwen stamt en geschrapt zou moeten worden. De majesteit kan ook zonder permanent gemuilkorfd te zijn boven de partijen staan. Het moderniseren van de monarchie zou hier zeer bij gebaat zijn. Het zou bovendien aanzienlijk gecompliceerder worden om tegen de koningin te liegen en via geselecteerde kongsi's ten paleize haar vitale informatie te onthouden. Ambassadeur Maarten Mourik verkondigde, dat een erfelijke monarchie hem anno 1996 in strijd leek met het functioneren van een volwassen democratie. Dit standpunt bepleitte ik bij de beëdiging van Beatrix in 1980 in het boekje Made in Soestdijk50. Maar nu zegt dus een harer majesteits ambassadeurs dit eindelijk bij Maartje op de buis. Eigenlijk vertolkte alleen René Zwaap, redacteur van de Groene Amsterdammer, het zicht van komende ge-

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 37 neraties op een instituut als het koningshuis. Hij tekende aan dat de majesteit zich onder dekking van het geheim van Huis ten Bosch per brief had uitgesproken tegen het homo-huwelijk en dat zij hier omtrent zou hebben gedreigd de Koning Boudewijn variant51 te zullen toepassen, omdat zij het vertikte een dergelijke wet te ondertekenen. René was overtuigd, dat ministers naar de pijpen van de koningin zouden dansen. Ik denk dat hij hier deels gelijk in heeft en dat daarom Beatrix en Lubbers overeenkwamen in plaats van Eelco Brinkman de heer Kok voor te sorteren voor de job in het Torentje mede om redenen hier reeds eerder besproken.

Het televisiegesprek van Maartje werd een typisch stormpje in een glas water volgens Henk Hofland's stelling, dat we feitelijk in een bananenmonarchie wonen. De vitale vraag, wie eigenlijk de ‘veilige’ NRC Handelsblad-medewerker Willebrord Nieuwenhuis, het lek om Beatrix en Van Mierlo samen een hak te zetten, had toevertrouwd, werd althans in deze ‘Buitenhof’-ronde niet aan de orde gesteld. Niemand heeft Nieuwenhuis naar zijn zegsman, of misschien wel deep throat, gevraagd. Naar de werkelijke kern van de rel rond de heer Roëll vorst de vaderlandse journalistiek vooral niet, want daarvoor is Den Haag in meer dan een opzicht te klein. Van mij mag de majesteit bij tijd en wijle best wat in de Hollandse melk te brokkelen hebben, vooral wanneer je zoals ik van jongsafaan enigermate op de hoogte bent wie deze dame, die minzaam van achter de ruiten van de Gouden Koets naar haar volk wuift, in werkelijkheid is. Daarbij komt dat ik zes jaar geleden een beroep op haar deed in haar hoedanigheid van voorzitster van de Raad van State te helpen bewerkstelligen dat de schofterij in haar naam, en in naam van koningin Juliana, jegens mij uitgehaald aan de kaak kon worden gesteld. En haar bemiddeling er toe heeft bijgedragen dat er enkele honderden documenten boven tafel kwamen die aantoonden hoeveel ongecontroleerde schelmenstreken ministers en ambassadeurs in naam van het koninkrijk dat zij voorzit, jegens mij hadden uitgehaald. Deze terreur begon in 1956 en duurt in 1996 onverminderd voort, zoals hier aangegeven. Zonder deze majesteit en haar elementaire gevoel voor eerlijkheid en behoorlijk landsbestuur, was ik onherroepelijk, zoals mijn vijanden wensten, in 1992 reeds kopje onder gegaan. Nu ben ik er nog, eigenlijk dankzij Beatrix.

(wordt vervolgd)

Eindnoten:

45 Van 1968 tot 1990 beschikte ik over een drive-in-woning in Amsterdam-Noord. 46 Marcel Haenen in NRC Handelsblad, 28 mei 1996 47 Wat op zichzelf een corrupte gang van zaken is: daarvoor draagt de burger geen belastinggeld af! 48 Vrij Nederland, 7 september 1996. Intussen probeert de regering Kok diezelfde Kooijmans notabene tot rechter van het Internationale Hof in Den Haag benoemd te krijgen. 49 Een aantal kleinere, andere verwikkelingen laat ik buiten beschouwing. 50 Impulsboek, Uitgever Peter van der Velden, Amsterdam (1981), opgedragen aan prins Willem Alexander.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 51 Koning Boudewijn trad 48 uur af als koning, omdat hij het oneens was met een wet betreffende het toestaan van abortus.

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 40

[Bijlagen]

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 41

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 42

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 43

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix 44

Willem Oltmans, Liegen tegen Beatrix