Sierlijke witsnuitlibel ( caudalis)

voortplantend waargenomen in De Weerribben

T. Muusse & G. Veurink

Inleiding

Tijdens een gerichte zoektocht in Nationaal Park in De Weerribben en in De Wieden. Dit artikel

De Weerribben zijn op 11 mei 2011 maar liefst geeft een beschrijving van de ontdekking in 2011 vier mannetjes en een ei-afzettend vrouwtje van en geeft de verschillende waarnemingen in De de Sierlijke witsnuitlibel (Leucorrhinia caudalis) Weerribbenweer. Het bespreekt ook het biotoop waargenomen. Dit is de bevestiging dat zich op de locaties in De Weerribben. Ook oudere in het Overijsselse natuurgebied een populatie Nederlandse gevallen worden kort besproken. bevindt van deze in Noordwest-Europa zeldzame soort. Het is sinds de jaren vijftig Waarnemingen in 2009 en 2010 niet dat dan twee meer voorgekomen er meer Aanleiding voor de zoektocht op 11 mei 2011

te zien in Nederland. exemplaren tegelijk waren waren twee eerdere waarnemingen van Sier-

Deze vondst werd door voorafgegaan losse lijke witsnuitlibel in De Weerribben, in 2009 en waarnemingen van de soort in 2009 en 2010. 2010. Op 22 juni 2009 maken onder andere

Na 11 mei 2011 volgden meer waarnemingen. Gerard Jannis en Gaby Bollen melding van een

Ook soort werd de ontdekt op andere locaties volwassen mannetje Sierlijke witsnuitlibel in De

Figuur 1. Mannetje Sierlijke witsnuitlibel (Leucorrhinia caudalis), NP De Weerribben, 11 mei 2011. Dit territoriale

toont ietwat gele is dus niet heel oud. Het is hetzelfde dat mannetje achterlijfsaanhangselen en mogelijk nog mannetje in 8 copula werd gezien (zie figuur en9).

Male Leucorrhinia caudalis, De Weerribben, 11 May 2011. This territorial male bas pale yellow appendagesand possibly

it is is indicating fairly young. This the same male which was seen in copula (Foto: Theo Muusse).

14 Figuur 2. Mannetje Sierlijke witsnuitlibel (Leucorrhiniacaudalis), NP De Weerribben, 22 juni 2009. Overduidelijk de eerste waargenomen Sierlijke witsnuitlibel voor De Weerribben. Op 20 mei 2011 wordt erin deze omgeving opnieuw een mannetjegezien.

Male, De Weerribben,22 June 2009. The first Leucorrhinia caudalis ever seen in De Weerribben. On 20 May2011, another male was seen at approximately the same location (Foto: Gaby Bollen).

Weerribben. Tijdens een uitje van Natuurpunt grion armatum) is de doelsoort voor die dag.

Neerpelt (bekend van Bezoekerscentrum de Het loopt deze keer echter heel anders. De och-

het die content vaste Wulp op het Hageven) is Gerard de bij- tendgroep gaat erg naar de wal

te met zonderheid als eerste ziet. Door alert reage- terug tientallen Donkere waterjuffers. In de

weet te ren hij de andere excursiegangers over- middagexcursie steelt een andere, nog zeldza- tuigen dat er snel een fototoestel moet komen. mere soort plots de show. Langs de waterkant

ontstaat Gaby Bollen weet enkele foto’s te maken, zodat een groeiende groep waarnemers wan- het geval op sterk aandringen van Gerard in neer Eric Janssen een uitsluipende Sierlijke ieder geval gedocumenteerd wordt. De beste witsnuitlibel vindt! Het exemplaar sluipt verfrom- foto (Figuur 2) wordt pas later opgestuurd naar meld uit (Figuur 3) en heeft waarschijnlijk niet

Nederlandse libellenexperts. Toch wordt er nau- lang geleefd. Het nieuws wordt niettemin met welijks aandacht aan besteed (de foto wordt gejuich ontvangen en haalt in tegenstelling tot hier voor het eerst gepubliceerd). Een groot- het geval in 2009 wel veel pers (o.a. in De Sten- scheepse zoekactie heeft mogelijk door de ver- tor, mei 2010). Bij gerichte zoekacties rondom late melding nog maar weinig zin. Er wordt dan deze plek vinden Ronald van Seijen en Peter ook niets meer gezien in 2009. Ook bij intensief de Boer op 18 mei 2010 nog een huidje (Figuur

als de onderzoek dat jaar op een groot aantal potenti- 4) op hetzelfde petgat uitsluiper van 15 eel geschikte locaties wordt de soort niet aan- mei. Ondanks uitgebreide verdere zoekacties, getroffen. Het geval belandt in eerste instantie blijft het hierbij. De vondst van de huidjes bewijst vooral in de categorie ‘spannend en interessant’ dat voortplanting van de Sierlijke witsnuitlibel en is pas naar aanleiding van latere gevallen plaatsgevonden heeft in De Weerribben in 2007 alsnog ingediend en aanvaard door de CWNO, of 2008.

Op 15 mei 2010 is het weer tijd voor de jaar- lijkse excursies van Staatsbosbeheer naar De Zoeken en vinden in 2011

Weerribben. De Donkere waterjuffer (Coena- Naar aanleiding van de waarnemingen in 2009

Brachytron 14(1): 14-27, 2011 15 15 mei NP De De Figuur 3. De onfortuinlijke Sierlijke witsnuitlibel (Leucorrhinia caudalis )van 2010, Weerribben. vondst was aanleiding voor meerdere zoektochten naar vliegende exemplaren. Deze werden helaas dat jaar niet gevonden.

The unfortunate Leucorrhinia caudalis of 15 May 2010. This find led to a concerted search for flying individuals, which regrettably were notfound that year (Foto: Eric Janssen).

en met name 2010 zijn Theo Muusse en Gert plekken in de buurt moeten zijn. De plek mist de

Veurink op 11 mei 2011 gericht op zoek gegaan verwachte beschutting van bomen aan de oever naar Sierlijke witsnuitlibel in De Weerribben. en vooral de verplichte ondergedoken vegeta-

Duidelijk was dat deze datum behoorlijk vroeg tie. Meer Gele plomp (Nuphar lutea) en/of Witte

moet was gekozen, maar gelet op het feit dat er een waterlelie (Nymphaea alba) elders toch milde nawinter en een erg warm voorjaar waren ook te vinden zijn. Er wordt verder gevaren. We geweest, werd een vondst op deze datum toch kiezen dan niet om naar een Ralreiger (Ardeola realistisch geacht(Sternberg & Buchwald,2000). ralloides) te gaan kijken die 500 meter verderop

De dag ervoor, op 10 mei, is Theo Muusse op zit, na ongezien over ons heen gevlogen te zijn. de bekendste plek voor Leucorrhinia caudalis in Plaatsen met Waterlelie en Gele plomp-bladeren

Noord-Frankrijk gaan kijken of er al imago’s te krijgen extra aandacht. Om iets na 13 uur vinden bewonderen waren en om ervaring op te doen we een fraaie plek. De fluisterboot stopt en met het zoekbeeld. De soort vloog al uitgebreid lopend over het rib kijken we de Gele plomp-bla- rond (Figuur 14 & 15). Dit feit gecombineerd met den weer af. Opeens vliegt een middelgrote libel het voorspelde mooie weer was genoeg reden met blauw-grijze kleur op het achterlijf langs. om het te gaan proberen. De bekende plek van Een glimp van witte streepjes in de lucht alar- de Donkere waterjuffer wordt uitgebreid bestu- meert ons. Daar hebben we het over gehad. Het

valt dat De deerd. Donkere waterjuffers vliegen nog volop kwartje direct!“Hé, is ‘m toch of niet?”

(ten minste 30 exemplaren), ondanks de vroe- libel gaat pontificaal op een Gele plomp-blad op gere piek in de vliegtijd dan in andere jaren, De 10 meter afstand zitten. Er klinkt het geratel van auteurs worden het snel eens dat deze plek wel- twee fototoestellen, gevolgd door gejuich en het licht niet ongeschikt is, maar dat er zeker betere maken van meer foto’s. Zoals verwacht, moest

16 4. Het Witsnuitlibel 18 mei 2010 Kleine Figuur larvenhuidje van Sierlijke (Leucorrhinia caudalis), gevonden op op

lisdodde (Typha angustifolia), NP De Weerribben. Opvallend zijn de grote rugdoornenen de zijdoornen op segment7;

onderscheidende kenmerken ten opzichte van andere Leucorrhinia-soorten.

The Leucorrhinia caudalis exuvia found on 18 May 2010 onLesser Bulrush (Typha angustifolia) in De Weerribben. Con- spicuously largedorsal spines and lateral spines on S7, distinguishing it from exuviae of other Leucorrhinia species

(Foto: Ronald van Seijen).

Figuur 5. De witte streepjes van Leucorrhinia caudalis tijdens het vliegen zijn een duidelijk kenmerk.

in The white lines seen flightare a clear distinguishing mark of flying Leucorrhinia caudalis (Foto Gert Veurink).

17 Brachytron 14(1): 14-27, 2011 Figuur6. De voortplantingslocatie in De Weerribben,11 mei 2011.

The reproductionsite at De Weerribben, 11 May 2011 (Foto: Gert Veurink).

de soort zich laten zien als hij er zou zitten. De en vindt (samen met o.a. René Manger en Joa- witte streepjes tijdens het vliegen zijn een dui- chim van der Valk) tussen 25 mei en 15 juni 2011 delijk eerste kenmerk! Al snel duikt een tweede nog drie locaties verspreid over De Weerribben. mannetje op. Verder zoeken levert een totaal op Op die locaties worden respectievelijk acht man- van vier mannetjes en één vrouwtje. netjes, één mannetje, en vijf mannetjes en twee

vrouwtjes gezien. Op een van deze locaties blij-

Vervolg in 2011 ken ook meerdere petgaten bezet. Deze waar-

In de volgende dagen wordt er bij nieuwe bezoe- nemingen laten zien dat er een populatie aan- ken wederom succes geboekt. Op 13 mei 2011 wezig is in De Weerribben en dat de soort wijd vinden Dick Groenendijk en Tim Termaat ook verspreid is in dat gebied. exemplaren op nabijgelegen petgaten. Boven- Als klap op de vuurpijl vindt Ronald van Seijen op dien vinden zij twee huidjes van Leucorrhinia 4 juni 2011 ook in De Wieden twee locaties! Ook caudalis. Evert Ruiter telt diezelfde dag maar deze plek blijkt uiteindelijk meerdere locaties te liefst acht exemplaren op deze plek. Op 20 mei bevatten wanneer half juni zowel Theo Muusse

2011 worden op dezelfde plekken Sierlijke wit- als Ronald van Seijen nog twee bezette wateren snuitlibellen gezien. Die petgaten liggen geclus- kunnen noteren. Gezien de zoekintensiteit en de terd, min of meer rond de plekken van 2010 snelheid waarmee in 2011 nieuwe plekken zijn en 2011. De meest opvallende plek ligt echter gevonden, is het mogelijk dat bij het verschijnen aan de andere kant van De Weerribben (ont- van dit artikel nog meer plekken bekend zijn. dekt door Bas Verhoeven, Johan van ’t Bosch en Theo Muusse), ongeveer op de locatie van Waarnemingsomstandighedenen gedrag het mannetje uit 2009. Daar wordt éen manne- Ten tijde van de eerste vondst op 11 mei 2011 tje aangetroffen. Ook later in het seizoen is de was het licht bewolkt en 21 graden Celsius. De

witsnuitlibel verschilende te windkracht 3 tot 4 Beaufort wat Sierlijke op plaatsen bedroeg en was zien. Ronald van Seijen zet de zoektocht voort wisselend van richting. Opvallend was dat ook

18 7. De Figuur locatie zoals hij er onder water uit ziet, de waar een werd 13 mei 2011. vlakbij plek huidje gevonden op

Reproduction seen water. site, under An exuvia was foundnearby on 13 May 2011 (Foto: Roy van Grunsven).

8. De Figuur enige copula van Sierlijke witsnuitlibel caudalis die werd in De Weerribben 11 (Leucorrhinia ) gezien op

mei 2011.

in De The only copula ofLeucorrhinia caudalis observed Weerribben on 11 May2011 (Foto: Theo Muusse).

Brachytron 14(1): 14-27, 2011 19 Figuur 9. Dezelfde copula als in figuur 8 vloog even op om verder te gaan op een volgend blad. NP De Weerribben, 11

mei 2011.

The same copula lifted off for a moment to continue on the next lilypad. NP De Weerribben, 11 May 2011 (Foto: Gert Veurink).

10. Figuur Hetzelfde vrouwtjeals boven, nu bezig met de ei-afzet. NP De Weerribben, 11 mei 2011. Duidelijkis te zien

dat ze plekken kiest waar ondergedokenvegetatie groeit, zoals hier Waterviolier (Hottoniapalustris).

The femalefrom the copula, ovipositing. De Weerribben, 11 May 2011. The image shows clearly the preferencefor sub-

mergedvegetation such as Hottonia palustris (Foto: Gert Veurink).

20 Figuur 11. Hetzelfde paartje Sierlijke witsnuitlibel (Leucorrhinia caudalis ) als figuur 9. NP De Weerribben, 11 mei

2011. Het mannetje begeleidthet vrouwtje en vliegt rondjes om haar heen met maximaal anderhalve meter afstand.

Het vrouwtje bepaalt waar de eitjes worden afgezet, zolang het maar binnen zijnterritorium is.

11 2011. The same copulaofLeucorrhinia caudalis, May The male accompanies the female and flies in circles around her

at distance maximum. it is a of1,5m. Thefemale determines the spotfor ovipositing, as long as inside the male's territory (Foto: Gert Veurink).

bij een flinke windvlaag dwars op het petgat overhangendepol zegge. Beide huidjes uit 2010

de mannetjes territoriaal op het water bleven. werden eveneens direct op de oever gevonden,

In de weken voorafgaand aan de vondst was op 20 cm hoogte. In het water bevonden zich

het aanhoudend droog en warm. De volgende velden met waterviolier en dichte structuren

dagen bepaalde het weer de waarnemingen; op van andere waterplanten, waaronder Krabben-

de beide georganiseerdeexcursies van Staats- scheer (Stratiotes aloïdes), Plat fonteinkruid

mei 2011 bosbeheer en de NVL was er op 22 (Potamogeton compressus), Smalle waterpest

door de harde wind (5-6 Beaufort) niets te zien. (Elodea nuttallii) en Gele plomp. Op deze uit-

Enkele dagen later was het warm en windstil sluiplocaties werden naar verhouding weinig

wat resulteerde in het verschijnen van meerdere andere huidjes van laagveensoorten gevonden.

mannetjes voor 10.30 uur (René Manger). In De De hogere dichtheden huidjes van bijvoorbeeld

Wieden werd op een warme avond eind mei nog Glassnijder (Brachytron pratense), Vroege

een mannetje gezien om 18.30 uur. glazenmaker (Aeshna isoceles) en Gevlekte

witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) werden

Larven en huidjes gevonden in meer verlande vegetaties met bij-

De twee in 2011 gevonden larvenhuidjes werden voorbeeld Waterscheerling (Cicuta virosa) en

gevonden in één van de petgaten waar enkele Krabbenscheer, aan het doodlopendeeinde van

mannetjes territorium hielden. Beide larvenhuid- het petgat. Mogelijk dat de larven van de Sier- jes waren mannetjes en bevonden zich circa lijke witsnuitlibel vergeleken met andere laag-

10-20 centimeter boven het water vlak aan de veensoorten meer in de openwaterzone hun

oever. Eén van de huidjes werd gevonden in een leefgebied hebben, maar daar wel afhankelijk

ijle riet-vegetatie, het andere huidje hing in een zijn van een weelderige onderwaterbegroeiing.

Brachytron 14(1): 14-27, 2011 21 Figuur 12. Mannetje Sierlijke witsnuitlibel (Leucorrhiniacaudalis), NP De Weerribben, 1 juni2011.

Male Leucorrhinia caudalis, De Weerribben, 1 ]une 2011 (Foto: Ronald van Seijen).

Een beeld van de onderwaterbegroeiing op de en Lantaarntjes (Ischnura elegans) mogen plekken waar de larvenhuidjes in 2011 werden ongehinderd door het territorium vliegen. Een aangetroffen is te zien op figuur 7. Op de vind- copula Grote roodoogjuffer leidt maar kortston- plaats van de larvenhuidjes uit 2010 was echter dig tot agressieve activiteit. Grand en Boudot nauwelijks onderwaterbegroeiing aanwezig. (2006) maken eveneens melding van het verja-

gen van grotere soorten tot en met Grote kei-

Gedrag en voortplanting zerlibel (Anax imperator). Zij melden tevens dat,

Op 11 mei is gedurende twee uur het gedrag anders dan bij andere witsnuitlibellen, de territo- bestudeerd. De mannetjes Sierlijke witsnuitlibel rialiteiten agressie toeneemt wanneer hun dicht- verdedigen hun territoria tegen andere manne- heid hoger wordt. Het territoriale gedrag van de tjes vanaf een groot drijvend blad. Hierdoor zijn mannetjes maakte het eenvoudig om ze steeds de mannetjes relatief makkelijk te vinden. De terug te vinden en te tellen. vier mannetjes houden hun territoria van onge- Tot grote verrassing van de waarnemers vliegt

2 veer 30m op het midden van het water (tot twee op 11 mei om 13.45 uur opeens een vrouwtje het meter van de oever) en jagen andere manne- beeld in dat eitjes afzet. Op dat moment wordt tjes van dezelfde soort en andere soorten weg. geen begeleidend mannetje waargenomen. Het

In tegenstelling tot hetgeen wordt beschreven ei-afzettende vrouwtje wordt door een ander in De Nederlandse Libellen (Nederlandse Ver- mannetje gegrepen. De paring vindt direct plaats eniging voor Libellenstudie (NVL, 2002) zijn ze op een blad van Gele plomp in zijn territorium niet alleen agressief naar soorten van ongeveer (NVL, 2002) (Figuur 8 & 9). De paring duurt 5-6 gelijke grootte. Ze blijken ook agressief naar minuten. Dan zet het vrouwtje haareitjes af in zijn de wat grotere Viervlek (Libellula quadnmacu- territorium terwijl hij haar begeleidt (anders dan lata) en Smaragdlibel (Cordulia aenea), en ook Pajunen, 1964 & Sternberg & Buchwald, 2000)

Glassnijders en eenmaal een Bruine korenbout (Figuur 10 & 11). Het dippen van de eitjes in het

(Libellula fulva) worden uit het territorium ver- water duurt eveneens 5 minuten. Op de plek- jaagd. Grote roodoogjuffers (Erythromma najas) jes die ze binnen zijn territorium kiest, is steeds

22 te zien. Het tien meter ondergedoken vegetatie mannetje uit de oever, De mannetjes op deze vliegt rondjes van een meter doorsnee, om het locatie zitten voor een groot deel heel dicht bij de vrouwtje heen. Dit kan zijn om andere mannetjes kant, mogelijk omdat in het midden niet overal

te Als die bladeren wel weg te houden maar wellicht ook om ervoor bladeren drijven. er zijn lijkt zorgen dat het vrouwtje nietbuiten zijn territorium er wel een voorkeur te bestaan voor een zitplek komt. Alle dip-plaatsen (ongeveer 15) liggen vrij meer naar het midden. In De Wieden zat een

water dicht bij elkaar en komen niet in de buurt van mannetje midden op het van een op deze de grens van zijn territorium. Dan vliegt ze hoog plaats zo’n 50 meter breed water. De twee eiaf-

bomen. Dit komt zetten weg richting overeen met het- zettendevrouwtjes op deze locatie beide

wat geen beschreven is in Sternberg & Buchwald solitair eitjes af (niet opgemeten) iets van

(2000). In haar terugvlucht richting bomenrand een minuut of drie leek te duren. wordt het vrouwtje gegrepen door een mannetje

Glassnijder en meegenomen in zijn poten. De Biotoop

in ieder tot mannetjes blijven geval 15.00 uur op De plek waar de populatie op 11 mei 2011 is

de bladeren. Op een andere dag observeerde aangetroffen, is een doodlopend open petgat

Ronald drie van Seijen mannetjes die vanaf riet- van 15 meter breed dat naar het einde toe ondie-

stengels opereerden. Eentje deed dat heel lang per wordt (Figuur 6). De hoeveelheid onderge- op een plek zonder drijvende bladeren maar met doken waterplanten neemt richting het einde

mooie onderwatervegetatie. Een tweede exem- toe. Het water is aan het eind helder met meer plaar deed gedurende twee minuten uitvallen dan 1 meter zicht. In het water groeit Krabben-

vanaf een horizontaal over het water hangende scheer, Kleine egelskop (Sparganium emer-

stengel. Een derde mannetje bezette tijdens 2,5 sum), Gele plomp en veel Waterviolier (Hotto-

uur observatie vijf verschillende plekken binnen nia palustris). Ondergedoken staat er Smalle

meter. een straal van ongeveer 10 bij 15 Viervan waterpest, Glanzig fonteinkruid (Potamogeton

deze plekken waren Gele plomp- en Witte water- lucens). Fonteinkruid (Potamogeton spec.) en

leliebladeren waarbij een blad een halve meter Kransvederkruid (Myhophyllum verticillatum).

uit de kant lag. De vijfde plek was een rietstengel Blijkens de literatuur is deze submerse vegeta-

die praktisch tegen de oever stond (Figuur 12). tie belangrijker dan de drijvende waterplanten

De andere drie plekken waren ongeveer drie tot (onder meer: NVL, 2002 & Grand & Boudot,

Tabel 1. in Waarnemingenvan Sierlijke witsnuitlibel (Leucorrhiniacaudalis) Nederland tot 2011

Records of Leucorrhiniacaudalis in The prior to 2011.

Jaar/datum Locatie Provincie Aantal en geslacht

19e eeuw Venio Limburg 4 vrouw

1903 Plasmolen Limburg Max. 8 man en 5 vr.

1914-1951 Oisterwijkse vennen Noord-Brabant Max. 28 man en 6 vr.

13 1920 juni Ankeveen Noord-Holland 1 man

1922 1924 Deventer en Overijssel 4 man, 3 vrouw

26 mei 1970 Valkenswaard Noord-Brabant 1 Malpieven, man

6-13 2006 ENCI Maastricht 1 later juni groeve, Limburg man, copula

22 2009 NP De Weerribben 1 volwassen juni Overijssel man

15 mei 2010 NP De Weerribben Overijssel 1 uitsluipende vrouw

18 mei 2010 NP De Weerribben Overijssel 1 larvenhuidje

Brachytron 14(1): 14-27, 2011 23 2006). Langs de oever staat een smalle strook verderop was het tot een meter oftien breed

met vooral riet en zeggen zoals Scherpe zegge

acuta soorten (Carex ), Moeraszegge (Carex acutifor- Andere op de waarnemingslocatie

mis) en Draadzegge (Carex lasiocarpa) van één Op de locatie in De Weerribben werden ook

tot meter meter anderhalve hoog. Op 50 afstand de volgende soorten waargenomen: Variabele

staat een bomenrij. De plek net ten noorden van waterjuffer (Coenagrion pulchellum). Lantaarn-

Kalenberg wijkt af van bovengenoemde locatie. tje, Grote roodoogjuffer, Vuurjuffer (Pyrrhosoma

Deze plek is een smal, doodlopend slootje van nymphula), Glassnijder, Vroege glazenmaker,

nog geen 2 meter breed met een bredere bocht Smaragdlibel, Viervlek, Bruine korenbout en

meter water buurman van 3 breed. Het is erg helder en Gevlekte witsnuitlibel. De algemeenste

water constante er drijft één Gele plomp en onder groeit op de locatie en een uitdager voor de onder andere Kransvederkruid. Sierlijke witsnuitlibellen is de Smaragdlibel. Door

Twee locaties lijken wel redelijk op boven- de ligging van de territoria (tot tenminste 2 meter

staande beschrijving, maar twee andere ken- van de oever) had het nog erger gekund! Langs

merken zich doordat er hoofdzakelijk Waterpest de oever is het nog drukker met agressieve als onderwatervegetatie te vinden is en hier en Smaragdlibellen en Viervlekken. Omgekeerd

daar wat Krabbenscheer. Beide zijn vrij grote lijkt de keuze voor het relatiefluwe deel van het

wateren, een daarvan is ongeveer 50 bij 250 petgat, het midden, een slimme keuze voor de

meter, de ander tot 60 bij 250 meter. Het smal- niet zo grote Sierlijke witsnuitlibellen.

ste water waar een mannetjewerd aangetroffen

was plaatselijk zo verland dat er over een meter Waarnemingen in Nederland of twee water in stond (hier zat het mannetje), De bekende waarnemingen uit Nederland zijn

Figuur 13. Een voortplantingslocatiein De Wieden, 4 juni2011.

A reproductionsite at De Wieden, 4 June 2011 (Foto: Ronald van Seijen).

24 Figuur 14 & 15. Sierlijke witsnuitlibellen (Leucorrhiniacaudalis), Laôn, Noord-Frankrijk, 10 mei 2011.

Leucorrhinia caudalis,Laôn , Northern , 10 May 2011 (Foto: Theo Muusse).

in weergegeven tabel 1, zie vorige pagina. Tien dagen na de ontdekking in Nederland werd

Opvallend is de waarneming nabij Venlo, gezien op 21 mei 2011 een populatie gevonden in het

de moeilijkheid om vrouwtjes te zien en het uiterste zuiden van België. Pieter Vantieghem,

vinden. De Dewolf de Groote gemak (relatief) om mannetjes te Jurgen en Davy zagen rond

waarnemingen van de laatste jaren voldoen aan 17.30 uur meer dan 15 mannetjes en minstens

het beeld in Duitsland en Polen. Daar is het ook één, mogelijk twee copulae. De dag daarop

een voorjaarssoort die vooral in mei en juni wordt werden niet minder dan 38 exemplaren van de

gezien. Opvallend is de late datum van 2009, Sierrlijke witsnuitlibel geteld. De twee daaropvol-

vergeleken met de andere waarnemingen in het- gende weken werd de soort nog op vier plaat-

zelfde gebied, De waarneming van 11 mei 2011 sen (Florenville, Meix-devant-Virton, Rouvroy en

tot toe. is de vroegste waarneming nu De op 11 Malmedy), allen in het zuiden van België gezien.

mei waargenomen mannetjes ogen behoorlijk Steeds werd er één mannetje waargenomen

in uitgekleurd; de gele tint de witte achterlijfs- (Vantieghem et al., 2011). De populatie in zuid-

aanhangselen duidt er wel op dat ze niet heel België is gevestigd in een oude groeve die zich

oud zijn (pers. med. Jo Hermans). Gezien de rij- spontaan evolueert.

pingstijd van acht tot twaalf dagen zijn ze waar- In het westen van Duitsland is een handvol loca-

schijnlijk rond 1 mei uitgeslopen. De uitgeslopen ties te vinden. De soort is algemener naar het

imago’s van 2010 (in ieder geval één) zullen oosten toe. Met name de regio’s ten noorden

rond 25 mei de territoria opgezocht hebben, ruim van Berlijn, Polen en Rusland gelden als gebie-

twee weken later dan in 2011. Dit komt overeen den waar de soort gemakkelijker te vinden is. Bij

met de algehele fenologie in 2011, waarbij veel Keulen (west-Duitsland), ongeveer 235 kilome-

soorten een record neer hebben gezet. ter van De Weerribben, zit een populatie in een

visvijver-complex. In Frankrijk komen in verschil-

Verspreiding en dichtstbijzijnde populaties lende regio’s nog populaties voor. In het noord-

De Sierlijke witsnuitlibel is één van de zeldza- oosten van Frankrijk zijn die te vinden in de buurt

mere libellensoorten van Europa. Op de Euro- van Laön, in de noordelijke Franse Ardennen, in

Rode pese Lijst (Kalkman et al., 2010) heeft de Champagnestreek en in de Franse Lorraine.

de soort de status ‘near threatened’ of ‘achter- Plaatselijk zijn er verschillende grote populaties

uitgaand’. De dichtstbijzijnde bekende popu- (Delasalle, 2003; Grand & Boudot, 2006).

laties van de Sierlijke witsnuitlibel liggen nabij Een van de grotere populaties in Noord-Frank-

Keulen en in noordoost-Frankrijk. In het Ver- rijk bevindt zich ten noorden van Laön (De Knijp,

enigd Koninkrijk en Ierland ontbreekt de soort. 1997; Delasalle, 2003). In dit meer dan 1000 ha

In Luxemburg werd enkele jaren geleden na grote alkalisch laagveengebiedwerden ruim 150

lange tijd weer een populatie gevonden. Tot voor vijvers uitgegraven, meestal nu in gebruik als

kort werd de soort in België als ‘regionaal uit- visvijvers. Slechts een 20-tal vijvers daarvan zijn

gestorven' beschouwd (De Knijp et al., 2006). vrij toegankelijk en gemakkelijk te onderzoeken

Brachytron 14(1): 14-27, 2011 25 op libellen (De Knijp, 2004). Op verschillende ling een blijvend aanbod van geschikte petgaten

van die vijvers is de Sierlijke witsnuitlibel aan- op wisselende locaties. In de laagveengebieden

wezig en de totale populatie in het gebied moet in Noordwest Overijssel lijkt zich de laatste jaren

wellicht enkele honderden dieren bedragen. veel op het oog geschikt uitziend biotoop te ont-

De Knijf en zijn groep namen de soort waar op wikkelen.

één van de eerste vijvers als je het gebied bin- De vraag wanneer de soort zich in De Weerribben

nengaat. De bewuste vijver is anderhalve meter en De Wieden heeft gevestigd is een intrige-

diep en heeft veel Waterlelie. Onder water staat rende. Gaat het om een recente vestiging of is

veel Kransvederkruid. Het water is helder tot de soort al langer (onopgemerkt) aanwezig?

de bodem. Rondom elke vijver staat een dub- Algemeen wordt aangenomen dat L. caudalis bele bomenrij met ondergroei. De Sierlijke wit- een tweejarige voortplantingscyclus heeft, De

snuitlibel komt hier, naast juffersoorten, samen vondst van de twee larvenhuidjes in 2010 maakt

voor met veel Bruine korenbouten (honderden), het daarom aannemelijk dat de soort zich zeker

Vroege glazenmaker, Smaragdlibel, Grote kei- al in 2008 in De Weerribben heeft gevestigd.

zerlibel en Glassnijder. Op 10 mei 2011 waren er Indien het mannetje uit 2009 een product is van

soort geen andere witsnuitsoorten te zien, maar wel lokale voortplanting, dan zou de al sinds

Plasrombout (Gomphus pulchellus) en Twee- 2007 aanwezig moeten zijn. Het feit dat er dit

vlek (Epitheca bimaculata). jaar territoriale mannetjes op een flink aantal

plaatsen te zien zijn, geeft zeker aan dat de soort

De Weerribben, vestiging, toekomst en in 2009 op een aantal plaatsen langs geweest is

bescherming en eieren heeft afgezet.

De Sierlijke witsnuitlibel werd vanaf 1970 als ver- Gezien de aanwezigheid op diverse locaties in

dwenenuit Nederland beschouwd (Nederlandse De Weerribben en De Wieden (en een geschat

Rode Lijst). De afgelopen vier decennia waren maximum van 35 waargenomen mannetjes en

er geen waarnemingen tot in 2006 een copula 4 vrouwtjes) en de aanwezigheid van veel op

werd gezien in de ENCI groeve nabij Maastricht. het oog geschikt biotoop, is het waarschijnlijk

Voor het eerst in 60 jaar is er nu een populatie dat de Sierlijke witsnuitlibel in De Weerribben

aanwezig. Goede bescherming van het biotoop en Wieden een gezonde populatie kan ontwik-

is derhalve essentieel. kelen of al een gezonde populatie heeft. In de

Als opgemerkt is een goed ontwikkelde sub- toekomst kan de soort zich wellicht verspreiden

merse vegetatie van groot belang en belangrijker naar omliggende en gelijksoortige gebieden,

dan de drijvende vegetatie. Er moet sprake zijn zoals de Rottige Meenthe, Brandemeer en de

van helder water en voedselrijkdom. De Neder- Lindevallei. Het is niet onmogelijk dat de soort

landse Libellen (NVL, 2002) geeft aan dat wan- zelfs al aanwezig is in deze gebieden. Maarook

neer het wateroppervlak dicht dreigt te groeien buiten laagveen/natuurgebieden liggen mogelijk

men open plekken moet creëren. Dit dient echter kansen. Wellicht bieden ook dode of hergraven

te gebeuren zonder grote schade aan de sub- rivierarmen en afgesloten kanalen opties voor

merse vegetatie of de helderheid van het water vestiging.

toe te brengen. Het cyclisch schonen van de pet-

gaten in De Weerribben kan een manierzijn om Theo Muusse

het juiste stadium van verlanding aan te blijven BUUtonstraat 19

bieden. Gezien de verspreiding in ten minste zes 3312SB Dordrecht

petgaten is het toekomstperspectief voor deze [email protected]

soort met deze beheersvorm veelbelovend.

Maar mogelijk waarborgt de aanwezigheid van Gert Veurink

petgaten in verschillende stadia van ontwikke- [email protected]

26 Literatuur

Oberrheinebene - Habitat, Bestandesentwick- Bos, F., M. Wasscher & W. Reinboud, 2007. Veld- lung, Gefahrdung. Libellula 16(3-4): 85-110. gids Libellen, 5e druk. KNNV uitgeverij, Zeist. Schorr, 1996. M., Leucorrhinia caudalis (Charpentier, Bouwman, J.H. Bouwman, V.J. Kalkman, G. 1840). In : Van Helsedingen, P.J., L.Willemse Abbingh, E.P. de Boer, R.P.G. Geraeds, D. & M.C.D. Speight (Hrsg.): Background infor- Groenendijk, R. Ketelaar, R. Manger en T. mation on invertebrates of the habitat directive Termaat, 2008, Een actualisatie van de ver-

and Berne Convention. Part II - Mantodea, spreiding van de Nederlandse libellen. Brachy- , Orthoptera and Arachnida. Council tron 11(2): 103-198. of Europe Publishing Nature and environment De Knijf, G. 1997. Verslag van de excursie naar de (Strassbourg), 80: 279-291. moerassen van Laon op 15 juni 1997, Gomp- Sternberg, K. & R. Buchwald (ed.), 2000. Die Libel- hus, 13 (3); 79-82. len Baden-Württembergs. Band 2: De Knijf, G. 2004. Somatochlora arctica (Zetterstedt, Grosslibellen Ulmer, nouvelle la Picardie (Anisoptera). Stuttgart. 1840) espèce pour (Odo- Vantiegem, P., D. De Groote & J. Dewolf, 2011. Her- nata, Anisoptera, Corduliidae). Martinia. Bulletin ontdekking van Leucorrhinia caudalis (Char- des Odonatologues de France, 20: 21-23.

pentier, 1840) in België na een eeuw afwezig- De Knijf, G., Anselin, A., Goffart, P. & M. Tailly heid. Nieuwsbrief Libellenvereniging Vlaande- (eds.) 2006. De libellen (Odonata) van België:

ren, 5 (2): verspreiding - evolutie - habitats. Libellenwerk-

groep Gomphus ism Instituut voor Natuur- en

Bosonderzoek, Brussel.

Delasalle, J.-F. 2003. Atlas préliminaire des Odona- tes de Picardie (1970-2002). Picardie Nature, Summary Amiens.

Dijkstra K.-D. B. & R. Lewington (illustraties), 2008. Muusse, T. & G. Veurink, 2011. Leucorrhinia Libellen van Europa: veldgids met alle libellen caudalis found in tussen Noordpool en Sahara. Tirion Uitgevers, reproducing De

Baarn. Weerribben. Brachytron 14 (1): 14-27. Grand, D. & Boudot, J.-P. 2006. Les Libellules de

France, Belgique et . Biotope, Recent discoveries show a viable population of Mèze (Collection Parthénope).

Huskens, K., 2006. Sierlijke witsnuitlibel (Leucorrhi- Leucorrhinia caudalis in the two adjoining nature

nia in Zuid NVL-nieuwsbrief caudalis) Limburg, reserves of De Weerribben and De Wieden in the 10(3): 3-4. eastern part of The Netherlands. The species Heidemann, H. & R. Seldenbusch, 2002. Die Libel- had been thought to be extinct for the last forty lenlarven Deutschlands: Handbuch für Exuvien-

until the accidental of sammler, In: DieTierwelt Deutschlands, Teil 72. years, discovery specimens

Goecke & Keltern. Evers, in 2009 and 2010. In 2011 this led to a sustained

Kalkman, V. J., J.-P. Boudot, R. Bernard, K.-J. search effort which was crowned with success. The Conze, G. De Knijf, E.S. Dyatlova, S. Ferreira,

species shows a marked preference for clear water M. Jovic, J. Ott, E. Riservato & G. Sahlén,

2010. European Red List of . Office with a submerged vegetation for ovipositing. Males

for Official Publications of the European Union, prefer floating lily pads as a basis for guarding Luxembourg their territories, but make do with other perches at Mauersberger, R. & D. Heinrich, 1993. Zur Habi- need. Protection of the habitat is in order. Current tatpraferenz von Leucorrhinia caudalis (Char-

pentier) (Anisoptera: ). Libellula 12: maintenance policies of both nature reserves seem

63-82. to fulfill the requirements, offering hope for the

Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie future. The species has also been rediscovered in (NVL), 2002. De Nederlandse libellen (Odo- and Luxemburg. On the European Red List nata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuur-

is historisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij the species still marked as 'near threatened'.

& European Invertebrate Survey-Nederland,

Leiden. Keywords Pajunen, V.l.,1964. Aggressive behaviour in Leucor- Odonata, Libellulidae, Leucorrhinia caudalis, rhinia caudalis Charp. (Odon., Libellulidae). The Annales Zoologici Fennici I: 357-369. Netherlands,Overijssel, De Weerribben, De

& M. A. Heitz & S. Schiel, F.-J., Rademacher, Heitz, Wieden, discovery, reproduction.

1997. Leucorrhinia caudalis in der mittleren

Brachytron 14(1): 14-27, 2011 27