Vlaardingen KW-kades

BESTEMMINGSPLAN

Vlaardingen

KW-kades

bestemmingsplan

identificatiecode: datum: status: NL.IMRO.0622.0235bpKwkd2012-0130 05-11-2012 concept 03-05-2013 voorontwerp

projectnummer: 10-12-2013 ontwerp 062200.16920.01 18-09-2014 vastgesteld

opdrachtleider: ir. R.A. Sips

Delftseplein 27b RBOI - Rotterdampostbus bv 150 Delftseplein 27b 3000 AD Postbus 150 T: 010-20 18 555 gecertificeerd door Lloyd’s 3000 AD Rotterdam conform ISO 9001: 2008 aangesloten bij: telefoon (010) E-mail:201 85 [email protected] 55 E-mail: [email protected] © Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd. 3

Inhoudsopgave

Toelichting Hoofdstuk 1 Inleiding 9 1.1 Aanleiding 9 1.2 Ligging plangebied 9 1.3 Vigerende bestemmingsplannen 10 1.4 Planvorm 10 1.5 Planproces 10 1.6 Leeswijzer 10 Hoofdstuk 2 Beleid 11 2.1 Inleiding 11 2.2 Rijksbeleid 11 2.3 Provinciaal en regionaal beleid 13 2.4 Gemeentelijk beleid 17 Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie 25 3.1 Inleiding 25 3.2 Bestaande situatie 25 3.3 Visie op gewenste ontwikkeling 26 Hoofdstuk 4 Verkeer en vervoer 27 4.1 Algemeen 27 4.2 Verkeersstructuur 27 4.3 Fietsstructuur 27 4.4 Openbaar vervoer 28 4.5 Parkeren 28 Hoofdstuk 5 Onderzoek 31 5.1 Inleiding 31 5.2 Besluit milieueffectrapportage 31 5.3 Milieuzonering bedrijvigheid 32 5.4 Industrielawaai 34 5.5 Wegverkeerslawaai 35 5.6 Luchtkwaliteit 36 5.7 Externe veiligheid 39 5.8 Kabels en leidingen 41 5.9 Bodemkwaliteit 42 5.10 Water 42 5.11 Ecologie 47 5.12 Archeologie 48

Rho adviseurs voor leefruimte

4

5.13 Cultuurhistorie 49 Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving 51 6.1 Algemeen 51 6.2 Opzet regels 51 6.3 Bestemmingen 51 6.4 Gebiedsaanduidingen 53 Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 55 7.1 Economische uitvoerbaarheid 55 7.2 Inspraak en overleg 55

Bijlagen toelichting Bijlage 1 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' Bijlage 2 Motivering uitsluiten bedrijven met verkeersindex 3G Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie Bijlage 4 Toetsingskader externe veiligheid Bijlage 5 Actualisatie risico-inventarisatie Vlaardingen Bijlage 6 Bureauonderzoek Flora en fauna Bijlage 7 Archeologisch inventarisatierapport Bijlage 8 Toelichting aanwijzing beschermd stadsgezicht Vlaardingen Bijlage 9 Overlegreacties

Rho adviseurs voor leefruimte

5

Regels Hoofdstuk 1 Inleidende regels 79 Artikel 1 Begrippen 79 Artikel 2 Wijze van meten 83 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 85 Artikel 3 Bedrijf 85 Artikel 4 Groen 87 Artikel 5 Horeca 88 Artikel 6 Verkeer 89 Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied 90 Artikel 8 Water 91 Artikel 9 Waarde - Archeologie 92 Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie 94 Artikel 11 Waterstaat - Waterkering 95 Hoofdstuk 3 Algemene regels 97 Artikel 12 Antidubbeltelregel 97 Artikel 13 Algemene bouwregels 98 Artikel 14 Algemene gebruiksregels 99 Artikel 15 Algemene aanduidingsregels 100 Artikel 16 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening 101 Artikel 17 Algemene afwijkingsregels 102 Artikel 18 Algemene wijzigingsregels 103 Artikel 19 Overige regels 104 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 105 Artikel 20 Overgangsrecht 105 Artikel 21 Slotregel 106

Bijlagen regels Bijlage 1 Parkeerbeleid Vlaardingen 2008 Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Rho adviseurs voor leefruimte

6

Rho adviseurs voor leefruimte

Toelichting 8

Rho adviseurs voor leefruimte

9

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Ter plaatse vigeert geen bestemmingsplan. In het Structuurplan Rivierzone is in het gebied rond de Koningin Wilhelminahaven een ontwikkeling naar kantoren, leisure en wonen voorzien. Ook voor het oostelijk deel van het schiereiland wordt op termijn gedacht aan een transformatie naar andere functies. In de Provinciale Verordening is het gebied aangeduid als transformatiegebied. Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Voor de beoogde transformatie van het gebied wordt in de toekomst een afzonderlijke ruimtelijke procedure doorlopen.

1.2 Ligging plangebied Het plangebied omvat de oostelijke helft van het schiereiland en een deel van de Koningin Wilhelminahaven. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het spoor, aan de zuidzijde door de , aan de westzijde door de Buitenhaven en aan de oostzijde door Koningin Wilhelminahaven. Figuur 1.1 geeft een overzicht van de globale begrenzing van het gebied.

Rho adviseurs voor leefruimte

10

1.3 Vigerende bestemmingsplannen Ter plaatse vigeert geen bestemmingsplan.

1.4 Planvorm Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (kaart met regels) en de daarbij behorende toelichting. De verbeelding wordt uitgevoerd conform de RO Standaarden 2008 (IMRO2008, SVBP2008 en STRI2008).

1.5 Planproces

Diverse overleginstanties zijn in de gelegenheid gesteld om op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. De overlegreacties zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Op grond van de Inspraakverordening Vlaardingen wordt er een informatiebijeenkomst gehouden voor de belanghebbenden in het plangebied. Het ontwerpbestemmingsplan ligt op basis van artikel 3.8 van de Wro gedurende zes weken ter inzage. Binnen deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Hierna volgt de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad, al dan niet gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan beroep worden ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 3 is de gebiedsvisie opgenomen met een beschrijving van de bestaande situatie en de visie op de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Hoofdstuk 5 bevat de sectorale milieuonderzoeken. Het betreft de aspecten milieuzonering bedrijvigheid, industrielawaai, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen, bodemkwaliteit, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. In hoofdstuk 6 is een toelichting op de juridische regeling van het bestemmingsplan opgenomen. Hoofdstuk 7 ten slotte gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Rho adviseurs voor leefruimte

11

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is een samenvattend overzicht opgenomen van de beleidsdocumenten die ruimtelijk relevant zijn en daarmee ook relevant voor het bestemmingsplan KW-kades. Dit overzicht is niet uitputtend maar geeft wel het kader waarbinnen het bestemmingsplan moet worden opgesteld.

2.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011) Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is/wordt vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Op grond van artikel 2.1.2 van het Barro dient rekening te worden gehouden met een vrijwaringszone langs de oevers van de Nieuwe Maas van 40 m. Deze zone is bedoeld om nadelige invloeden op het functioneren van de vaarweg te vermijden. In dit bestemmingsplan is daarmee rekening gehouden door de bouwvlakken op voldoende afstand van de vaarweg te situeren.

Rho adviseurs voor leefruimte

12

Doelen In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):  het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;  het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;  het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar de onderstaande nationale belangen. Deze zijn of worden - direct of indirect - ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief. 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond. 3. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen. 4. Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen. 5. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. 6. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling. 7. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. 8. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. 9. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is feitelijk het Nationaal Verkeer- en Vervoerplan en daarmee de opvolger van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2). De nota heeft een PKB procedure doorlopen overeenkomstig de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en is op 21 februari 2006 in werking getreden. In de Nota Mobiliteit worden de hoofdlijnen van het nationale verkeer- en vervoerbeleid voor de komende decennia beschreven. Uitgangspunt van beleid is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken.

Rho adviseurs voor leefruimte

13

2.3 Provinciaal en regionaal beleid Regionale Strategische Agenda De Regionale Strategische Agenda (RSA) die in december 2010 is vastgesteld, borduurt voort op het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020). Dit ruimtelijk plan was in 2005 opgesteld door de stadsregio en de provincie Zuid-Holland, onder het motto ‘meer kwaliteit, meer variatie, meer tempo’. De ambities uit RR2020 zijn terug te vinden in de RSA: goede, gevarieerde en leefbare woonwijken, moderne economische centra, toegankelijke groengebieden, ontwikkeling van rivieroevers en meer ruimte voor water. Door externe invloeden, zoals de kredietcrisis, maar ook het urgenter worden van het klimaatvraagstuk, zijn de accenten in de RSA wel verlegd. Op 2 juli 2010 heeft de provincie Zuid-Holland een eigen Provinciale Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk kader van het RR2020 grotendeels overgenomen.

Visie Ruimte en Mobiliteit (2014) De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:  Ruimte bieden aan ontwikkelingen.  Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.  Allianties aangaan met maatschappelijke partners.  Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen. Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden: 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is, 2. vergroten van de agglomeratiekracht, 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

1. Beter benutten en opwaarderen De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht) Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per

Rho adviseurs voor leefruimte

14

nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren. De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Bedrijventerreinen De afname van het arbeidspotentieel en de regionale economische dynamiek vragen om een bestendiging van het huidige areaal bedrijventerrein. Herijking en heroriëntatie van bestaande bedrijventerreinen is gewenst. De huidige mismatch is kwalitatief en kwantitatief van aard, en er is te weinig ruimte voor functiemenging. Met name bedrijventerreinen met milieucategorie 1 en 2 lenen zich voor functiemenging. In mindere mate is functiemenging ook mogelijk op bedrijventerreinen met milieucategorie 3, mits de belangen van bedrijven niet geschaad worden. Bedrijventerreinen met milieucategorie 4 en hoger verdragen zich niet met functiemenging, zeker niet met gevoelige functies zoals wonen.

Toepassing Dit consoliderende plan past binnen de doelstellingen van de Visie Ruimte en Mobiliteit.

Verordening Ruimte 2014 In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het plangebied is aangemerkt als bedrijventerrein. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen: a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd; b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die, 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toepassing artikel 2.1.1:, Lid 1: De locatie ligt binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Rho adviseurs voor leefruimte

15

Artikel 2.1.3 Bedrijven Lid 1 Hoogst mogelijke milieucategorie Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte.

Lid 2 Watergebonden bedrijven Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een watergebonden bedrijventerrein laat in hoofdzaak watergebonden bedrijven toe.

Lid 3 Functiemenging Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan in beperkte mate voorzien in nieuwe woningen, bedrijfswoningen en andere functies op delen van een bedrijventerrein, voor zover dit niet in strijd is met het eerste lid.

Toepassing artikel 2.1.3: Binnen het plangebied blijft een bedrijfsbestemming gehandhaaft. De milieucategorie is afgestemd op de omgeving. Er is sprake van een in hoofdzaak consolidered bestemmingplan.

Artikel 2.1.10 Veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas Een bestemmingsplan voor gronden binnen de veiligheidszone langs de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas van raainummer 1034 bij Hoek van Holland tot raainummer 995 bij de splitsing van de Nieuwe Maas en de Hollandsche IJssel voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. in het gebied tot 25 meter vanaf de kade wordt geen nieuwe bebouwing toegelaten; 2. in het gebied tussen de 25 en 40 meter vanaf de kade wordt nieuwe bebouwing slechts toegelaten als sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang, de veiligheid voldoende wordt gegarandeerd en met het oog hierop advies is uitgebracht door de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond; 3. in afwijking van de onderdelen 1 en 2 zijn incidenteel nieuwe kleinschalige voorzieningen toelaatbaar ter ondersteuning van het dagrecreatieve karakter van de oever, waaronder restaurants, cafés en kiosken, alsmede voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de vaarweg of de haven, zoals radarposten en kranen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de bereikbaarheid van de oever voor hulpverleningsdiensten en de mogelijkheden voor optreden van deze diensten worden niet belemmerd; b. er zijn voldoende vluchtmogelijkheden; c. het scheepvaartverkeer wordt niet belemmerd, en d. advies is nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en de beheerder van de vaarweg of haven; 4. In afwijking van de onderdelen 1 en 2 is op het havenindustrieel complex, tussen raainummer 1005 tot 1034 aan de linkeroever, nieuwe bebouwing toelaatbaar voor bedrijven die vallen onder artikel 2 lid 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, mits wordt voldaan aan de onder 3 gestelde voorwaarden.

Toepassing artikel 2.1.10: Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en respecteerd bestaande rechten. Toetsing van de waterveiligheid is opgenomen in paragraaf 5.7 en 5.10.

Rho adviseurs voor leefruimte

16

Artikel 2.4.3 Buitendijks bouwen Een bestemmingsplan voor gronden binnen het buitendijks gebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11, dat nieuwe bebouwing mogelijk maakt, bevat in de toelichting een inschatting van het slachtofferrisico bij een eventuele overstroming en een verantwoording van de afweging die is gemaakt voor het toelaten van nieuwe bebouwing.

Toepassing artikel 2.4.3: Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en respecteerd bestaande rechten. Toetsing van de risico's is opgenomen in paragraaf 5.7 en 5.10.

ROM Rijnmond: 'Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond' (2000) De revitalisering van het rivierfront is ondergebracht in het ROM Rijnmondproject 'Herstructurering rivierfront Rechtermaasoever'. Dit project is een gezamenlijk initiatief van onder meer de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam, de Stadsregio, provincie Zuid-Holland, Kamer van Koophandel en Ministeries van EZ, V&W en VROM. Als eerste fase is de Contourennota Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond (januari 2000) verschenen. Het rapport gaat in op het dilemma van economische revitalisering en de noodzaak van verbetering van de leefbaarheid in het gebied. De verbetering van de leefbaarheid staat onder druk omdat de verwachting is dat de milieuhinder vanwege geluid in de toekomst onvoldoende zal afnemen ondanks geluidsbeperkende maatregelen. Herontwikkeling van de Rechtermaasoever is zowel vanuit economisch perspectief als vanuit leefbaarheidsoverwegingen dringend gewenst. Begin 2002 is een regionale ontwikkelingsvisie verschenen, gevolgd door een bestuurlijke intentieovereenkomst en een bestuursovereenkomst. De bestuursovereenkomst wordt verlengd tot en met 2015. De werkgroep RO/Milieu, waarin de provincie is vertegenwoordigd, heeft inmiddels voorstellen ontwikkeld voor een zogenoemde 'milieuaandachtszone'. Achterliggende gedachte bij het instellen van een dergelijke zone is het feit dat de matige milieukwaliteit op de Rechtermaasoever kan worden gecompenseerd door een hoge ruimtelijke kwaliteit (bijvoorbeeld karakteristieke oude binnenhaven). Bij het bepalen van de begrenzing van de aandachtszone zijn alle milieuaspecten in beschouwing genomen (Bestuurlijk afsprakenkader Herstructurering Rechtermaasoever, december 2004).

Regionaal Verkeers- en Vervoersplan 2003-2020 (RVVP) Het RVVP is de regionale uitwerking van het mobiliteitsbeleid van het Rijk. Het geeft richting aan toekomstige verkeers- en vervoersplannen van de gemeenten in de stadsregio.

Het RVVP is een lange termijn visie. Het bevat ideeën die worden vertaald naar concrete projecten en maatregelen zoals de aanleg van wegen, lijnen voor het openbaar vervoer en fietspaden. Afhankelijk van het beschikbare geld en van de directe noodzaak, worden de plannen tot in 2020 stap voor stap uitgevoerd. Natuurlijk worden de plannen goed afgestemd met de regionale plannen voor de ruimtelijke ordening en voor de verbetering van het milieu in de regio.

De doelen het RVVP nastreeft zijn: 1. De stadsregio Rotterdam wil een aantrekkelijke en economisch sterke regio zijn voor inwoners en bedrijven. Schone en veilige woongebieden en goed bereikbare locaties voor kantoren en bedrijven, moeten hiervoor zorgen. 2. De stadsregio streeft er naar dat inwoners en bezoekers binnen een redelijke tijd bij de belangrijkste voorzieningen kunnen komen. Het gaat daarbij vooral om de bereikbaarheid van plekken waar voorzieningen van werkgelegenheid, winkels en/of recreatie geconcentreerd bij elkaar zitten, de zogenoemde knooppunten. Deze voorzieningen kunnen interessant zijn voor inwoners uit de gehele Randstad (zoals de Rotterdamse binnenstad, het Alexandrium en de Kuip) of vooral voor de inwoners van de stadsregio zelf (zoals het Zuidplein en de kantoorlocaties Vijfsluizen bij Schiedam en Kralingse Zoom). Knooppunten moeten binnen een bepaalde tijd per auto of per OV bereikbaar zijn: vanuit de Randstad in 45 tot 60 minuten, vanuit de regio binnen 30 tot 45

Rho adviseurs voor leefruimte

17

minuten. Om dit te kunnen garanderen stelt het RVVP eisen aan de kwaliteit van een aantal belangrijke wegen en openbaar vervoerverbindingen. 3. Ook wil de stadsregio er aan bijdragen dat de woongebieden worden gevrijwaard van doorgaand autoverkeer. Het autoverkeer moet daarom zoveel mogelijk buiten de wijken worden omgeleid via hoofdroutes, die daarvoor geschikt zijn of geschikt worden gemaakt. 4. De stadsregio wil de sterke positie van de Rotterdamse haven als steunpilaar voor de regionale en nationale economie behouden. Dat kan alleen als de wegen, sporen en vaarwegen naar die haven van hoge kwaliteit zijn.

2.4 Gemeentelijk beleid Stadsvisie 'Koers op 2020' (2000) In de Stadsvisie zijn diverse ambities naar voren gekomen waarvan de voor dit bestemmingsplan meest relevante hieronder zijn aangegeven:  het meer aanbrengen van fysieke samenhang binnen het centrum en het versterken van de verbinding tussen het winkelcentrum en het cultureel-historische centrum;  het streven naar gedifferentieerde woon- en werkmilieus in de Vlaardingse wijken;  het vergroten van het aanbod kwalitatief goede woningen in de (middel)hoogbouw;  het zoveel mogelijk aansturen op behoud van bestaande schone bedrijvigheid en werkgelegenheid, maar niet per definitie op de huidige locaties;  het binnen bepaalde randvoorwaarden aantrekken van nieuwe bedrijvigheid met name in de dienstverlening en recreatie;  het verbeteren van de ontsluiting van de industriezone en de relatie met het woongebied.

In de Stadsvisie is de herstructurering van de Rivierzone aangegeven als één van de gemeentelijke prioriteiten. De Rivierzone heeft de potentie om 'de moderne kamer van het Vlaardingse hart' te worden.

Ruimtelijke structuurschets Vlaardingen 2020 (2003) De ruimtelijke structuurschets Vlaardingen 2020 is de ruimtelijke uitwerking van de Stadsvisie 'Koers op 2020'. In het rapport zijn zeven doelstellingen aangegeven voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor de drie noemers: ongedeelde stad, vitale stad en duurzame stad:  versterken van de stedelijke groenstructuur;  herwaarderen van de cultuurhistorie;  vergroten van de differentiatie tussen woonmilieus;  spreiden van zorgvoorzieningen;  versterken van de stadsranden en de Broekpolder;  anticiperen op ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur;  vergroten van de werkgelegenheid.

Structuurplan Rivierzone (2004) Op 28 januari 2004 is het Structuurplan Rivierzone vastgesteld met de daarbij behorende Integrale Milieunota. Dit Structuurplan biedt het formele beleidskader voor de revitalisering en herontwikkeling van de Rivierzone. Belangrijk onderdeel van deze ontwikkeling vindt plaats in het Stad & Milieugebied: hier moet de stad Vlaardingen opnieuw een verbinding krijgen met de rivier. In dit gebied vindt daarom een transformatie plaats van bestaand bedrijvengebied tot hoogwaardig woon-, werk- en verblijfsgebied. Hiertoe zullen enkele gevestigde (en milieubelastende) bedrijven worden verplaatst. Delen van de Maasoeverzone zijn aangewezen voor herontwikkeling.

Rho adviseurs voor leefruimte

18

Nota Monumenten 2005 De nota Monumenten 2005 benadrukt het belang van de cultuurhistorie voor het onderscheidend vermogen van Vlaardingen. Een belangrijk hulpmiddel om de structuur van gebieden te behouden is de opstelling van een cultuurhistorische waardenkaart. Ook het Rijk beoogt met de Modernisering Monumentenzorg (Momo) de rol van dergelijke waarderingskaarten te onderstrepen. Deze kaart is nog niet voorhanden. Naast de bescherming van structuren is het mogelijk op objectniveau bescherming te bieden. In de nota Monumenten 2005 is vermeld dat de vermelde inventarisaties nader uitgewerkt kunnen worden. Op 11 januari 2011 is de beleidslijn beeldbepalende panden door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze notitie heeft een lijst met beeldbepalende panden en objecten opgenomen. In deze notitie is ingegaan op de werkwijze, de achtergronden end e bepalingen die samenhangen met de conceptlijst beeldbepalende panden. Inmiddels is na het vaststellen van de beleidslijn de procedure tot aanwijzing van de beeldbepalende panden en objecten gestart. Op 29 mei 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de lijst met beeldbepalende panden en objecten vastgesteld. De lijst kan ook worden gezien als basis voor de mogelijke aanwijzing van gemeentelijke monumenten.

Verkeer- en vervoersbeleid Het verkeer en vervoer legt een aanzienlijk beslag op de ruimte in de stad. In het verlengde van:  het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2005-2015 “Kwaliteit in bereikbaarheid” (GVVP);  het Fietsplan Vlaardingen “Méér mensen op de fiets, over rode lopers fietsen door Vlaardingen” (fietsnota);  de Kadernota Parkeerbeleid Vlaardingen 2008-2011 (kadernota parkeren);  en het Parkeerbeleid Vlaardingen 2008 (parkeernota 2008); moet de ruimte voor verkeer binnen het streven naar efficiënt ruimtegebruik worden vastgelegd in bestemmingsplannen.

Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2005-2015, Kwaliteit in Bereikbaarheid In het door de gemeenteraad op 16 maart 2005 vastgestelde 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan' (GVVP) wordt ingezet op 'kwaliteit in bereikbaarheid'. Het GVVP draagt, als uitwerking van de Ruimtelijke Structuurschets, bij aan de ruimtelijke ambities van de stad. Het stimuleren van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer is daarvoor de basis. Het gemeentebestuur realiseert zich daarnaast dat een voortgaande groei van de automobiliteit onafwendbaar is. Gekozen is om deze groei op te vangen binnen de grenzen van leefbaarheid en veiligheid.

Het GVVP richt zich op kwaliteit en bereikbaarheid. Dit impliceert:  veilige speelruimte voor kinderen (bijvoorbeeld in 30 km/h-zones);  veilige en prettige bereikbaarheid van scholen (over vrijliggende fietspaden);  ongehinderde bevoorrading van winkels (op vastgelegde tijden);  aanpassing wegennet in de Rivierzone;  goede regioverbindingen;  prettige en veilige winkelmogelijkheden in het stadshart (voetgangersgebied).

De gewenste bereikbaarheid krijgt gestalte in een vijftal beleidsrichtingen: 1. waarborgen van de bereikbaarheid door middel van een samenhangend verkeersnetwerk; 2. vergroten van de verkeersveiligheid; 3. bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving en de ruimtelijke organisatie van de stad; 4. bevorderen van de economische dynamiek (door knooppuntontwikkeling); 5. monitoren binnen de jaarlijkse begrotingscyclus.

Rho adviseurs voor leefruimte

19

In Vlaardingen wordt het doorgaande verkeer gebundeld op gebiedsontsluitingswegen (50 km/h-wegen). Waar mogelijk wordt langzaam en snel verkeer op deze wegen van elkaar gescheiden. De overige wegen worden ingericht als erftoegangswegen (zoals in de vorm van 30 km/h-zones). Op de erftoegangswegen wordt langzaam en snel verkeer in principe gemengd. Een te hoge verkeersintensiteit (voornamelijk veroorzaakt door doorgaand verkeer) is hier ongewenst. Voor alle wegen en fietsroutes in Vlaardingen geldt het streven naar een Duurzaam Veilige inrichting.

De rijkswegen (A20 en A4) door en langs Vlaardingen zijn bepalend voor de ruimtelijke indeling van de stad. Ook de Hoekse Lijn in het zuiden en TramPlus in het noorden zijn belangrijke ruimtelijke elementen. Binnen de stad vormen de westelijke ontsluitingsroute (Marathonweg, Deltaweg, Galgkade), de oostelijke ontsluitingsroute (Vulcaanweg, Schiedamsedijk) en de noordelijke ontsluitingsroute (Holysingel) belangrijke gebiedsontsluitingswegen. Transport van gevaarlijke stoffen wordt zoveel mogelijk gebundeld op deze routes. Naast hiervoor bedoelde infrastructuur moet ook ruimte worden gereserveerd voor de verbindende en ontsluitende regionale fietsroutes.

Fietsbeleid De Fietsnota Vlaardingen, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 3 april 2008, is een uitwerking van het Gemeentelijk Verkeer- Vervoerplan (GVVP). De Fietsnota richt zich op het stimuleren van het fietsgebruik in Vlaardingen. De wijze waarop met het fietsbeleid moet worden omgegaan, nodigt uit tot een integrale benadering van het mobiliteitsvraagstuk in relatie met aanverwante begrippen als veiligheid, leefbaarheid, bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, economische vitaliteit, welzijn en duurzaamheid.

Het fietsbeleid in de gemeente hanteert de volgende uitgangspunten: 1. stimuleren van het gebruik van duurzame vervoerwijzen; 2. bijdrage leveren aan een levendige, economische, bloeiende en (verkeers)veilige stad met een daarbij passend fietsbeleid; 3. de fiets een prominente plek geven in ruimtelijke ontwikkelingen; 4. een bijdrage leveren aan het verbeteren van de luchtkwaliteit.

Het Vlaardingse fietsnetwerk krijgt door middel van de volgende doelstellingen gestalte:  verkeersveiligheid voor fietsers;  comfortabele en aantrekkelijke routes;  korte reistijd en goede doorstroming;  directe en samenhangende routes.

Het aanpassen van de fietsinfrastructuur alleen is niet voldoende om het fietsgebruik te stimuleren. Om het fietsen aantrekkelijker te maken, vindt een integrale benadering plaats op de volgende speerpunten:  goede en aantrekkelijke fietsparkeervoorzieningen;  goede bewegwijzering;  verbeteren van de sociale veiligheid voor fietsers (onder andere openbare verlichting);  aanpak van fietsendiefstal;  stimuleren en faciliteren van verkeerseducatie.

Parkeerbeleid De doelstelling van het parkeerbeleid is een evenwichtige verdeling op maat tussen vraag naar en aanbod van de beschikbare parkeerplaatsen voor alle vervoermiddelen. Het streven is dat in Vlaardingen de verschillende doelgroepen op redelijke afstand van de bestemmingen kunnen parkeren of dat er goede alternatieve vervoermiddelen zijn.

Rho adviseurs voor leefruimte

20

Gezien de doelstelling van het parkeerbeleid, heeft de gemeenteraad op 24 januari 2008 de volgende beleidskaders voor het parkeerbeleid in Vlaardingen vastgesteld: 1. het parkeerbeleid moet gericht zijn op het zo efficiënt mogelijk omgaan met de schaarse publieke ruimte en een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit; 2. het parkeerbeleid is erop gericht om de parkeervraag en het parkeeraanbod zoveel mogelijk per gebied op elkaar af te stemmen zodat gebieden zo min mogelijk met elkaars probleem worden opgezadeld; 3. het parkeerbeleid houdt rekening met de ontwikkeling van een vitale binnenstad; 4. het parkeerbeleid stimuleert het gebruik van duurzame vervoerwijzen; 5. het parkeerbeleid moet op lange termijn kostendekkend zijn. Het zijn vooral de beleidskaders 1, 2 en 4 die voor het plangebied KW-kades van belang zijn.

In de Parkeernota 2008, op 30 oktober 2008 door de raad vastgesteld als beleidsuitwerking van de beleidskaders voor het parkeren, zijn parkeernormen vastgelegd. De nota werkt met parkeerkencijfers. Deze zijn per deelgebied verder uitgewerkt. Het plangebied valt onder het deelgebied 'rest bebouwde kom'. De parkeerkencijfers variëren per functie. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt de eis van parkeren op eigen terrein. Door het toepassen van parkeernormen bij nieuwbouw, herontwikkeling of functiewijziging wordt expliciet rekening gehouden met het ruimtebeslag van geparkeerde voertuigen. Daar waar de ruimte erg schaars is en de parkeerdruk erg hoog is, is gekozen voor het invoeren van parkeerregulering. Het gebied met (toekomstige) parkeerregulering is omsloten door de Westlandseweg, Burg. Pruissingel, Beethovensingel, Deltaweg, Galgkade, Spoorsingel, Binnensingel en Julianasingel. Buiten dit gebied kan in geval van herstructurering de noodzaak van invoering van parkeerregulering onderzocht worden.

Actieplan Geluid Vlaardingen heeft, ingevolge de Europese richtlijn inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, een Actieplan Geluid opgesteld voor het binnenstedelijk wegverkeer (Actieplan Geluid, gemeente Vlaardingen, 14 december 2009). Het actieplan is opgesteld nadat een inventarisatie is uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege binnenstedelijke wegen op de woningen binnen de gemeente Vlaardingen. De resultaten van deze inventarisatie zijn vastgelegd in de geluidsbelastingkaarten.

De doelstellingen van het Actieplan Geluid zijn: 1. het terugdringen van het aantal woningen waarbij sprake is van een plandrempel-overschrijding; 2. mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen behouden en creëren; 3. het kader scheppen voor het opstellen van maatregelen om de bovenstaande doelstellingen te bereiken; 4. samenhang brengen tussen de diverse beleidsterreinen die de akoestische kwaliteit (mede) bepalen.

De gewenste effecten van de doelstellingen zijn:  dat er minder geluidgehinderden zullen zijn; hierdoor zijn er ook minder negatieve gezondheidseffecten;  verbeteren van de akoestische kwaliteit (leefomgeving) voor de inwoners van Vlaardingen.

Voor het Actieplan Geluid is een plandrempel vastgesteld. Dit is de grens van de geluidsbelasting op woningen waarvan Vlaardingen vindt dat een hogere geluidsbelasting niet wenselijk is. Na afweging van belangen op basis van haalbaarheid en betaalbaarheid is als plandrempel een geluidsbelasting van 65 dB voor het binnenstedelijk wegverkeerslawaai voorgesteld. De Vlaardingse industrieterreinen zijn inmiddels gesaneerd. Door de provincie Zuid-Holland zijn zogenaamde maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG), na sanering, vastgesteld. Deze waarden gelden als grenswaarden binnen de zone en mogen niet overschreden worden. Voor de plandrempel van de Vlaardingse industrieterreinen

Rho adviseurs voor leefruimte

21

wordt de MTG aangehouden. Buitenstedelijk wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai afkomstig van gezoneerde industrieterreinen buiten de gemeente Vlaardingen vallen buiten het actieplan. In het Actieplan Geluid zijn maatregelen beschreven die in de periode 2009-2013 moeten worden uitgevoerd. De belangrijkste maatregel is het toepassen van geluidsreducerend asfalt en geluidsreducerende klinkers op plaatsen waar normen worden overschreden.

Visie externe veiligheid In de beleidsvisie Ruimte voor duurzame veiligheid staat de samenhang tussen ruimtelijke ordening, economie, beheersbaarheid en verantwoording van risico's centraal. Met deze beleidsvisie geeft de gemeente concreet richting aan een aanvaardbaar veilige invulling van haar ruimtelijke ontwikkelingen. Voor concrete bouwplannen of bij het opstellen van bestemmingsplannen geeft deze visie de planologische kaders voor het omgaan met risico's. Indien nodig worden hieraan voorwaarden gekoppeld die de risico's beheersbaar houden of zelfs geheel uitsluiten. Deze planologische kaders bieden vooraf duidelijkheid in de omgang met externe veiligheid bij ruimtelijke plannen. Dat geldt zowel voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt van risicobronnen als voor nieuwe en bestaande risicobronnen. De beleidsvisie bestaat uit vier delen. In het eerste deel zijn de ambities weergegeven, die invulling geven aan het doel van de visie: “concreet richting geven aan een aanvaardbaar veilige en duurzame invulling van de ruimtelijke ontwikkelingen in Vlaardingen”. In het tweede deel is het wettelijk kader weergegeven en de huidige risicosituatie beschreven waaruit de beleidsuitgangspunten en ambities zijn ontstaan. In het derde deel is het risicobeleid uitgewerkt voor specifieke onderwerpen zoals nieuwe en bestaande risicobronnen, veranderingen bij inrichtingen, advisering veiligheidsregio, GR-verantwoording en risicocommunicatie. In het vierde en laatste deel van de visie zijn de ambities uitgewerkt in concrete planologische kaders voor nieuwe ruimtelijke plannen. Bij het opstellen van de planologische kaders is onderscheid gemaakt in risicobronnen en gebieden.

Programma Duurzaamheid 2012-2015 Met het duurzaamheidsprogramma wil de gemeente een extra impuls geven aan energiebesparende maatregelen, het stimuleren van het gebruik van duurzame energie, zoals zonne- en windenergie, warmte/koude opslag en aardwarmte. Verder stimuleert de gemeente duurzame mobiliteit, het duurzaam gebruik van grondstoffen en het hergebruik van afvalstoffen. Voorbeelden van duurzame mobiliteit zijn elektrisch vervoer, openbaar vervoer (ook over het water) en de fiets. Deze maatregelen dragen ook bij aan het verminderen van de CO2-uitstoot en het verminderen van geluidsoverlast, luchtverontreiniging en stank.

Actieplan Economie (2013) De gemeenteraad heeft op 24 januari 2013 het Actieplan Economie vastgesteld. Het plan streeft naar een betere balans tussen wonen, werken en recreëren. Om dat te bereiken is een groot aantal maatregelen beschreven om de economie in Vlaardingen te stimuleren. Vooral de maatregel “meer banen” in het actieplan heeft direct effect op de extra (bedrijfs)ruimte die het college denkt nodig te hebben.

Meer banen De werkgelegenheid in Vlaardingen is redelijk stabiel, maar ten opzichte van vergelijkbare gemeenten heeft Vlaardingen weinig banen. In tegenstelling tot veel gemeenten met 60.000 tot 80.000 inwoners vervult Vlaardingen geen regiofunctie. Reden is dat Rotterdam in deze regio de grote trekpleister is. Rotterdam heeft veel meer banen dan inwoners. In Vlaardingen is dat precies andersom. Bovendien heeft Vlaardingen ook al langere tijd relatief veel werkloosheid. Het feit dat veel inwoners een beroep moeten doen op een uitkering betekent een dubbel tekort: veel bijstandsuitkeringen en weinig bestedingen van de inwoners in de stad.

Rho adviseurs voor leefruimte

22

Om te zorgen dat Vlaardingen meer in balans komt, heeft zij een beter ondernemersklimaat en meer banen nodig. Hiervoor wil de gemeente ondernemers aantrekken die ook willen blijven. In dit kader zoekt de gemeente bedrijven die duurzame en kennisintensieve werkgelegenheid bieden, gericht op de haven, maintenance, cleantech en zorg. Verwacht wordt dat de komende jaren in deze sectoren immers veel mensen nodig zijn. Het zijn bovendien vakgebieden met een mooie balans tussen maak- en kennisindustrie. Doel is dat Vlaardingen in 2030 voor de regio een belangrijke stad is op het gebied van kennis en innovatie.

Om dit doel te bereiken wordt ingezet op de samenwerking met instanties zoals het Rotterdam Investment Agency, en door bedrijven die water als transportmiddel gebruiken voorrang te geven bij vestiging aan een haven. Daarnaast knapt de gemeente Vlaardingen, samen met het bedrijfsleven, bestaande bedrijventerreinen op en wordt van de “Vergulde Hand West” een nieuw bedrijventerrein gemaakt. Laatste is vooral van belang om enerzijds nieuwe bedrijven aan te trekken en anderzijds om ruimte te bieden voor bestaande bedrijven die van locatie willen veranderen. Voldoende aantrekkelijke, duurzame, en bereikbare bedrijventerreinen binden immers de gewenste bedrijvigheid aan de stad. Voor de vestiging van kantoren wordt samengewerkt met de ontwikkelaar van kantorenpark Vijfsluizen. Ten slotte komt er een platform waarin zorg, ondernemers, overheid en onderwijs elkaar structureel ontmoeten. Dit levert een bijdrage aan vernieuwing in de zorg. In het Actieplan Economie is hierop de ambitie uitgesproken om tot 2020 te streven naar 10% groei van de werkgelegenheid in Vlaardingen.

Detailhandelsnota 2013 In januari 2013 heeft de gemeenteraad de nieuwe detailhandelsnota vastgesteld. De centrale doelstelling van het detailhandelsbeleid is het realiseren van een evenwichtige detailhandelsstructuur, die aansluit bij de aankoopbehoeften en bezoekmotieven van de consument, en dusdanig duurzaam is, dat gemeente en ondernemers hierin willen blijven investeren. Naast dit hoofddoel streeft de gemeente de volgende subdoelen na:  het versterken van de koopkrachtbinding en -toevloeiing van Vlaardingen als regionaal verzorgend centrum om de bestedingen in de detailhandelssector te doen toenemen;  het consolideren van de werkgelegenheid in de detailhandelssector en gerelateerde sectoren;  het stimuleren van de aantrekkingskracht en wederzijdse versterking tussen detailhandel, warenmarkt, toerisme, cultuur en horeca, als belangrijke onderdelen van het totaalproduct 'binnenstad'.

Juist in deze nieuwe tijden is het belangrijk dat er bij het opstellen van een detailhandelsvisie keuzes worden gemaakt. Bij het maken van die keuzes, vindt de gemeente de volgende punten van belang:  Een winkelstructuur, die voorziet in een bepaalde mate van duurzaamheid: meervoudig ruimtegebruik waar mogelijk, voldoende ruimtelijke kwaliteit en alternatief aanwendbare gebouwen.  Voortbouwen op wat al sterk en kansrijk is. Dit verdient de voorkeur boven het nieuw in de markt zetten van winkelgebieden.  Bij het (her)ontwikkelen van winkelgebieden zorgen voor voldoende kritische massa, een massa die past bij het (reëel gedefinieerde) ambitie- en verzorgingsniveau, en niet overmatig groot is of juist te klein gekozen is.  De keuze voor een duidelijk profiel voor elk winkelgebied, vertaald in promotie, branchering, winkelgrootte, maar ook in ruimtelijke randvoorwaarden ten aanzien van bijvoorbeeld bereikbaarheid, parkeren en de inrichting van de openbare ruimte.  Voorkomen van nieuwe solitaire ontwikkelingen, en zorgen voor zo veel mogelijk clustering qua bezoekmotief van gelijksoortige detailhandel. Dit betekent bijvoorbeeld concentratie in de binnenstad van branches en formules waar het recreatieve bezoekmotief domineert, concentratie van branches en formules waar boodschappen doen centraal staat in de hoofd- en wijkcentra, en zoveel mogelijk concentratie van winkels waar het doelgerichte motief domineert in perifere centra.

Rho adviseurs voor leefruimte

23

 De kwalitatieve verbetering van de winkelstructuur is leidend, een verbetering die in overeenstemming is met het ambitieniveau. Staar niet blind op de vierkante meters, maar beantwoord de vraag of het voor de consument nu en straks leidt tot meer keuze, op aanvaardbare afstand.  Bij een visie op de gewenste winkelstructuur hoort ook een visie hoe om te gaan met winkelgebieden of winkellocaties die als weinig perspectiefrijk worden gezien.

In zijn algemeenheid geldt dat bij de uitbreiding aan m2's detailhandel, het een kwaliteitsverbetering van het (winkel)gebied betekent. Dit houdt in:  dat met de uitbreiding, het winkelgebied compacter wordt en er een betere routing ontstaat;  dat de uitbreiding ruimtelijk past (verkeerstechnisch, milieutechnisch, op aanvaardbare afstand voor de consument, stedenbouwkundig);  dat, in geval van uitbreiding van een bestaande winkel, het modernisering (schaalvergroting of specialisatie) betreft. Deze modernisering is noodzakelijk wanneer dit betekent dat de aantrekkingskracht van een winkelcentrum en de werkgelegenheid hierdoor behouden blijft of toeneemt;  dat de uitbreiding door middel van een distributieplanologisch onderzoek is onderbouwd. Een distributieplanologisch onderzoek, uitgevoerd door de branche/winkel die zich wil vestigen, zal moeten aantonen dat er vraag is vanuit de markt, dat er geen duurzame ontwrichting in de detailhandelsstructuur in Vlaardingen en de regio optreedt en welke verdringingseffecten er te verwachten zijn.

Met betrekking tot de bestaande (wijk- en) buurtwinkelcentra is het beleid is uitbreiding van het winkelvloeroppervlak in de dagelijkse artikelen sector in twee gevallen toelaatbaar:  Indien het modernisering (schaalvergroting of specialisatie) betreft. Modernisering is noodzakelijk wanneer dit betekent dat de aantrekkingskracht van een winkelcentrum hierdoor behouden blijft. Het maximale aantal m2's wvo voor een supermarkt is hierbij afhankelijk van het verzorgingsgebied en maximaal 0,25 m2 wvo per inwoner. Dit betekent, dat er in het hoofdwinkelcentrum maximaal 1.000 m2 wvo (inclusief de VOP en de Oostwijk), in De Loper maximaal 1.400 m2 wvo en op de Van Hogendorplaan maximaal 500 m2 wvo beschikbaar is.  Indien het een verplaatsing van winkelareaal betreft vanuit een ander winkelcentrum of vanuit een solitaire locatie. Dit onder de voorwaarde dat de fysieke structuur van het winkelcentrum, waarin men zich wilt vestigen, dit toelaat en de koopkracht in de wijk groot genoeg is.

Met betrekking tot verspreide bewinkeling is het beleid dat de gemeente in de woonwijken levendigheid, sociale cohesie en werken in de wijk wil bevorderen. Detailhandel (richtlijn minimaal één bedrijfsruimte per 100 woningen) kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Daarom continueren wij het bestaande beleid van bestaande bedrijfsruimten in woonwijken, die zijn bedoeld voor kleinschalige bedrijven en voorzieningen, waaronder detailhandel.

Horecanota 2010 Met de Horecanota wordt gestreeft naar een ontwikkeling die aantrekkingskracht en kwaliteit van het wonen, werken, winkelen en verblijven in de gemeente versterkt. Detailhandel, horeca en vermaak zijn belangrijk voor de Vlaardingse economie. Deze voorzieningen dragen bij aan de leefbaarheid van de stad en haar imago. Het horeca- en vermaakaanbod in de winkelcentra is momenteel te eenzijdig en sluit niet goed aan op de winkel- of verblijfsfunctie. De gemeente streeft voor de toekomst naar een kwaliteitsverbetering in detailhandel en horeca. In de Koningin Wilhelminahaven is inmiddels een aantal horecagelegenheden gevestigd. Uitbreiding van deze horeca is mogelijk aan de binnenzijde en op de kop van de Koningin Wilhelminahaven aan de nieuwe Maaszijde. Dit gebied zou in de toekomst uit kunnen groeien tot het uitgangsgebied in Vlaardingen.

Rho adviseurs voor leefruimte

24

Binnen de gemeente Vlaardingen zijn diverse typen horeca aanwezig. Om duidelijkheid te krijgen welke type horeca zich ergens wel of juist niet kan vestigen, is een categorie-indeling gemaakt. Deze horeca-indeling is overgenomen in de begrippen.

Gebiedsvisie Rivierzone De gebiedsvisie Rivierzone is een nadere uitwerking van het Actieplan Wonen op weg naar 2030. Een van de belangrijkste doelstellingen van het project Rivierzone is de stad weer te verbinden met het water. In de Rivierzone is het rustig wonen, met het gemak van de grote stad en het openbaar vervoer op loopafstand. Aan de overkant van de Rivierzone ligt veel industrie. De afgelopen jaren hebben deze bedrijven veel gedaan aan het verminderen van geluid- en geuroverlast. De wettelijk gestelde targets zijn gehaald en het geluid en de geur zijn enorm afgenomen. De mensen die in de Rivierzone wonen, ervaren de industrie niet als hinderlijk. Mensen die in het gebied (komen) wonen zijn zich bewust van de industrie en accepteren dit.

De gebiedvisie gaat voor het gebied rond de Koningin Wilhelminahaven uit van de ontwikkeling tot een robuust gebied met een heel eigen dynamiek. Deze dynamiek is in de jaren voorafgaand aan 2030 opgepikt door de horeca en dienstverlenende bedrijven. De oude, industriële haven met zijn historische panden, pakhuizen en monumenten hebben de basis gevormd voor de herontwikkeling van het gebied. Door deze sfeer en de panden te koesteren, is het een buitengewoon aantrekkelijk gebied voor het levendige woonmilieu. Studenten, starters en kunstenaars hebben hun plek gevonden aan de KW-kades, tussen de dynamiek van de horeca. Op het schiereiland staan robuuste woningen in het midden segment. In het gebied is een (zeejacht)haven voor bewoners van de Nieuwe Maas en voor bezoekers die vanaf deze aanlegplaats lopend of fietsend de stad kunnen bezoeken.

Rho adviseurs voor leefruimte

25

Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie

3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in kaart gebracht en wordt ingegaan op de gewenste ontwikkelingen. Gezamenlijk vormen zij de basis voor de bestemmingsregeling (plankaart en regels).

3.2 Bestaande situatie

3.2.1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving. Binnen het plangebied zijn, naast het aanwezige water en de verschillende wegen, diverse functies gevestigd. Deze zijn hieronder per functie beschreven.

3.2.2 Bedrijvigheid De meest voorkomende functie binnen het plangebied is bedrijvigheid. Deze bedrijvigheid is ontstaan gezien de ligging aan de Koningin Wilhelminahaven. Destijds was veel vraag naar haven-gebonden bedrijven. Deze vraag is de afgelopen jaren sterk afgenomen, waardoor veel bedrijvigheid plaats heeft gemaakt voor andere functies. Ook zijn door de afgenomen vraag enkele panden leeg komen te staan.

3.2.3 Horeca Binnen het plangebied komen verschillende horecagelegenheden voor. Aan de Koningin Wilhelminahaven noordzijde betreft het enkele restaurants en een discotheek. Aan de Koningin Wilhelminahaven zuidzijde zijn een snackbar, eetcafe, discotheek en grandcafe gevestigd.

3.2.4 Kantoorfuncties Binnen het plangebied komen kantoorpanden voor als onderdeel van (achterliggende) bedrijven. Er zijn geen zelfstandige kantoren aanwezig.

3.2.5 Wonen Verspreid binnen het plangebied wordt er gewoond. Het betreft met name boven- bedrijfswoningen.

3.2.6 Groenvoorzieningen In het westen van het plangebied, tussen de Koningin Wilhelminahaven, de Oosthavenkade en Grote Visserijplein, is een klein parkje aangelegd rondom het kunstwerk van Govert van Brandwijk: "Visser".

3.2.7 Overig Op het adres Grote Visserijplein 1 is een seksinrichting aanwezig. Deze is voorzien zijn van een exploitatievergunning voor een seksinrichting en escortbedrijf.

Rho adviseurs voor leefruimte

26

3.3 Visie op gewenste ontwikkeling Algemeen De afgelopen jaren is het aantal direct haven-gebonden bedrijven afgenomen. De ruimte voor verdere groei en expansie van de haven in Vlaardingen ontbreekt. De doelstelling van de gemeente Vlaardingen is de economische basis van Vlaardingen te versterken. Hierbij worden verouderde, overlastgevende industrieën geleidelijk vervangen door economische activiteiten als dienstverlening, horeca en recreatie. De kleinschaligheid van de oude stad dient doorgetrokken te worden door de economische heroriëntatie te combineren met woningbouw. In het onderhavige plangebied zijn steeds minder bedrijven gevestigd en krijgen andere functies een belangrijkere functie.

Het bestemmingsplan KW-kades betreft een conserverend plan. Toekomstige ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Eventuele toekomstige ontwikkelingen worden later in een aparte procedure mogelijk gemaakt.

Beschermd stadsgezicht Het plangebied (exclusief de Nieuwe Maas) is onderdeel van het beschermd stadsgezicht Vlaardingen. Hiermee is rekening gehouden in het bestemmingsplan. Zie ook paragraaf 5.13. Vanwege de ligging in het beschermd stadsgezicht geldt er in het plangebied een strikte bouwregeling.

Milieuzonering Bij de zonering van het bedrijventerrein wordt rekening gehouden met bestaande en toekomstige woningen in de omgeving van het plangebied. In paragraaf 5.3 wordt hierop nader ingegaan.

Rho adviseurs voor leefruimte

27

Hoofdstuk 4 Verkeer en vervoer

4.1 Algemeen Verkeer en vervoer legt een aanzienlijk beslag op de ruimte in de stad. In het verlengde van het GVVP, het Fietsplan Vlaardingen en de nota Parkeerbeleid Vlaardingen 2008 moet de ruimte voor het verkeer binnen het streven naar efficiënt ruimtegebruik worden vastgelegd in het bestemmingsplan.

Met het groeiende autobezit hangt samen dat de hoeveelheid verkeer jaarlijks toeneemt. De toename is locatiegebonden en afhankelijk van de functie van het gebied en de infrastructuur binnen dat gebied. In het plangebied zijn de komende jaren ruimtelijke ontwikkelingen voorzien.

4.2 Verkeersstructuur Het wegennet in het plangebied is gericht op een ontsluiting via het Sluisplein naar de Vulcaanweg.

De categorie-indeling van het wegennet in gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) en erftoegangswegen (30 km/u) is een belangrijke bouwsteen van Duurzaam Veilig. Hierbij worden functie, vormgeving en gebruik van de weg op elkaar afgestemd. Waar bij gebiedsontsluitingswegen de nadruk ligt op het bereikbaar houden en vlot afwikkelen van het verkeer, ligt bij erftoegangswegen de nadruk meer op de toegankelijkheid en de verblijfsfunctie. Bij werkzaamheden aan de wegen in het plangebied worden deze zoveel mogelijk conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig vormgegeven.

De Vulcaanweg en het Sluisplein zijn gebiedsontsluitingswegen. Alle overige wegen in het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen.

Om op de KW-Haven NZ de havengerelateerde werkzaamheden van het (recreatieve) personenverkeer te scheiden bestaan er ideeën om in deze weg af te sluiten voor doorgaand verkeer. Dit idee bevindt zich momenteel in de onderzoeksfase.

4.3 Fietsstructuur Het gebruik van de fiets en het lopen wordt vanuit mobiliteits- en milieuoogpunt bevorderd. Het Vlaardings fietsnetwerk krijgt door middel van de volgende doelstellingen gestalte:  verkeersveiligheid voor fietsers;  comfortabele en aantrekkelijke routes;  korte reistijd en goede doorstroming;  directe en samenhangende routes.

In het plangebied KW-Haven NZ/ZZ bevinden zich geen regionale fietsverbindingen. Naast de regionale fietsverbindingen zijn in het GVVP en het Fietsplan ook lokale fietsverbindingen opgenomen.

Bij ontwikkelingen moeten voldoende fietsparkeerplaatsen aangebracht worden. De toepassing van de meest recente fietsparkeernormen bij ontwikkelingen zorgt voor voldoende fietsparkeerplaatsen.

Rho adviseurs voor leefruimte

28

4.4 Openbaar vervoer Er is geen openbaar vervoer in het plangebied KW-Haven NZ/ZZ. In figuur 4.1 zijn de haltes van het openbaar vervoer rondom het plangebied weergegeven.

Figuur 4.1 Haltes openbaar vervoer rondom het plangebied

Het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam heeft op 10 juli 2014 het besluit genomen om de spoorlijn tussen Schiedam en Hoek van Holland om te bouwen tot metro en de lijn aan te laten sluiten op het regionale metronet. Naar verwachting is de ombouw eind 2017 klaar.

De Stadsregio Rotterdam heeft een ontwerp-programma Naar een Toekomstvast Openbaar Vervoer opgesteld. Hierin staan de bezuinigingmaatregelen voor de komende 10 jaar verwoord. Het is momenteel nog een ontwerp-programma, dat halverwege dit jaar (2012) door de Stadsregio Rotterdam vastgesteld wordt.

4.5 Parkeren In het plangebied KW-Haven NZ/ZZ is de druk op de bestaande, openbare parkeervoorzieningen op gezette tijden hoog, mede als gevolg van het parkeren van vrachtwagen op de kades. Voorstellen om de overlast van het vrachtwagenparkeren terug te dringen zijn ontwikkeld en liggen momenteel ter besluitvorming bij het college.

Rho adviseurs voor leefruimte

29

Voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen als gevolg van de geplande ontwikkelingen wordt gerekend met parkeernormen. De te hanteren parkeernormen staan in de meest recente parkeernota van de gemeente Vlaardingen. Uitgangspunt voor de ontwikkelingen in KW-Haven NZ/ZZ is dat de te verwezenlijken bouwprojecten op eigen terrein voldoen aan de parkeernorm. Bij het berekenen van het benodigde aantal parkeerplaatsen bij ontwikkelingen wordt onder andere rekening gehouden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Dit houdt in dat parkeerplaatsen bij verschillende functies, bijvoorbeeld woningen en kantoren, met elkaar uitgewisseld kunnen worden. Overdag zijn er bij woningen minder parkeerplaatsen nodig en bij kantoren meer en 's avonds is dit omgekeerd. Dit maakt dubbelgebruik mogelijk.

Het bevorderen van het parkeren op eigen terrein komt in het bestemmingsplan komt tot uitdrukking door het stellen van parkeernormen aan nieuwe planologische ontwikkelingen.

Rho adviseurs voor leefruimte

30

Rho adviseurs voor leefruimte

31

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Inleiding Het plangebied is van oudsher in gebruik als bedrijventerrein. In de loop van de jaren hebben zich in het gebied rond de haven ook andere functies gevestigd, in het bijzonder verschillende uitgaansgelegenheden. Voor bedrijventerreinen geldt dat de milieuaspecten in een bestemmingsplan een grote rol spelen. Dit heeft onder andere te maken met de noodzaak om afstand te houden tussen de bedrijven als milieubelastende bron en milieugevoelige functies in de omgeving (milieuzonering). Ook andere aspecten hebben invloed op de milieusituatie op en rond bedrijventerreinen. In dit hoofdstuk komende de volgende milieu- en omgevingsaspecten aan de orde:  Besluit milieueffectrapportage;  milieuzonering bedrijvigheid;  industrielawaai;  wegverkeerslawaai;  luchtkwaliteit;  externe veiligheid;  kabels en leidingen;  bodemkwaliteit;  water;  ecologie;  archeologie;  cultuurhistorie.

Elk milieuaspect wordt in een separate paragraaf behandeld. Per milieuaspect wordt ingegaan op:  het toetsingskader: eerst wordt bekeken wat het toetsingskader is waaraan het betreffende milieuaspect moet worden getoetst;  het onderzoek: vervolgens zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen;  de conclusie: elke paragraaf sluit af met een conclusie over de gevolgen van het milieuaspect voor dit bestemmingsplan.

5.2 Besluit milieueffectrapportage

5.2.1 Toetsingskader De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in:  een mer-plicht voor plannen (planmer);  een mer-(beoordelings)plicht voor projecten (projectmer).

Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of project. Daarom is:  de planmer gekoppeld aan de besluiten van de overheid die het kader scheppen voor een mer-(beoordelings)plichtige activiteit. Een planmer is tevens aan de orde indien voor een project een zogenaamde passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist is;  de projectmer gekoppeld aan de besluiten (plannen of vergunningen) van de overheid die de

Rho adviseurs voor leefruimte

32

realisatie een mer-(beoordelings)plichtige activiteit direct mogelijk maken.

5.2.2 Onderzoek en conclusie Binnen het plangebied wordt plaats geboden aan bedrijvigheid. Omdat in de milieuzonering (zie paragraaf 5.3) rekening wordt gehouden met de toekomstige transformatie naar woningbouw op het westelijke deel van het schiereiland, is de algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten relatief laag (maximaal categorie 3.2). Het is daardoor niet aannemelijk dat zich binnen het plangebied bedrijven zullen vestigen die mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn in het kader van de milieuvergunningenprocedure. Daarnaast zijn in de omgeving van het plangebied geen Natura 2000-gebieden gelegen. Significante negatieve effecten op Natura 2000 kunnen om deze reden worden uitgesloten. Het plangebied is reeds grotendeels bebouwd en het bestemmingsplan bevat vrijwel geen onbenutte bouwmogelijkheden van enige omvang.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage.

5.3 Milieuzonering bedrijvigheid

5.3.1 Toetsingskader Om milieuhinder ter plaatse van gevoelige bestemmingen in de omgeving van het plangebied te voorkomen, is voor het bedrijventerrein een milieuzonering uitgewerkt. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2009). Gelet op het bedrijfsmatige karakter van het plangebied, is in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' wordt verwezen naar bijlage 1.

5.3.2 Onderzoek en conclusie Richtafstanden Bij de milieuzonering wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden (zie tabel 5.1). Bij de zonering worden ten opzichte van de woonwijken ten noorden van het plangebied de volledige richtafstanden gehanteerd.

Rho adviseurs voor leefruimte

33

Tabel 5.1 Overzicht richtafstanden per milieucategorie milieucategorie richtafstand (in meters) rustige woonwijk gemengd gebied 1 10 0 2 30 10 3.1 50 30 3.2 100 50 4.1 200 100 4.2 300 200 5.1 500 300 5.2 700 500 5.3 1.000 700 6 1.500 1.000

Algemene toelaatbaarheid Bij de zonering van het bedrijventerrein wordt rekening gehouden met de woonwijken ten noorden van het plangebied. Voor deze woonwijken zijn de richtafstanden voor een rustige woonwijk als uitgangspunt gehanteerd.

Op het westelijke deel van het Schiereiland is zowel in het gemeentelijke Structuurplan Rivierzone als in de provinciale Structuurvisie een transformatie naar wonen voorzien. De gemeente Vlaardingen is bezig met de planvorming. In de milieuzonering wordt rekening gehouden met de toekomstige transformatie naar woningbouw. Gezien de ligging van de locatie in een milieubelast gebied (grenzen aan gezoneerde industrieterrein en op korte afstand van de Nieuw Maas) is het niet noodzakelijk en wenselijk om de richtafstanden voor een rustige woonwijk aan te houden. Er is voor gekozen om tot een afstand van 50 m (gemeten uit de toekomstige grens van het bedrijventerrein) activiteiten uit categorie 3.1 toe te staan. Vanaf een afstand van 50 m uit de grens zijn bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.2 toelaatbaar (het meest oostelijke deel van het schiereiland).

Binnen het plangebied is een beperkt aantal (bedrijfs)woningen aanwezig. Aangezien de woningen zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein wordt in de milieuzonering geen rekening gehouden met de richtafstanden voor geluid in relatie tot deze woningen. Vanuit andere milieuaspecten (geurhinder, stofhinder, gevaar) is het echter wel wenselijk om in de milieuzonering in enige mate rekening te houden met deze woningen. Op de bedrijfspercelen grenzend aan de (bedrijfs)woningen worden bedrijfsactiviteiten tot maximaal categorie 3.1 algemeen toelaatbaar geacht.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' vermeldt indices voor de verkeersaantrekkende werking. Vanuit het oogpunt van verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en leefbaarheid is ervoor gekozen om nieuwe bedrijven die potentieel zeer veel goederenverkeer aantrekken (aangeduid met 3G) in dit bestemmingsplan in principe uit te sluiten. Voor een uitgebreidere motivering wordt verwezen naar bijlage 2.

Rho adviseurs voor leefruimte

34

Bevoegdheid tot afwijken Het bevoegd gezag kan gebruikmaken van een omgevingsvergunning om bedrijven toe te staan die zijn genoemd in ten hoogste 2 categorieën hoger dan algemeen toelaatbaar is, mits deze bedrijven (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën. Ook is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen voor bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', mits deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de toegelaten bedrijven. Verder is bevoegdheid tot afwijken opgenomen voor bedrijven die op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' potentieel zeer veel goederenverkeer aantrekken (aangeduid met 3G).

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken indien de infrastructuur in de omgeving dusdanig is gewijzigd dat er in het plangebied bedrijven met verkeersindex 3G kunnen worden toegestaan zonder dat daardoor problemen in de verkeersafwikkeling ontstaan. Het bevoegd gezag kan tevens bij een omgevingsvergunning afwijken indien het betrokken bedrijf gelet op de specifieke werkwijze qua verkeersaantrekkende werking gelijkgesteld kan worden met bedrijven met een andere verkeersindex dan 3G.

Bedrijveninventarisatie De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Bestaande bedrijven die vallen in een hogere categorie dan volgens de uitgewerkte milieuzonering algemeen toelaatbaar is, hebben een specifieke functieaanduiding op de plankaart gekregen (zie het overzicht in bijlage 3). Hierdoor zijn de genoemde (afwijkende) bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan toegestaan. Gelet op de ligging van deze bedrijven op het bestaande bedrijventerrein en het huidige functioneren van dit bedrijventerrein, acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven weg te bestemmen of te verplaatsen.

Conclusie In het bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Toekomstige bedrijven kunnen zich alleen binnen het gebied vestigen wanneer zij vallen binnen de algemene toelaatbaarheid, dan wel in het kader van een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat zij voldoen aan de gestelde voorwaarden.

5.4 Industrielawaai

5.4.1 Toetsingskader Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. De bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd - zijn nader genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai.

Rho adviseurs voor leefruimte

35

5.4.2 Onderzoek en conclusie Een groot deel van het plangebied KW-kades is onderdeel van het gezoneerde industrieterrein Vulcaanhaven. Voor het industrieterrein Vulcaanhaven is een geluidzone vastgesteld (samen met het terrein Klein Vettenoord) die ruim om de gezoneerde terreinen ligt. Omdat de saneringsgrenswaarde van 55 dB(A) bij een deel van de woningen in Vlaardingen wordt overschreden is een saneringsprogramma vastgesteld om de geluidsbelasting in de woongebieden terug te dringen. Het bestemmingsplan KW-kades heeft geen gevolgen voor de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein en de begrenzing van de geluidzone.

Er zijn binnen het plangebied in de huidige situatie geen zogenaamde 'grote lawaaimakers' gevestigd. Gezien de algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten (zie paragraaf 5.3) is het ook niet aannemelijk dat zich in de toekomst inrichtingen zoals genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht binnen het plangebied zullen vestigen. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein aan te passen in verband met teokomstige woningbouwontwikkelingen in het plangebied of in de omgeving daarvan. Daarbij dient te worden aangetoond dat ter plaatse van woningen op het voormalige gezoneerde industrieterrein wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, dan wel aan een verleende hogere grenswaarde en dat door de wijziging geen onevenredige beperkingen voor bedrijven ontstaan.

Naast het feit dat een groot deel van het plangebied onderdeel is van het gezoneerde industrieterrein Vulcaanhaven, is van belang dat het gehele plangebied is gelegen binnen de geluidzone van industrieterrein Botlek-Pernis. Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, vormt de ligging binnen deze geluidzone geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

De begrenzing van het gezoneerde terrein en de geluidszones van de gezoneerde terreinen zijn - voor zover deze binnen het plangebied zijn gelegen - opgenomen op de plankaart.

5.5 Wegverkeerslawaai

5.5.1 Toetsingskader Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - en spoorlijnen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Gemeentelijk geluidsbeleid Door de gemeente Vlaardingen wordt op dit moment een beleidsregel hogere grenswaarden geluid opgesteld. In de ontwerpbeleidsregel zijn voorwaarden opgenomen voor het vaststellen van hogere waarden. De voorwaarden zijn afhankelijk van de vraag welke geluidsbron het betreft, of het om woningen dan wel om andere geluidsgevoelige bestemmingen gaat, of de geluidsgevoelige bestemming dan wel de geluidsbron het eerst aanwezig was en onder welke omstandigheden de woningen of geluidsgevoelige bestemmingen dan wel de geluidsbron wordt gerealiseerd. De voorwaarden zijn in de beleidsregel nader gespecificeerd.

Rho adviseurs voor leefruimte

36

5.5.2 Onderzoek en conclusie Binnen het plangebied en in de omgeving daarvan liggen verschillende gezoneerde wegen. Daarnaast ligt direct ten noorden van het plangebied de spoorlijn Rotterdam - Hoek van Holland. Het verkeer op de Vulcaanweg en de spoorlijn zijn van belang als het gaat om de geluidbelasting in het noordelijke deel van het plangebied. In het zuidelijke deel is industrielawaai maatgevend (zie paragraaf 5.4).

Binnen het bestemmingsplan KW-kades zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen voorzien die in het kader van de Wgh akoestisch onderzoek (wegen of spoorwegen) vereisen. Ook zijn geen nieuwe wegen of wijzigingen aan bestaande wegen en spoorwegen voorzien.

De Wgh staat de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan niet in de weg.

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Toetsingskader Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. In tabel 5.2 is een overzicht opgenomen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof zoals die gelden na het in werking treden van het NSL (op 1 augustus 2009).

Tabel 5.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014

(NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015 fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011 24-uurgemiddelde max. 35 keer p.j. meer dan vanaf 11 juni 2011 concentratie 50 µg/m³

Besluit Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) In dit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

 een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;  een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorie betreft woningbouw- en kantoorlocaties onder bepaalde voorwaarden.

5.6.2 Onderzoek en conclusie In en rond het plangebied is sprake van verschillende bronnen van luchtverontreiniging, te weten wegverkeer, bedrijvigheid en scheepvaartverkeer. Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de monitoringstool die onderdeel is van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (www.nsl-monitoring.nl) blijkt dat in 2011 ruimschoots werd voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemmiddelde concentratie fijn stof (zie figuur 5.1). Daarnaast blijkt dat in 2015 op vrijwel alle locaties in de omgeving van het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide. Uitzondering vormt de tunnelmond van de Beneluxtunnel ten zuiden van de Nieuwe Maas (zie figuur 5.2).

Rho adviseurs voor leefruimte

37

Figuur 5.1 Jaargemiddelde concentraties fijn stof in 2011

Rho adviseurs voor leefruimte

38

Figuur 5.2 Jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide in 2015

Het bestemmingsplan maakt geen grootschalige uitbreidingen of functiewijzigingen mogelijk. Met de toegepaste milieuzonering worden beperkingen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Daarnaast zijn nieuwe bedrijven die potentieel zeer veel goederenverkeer aantrekken uitgesloten. Daarmee is uitgesloten dat het voorliggende bestemmingsplan leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Rho adviseurs voor leefruimte

39

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Toetsingskader Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Een uitgebreid overzicht van de geldende wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid is opgenomen in bijlage 4.

5.7.2 Onderzoek Risicovolle inrichtingen Uit de provinciale risicokaart (risicokaart.nl) en de risico-inventarisatie in het kader van de gemeentelijke veiligheidsvisie (zie bijlage 5) blijkt dat binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gevestigd. In de omgeving van het plangebied zijn echter wel verschillende inrichtingen aanwezig, waaronder VOPAK Terminal Vlaardingen en de Nederlandse Erts en Mineraalbewerking (ten oosten van het plangebied) en diverse inrichtingen aan de overzijde van de Nieuwe Maas (waaronder Shell Nederland).

Uit de provinciale risicokaart en de risico-inventarisatie in het kader van de gemeentelijke veiligheidsvisie kunnen de volgende conclusies worden getrokken over de risicosituatie rond de verschillende inrichting (PR en GR):  De PR 10-6-contour van Vopak reikt tot over het plangebied, maar er zijn geen kwetsbare objecten binnen deze contour gelegen. Er is dan ook geen sprake van een saneringssituatie. Het GR ligt onder de oriëntatiewaarde.  Voor de overige inrichtingen in de omgeving van het plangebied is geen sprake van een PR 10-6-contour buiten de grenzen van de inrichting, of reikt deze niet tot over het plangebied. In alle gevallen ligt het GR onder de oriëntatiewaarde.

Voor nadere informatie over de hoogte van het GR rondom de inrichtingen wordt verwezen naar de risico-inventarisatie in bijlage 5.

Het bestemmingsplan staat geen vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen toe. Het bestemmingsplan maakt daarnaast geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogelijk binnen de PR 10-6-contour van Vopak. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is en vrijwel alle bouwmogelijkheden reeds zijn ingevuld, zal de vaststelling van het bestemmingsplan geen gevolgen hebben voor de hoogte van het GR. Aan het slot van deze paragraaf is een verantwoording van het GR opgenomen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg en het water. Er is geen sprake van risicovolle leidingen.

Rho adviseurs voor leefruimte

40

Transport over de weg Over de route Vulcaanweg/Schiedamsedijk vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Aangezien het alleen gaat om vervoer van en naar de risicovolle inrichtingen in de Rivierzone, is het aantal transportbewegingen ter hoogte van het plangebied beperkt. Uit de 'Inventarisatie externe veiligheid route gevaarlijke stoffen in Vlaardingen' (december 2006) blijkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de weg ligt en dat het GR onder de oriënterende waarde is gelegen. Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de risicosituatie langs deze transportroute.

Transport over het water Ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Nieuwe Maas. In het verleden zijn in het kader van plannen in de Rivierzone verschillende risicoberekeningen uitgevoerd, waaruit blijkt dat de orientatiewaarde voor het groepsrisico wordt benaderd en mogelijk zelfs overschreden. Er is op dit moment nog geen valide rekenmothodiek om een definitieve conclusie te kunnen trekken over de hoogte van het groepsrisico. Op basis van de onderzoek uit het verleden kan echter wel worden geconcludeerd dat het groepsrisico een aandachtspunt is in de zone langs de Nieuwe Maas. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en heeft dan ook geen relevante gevolgen voor de risicosituatie langs de Nieuwe Maas.

In het (concept) Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden plasbrandaandachtsgebieden aangewezen. Volgens het ontwerpBasisnet water is het plasbrandaandachtsgebied gelegen binnen 40 m vanaf de kade. Verwacht wordt dat de wet- en regelgeving inzake het Basisnet eind 2014 in werking zal kunnen treden. Op basis van het (concept)Btev moet in de toelichting bij het bestemmingsplan worden ingegaan op de mogelijkheden om de door het plan toegelaten ruimtelijke ontwikkelingen te laten plaatsvinden buiten die gebieden, gelet op de mogelijke effecten van een ongeval met zeer brandbare vloeistoffen. Daarnaast of in samenhang met deze afweging dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

De Provinciale Verordening Ruimte geeft aan dat voor gebieden waar zeeschepen aanmeren binnen 40 m van de kade geen bebouwing is toegestaan (in verband met plasbrandrisico's). Afwijking is mogelijk voor bebouwing in het gebied tussen 25 en 40 m vanaf de kade indien:  sprake is van groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang; én  de veiligheid voldoende wordt gegarandeerd;  de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond advies heeft uitgebracht. Verder biedt de Provinciale Verordening Ruimte - onder voorwaarden - ruimte voor afwijking ten behoeve van (incidentele) nieuwe kleinschalige voorzieningen ter ondersteuning van het dagrecreatieve karakter van de oever en voor voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de vaarweg of haven.

Het bestemmingsplan KW-kades maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk in het gebied langs de Nieuwe Maas. In de verantwoording groepsrisico wordt nader ingegaan op de risicosituatie.

5.7.3 Verantwoording groepsrisico

De verantwoordingsplicht van het GR houdt in dat inzicht moet worden gegeven in de hoogte van het GR en dat ook rekening moet worden gehouden met een aantal kwalitatieve aspecten. Hiertoe behoren met name de aspecten 'zelfredzaamheid' en 'bestrijdbaarheid'. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) om advies gevraagd. Het advies van de VRR is opgenomen in bijlage 9.

Rho adviseurs voor leefruimte

41

Omvang GR in huidige situatie In de voorgaande paragraaf is ingegaan op de risicobronnen binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan:  Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van verschillende Bevi-inrichtingen. in de externe veiligheidsvisie voor de gemeente Vlaardingen wordt inzicht gegeven in de hoogte van het GR rondom de relevante inrichtingen. Uit de resultaten blijkt dat alleen voor Shell Nederland Raffinaderij sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In de overige gevallen ligt het GR onder de oriëntatiewaarde;  Over de Vulcaanweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het GR ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde;  Ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Nieuwe Maas. Er is mogelijk sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid In het advies van de VRR is voor de verschillende risicobronnen een beschrijving opgenomen van de worstcase scenario's die kunnen optreden. In het advies is aangegeven dat ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid geen maatregelen kunnen worden geborgd binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening. Wel zijn in het advies verschillende maatregelen op gebouwniveau beschreven, waarmee bij eventuele toekomstige (her)ontwikkeling de zelfredzaamheid kan worden vergroot. Door middel van de campagne "Goed voorbereid heb je zelf in de hand" dient daarnaast zorg te worden gedragen voor goede voorlichting en instructie van de binnen het gebied aanwezige personen.

Afweging Het bestemmingsplan KW-kades is consoliderend van aard. Het bestemmingsplan heeft geen relevante gevolgen voor de hoogte van het GR voor de omliggende risicobronnen. De gemeente Vlaardingen onderschrijft de randvoorwaarden en maatregelen uit het advies van de VRR en zal deze bij toekomstige planvorming binnen het gebied in acht nemen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de genoemde maatregelen nauwelijks tot geen kwantificeerbaar effect hebben op het berekende aantal slachtoffers. Er blijft hoe dan ook sprake van een resteffect. Met de vaststelling van het bestemmingsplan KW-kades heeft de gemeente Vlaardingen kennis genomen van dit restrisico. De gemeente acht dit risico, mede gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan en het advies van de VRR, aanvaardbaar.

5.7.4 Conclusie Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.8 Kabels en leidingen Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen gelegen.

Rho adviseurs voor leefruimte

42

5.9 Bodemkwaliteit

5.9.1 Toetsingskader Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. In het algemeen wordt bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn gehanteerd dat ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op de bestemming waar een herinrichting wordt voorzien. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

5.9.2 Onderzoek en conclusie Als gevolg van huidige bedrijfsactiviteiten en activiteiten uit het verleden is de bodem binnen het plangebied lokaal verontreinigd. Uit de informatie op http://www.bodemloket.nl blijkt dat delen van het plangebied in het verleden reeds zijn gesaneerd. Andere delen zullen nog worden gesaneerd.

Het bestemmingsplan KW-kades is consoliderend van aard en maakt geen functiewijzigingen mogelijk. Bodemonderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk.

Vanuit het aspect bodemkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.10 Water

5.10.1 Toetsingskader In het 'Besluit ruimtelijke ordening' (Bro) is de verplichting opgelegd om ten behoeve van de voorbereiding van een ruimtelijk plan vooroverleg te voeren met de waterbeheerder(s), de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. De waterhuishouding wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater moeten (in samenhang) in beschouwing worden genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van waterhuishouding betekent ook dat de waterhuishouding moet worden benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om deze integrale benadering vorm te geven en om het watersysteem gezamenlijk op orde te krijgen.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap (hoogheemraadschap). De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van alle wateren door middel van het stellen van haalbare doelen die in 2015 worden bereikt. De kaderrichtlijn gaat daarbij uit van een benadering vanuit de stroomgebieden. De uitvoering van de kaderrichtlijn vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau. Verdere beleidskaders zijn het Nationaal Waterplan, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Rho adviseurs voor leefruimte

43

Voor het buitendijksgebied is de beleidslijn 'Ruimte voor Rivieren' en de opvolger hiervan 'Beleidslijn grote rivieren' van belang. Deze laatste beleidslijn is sinds eind 2006 van kracht. Op grond van artikel 6:16 van het Waterbesluit is het onderhavige plangebied vrijgesteld voor het onderdeel 'gebruik van Waterstaatswerk' (de oude Wbr 2a-gebieden). De rivier zelf is dat niet. Daarnaast geldt dat het belangrijk is dat bouwwerken op voldoende hoogte worden aangelegd om bij een stijgend waterpeil de schade te beperken. Uitgangspunt hierbij is dat het aannemelijk is dat kans op schade als gevolg van hoge rivierstanden dan beperkt is. In het buitendijkse gebied accepteren de waterbeheerders het Hoogheemraadschap van Delfland en Rijkswaterstaat geen aansprakelijkheid voor enige schade als gevolg van hoge waterstanden.

Voor werkzaamheden en activiteiten aan het water of aan waterkeringen geldt een aantal regels, zodat het hoogheemraadschap zijn taken goed kan uitoefenen. Deze regels zijn vastgelegd in een verordening, genaamd Delflands Algemene Keur. In deze Keur staan gedoogplichten, geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. In de Keur is geregeld dat kern- en beschermingszones voor waterkeringen (en watergangen) in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen deze zones niets zondermeer gebouwd en opgeslagen mag worden, waarbij voor de kernzone een strenger regiem (bouwen binnen de kernzone is niet toegestaan) geldt dan voor de aangrenzende beschermingszone. Deze bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast dan wel het onderhoud wordt gehinderd. De breedte en maatvoeringen van deze zones is vastgelegd in de 'legger'. Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem, zoals bouwen binnen de kernen/ of beschermingszone van een waterkering, dient bij het hoogheemraadschap ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet).

Voor eventuele lozingen op het oppervlaktewater dient toestemming verkregen te worden in het kader van de Waterwet.

5.10.2 Onderzoek Plangebied Het plangebied is gelegen tussen de Buitenhaven, de ingang van de Koningin Wilhelminahaven en de Delflandsedijk. Het gebied ligt globaal tussen NAP + 2 m en NAP + 3 m. het gebied staat bij hoog water regelmatig onder water. Omdat het hier oudere, bestaande bebouwing betreft, wordt dit geaccepteerd. De bebouwing is voorzien van enige hoogwaterbescherming. In de jaren '70 is – in verband met de overstroombaarheid – gekozen voor een gescheiden rioolstelsel, waarbij het hemelwater wordt afgevoerd naar de Koningin Wilhelminahaven.

Waterkeringen Ten noorden van het plangebied loopt een primaire waterkering, de zogeheten Delflandsedijk. De in acht te nemen kern- en beschermingszone is conform de vigerende legger. Nieuwe bebouwing is binnen de grens waterstaatswerk in principe niet mogelijk. Binnen de beschermingszone, die zich buitendijks uitstrekt tot de Nieuwe Maas, mag alleen worden gegraven en/of gebouwd met een keurontheffing van het Hoogheemraadschap. Buitendijks bouwen komt voor rekening en risico van de initatiefnemer. Rijkswaterstaat is niet aansprakelijk voor de buitendijkse hoogwaterveiligheid.

Oppervlaktewater/grondwater Het plangebied is gelegen op hogere gronden die vrij kunnen afwateren op de Nieuwe Maas. Voor dergelijke buitendijkse gebieden geldt geen wateropgave. Gezien de ligging is wateroverlast als gevolg van extreme neerslag dan ook uitgesloten. In het buitendijkse gebied blijft wateroverlast beperkt tot situaties waarbij de waterstand in de Nieuwe Maas de stand van NAP + 2,00 m overschrijdt.

Rho adviseurs voor leefruimte

44

Het freatische grondwater in het plangebied staat onder invloed van de Nieuwe Maas en staat gemiddeld 1 à 2 m onder maaiveld. De diepere watervoerende pakketten worden beïnvloed door de Nieuwe Maas en hebben ter plaatse van het plangebied een stijghoogte van circa NAP + 0,0 m. Er is dus sprake van inzijging. Gezien de hoogteligging van het maaiveld en de freatische grondwaterstand binnen het plangebied is sprake van ruim voldoende drooglegging, waardoor grondwateroverlast niet voorkomt. Het plangebied is verder niet gelegen in een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

Waterketen Het gebied maakt onderdeel uit van het bemalingsgebied Maasboulevard. Dit gebied heeft een gescheiden rioolstelsel, waarbij het huishoudelijke en industriële afvalwater via een rioolgemaal aan de Galgkade wordt afgevoerd naar de AWZI De Groote Lucht.

Het hemelwater (hwa) wordt afgevoerd naar de Nieuwe Maas. Het vasthouden van extra water boven de berging in het regenwaterstelsel is economisch niet verantwoord in relatie tot het effect op de waterstandverhoging van de Nieuwe Maas als gevolg van deze lozing.

In het basisrioleringsplan van de gemeente is rekening gehouden met de ontwikkelingen in de Rivierzone, waardoor een voldoende capaciteit van het rioleringssysteem is gewaarborgd. Bij nieuwbouw en de aanleg van de parkeervoorzieningen moet gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, lood en PAK's houdende materialen) die niet uitlogen, of de bouwmaterialen moeten worden voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Op deze manier wordt diffuse verontreiniging van water (en bodem) voorkomen.

Veiligheidsrisico's Wonen en werken in buitendijks gebied kan risico's met zich meebrengen ingeval van hoogwater. Het Rijk bewaakt met haar beleid primair de stroomvoerende en bergende eigenschappen van de rivier en kijkt dus alleen naar de rivier zelf en of deze in staat is de toenemende waterhoeveelheden af te voeren. Het Rijk kijkt niet naar de waterveiligheidsaspecten van de buitendijkse ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor buitendijkse waterveiligheid legt het Rijk nadrukkelijk neer bij de lokale en regionale overheden. De provincie Zuid-Holland heeft daarom een beleidskader voor buitendijkse ontwikkelingen ontwikkeld vanuit het perspectief van waterveiligheid. Dit beleidskader komt erop neer dat gemeenten worden gevraagd bij bestemmingsplannen voor buitendijkse ontwikkelingen een inschatting te maken van het slachtofferrisico van een eventuele overstroming, en aan te geven hoe daarmee is omgegaan. Ten behoeve van het beleid is een webapplicatie 'risicomethodiek buitendijkse waterveiligheid' (RAB) ontwikkeld. De RAB berekent de volgende twee verschillende risico's:  slachtoffers;  maatschappelijke ontwrichting (het aantal getroffenendagen door functie-uitval).

Risico op slachtoffers Bij de slachtofferberekening wordt het Lokaal Individueel Risico (LIR) bepaald. Dit is het risico dat iemand die gedurende een jaar op een locatie verblijft komt te overlijden als gevolg van een verhoogde waterstand ter plaatse, rekening houdend met de mogelijkheid van evacuatie. De LIR-score wordt vervolgens vergeleken met de vastgestelde oriëntatiewaarde. Via de RAB kan het effect van maatregelen op het slachtofferrisico worden beoordeeld.

Rho adviseurs voor leefruimte

45

Figuur 5.1 Berekening LIR 2100 met structurele risicocommunicatie

Bij de berekening is aangenomen dat de zelfredzaamheid van burgers verhoogd is door middel van structurele risicocommunicatie waardoor het aantal verwachte dodelijke slachtoffers gereduceerd kan worden. Voorwaarden hiervoor zijn:  periodieke communicatie naar inwoners. Onderdelen van de communicatie dienen een risicobeschrijving en een beschrijving van het handelingsperspectief te zijn;  gebiedsdekkende en tijdige alarmering voor en tijdens hoogwatersituaties;  informeren en alarmeren gebeurt in afstemming met de veiligheidsregio.

Een en ander betekent dat 90% van de aanwezige mensen niet in de slachtofferberekening wordt meegenomen. Vanwege het historische karakter van de bebouwing rond de KW-haven is bij de berekening van de LIR het zichtjaar 2100 aangehouden.

De oriëntatiewaarde voor LIR is gesteld op 10-5. De berekende LIR (zie figuur 5.1) varieert tussen 12,8 · 10-5 en 25,6 · 10-5. Alleen in de groene gebieden kan het slachtofferrisico als aanvaardbaar worden beschouwd. In de andere gebieden van het plan is dit niet het geval.

Risico op maatschappelijke ontwrichting Maatschappelijke ontwrichting (MO) is de mate waarin mensen als gevolg van hoogwater fysieke en sociale hinder ondervinden bij uitval van een functie. De RAB berekent maatschappelijke ontwrichting uitsluitend voor buitendijkse objecten. Getroffenen van de uitval van de functie kunnen zich zowel buitendijks als binnendijks bevinden. Via de RAB kan het effect van bepaalde maatregelen op maatschappelijke ontwrichting worden beoordeeld. Met behulp van het aantal gebruikers van het object wordt bepaald of de ontwrichtingsnorm wordt gehaald.

Figuur 5.2 Berekening MO (getroffenen) – zichtjaar 2100 – herhalingstijd 100 jaar

Rho adviseurs voor leefruimte

46

De ontwrichtingsnorm is 10 getroffenendagen per hectare.

De Maatschappelijke Ontwrichting kan worden weergegeven per hectare of voor bereikbaarheid. De gevolgen van overstroming voor de bereikbaarheid van gebieden en de begaanbaarheid van wegen, kunnen in de RAB op twee manieren berekend worden:

A) door het aantal getroffenen te bepalen dat hinder ondervindt als gevolg van de overstroming van een weg

De RAB berekening geeft hierbij per categorie het volgende resultaat:  bereikbaarheid: 17,73  evenementlocaties: 15,87  bedrijven: 1,43  horeca: 183,10

Dit betekent dat het gebied vrijwel volledig ontwricht is bij overstroming.

B) door de overstromingshoogte van de weg (hoeveel centimeters water op de weg) te bepalen

Figuur 5.3 Berekening MO (overstromingsdiepte) – zichtjaar 2100 – herhalingstijd 100 jaar

De overstromingsdiepte rond de KW-haven is met zichtjaar 2100 en een herhalingstijd van 100 jaar 95 cm. Dit betekent dat het gebied dan niet toegankelijk is.

Maatregelen Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan. Het gebied rond de KW-haven staat enkele keren per jaar korte tijd onder water. Bewoners en ondernemers hebben daar in de afgelopen decennia mee leren omgaan. Vanwege het historische karakter van het gebied kunnen geen integrale maatregelen worden getroffen om bescherming te bieden tegen hoogwater. Wel zijn alle gebouwen in de loop der jaren voorzien van middelen om het water buiten de deur te houden. Ook de wegen en kades worden om reden van bereikbaarheid en toegankelijkheid van de gebouwen vooralsnog niet opgehoogd. Wat wel al langere tijd wordt gedaan is een structurele risicocommunicatie. Bewoners en bedrijven worden goed en tijdig geïnformeerd indien hoog water wordt verwacht.

Rho adviseurs voor leefruimte

47

Conclusie Het plangebied (exclusief de Nieuwe Maas) krijgt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Uit de risicoberekeningen blijkt dat het gebied bij een overstroming volledig wordt ontwricht en dat slechts in een klein deel van het gebied het slachtofferrisico als aanvaardbaar kan worden beschouwd. Maatregelen zijn door het conserverende karakter van het bestemmingsplan echter niet mogelijk. Door middel van tijdige risicocommunicatie worden de risico's beperkt.

5.11 Ecologie

5.11.1 Samenvatting Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 6.

5.11.2 Huidige situatie Het plangebied bestaat uit de insteekhaven Koningin Wilhelminahaven met daaromheen liggende bebouwing. Deze bebouwing bestaat voornamelijk uit oude industriële panden met daarin verschillende functies zoals: horeca, bedrijvigheid en wonen. Het plangebied bevat ook een gedeelte van de Nieuwe Maas.

5.11.3 Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.

5.11.4 Onderzoek en conclusie Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van en ligt niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot overtreding van de Ffw. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Rho adviseurs voor leefruimte

48

5.12 Archeologie

5.12.1 Toetsingskader In de Monumentenwet 1988 is aangegeven bij het vaststellen van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening dient te worden gehouden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.

5.12.2 Onderzoek Ten behoeve van dit bestemmingsplan is door het VLAK een archeologisch inventarisatierapport opgesteld (zie bijlage 7). Hieruit blijkt dat in het bestemmingsplangebied een archeologische verwachting aanwezig is.

5.12.3 Vertaling in bestemmingsplan Om de aanwezige en verwachte archeologische monumenten tegen vernietiging te behoeden, is in dit bestemmingsplan een beschermende regeling opgenomen. Er is aansluiting gezocht bij bestemmingsplan Rivierzone-oost.

In lijn met de Monumentenwet 1988 en provinciaal beleid zijn projecten, in verwachtingsgebieden, met een omvang van minder dan 100 m² vrijgesteld van de verplichting om voorafgaand aan de uitvoering van de plannen aandacht aan archeologie te besteden. De reden hiervoor is om huis-, tuin-, en keukenprojecten niet onnodig zwaar met kosten voor archeologisch onderzoek te belasten.

Hiernaast zijn plannen die de bodem tot op een bepaalde diepte verstoren vrijgesteld. De provincie Zuid-Holland geeft hiervoor een richtlijn van 30 cm onder maaiveld. In afwijking hierop is in dit bestemmingsplan, waar archeologische waarden naar verwachting pas op diepere niveaus liggen, de grens gesteld op 2 m onder NAP (4 á 5 m onder maaiveld). Binnen dit bestemmingsplan heeft dit te maken met de langdurig buitendijkse ligging en ophogingen. Archeologische resten uit het laatste kwart van de 19e eeuw en later en in de waterbodem krijgen geen aparte bescherming. Dit is in lijn met het naastgelegen bestemmingsplangebied Rivierzone-oost. Dit houdt niet in dat er nooit aandacht voor zal zijn. Grootschalige mer-plichtige projecten dienen er wel aandacht aan te besteden.

5.12.4 Algemene omgang met archeologie In het kader van de archeologische monumentenzorg geldt een algemene procedure, de AMZ-cyclus. In deze procedure wordt een aantal stappen onderscheiden. Ten eerste dient een inventarisatie te worden gedaan, het zogeheten 'bureauonderzoek' (BO). In deze fase worden alle bestaande archeologische gegevens verzameld. Indien er aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van archeologische waarden (bestaand of verwacht), of juist indien er onvoldoende informatie voorhanden blijkt te zijn, zal de procedure door een "Inventariserend Veldonderzoek" (IVO) worden gevolgd. In het IVO worden door middel van non-destructief onderzoek (bijvoorbeeld grondboringen, grondradar, weerstandsmetingen) of meer destructieve methoden als het trekken van proefsleuven meer archeologische gegevens verzameld. Het onderzoek resulteert in een verslag waarin op grond van de verkregen gegevens terreinen worden gewaardeerd. Op basis van de waardering kunnen terreinen worden aangewezen die archeologische waarden bevatten.

Rho adviseurs voor leefruimte

49

Het uitgangspunt van de archeologische monumentenzorg is dat terreinen die archeologische waarden bevatten door middel van planaanpassing behouden blijven. De bescherming en het behoud van archeologische waarden wordt hiermee geoptimaliseerd en werkt bovendien kostenbesparend. De inventarisatie van archeologische waarden dient dan ook in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming plaats te vinden. Bij onontkoombare vernietiging van belangrijke archeologische waarden dienen deze door middel van een opgraving te worden gedocumenteerd. Hieronder kan ook worden verstaan, het archeologisch begeleiden van de werkzaamheden.

De kosten voor de stappen die in de procedure gevolgd worden, komen ten laste van het project (de initiatiefnemer/veroorzaker).

5.13 Cultuurhistorie Het plangebied (exclusief de Nieuwe Maas) is aangewezen tot beschermd stadsgezicht. De relevante onderdelen van de toelichting bij het besluit tot aanwijziging van het beschermd stadsgezicht zijn opgenomen in bijlage 8.

In dit bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen voor het beschermd stadsgezicht, door middel van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.

Rho adviseurs voor leefruimte

50

Rho adviseurs voor leefruimte

51

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt een koppeling gemaakt tussen de in de voorgaande hoofdstukken beschreven elementen en de verbeelding (plankaart en regels). De verbeelding vormt het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en de legenda. Op de plankaart zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de plankaart zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.

6.2 Opzet regels De regels zijn gestructureerd in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. De algemene regels zijn opgenomen in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel.

6.3 Bestemmingen In deze paragraaf is een beschrijving gegeven van de bestemmingen in het gebied.

Enkelbestemmingen Artikel 3 Bedrijf De bedrijfspercelen zijn bestemd tot Bedrijf. De toelaatbare bedrijven zijn gekoppeld aan de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. De maximaal toelaatbare milieucategorie is op de plankaart aangegeven. Enkele bedrijven uit hogere milieucategorieën zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Overige functies, zoals bedrijfswoningen, detailhandel en dienstverlening zijn slechts toegestaan ter plaatse van een specifieke aanduiding voor de desbetreffende functie. Tevens zijn bijbehorende voorzieningen, zoals ondergeschikte kantoren, toegangswegen, voet- en fietspaden, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen toegestaan.

Rho adviseurs voor leefruimte

52

Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximaal toegestane hoogte en het maximaal toegestane bebouwingspercentage is aangeduid op de verbeelding. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan. Nieuwvestiging van bedrijven met verkeersindex 3G (zie de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein') is uitgesloten. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor bedrijven uit een hogere milieucategorie, voor bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd en voor bedrijven met verkeersindex 3G.

Artikel 4 Groen Deze bestemming is toegekend aan structureel groen. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen en water, fiets- en voetpaden, perceelsontsluitingen en onderhoudswegen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 5 Horeca De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca van ten hoogste categorie 2. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4' is tevens horeca tot en met categorie 4 toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - paracommercie' is tevens paracommerciële horeca toegestaan. Dit betreft het adres Koningin Wilhelminahave ZZ 2a. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals terrassen, toegangswegen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale hoogte van gebouwen is aangeduid op de verbeelding.

Bedrijfswoningen zijn slechts toegestaan ter plaatse van een specifieke aanduiding voor die functie.

Het schrappen van het algemene bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht maakt het mogelijk de exploitatie van seksinrichtingen aan gemeentelijke regelgeving te onderwerpen. Eén van de criteria waar de vergunningaanvraag voor een seksinrichting wordt getoetst is het bestemmingsplan. Vlaardingen staat op grond van de beleidsregel toepassing hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening 1998 1 seksinrichting toe. Nieuwe vestigingen zijn niet toegestaan.

De bestaande seksinrichting is gevestigd aan het Grote Visserijplein 1 en is voorzien van een exploitatievergunning voor een seksinrichting en escortbedrijf. Deze seksinrichting wordt in het bestemmingsplan positief bestemd. Op de verbeelding is hiertoe ter plaatse de aanduiding 'seksinrichting' opgenomen.

Artikel 6 Verkeer en Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied De voor 'Verkeer' en de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met ten hoogste 1 x 2 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, (beeldende) kunstwerken en water. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 9 m.

Rho adviseurs voor leefruimte

53

Artikel 8 Water De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m. Het innemen van ligplaatsen voor woonboten is niet toegestaan.

Dubbelbestemmingen In het plan is gewerkt met diverse dubbelbestemmingen. Ter plaatse van deze dubbelbestemmingen geldt zowel het artikel dat betrekking heeft op de dubbelbestemming als het artikel dat betrekking heeft op een daarmee samenvallende enkelbestemming. De verhouding tussen beide is in het artikel dat betrekking heeft op de dubbelbestemming weergegeven.

Artikel 9 Waarde - Archeologie Deze bestemming is toegekend aan het hele plangebied, exclusief het water. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen slechts onder voorwaarden worden gebouwd. Daarnaast is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren ervan nodig. Een archeologisch rapport is in de in de regeling opgenomen gevallen indieningsvereiste bij de aanvraag om omgevingsvergunning ten behoeve van bouwen dan wel aanleggen.

Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie Deze bestemming is toegekend aan de gronden binnen het beschermd stadsgezicht. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het 'Beschermd stadsgezicht Vlaardingen'. Er geldt een strikte bouwregeling. Daarnaast is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden het gehele pand of object of een deel daarvan te slopen of historische stoepen, walkanten en/of de indeling van wegen te wijzigen.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering De gronden binnen de (binnenste) beschermingszone van de primaire waterkering zijn voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan worden gebouwd. De waterkeringsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

6.4 Gebiedsaanduidingen

Het gehele plangebied is voorzien van de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie'. Een groot deel van het plangebied heeft tevens de gebiedsaanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'. Via een wijzigingsbevoegdheid kan de laatstgenoemde gebiedsaanduiding geheel of gedeelteijk vervallen. De veiligheidszone langs de Nieuwe Maas is voorzien van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. Nieuwe bebouwing in deze zone is - onder voorwaarden - uitsluitend toegestaan na afwijking (via een omgevingsvergunning).

Rho adviseurs voor leefruimte

54

Rho adviseurs voor leefruimte

55

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er is geen reden een exploitatieplan vast te stellen.

7.2 Inspraak en overleg In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan aan diverse instanties toegezonden.

Er is een informatiebijeenkomst voor belanghebbenden gehouden in de periode dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage lag.

De ontvangen overlegreacties zijn in bijlage 9 opgenomen. De reacties zijn hieronder samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.

1. Evides Overlegreactie Reclamant concludeert dat geen impliciete en expliciete wijzigingen in het voorontwerp zijn opgenomen die kunnen leiden tot wijzigen van het aanleggen en beheren van de drinkwaterleidingen. Tevens wordt aangenomen dat de geldende regelingen voor het hebben en houden van leidingen geen veranderingen ondergaan.

Reactie gemeente De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Bij veranderingen die betrekking hebben op de leidingen zal betrokkene op de hoogte worden gesteld.

2. Hoogheemraadschap van Delfland Overlegreactie Het Hoogheemraadschap kan instemmen met het bestemmingsplan.

Reactie gemeente Hiervan wordt kennis genomen.

3. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Overlegreactie De afdeling risicobeheersing van de VRR brengt in het kader van externe veiligheid advies uit over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid.

Reactie gemeente Het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond wordt opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. In de verantwoording van het groepsrisico wordt aangegeven op welke wijze in het plan wordt omgegaan met de punten uit het advies van de Veiligheidsregio.

Rho adviseurs voor leefruimte

56

Rho adviseurs voor leefruimte bijlagen bij de Toelichting 58

Rho adviseurs voor leefruimte

59

Bijlage 1 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Rho adviseurs voor leefruimte

Toelichting op de aanpak van milieuzonering met be- hulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrij- venterrein'

B1.1 Algemeen

Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruik- gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactivi- teiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfs- activiteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspec- ten van belang: - geluid; - geur; - stof; - gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

B1.2 Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijven- terrein' (SvB 'bedrijventerrein') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2009). De SvB 'bedrijventerrein' wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen. De SvB 'bedrijventerrein' wordt tevens toegepast in buitengebieden en op los liggende, relatief grootschalige bedrijfspercelen die op enige afstand van burgerwoningen zijn gelegen. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze mi- lieugevoelige en milieubelastende activiteiten.

Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de SvB 'bedrijventerrein' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieu- categorie. Daarnaast vermeldt de SvB 'bedrijventerrein' indicaties voor verkeersaantrekkende wer- king.

Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Con- form de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de SvB 'bedrijventerrein' gelden ten op- zichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzone- ring rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein.

Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfunc- ties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG- publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen min- der milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

Te hanteren richtafstanden De SvB 'bedrijventerrein' onderscheidt een tiental milieucategorieën. Tabel B.1.1 geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via ver- gunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwij- kingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

Tabel B.1.1 Overzicht richtafstanden per milieucategorie milieucategorie richtafstand (in meters) rustige woonwijk gemengd gebied 1 10 0 2 30 10 3.1 50 30 3.2 100 50 4.1 200 100 4.2 300 200 5.1 500 300 5.2 700 500 5.3 1.000 700 6 1.500 1.000

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de SvB 'bedrijventerrein' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrij- ven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: - bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op in- dustrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn; - bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van ge- vaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; - bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen. In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden derge- lijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.

De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB 'bedrijventerrein' komt in verregaande mate overeen met de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publi- catie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste SvB 'bedrijventerrein' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de defi- nitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft ge- leid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBI-codes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNG-publicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst is verwerkt in de SvB 'bedrijventerrein' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor profes- sioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de SvB 'bedrijventerrein' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren. Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbe- horende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten1 van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.62. Voor de volgende SBI-codes heeft een specifi- catie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBI-code 45, is een nadere in- deling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling.

B1.3 Flexibiliteit

De SvB 'bedrijventerrein' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'bedrijventerrein' is veronder- steld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag een dergelijk bedrijf toch via een om- gevingsvergunning kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'bedrijventerrein' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bij- voorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om bij een omgevings- vergunning af te kunnen wijken van het bestemmingsplan moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijnings- vorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'bedrijventerrein' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om bij een omgevingsver-

1) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt. gunning af te kunnen wijken van het bestemmingsplan moet op basis van milieutechnisch onder- zoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de SvB 'bedrijventerrein' is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB 'bedrijventerrein' aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

Voor de concrete toetsing van een verzoek om een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

60

Rho adviseurs voor leefruimte

61

Bijlage 2 Motivering uitsluiten bedrijven met verkeersindex 3G

Rho adviseurs voor leefruimte

Motivering uitsluiting bedrijven met verkeersindex 3G Vanuit het oogpunt van verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en leefbaarheid is het wenselijk om het aantal verkeersbewegingen van zwaar verkeer van en naar het bedrijventerrein te beperken. Om die reden is ervoor gekozen om nieuwvestiging van bedrijven met verkeersindex 3G uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' in dit bestemmingsplan uit te sluiten (onder voorwaarden is een afwijking via omgevingsvergunning mogelijk). Dit zijn bedrijven die potentieel zeer veel goederenverkeer aantrekken. Hieronder volgt een motivering.

Algemeen Verkeer en vervoer zorgen ervoor dat bedrijven kunnen functioneren en goederen en mensen van A naar B komen. Voor een bedrijventerrein is de aanwezigheid van goede ontsluitingsmogelijkheden dan ook een essentiële voorwaarde. Verkeer en vervoer kunnen echter ook zorgen voor verslechtering van de verkeersafwikkeling, voor verkeersonveiligheid en voor aantasting van de leefomgeving (geluidhinder, luchtvervuiling en trillingen). Indien teveel verkeer en met name teveel zwaar verkeer (goederenverkeer) wordt gegenereerd, kan dit gevolgen hebben voor de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefomgeving. In het door de gemeente vastgestelde Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan (GVVP) wordt ingezet op 'kwaliteit in bereikbaarheid'. Groei van de automobiliteit moet kunnen, maar dient te worden opgevangen binnen de grenzen van leefbaarheid en veiligheid. Het ongebreideld toelaten van sterk verkeersaantrekkende bedrijvigheid is dan ook ongewenst.

Verkeersafwikkeling Het plangebied wordt in hoofdzaak ontsloten door de gebiedsontsluitingswegen binnen Vlaardingen, zoals de Schiedamsedijk, Vulcaanweg, Galgkade, Deltaweg en Marathonweg. Via deze gebiedsontsluitingswegen zijn de rijkswegen A4 (knooppunt Vijfsluizen) en A20 (aansluiting Vlaardingen-West) bereikbaar. De verkeersdruk op de wegen is groot en verwacht wordt dat deze in toekomst verder zal toenemen. Op het Sluisplein is een doseerpunt gemaakt, dat vanaf 1 juni 2010 in werking is. Hierdoor wordt de hoeveelheid verkeer vanaf de Vulcaanweg naar de Deltaweg en Galgkade beperkt, zodat knooppunt Vijfsluizen wordt ontlast. Zonder verdergaande capaciteitsverruimende maatregelen zal er structurele congestie kunnen ontstaan op de hoofdwegenstructuur van Vlaardingen.

De bereikbaarheid is in gevaar door capaciteitsgebrek op met name de kruisingen van wegen en toe- en afritten van de rijkswegen. Het is daarom van belang om bij de vaststelling van ruimtelijke besluiten, zoals het onderhavige bestemmingsplan, de mobiliteitseffecten van ontwikkelingen mee te wegen, teneinde de negatieve effecten van verkeersstromen te beperken. Dit is met name belangrijk als de aan- en afvoerwegen via de bestaande bebouwde kom (met aanliggende woonwijken) voeren.

De huidige verhouding tussen intensiteiten op en capaciteiten van het Vlaardingse wegennet (2012) laten zien dat er met name rondom de aansluiting Vijfsluizen op de A4 capaciteitsproblemen zijn. Buiten de grenzen van dit bestemmingsplan vinden in de planperiode van dit bestemmingsplan ingrijpende ruimtelijke en infrastructurele wijzigingen plaats, zoals opgenomen in het Actieplan Wonen en de Structuurvisie Rivierzone. De gewijzigde situatie laat voor het jaar 2020 zien dat de capaciteitsproblemen op het gewijzigde wegennet weliswaar zijn afgenomen, maar dat er nog steeds op kritieke momenten capaciteitsproblemen kunnen ontstaan.

Mede met het oog op de bereikbaarheid en verkeersafwikkeling is ervoor gekozen om nieuwvestiging van bedrijven die potentieel zeer veel goederenverkeer aantrekken in principe niet toe te staan in het bestemmingsplan.

Verkeersveiligheid Verkeersveiligheid is een belangrijk aspect binnen het beleidsveld verkeer en vervoer. Met name wanneer er verkeersslachtoffers vallen heeft dit grote invloed op de samenleving en de direct betrokkenen. Om de doelstelling van zo min mogelijk verkeersslachtoffers te halen, zal de komende jaren fors worden ingezet op de implementatie van een duurzaam veilige wegenstructuur.

De gebiedsontsluitingswegen, zoals de Schiedamsedijk, Vulcaanweg, Galgkade, Deltaweg en Marathonweg, kennen gelijkvloerse oversteekvoorzieningen en vormen barrières voor langzaam verkeer. Om de verkeersveiligheid en de oversteekbaarheid van de gebiedsontsluitingswegen voor langzaam verkeer te kunnen blijven garanderen dienen de verkeersintensiteiten op de gebiedsontsluitingswegen niet te veel toe te nemen. Nieuwvestiging van bedrijven die zeer veel goederenverkeer kunnen aantrekken wordt mede om die reden niet gewenst geacht.

Verkeersleefbaarheid Vlaardingen wil een duurzame stad zijn. Het milieubeleid is erop gericht dat de inwoners van Vlaardingen in een schone, hele en veilige stad kunnen wonen, werken en recreëren. Vlaardingen ervaart elke dag de milieuproblemen die het gevolg zijn van een toenemende mobiliteit van personen en goederen. Langs de aan- en afvoerroutes van de bedrijventerreinen zijn woonwijken aanwezig welke de invloed van verkeersstromen ondervinden. In het GVVP is het tegengaan van de milieuproblemen van de toenemende mobiliteit (luchtverontreiniging, geluidhinder van wegverkeer en trillingen) een belangrijk uitgangspunt. Het GVVP zet in op het beperken van ongewenste neveneffecten van de mobiliteit op de leefkwaliteit. De uitstoot aan luchtverontreinigende stoffen (stikstofdioxide en fijn stof) en klimaatbeïnvloedende stoffen (koolstofdioxide) door het verkeer en wegverkeerslawaai zullen moeten worden teruggedrongen. Door nieuwvestiging van bedrijven die zeer veel goederenverkeer kunnen aantrekken niet toe te staan, wordt voorkomen dat de leefkwaliteit langs de aan- en afvoerroutes verslechtert. 63

Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie

Rho adviseurs voor leefruimte

Bedrijveninventarisatie

straat nr. naam en aard SBI- SBI- categorie algemene opmerkingen/ bestem- van het bedrijf code code S.v.B. toelaat- bijzonderheden mings- (2003) (2008) baarheid regeling Kon 25 Machinefabriek 284 255, 331 3.2 3.1 / 3.2 Smeden, persen, B (b≤3.1)(sb-1) / Wilhelminahaven ZZ Kreber BV stampen en B (b≤3.2)(sb-1) profielwalsen van metaal; poedermetallurgie 2821 2529, 3311 4.2 3.1 / 3.2 productieoppervlak voor de vervaardiging van tanks en reservoirs is kleiner dan 2000 m2 29 27, 28, 33 4.1 3.1 / 3.2 Vervaardiging van overige machines en apparaten voor algemeen gebruik n.e.g. en van machien-onderdelen n.e.g. Kon 18 J. de Jonge 29 27, 28, 33 4.1 3.1 Vervaardiging van B (b≤3.1)(sb-2) Wilhelminahaven ZZ Flowsystems BV overige machines en apparaten voor algemeen gebruik straat nr. naam en aard SBI- SBI- categorie algemene opmerkingen/ bestem- van het bedrijf code code S.v.B. toelaat- bijzonderheden mings- (2003) (2008) baarheid regeling n.e.g. en van machien-onderdelen n.e.g. Kon 11 A. Vons en 284 255, 331 3.2 3.1 Smeden, persen, B (b≤3.1)(sb-3) Wilhelminahaven NZ Zonen stampen en profielwalsen van metaal; poedermetallurgie

64

Rho adviseurs voor leefruimte

65

Bijlage 4 Toetsingskader externe veiligheid

Rho adviseurs voor leefruimte

Toetsingskader externe veiligheid

Risicovolle inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten1. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verant- woordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd (herzien in januari 2010). In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht2. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

1 Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. 2 De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde). Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) In het (concept)Btev worden plasbrandaandachtsgebieden aangewezen. Volgens het ont- werpBasisnet water is het plasbrandaandachtsgebied gelegen binnen 40 m vanaf de kade. Op basis van het conceptBtevt moet in de toelichting bij het bestemmingsplan worden ingegaan op de mogelijkheden om de door het plan toegelaten ruimtelijke ontwikkelingen te laten plaatsvinden buiten die gebieden, gelet op de mogelijke effecten van een ongeval met zeer brandbare vloeistoffen. Daarnaast of in samenhang met deze afweging dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

Provinciale Verordening Ruimte De Provinciale Verordening Ruimte geeft aan dat voor gebieden waar zeeschepen aanmeren binnen 40 m van de kade geen bebouwing is toegestaan (in verband met plasbrandrisico's). Afwijking is mogelijk voor bebouwing in het gebied tussen 25 en 40 m vanaf de kade indien: 1. sprake is van groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang; én 2. de veiligheid voldoende wordt gegarandeerd; 3. de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond positief advies heeft uitgebracht.

Transport door leidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Met de AMvB is aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de toetsings- en bebouwingsafstand uit de oude Circulaire vervangen door een afstand voor het PR en een afstand voor het invloedsgebied van het GR. Het Bevb heeft vooralsnog betrekking op aardgasleidingen (drooggas, natgas en zuurgas) en K1,K2, en K3 leidingen (brandbare vloeistoffen). In de toekomst zal het Bevb ook gaan gelden voor leidingen met andere gevaarlijke stoffen, zoals etheenoxide, chloor, ammoniak, waterstof, CO.

Binnen de belemmeringenstrook langs leidingen zijn in beginsel geen bebouwing en andere grondroerende activiteiten toegestaan. De belemmeringenstrook vormt het uitgangspunt voor de bestemmingslegging. De belemmeringenstrook geldt aan weerszijden van de leiding vanaf de hartlijn van de leiding.

66

Rho adviseurs voor leefruimte

67

Bijlage 5 Actualisatie risico-inventarisatie Vlaardingen

Rho adviseurs voor leefruimte

Actualisatie RI Vlaardingen 2012 Inrichtingen

Actualisatie RI Vlaardingen 2012 Inrichtingen

Kwaliteitstoets Paraaf Autorisatie Paraaf

Naam L. van Riet/M.L. de Naam W. Kooijman Bruijne Functie Bureauhoofd Veiligheid

Auteur (s) :L. van Riet/M.L. de Bruijne Afdeling :Expertisecentrum Bureau :Veiligheid Documentnummer :21405522 Datum :25 juli 2012

DCMR Milieudienst Rijnmond Parallelweg 1 Postbus 843 3100 AV Schiedam T 010 - 246 80 00 F 010 - 246 82 83 E [email protected] W www.dcmr.nl

Inleiding De gemeente Vlaardingen stelt een visie op de externe veiligheid op. De DCMR heeft in 2009 een inventarisatie uitgevoerd naar de risicobronnen binnen de gemeente Vlaardingen en buiten het grondgebied van de gemeente die invloed hebben op de externe veiligheid in de gemeente. Gezien de relatieve ouderdom van deze inventarisatie en de gewijzigde wet- en regelgeving sinds 2008, heeft de gemeente de DCMR verzocht de inventarisatie te actualiseren. Voor de berekening van het groepsrisico wordt nu gebruik gemaakt van de populator, het door I&M beschikbaar gestelde landelijke populatiebestand. In tegenstelling tot de vorige versie worden de effecten van de ontwikkelingen in de woningbouw op grond van het Actieplan Wo- nen op het groepsrisico niet beschouwd.

Dit document vervangt hoofdstuk 4 Inrichtingen van de concept risico-inventarisatie van 2009.

Inhoudsopgave

1 Inrichtingen 4

1.1 Uitgangspunten van de risicoberekeningen 4 1.2 Bevi-inrichtingen binnen en buiten de gemeente Vlaardingen met GR- inventarisatiegebied over grondgebied van Vlaardingen 5 1.3 BRZO-inrichtingen binnen Vlaardingen 6 1.4 LPG-tankstations 14 1.5 Overige Bevi-inrichtingen binnen Vlaardingen 20 1.6 Bevi-inrichtingen buiten Vlaardingen 29 1.7 Overige inrichtigen met uitsluitend een invloedsgebied over Vlaardingen 50

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 3 van 51

1 Inrichtingen

1.1 Uitgangspunten van de risicoberekeningen

1.1.1 Bevolkingsgegevens Voor de berekening van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de populator, het door I&M beschikbaar gestelde landelijke populatiebestand. In de populator is populatie toegewezen aan objecten, zoals hotels, kinderdagverblijven, potentiële nieuwbouwlocaties, onderwijsinstel- lingen, sportaccommodaties, werken, wonen, zalen, zorginstellingen en evenementen.

1.1.2 Modellering Insluitsystemen Voor het opstellen van de risico-inventarisatie is gebruik gemaakt van de meest actuele QRA’s van de desbetreffende bedrijven. Voor de insluitsystemen is gebruik gemaakt van de Handlei- ding Risicoberekeningen Bevi.

Model Alle berekeningen zijn uitgevoerd in SAFETI-NL met de standaard instellingen.

Meteorologische gegevens Voor alle risicoberekeningen zijn de meteorologische gegevens van Rotterdam gebruikt. Deze gegevens zijn ingedeeld volgens de Pasquill stabiliteitsindeling en windsnelheid en zijn verdeeld in 12 windrichtingen.

Ontstekingsbronnen Wat betreft ontstekingsbronnen is aangesloten bij de QRA van de desbetreffende inrichting. Het merendeel heeft geen ontstekingsbronnen gedefinieerd, maar maakt gebruik van default waarden. Daarbij wordt de aanwezige bevolking automatisch als ontstekingsbron gezien.

1.1.3 Aanpak Van elke inrichting wordt een korte beschrijving gegeven van de belangrijkste risicovolle activi- teiten. Verder worden per inrichting zo mogelijk de volgende zaken gepresenteerd: • Voor inrichtingen binnen Vlaardingen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 • Van de grootste scenario’s uit de QRA worden het invloedsgebied en het GR- inventarisatiegebied gegeven. • Het groepsrisico (GR) van het bedrijf zoals deze wordt berekend met SAFETI-NL. Hierbij is het GR beschouwd voor de situatie in het jaar 2012.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 4 van 51

1.2 Bevi-inrichtingen binnen en buiten de gemeente Vlaardingen met GR-inventarisatiegebied over grondgebied van Vlaardingen

Naam bedrijf Adres GR- Invloedsgebied inventarisatie- (m) gebied (m) Binnen Vlaardingen BRZO-inrichtingen DL Freight Management (Rot- Trawlerweg 22 1500 2200 terdam) B.V. Vopak Terminal Vlaardingen Kon Wilhelminahaven ZOZ 1 860 860 Praxair B.V. Beugsloepweg 3 220 220 Nederlandse Erts en Mineraal- Kon Wilhelminahaven NZ 21- - - bewerking 26 NU3 B.V. Zevenmanshaven Oost 67 - - Ned. Erts- en Mineraalbew. Bv Schiedamsedijk 106 - -

LPG-tankstations Total de Aalkeet Rijksweg A20 150 150 BP Maassluis Rijksweg A20 150 150 BP Marathonweg Marathonweg 18 150 150

Overige Bevi-inrichtingen Struyk Verwo Infra Heliniumweg 20 310 310 Tessenderlo Chemie Rotterdam Zevenmanshaven Oost 139 970 970 Bv B.V. Chemicalienhandel Hbv Beugsloepweg 9 125 125 Cimcool Industrial Products b.v. Schiedamsedijk 20 915 915

Buiten Vlaardingen ProDelta Environmental Sup- Butaanweg 5-7 1500 3150 port BV Arkema Rotterdam B.V. Tankhoofd 10 1500 5300 Shell Nederland Raffinaderij Vondelingenweg 601 3400 9800 B.V. Shin-Etsu PVC B.V. Locatie Vondelingenweg 601 370 370 Pernis Vopak Terminal TTR B.V. Torontostraat 19 1500 2070 Odfjell Terminals (Rotterdam) Oude Maasweg 6 1500 3930 B.V. Kemira Rotterdam B.V. locatie Botlekweg 175 1500 1626 Botlek VLS-Group Pernis BV & Pernis Propaanweg 75 1500 1800/2000 Combi Terminal BV LBC Rotterdam B.V. Oude Maasweg 4 1500 1780 C. Steinweg Handelsveem Professor Gerbrandyweg 17 1500 7680 Tronox Pigments (Holland) B.V. Professor Gerbrandyweg 2 1500 2350

Actualisatie RI Vlaardingen blad 5 van 51

1.3 BRZO-inrichtingen binnen Vlaardingen

1.3.1 DL Freight Management (Rotterdam) B.V.

DL Freight Management (Rotterdam) B.V. (voorheen Acetra Logistic Solutions B.V.) aan de Trawlerweg 22 betreft een op- en overslagbedrijf voor koopmansgoederen en gevaarlijke stof- fen. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “brand in opslagloods” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een dispersie van 2 toxische verbrandingsproducten (1,479 kg/s NO2) is voor compartiment 2 (900 m ) sprake van een wolkcontour tot ongeveer 2200 m (F1,5) (invloedsgebied). Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 1500 m.

Een plaatsgebonden risico van 10-6 is niet aanwezig.

Figuur 1 DL Freight, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied F1,5 (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 6 van 51

Figuur 2 FN-curve DL Freight, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Het groepsrisico wordt bepaald door de populatie binnen het invloedsgebied. Er is sprake van een gering groepsrisico.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 7 van 51

1.3.2 VOPAK Terminal Vlaardingen

VOPAK Terminal Vlaardingen aan de Kon Wilhelminahaven ZOZ 1 betreft een tankterminal met scheeps- (board-board) verlading van gevaarlijke stoffen. Van de scenario’s die zich bin- nen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “verlading parceltanker met chemie” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een dispersie van toxische stoffen is sprake van een wolkcontour tot 860 m (F1,5) (invloedsgebied). Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 860 m.

Figuur 3 Vopak Vlaardingen, PR 10-6 en invloedsgebied

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 8 van 51

Figuur 4 FN-curve Vopak Vlaardingen, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Het groepsrisico is zeer gering en wordt voornamelijk bepaald door de populatie van Vlaardin- gen. Bij deze berekening zijn de werknemers van Vopak zelf ook meegenomen. Dit resulteert in een conservatief rekenresultaat.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 9 van 51

1.3.3 Praxair B.V. Praxair B.V. aan de Beugsloepweg 3 betreft een inrichting voor handel in en opslag van gas- flessen. Op het terrein van Praxair B.V. vindt opslag van inerte, toxische en brandbare gassen plaats in verschillende grootten en typen insluitsystemen. Daarnaast worden in de vulhal argon-, kooldi- oxide-, stikstof- en zuurstofcilinders afgevuld. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “lek in chloorcilinder” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een dispersie van chloor is sprake van een wolkcontour tot ongeveer 220 m (F1,5) (invloedsgebied). Het GR- inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 220 m.

Het plaatsgebonden risico van 10-6 ligt net buiten de inrichtingsgrens.

Figuur 5 Praxair, PR 10-6 en invloedsgebied

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 10 van 51

Figuur 6 FN-curve Praxair, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is geen sprake van een groepsrisico.

1.3.4 Nederlandse Erts en Mineraalbewerking aan de Kon Wilhelminahaven NZ 21 - 26 Binnen deze inrichting worden bepaalde gevaarlijke stoffen in bulk op- en overgeslagen. Het Bevi is van toepassing op deze inrichting, omdat voor een aantal stoffen de grenswaarden uit het BRZO worden overschreden. Uit onderzoek dat in het kader van de milieuvergunning heeft plaatsgevonden, blijkt echter dat er geen sprake is van significante risico’s buiten de inrich- tingsgrens.

Deze inrichting blijft daarom in dit rapport verder buiten beschouwing.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 11 van 51

1.3.5 NU3 B.V. NU3 B.V. aan de Zevenmanshaven Oost 67 betreft een inrichting voor opslag van ammonium- nitraat groep 4/type A1 in een PGS 7 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 7, opslag van vaste minerale anorganische meststoffen)-opslagloods. De maximale opslaghoeveelheid bedraagt 35 ton ammoniumnitraat.

De bestaande activiteiten leiden niet tot plaatsgebonden risicocontouren van 10-5 en 10-6 die berekend kunnen worden, omdat het risico van de activiteiten dermate klein is. De 10-8 plaatsgebonden risicocontour valt binnen de inrichtingsgrens.

Overeenkomstig de circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik van 19 juli 2006 moeten er wel bepaalde effectafstanden in acht worden genomen. Deze veiligheidsafstanden (A-, B- en C-zones) zijn gebaseerd op het maximale effect, dus zonder rekening te houden met de kans dat dit effect kan optreden. Aan de A-, B- en C-zones zijn objecten toebedeeld die wel of niet zijn toegestaan binnen deze zones.

A-zone 45 meter met rood weergegeven B-zone 68 meter met blauw weergegeven C-zone 136 meter met geel weergegeven, zie figuur 18.

Figuur 7 Effectafstanden NU3, Vlaardingen

De afstand tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten buiten de inrichting moet minimaal 68 meter vanaf een klamp van 1 ton ammoniumnitraat groep 4/type Al bedragen.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 12 van 51

1.3.6 Ned. Erts- en Mineraalbew. aan de Schiedamsedijk 106 Binnen deze inrichting worden bepaalde gevaarlijke stoffen in bulk op- en overgeslagen. Het Bevi is van toepassing op deze inrichting, omdat voor een aantal stoffen de grenswaarden uit het BRZO worden overschreden. Uit onderzoek dat in het kader van de milieuvergunning heeft plaatsgevonden blijkt echter dat er geen sprake is van significante risico’s buiten de inrich- tingsgrens.

Deze inrichting blijft daarom in dit rapport verder buiten beschouwing.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 13 van 51

1.4 LPG-tankstations

In Vlaardingen zijn drie LPG-tankstations aanwezig. De EV-risico’s van een LPG-tankstation worden bepaald door de kans op het ontstaan van een BLEVE (‘vuurbal’) als gevolg van een incident met een LPG-tankwagen die door brand wordt aangestraald. Alle LPG-tankstations vallen onder de werkingssfeer van het Bevi en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Re- vi).

De afstand waar de grens- c.q. richtwaarde voor het plaatsgebonden risico wordt bereikt is vastgelegd in de Revi. Deze afstand is afhankelijk van de vergunde jaarlijkse doorzet van LPG. De jaarlijkse doorzet van de drie LPG-tankstations is vastgelegd op maximaal 1000 m3 LPG per jaar.

Voor de drie LPG-tankstations moet op basis van deze doorzet rekening worden gehouden met de volgende PR 10-6 afstanden, waarbinnen geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten zijn toegestaan; beperkt kwetsbare bestemmingen zijn alleen toegestaan als sprake is van gewich- tige redenen: • 45 m vanaf het vulpunt; • 25 m vanaf het reservoir; • 15 m vanaf de afleverzuil.

Voor opslag van LPG in een bovengrondse tank geldt een afstand van 120 m.

Overeenkomstig de Revi moet het bevoegd gezag bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een zone van 150 m vanaf het LPG-tankstation (vulpunt én reservoir) het groepsrisico verantwoor- den.

Overzicht LPG-tankstations Naam Adres Total de Aalkeet Rijksweg A20 BP Maassluis Rijksweg A20 BP Marathonweg Marathonweg 18

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 14 van 51

1.4.1 Total de Aalkeet aan de rijksweg A20 Het LPG-tankstation Total de Aalkeet is gelegen aan de rijksweg A20. De doorzet aan LPG is in de vergunning vastgelegd op minder dan 1000 m3 LPG per jaar. Hiermee liggen ook de risi- co’s van het bedrijf vast (op basis van de Revi).

Figuur 8 overzicht contouren LPG-tankstation Total de Aalkeet

In figuur 8 zijn de 10-6 plaatsgebonden risicocontouren (rood) en het invloedsgebied (geel) weergegeven. Er is ook een invloedsgebied van 150 meter aangegeven voor de bovengrondse LPG- tank.

Conclusie beschouwing GR Er is geen sprake van een groepsrisico, omdat geen populatie aanwezig is binnen het in- vloedsgebied van dit LPG-tankstation.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 15 van 51

1.4.2 BP Maassluis aan de rijksweg A20 Het LPG-tankstation BP Maassluis is gevestigd aan de rijksweg A20. De doorzet aan LPG is in de vergunning vastgelegd op minder dan 1000 m3 LPG per jaar. Hiermee liggen ook de risico’s van het bedrijf vast (op basis van de Revi).

Figuur 9 overzicht contouren LPG tankstation BP Maassluis

In figuur 9 zijn de 10-6 plaatsgebonden risicocontouren (rood) en het invloedsgebied (geel) weergegeven.

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 16 van 51

Figuur 10 FN-curve BP Maassluis, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is geen sprake van een groepsrisico.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 17 van 51

1.4.3 BP Marathonweg aan de Marathonweg 18 Het LPG-tankstation BP Marathonweg is gevestigd aan de Marathonweg 18. De doorzet aan LPG is in de vergunning vastgelegd op minder dan 1000 m3 LPG per jaar. Hiermee liggen ook de risico’s van het bedrijf vast (op basis van de Revi).

Figuur 11 overzicht contouren BP Marathonweg

In figuur 11 zijn de 10-6 plaatsgebonden risicocontouren (rood) en het invloedsgebied (geel) weergegeven.

Er bevinden zich woningen en een flatgebouw binnen het invloedsgebied van dit LPG- tankstation. De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 18 van 51

Figuur 12 FN-curve BP Marathonweg, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Het groepsrisico bedraagt maximaal 0,70 x de oriëntatiewaarde voor 80 slachtoffers bij een kans van 1,1E-7.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 19 van 51

1.5 Overige Bevi-inrichtingen binnen Vlaardingen

Overzicht overige Bevi-inrichtingen binnen Vlaardingen

Naam Type bedrijf Adres Struyk Verwo Infra Opslag propaan 40m3 Heliniumweg 20 Tessenderlo Chemie Rotter- Toxische gassen max. 20 ton dam Bv NH3 Zevenmanshaven Oost 139 Rotterdam Bulk Terminal Opslag verpakte gevaarlijke Schiedamsedijk 2a stoffen B.V. Chemicaliënhandel Hbv Opslag verpakte gevaarlijke Beugsloepweg 9 stoffen Cimcool Industrial Products Opslag verpakte gevaarlijke Schiedamsedijk 20 b.v stoffen

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 20 van 51

1.5.1 Struyk Verwo Infra Struyk Verwo Infra aan de Heliniumweg 20 betreft een betonwarenfabriek. Omdat er geen aardgasaansluiting aanwezig is op deze locatie, wordt voor het droogproces gebruik gemaakt van propaan. Propaan wordt tot vloeistof verdicht opgeslagen in een grote bovengrondse prop- aantank van 40m3. Het gaat om een doorzet van circa 100 m3 per jaar. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “Blève tankauto” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een blève is sprake van een contour tot 310 m. Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 310 m.

Figuur 13 Struyk Verwo, PR10-6 (rood) en invloedsgebied (geel)

De PR 10-6 contour ligt binnen de inrichting en voor een deel over de Nieuwe Maas.

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen blad 21 van 51

Figuur 14 FN-curve Struyk Verwo, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Het groepsrisico is gering en wordt voornamelijk bepaald door werknemers van omliggende bedrijven in Vlaardingen. Bij deze berekening zijn de werknemers van Struyk Verwo zelf ook meegenomen. Dit resulteert in een conservatief rekenresultaat.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 22 van 51

1.5.2 Tessenderlo Chemie Rotterdam Bv Tessenderlo Chemie Rotterdam Bv aan de Zevenmanshaven Oost 139 betreft een fabriek voor de productie van monoammoniumfosfaat (MAF). Voor deze productie beschikt de inrichting over een bovengrondse opslagtank voor maximaal 49,5 ton tot vloeistof verdichte ammoniak. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “Falen tank NH3” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een dispersie van NH3 is sprake van een wolkcontour tot 970 m. Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 970 m.

Figuur 15 Tessenderlo, PR 10-6 (rood) en invloedsgebied (geel)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen blad 23 van 51

Figuur 16 FN-curve Tessenderlo, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Het groepsrisico is gering en wordt voornamelijk bepaald door inwoners en werknemers van omliggende bedrijven in Vlaardingen. Bij deze berekening zijn de werknemers van Tessenderlo zelf ook meegenomen. Dit resulteert in een conservatief rekenresultaat.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 24 van 51

1.5.3 B.V. Chemicaliënhandel Hbv B.V. Chemicaliënhandel Hbv aan de Beugsloepweg 9 betreft hier een groothandel in uiteenlo- pende vloeistoffen voor allerhande huishoudelijke en doe-het-zelf producten. Er is sprake van een drietal opslagplaatsen conform PGS 15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15, Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen), elk voor de opslag van meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen.

In het kader van saneringen is een QRA opgesteld met onderstaande resultaten. De procedure om de QRA in de omgevingsvergunning voor milieu te borgen is gestart. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “Falen tankauto met Aceton” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Dit geeft een afstand van circa 125 m. Het GR- inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 125 m.

Figuur 17 Hbv, PR 10-6 (rood) en invloedsgebied (geel)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen blad 25 van 51

Figuur 18 FN-curve Hbv, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Het groepsrisico is gering en wordt bepaald door werknemers van bedrijven in de nabije omge- ving van Hbv.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 26 van 51

1.5.4 Cimcool Industrial Products b.v. Cimcool Industrial Products b.v. aan de Schiedamsedijk 20 betreft een handelsbedrijf in voor- namelijk koelvloeistoffen. De inrichting beschikt over een aantal opslagruimten waarin gevaar- lijke stoffen in emballage worden opgeslagen. Voor de vigerende milieuvergunning is door de DCMR een berekening gemaakt van de risico’s. Het plaatsgebonden risico van 10-6 is in figuur 19 als rode contour aangegeven. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voor- doen, heeft het scenario “Loodsbrand” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een wolk met toxische verbrandingsproducten is sprake van een wolkcontour tot 915 m. Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 915 m.

Figuur 19 Cimcool, 10-6 PR-contour en invloedsgebied

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen blad 27 van 51

Figuur 20 FN-curve Cimcool, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is geen sprake van een groepsrisico.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 28 van 51

1.6 Bevi-inrichtingen buiten Vlaardingen

1.6.1 ProDelta Environmental Support BV

ProDelta Environmental Support BV aan de Butaanweg 5-7 betreft een op- en overslagbedrijf voor koopmansgoederen en gevaarlijke stoffen. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “brand in opslagloods” de grootste afstand tot de 1% leta- liteitsgrens. Als gevolg van een toxische wolk met verbrandingsproducten (NO2) is sprake van een contour tot ongeveer 3150 m (F1,5) (invloedsgebied). Het GR-inventarisatiegebied is vol- gens de regionale uitgangspunten 1500 m.

Figuur 21 ProDelta, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen blad 29 van 51

Figuur 22 FN-curve ProDelta, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is sprake van een relevant groepsrisico.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 30 van 51

1.6.2 Arkema Rotterdam B.V. Arkema Rotterdam B.V. ligt aan de overkant van de Nieuwe Maas op de Vondelingenplaat aan het Tankhoofd 10. Het betreft een inrichting voor de productie van gewasbeschermingsmiddelen en industriële chemische halffabrikaten. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “spoorverlading toxische stoffen” de grootste afstand tot de 1% letaliteits- grens. Als gevolg van een toxische wolk is sprake van een contour tot 5300 m (F1,5) (in- vloedsgebied). Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 1500 m.

Figuur 23 Arkema, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen blad 31 van 51

Figuur 24 FN-curve Arkema, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is sprake van een relevant groepsrisico.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 32 van 51

1.6.3 Shell Nederland Raffinaderij B.V.

De hoofdactiviteit van Shell Nederland Raffinaderij B.V. aan de Vondelingenweg 601 is olieraf- finage en het vervaardigen en opslaan van brandstoffen en basisoliën, zoals ruwe olie, gasolie, nafta en condensaat. Binnen de processen op de inrichting wordt onder andere gebruik ge- maakt van waterstoffluoride als katalysator. Waterstoffluoride is de meest risicoveroorzakende stof die binnen de inrichting aanwezig is.

Het plaatsgebonden risico van 10-6 reikt niet tot de gemeentegrens van Vlaardingen.

Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten vastgesteld op 3400 m. De groepsrisicocurve van Shell Raffinaderij Nederland laat een overschrijding van de oriënta- tiewaarde voor het groepsrisico zien.

Het invloedsgebied bedraagt 9800 m.

Figuur 25 SNR, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

Voor de populatie binnen het invloedsgebied is het groepsrisico berekend. Deze berekening levert de volgende FN-curve op:

Actualisatie RI Vlaardingen blad 33 van 51

Figuur 26 FN-curve SNR, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het GR wordt deels bepaald door de populatie van Vlaardingen.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 34 van 51

1.6.4 Shin-Etsu PVC B.V. Locatie Pernis

Shin-Etsu PVC B.V. Locatie Pernis aan de Vondelingenweg 601 is een producent van Etheen Di-Chloride (EDC) en Vinylchloride monomeer. Voor de productie is onder andere chloor als grondstof aanwezig. Chloor is de meest risicoveroorzakende stof op de locatie van Shin Etsu. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “Instan- taan falen 3801/02 Flash fire” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een dispersie van chloor is sprake van een wolkcontour tot ongeveer 235 m (F1,5). Voor weertype D5 is dat 370 m (invloedsgebied). Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uit- gangspunten 370 m.

De PR 10-6 contour van Shin Etsu ligt buiten de gemeentegrens van Vlaardingen.

Figuur 27 Shin Etsu, invloedsgebied

Conclusie beschouwing GR Er is geen sprake van een bijdrage aan het groepsrisico door populatie in Vlaardingen, omdat er binnen Vlaardingen geen bebouwing binnen het invloedsgebied van deze inrichting ligt.

Deze inrichting blijft daarom in dit rapport verder buiten beschouwing.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 35 van 51

1.6.5 VOPAK Terminal TTR B.V.

VOPAK Terminal TTR B.V. aan de Torontostraat 19 betreft een opslagbedrijf voor toxische en brandbare vloeistoffen in tanks. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voor- doen, heeft het scenario “Falen opslagtank, Tox wolk” de grootste afstand tot de 1% letaliteits- grens. Als gevolg van het falen van een tank met toxische vloeistof is sprake van een wolkcon- tour tot ongeveer 2070 m (F1,5) (invloedsgebied). Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 1500 m.

Binnen het GR-inventarisatiegebied valt slechts een deel van het Oeverbos.

Figuur 28 VOPAK TTR, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 36 van 51

Figuur 29 FN-curve VOPAK TTR, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is sprake van een geringe bijdrage aan het groepsrisico door populatie in Vlaardingen, om- dat er binnen Vlaardingen weinig bebouwing binnen het invloedsgebied van deze inrichting ligt.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 37 van 51

1.6.6 Odfjell Terminals Rotterdam B.V.

Odfjell Terminals Rotterdam B.V. aan de Oude Maasweg 6 betreft een opslagbedrijf voor toxi- sche en brandbare vloeistoffen in tanks met scheeps- steigerverlading. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “Steigerverlading, Tox wolk” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een dispersie van toxisch product is sprake van een wolkcontour tot ongeveer 3930 m (F1,5) (invloedsgebied). Het GR- inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 1500 m.

Figuur 30 Odfjell, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 38 van 51

Figuur 31 FN-curve Odfjell, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is geen sprake van een significante bijdrage aan het groepsrisico door populatie in Vlaardin- gen, omdat er binnen Vlaardingen geen bebouwing binnen het GR-inventarisatiegebied van deze inrichting ligt. In het geval van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de inrichting dient de VRR om advies te worden gevraagd in het kader van zelfredzaamheid en rampvoorbereiding (vergelijkbaar met de bedrijven uit paragraaf 1.7).

Actualisatie RI Vlaardingen blad 39 van 51

1.6.7 Kemira Rotterdam B.V. locatie Botlek Kemira Rotterdam B.V. locatie Botlek aan de Botlekweg 175 betreft een productiebedrijf voor chemicaliën voor onder andere de papierindustrie en de metaalverwerkende industrie. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “spoorverlading van epichloorhydrine” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Het gaat om een toxische wolk met een contour tot ongeveer 1626 m (F1,5) (invloedsgebied). Het GR- inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 1500 m.

Figuur 32 Kemira, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 40 van 51

Figuur 33 FN-curve Kemira, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is sprake van een geringe bijdrage aan het groepsrisico door populatie in Vlaardingen, om- dat er binnen Vlaardingen weinig populatie binnen het invloedsgebied van deze inrichting ligt.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 41 van 51

1.6.8 VLS-Group Pernis BV & Pernis Combi Terminal BV VLS-Group Pernis BV & Pernis Combi Terminal BV aan de Propaanweg 75 betreft een opslag- bedrijf voor gevaarlijke stoffen. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voor- doen, heeft het scenario “Toxisch verbrandingsproduct NO2” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een dispersie van toxisch product is sprake van een wolkcon- tour tot ongeveer 2000 m (F1,5) (invloedsgebied). Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 1500 m.

Figuur 34 VLS-Group, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 42 van 51

Figuur 35 FN-curve VLS-Group, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is sprake van een geringe bijdrage aan het groepsrisico door populatie in Vlaardingen, om- dat er binnen Vlaardingen weinig populatie binnen het invloedsgebied van deze inrichting ligt.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 43 van 51

1.6.9 LBC Rotterdam BV LBC Rotterdam BV aan de Oude Maasweg 4 betreft een tankterminal. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voordoen, heeft het scenario “Toxische wolk uit een tank” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Als gevolg van een dispersie van toxisch product is sprake van een wolkcontour tot ongeveer 1780 m (F1,5) (invloedsgebied). Het GR- inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 1500 m.

Figuur 36 LBC, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 44 van 51

Figuur 37 FN-curve LBC, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is sprake van een relevante bijdrage aan het groepsrisico door populatie in Vlaardingen, omdat er binnen Vlaardingen populatie binnen het invloedsgebied van deze inrichting ligt.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 45 van 51

1.6.10 C. Steinweg Handelsveem C. Steinweg Handelsveem aan de Professor Gerbrandyweg 17 betreft een vervoersgebonden inrichting met opslag van LT3-containers. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kun- nen voordoen, heeft het scenario “instantaan falen van een LT3-container” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Er is sprake van een wolkcontour tot ongeveer 7680 m (F1,5) vanaf de stack (invloedsgebied). Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 1500 m vanaf de stack.

Figuur 38 Steinweg, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 46 van 51

Figuur 39 FN-curve Steinweg, Vlaardingen 2012

Opgemerkt moet worden dat hierbij mogelijk personen binnen de inrichting zijn meegenomen. In deze grafiek zijn het groepsrisico op basis van 130 GF3-containers en het groepsrisico op basis van 520 GF3-containers weergegeven.

Conclusie beschouwing GR Er is sprake van een relevante bijdrage aan het groepsrisico door populatie in Vlaardingen, omdat er binnen Vlaardingen populatie binnen het invloedsgebied van deze inrichting ligt.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 47 van 51

1.6.11 Tronox Pigments (Holland) B.V.

Tronox Pigments (Holland) B.V aan de Professor Gerbrandyweg 2 betreft een inrichting voor de productie van pigmentstoffen. Van de scenario’s die zich binnen de inrichting kunnen voor- doen, heeft het scenario “Toxische wolk Chloor compressorinstallatie” de grootste afstand tot de 1% letaliteitsgrens. Er is sprake van een wolkcontour tot ongeveer 2350 m (F1,5) (invloeds- gebied). Het GR-inventarisatiegebied is volgens de regionale uitgangspunten 1500 m.

Figuur 40 Tronox, GR-inventarisatiegebied (geel) en invloedsgebied (blauw)

De GR-berekening resulteert in de volgende FN-curve:

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 48 van 51

Figuur 41 FN-curve Tronox, Vlaardingen 2012

Conclusie beschouwing GR Er is sprake van een geringe bijdrage aan het groepsrisico door populatie in Vlaardingen, om- dat er binnen Vlaardingen weinig populatie binnen het invloedsgebied van deze inrichting ligt.

Actualisatie RI Vlaardingen blad 49 van 51

1.7 Overige inrichtigen met uitsluitend een invloedsgebied over Vlaardingen

Hieronder is een overzicht gegeven van de Bevi-inrichtingen buiten Vlaardingen met een in- vloedsgebied over Vlaardingen. Omdat het GR-inventarisatiegebied van deze inrichtingen bui- ten Vlaardingen blijft, is het voor een ruimtelijke ontwikkeling binnen Vlaardingen niet nodig voor deze inrichtingen een GR-berekening uit te voeren. Wel dient de VRR om advies te wor- den gevraagd inzake zelfredzaamheid en rampvoorbereiding.

Naam Adres Invloedsgebied F 1,5 BRZO-inrichtingen Diverse toxische scenario’s Akzo Nobel Chemicals BV Welplaatweg 12 2800 m Shin-Etsu PVC B.V. Locatie Welplaatweg 12 3140 m Botlek Huntsman Holland BV Merseyweg 10 9341 m Vopak Terminal Botlek B.V. Welplaatweg 3200 m Lyondell Chemie Nederland Theemsweg 3600 m B.V. Lyondell Chemie Nederland Moezelweg 145 5650 m B.V. Momentive Specialty Chemi- Vondelingenweg 601 1935 m cals B.V. C. Steinweg Handelsveem Theemsweg 26 3560 m B.V. De Rijke Northern Europe Malledijk 1 7520 m B.V. Veembedrijf De Rijke Bv Nieuwesluisweg 214-222 >10.000 m

Vervoersgebonden inrichtingen Invloedsgebied F 1,5 Instantaan falen tankcon- tainer LT3, vanaf rand van de stack C.RO Ports Nederland B.V. Merseyweg 70 7680 m Barge Center Waalhaven Waalhaven W.z. 60-62 7680 m B.V. C. Steinweg Handelsveem Dodewaardstraat 12-14 7680 m (Pier I, Dodewaardstraat) C. Steinweg Handelsveem Den Hamweg 30 7680 m Interforest Terminal Rotter- Streefwaalseweg 15 7680 m dam B.V. C. Steinweg Handelsveem Professor Gerbrandyweg 17 7680 m Waalhaven Botlek Terminal Nieuwesluisweg 268 7680 m B.V. Uniport Multipurpose Termi- Zaltbommelstraat 10 7680 m nals B.V. Rotterdam Short Sea Termi- Reeweg 35 7680 m nals B.V. C. Steinweg Handelsveem Nijmegenstraat 44 7680 m Broekman Distriport (vh Theemsweg 35 7680 m Gevelco)

Het betreft uitsluitend invloedsgebieden ten gevolge van een toxische wolk over Vlaardingen.

Actualisatie RI Vlaardingen Blad 50 van 51

Figuur 42 Overige BRZO-inrichtingen met invloedsgebied (blauw)

Figuur 43 Overige vervoersgebonden inrichtingen met invloedsgebied (blauw)

Actualisatie RI Vlaardingen blad 51 van 51

69

Bijlage 6 Bureauonderzoek Flora en fauna

Rho adviseurs voor leefruimte

Bureauonderzoek Flora en fauna

Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen  wat ecologie betreft  moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit de insteekhaven Koningin Wilhelminahaven met daaromheen liggende bebouwing. Deze bebouwing bestaat voornamelijk uit oude industriële panden met daarin verschillende functies zoals: horeca, bedrijvigheid en wonen. Aan de zuidzijde van het plangebied is de Nieuwe Maas gelegen.

Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is in dit bureauonderzoek aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.

Toetsingskader Beleid Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (hierna Ministerie van I&M). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: - er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); - er geen alternatief is; - geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van I&M de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de ‘aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van I&M (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van I&M (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van I&M). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van en ligt niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op relatief grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door het consoliderende plan.

Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl).

Vogels In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing.

Zoogdieren Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, huisspitsmuis, veldmuis,. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Vanwege de zeer beperkt aanwezige beplanting vormt het plangebied nooit primair foerageergebied. Het water ten westen van de Oosthavenkade kan een vlieg- en/of migratieroute vormen.

Amfibieën Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zouden eventueel gebruik kunnen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de voorkomende biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.

Overige soorten Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde planten, reptielen, vissen, vaatplanten en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 1: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

Nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen Vrijstellingsrege- tabel 1 nee ling Ffw mol, egel, huisspitsmuis, veldmuis,

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker Ontheffingsrege- tabel 2 nee ling Ffw tabel 3 bijlage 1 AMvB Nee bijlage IV HR alle vleermuizen Ja vogels cat. 1 t/m 4 gierzwaluw en huismus Ja

Toetsing en conclusie Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg.

Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van be- schermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. - Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).

- Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.

70

Rho adviseurs voor leefruimte

71

Bijlage 7 Archeologisch inventarisatierapport

Rho adviseurs voor leefruimte

Archeologisch inventarisatierapport 10

Bestemmingsplan KW-kades

R. Terluin en T. de Ridder december 2012

Archeologisch inventarisatierapport 10 Bestemmingsplan KW-kades

Inhoudsopgave

1. Administratieve gegevens 1 2. Inleiding 2 3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied; huidig gebruik en vaststellen consequenties toekomstig gebruik 3 4. Historische situatie 4 5. Archeologische, bouwhistorische en aardkundige waarden 7 6. Gespecificeerde verwachting 11 7. Literatuur en bronnen 13

Bijlagen 14

i Archeologisch inventarisatierapport 10

ii Bestemmingsplan KW-kades

1 Administratieve gegevens

Plangebied : Bestemmingsplangebied KW-kades

Oppervlakte plangebied : circa 18 ha Provincie : Zuid-Holland Gemeente : Vlaardingen Plaats : Vlaardingen Kaartblad : 37G RD-coördinaten : x = 83.466, y = 435.550 x = 83.744, y = 435.651 x = 83.934, y = 434.975 x = 83.838, y = 434.947

Datum onderzoek : December 2012 Soort onderzoek : Archeologische inventarisatie Opgesteld door : Drs. R. Terluin en drs. T. de Ridder Gemeente Vlaardingen Vlaardings Archeologisch Kantoor Controle en autorisatie : Drs. T. de Ridder, Vlaardings Archeologisch Kantoor Paraaf

Opdrachtgever : Gemeente Vlaardingen Sectie Ruimtelijke ordening & Volkshuisvesting Bevoegde overheid : Gemeente Vlaardingen Vlaardings Archeologisch Kantoor Postbus 1006 3130 EG Vlaardingen Beheer documentatie : Vlaardings Archeologisch Kantoor Postbus 1006 3130 EG Vlaardingen

1 Archeologisch inventarisatierapport 10

2 Inleiding

Het bestemmingsplan KW-kades is in voorbereiding. Krachtens artikel 38a van de Monumentenwet 1988 houdt de gemeenteraad ‘bij de vaststelling van een bestemmingsplan [ ] en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten’.

Dit onderzoek is er op gericht de aanwezige en verwachte archeologische waarden in het bestemmingsplangebied in kaart te brengen. Het archeologische inventarisatierapport dient ter onderbouwing van de archeologische paragraaf die wordt opgenomen in het bestemmingsplan.

2 Bestemmingsplan KW-kades

3 Afbakening plan- en onderzoeksgebied; huidig gebruik en vaststellen consequenties toekomstig gebruik

Het bestemmingsplangebied (Figuur 1 en Bijlage 1) ligt langs de zuidrand van Vlaardingen. De grenzen worden ruwweg bepaald door Buitenhaven aan de westzijde, de Waterleidingstraat en nieuwe Maas aan de zuidkant, de KW-haven in het oosten en de spoorweg aan de noordzijde. De omvang is circa 18 ha. Het bestemmingsplangebied is overwegend een industriegebied. Dit verandert niet in de nabije toekomst.

Gezien de ligging en met name de ontstaansgeschiedenis en daaraan gerelateerde schaarste aan waarnemingen is het leggen van een grens ter afbakening van een onderzoeksgebied weinig zinvol. In deze studie is gekozen voor een meer kwalitatieve benadering waarbinnen zinvolle waarnemingen en onderzoeken ter sprake komen.

Binnen het bestemmingsplangebied zijn geen significante ontwikkelingen gepland.

Figuur 1: Bestemmingsplangebied op de kaart van Vlaardingen

3 Archeologisch inventarisatierapport 10

4 Historische situatie

Vlaardingen is in de Middeleeuwen ontstaan rondom een kerkje, dat vermoedelijk rond 700 na Chr. is gesticht. De kreek ‘de Vlaarding’, waarlangs de nederzetting lag, fungeerde als een natuurlijke haven waardoor Vlaardingen kon uitgroeien tot een belangrijke handelsplaats. Gedurende de 11e / 12e eeuw zal het tot één van de belangrijkste kernen van Holland behoren. Het grafelijk hof was er gevestigd. In deze periode wordt vanuit dit hof ook de wildernis rondom de nederzetting ontgonnen. Archeologische aanwijzingen hiervoor zijn in de wijken Ambacht en Holy aangetroffen in de vorm van resten van ontginningsboerderijen. Ook in de meer aan de Maas gelegen Aalkeetpolder zijn resten aangetroffen die op ontginning in de middeleeuwen duiden.

In de twaalfde eeuw is sprake van overstromingsrampen. Na de eerste, die van 1133/34, werd de Maassluissedijk aangelegd (figuur 2). Bult (1983) meent dat deze dijk toen te dicht langs de Maas werd gelegd, en dat het doorbreken ervan leidde tot de tweede grote overstromingsramp in 1163/64. Hierop werd de nieuwe dijk meer landinwaarts teruggelegd. Als het bestemmingsplangebied al niet na de eerste dijkaanleg ‘buitendijks’ kwam te liggen is dit zeker het geval na de nieuwe dijkenbouw eind twaalfde eeuw. Omdat op de kaart van Kruikius (bijlage 2) uit het begin van de 18e eeuw het plangebied nog altijd buitendijks lag, blijkt deze situatie lang stand te hebben gehouden.

Figuur 2: Verloop dijken, naar Bult (1983)

Door opslibbing vanuit de Maas kwam de grens tussen water en land wel steeds dichter bij te liggen. Was het land hoog genoeg opgeslibt dan werd er een kade omheengelegd en ontgonnen. Zo ontstond de Grote buitenweide die op de kaart van Van Deventer uit 1562 ten oosten van de stad ligt (Bijlage 3). Door voortdurende verzanding moesten de ingang van de haven ook steeds verder in zuidelijke richting worden gelegd. Ook onstond voortdurend nieuw land door aanslibbing, dat vervolgens omdijkt werd. Op figuur 2 is dit goed te zien. De Buitenweide is aangegeven. Ten zuiden ligt een rechthoekig stuk land ertegen aangeplakt, dat op zijn beurt aan de zuidzijde ook een omdijkt rechthoekig stuk land heeft. Dan volgt de nog niet omdijkte gorze. Figuur 2 toont de situatie uit de eerste helft van de 19e eeuw. De grens tussen land en water is dan grotendeel gelijk aan die van tegenwoordig. In bijlage 4 is dezelfde kaart opgenomen met daarop het plangebied aangegeven. Te zien is dat er twee kades in oost-west richting door het plangebied heenlopen. De meest noordelijke vormt heel ruwweg het verloop van de huidige Koningin Wilhelminahaven NZ. Maar binnen het bestemmingsplangebied is de kade grotendeels in de huidige haven verdwenen.

4 Bestemmingsplan KW-kades

Figuur 3: Ontwikkeling tussen 1880 - 1995

1880 1891

1901 1911

1933 1956

5 Archeologisch inventarisatierapport 10

1968 1995

Figuur 3 toont de ontwikkeling van het plangebied tussen 1880 en 1995. In 1880 is de situatie bijna onveranderd ten opzichte van het begin van de 19e eeuw. Ten zuidwesten van het plangebied, op de hoek van de Maas met de Buitenhaven (het huidige Schiereiland) is er al vanaf halverwege de 19e eeuw ontwikkeling, in eerste instantie met de bouw van een scheepswerf. Binnen het bestemmingsplangebied start de grote ontwikkeling later, met het waterleidingbedrijf (1885) en enkele gebouwen langs de Oosthavenkade. In de jaren rond 1900 wordt de KW-haven aangelegd, en wel in twee fasen. Uit de kaarten blijkt dat het plangebied hiermee een snelle ontwikkeling doormaakt. Op de kaart van 1956 is te zien dat de verbinding tussen de KW-haven en Buiten Haven gedicht is. Dit is echter al voor de oorlog gerealiseerd. Ook het waterleidingbedrijf is dan al lang verdwenen. Op dezelfde locatie wordt nieuwe bedrijvigheid gevestigd. Aan het eind van de eeuw zijn enkel nog belangrijke ontwikkelingen waarneembaar aan de noordwestzijde van het plangebied. Hier worden de sluizen en verkeersweg aangepast.

6 Bestemmingsplan KW-kades

5 Archeologische, bouwhistorische en aardkundige waarden

Ondergrond Aan het einde van de laatste ijstijd lag Vlaardingen in het stroomgebied van de grote rivieren. De bodem was zandig, en door de wind konden rivierduinen ontstaan. Eén zo’n duin is de donk die onder de hui dige Piet Hein plaats ligt. Door de st ijging van de zeespiegel is door rivier en zee sediment afgezet in de vorm van klei en zand. In tijden waarin de zee minder in vloed had kon veenvorming optreden. Door de afwisseling van de invloed van de zee is de Vlaardingse bodem gekenmerkt door een opeenvolging van zand, klei en veenlagen en mengvormen hiertussen. Vooral na de vorming van de strandwallen langs de kust verminderde de invloed van de zee, en konden dikke veen pakketten worden gevormd. Periodiek brak de zee door , sneed zich in het veenlandschap in, en vo rmde een stelsel van ge tijdegeulen en kreken wa arlangs oeverwallen ontwikkelden. Gedurende periode van grotere dynamiek door de zee vera nderde het landschap weer naar een getijdegebied en rivierverstromingsvlakte. De oude kreken , die later w eer met sediment en veen gevuld werden, zijn in de bodem aan te treffen. De fossiele resten van de meer recente zijn zelfs nog in het huidi ge maaiveld kenbaar in de vorm van hoger door het land lopende kreekruggen.

Op de g eologische Kaart van N ederland, kaartblad 37O ( Rotterdam-oost), valt het plange bied onder de code A2.3- met gele ruitjes. Het staat v oor een marien gebied (een gebied dat onder invloed van de zee staat) met l agunaire, estuariene en wa d-afzettingen. Diep in de bo dem zijn kleiafzettingen aanwezig die ruwweg 3500 jaar en eerder zijn afgezet. Op deze klei ligt een dik pakket veen. Dit veen wordt weer afgedekt door kleipakketten die in verschillende perioden tussen circa 1500 voor Chr. en heden zijn afgezet. Op basis van de geologische kaart ligt er geen veen tussen deze latere kleipakketten. Echter, recent onderzoek toont aan dat dit wel degelijk het geval is (De Groot 2010; Timmerman 2012). Kaartbijlage 2 van de geologische kaart blad 37O geeft aan dat de top van het pleistocene niveau op circa 19m onder NAP ligt.

Op de geomorfologische kaart van Ne derland, geraadpleegd via ARCHIS 2, is het bestemmingsplangebied aangegeven als bebo uwd gebied. Dit biedt geen inzicht in de bodemopbouw.

Op de Bo demkaart van Nederland, die o p ARCHIS 2 is geraadpleegd, staat het bestemmingsplangebied aangegeven als bebo uwd gebied. Dit biedt geen inzicht in de bodemopbouw.

Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waar den wordt aan het bestemmingsplange bied een Middelhoge trefkans toegedicht. Het betreft dekaf zettingen waar veelal kleinere hoger gelegen geulafzettingen in voorkomen.

Op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Zuid-Holland is het be stemmingsplangebied omschreven als zeekleigebied.

In DINOloket zijn verschillende pr ofielen opgenomen van boringen die in het plang ebied zijn gezet. De lokaties zijn in bijla ge 5 aangegeven. In bijlage 6 zijn de NAP-hoogtes van de veenlagen en het vermo edelijke pleistocene niveau weergegeven. Dit la atste bevindt zich op circa 17 m onder NAP. Er lijkt een op duiking te zitten ter hoogte van Wilheminakade ZZ. Uit de boringen zijn moeili jk potentiële woonniveau’s op te maken. De top van het veenpakket lag (boringen zijn gezet in 1 896) op ruwweg tussen 4 á 5 m ond er NAP. De aanw ezigheid van een veenpakket geeft aan dat de overstromingen en buitendijkse ligging niet alles tot op ze er grote diepte heeft weggeërodeerd.

Dit laatste wordt bevestigd door onderzoek aan de oostzijde van de KW-haven. Hier is op een locatie vlak bij de huidige Maas de top van het veen (circa 8m onder NA P) gedateerd op rond 2000 voor Chr (Coppens, 2012, voor locatie zie bijlage 9) Iets noordelijker, bij de Wilhelminakade NZ (Timmerman 2012, locatie op bijlage 9) dateert de top van het veen (rond 6 m onder NAP)

7 Archeologisch inventarisatierapport 10 zeer waarschijnlijk uit 200–5 0 voor Chr. Weer noordelijker, bij het Emmaplein in d e Oostwijk dateert de top (circa 3m –NAP) uit de 7e eeuw na Chr. (Coppens en Torremans, 2009, zie bijlage 9).

Helaas is onduidelijk in hoeverre het oude landschap richting het noorden is weggeërodeerd. De hierboven aangegeven veenhoogtes geven met circa 4 m onder NAP in ieder geval een soort van ondergrens. Uit Terluin en De Ridder (2012) komt naar voren dat de top van de opslibbingen op circa 1 m onder NAP kan liggen. Het huidige maaiveld ligt op circa 2 m boven NAP en hoger wat betekent dat er minimaal 3 m ophoging plaats heeft gevonden. Rekening houdend met een dikte van het obslibbingspakket van 1 m of dikker betekent dit dat archeologische resten van voor de 12e eeuw vanaf een diepte van 4 m en dieper onder maaiveld voor kunnen komen.

Archeologie

AMK, IKAW, CHS De Archeologische MonumentenKaart (AMK) in ARCHIS2 is een gedigitaliseerd bestand van alle bekende behoudenswaardige archeologische terreinen in Nederland. Binnen het bestemmingsplangebied liggen geen monumenten. Binnen een straal van circa 3 km zijn deze echter wel monumenten aanwezig. Bijlage 7 toont de ligging, met daarbij de perioden die in ARCHIS2 zijn genoemd. Vanaf het Neolithicum staan alle perioden, met uitzondering van de Bronstijd, op de kaart aangegeven. De Bronstijd is in Vlaardingen echter niet onbekend. Op de Vergulde Hand West zijn er sporen opgegraven (Eijskoot e.a., 2012). Uit de periode voorafgaand aan het neolithicum is tot op heden nog niets aangetroffen. De waarschijnlijkheid dat deze sporen er zijn is echter hoog op de donk die in de huidige Oostwijk ligt (in bijlage 7 het AMK-terrein ten noord-oosten van het bestemmingsplangebeid, met de aanduiding NEO.

Op de Indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) valt het bestemminsgplangebied binnen een gebied met een middelhoge trefkans op archeologische sporen. De IKAW bevat een vlakdekkende en landsdekkende classificatie van de trefkans op archeologische waarden. Deze trefkans is gebaseerd op een kwantitatieve analyse en op archeologisch inhoudelijke kennis van het bodemarchief. Gebieden met een hoge trefkans representeren fossiele kreken. De oeverwallen van dergelijke kreken vormden vroeger aantrekkelijke woonplaatsen. Ook nadat kreken dichtgeslibd waren, bleven ze een aantrekkingskracht behouden aangezien ze dan hoger gelegen delen binnen een landschap konden vormden. Binnen het plangebied zijn dergelijke kreken (nog) niet gekarteerd. Op de IKAW heeft het een middelhoge trefkans gekregen.

Een soortgelijk beeld wordt op de kenmerkenkaart archeologie van de Cultuurhistorische kaart (CHS) van de provincie Zuid-Holland geschetst. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland kent drie verschillende thema's: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap. Ieder thema bestaat weer uit twee kaarten die inzichtelijk maken wat in Zuid-Holland cultuurhistorisch van belang is en waarom. De kenmerkenkaart geeft de kenmerkende nederzettingspatronen, landschapspatronen en de archeologische opbouw van het landschap weer. Op de waardenkaart, zijn de waardevolle structuren van de kenmerkenkaart gewaardeerd weergegeven. Op kaart 1a “archeologie kenmerken” zijn fossiele kreeklopen specifiek weergegeven. Het verloop komt sterk overeen met wat op de IKAW aangegeven staat. De op de kaart aangegeven zeeafzettingen zijn in hoofdzaak klei-achtige gronden. Ze zijn door de zee afgezet in relatief rustig water, in de vorm van wadplaten of kwelders. Op veel plaatsen is, onder moerassige omstandigheden, veenvorming opgetreden. Op de kenmerkenkaart staan ook woonheuvels aangegeven. Overigens is soms onduidelijk waarom er een woonheuvel op de kaart aangegeven staat. De kenmerken vertalen zich in kaart 1b “waarde archeologie”. Op de kaart staan de eerder beschreven AMK-terreinen als terreinen van archeologische waarde. Deze zijn al apart in bijlage 7 weergegeven. Op de provinciale kaart heeft het gebied een redelijke tot grote kans op archeologische sporen (bijlage 8, trefkansen en woonsheuvels).

8 Bestemmingsplan KW-kades

Waarnemingen en onderzoeken In bijlage 9 zijn niet alle waarnemingen die op het kaartbeeld zouden passen opgenomen. De reden hierachter is de vraag naar de zinvolheid daarvan. In het vorige hoofdstuk is beschreven dat het bestemmingsplangebied lange tijd buitendijks lag. Uit de tijd van de buitendijkse ligging zijn geen woonsporen te verwachten. Mogelijk wel verloren lading, gezonken schepen en dergelijke (zie bijvoorbeeld VLAK-code 11.002 hieronder). De kans hierop is echter klein. Doel van het onderzoek is om te bepalen wat voor archeologie er wel aan te treffen is binnen het bestemmingsplangebied. Uit de beschrijving hierboven blijkt dat binnen Vlaardingen archeologische resten uit bijna alle perioden wel zijn gevonden. De vraag is of dit ook voor het bestemmingsplan geldt. Hier is de ontstaansgeschiedenis is van het gebied van belang, waarbinnen de langdurige buitendijkse ligging een rol speelt.

Een voor het bestemmingsplangebied relevante vindplaats die buiten het kaartbeeld valt, is ARCHIS waarnemingsnummer 32491. Het betreft een vindplaats in het water, tussen kilometerraai 1015.4 en 1016.5 langs de oever van de Nieuwe Waterweg bij de Aalkeet. Tijdens graafwerkzaamheden (tussen 1967 en 1972) ten behoeve van een zandwinplaats voor Rijksweg 20, zijn in de uitgeworpen aarde een paar honderd scherven aangetroffen uit de1e - 2e eeuw na Chr., en de Late IJzertijd. Ook is hout, een Romeinse munt en botmateriaal verzameld.

Aan de westzijde van de haven is een Indisch mesje met een gesneden houten handvat (11.001) gevonden. Deze vondst is op 40 cm diepte aangetroffen en zal zich in opgebrachte of anderszins verstoorde grond hebben bevonden. Ook is een vondst iets dichter bij het plangebied bekend (11.009). Het is een keltisch muntje dat als knoop is hergebruikt. Dit laatste doet vermoeden dat het niet binnen een originele context aangetroffen is. Ten slotte is op het Matex-terrein bij grondsaneringswerkzaamheden een viertal ankers gevonden( VLAK-code 11.002, niet op bijlage 9). Deze lagen op de bodem van de voormalige haven die na de oorlog is gedempt.

Noordelijk van het plangebied, liggen de VLAK-codes 02.016 en 02.022. De eerste refereert aan muurwerk met tonfundering, van de touwbaan uit de 19e eeuw. De tweede zijn vondsten uit de nieuwe tijd (waterput en pompbuis). De twee VLAK-codes 02.003 en 02.036 staan voor het onderzoek naar de rivierdonk met Neolitisch vondstmateriaal.

Onderzoeken Binnen het bestemmingsplangebied zijn geen archeologische veldonderzoeken uitgevoerd.

Algemeen Reeds aangegeven is dat in Vlaardingen archeologische resten uit verschillende perioden aangetroffen kunnen worden. De resten uit het neolithicum en eerder liggen op oude oeverwallen en zandduinen. Resten uit de Bronstijd zijn schaars in Vlaardingen. Van de Vergulde Hand-West is bekend dat het kwelderlandschap en het veenlandschap werd gebruikt. In de IJzertijd lijkt de meeste bewoning geconcentreerd op het veen, terwijl er gedurende de Romeinse Tijd een voorkeur voor oeverwallen lijkt te zijn. In de Middeleeuwen wordt langzaam het gehele landschap in gebruik genomen.

Bouwhistorische en cultuurhistorische waarden

Binnen het bestemmingsplangebied heeft de provincie Zuid-Holland op de cultuurhistorische kaart (CHS) de Buiten haven en Oosthavenkade opgenomen als waardevol landschappelijk lijnstructuur (figuur 4). De kade en haven zijn tevens onderdeel van een waardevolle nederzettingsstructuur. Bijna het gehele bestemmingsplangebied is onderdeel van het beschermd stadsgezicht van Vlaardingen (in procedure). De oude structuur is nog goed intact. Vergelijk figuur 3 hierboven voor de ontwikkeling. Het oudste deel is de Oosthavenkade. Hier liggen drie beeldbepalende panden van voor 1900 (Oosthavenkade 87 en 89 en Oosthavenkade 90/Waterleidingstraat 1). Een volgende fase vormt de bebouwingstructuur rond de KW-haven, met panden die stammen uit de tijd van de aanleg ervan (Koningin Wilhelminahaven NZ 3 en 10, achter 5/6, 11a (Rijksmonument), Koningin Wilhelminahaven ZZ 1/2/2b, 2a/3, 13ab. Een tweede

9 Archeologisch inventarisatierapport 10 fase van tussen 1910-1920 wordt gevormd door de panden Koningin Wilhelminahaven NZ 1 (gemeentelijk monument), 2, 8, Koningin Wilhelminahaven ZZ 13, 20 (Rijksmonument), 22, 23. Na-oorlogse beeldbepalende objecten zijn Koningin Wilhelminahaven ZZ 19/19a en het vissersmonument op het Grote Visserijplein. Onder dit monument zijn nog de resten van de draaibrug aanwezig uit de tijd dat de KW-haven nog een verbinding had met de Buiten Haven. Aan de zuidoost-zijde van het plangebied lag het waterleidingbedrijf. Dit had een relatief groot ruimtebeslag (zie figuur 3). In de huidige structuur komt dit grote ruimtebeslag nog altijd naar voren.

Figuur 4: Cultuurhistorie binnen plangebied

10 Bestemmingsplan KW-kades

6 Gespecificeerde verwachting

Verwachting Diep in de ondergrond, op circa 17 m a 19 m onder NAP ligt het pleistocene niveau, uit het einde van de laatste IJstijd. Hiervoor is de archeologische verwachting onduidelijk. Uit Vlaardingen zijn geen vondsten of sporen uit deze periode bekend.

Neolithische vondsten en sporen zijn elders in Vlaardingen op de hoger gelegen delen langs kreken en rivieren in het toenmalige landschap aangetroffen, terwijl ook Mesolithisch vondstmateriaal niet uit te sluiten is. Binnen het bestemmingsplangebied zijn hier (nog) geen sporen aangetroffen, en vooralsnog moet de kans op het aantreffen ervan dan ook klein worden geacht. Meeste potentie heeft nog de zandopduiking die in de ondergrond bij de Wilhelminakade ZZ is aangetroffen.

Sporen en vondsten uit de Bronstijd zijn sporadisch in Vlaardingen aangetoond. De spreiding ervan lijkt relatief wijd, zodat de kans op het aantreffen van deze periode binnen het onderzoeksgebied beperkt is.

Voor de periodes IJzertijd, Romeinse Tijd en Middeleeuwen (tot midden 12e eeuw), is de verwachting afhankelijk van de mate van erosie die in en vanaf de 12e eeuw heeft plaatsgevonden. Helaas is het beeld hierover verdeeld. Uit booronderzoek lijkt naar voren te komen dat vlak langs de Maas de erosie tot circa 8 m onder NAP heeft plaatsgevonden, tot in lagen uit het Neolithicum. Daarentegen is er een waarneming van veel Romeins vondstmateriaal dat uit de Maas is opgebaggerd, en is er ook in voormalig buitendijks gebied een veenpakket uit de IJzertijd aangetroffen. Dit geeft aan dat de erosie ook beperkt(er) kan zijn geweest. Vanwege de onzekerheid kan het plangebied archeologisch niet afgeschreven worden. Daarom wordt voor deze perioden een gematigd middelhoge verwachting opgesteld. De kans op archeologische sporen neemt toe naarmate er meer noordelijk wordt gegaan, en naarmate verder in het verleden teruggegaan wordt.

Voor de periode tussen midden 12e eeuw en derde kwart 19e eeuw is de verwachting laag. Toen lag het gebied buitendijks, of werd er niet ontwikkeld. Wellicht kunnen er nog resten van scheepsgerelateerde zaken aangetroffen worden. Uitzondering is de Oosthavenkade die wel al eerder in gebruik was. Deze was echter enkel als kade in gebruik. Vanaf het vierde kwart van de 19e eeuw is de archeologische verwachting hoog.

Diepte Over de diepte van sporen is moeilijk een uitspraak te doen. De resten uit de Nieuwe Tijd kunnen vlak onder maaiveld aanwezig zijn. Voor de periode ervoor zal de mate van erosie bepalend zijn geweest, waarbij aan de zuidzijde meer erosie kan zijn opgetreden dan aan de noordkant.

DINO boringen wijzen op een diepte van de top van de bovenste veenlaag vanaf circa 4 m onder NAP. Dit is hoger dan het IJzertijdveen ter hoogte van Wilhelminakade 27 waarvan de top op 6 m onder NAP ligt, wat mogelijk wijst op een jongere ouderdom. Maar mogelijk handelt het om hetzelfde veenpakket. Met een datering waarschijnlijk in de Late ijzertijd, kunnen nog archeologische resten uit eerdere perioden aanwezig zijn vanaf een diepte van circa 4 m -NAP.

Van de ouderdom van de afzettingen die op het veen liggen is nog te weinig bekend. In ieder geval wordt de top gevormd door het pakket opslibbing uit de periode vanaf de 12e eeuw na Chr. Mogelijk liggen onder dit pakket nog oudere afzettingen. Op welke hoogte dit is, is onduidelijk. Terluin en De Ridder (2012) leggen voorzichtigheidhalve de grens waar vanaf middeleeuwse en romeinse sporen aangetroffen kunnen worden op 2 m onder NAP (en dieper).

Verschijningsvorm Archeologische resten uit de Nieuwe Tijd zijn aan industriële en opslag activiteiten gerelateerde zaken als stenen bebouwing, gereedschappen, in alle materiaalsoorten. Per locatie zal de aard

11 Archeologisch inventarisatierapport 10 van het vondstmateriaal verschillen naar bedreven activiteit. Onder en rondom het vissersmonument zijn naar verwachting de resten van een toenmalige draaibrug aan te treffen.

Uit de buitendijkse periode kunnen aan scheepvaart/visserij gerelateerde materialen nog in de bodem aanwezig zijn.

Uit de IJzertijd / Romeinse Tijd - Middeleeuwen is houtbouw met vlechtwerkwanden aan te treffen, met (leem)vloeren, mestpakketten, spiekers, afvalkuilen, perceelgrenzen (greppels), akkers, en andere aan nederzettingen gerelateerde sporen en structuren. Het vondstmateriaal uit deze perioden bestaat uit aardewerk, glas, metaal, hout, bot en andere categorieën.

Bovenstaande opsomming van complextypen en vondstenspectrum is niet uitputtend. Bijvoorbeeld natuurstenen artefacten (vooral Neolithicum en eerder) en infrastructuur kan ook worden aangetroffen. Een speciale categorie uit met name de Romeinse Tijd zijn de dammen en duikers die in de stroomgeulen aanwezig kunnen zijn.

Paleo-ecologische resten uit alle perioden zijn door de relatief hoge grondwaterspiegel in Vlaardingen in het algemeen goed bewaard.

Archeologische verwachtingenkaart Bovenstaande verwachting is vertaald in een archeologische Verwachtingenkaart, die opgenomen is in bijlage 11. Hierbij is het volgende verwerkt. Het gehele plangebied heeft een hoge verwachting op aantreffen van archeologische resten uit het laatste kwart van de 19e eeuw en later. Voor het hele plangebied wordt voor de perioden vanaf de IJzertijd tot midden 12e eeuw na Chr. een middelhoge verwachting opgesteld, en voor de daaraan voorafgaande perioden een voorlopig lage verwachting. Uit praktisch overwegingen is de huidige waterlijn van de Maas is als grens voor dit gebied genomen.

12 Bestemmingsplan KW-kades

7 Geraadpleegde bronnen en literatuur

Archeologische Monumentenkaart (AMK), geraadpleegd sptember 2012 via ARCHIS 2, CHS Archis 2, geraadpleegd december 2012 via http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html. Bodemkaart van Nederland, geraadpleegd december 2012 via ARCHIS 2. Bult, E.J., 1983: Midden-Delfland, een archeologische kartering; inventarisatie, waardering en bewoningsgeschiedenis, (NAR 2).

Cultuurhistorische Atlas / Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) Provincie Zuid-Holland, geraadpleegd december 2012 via http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=chs Coppens, C., 2012: Plangebied Vopak Terminal Vlaardingen, Gemeente Vlaardingen; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)).

Coppens E. en R. Torremans, 2009: Vlaardingen, het spuiwater in de Oostwijk Een archeologische begeleiding

DINO-loket, de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond, op http://www.dinoloket.nl/dinoLks/map/map.jsp?setLayerId=M07M0044, geraadpleegd oktober 2012.

Eijskoot Y., O. Brinkkemper en T. de Ridder, 2012: Vlaardingen-de Vergulde Hand West Geomorfologische kaart van Nederland, geraadpleegd december 2012 via ARCHIS 2. Groot, R.W. de, 2010: Plangebied Het Hof en Oranjepark, gemeente Vlaardingen; archeologisch vooronderzoek:een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)

Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, geraadpleegd op ARCHIS2

Monumentenregister, op website Rijkskdiens voor het Cultureel Erfgoed, http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/php/main.php

Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO, 1998: Geologische kaart van Nederland 1:50.000, Blad Rotterdam Oost (37 O). Terluin R. en T. de Ridder, 2012: Archeologisch inventarisatierapport 9. Bestemmingsplan Maaswijk.

Timmerman, R., 2012: Plangebied Koningin Wilhelminahaven NZ 27, gemeente Vlaardingen; archeologischvooronderzoek: een aanvullend bureau- en inventariserend veldonderzoek (Concept)

VLAK-Archief, vindplaatsenarchief van het Vlaardings Archeologisch Kantoor van de gemeente Vlaardingen.

13 Archeologisch inventarisatierapport 10

Bijlagen

14 Bestemmingsplan KW-kades

Bijlage 1 Het bestemmingsplangebied.

15 Archeologisch inventarisatierapport 10

Bijlage 2 Kaart Kruikius (1712, uitsnede)

16 Bestemmingsplan KW-kades

Bijlage 3 Kaart Van Deventer 1562 (uitsnede)

17 Archeologisch inventarisatierapport 10

Bijlage 4 Rivierenkaart eerste helft 19e eeuw (uitsnede)).

18 Bestemmingsplan KW-kades

Bijlage 5 Locatie boringen DINOloket

19 Archeologisch inventarisatierapport 10

Bijlage 6 Overzicht DINOboringen

20 Bestemmingsplan KW-kades

Bijlage 7 Archeologische Monumentenkaart (AMK, onderdeel van CHS) Provincie Zuid-Holland

21 Archeologisch inventarisatierapport 10

Bijlage 8 Archeologische verwachtingskaart kaart 1b CHS Provincie Zuid-Holland: Archeologie, waarden. woonheuvels en trefkansen (uitsnede Trefkansen en Woonsheuvels)

22 Bestemmingsplan KW-kades

Bijlage 9 Locaties in tekst genoemd

23 Archeologisch inventarisatierapport 10

Bijlage 10 Archeologische verwachtingskaart

24 72

Rho adviseurs voor leefruimte

73

Bijlage 8 Toelichting aanwijzing beschermd stadsgezicht Vlaardingen

Rho adviseurs voor leefruimte

Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht Vlaardingen gemeente Vlaardingen (Zuid Holland) ex artikel 35 Monumentenwet 1988.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Infrastructuur en Milieu zijn bevoegd om gezamenlijk beschermde stads- en dorpsgezichten aan te wijzen. Het rechtsgevolg van de aanwijzing is dat de gemeenteraad ter bescherming van een stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan, als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, vast moet stellen. In die zin kan de aanwijzing tevens een stimulans betekenen voor een te voeren ruimtelijk kwaliteitsbeleid. In totaal zijn er in Nederland meer dan 400 beschermde stads- en dorpsgezichten met een geschiedenis die teruggaat tot vóór het jaar 1850. In het kader van het Monumenten Inventarisatie Project is ook de stedenbouw uit de periode 1850-1940 landelijk geïnventariseerd. Het besluit tot aanwijzing van Vlaardingen tot beschermd stadsgezicht vloeit voort uit die inventarisatie.

INLEIDING

Het beschermd stadsgezicht Vlaardingen is een goed herkenbaar voorbeeld van een oorspronkelijk Middeleeuwse dijk- en havennederzetting, waar na opening van de Nieuwe Waterweg (1872) een belangrijke stedelijke ontwikkeling plaats vond in de vorm van een nieuw haven- en industriegebied en een nieuw woongebied met stadspark. Het beschermd gezicht omvat drie duidelijk te onderscheiden gedeelten: 1. een Middeleeuwse lineaire dijk- en havennederzetting met een eveneens Middeleeuwse kerkring langs de westzijde van de Oude Haven (een voormalige kreek). 2. een buitendijks rond 1900 tot ontwikkeling gekomen haven- en industriegebied aan de oostzijde van de Oude Haven. 3. een binnendijks laat 19e-, begin 20e-eeuws woongebied bestaande uit stedelijke villa- en middenstandsbouw en niet-planmatig tot stand gekomen arbeiderswoningen, eveneens ten oosten van de Oude Haven. De hierop aansluitende parkaanleg (Het Hof en het Oranjepark) maakt deel uit van het gezicht.

ONTSTAAN EN ONTWIKKELING

De periode tot 1800 De haven De Vlaarding vormt aanvankelijk een natuurlijke, open haven, waarvan vermoedelijk alleen het gedeelte nabij de Markt als zodanig wordt gebruikt. Met de aanleg van de Vlaardingsevaart (13e/14e eeuw) wordt de afwatering van de kreken in het achterland geconcentreerd op de plek waar zich tegenwoordig de Vlaardinger Driesluis bevindt. Omstreeks 1470 wordt de haven ten zuiden van de Vlaardingsevaart in oostelijke richting verlegd, waardoor een nieuwe straat kan worden aangelegd (de huidige Havenstraat). Het meest noordelijke deel van de haven, het Buizengat, wordt begin 17e eeuw verruimd tot spuiboezem en tevens in gebruik genomen als winterberging voor ‘buizen’, een type vissersschip. In de strijd tussen de Geuzen en de Spanjaarden wordt Vlaardingen in 1574 grotendeels in de as gelegd, maar daarna op de oorspronkelijke plattegrond weer opgebouwd. De oudste bebouwing van Vlaardingen dateert vooral uit de 17e eeuw.

Maasdijk en westelijke polders Vanouds vormt de Maasdijk de voornaamste landverbinding van Rotterdam naar het Westland en (later) Hoek van Holland. Het Vlaardingse deel van deze dijk wordt gevormd door de Schiedamsedijk, Korte Dijk, Hoogstraat, Markt en Maasluissedijk. De dijk verdeelt Vlaardingen in een binnen- en een buitendijks deel. In de buitendijkse gronden ten westen van de haven (ten zuiden van de Maassluissedijk) liggen enkele polders die door lage kades worden beschermd; van noord naar zuid zijn dat de Vetteoordse Kade, de kade van het Prikkewater (een nu gedempte zijhaven ter hoogte van de huidige Parallelweg) en de Galgkade. Het buitendijkse gebied ten zuiden van de Markt raakt in de 16e en 17e eeuw bebouwd. Onder meer wordt hier een 300 meter lange touwbaan aangelegd, die tot 1968 in bedrijf is geweest. Zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van de Markt ontwikkelt zich een lineair stratenpatroon, evenwijdig aan dijk en haven.

De oostelijke polders Ten oosten van de haven ligt een buitendijks gebied, dat vooral als weide- en hooiland in gebruik is. Achtereenvolgens worden ook hier delen bekaaid. Rond 1627 wordt aan de oostzijde van de Vlaarding een buitenplaats aangelegd: 't Hof. De buitenplaats omvat een landhuis met formele tuinaanleg, gelegen in de hoek tussen de huidige Hoflaan en de Hogelaan. Ten zuiden daarvan ligt de Buitenweide. Die wordt doorsneden door het Toepad, de voorloper van de Schiedamseweg. Het Toepad komt uit bij de haven, op de plek waar in 1613 de eerste brug wordt gebouwd. De buitenpolders gaan hierna de 'Overbrugse Polders' heten en het Toepad wordt de kortste weg naar Schiedam. Rond de brug komt wat bebouwing en langs het Toepad verschijnen veel tuinen, maar verder blijft de Buitenweide onbebouwd. Aan de oostzijde van de haven vestigen zich mettertijd wat bedrijfjes, zoals kuiperijen en andere met de visserij verband houdende ambachten. De zeevisserij is het belangrijkste middel van bestaan, in het midden van de 18e eeuw heeft Vlaardingen zo'n 100 vissersschepen in de vaart.

De 19e eeuw Visserij en industrie Als ook in de eerdere eeuwen blijft de economie van Vlaardingen sterk gericht op de haringvisserij. De haringbuizen kunnen de Noordzee bereiken via de Nieuwe Maas of , een tweede Maasmonding die zich bij Vlaardingen afsplitst. Deze vaarwegen zijn alleen voor kleine zeilschepen geschikt. Grotere schepen met bestemming Rotterdam moeten een grote omweg maken. In 1829 komt het Kanaal door Voorne gereed, van de Nieuwe Maas naar Hellevoetsluis. De eerste die profiteert is de Vlaardingse visserij. Het nieuwe kanaal en de introductie van de 'logger' - een nieuw type zeilschip speciaal voor de haringvangst1 - spelen in het voordeel van Vlaardingen, dat uitgroeit tot de belangrijkste haringhaven van

1 De eerste Nederlandse loggers werden in 1867 in Vlaardingen gebouwd. Nederland. Innovaties als katoenen visnetten (rond 1870) en de stoomlogger (1896) hebben een verdere intensivering van de visserij tot gevolg. Nu de grootste schepen de stad kunnen bereiken, komt deze ook in de belangstelling als vestigingsplaats voor watergebonden industrie. Rond 1850 begint een industriële ontwikkeling op gang te komen op basis van stoomkracht. Tot de eerste industriële bedrijven behoren een tabaksfabriek (1848), een stoompelmolen (1852) en een garancinefabriek (1862).2 De fabrieken vestigen zich bij de havenmond, samen met een scheepswerf en enige kalkovens. In 1870 wordt aan de Oosthavenkade een stoomnettenmakerij gebouwd, in 1874 begint Stoommeelfabriek ‘De Maas’ aan de Westhavenkade de productie en na 1877 ontstaat uit een boterfabriek de melkfabriek ‘Hollandia’, die zich hierna sterk uitbreidt. Ook op visserijgebonden nijverheid, zoals visverwerkingsbedrijven, rederijen en kuiperijen, oefent de haven aantrekkingskracht uit. Rederijen van elders vestigen zich eveneens in Vlaardingen. Aan de noordzijde van de kade van de Buitenweide wordt een tweede touwslagerij ingericht. In 1891 (lijn Schiedam - Hoek van Holland) wordt Vlaardingen eindelijk ook met het Nederlandse spoorwegnet verbonden. De nieuwe spoordijk neemt tevens de rol van waterkering over van de oude Maasdijken. Waar het spoor de Oude Haven kruist, wordt een sluis gebouwd, waardoor de Oude Haven wordt opgesplitst in een binnen- en een buitenhaven. In deze periode verrijzen diverse bedrijven en pakhuizen langs de Oost- en Westhavenkade, waaronder het wijnpakhuis ‘Oporto’ (1888). Typerend is ook de komst van op de visserij en scheepvaart georiënteerde winkels en cafés.

HUIDIG RUIMTELIJK KARAKTER

Algemeen Het transformatieproces van dijk- en vissersnederzetting tot industrie- en transitohaven is in Vlaardingen nog goed herkenbaar aan de plattegrond en de bebouwing. Kenmerkend daarvoor is de tegenstelling tussen het besloten karakter van het historische stadscentrum enerzijds, en het open, industriële karakter van de nieuwe havengebieden en de nieuwe stedelijke uitleg van stadsarchitect ir. G.N. Itz anderzijds.

De ruggengraat van de middeleeuwse nederzetting is de voormalige Maasdijk. Deze bestaat uit de Kortedijk, de Hoogstraat en de Markt, die de oorspronkelijke dijk vormden ten westen van de Vlaarding. De Maassluissedijk en de Schiedamsedijk sluiten hier op aan. Bepalend voor het eind 19e-, begin 20e-eeuwse haven- en industriegebied zijn de uitbreidingen aan de Oost-en Westhavenkade en de Koningin Wilhelminahaven. Aan de kades staat een groot aantal historische, havengerelateerde panden. Het ongeveer gelijktijdig tot stand gekomen woongebied met villa’s, middenstands- en arbeiderswoningen ten oosten van de Oude Haven heeft als belangrijkste structuurelement het assenkruis Schiedamseweg - Binnensingel/Julianasingel, met het Verploegh Chasséplein als scharnierpunt. Het stadspark, gevormd door 't Hof en het Oranjepark, sluit hier op aan.

Tenslotte hebben ook de werkzaamheden in het kader van de dijkverzwaring effect gehad op het historisch karakter. Ten zuiden van de spoordijk is in de jaren 1990 een

2 Garancine is een kleurstof op basis van de meekrap, dat op de Zuid-Hollandse eilanden werd geteeld. nieuwe, hogere dijk aangelegd, waarbij ook de sluis in de Oude Haven is vervangen. Tegelijk werd aan de voet van deze dijk een nieuwe verbindingsweg aangelegd met een nieuwe brug tussen de Galgkade en de Oosthavenkade.

Per deelgebied Koningin Wilhelminahaven/Buitenhaven De T-vormige Koningin Wilhelminahaven is gesitueerd ten oosten van de Buitenhaven, parallel aan en in directe verbinding met de Nieuwe Maas. De zichtas die door deze verbinding ontstaat, versterkt de verbintenis van Vlaardingen met het water. In het noorden is het havengebied fysiek en visueel gescheiden van het woongebied door de spoorlijn en de nieuwe, drukke verkeersader Galgkade/Vulcaanweg. De oorspronkelijke verbinding met de Buitenhaven is gedempt en hier ligt nu het Grote Visserijplein. De bebouwing in de haven is van de kade gescheiden door een openbare weg. Door de aanwezigheid van fabrieken, havenloodsen, opslagtanks en kranen heeft het gebied rond de Wilheminahaven een zeer bedrijvig karakter. Een groot deel van de historische bebouwing uit de periode 1895-1920 (pakhuizen, visverwerkingsbedrijven, rederijkantoren) is nog aanwezig. De laat 19e- en begin 20- eeuwse uitbreidingen aan de Oost- en Westhavenkade sluiten hier goed bij aan. De beide 'kades' eindigen bij de havenmond op het Ooster- en het Westerhoofd met fraai panorama over de Nieuwe Maas.

Karakteristiek bebouwing Wilhelminahaven/Oost- en Westhavenkade Industriële en aan de visserij gerelateerde bebouwing (rederijkantoren, haringpakhuizen en rokerijen) zijn beeldbepalend voor de Koningin Wilhelminahaven en de Oost- en Westhavenkade. Fraaie voorbeelden zijn de panden van de Doggermaatschappij (1916) en rederij Pot (ca. 1895) aan de Koningin Wilhelminahaven. De oudste panden bevinden zich aan de West- en de Oosthavenkade. De Westhavenkade wordt gekenmerkt door aaneengesloten, aan de zeevisserij gerelateerde bebouwing: monumentale woon- en pakhuizen en bedrijfspanden. Ter hoogte van de Vetteoordskade en de Parallelweg staan enkele grote bedrijfspanden uit 1912. De Oosthavenkade kent naast aaneengesloten gevelwanden naar het zuiden toe meer individuele en grootschaliger bebouwing. Dit gebied is later tot ontwikkeling gekomen en kent vooral bebouwing uit de tweede helft van de 19e eeuw, waaronder het bijzondere kantoorpand van de melkfabriek ‘Hollandia’ (1897-1912). Ook staan er enkele kleinere bedrijfspanden, waaronder haringpakhuizen uit de periode 1880- 1900. Kaalslagplekken zijn opgevuld met nieuwbouw. Aan de Buitenhaven heeft aan de zijde Westhavenkade historische bedrijfsbebouwing plaats moeten maken voor sterk afwijkende nieuwbouw. De voormalige 'Pelmolen' is getransformeerd tot appartementencomplex.

NADERE TYPERING VAN TE BESCHERMEN WAARDEN

Algemeen Het beschermd stadsgezicht ‘Vlaardingen’ laat in ruimtelijke structuur, inrichting en bebouwing zien hoe een van oorsprong Middeleeuwse dijknederzetting zich eind 19e eeuw in korte tijd ontwikkelde tot een bloeiende industrie- en handelshaven, aangejaagd door een historische ingreep, in dit geval de aanleg van de Nieuwe Waterweg. Het stadsgezicht wordt bepaald door drie, onderling verbonden deelgebieden. In de eerste plaats de lineaire dijk- en havennederzetting langs de westzijde van de Vlaarding, met hieraan grenzend een eveneens Middeleeuwse kerkring. Daarnaast het haven- en industriegebied uit het laatste kwart van de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw, waaruit de ontwikkeling van de visserij, de industrie en het havenbedrijf nog goed is af te lezen. Aangrenzend ligt een woongebied dat bestaat uit stedelijke villa- en middenstandsbebouwing en uit niet-planmatig tot stand gekomen arbeiderswoningen van omstreeks 1900. Tenslotte maakt ook het 19e-eeuwse stadspark 't Hof en de vroeg 20e-eeuwse uitbreiding Oranjepark deel uit van het gezicht.

Per deelgebied Koningin Wilhelminahaven/Oost- en Westhavenkade Voor de stedenbouwkundige structuur zijn van belang: - de Koningin Wilhelminahaven met het T-vormige bekken parallel aan en in directe verbinding met de Nieuwe Maas. De zichtas die door deze verbinding ontstaat, en de binding versterkt tussen Vlaardingen en het water; - de Oost- en Westhavenkade met het kadekarakter met de steile walkanten; - de zichtassen vanaf de Galgkade en het Grote Visserijplein op de Buitenhaven en de Nieuwe Maas.

Voor de bebouwing zijn van belang: - de aaneengesloten gedifferentieerde aan de zeevisserij gerelateerde bebouwing aan de West- en Oosthavenkade met monumentale woon- en pakhuizen en bedrijfspanden; - de aan visserij gerelateerde bebouwing aan de Wilhelminahaven, waaronder voormalige rederijkantoren, haringpakhuizen, en rokerijen bepalend voor het havenkarakter; - De overige industriële, deels nog functionerende bebouwing rond de Koningin Wilhelminahaven, die bijdraagt aan het 'havenkarakter'.

BEGRENZING

De omgrenzing van het beschermd gezicht Vlaardingen is aangegeven op de begrenzingskaart. De grens loopt vanaf de Nieuwe Maas achter de bebouwing aan de Westhavenkade, buigt na de spoorwegovergang via de Parallelweg de Steenplaats in, steekt de Vetteoordskade over en loopt dan verder achter de percelen van de Prins Hendrikstraat langs. Buigt dan westwaarts achter de percelen van de Zomerstraat langs. Via Maassluissedijk en Dijksteeg, achterlangs het stadhuis, over de as van de Kuiperstraat en achter de noordzijde bebouwing Peperstraat langs en verder achter de bebouwing aan de westkant van de Hoogstraat en Kortedijk, met inbegrip van de molen Aeolus. De Schiedamsedijk vormt - tot de spoordijk - de noordelijke begrenzing van het beschermd gezicht en valt als belangrijke structuur binnen de begrenzing Via de noordzijde van de spoordijk buigt de grens naar het zuiden, dan over de spoorlijn heen, en over de Vulcaanweg. Vervolgens neemt zij de oostelijke kades van de Koningin Wilhelmina mee, achter het visserijpakhuis langs, naar de Nieuwe Maas. De noordoever van de Nieuwe Maas vormt de zuidelijke begrenzing van het gezicht

WAARDERING

Het beschermd stadsgezicht ‘Vlaardingen’ is een goed herkenbaar voorbeeld van een Middeleeuwse dijk- en havennederzetting, die een belangrijke stedelijke ontwikkeling doormaakte door de aanleg van nieuwe haven- en industriegebied en aansluitend een nieuw woongebied met stadspark. Het gezicht is allereerst van betekenis vanwege de herkenbaarheid van de ruimtelijk- historische structuur met duidelijk herkenbare onderdelen:  enerzijds de bebouwde dijk langs de westzijde van de Vlaarding, de kerkring en het oude havengebied, met daarbij de kenmerkende mix van woon- en werkfuncties;  anderzijds het nieuwe en in korte tijd voltooide woon- en werkgebied uit de tijd van de industrialisering, in gang gezet door de aanleg van de Nieuwe Waterweg. Het gezicht is op de tweede plaats van betekenis vanwege de nog aanwezige karakteristieke bebouwing in de drie onderscheiden deelgebieden, met onder meer de historische bebouwing langs de dijk (Hoogstraat) en rond de kerkring (Markt), de vele historische panden (pakhuizen, fabrieken, rederijkantoren) in het havengebied, en de nog gave delen van het woongebied met stadspark uit de periode rond 1875- 1930. Het beschermd stadsgezicht Vlaardingen is tenslotte van historisch belang vanwege de herkenbaarheid van de sociale, economische en ruimtelijke veranderingen die zich in het Maasmondgebied voordeden na aanleg van de Nieuwe Waterweg, illustratief voor de opkomst van dit gebied als een van de trekkers van de Nederlandse economie.

RECHTSGEVOLG VAN DE AANWIJZING

Ter effectuering van de bescherming van het aangewezen stadsgezicht moet ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 een bestemmingsplan worden vastgesteld. De toelichting op de aanwijzing als beschermd stadsgezicht kan daarbij als uitgangspunt dienen. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

74

Rho adviseurs voor leefruimte

75

Bijlage 9 Overlegreacties

Rho adviseurs voor leefruimte

Van: Linden, L van der Verzonden: dinsdag 4 juni 2013 7:32 Aan: Nootenboom, Karin Onderwerp: Concept ontwerp bestemmingsplan KW-kades Vlaardingen

Geachte mevrouw Nootenboom,

Wij hebben kennisgenomen van uw e-mail d.d. 5 november 2012, inzake het verzoek om reactie in het kader van artikel 3.1.1. Bro op concept bestemmingsplan "KW-kades" Te Vlaardingen.

Wij komen tot de conclusie dat geen impliciete en expliciete wijzigingen in het concept zijn opgenomen die kunnen leiden tot wijzigingen van het aanleggen en beheren van onze drinkwaterleidingen. Verder nemen wij aan dat de geldende regelingen voor het hebben en houden van leidingen geen veranderingen ondergaan.

Met vriendelijke groet,

L.A. van der Linden Medewerker Regieteam Stafbureau Infra Contact T. +31(0)10-2936368 F. +31(0)10-2935303 E. [email protected]

1 GESCAT-m J 2 5 JÜNI 2013 Hoogheemraadschap van Delfland

Aan het College van gemeente Vlaardingen uw BRIEF 5 juni 2013 t.a.v. mevrouw K. Nootenboom ONS KENMERK Postbus 1002 1077035

3130 EB VLAARDINGEN DELFT 21 juni 2013

ONDERWERP Watertoets voorontwerp bestemmingsplan KW-kades

Geacht college,

In het kader van artikel 3.1.1 Bro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp bestemmingsplan KW-kades in Vlaardingen toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp bestemmingsplan.

Wel instemmen Delfland kan met het voorontwerp bestemmingsplan instemmen. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding, is invulling gegeven.

Voor meer informatie of vragen kunt u terecht bij de contactpersoon, vermeld onderaan deze brief.

Hoogachtend, Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland, namens deze, de Teamleidef'Ruimtelijke Planvorming,

drs. R.M.H. Tekke

BIJLAGE(N) - CONTACT de heer W.J. Vincent • T (015) 260 80 85- E [email protected] POSTADRES Postbus 3061, 2601 DB Delft • WEBSITE www.hhdelfland.nl SECTOR Beleid en Onderzoek • TEAM Ruimtelijke Planvorming Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond OESCAND 1 4 JUNI 2013

Directie Risico- en Crisisbeheersing Postadres Postbus 9154 3007 AD Rotterdam Bezoekadres Wilhelminakade 947 Gemeente Vlaardingen Rotterdam College van burgemeester en wethouders Telefoon 010-4468 900 T.a.v. mw. K. Nootenboom Telefax 010-4468 699 Postbus 1002 E-Mail [email protected] 3130 EB VLAARDINGEN Ons kenmerk 13uit07074/R&C/JT/RL/DdG Betreft Voorontwerpbestemmingsplan KW kades. Veiligheidsadvies: 3817/038 Datum 12 juni 2013 Behandeld door R- Looijmans

Geacht College,

Op 3 juni 2013 heeff mevrouw K. Nootenboom, Senior Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening van uw gemeente, in het kader van het vooroverleg bij bestemmingsplannen zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, het voorontwerpbestemmingsplan "KW kades" vrijgegeven en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) verzocht hierop een advies uit te brengen.

De afdeling Risicobeheersing van de VRR brengt in het kader van externe veiligheid advies uit over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpveriening en zelfredzaamheid. Zij doet dit middels een analyse van de omgeving waarbij risicobronnen, mogelijke scenario's en hun effecten worden beschouwd (zie bijlage 1).

Voor het beoordelen van het ruimtelijk plan dient u een gemotiveerde afweging te maken tussen de overwegingen met betrekking tot externe veiligheid en de toegevoegde waarde van het ruimtelijk plan. Graag verneemt de VRR uw besluit met betrekking tot de onderstaande adviespunten.

Advies Ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kunnen geen maatregelen geborgd worden die vallen binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening. Deze maatregelen kunnen echter wel gerealiseerd worden binnen de context van de gemeentelijke verantwoordelijkheid ex art. 3 Wet Veiligheidsregio's:

1. Herontwikkeling of nieuwbouw binnen de 1 % letaliteitcontour van de Vulcaanweg (35 meter vanuit de rechterrijbaan) zodanig te construeren dat aanwezigen bij een (dreigende) plasbrand meer tijd en gelegenheid hebben om te vluchten. Voor het ontvluchten van de voorziene objecten is het wenselijk minimaal één (nood)uitgang van de risicobron af te richten. Alle (nood)uitgangen in voldoende mate aan te laten sluiten op de infrastructuur van de omgeving. 2. Herontwikkeling of nieuwbouw binnen 35 meter van rechterrijbaan van de Vulcaanweg zodanig te construeren dat het bouwwerk beschermd is tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand. Hierbij kan voor de gevels gericht naar de risicobron gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels en/of het glasoppervlak die gericht zijn naar de risicobron behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux > 15 kW/m^. Bij de veriening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient bij de brandpreventieve toets rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand op de gevel. 3. Gebouwen binnen het plasbrand aandachtsgebied van de Nieuwe Maas, dit betreft een strook van 40 meter vanaf de oever van de Nieuwe Maas, zodanig te realiseren dat deze beschermd zijn tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand. Hierdoor worden aanwezige personen in staat gesteld om het effectgebied Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

sneller en veiliger te ontvluchten. Hierbij kan voor de gevels gericht naar de Nieuwe Maas gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels en of het glasoppervlak welke gericht zijn naar de Nieuwe Maas, behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux > 15 kW/m^. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient bij de brandpreventieve toets rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand op de gevel. 4. Met betrekking tot eventuele nieuwe ontwikkelingen (binnen een zone van 120 meter vanaf de Vulcaanweg) geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kunnen worden door gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden. 5. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".

Voor vragen of nadere toelichting kunt u contact opnemen met de heer R. Looijmans, beleidsmedewerker van de afdeling Risicobeheersing van de VRR. Zijn telefoonnummer is 010-4468 896, e-mail: [email protected]

Met vriendelijke groet,

het Bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, namens deze,

Mw. drstl^.cHrijselaar mpa. Directeur Risico- en Crisisbeheersing.

Bijlage 1: Achtergrond veiligheidsadvies voorontwerpbestemmingsplan KW kades

Kopie: • Dhr. P. Vonk, OVD-BZ, gemeente Vlaardingen • Dhr. A.P. Groeneweg, Bureauhoofd Ruimtelijke Ontwikkeling, DCMR • Dhr. W. Kooijman, Bureauhoofd Bureau Veiligheid, DCMR • Dhr. L. Fer, Teamleider Brandpreventie Rijnmond Noord, VRR Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Bijlage 1

Achtergrond veiligheidsadvies voorontwerpbestemmingsplan KW kades

Situatiebeschrijving Het plangebied ligt in de gemeente Vlaardingen. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Risicobronnen In het plangebied en in de nabijheid ervan zijn drie relevante risicobronnen aanwezig: I. Opslag van waterstoffluoride bij Shell Nederiand Raffinaderij. II. Transport van gevaarlijke stoffen over de Vulcaanweg. III. Transport van gevaariijke stoffen over de Nieuwe Maas.

Scenario's Voor het bepalen van het resteffect en voor het bepalen van maatregelen met betrekking tot zeer kwetsbare bestemmingen wordt uitgegaan van de 1% letaliteitcontour (LCOl) van het worst case scenario. Voor het bepalen van gewenste maatregelen voor (beperkt) kwetsbare bestemmingen wordt de 1% letaliteitcontour van het meest geloofwaardige scenario gebruikt.

Worst case: 1. BLEVE^ (catastrofaal falen tankwagen LPG/propaan) op de Vulcaanweg. Scenario: transport brandbare gassen (GF3) weg (WCS) Warme-BLEVE: Door verhitting van een tankwagen met LPG/propaan kan de tankwand bezvirijken onder de toegenomen druk. Het gevolg is een explosie in de vorm van een vuurbal met grote hittestraling. In de omgeving van het incident zullen mensen overlijden: tot op grote afstand raken mensen gewond en breken secundaire branden uit 1 35 kW/m2 LC100 Alle blootgestelde mensen komen te overlijden 90 meter 23 kW/m2 LC10 10% van blootgestelde mensen komt te overiijden 140 meter 12,5 kW/m2 LCOl 1 % van blootgestelde mensen komt te overlijden 230 meter 5 kW/m2 Blootgestelde mensen kunnen overiijden 400 meter Uitgangspunten BLEVE met LPG/propaan tankwagen Afstand vanuit het hart van de rijbaan Overiijden op basis van een blootstellingduur van 12 seconden

^ Een explosiescenario doordat de druk in een opslagtank (propaan- of LPG-tankwagen) zo toeneemt dat de tank openbarst en de vloeistof er als een brandende wolk uitkomt BLEVE: boiling liquid expanding vapour explosion.

-2- Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

2, Vrijkomen toxische stoffen door het (instantaan) falen van een tankwagen met ammoniak op de Vulcaanweg. Scenario: transport toxische gassen (GTS) weg (WCS)

Vrijkomen toxisch gas: Door het bezwijken van een tankvragen met toxische stoffen, komt de inhoud ervan vrij. Mensen die de worden blootgesteld aan de toxische stof kunnen hieraan overiijden of gewond raken. LCIOO Alle blootgestelde mensen komen te overiijden 100 meter LC50 50% van blootgestelde mensen komt te overiijden 225 meter LC01 1% van blootgestelde mensen komt te overiijden 400 meter LBW Blootgestelde mensen kunnen overiijden 550 meter AGW Irreversibele gezondheidsschade is mogelijk 2200 meter Uitgangspunten Falen tankwagen gevuld met ammoniak Afstand vanuit de rechterzijde van de rechterrijstrook Blootstellingduur 600 seconde

Vrijkomen toxische stoffen door het (instantaan) falen van een tankcompartiment van een zeeschip met ammoniak op de Nieuwe Maas. Scenario: transport toxische gassen (GTS) zeevaart (WCS)

Vrijkomen toxisch gas: Door bezwijken van een scheepscompartiment met toxische stoffen, komt de inhoud ervan vrij. Mensen die de worden blootgesteld aan de toxische stof kunnen hieraan overiijden of gewond raken. LCIOO Alle blootgestelde mensen komen te overiijden 150 meter LC50 50% van blootgestelde mensen komt te overiijden 650 meter LCOl 1% van blootgestelde mensen komt te overiijden 1200 meter LBW Blootgestelde mensen kunnen overiijden 1500 meter Uitgangspunten Falen tank zeevaartschip gevuld met ammoniak Afstand vanuit het midden van de waterweg Uitstroom 150 ton

1 nstantaan falen buffervat waterstoffluoride Shell Nederland Raffinaderij. Scenario: Instantaan falen buffervat waterstoffluoride (WCS)

Vrijkomen toxisch gas: Door instantaan bezwijken van een buffervat met vraterstoffluoride, komt de inhoud ervan vrij. Mensen die de worden blootgesteld aan de toxische stof kunnen hieraan overiijden of gewond raken. LCIOO Alle blootgestelde mensen komen te overiijden 425 meter LC50 50% van blootgestelde mensen komt te overiijden 1700 meter LCOl 1% van blootgestelde mensen komt te overiijden 3400 meter LBW Blootgestelde mensen kunnen overiijden 6000 meter Uitgangspunten Falen tank binnenvaartschip gevuld met ammoniak Afstand vanuit het midden van de waterweg Uitstroom 60 ton

-3- Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Meest geloofwaardig: 5. Vrijkomen toxische stoffen door lekkage van een tankwagen met ammoniak op de Schiedamsedijk. Scenario: transport toxische gassen (GTS) weg (MGS) Vrijkomen toxisch gas: Door lekkage van een tankwagen met toxische stoften, komt de inhoud ervan vrij. Mensen die de worden blootgesteld aan de toxische stof kunnen hieraan overiijden of gewrond raken. LCIOO Alle blootgestelde mensen komen te overiijden 40 meter LC50 50% van blootgestelde mensen komt te overiijden 55 meter LCOl 1 % van blootgestelde mensen komt te overiijden 120 meter LBW Blootgestelde mensen kunnen overiijden 150 meter AGW Irreversibele gezondheidsschade is mogelijk 500 meter Uitgangspunten Lekkage tankwagen gevuld met ammoniak (15 mm lek) Afstand vanuit de rechterzijde van de rechterrijstrook Bronsteri

_6^ Plasbrandscenario door falen tankwagen met brandbare vloeistof op de Vulcaanweg. Scenario: transport brandbare vloeistoffen (LF2) weg (MGS)

Plasbrand: Door bezwijken van de tankwand van een tankwagen met brandbare vloeistoffen en ontsteking van de inhoud ervan, ontstaat een brandende vloeistofplas. Door de hittestraling overiijden mensen dichtbij en kunnen secundaire branden uitbreken. 1 35 kW/m2 LCIOO Alle blootgestelde mensen komen te overiijden 20 meter 23 kW/m2 LCIO 10% van blootgestelde mensen komt te overiijden 25 meter 12,5 kW/m2 LCOl 1% van blootgestelde mensen komt te overiijden 35 meter 5 kW/m2 Blootgestelde mensen kunnen overlijden 70 meter Uitgangspunten Falen benzinetankwagen Afstand vanuit de rechterzijde van de rechterrijstrook Overlijden op basis van een blootstellingduur van 20 seconden Duur hittestraling: 5 minuten

Plasbrandscenario Nieuwe Maas. Scenario: transport brandbare vloeistoffen (LF2) zeevaart (MGS) Plasbrand: Door bezwijken van een ix)mpartiment van een schip met brandbare vloeistoffen en ontsteking van de inhoud ervan, ontstaat een brandende vloeistofpias. Door de hittestraling overiijden mensen dichtbij en kunnen secundaire branden uitbreken. 1 35 kW/m2 LCIOO Alle blootgestelde mensen komen te overiijden 40 meter 23 kW/m2 LCIO 10% van blootgestelde mensen komt te overiijden 50 meter 12,5 kW/m2 LCOl 1% van blootgestelde mensen komt te overiijden 70 meter 5 kW/m2 Blootgestelde mensen kunnen overiijden 90 meter Uitgangspunten Lekkage tank zeevaartschip gevuld met hexaan Afstand vanaf de rand/oever van de vaarweg (insteekhavens e.d. niet beschouwd) Overiijden op basis van een blootstellingduur van 20 seconden

-4 Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Zelfredzaamheid De zelfredzaamheid geeff aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Per scenario verschillen de mogelijkheden hiertoe. Binnen het plangebied is de sirenealarmering goed hoorbaar waardoor een effectieve alarmering van de bevolking mogelijk is.

Ad 1 BLEVE scenario Voor het beschouwde scenario als gevolg van een BLEVE- incident met een tankwagen met vloeibaar gas geldt dat een potentieel incident zich opbouwt in de tijd en zich voor aanwezigen onverwacht kan voltrekken. De effectafstanden zijn groot. De BLEVE kan binnen 20 tot 30 minuten plaatsvinden. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn aanwezig, mits tijdig aangevangen wordt met ontruiming en er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht.

Ad 2/3/4/5 Toxisch scenario Voor het beschouwde scenario als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar voor omwonenden. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Ad 6/7 Plasbrandscenario Voor het beschouwde scenario als gevolg van een plasbrand geldt dat de brand zich snel kan ontwikkelen. Dit effect is zichtbaar voor de aanwezigen in de locatie. Ontvluchten is mogelijk, mits er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht.

5- 76

Rho adviseurs voor leefruimte

Regels 78

Rho adviseurs voor leefruimte

79

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan het bestemmingsplan KW-kades met identificatienummer NL.IMRO.0622.0235bpKwkd2012-0130 van de gemeente Vlaardingen.

1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ander bouwwerk een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waaronder silo's, tanks en kranen (niet zijnde hei- en funderingsmachines).

1.6 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.8 bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.9 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 Bevi-inrichtingen bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van bedrijven zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Rho adviseurs voor leefruimte

80

1.12 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwgrens de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.18 escortbedrijf de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.19 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 geluidszone - industrie een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.21 gezoneerd industrieterrein terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.22 hoofdgebouw een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

Rho adviseurs voor leefruimte

81

1.23 horeca het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij. Hierbij is een onderscheid gemaakt in de volgende categorien:  Categorie 1: Lichte horeca / dagzaken Deze categorie omvat de winkelondersteunende horeca, zonder alcoholvergunning. Het voornaamste criterium is de Winkeltijdenwet, wat inhoudt maandag tot en met zaterdag geopend tot maximaal 22.00 uur en op koopzondagen. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Tot de categorie lichte horeca behoren zaken als een automatiek, broodjeszaak, lunchroom, ijssalon, traiteur/afhaalcentrum. Voor bepaalde zaken geldt dat zij wel op zondag geopend mogen zijn, omdat zij vallen onder het vrijstellingenbesluit (artikel 10b van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet).  Categorie 2: Horeca Onder deze categorie vallen horeca-inrichtingen waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van maaltijden / eten. Alleen hebben zij of een drank- & horecavergunning zoals bistro, restaurant, eetcafé en/of zijn zij buiten de tijden van de Winkeltijdenwet geopend en hebben een verkeersaantrekkende werking zoals shoarma- en pizzeriazaken. Tevens kunnen zij over een bezorg- of afhaalservice beschikken, waardoor zij aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken. Ook bedrijven / inrichtingen gericht op het verschaffen van logies, al of niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of drank, vallen onder deze categorie (hotel, pension).  Categorie 3: Middelzware horeca In deze categorie zitten de horecabedrijven waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en die voor een goed functioneren ook een gedeelte van de nacht geopend zijn. Daardoor kunnen zij een groter publiek aantrekken en daardoor aanmerkelijke hinder voor de omgeving met zich meebrengen. Zaken als een (grand)café, bierhuis, biljart- of poolcentrum en een proeflokaal vallen onder deze categorie. (N.B. Echter als het proeflokaal gecombineerd wordt met eten, valt het onder categorie 2).  Categorie 4: Zware horeca Met zware horeca worden zaken aangeduid die gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers hebben en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Hieronder vallen zaken als zalenverhuur / partycentrum (regulier gebruik t.b.v. feesten, muziek, dansevenementen), dancing / discotheek, bar / nachtclub en een casino of amusementscentrum (met horeca). De laatste is onder de zware horeca geplaatst gelet op de bijzondere wetgeving waarmee deze te maken heeft.  Paracommerciële horeca Dit betreft aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca, zoals sportkantines, sociaal-culturele en educatieve instellingen en instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

1.24 overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.25 Parkeerbeleid Vlaardingen 2008 het Parkeerbeleid Vlaardingen 2008, zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels.

1.26 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van de vaststelling van het plan.

Rho adviseurs voor leefruimte

82

1.27 seksinrichting de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.28 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', zoals opgenomen als bijlage 2 bij de regels.

1.29 woning een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Rho adviseurs voor leefruimte

83

Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Rho adviseurs voor leefruimte

84

Rho adviseurs voor leefruimte

85

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 t/m 3': tevens bedrijfsactiviteiten met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteiten in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein': aanduiding SBI-code 1993 SBI-code 2008 uit ten hoogste milieucategorie specifieke vorm van 284 255, 331 3.2 bedrijf -1 2821 2529, 3311 4.2 29 27, 28, 33 4.1 specifieke vorm van 29 27, 28, 33 4.1 bedrijf - 2 specifieke vorm van 284 255, 331 3.2 bedrijf - 3 d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning; e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel op de begane grond toegestaan; f. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens dienstverlening toegestaan; g. bijbehorende voorzieningen, zoals ondergeschikte kantoren, toegangswegen, voet- en fietspaden, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen en overkappingen a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen, en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven bouw- en goothoogte; d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van het bouwvlak van het bouwperceel; indien geen aanduiding is opgenomen, bedraagt het maximum bebouwingspercentage ten hoogste 70 %;

Rho adviseurs voor leefruimte

86

e. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: erf- en terreinafscheidingen en vrijstaande reclamezuilen 2,5 m lichtmasten 15 m vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie 15 m antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes 5 m van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m

3.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. op onbebouwde gronden is opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan de toegestane bouwhoogte voor gebouwen niet toegestaan; d. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 3.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan; e. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; f. bedrijven die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn aangeduid met verkeersindex 3G zijn niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels 3.4.1 Omgevingsvergunning afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1: a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

3.4.2 Omgevingsvergunning bedrijven met verkeersindex 3G Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.3 onder f, indien de infrastructuur in de omgeving dusdanig is gewijzigd dat er in het plangebied bedrijven met verkeersindex 3G kunnen worden toegestaan zonder dat daardoor problemen in de verkeersafwikkeling ontstaan. Het bevoegd gezag kan tevens bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.3 onder f, indien het betrokken bedrijf gelet op de specifieke werkwijze qua verkeersaantrekkende werking gelijkgesteld kan worden met bedrijven met een andere verkeersindex dan 3G.

Rho adviseurs voor leefruimte

87

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen en water; b. fiets- en voetpaden; c. onderhoudswegen.

4.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

Rho adviseurs voor leefruimte

88

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horeca, zoals bedoeld in categorie 1 en 2 (artikel 1 lid 1.23); b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4': tevens horeca tot en met categorie 4 (artikel 1 lid 1.23); c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - bezorgen en afhalen': tevens een bezorgdienst en afhaalrestaurant; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - paracommercie': tevens paracommerciële horeca; e. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting': tevens een seksinrichting inclusief escortbedrijf; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals terrassen, toegangswegen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven bouw- en goothoogte; d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

5.3 Specifieke gebruiksregel Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Rho adviseurs voor leefruimte

89

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 1 x 2 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, (beeldende) kunstwerken en water.

6.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 9 m.

Rho adviseurs voor leefruimte

90

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 1 x 2 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden; b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, (beeldende) kunstwerken en water.

7.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 9 m.

Rho adviseurs voor leefruimte

91

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water ten behoeve van de waterhuishouding; b. de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs; c. verkeer te water; d. aanleg, beheer en onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering; e. het vergroten van de afvoercapaciteit.

8.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels Het innemen van ligplaatsen voor woonboten is niet toegestaan.

Rho adviseurs voor leefruimte

92

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – worden gebouwd, indien de betrokken archeologische waarden - gelet op het archeologische rapport - door de bouwactiviteiten niet worden geschaad; d. voor zover het bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – kan leiden tot schade aan de betrokken archeologisch waarden kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden; deze voorschriften zijn gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg; e. het bepaalde onder b t/m d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlak van ten hoogste 100 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 2 m onder NAP en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 9.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 2 m onder NAP, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage; b. het op een grotere diepte dan 2 m onder NAP aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

9.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod van 9.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2 in acht is genomen; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

Rho adviseurs voor leefruimte

93

e. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen.

9.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overgelegd dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien: a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Rho adviseurs voor leefruimte

94

Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie

10.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het 'Beschermd stadsgezicht Vlaardingen'.

10.2 Bouwregels Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. de voorgevel van de gebouwen dient in de grens van het bouwvlak te worden geplaatst. b. in hoeksituaties dient ook de naar de weg gekeerde zijgevel van een gebouw in de grens van het bouwvlak te worden geplaatst. c. de bestaande goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, kapvorm en dakhelling van bestaande objecten mogen niet worden gewijzigd; d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.2 onder c en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de culthuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Commissie voor welstand en monumenten.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden 10.4.1 Aanlegverbod Het is verboden om op de voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: a. het gehele pand of object of een deel daarvan te slopen; b. historische stoepen, walkanten en/of de indeling van wegen te wijzigen.

10.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod van 10.4.1 is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden: a. betrekking hebben op het normale onderhoud van de gronden; b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de aanvraag tot een omgevingsvergunning voor bouwen is gehonoreerd; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

10.4.3 Voorwaarden De bovengenoemde vergunning wordt slechts verleend indien de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden of de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van het beschermde stadsgezicht en de Commissie voor welstand en monumenten daarover heeft geadviseerd.

Rho adviseurs voor leefruimte

95

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

11.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 9 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Rho adviseurs voor leefruimte

96

Rho adviseurs voor leefruimte

97

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Antidubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Rho adviseurs voor leefruimte

98

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 3 m bedraagt.

13.2 Bestaande maten a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Rho adviseurs voor leefruimte

99

Artikel 14 Algemene gebruiksregels Behoudens het bepaalde in artikel 5 lid 5.1 onder c wordt tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen en (raam)prostitutie.

Rho adviseurs voor leefruimte

100

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Bouwverbod Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen’ zijn nieuwe bouwwerken niet toegestaan.

15.2 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1. a. om nieuwe bouwwerken toe te laten in het gebied tussen 25 en 40 m vanaf de kade, indien: 1. er sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang; 2. de veiligheid voldoende wordt gegarandeerd; 3. de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond advies heeft uitgebracht; b. om nieuwe kleinschalige voorzieningen ter ondersteuning van het dagrecreatieve karakter van de oever, zoals restaurants, cafés en kiosken, alsmede nieuwe bouwwerken die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de vaarweg of de haven, zoals radarposten en kranen, toe te laten, indien: 1. de bereikbaarheid van de oever voor hulpverleningsdiensten en de mogelijkheden voor optreden van deze diensten hierdoor niet worden belemmerd; 2. er voldoende vluchtmogelijkheden (van de risicobron af gericht) zijn; 3. het scheepvaartverkeer niet wordt belemmerd (zichtlijnen, radarwerking etc.); 4. de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en de beheerder van de vaarweg of haven advies hebben uitgebracht.

Rho adviseurs voor leefruimte

101

Artikel 16 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van hoofdstuk 2, paragraaf 5 van de bouwverordening Vlaardingen zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. de ruimte tussen bouwwerken; b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Rho adviseurs voor leefruimte

102

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen ; c. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, waarvan de oppervlakte ten hoogste 30 m² en de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen; d. het bouwen van reclamemasten of (beeldende) kunstwerken met een bouwhoogte van ten hoogste 40 m. De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Rho adviseurs voor leefruimte

103

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen.

18.2 Verwijderen gebiedsaanduiding 'gezoneerd industrieterrein' Burgemeester en wethouders kunnen de gebiedsaanduiding 'gezoneerd industrieterrein' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien: a. dit wenselijk is vanwege woningbouw in of nabij het plangebied; b. ter plaatse van woningen op het voormalige gezoneerde industrieterrein wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, dan wel aan een verleende hogere grenswaarde; c. hierdoor geen onevenredige beperkingen voor bedrijven ontstaan.

Rho adviseurs voor leefruimte

104

Artikel 19 Overige regels

19.1 Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de planregels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

19.2 Parkeren a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 t/m 8 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens bijlage 4 van het Parkeerbeleid Vlaardingen 2008, tabel Rest bebouwde kom; b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten; c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd; d. indien bij de eindberekening het aantal parkeerplaatsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond; e. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de onder a bedoelde normen, indien wordt voldaan aan de in het Parkeerbeleid 2008 genoemde voorwaarden voor afwijking.

Rho adviseurs voor leefruimte

105

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. het bevoegd gezag kan eenmalig voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%; c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Rho adviseurs voor leefruimte

106

Artikel 21 Slotregel Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan KW-kades'.

Rho adviseurs voor leefruimte bijlagen bij de Regels 108

Rho adviseurs voor leefruimte

109

Bijlage 1 Parkeerbeleid Vlaardingen 2008

Rho adviseurs voor leefruimte

Parkeerbeleid Vlaardingen 2008

Gemeente Vlaardingen

Parkeernota gemeente Vlaardingen - als besloten in de raadsvergadering van 30 oktober 2008 -

Inhoud

Samenvatting iii

1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Doelstelling en beleidskaders 1 1.3 Leeswijzer 2 2 Parkeerbeleid 3 2.1 Doelgroepen 3 2.1.1 Bezoekers 4 2.1.2 Bewoners 4 2.1.3 Bedrijven 4 2.1.4 Zorgverleners 4 2.1.5 Marktkooplieden 5 2.1.6 Autodate 5 2.1.7 Gehandicapten 5 2.1.8 Laden en lossen 5 2.1.9 Bestelbusjes 5 2.1.10 Grote voertuigen 6 2.2 Gebiedsindeling 6 2.2.1 Stadshart+ 9 2.2.2 Middengebied 9 2.2.3 Parkeergebied Rest Bebouwde kom 10 2.3 Parkeernormen en bestaande parkeervraag 10 2.4 Parkeerfonds 11 2.5 Parkeerverwijssysteem 12 3 Instrumenten parkeerregulering 13 3.1 Bezoekersparkeren (incidentele parkeerders) 13 3.1.1 Op straat 13 3.1.2 Parkeergarage 14 3.2 Parkeervergunningen en –abonnementen 15 3.2.1 Bewoners 15 3.2.2 Bedrijven 15 3.2.3 Zorgverleners 16 3.2.4 Marktkooplieden 16 3.2.5 Autodate 16 3.3 Blauwe zone 16 3.4 Samenvatting: kernpunten nieuw parkeerbeleid 17 4 Uitvoeringsprogramma 18 4.1 Algemene uitgangspunten voor te nemen maatregelen 18 4.2 Gebied Stadshart+ 18 4.3 Middengebied 20 4.4 Rest bebouwde kom 23 5 Communicatie 24

Parkeernota 2008 i

6 Organisatie en Financiën 25 6.1 Uitvoering 25 6.1.1 Openbare Werken 25 6.1.2 P1 25 6.1.3 Interparking Nederland 26 6.2 Financiën 26 7 Meten en evalueren 28

Bijlage 1 Kaart van het gereguleerde gebied 1 Bijlage 2 Digitalisering parkeerregulering 2 Bijlage 3 Verkenning kansen op aanleg extra straatparkeerplaatsen in de bestaande ruimte. 4 Bijlage 4 Parkeernormen 6 Bijlage 5 Geautoriseerde zorgverleners 9

Parkeernota 2008 ii Samenvatting Parkeernota Vlaardingen 2008

Kernpunten parkeerbeleid · Het parkeerbeleid is erop gericht om schaarse parkeerruimte in bestaande wijken eerlijk te verdelen en bij nieuwbouw en herontwikkeling voldoende parkeerplaatsen toe te voegen voor het bijbehorende gebruik. · Parkeervergunningen helpen het verdelen van de schaarse ruimte, maar bieden geen garantie op een plaats voor de deur. · De eerste bewonersvergunning is gratis. · Voor bezoekers van bewoners is een bezoekersregeling opgesteld (kraskaarten). · Alle openbare parkeerplaatsen zijn beschikbaar voor mensen met een parkeerticket of –vergunning, behalve de parkeerplaatsen voor kortparkeren (maximaal 1 uur) en ultrakort parkeren (maximaal 30 minuten), die zijn niet beschikbaar voor parkeervergunninghouders. Nader aan te wijzen parkeerplaatsen in het kernwinkelgebied worden gereserveerd voor ultrakort parkeren. · Door het verkleinen van de tijdseenheden wordt het betalen voor bezoekers eerlijker. Betalen met chipknip en mobiele telefoon wordt gefaseerd ingevoerd. · Waar mogelijk moet geparkeerd worden op eigen terrein. Bij nieuwbouw of herontwikkeling moet voldaan worden aan de parkeernormen. Er komt een parkeerbijdrageregeling voor het geval niet aan deze verplichting kan worden voldaan (€ 20.000 per plaats). · De geldende parkeernormen verschillen per deelgebied en zijn gebaseerd op de landelijk gehanteerde kencijfers van het CROW voor centra (Stadshart+), schil/overloopgebied (Middengebied) en rest bebouwde kom. · De parkeerexploitatie is op lange termijn kostendekkend. Tot dat moment worden de tekorten uit de algemene middelen gefinancierd.

Parkeernota 2008 iii Samenvatting Parkeernota Vlaardingen 2008

Parkeerregulering In de gebieden Stadshart+ en het Middengebied wordt parkeerregulering ingevoerd of aangepast aan het nieuwe beleid. In de rest van de bebouwde kom wordt nog geen generiek beleid ontwikkeld. In geval van herstructurering wordt zonodig parkeerregulering ingevoerd. In de figuur hiernaast zijn de contouren van het oorspronkelijke gebied met parkeerregulering (blauw) weergegeven ten opzichte van het Stadshart+ (rood). Het oorspronkelijke gebied met parkeerregulering beslaat derhalve het gehele Stadshart+, een groot deel van Centrum Noord West en delen van de Vettenoordsepolder en Oostwijk.

In de figuur hieronder is de (aangepaste) zone-indeling in het gebied met parkeerregulering weergegeven.

Parkeernota 2008 iv Samenvatting Parkeernota Vlaardingen 2008

Stadshart+ Middengebied Parkeerbeleid · waar mogelijk parkeren op eigen parkeerplaats · parkeren bewoners (maximaal 2 auto’s) op straat binnen circa 300 meter van de bestemming · parkeren bezoekers primair in parkeergarages, maar daar waar mogelijk ook op straat · parkeren werknemers in parkeergarage of buiten het gereguleerde parkeergebied · parkeren bedrijven/instellingen (maximaal 2 auto’s) op straat aantal adressen woningen: 1.530 woningen: 7.000 winkels, horeca, bedrijven: 460 winkels, horeca, bedrijven: 600 aantal straat: 700, waarvan 27 exclusief voor bezoekers straat: 5.700 parkeerplaatsen huidige parkeergarages: 1.071 aantal vergunningen huidig aantal vergunningen op basis van huidig restrictiegebied. Dit valt niet samen met nieuwe gebiedsindeling: (januari 2008) bewoners 1921 geen restrictie in aantal per woning bezoekers 677 deze vergunning wordt vervangen door bezoekersregeling bedrijven (sector gebonden) 149 bedrijven (overall) 136 marktkooplieden 10 Parkeerdruk (2007) werkdag1: 50-90% nacht: 80-100% op straat nacht: 80-100% werkdag1: 40-80% koopavond: >90% koopavond: 60-90% zaterdag: 70-100% zaterdag: 60-90% Tijdstippen straatparkeren parkeergarages2 straatparkeren parkeerregulering Tijdvenster A Tijdvenster B maandag – zaterdag: 9.00 – 22.00 uur 7.00 – 22.00 uur 9.00 – 22.00 uur 17.00 – 22.00 uur koopzondag: 12.00 – 17.00 uur 11.00 – 18.00 uur 12.00 – 17.00 uur geen Bezoekers Op straat: € 2, - per uur (op aan te wijzen plaatsen maximaal 1 uur Op straat: € 1,50 per uur (zonder maximum algemeen, winkels, en maximaal een ½ uur; betaling per € 0,50 = 15 minuten) of parkeerduur; betaling per € 0,20 = 8 minuten) of horeca, bedrijven € 12,50 per dag3 € 12,50 per dag3 etc. In parkeergarages4: € 1,50 per uur (betaling per € 0,20 = 8 min.) of € 10, - per dag, tussen 18.00 en 9.00 (buiten winkelopeningstijden) maximale kosten € 2,50

1 Op marktdagen hogere gemiddelde bezetting 2 Openingstijden parkeergarages voor inrijden van niet abonnementhoudende bezoekers, uitrijden wel 24 uur per dag mogelijk. Voor abonnementhouders inrijden 24 uur per dag mogelijk. 3 Dagkaarten zijn niet sectorgebonden. Deze zijn een hele dag geldig voor alle sectoren. 4 Bedrijven en organisaties kunnen kortingskaarten voor hun bezoekers bij de parkeergarages kopen voor 1, 2, 3 of 24 uur bij minimale afname van 50 stuks.

Parkeernota 2008 v Samenvatting Parkeernota Vlaardingen 2008

Stadshart+ Middengebied bewoners zonder 1ste vergunning: gratis parkeereis 2de vergunning: € 84, - per jaar in de vergunningsector van de woning òf gratis (voor een bestelbusje op de speciale terreinen voor bestelbusjes) maximaal 2 vergunningen per woning5 1 abonnement voor in parkeergarage buiten winkelopeningstijden: € 40,- per kwartaal. Uitgifte afhankelijk van beschikbare capaciteit. bewoners met 1 abonnement voor in parkeergarage buiten winkelopeningstijden: € 40,- per kwartaal. Uitgifte afhankelijk van beschikbare parkeereis capaciteit. bezoekers bewoners, Per woning maximaal 200 kraskaarten per jaar voor € 0,50 per stuk6 (voor 2 uur parkeren). mantelzorgers bedrijven Eén sectorgebonden bedrijfsvergunning op naam bedrijf: € 350, - per jaar (alleen voor bedrijven zonder eigen parkeerplaats). Eén overallbedrijfsvergunning op naam bedrijf: € 650, - per jaar geldig voor het gehele gereguleerde gebied. € 12,50 per dag2 op straat. Parkeerabonnement in parkeergarage: € 1.100, - per jaar geregistreerde Aan door het college aangewezen geregistreerde zorginstellingen kunnen zorgverlenervergunningen op naam worden zorgverleners afgegeven voor € 84, - per vergunning per jaar. Het maximale aantal zorgverlenervergunningen per instelling is gerelateerd aan het aantal werknemers met een maximum van 10 vergunningen per instelling. marktkooplieden eendaagse vergunning voor aangegeven terrein: € 71 per jaar (maximaal 1) tweedaagse vergunning voor aangegeven terrein: € 142 per jaar (maximaal 1) gehandicapte Indien zij in aanmerking komen voor een individuele Gehandicaptenparkeerplaats (GPP, op kenteken) moeten ze tevens bewoners een gewone bewonersvergunning aanschaffen. gehandicapte Geen betaalplicht (met gebruik van parkeerschijf 3 uur gratis parkeren op alle parkeerplaatsen met uitzondering van de bezoekers (ultra)kortparkeerplaatsen). laden/lossen Waar nodig en mogelijk zijn plaatsen bestemd voor laden en lossen. Voorts geldt de Wegenverkeerswet. grote voertuigen Vrachtwagenparkeerplaatsen: Groot Vettenoord, De Vergulde Hand, ’t Scheur, parkeerterrein ten noord-westen van de Marathonweg, de omgeving van de KW-haven met uitzondering van het gedeelte van de Oosthavenkade tegenover de Pelmolen.

5 Bestaande vergunninghouders met ruimer aantal vergunning behouden vergunningen (uitsterfbeleid). 6 Voor bewoners met een zorgindicatie kan het aantal kraskaarten in overeenstemming met hun zorgbehoefte worden uitgebreid, vergoeding kan plaatsvinden via de WMO.

Parkeernota 2008 vi

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het huidige parkeerbeleid van Vlaardingen stamt uit 2003 en is beschreven in de nota “Een evenwichtige koers” die de raad in november van dat jaar heeft vastgesteld. Onder invloed van een veranderende parkeersituatie in Vlaardingen en nieuwe inzichten en wensen is in de afgelopen periode een proces tot bijsturing van het parkeerbeleid in gang gezet. In 2006 is het parkeerbeleid geëvalueerd en in oktober 2006 is in aansluiting daarop de notitie “Verkenningen nieuw parkeerbeleid” verschenen. Een en ander heeft vervolgens geleid tot de door de gemeenteraad in januari 2008 vastgestelde “Kadernota Parkeerbeleid 2008 – 2011”. In het voorjaar van 2007 zijn bovendien parkeerdrukmetingen uitgevoerd binnen het centrum en de schil daarom heen ter bepaling van de feitelijke parkeersituatie. In de voorliggende Parkeernota Vlaardingen 2008 wordt het beleid en de uitvoeringsmaatregen aangegeven voor de komende jaren.

1.2 Doelstelling en beleidskaders

Parkeerbeleid raakt veel beleidsterreinen. Hoofdstuk 2 van de “Verkenningen nieuw parkeerbeleid” uit oktober 2006 geeft een goed beeld van de context waarbinnen het parkeerbeleid moet passen. Daaruit blijkt dat het parkeren uiteraard te maken heeft met de bereikbaarheid en derhalve met hetgeen in het Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan (GVVP) daarover is opgenomen. Maar ook de Stadsvisie Vlaardingen, de Ruimtelijke Structuurschets, de Detailhandelsnota en het Coalitieakkoord geven input voor nieuw parkeerbeleid. Hierin worden immers beleidskaders geformuleerd die direct of indirect van invloed zijn op het parkeren in Vlaardingen.

De doelstelling van het parkeerbeleid is een evenwichtige verdeling op maat tussen vraag en aanbod van de beschikbare parkeerplaatsen. De kaders voor het Vlaardingse parkeerbeleid worden als volgt in de Kadernota Parkeerbeleid 2008 – 2011 weergegeven: · Het parkeerbeleid moet gericht zijn op het zo efficiënt mogelijk omgaan met de schaarse publieke ruimte en een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit. · Het parkeerbeleid is erop gericht om de parkeervraag en het parkeeraanbod zoveel mogelijk per gebied op elkaar af te stemmen (maatwerk). · Het parkeerbeleid houdt rekening met de ontwikkeling van een vitale binnenstad. · Het parkeerbeleid stimuleert het gebruik van duurzame vervoerwijzen. · Het parkeerbeleid moet op lange termijn kostendekkend zijn.

Parkeernota 2008 1

Algemeen geldt dat de parkeersituatie in Vlaardingen moet bijdragen aan een aangenaam verblijf en dat per deelgebied of ruimtelijke functie/ontwikkeling bezien moet worden welke parkeerbehoefte daarbij gewenst is; zo is beschreven in de Kadernota voor het parkeerbeleid. Dit noodzaakt vaak wel dat keuzes gemaakt moeten worden over de inzet van maatregelen voor parkeerbeheersing, aangezien niet op alle tijdstippen voldoende parkeervoorzieningen beschikbaar zijn om aan de totale parkeervraag van alle doelgroepen samen te voldoen.

Het parkeervraagstuk bevindt zich in een complex spanningsveld. Niet alleen zijn er tegenstrijdige belangen met aanverwante beleidsvelden, ook zijn doelen binnen het parkeerbeleid zelf niet altijd verenigbaar. Zo kan het faciliteren van een goede bereikbaarheid van parkeervoorzieningen botsen met de doelstelling om het gebruik van fiets en openbaar vervoer te stimuleren.

De wijze waarop met parkeren in Vlaardingen moet worden omgegaan vereist daarom maatwerk. Integraliteit in de benadering is daarbij het kernbegrip. Van een parkeeroplossing op maat is immers pas sprake als het niet alleen aansluit op het gebruik, maar ook past binnen de omgeving en het functioneren van de stad als geheel, waarbij ook een sterke relatie is met aanverwante begrippen als duurzaamheid, veiligheid, leefbaarheid, bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en de economische vitaliteit van een autoluwe binnenstad.

Parkeren is met andere woorden facilitair aan het functioneren van de stad en nimmer een doel op zich zelf. Bij het opstellen van de parkeernota is vooral dit uitgangspunt leidend geweest. Steeds is getracht om passende oplossingen aan te dragen die de facilitaire functie van het parkeren dienen. Dat daarbij niet alles en iedereen de meest optimale parkeeroplossing geboden krijgt is onvermijdelijk.

1.3 Leeswijzer

De genoemde beleidskaders en visie vormen de uitgangspunten voor het parkeerbeleid. Zoals gezegd is het parkeerbeleid er primair op gericht om schaarse parkeerruimte in bestaande wijken eerlijk te verdelen en bij nieuwbouw en herontwikkeling voldoende parkeerplaatsen toe te voegen voor het bijbehorende gebruik. In hoofdstuk 2 wordt dit uitgangspunt nader beschreven in termen van gebiedsafbakening, doelgroepen en parkeernormen. In hoofdstuk 3 komen vervolgens de instrumenten aan de orde waarmee het parkeerbeleid wordt uitgevoerd. De instrumenten worden vervolgens in hoofdstuk 4 per deelgebied uitgewerkt inclusief de voorgenomen implementatie en fasering. In hoofdstuk 5 komt de communicatie met de betrokkenen aan de orde en in hoofdstuk 6 de uitvoering en de uitgangspunten van de financiële onderbouwing van het parkeerbeleid. Ten slotte bevat hoofdstuk 7 de uitgangspunten voor het evalueren van het beleid in de toekomst en de wijze waarop de doelstellingen gemeten worden.

Parkeernota 2008 2

2 Parkeerbeleid

De kern van het parkeerbeleid bestaat uit twee aspecten, namelijk de te faciliteren doelgroepen en de typologie van de gebieden.

2.1 Doelgroepen

De essentie van parkeerbeleid is dat de schaarse parkeerruimte wordt verdeeld. Om dit mogelijk te maken is het definiëren van doelgroepen nodig. Te onderscheiden doelgroepen zijn bijvoorbeeld bewoners, bezoekers, ondernemers, werknemers, gehandicapten, zorghulpverleners, vrachtwagens etc. Iedere parkeerder parkeert zijn of haar auto immers met een bepaald motief. In woonwijken zullen dat voornamelijk de bewoners zijn, maar ook bezoekers van bewoners. In het stadscentrum komen van oudsher verschillende parkeermotieven naar voren. De één parkeert omdat hij daar woont, een andere om uit eten te gaan en weer een andere om te winkelen. De verschillende doelgroepen zijn kenmerkend voor een gezonde, vitale en levendige (binnen)stad. Doorgaans parkeren de doelgroepen op verschillende momenten, waardoor dubbelgebruik van parkeerplaatsen mogelijk is. Echter er bestaat ook een piekmoment waarop de verschillende groepen parkeerders samenkomen. In de binnenstad is dat vaak de koopavond en de zaterdagmiddag. Op die momenten ligt daarom meestal de piek in de parkeerdruk.

In verschillende gebieden zal de parkeercapaciteit anders verdeeld worden over de verschillende doelgroepen door middel van vergunningen, dagkaarten, bezoekersregeling en tarifering. Elke gebied heeft immers zijn eigen structuur en samenstelling van ruimtelijke sociaal economische functies en doelgroepen. In het bestaande parkeerbeleid is ook al onderscheid in doelgroepen aangebracht. Het expliciet uitwerken van het parkeerbeleid per doelgroep moet de parkeer(on)mogelijkheden voor de verschillende groepen duidelijk en eenduidig naar voren brengen.

In het nieuwe parkeerbeleid wordt uitgegaan van één soort parkeerplaats. Het verschil tussen speciale vergunningplaatsen en plaatsen waar betaald geparkeerd kan worden verdwijnt. Dit om zo efficiënt en transparant mogelijk met de beschikbare parkeerplaatsen om te gaan. Elke parkeerder met een parkeerticket of vergunning kan dan (binnen en afgekaderd gebied welke is gekoppeld aan een ticket of vergunning) gebruik maken van alle parkeerplaatsen, met uitzondering van de (ultra)kortparkeerplaatsen, die zijn niet beschikbaar voor parkeervergunninghouders. Door het toepassen van verschillende instrumenten voor de doelgroepen, wordt de verdeling van de parkeerruimte georganiseerd. Daar waar noodzakelijk geacht kan van deze algemene regel worden afgeweken en kunnen specifieke parkeerplaatsen worden aangewezen. Deze zijn bijvoorbeeld uitsluitend beschikbaar voor bezoekers voor een korte tijd, gehandicapten of deelauto’s.

Parkeernota 2008 3

2.1.1 Bezoekers

Bezoekers aan een gereguleerd parkeergebied worden waar mogelijk in het gebied gefaciliteerd. Indien binnen redelijke afstand mogelijk bij voorkeur in een parkeergarage.

Bezoekers aan bewoners worden gefaciliteerd door middel van een gereduceerd parkeertarief. Per tijdseenheid (bijvoorbeeld een jaar) is voor elk adres een beperkt aantal parkeerminuten tegen het gereduceerde tarief beschikbaar voor bezoekers. Deze worden door middel van kraskaarten of elektronische betaalmiddelen beschikbaar gesteld (zie bezoekersregeling paragraaf 3.1.1).

2.1.2 Bewoners

Bewoners worden in beginsel in de directe nabijheid van hun woning gefaciliteerd op straat of in een gebouwde parkeervoorziening.

Sinds 1984 worden bij nieuwbouw en herontwikkelingsprojecten parkeereisen gesteld. Dit wil zeggen dat de woningen dienen te voorzien in hun eigen parkeerbehoefte. Bewoners van woningen met een parkeereis beschikken daarom over een eigen parkeerplaats.

2.1.3 Bedrijven

Bedrijfsauto’s van bedrijven die gevestigd zijn in een gereguleerd parkeergebied worden in beperkte mate gefaciliteerd op straat. Bedrijven met meerdere bedrijfsauto’s dienen voor eigen parkeergelegenheid te zorgen buiten het gebied of kunnen gebruik maken van parkeergarages. Sinds 1984 worden bij nieuwbouw en herontwikkelingsprojecten parkeereisen gesteld aan bedrijven. Dit wil zeggen dat ook zij moeten voorzien in hun eigen parkeerbehoefte. Bedrijven met een parkeereis beschikken derhalve over een eigen parkeerplaats.

Werknemers van bedrijven in een gereguleerd parkeergebied worden in beginsel niet gefaciliteerd op straat. Zij komen in aanmerking voor een parkeerabonnement in een parkeergarage indien de parkeercapaciteit dit mogelijk maakt.

Bedrijven die niet gevestigd zijn in een gereguleerd parkeergebied, maar gezien de aard van het bedrijf regelmatig in een gereguleerd gebied moeten parkeren komen in aanmerking voor een overallbedrijfsvergunning waarmee overal in het gereguleerde gebied kan worden geparkeerd met uitzondering van de parkeerplaatsen bestemd voor (ultra)kortparkeren.

2.1.4 Zorgverleners

Voor zorgverleners die door de aard van hun werkzaamheden regelmatig in een gereguleerd parkeergebied moeten zijn, wordt een aparte regeling getroffen (voor aangewezen zorgverleners zie bijlage 5).

Parkeernota 2008 4

2.1.5 Marktkooplieden

Voor het stallen van hun auto’s, is er voor marktkooplieden een separate regeling. Op de specifieke marktdagen worden marktkooplieden gefaciliteerd. Zij komen in aanmerking voor maximaal één marktparkeervergunning op een aangewezen gebied (1 of 2 dagen / week). Indien men met een groot voertuig komt, geldt hiervoor tevens de geldende regeling in de APV (zie paragraaf 2.1.10)

2.1.6 Autodate

Om de parkeerdruk te verminderen wordt het gebruik van deelauto’s gestimuleerd. Voor aanbieders van deelauto’s worden gereserveerde parkeerplaatsen ter beschikking gesteld. Daarbij wordt een norm gehanteerd van één deelautoplaats per 50 parkeerplaatsen.

2.1.7 Gehandicapten

Bewoners in bezit van een gehandicaptenparkeerkaart Indien een bestuurder van een auto in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) kan deze in aanmerking komen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats bij de woning. Voorwaarde hierbij is dat de parkeerdruk nabij de woning dusdanig hoog is, dat een gereserveerde parkeerplaats met uitsluiting van anderen gerechtvaardigd is. Wanneer een gereserveerde parkeerplaats is gelegen in het gereguleerde gebied is ook een parkeervergunning noodzakelijk. Het hebben van een gehandicaptenparkeerkaart verleent dus geen ontheffing voor de in het deelgebied geldende parkeerregulering.

Bezoekers in bezit van een gehandicaptenparkeerkaart Bezoekers in het bezit van een Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) kunnen parkeren op de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen. Daarnaast worden zij gefaciliteerd door in het gereguleerde gebied 3 uur gratis te kunnen parkeren in combinatie met een parkeerschijf.

2.1.8 Laden en lossen

Laden en lossen wordt vaak als een parkeerhandeling ervaren. Juridische gezien is het dat echter niet. Het kortstondig stilstaan voor het laden en lossen is mogelijk volgens de geldende wetgeving (Wegenverkeerswet). Deze is onverkort van kracht in Vlaardingen. De gemeente kan specifieke zones aanwijzen voor het laden en lossen of juist het stilstaan van voertuigen voor laden en lossen op nader te bepalen plaatsen verbieden.

2.1.9 Bestelbusjes

Voor bestelbusjes van of op vaste basis in gebruik door bewoners in het gereguleerde gebied, worden speciale parkeerplaatsen aangewezen. Op deze plaatsen wordt gezorgd voor goede verlichting en zo nodig

Parkeernota 2008 5

cameratoezicht. Voor gebruik van deze plaatsen is een speciale parkeervergunning benodigd.

2.1.10 Grote voertuigen

Het parkeren van grote voertuigen is op een aantal plaatsen ongewenst. De gemeente hanteert daarom een beleid om voor grote voertuigen specifieke locaties aan te wijzen. Hiervoor is een regeling opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het gaat hierbij om het ongewenst gebruik van de openbare weg.

In het aanwijzingsbesluit parkeren grote voertuigen zijn 5 locaties aangewezen waar voertuigen langer dan 6 meter mogen parkeren en stallen, namelijk: · bedrijventerrein Groot Vettenoord; · bedrijventerrein De Vergulde Hand; · bedrijventerrein ’t Scheur; · het parkeerterrein gelegen ten noordwesten van de Marathonweg (nabij de aansluiting met de Westlandseweg); · omgeving rond de KW-haven, met uitzondering van het gedeelte van de Oosthavenkade tegenover de Pelmolen.

2.2 Gebiedsindeling

Het nieuwe parkeerbeleid beoogt het zogenaamde ‘waterbedeffect’ te voorkomen door invoering van maatregelen in een groter gebied.

Ten behoeve van de uitwerking van het parkeerbeleid is de bebouwde kom verdeeld in drie parkeergebieden met min of meer natuurlijke grenzen; het Stadshart+, het Middengebied en de rest van de bebouwde kom. Binnen deze gebieden zijn deelgebieden te onderscheiden die hoofdzakelijk gelijk zijn aan de buurtindeling. In figuur 1 is de indeling in parkeergebieden en deelgebieden weergegeven.

Parkeernota 2008 6

Figuur 1: indeling in gebieden en deelgebieden

Om parkeeroverlast aan de buitenkant van een (deel)gebied met gereguleerd parkeren te voorkomen, zijn als grenzen van de (deel)gebieden waar mogelijk natuurlijke grenzen gezocht. De kans dat men aan de andere kant van die natuurlijke grenzen alsnog op zoek gaat naar een vrije parkeerplaats is daarmee veel kleiner dan wanneer een gereguleerd gebied geen natuurlijke grenzen heeft en men ‘om de hoek’ zonder beperking kan parkeren.

Binnen de gekozen (deel)gebieden moet de parkeervraag en het parkeeraanbod zo veel mogelijk op elkaar afgestemd worden. Wanneer de

Parkeernota 2008 7

parkeervraag het parkeeraanbod overschrijdt is er sprake van parkeeroverlast en parkeerproblemen. In diverse wijken in het centrum van Vlaardingen is dit het geval. De gehouden parkeerdrukonderzoeken (Parkeerdrukonderzoek centrum Vlaardingen, april 2007, Bureau De Groot- Volker; Parkeerdrukonderzoek Oostwijk, Delft Infra Advies, april 2008) tonen dit aan.

Om het gebruik van de auto voor verplaatsingen binnen Vlaardingen te verminderen wordt het gebied waarvoor een parkeervergunning geldt, begrensd. Deze gebieden zijn de sectoren. Met een parkeervergunning uit een bepaalde sector mag niet geparkeerd worden in een van de andere sectoren.7

Zoals in figuur 1 is weergegeven is de volgende indeling gehanteerd:

Gebied Deelgebied Sectoren Stadshart+ Stadshart+ Centrum Noord West – 1 (CNW1) Oostwijk Midden – 1 (OWM1) Middengebied Centrum Noord West Centrum Noord West – 2 (CNW2) VOP-wijk VOP-wijk – 1 (VOP1) Stationsgebied Stationsgebied – 1 (STG1) Oost Noord Oostwijk Noord – 1 (OWN1) Oost Midden Oostwijk Midden – 2 (OWM2) Oost Zuid Oostwijk Zuid – 1 (OWZ1) Rest Bebouwde kom Indische buurt Oost-Oost Ambacht 1 Ambacht 2 ‘t Hooft Babberspolder 1 Babberspolder 2 Rivierzone west Rivierzone midden ’t Scheur Rivierzone oost KW-haven en Vulcaanhaven Vijfsluizen Vettenoordsepolder Volkstuinen De Vergulden Hand Westwijk zuid Westwijk oost Westwijk Heemtuinen en Marnixplantsoen Hoogstad Holy Zuid Holy Noord

7 Met uitzondering van de sectoren Oostwijk Midden – 1 en Oostwijk Midden – 2, deze worden bij de vergunninguitgifte als één sector beschouwd.

Parkeernota 2008 8

2.2.1 Stadshart+

Het Stadshart+ is een gebied met een grote diversiteit aan functies, zoals wonen, werken, winkelen, recreëren en uitgaan.

Parkeerbeleid Het parkeerbeleid ondersteunt de gewenste ontwikkeling in het Stadshart+. Dit betekent in hoofdlijn het volgende. · In het Stadshart+ wordt het parkeren door bezoekers primair in parkeergarages gefaciliteerd, daar waar mogelijk ook op straat. · In het Stadshart+ wordt het parkeren door bewoners van het Stadshart+ gefaciliteerd in de nabijheid (dit wil zeggen binnen circa 300 meter) van de woning. · In het Stadshart+ wordt het parkeren door bedrijven in het Stadshart+ gefaciliteerd in de nabijheid (dit wil zeggen binnen circa 300 meter) van het bedrijfsadres. · In het Stadshart+ wordt het parkeren door werknemers niet op straat gefaciliteerd. · Bij het verlenen van een parkeervergunning kunnen beperkingen worden opgelegd uit hoofde van afmetingen en/of kenteken van en/of milieubelasting door voertuigen. Een en ander wordt in regionaal verband verder uitgewerkt. · Bij ontwikkelingsplannen moet worden voldaan aan de geldende parkeernormen voor de betreffende functie. · Het toevoegen van parkeercapaciteit vindt plaats in gebouwde vorm. Op straat komen er dus in beginsel geen parkeerplaatsen bij. · Indien parkeerplaatsen op de openbare weg verdwijnen, worden deze zo veel mogelijk gecompenseerd in gebouwde vorm.

2.2.2 Middengebied

De gebieden rond het centrum kenmerken zich door een relatief hoge bebouwingsdichtheid. Een groot deel van dit gebied dateert van voor of kort na de oorlog. Er is bij de opzet geen rekening gehouden met het huidige autobezit. In het gebied overheerst de woonfunctie, maar er zijn ook bedrijven, winkels en uitgaansvoorzieningen.

Parkeerbeleid Het parkeerbeleid in dit gebied is als volgt te kenmerken. · In het Middengebied wordt het parkeren door bewoners zo veel mogelijk nabij de woning gefaciliteerd. · In het Middengebied wordt het parkeren door werknemers (meestal langparkeren) niet gefaciliteerd. · In het Middengebied wordt het parkeren door bezoekers van bewoners (meestal kortparkeren) zo veel mogelijk nabij de bestemming gefaciliteerd. · In het Middengebied wordt het parkeren door bezoekers van ter plaatse gevestigde bedrijven (waaronder winkels en uitgaan) nabij de bestemming gefaciliteerd voor zover dat niet leidt tot parkeeroverlast voor bewoners.

Parkeernota 2008 9

· Bij het verlenen van een parkeervergunning kunnen beperkingen worden opgelegd uit hoofde van afmetingen en/of kenteken van en/of milieubelasting door voertuigen. Een en ander wordt in regionaal verband verder uitgewerkt. · Bij ontwikkelingsplannen moet worden voldaan aan de geldende parkeernormen voor de betreffende functie. · Het toevoegen van parkeercapaciteit vindt bij voorkeur plaats in gebouwde vorm. Op straat komen er dus in beginsel geen parkeerplaatsen bij, tenzij na zorgvuldige afweging blijkt dat toevoeging van plaatsen kan zonder per saldo nadelige gevolgen voor de omgeving. · Indien parkeerplaatsen op de openbare weg verdwijnen, worden deze gecompenseerd in gebouwde vorm.

2.2.3 Parkeergebied Rest Bebouwde kom

Het gebied Rest Bebouwde kom is een gevarieerd gebied. Rondom het Middengebied liggen deelgebieden met een relatief hoge bebouwingsdichtheid, gebouwd voor en kort na de oorlog. De woonfunctie overheerst maar er zijn verspreide bedrijfsactiviteiten. In deze deelgebieden lopen verschillende plannen voor renovatie en nieuwbouw.

Op grotere afstand van de kern van Vlaardingen is de bebouwingsdichtheid lager. De bebouwing daar dateert van de jaren zestig van de vorige eeuw en later. Er is bij de opzet rekening gehouden met autobezit van enige omvang. Er zijn duidelijke verschillen in de parkeersituatie die veelal samenhangen met de bouwjaren van de deelgebieden. Hoe later hoe meer parkeerruimte. In een aantal deelgebieden overheerst de woonfunctie. De aanwezige winkelcentra zijn parkeervoorzieningen aanwezig. In een aantal gebieden overheerst de bedrijfsfunctie. Om deze reden wordt onderscheid gemaakt tussen woongebieden en bedrijfsterreinen in de Rest Bebouwde kom.

Parkeerbeleid Voor de rest van de bebouwde kom wordt nog geen generiek beleid ontwikkeld. In geval van herstructurering wordt de noodzaak van invoering van parkeerregulering onderzocht.

2.3 Parkeernormen en bestaande parkeervraag

In de Kadernota Parkeerbeleid 2008 – 2011 is ten aanzien van parkeernormen het volgende gesteld: Het hanteren van parkeernormen bij de bouw van woningen en andere functies en bij functiewijziging van een gebouw voorkomt dat ten gevolge van de ontwikkeling een tekort aan parkeerplaatsen in de omgeving ontstaat. De projectontwikkelaar of bouwer (de initiatiefnemer) is verplicht tot aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein conform deze parkeernorm. Alle bouwaanvragen en functiewijzigingen dienen dan ook getoetst te worden aan de gestelde parkeernormen.

Parkeernota 2008 10

De te hanteren parkeernormen voor Vlaardingen zijn afgeleid van de landelijke parkeerkencijfers8. Deze parkeerkencijfers verschillen per verstedelijkingsgraad (op basis van adressendichtheid) en maken het mogelijk om binnen een stad 3 verschillende soorten gebieden te onderscheiden met verschillende parkeernormen, namelijk het centrum, een schil om het centrum en de rest van de bebouwde kom. Voor Vlaardingen komen deze gebieden (nagenoeg) overeen met de gebiedsindeling zoals in paragraaf 2.3 is beschreven, namelijk de gebieden Stadshart+, Middengebied en Rest Bebouwde kom. Voor deze gebieden gelden daarom voor nieuwbouw en herontwikkeling parkeernormen op basis van de landelijke kengetallen. De parkeernormen zijn in bijlage 4 opgenomen.

De van toepassing zijnde normen dienen voor elke planontwikkeling te worden toegepast. Dit wil zeggen dat het genormeerde aantal parkeerplaatsen gerealiseerd wordt binnen het project9. In het geval dat het aantal plaatsen niet realiseerbaar is, kan het College vrijstelling verlenen aan de initiatiefnemer. Deze dient dan echter een afkoopsom te storten in het parkeerfonds (zie paragraaf 2.4).

2.4 Parkeerfonds

Er wordt een parkeerfonds ingesteld zodat investeringen in nieuwe parkeerlocaties (mede) kunnen worden gefinancierd. Het parkeerfonds wordt gevoed door een parkeerbijdrageregeling.

De doelstelling van de parkeerbijdrageregeling is om initiatieven van nieuwbouw of herontwikkeling mogelijk te maken, ondanks dat de initiatiefnemer niet kan voldoen aan de parkeernormen. Er zijn namelijk gevallen waarbij geen goede parkeeroplossing gevonden kan worden. Juist in die gevallen kan een parkeerbijdrageregeling een oplossing bieden. Het College van B&W kan in die gevallen vrijstelling verlenen en bepalen dat er een afkoopsom per niet gerealiseerde parkeerplaats wordt betaald. Deze afkoopsommen worden in het parkeerfonds gestort. Het verlenen van vrijstelling van de parkeernorm op eigen terrein door een bijdrage te doen aan het parkeerfonds is daarmee een recht van de gemeente en geen recht van de initiatiefnemer. In de ideale situatie zou namelijk helemaal geen vrijstelling van de parkeereis verleend moeten worden.

De parkeerplaatsen moeten binnen 3 jaar en op een afstand van 500 meter van de planontwikkeling worden gerealiseerd.

De afkoopsom is in aanvang vastgesteld op € 20.000 per parkeerplaats.

8 Parkeerkencijfers zoals gepubliceerd door het CROW. 9 Bij grotere herontwikkelingslocaties kan maatwerk geleverd worden.

Parkeernota 2008 11

2.5 Parkeerverwijssysteem

Een parkeerverwijssysteem kan zoekverkeer helpen voorkomen en vooral de onbekende bezoeker naar de gewenste parkeervoorziening leiden. Hierdoor kan het Centrum worden ontlast en de parkeerders beter verdeeld worden over de parkeervoorzieningen. Een parkeerverwijssysteem verschaft de bezoeker duidelijkheid rondom parkeren. Dit vergroot de aantrekkelijkheid voor de bezoekers. Parkeerverwijssystemen kunnen parkeerders om het Stadshart+ heen naar parkeerlocaties leiden (binnen of buiten het Stadshart+). Een parkeerverwijssysteem kan bezoekers verwijzen naar de parkeergarages en stimuleert daarmee het gebruik. Een parkeerverwijssysteem kan verkeer ook rond de woonwijken begeleiden, waardoor zoekverkeer in woonwijken wordt voorkomen. Een dynamisch parkeerverwijssysteem geeft bovendien een indicatie of er parkeerruimte beschikbaar is op de aangegeven locatie.

Het nu aanwezige parkeerverwijssysteem is dynamisch maar technisch sterk verouderd. Bovendien is alleen sprake van een parkeerverwijzing vanuit de noordelijke invalswegen. Een complete vernieuwing van het dynamische parkeerverwijssysteem is daarom noodzakelijk.

Parkeernota 2008 12

3 Instrumenten parkeerregulering

Dit hoofdstuk beschrijft de in te zetten instrumenten die beschikbaar zijn voor heel Vlaardingen. In hoofdstuk 4 wordt beschreven welke specifieke instrumenten per deelgebied worden toegepast. In beginsel wordt het gereguleerde parkeren binnen de wet- en regelgeving van het zogenaamde fiscale parkeerregime gebracht. Dit wil zeggen dat het gereguleerd parkeren gebaseerd is op parkeerbelasting. Het is evenwel mogelijk om in uitzonderingsgevallen gebruik te maken van de blauwe zone (zie 3.3).

Voor Vlaardingen is gekozen voor de volgende instrumenten.

3.1 Bezoekersparkeren (incidentele parkeerders)

Een grote groep parkeerders bestaat uit zogenaamde bezoekers aan bewoners, winkels, horeca, bedrijven en dergelijke. Incidentele parkeerders zijn automobilisten die voor hun bezoek aan een van de functies een parkeerplaats op straat of in een van de garages zoeken voor een beperkte tijd waarvoor ze betalen.

Voor straatparkeerplaatsen word de parkeerduur beperkt. Deze kort parkeerplaatsen zijn geschikt voor een ‘snelle’ winkelbezoeker. Dit is gunstig voor het ondernemersklimaat. De kans een vrije parkeerplaats te treffen neemt toe doordat de zogenaamde turn-over (het aantal malen op een dag dat een parkeerplaats bezet is) van kortparkeerplaatsen hoog is. Dit wil zeggen dat de kortparkeerplaatsen efficiënt gebruikt worden. Dit alles draagt bij aan de aantrekkelijkheid van het winkelgebied. Kort parkeren voorkomt dat mensen lange tijd kunnen parkeren, waardoor de gemiddelde duur van het parkeren afneemt. Ook stimuleert het aanbrengen van kortparkeerplaatsen op straat het garagegebruik voor langparkeerders.

3.1.1 Op straat

Voor het betalen van de vergoeding voor kortparkeren heeft de parkeerder een aantal mogelijkheden: · Klant koopt vooraf een ticket voor de verwachte parkeerduur bij een ticketautomaat. Betalen kan met muntgeld of – waar mogelijk – met chipkaart. Betaald kan worden per tijdseenheid die overeenkomt met € 0,50 in het Stadshart+ (per eenheden van 15 minuten) en € 0,20 in de overige gereguleerde gebieden (per eenheden van 8 minuten). · Klant koopt een dagkaart bij ticketautomaat die geldig is voor alle straatparkeerplaatsen binnen het gereguleerde parkeerareaal met muntgeld of chipkaart. · In de toekomst kan de klant tevens betalen met een mobiele telefoon via een of meerdere aanbieders van deze dienst. · De klant krijgt van de bewoner die hij bezoekt een kraskaart met een geldigheid voor de betreffende vergunningsector van 2 uur.

Parkeernota 2008 13

Bezoekersregeling bewoners Om met name bezoek en mantelzorgers te faciliteren krijgen bewoners het recht tegen gereduceerd tarief parkeertijd te kopen voor hun bezoek. Er worden kraskaarten ingevoerd die het recht geven om 2 uur te parkeren. De kraskaarten zijn eenmalig geldig en kosten voor de bewoners in beginsel de helft van het geldende uurtarief in hun deelgebied. Een bewoner heeft het recht om maximaal 200 kraskaarten per jaar, geldig in de vergunningsector van de woning, te kopen. Als een bewoner over een zorgindicatie beschikt, kan het aantal kraskaarten in overeenstemming met de zorgindicatie worden uitgebreid. Vergoeding van deze extra kraskaarten kan plaatsvinden via de WMO.

Onderzocht zal worden of een gebruikersvriendelijk alternatief mogelijk is met een bezoekerspas (vergelijkbaar met het Rotterdamse model). Een bezoekerspas is een kaart die door bewoners gekocht kan worden en waarmee bij ticketautomaten een parkeerkaart kan worden gekocht voor een vaste periode tegen een gereduceerd tarief. Deze kaart kan op termijn de kraskaarten vervangen.

3.1.2 Parkeergarage

Voor het betalen van de vergoeding voor kortparkeren heeft de parkeerder een aantal mogelijkheden: · Klant trekt een parkeerkaart bij de entree van de parkeergarage en betaalt voor vertrek de verbruikte tijd met muntgeld, chipkaart. Momenteel wordt per uur betaald. Om garageparkeren aantrekkelijker te maken wordt betaald per tijdseenheid die overeenkomt met € 0,20. Voorbeeld: bij een tarief van € 1,50 bedraagt de te hanteren tijdseenheid ongeveer 8 minuten. · Klant trekt een parkeerkaart bij de entree van de parkeergarage en betaalt met een zogenaamde kortingskaart die de organisatie die hij bezoekt verstrekt.

De openingstijden van de parkeergarages voor inrijden van niet abonnementhoudende bezoekers worden uitgebreid naar: · maandag - zaterdag: 07.00 - 22.00 uur · koopzondag: 11.00 – 18.00 uur Uitrijden is 24 uur per etmaal mogelijk. Abonnementhouders kunnen 24 uur per dag in- en uitrijden.

In de avonduren vormt de parkeergarage een aantrekkelijk alternatief voor de bezoekers van het centrum. Buiten de openingstijden van de winkels kan gedurende de gehele periode van 18.00 uur tot 9.00 uur de volgende dag in de parkeergarages geparkeerd worden voor € 2,50.

De parkeergarages worden binnen de context van het parkeerbeleid commercieel geëxploiteerd. De directie heeft daarmee de mogelijkheid om voor specifieke doelgroepen en situaties speciale arrangementen aan te bieden. Ook tot tariefsdifferentiatie in het kader van experimenten kan de directie zelfstandig besluiten.

Parkeernota 2008 14

3.2 Parkeervergunningen en –abonnementen

Parkeervergunningen (op straat) en parkeerabonnementen (garages) geven de houder het recht om binnen de gestelde voorwaarden en tijden te parkeren. Een vergunning is geen garantie voor een parkeerplaats. De gemeente stelt regels voor doelgroepen die in aanmerking komen voor vergunningen. Een parkeervergunning is geldig in de gehele sector waarbinnen het adres ligt waaraan deze vergunning is afgegeven.

3.2.1 Bewoners

Alle woonadressen zonder parkeereis binnen het gebied met parkeerregulering hebben per adres recht op twee vergunningen. Een bewonersvergunning wordt afgegeven op kenteken en op naam en is geldig voor de sector waarin het woonadres ligt. Alle bewoners van een woning zonder parkeereis kunnen gezamenlijk nooit meer vergunningen krijgen dan het maximum dat per adres is vastgesteld.

De bewonersvergunning geeft recht om te allen tijde te parkeren op straat in de sector binnen het betreffende gereguleerde parkeergebied, uitgezonderd op de (ultra)kortparkeerplaatsen. Bewoners van adressen zonder een eigen parkeerplaats hebben recht op een gratis eerste parkeervergunning en kunnen een tweede betaalde parkeervergunning aanschaffen of een tweede gratis vergunning verkrijgen voor de bestelbusjesparkeerplaatsen.

In drie deelgebieden (zie kaart in bijlage 1) worden parkeerplaatsen voor bestelbusjes ingericht. Bewoners komen in aanmerking voor een gratis vergunning voor deze bestelbusjesparkeerplaatsen, voor zover de capaciteit dat toelaat.

Voor bewoners die nu beschikken over meer vergunningen dan in het nieuwe regime wordt verleend, geldt een uitsterfbeleid.

3.2.2 Bedrijven

Alle bedrijfsadressen zonder parkeereis binnen het gebied met parkeerregulering hebben per adres recht op twee vergunningen, één sectorgebonden bedrijfsvergunning en één overallbedrijfsvergunning. Een sectorgebonden bedrijfsvergunning wordt afgegeven op naam van het bedrijf en is niet gebonden aan een kenteken en is geldig voor de sector waarin het bedrijf gevestigd is.

De sectorgebonden bedrijfsvergunning geeft recht om te allen tijde te parkeren op straat in de sector binnen het betreffende gereguleerde parkeergebied, uitgezonderd op de (ultra)kortparkeerplaatsen. De overallbedrijfsvergunning geeft recht om te allen tijde te parkeren op straat in het gehele gereguleerde parkeergebied, uitgezonderd op de (ultra)kortparkeerplaatsen.

Parkeernota 2008 15

Voor bedrijven die nu beschikken over meerdere vergunningen geldt een uitsterfbeleid.

Bedrijven die niet in het gebied met parkeerregulering gevestigd zijn komen in aanmerking voor een overallbedrijfsvergunning. Deze vergunning is vooral bedoeld voor onderhoudsbedrijven, koeriersdiensten en dergelijke, die dagelijks meerdere locaties in Vlaardingen bezoeken.

Bedrijven kunnen tevens gebruik maken van de mogelijkheid om een abonnement in een parkeergarage te kopen.

3.2.3 Zorgverleners

Organisaties voor acute zorgverlening (zie bijlage 5) komen in aanmerking voor zorgverlenervergunningen. Deze vergunningen worden op naam van de organisatie afgegeven en zijn niet gebonden aan een kenteken. De zorgverlenervergunning geldt voor alle sectoren geeft recht om te allen tijde te parkeren op straat, uitgezonderd op de (ultra)kortparkeerplaatsen. Aan zorginstellingen wordt, gerelateerd aan het aantal werknemers, een maximaal aantal zorgverlenervergunningen verstrekt, met een maximum van 10.

3.2.4 Marktkooplieden

Aan marktkooplieden kan voor aangewezen gebieden en dagen 1 marktparkeervergunning voor één of twee dagen worden uitgegeven.

3.2.5 Autodate

Om de parkeerdruk te verminderen wordt het gebruik van deelauto’s gestimuleerd. Voor aanbieders van deelauto’s worden gereserveerde parkeerplaatsen ter beschikking gesteld. Daarbij wordt een norm gehanteerd van één deelautoplaats per 50 parkeerplaatsen.

3.3 Blauwe zone

Daar waar slechts sprake is van parkeeroverlast door langparkeerders kan het instrument van de blauwe zone worden ingesteld. Dit wil zeggen dat er geen parkeerregulering wordt ingevoerd, maar alleen een parkeerduurbeperking. Parkeerders dienen dus gebruik te maken van een parkeerschijf.

Momenteel zijn er vier blauwe zones in Vlaardingen: · Parallelweg bij Station Centrum. Deze parkeerplaatsen vallen binnen het toekomstige reguleringsgebied Middengebied, maar de blauwe zone blijft gehandhaafd (dus geen betaald parkeren). · Delftse Veer bij het Politiebureau. Deze zone blijft voorlopig gehandhaafd. · Van Hogendorplaan bij Station Oost. Deze zone blijft voorlopig gehandhaafd.

Parkeernota 2008 16

· Olivier van Noortlaan in deelgebied ’t Hooft. Deze zone blijft voorlopig gehandhaafd.

Vooralsnog wordt in nieuwe blauwe zones niet voorzien.

3.4 Samenvatting: kernpunten nieuw parkeerbeleid

Het parkeerbeleid gaat uit van een aantal nieuwe of gewijzigde instrumenten en verschilt op een aantal punten wezenlijk van de bestaande parkeerregulering in Vlaardingen. De belangrijkste kernpunten zijn hieronder samengevat. · Parkeervergunningen helpen het verdelen van de schaarse ruimte, maar bieden geen garantie op een plaats voor de deur. · Voor bezoekers van bewoners geldt de bezoekersregeling. · Alle openbare parkeerplaatsen zijn beschikbaar voor mensen met een parkeerticket of –vergunning, uitgezonderd de (ultra)kortparkeerplaatsen (alleen parkeerticket), parkeerplaatsen voor Autodate (alleen Autodate) en Gehandicaptenparkeerplaatsen (alleen gehandicapten al dan niet op kenteken). · Betalen per tijdseenheid van 15 minuten op straat in Stadshart+. · Betalen per tijdseenheid van 8 minuten op straat in Middengebied. · Betalen per tijdseenheid van 8 minuten in de parkeergarages. · Betalen met chipknip en mobiele telefoon wordt ingevoerd. Met chartaal geld betalen blijft vooralsnog op de meeste plaatsen mogelijk. · De openingstijden van de parkeergarages wordt uitgebreid. · Waar mogelijk moet geparkeerd worden op eigen terrein. Bij nieuwbouw of herontwikkeling moet voldaan worden aan de parkeernormen. Er komt een parkeerbijdrageregeling voor het geval niet aan deze verplichting kan worden voldaan. · De parkeerexploitatie is op lange termijn kostendekkend. Tot dat moment worden de tekorten uit de algemene middelen gefinancierd. · Het College van B&W stelt nadere regels en voorschriften aan de vergunninguitgifte en legt dit vast in het Uitvoeringsbesluit parkeren.

Parkeernota 2008 17

4 Uitvoeringsprogramma

4.1 Algemene uitgangspunten voor te nemen maatregelen

Het invoeren van parkeermaatregelen in (deel)gebieden is afhankelijk van de mate van parkeeroverlast of de verwachting dat overlast zal gaan optreden als gevolg van gewijzigde omstandigheden (herontwikkelingen en dergelijke).

Voorgesteld wordt voor Stadshart+ en Middengebied parkeerregulering in te voeren na vaststelling van de nota. De parkeerregulering wordt dan ingevoerd zoals beschreven in deze parkeernota.

4.2 Gebied Stadshart+

Voor het gebied Stadshart+ gelden de volgende kencijfers:

Aantal woningen 1.530 Aantal bedrijfsadressen 460 Aantal openbare parkeerplaatsen op straat 700 parkeergarages 1.071

Het Stadshart+ kenmerkt zich door een verscheidenheid aan functies. De parkeerdruk is, met name op de koopavond en zaterdag, hoog. De maatregelen dienen vooral om de schaarse parkeerruimte te verdelen over de verschillende gebruikers. Een toekomstige uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen zal de verwachte verdere groei van het autogebruik moeten opvangen.

Parkeernota 2008 18

De volgende maatregelen worden ingevoerd voor het gebied Stadshart+:

Doelgroep Maatregel Bezoekers Straat: € 2, - per uur (op aan te wijzen plaatsen maximaal 1 uur en maximaal een ½ uur) Betaald wordt per tijdseenheid die overeenkomt met € 0,50 (= per 15 minuten) € 12,50 per dag voor het gehele betaald parkeergebied van Vlaardingen. Garage: € 1,50 per uur10. Betaald wordt per tijdseenheid die overeenkomt met € 0,20 (= per 8 minuten) € 10, - per dag. Bezoekers van Bezoekersregeling: maximaal 200 kraskaarten voor bewoners € 0,50 per stuk voor 2 uur. Bewoners van 1ste vergunning gratis adressen 2de vergunning òf € 84 per jaar waarvoor geen 2de vergunning bestelbusjes op gratis parkeereis is aangewezen parkeerplaatsen gesteld, Abonnement parkeergarage buiten winkeltijden € 40 per kwartaal Bewoners van Abonnement parkeergarage € 40 per kwartaal adressen buiten winkeltijden waarvoor wel parkeereis is gesteld Bedrijven Sectorgebonden bedrijfsvergunning: € 350 per jaar, maximaal 1 per bedrijfsadres. Overallbedrijfsvergunning: € 650 per jaar, maximaal 1 per bedrijfsadres. Zorgverleners € 84 per jaar, geldig voor geheel Vlaardingen, maximaal aantal gerelateerd aan aantal werknemers met maximum van 10. Marktkooplieden eendaagse vergunning € 71 per jaar tweedaagse vergunning € 142 per jaar

Indeling in sectoren Het Stadshart+ is verdeeld in twee sectoren: Centrum Noord West 1 (CNW1) en Oostwijk Midden 1 (OWM1) (zie de kaart in bijlage 1). De sectoren zijn van belang voor vergunninghouders. Wie woont of gevestigd is in CNW1 mag met de parkeervergunning alleen in deze sector parkeren. Wie woont of gevestigd is in OWM1 mag met de parkeervergunning in deze sector èn in sector Oostwijk Midden 2 (OWM2) parkeren.

10 Bedrijven en organisaties kunnen kortingskaarten voor hun bezoekers bij de parkeergarages kopen voor 1, 2, 3 of 24 uur bij minimale afname van 50 stuks.

Parkeernota 2008 19

De parkeerregulering in het Stadshart+ geldt voor de volgende venstertijden: · maandag – zaterdag: 9.00 – 22.00 uur; · koopzondag: 12.00 – 17.00 uur.

De openingstijden van de parkeergarages voor inrijden van incidentele bezoekers worden uitgebreid naar: · maandag - zaterdag: 07.00 - 22.00 uur · koopzondag: 11.00 – 18.00 uur Uitrijden is 24 uur per etmaal mogelijk. Abonnementhouders kunnen 24 uur per dag in- en uitrijden.

4.3 Middengebied

In de deelgebieden direct grenzend aan het Stadshart+ wordt parkeerregulering uitgebreid of ingevoerd. Het betreft de deelgebieden Centrum Noord West, VOP-wijk, Stationsgebied, Oost Noord, Oost Midden en Oost Zuid. Deze deelgebieden vormen samen het Middengebied.

Voor het Middengebied gelden de volgende kencijfers:

Aantal woningen 7.000 Aantal bedrijfsadressen 600 Aantal parkeerplaatsen 5.700

Het Middengebied kenmerkt zich hoofdzakelijk als woongebied. De parkeerdruk is, met name in de avonduren, hoog. De maatregelen dienen vooral om de schaarse parkeerruimte te verdelen onder de bewoners en hun bezoek. In met name de VOP-wijk en de Oostwijk is behoefte aan extra parkeerplaatsen in de wijken. De feitelijke invoering van parkeerregulering tussen 17.00 uur en 22.00 uur in de VOP (uitgezonderd het deel waar nu al betaald parkeren is) en Oostwijk Noord en Oostwijk Zuid vindt pas plaats na gereedkomen van minimaal 200 extra parkeerplaatsen in de VOP en minimaal 100 extra parkeerplaatsen in de Oostwijk in en aan de randen van deze wijken.

Parkeernota 2008 20

De volgende maatregelen worden ingevoerd in het Middengebied.

Doelgroep Maatregel Bezoekers Straat: € 1,50 per uur zonder maximum parkeerduur. Betaald wordt per tijdseenheid die overeenkomt met € 0,20 (= per 8 minuten) € 12,50 per dag voor het gehele betaald parkeergebied van Vlaardingen. Garage: € 1,50 per uur. Betaald wordt per tijdseenheid die overeenkomt met € 0,20 (= per 8 minuten) € 10, - per dag. Bezoekers van Bezoekersregeling: maximaal 200 kraskaarten voor bewoners € 0,50 per stuk. Bewoners van 1ste vergunning gratis adressen 2de vergunning òf € 84 per jaar waarvoor geen 2de vergunning bestelbusjes op gratis parkeereis is aangewezen parkeerplaatsen gesteld, Abonnement parkeergarage buiten winkeltijden € 40 per kwartaal Bewoners van Abonnement parkeergarage € 40 per kwartaal adressen buiten winkeltijden waarvoor wel parkeereis is gesteld Bedrijven Sectorgebonden bedrijfsvergunning: € 350 per jaar, maximaal 1 per bedrijfsadres. Overallbedrijfsvergunning: € 650 per jaar, maximaal 1 per bedrijfsadres. Zorgverleners € 84 per jaar, geldig voor geheel Vlaardingen, maximaal aantal gerelateerd aan aantal werknemers met maximum van 10. Marktkooplieden eendaagse vergunning € 71 per jaar (waar van tweedaagse vergunning € 142 per jaar toepassing)

Indeling in sectoren Het Middengebied is verdeeld in 13 sectoren, zie de kaart in bijlage 1. De sectoren zijn van belang voor vergunninghouders. Wie woont of gevestigd is in Centrum Noord West 2 (CNW2) Oostwijk Noord 1 (OWN1) Oostwijk Zuid 1 (OWZ1) Vettenoordsepolder 1 (VOP1) mag met de parkeervergunning alleen in de betreffende sector parkeren. Wie woont of gevestigd is in Oostwijk Midden 2 (OWM2) mag met de parkeervergunning in dit deelgebied en in deelgebied OWM1 (deel van Stadshart+) parkeren.

Parkeernota 2008 21

De sectoren Centrum Noord West busjes (CNWb) (ca 40 parkeerplaatsen) Oostwijk Zuid busjes (OWZb) (ca 59 parkeerplaatsen) Vettenoordsepolder busjes (VOPb) (ca 125 parkeerplaatsen) zijn bestemd voor parkeren van bestelbusjes van bewoners.

De sectoren Centrum Noord West vrij (NWv) (ca. 116 parkeerplaatsen) Oostwijk Zuid vrij (OWZv) (ca. 24 parkeerplaatsen) Vettenoordsepolder vrij (VOPv) (ca. 132 parkeerplaatsen) zijn bestemd voor vrij parkeren. In deze sectoren kan gratis of met gebruik van de parkeerschijf worden geparkeerd..

Tijdvensters Het Middengebied heeft twee tijdvensters voor de regulering omdat de parkeerdruk in sommige deelgebieden zich voornamelijk in de avonduren voordoet. In deze deelgebieden is de regulering overdag niet van toepassing.

De parkeerregulering in het Middengebied geldt voor de volgende venstertijden: Tijdvenster A · maandag – zaterdag: 9.00 – 22.00 uur; · koopzondag: 12.00 – 17.00 uur. Tijdvenster B · maandag – zaterdag: 17.00 – 22.00 uur; · koopzondag: geen regulering.

Deelgebied Tijdvenster · CNW2 · A · CNWb · A · CNWv · Geen · OWN1 · B · OWM2 · A · OWZ1 · B · OWZb · A · OWZv · Geen · VOP1 · B · VOPb · A · VOPv · Geen · STG · B

Het college van B&W heeft de mogelijkheid om per deelgebied de tijdsvensters in te perken dan wel uit te breiden als de parkeerdruk ter plaatse daar aanleiding toe geeft.

Parkeernota 2008 22

4.4 Rest bebouwde kom

Voor alle deelgebieden in de rest van de bebouwde kom worden vooralsnog geen maatregelen voorgesteld.

Parkeernota 2008 23

5 Communicatie

In het bestaande parkeerbeleid (2003) is het initiatief voor de uitbreiding van het gereguleerd parkeren bij de bewoners gelegd. In de nota “Evaluatie parkeerbeleid Vlaardingen” is geconcludeerd dat dit in de praktijk minder goed uitpakt voor de bewoners die daadwerkelijk overlast hebben. Bewoners direct grenzend aan het gereguleerde parkeergebied zijn vaak voorstander, terwijl de meerderheid die op grotere afstand, maar wel in dezelfde wijk woont, tegenstander is. De echte randgebieden waar de effecten van het gereguleerd parkeren zich op dit moment voordoen, komen zo niet in aanmerking voor uitbreiding. De uitslag van de enquête wordt namelijk bepaald door het resultaat van een gehele wijk of buurt en is niet afhankelijk van een straat. Invoering van regulering wordt daarom vaak “weggestemd” door een meerderheid die geen of weinig overlast ervaart.

Van invoeren van parkeerregulering per straat wordt afgezien. Hierdoor ontstaat een voor de gebruikers onsamenhangend en ondoorzichtig systeem doordat natuurlijke grenzen worden losgelaten.

Om die reden is nu gekozen voor een gebiedswijze aanpak en burgerparticipatie op niveau 1 (raadplegen).

Er zijn totaal vijf bijeenkomsten georganiseerd, te weten: · vier wijkgebonden bijeenkomsten voor bewoners en direct belanghebbenden: § Stadshart+; § VOP + Oude LTS + Centrum Noord West (2 maal); § Oostwijk 1 en 3. · algemene bijeenkomst voor koepels, winkeliers, bedrijven en overige belanghebbenden.

· De resultaten van deze bijeenkomsten en de schriftelijke reacties op de Parkeernota van april 2008, zijn in deze nota verwerkt.

· Een ieder die in de inspraakprocedure heeft gereageerd, ontvangt de verslagen van de inspreekbijeenkomsten en een overzicht van de veranderingen die het college als resultaat daarvan in de Parkeernota heeft doorgevoerd.

Parkeernota 2008 24

6 Organisatie en Financiën

6.1 Uitvoering

De forse uitbreiding van het parkeerareaal heeft onherroepelijk gevolgen voor de uitvoerende dienst. In de huidige organisatie zijn drie partijen betrokken bij de uitvoering van de gemeentelijke parkeertaken. Dit zijn de gemeentelijke afdeling Openbare Werken en de marktpartijen P1 en Interparking Nederland. Deze verdeling van de betrokkenheid functioneert naar behoren en wordt daarom gehandhaafd. Eventuele veranderingen en uitbreidingen van de werkzaamheden als gevolg van deze parkeernota worden door de afdeling Openbare Werken in beginsel weer uitbesteed aan marktpartijen.

6.1.1 Openbare Werken

De afdeling Openbare Werken heeft primair de uitvoering van het parkeerbeleid in handen. De meeste taken zijn zoals aangegeven uitbesteed aan marktpartijen. Zelf voert men de volgende taken uit: · Ontwikkelen en implementeren van het parkeerbeleid · Juridische procedures volgen · Opstellen verordeningen en uitvoeringsbesluiten · Controle op en aansturing van de marktpartijen · Afhandeling brieven en telefoontjes (communicatie met belanghebbenden) · Aansturing van de parkeercontrole (door P1) · Aanschaf en onderhoud parkeerautomaten op straat · Bijhouden parkeervergunningensysteem · Afhandeling aanvragen gehandicaptenparkeerplaatsen · Procedures rondom gehandicaptenparkeerkaarten De uitbreiding van de werkzaamheden als gevolg van de toename van het gereguleerde parkeerareaal heeft uiteraard personele consequenties. Enerzijds doordat het aantal uit te geven vergunningen fors toeneemt, maar ook in de aansturing en controlerende taken. De omvang van het gereguleerde parkeerareaal vraagt om een extra coördinerende functionaris, een gemeentelijke parkeermanager. Aan de afdeling Openbare Werken zal deze functionaris als extra formatie worden toegevoegd.

6.1.2 P1

P1 voert de parkeercontrole op straat uit en een aantal daarmee samenhangende werkzaamheden. Dit zijn: · Parkeercontrole op straat · Opleggen boetes en naheffingsaanslagen · Afhandelen bezwaar- en beroepschriften · Afhandelen klachten

Parkeernota 2008 25

· Geldtransport en -verwerking · Administratie en opstellen rapportages In 2007 is P1 geselecteerd op basis van een aanbestedingsprocedure. Eind 2007 is het nieuwe contract ingegaan. Binnen dit contract is uitbreiding van het gereguleerde parkeerareaal mogelijk. Er is daarom geen nieuwe aanbestedingsprocedure nodig.

6.1.3 Interparking Nederland

Interparking voert het beheer over de parkeergarages. Dit wil zeggen dat alle voorkomende operationele werkzaamheden door dit bedrijf worden uitgevoerd. Dit betreft onder andere: · Personele bezetting parkeergarages · Schoonmaak en dagelijks onderhoud · Geldverwerking · Administratie en boekhouding · Opstellen management rapportage De aansturing van Interparking is een taak van de directie van de Parkeergarage BV. De wijzigingen in de exploitatie van de parkeergarages die het gevolg zijn van deze parkeernota zijn beperkt en vallen binnen de contractuele context van de opdracht aan Interparking.

De huidige werkwijze wordt tijdelijk nog gecontinueerd. Op grond van de effecten van de implementatie van deze nota zal in een later stadium een voorstel worden gedaan over het beheer en exploitatie van de parkeergarages.

6.2 Financiën

De uitbreiding van het parkeerareaal zoals dat in deze parkeernota wordt voorzien, heeft uiteraard financiële gevolgen. Deze zijn op hoofdlijnen bekeken en doorgerekend. Bij deze doorrekening is uitgegaan van aannames zoals de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de aangeboden instrumenten binnen de parkeerregulering. Gezien deze onzekerheden is een risicoanalyse uitgevoerd. In deze nota wordt een financiële verkenning gepresenteerd.

De parkeerexploitatie bestaat op hoofdlijnen uit drie onderdelen. De exploitatie van het straatareaal, de parkeergarages en het Parkeerverwijssysteem. Door de uitbreiding van het parkeerareaal zullen zowel kosten als inkomsten substantieel stijgen. In onderstaand overzicht is de projectie van de komende 5 jaar na invoering van het nieuwe beleid weergegeven. Ter vergelijking is tevens de prognose voor 2008 opgenomen. In verband met de onvoorspelbaarheid van parkeerdruk is tevens een risicoanalyse uitgevoerd waarbij gerekend is met een mogelijke afwijking van 20% meer- of minder opbrengsten.

Parkeernota 2008 26

Straatparkeren 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Opbrengsten 930.000 1.598.000 1.613.000 1.643.000 1.673.000 1.703.000 Kosten 886.000 1.466.000 1.619.500 1.541.500 1.563.500 1.585.500 Parkeerverwijssysteem 117.000 115.000 112.000 110.000 108.000 Nieuwe parkeergarages en terreinen PM PM PM PM PM Saldo parkeren Saldo 44.000 15.000 -121.500 -10.500 -500 9.500

De belangrijkste aannames en constateringen zijn: · De kosten van uitgifte van parkeervergunningen zijn begroot op € 20 per vergunning per jaar en een vervangingsratio van 30% (dit wil zeggen dat van elke vergunning jaarlijks 30% wijzigt door verhuizing, verandering auto en dergelijke). · De handhaving is per saldo kostenneutraal. Dit wil zeggen dat alle kosten van de parkeercontrole gedekt worden uit de opbrengsten van naheffingsaanslagen. · De kapitaalslasten en rentekosten zijn gebaseerd op een geschatte investering van € 0,95 miljoen aan parkeerautomaten, herinrichtingen, bebording en dergelijke. · De opbrengsten van de parkeergarages dalen met circa 25% als gevolg van de omzetdaling door de verkleining van de afrekeneenheid naar € 0,20 (betalen per 8 minuten) · De kosten van de parkeergarage stijgen met 10% als gevolg van aanpassingen en extra inzet van personeel wegens de uitbreiding van de openingstijden. · De kosten van het parkeerverwijssysteem zijn de geraamde kosten voor beheer, onderhoud, rente en afschrijving van het systeem. · De exploitatie van de BV Parkeergarage is niet in het overzicht met kosten en opbrengsten opgenomen. De vergaande consequenties van het voorgestelde beleid voor de BV Parkeergarage moeten binnen de gestelde kaders verder financieel uitgewerkt worden in overleg met de BV Parkeergarage. · Het saldo op straatparkeren wordt gereserveerd.

Parkeernota 2008 27

7 Meten en evalueren

Om te bezien waar de parkeersituatie in de toekomst onder druk komt te staan, is periodieke monitoring op straat en in de parkeergarages door middel van parkeeronderzoek essentieel. Dit om bij optredende veranderingen, die zich gevraagd en ongevraagd voordoen, tijdig te kunnen ingrijpen in de parkeersituatie. Monitoring is erop gericht om in kaart te brengen waar parkeeroverlast is of waar de parkeerdruk toeneemt en door welke gebruikersgroepen deze parkeerdruk vooral wordt veroorzaakt. Er worden daarom minimaal drie maatgevende momenten bepaald. In ieder geval zijn dit de zaterdag, een werkdag en een nacht. Dan immers kan bepaald worden welke doelgroepen overwegend aanwezig zijn en waardoor de parkeerdruk wordt veroorzaakt. Door zaterdagmiddag te meten wordt een combinatie van recreatief bezoek en bewoners zichtbaar, een werkdag geeft inzicht in de combinatie werknemers, bezoekers en een deel van de bewoners en een nachtelijke meting geeft inzicht in het areaal aan auto’s van bewoners.

Voor het Stadshart+, Centrum Noord West, Vopwijk, Oost 1, 2 en 3 en een deel van de Indische buurt is in april 2007 een parkeerdrukonderzoek (zie paragraaf 2.2) gehouden. In Oostwijk is dit onderzoek herhaalt in januari 2008. Het is aan te bevelen om dit onderzoek elke 2 jaar in de gereguleerde parkeergebieden te herhalen. Het onderzoek uit 2007/2008 kan daarbij als nulmeting voor de genoemde gebieden gelden. Daarnaast kan incidenteel de parkeersituatie op locaties waar bijvoorbeeld klachten vandaan komen of waar zich veranderingen voordoen in de rest van de bebouwde kom, onderzocht worden. Een jaar na de invoering van parkeerregulering zullen de effecten van de getroffen maatregelen in het gereguleerde gebied zelf en in de directe omgeving worden geëvalueerd. Op basis daarvan kunnen eventuele maatregelen worden bijgesteld.

Parkeernota 2008 28

Bijlage 1 Kaart van het gereguleerde gebied

Parkeernota 2008 B-1

Bijlage 2 Digitalisering parkeerregulering

Om de toename van het aantal gereguleerde parkeerplaatsen en de daarmee vaak gepaard gaande behoefte aan het leveren van maatwerk goed te faciliteren, is het invoeren van digitalisering wenselijk.

Wat houdt het in? Het digitaliseren houdt in dat het recht voor (een bestuurder van) een voertuig om op een bepaalde plaats of tijd te parkeren, is vastgelegd in een digitale database (parkeerrechtendatabase). Bij het gebruik van de parkeerplaats kan deze database worden geraadpleegd. Dat kan bijvoorbeeld zijn bij het inrijden van een parkeergarage of bij het uitvoeren van de controle op straat. Zo kan worden vastgesteld wie wanneer en waar mag parkeren.

Wat is het? De parkeervergunning wordt vervangen door een pas, of via het kenteken geregistreerd De vergunninghouder kan via internet zijn vergunning inzien en, indien toegestaan, zelf wijzigen (denk aan kentekenwijzigingen). De parkeercontrole maakt gebruik van scan-apparatuur voor de handhaving. Bezoekers kunnen via de GSM betalen voor het parkeren.

Wat zijn de voordelen? · Voor vergunninghouders en hun bezoekers wordt het parkeren gemakkelijker gemaakt. · Tijdelijke vergunningen of ontheffingen (bijvoorbeeld voor aannemers) kunnen gemakkelijker worden uitgegeven en geregistreerd. · Kortparkeerders kunnen makkelijker betalen via de GSM. · De systematiek kan ook worden gebruikt voor toegangscontrole (autoluw gebied, parkeergarage). · Het systeem levert een veelheid aan informatie over het parkeren, hetgeen beleidsevaluatie vereenvoudigd en verbetert. · Fraude met vergunningen e.d. wordt bemoeilijkt.

Digitalisering kent ook nadelen, de belangrijkste daarvan zijn: · Het opzetten en inrichten van het systeem vraagt een aanzienlijke investering. · Gebruikers die niet gewend zijn aan het gebruik van ICT hulpmiddelen kunnen moeite hebben met het systeem. · Het beheer en onderhoud van het systeem vraagt, mede door de toegenomen mogelijkheden, permanent aandacht.

Steden die digitalisering hebben ingevoerd zijn onder meer: · Delft · Groningen

Parkeernota 2008 B-2

· Leeuwarden · Amsterdam · Zwolle · Amersfoort

Het college is voornemens om in het tweede kwartaal van 2009 met een voorstel te komen voor het digitaliseren van: · vergunningen voor bewoners en bedrijven; · regeling voor bezoekersparkeren in woonwijken; · betalen voor kortparkeren.

Opmerking: Vlaardingen heeft kort geleden een nieuw systeem voor administratie en uitgifte van parkeervergunningen aangeschaft. Dit systeem is geschikt voor digitalisering van de vergunningaanvraag via de gemeentelijke website. Eind 2008 zal gestart worden met de pilot voor de implementatie hiervan.

Parkeernota 2008 B-3

Bijlage 3 Verkenning kansen op aanleg extra straatparkeerplaatsen in de bestaande ruimte.

In juli en augustus 2008 zijn verkenningen uitgevoerd in de Vettenoordsepolder, het Centrum Noord-West en de Oostwijk. Doel van deze verkenningen is een beeld te verkrijgen omtrent de mogelijkheden om met beperkte aanpassingen extra parkeerplaatsen in het gebied of direct aan de rand te realiseren. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een schatting, geen uitwerking in detail.

Vettenoordsepolder / Centrum noord-west Op 12 augustus is een verkenning uitgevoerd naar parkeerkansen in de Vettenoordsepolder en Centrum noord-west. Dit levert globaal een mogelijkheid voor 250 plaatsen op.

Vettenoordsepolder / Centrum noord-west Aantal maximaal (ca.) Op diverse plaatsen staan vuilcontainers op ruimte die 25 voor parkeren gebruik zouden kunnen worden. Indien deze vervangen zouden worden door ondergrondse opslag kunnen enkele tientallen plaatsen worden gewonnen. Herinrichting driehoek Röntgenstraat- Verheystraat 10 Mendelsohnplein, haaksparkeren (i.p.v. langsparkeren) 50 Sweelinckplein haaksparkeren (i.p.v. langsparkeren) 10 Burg Pruisensingel, westzijde tussen Vondelstraat en 30 v.d. Driftstraat, extra haaksparkeren in groenstrook Groenstrook Parallelweg. Aanleg parkeerterrein. Dit 125 terrein zou goed verlicht en bewaakt (b.v. camerabewaking) moeten worden. Het is bruikbaar als parkeerplaats voor bestelbusjes. Totaal 250

Oostwijk Op 16 juli 2008 is een verkenning uitgevoerd naar parkeerkansen in de Oostwijk. Dit levert globaal een mogelijkheid voor 45 plaatsen op. De aanleg van een parkeerdek is hierin niet meegerekend.

Oostwijk Aantal maximaal (ca.) Parkeerterrein Oosthavenkade, mogelijk aanleg n.n.t.b. parkeerdek Spoorsingel: als meer openbare verlichting mogelijk is, is ? aanpassing van langs- naar haaksparkeren zinvol 1e Van Leijden Gaelstraat, andere indeling 12 Parkeerterrein achter Touwbaan, vijf parkeervakken 5

Parkeernota 2008 B-4

mogelijk, maar ten koste van bomen en struiken Spoorstraat: als aanpassing van langsparkeerplaatsen 20 naar schuinparkeren mogelijk is Scheldeplaats, herinrichting 4 Dwarsbleekstraat nabij W. Beukelszoonstraat, 2 aanleggen extra vakken Parkeerterrein Ida Maria de Raadtstraat, mogelijke 2 uitbreiding op kopse kant Totaal 45

Behalve over mogelijke locaties voor meer parkeervakken is gesproken over: · Invoeren parkeerverbodszone: Dit zou betekenen dat het alleen nog is toegestaan om te parkeren in de parkeervakken. Door het plaatsen van borden parkeerverbodszone rondom de wijk zijn geen andere parkeerverbodsborden of gele strepen meer nodig. Handhaving wordt ook beter mogelijk. · Sluishekken 1e Van Leijden Gaelstraat: aan gemeente is gevraagd de sluishekken te verwijderen, maar politie en Platform zijn van mening dat er geen betere oplossing is om bromfietsers te weren. De gemeente zal de verzoeken afwijzen.

Conclusie Conclusie: in de betreffende wijken is zeer beperkt ruimte voor extra plaatsen, wel is aan de randen mogelijkheid voor enige uitbreiding. Met name de strook aan de Parallelweg en de Spoorsingel biedt de mogelijkheid om bezitters van 3de, 4de auto’s (vaak zal dit gaan om bedrijfsvoertuigen) een uitwijkmogelijkheid te geven. De veiligheidsituatie vraagt wel aandacht.

Het benutten van de parkeerkansen levert een beperkt aantal plaatsen extra op. Daarbij speelt telkens de afweging parkeren versus andere functies (spelen, groen). Het benutten van de ruimte in de wijken zal geen wezenlijke verlichting van de parkeerdruk opleveren. Aan de randen zijn nog wel enkele mogelijkheden.

Parkeernota 2008 B-5

Bijlage 4 Parkeernormen

Parkeerkencijfers gemeente Vlaardingen Centrum

Parkeervraag soort toelichting kengetal eenheid woningen duur 1,5 woning midden 1,4 woning goedkoop 1,2 woning service flat / aanleunwoning 0,6 woning kamers (verhuur) 0,6 kamer detailhandel wijk- / buurt- / dorpscentra 4 100m2bvo weekmarkt 4 100m2bvo kantoren met baliefunctie 2 100m2bvo zonder baliefunctie 1,3 100m2bvo bedrijven arbeids extensief - bezoekers extensief / loods / groothandel 0,3 100m2bvo arbeids intensief - bezoekers extensief / garage / transport 1,2 100m2bvo arbeids extensief - bezoekers intensief / showroom 0,6 100m2bvo bedrijfs verzamel gebouw 1,7 100m2bvo sociaal cultureel cultureel centrum / wijkgebouw 3 100m2bvo sociaal medisch verpleeg- / verzorgingstehuis 0,7 wooneenheid arts / maatschap / kruisgebouw / therapeut 2 behandel kamer ziekenhuis ziekenhuis 1,7 bed dagonderwijs WO / HBO 20 collegezaal (150 zitplaatsen) MBO 7 leslokaal (30 zitplaatsen) VWO , HAVO ,Vbo 1 leslokaal (30 zitplaatsen) Basis onderwijs werknemers 1 leslokaal (30 zitplaatsen) crèche / peuterspeelzaal / kinderdagverblijf werknemers 0,8 max. gelijktijdig aanwezig # werknemers basisonderwijs / crèche / enz. halen / brengen Bijzondere berekening avond onderwijs avondschool 1 student bibliotheek 0,5 100m2bvo museum 0,5 100m2bvo restaurant 10 100m2bvo cafe bar / discotheek / cafetaria 6 100m2bvo bioscoop/theater schouwburg 0,2 zitplaats sport sporthal (binnen) zonder wedstrijdfunctie gebruikers 2 100m2bvo sporthal (binnen) met wedstrijdfunctie gebruikers 2 100m2bvo sporthal (binnen) met wedstrijdfunctie bezoekers 0,2 bezoekersplaats sportveld (buiten) 27 hectare netto terrein sportschool / dansstudio 3 100m2bvo squashbanen 2 baan tennisbaan 3 baan golfbaan nvt 0 hole manege nvt 0 box bowlingbaan / biljartzaal 2,5 baan zwembad 9 100m2basin overdekte speeltuin/hal 12 100m2bvo evenementen evenementenhal / beursgebouw 5 100m2bvo hotel 1,5 kamer volkstuin nvt 0 perceel religiegebouw 0,2 zitplaats begraafplaats begraafplaats / crematorium 30 gelijktijdige begravenis of crematie

Parkeernota 2008 B-6

Parkeerkencijfers gemeente Vlaardingen Middengebied

Parkeervraag soort toelichting kengetal eenheid woningen duur 1,7 woning midden 1,6 woning goedkoop 1,4 woning service flat / aanleunwoning 0,6 woning kamers (verhuur) 0,6 kamer detailhandel wijk- / buurt- / dorpscentra 4 100m2bvo weekmarkt 4 100m2bvo kantoren met baliefunctie 2,5 100m2bvo zonder baliefunctie 1,7 100m2bvo bedrijven arbeids extensief - bezoekers extensief / loods / groothandel 0,6 100m2bvo arbeids intensief - bezoekers extensief / garage / transport 2 100m2bvo arbeids extensief - bezoekers intensief / showroom 1 100m2bvo bedrijfs verzamel gebouw 1,7 100m2bvo sociaal cultureel cultureel centrum / wijkgebouw 3 100m2bvo sociaal medisch verpleeg- / verzorgingstehuis 0,7 wooneenheid arts / maatschap / kruisgebouw / therapeut 2 behandel kamer ziekenhuis ziekenhuis 1,7 bed dagonderwijs WO / HBO 20 collegezaal (150 zitplaatsen) MBO 7 leslokaal (30 zitplaatsen) VWO , HAVO ,Vbo 1 leslokaal (30 zitplaatsen) Basis onderwijs werknemers 1 leslokaal (30 zitplaatsen) crèche / peuterspeelzaal / kinderdagverblijf werknemers 0,8 max. gelijktijdig aanwezig # werknemers basisonderwijs / crèche / enz. halen / brengen Bijzondere berekening avond onderwijs avondschool 1 student bibliotheek 0,7 100m2bvo museum 0,7 100m2bvo restaurant 10 100m2bvo cafe bar / discotheek / cafetaria 6 100m2bvo bioscoop/theater schouwburg 0,2 zitplaats sport sporthal (binnen) zonder wedstrijdfunctie gebruikers 2,2 100m2bvo sporthal (binnen) met wedstrijdfunctie gebruikers 2,2 100m2bvo sporthal (binnen) met wedstrijdfunctie bezoekers 0,2 bezoekersplaats sportveld (buiten) 27 hectare netto terrein sportschool / dansstudio 3 100m2bvo squashbanen 2 baan tennisbaan 3 baan golfbaan nvt 0 hole manege nvt 0 box bowlingbaan / biljartzaal 2,5 baan zwembad 10 100m2basin overdekte speeltuin/hal 12 100m2bvo evenementen evenementenhal / beursgebouw 7 100m2bvo hotel 1,5 kamer volkstuin nvt 0 perceel religiegebouw 0,2 zitplaats begraafplaats begraafplaats / crematorium 30 gelijktijdige begravenis of crematie

Opmerking: normen gelden tevens voor Indische buurt, Oostwijk 2, Ambacht 1, Ambacht 2, ’t Hooft, Babberspolder 1 en Babberspolder 2

Parkeernota 2008 B-7

Parkeerkencijfers gemeente Vlaardingen Rest bebouwde kom

Parkeervraag soort toelichting kengetal eenheid woningen duur 2 woning midden 1,8 woning goedkoop 1,6 woning service flat / aanleunwoning 0,6 woning kamers (verhuur) 0,6 kamer detailhandel wijk- / buurt- / dorpscentra 4 100m2bvo weekmarkt 4 100m2bvo kantoren met baliefunctie 3 100m2bvo zonder baliefunctie 1,9 100m2bvo bedrijven arbeids extensief - bezoekers extensief / loods / groothandel 0,8 100m2bvo arbeids intensief - bezoekers extensief / garage / transport 2,5 100m2bvo arbeids extensief - bezoekers intensief / showroom 1,4 100m2bvo bedrijfs verzamel gebouw 1,7 100m2bvo sociaal cultureel cultureel centrum / wijkgebouw 3 100m2bvo sociaal medisch verpleeg- / verzorgingstehuis 0,7 wooneenheid arts / maatschap / kruisgebouw / therapeut 2 behandel kamer ziekenhuis ziekenhuis 1,7 bed dagonderwijs WO / HBO 20 collegezaal (150 zitplaatsen) MBO 7 leslokaal (30 zitplaatsen) VWO , HAVO ,Vbo 1 leslokaal (30 zitplaatsen) Basis onderwijs werknemers 1 leslokaal (30 zitplaatsen) crèche / peuterspeelzaal / kinderdagverblijf werknemers 0,8 max. gelijktijdig aanwezig # werknemers basisonderwijs / crèche / enz. halen / brengen Bijzondere berekening avond onderwijs avondschool 1 student bibliotheek 1 100m2bvo museum 1 100m2bvo restaurant 14 100m2bvo cafe bar / discotheek / cafetaria 7 100m2bvo bioscoop/theater schouwburg 0,3 zitplaats sport sporthal (binnen) zonder wedstrijdfunctie gebruikers 2,5 100m2bvo sporthal (binnen) met wedstrijdfunctie gebruikers 2,5 100m2bvo sporthal (binnen) met wedstrijdfunctie bezoekers 0,2 bezoekersplaats sportveld (buiten) 27 hectare netto terrein sportschool / dansstudio 4 100m2bvo squashbanen 2 baan tennisbaan 3 baan golfbaan 8 hole manege 0,5 box bowlingbaan / biljartzaal 2,5 baan zwembad 11 100m2basin overdekte speeltuin/hal 12 100m2bvo evenementen evenementenhal / beursgebouw 10 100m2bvo hotel 1,5 kamer volkstuin 0,3 perceel religiegebouw 0,2 zitplaats begraafplaats begraafplaats / crematorium 30 gelijktijdige begravenis of crematie

Opmerking: normen gelden niet voor Indische buurt, Oostwijk 2, Ambacht 1, Ambacht 2, ’t Hooft, Babberspolder 1 en Babberspolder 2.

Parkeernota 2008 B-8

Bijlage 5 Geautoriseerde zorgverleners

De volgende zorgverleners komen in aanmerking voor een zogenaamde zorgverlenervergunning die in voor het gehele gereguleerde parkeergebied geldig: · huisartsen; · trombosediensten; · verloskundigen; · medewerkers van de bloedbank die aan huis bloed afnemen.

Het College van B&W heeft de bevoegdheid om in aanvulling op bovenstaande groepen andere zorgverleners in aanmerking te laten komen voor een zorgverlenervergunning.

Parkeernota 2008 B-9 Vastgestelde wijzigingen uitvoering Parkeerbeleid december 2011

De nota Parkeerbeleid Vlaardingen 2008 is in het voorjaar van 2011 geëvalueerd. Uit deze evaluatie is gebleken dat op een aantal punten bijstelling van het beleid gewenst is. De maatregelen treden uiterlijk per 1juli 2012 of zoveel eerder als mogelijk in werking. De gemeenteraad heeft tijdens de behandeling van de wijziging uitvoeringsregels parkeerbeleid vier amendementen en één motie ingediend. Drie van de vier amendementen zijn aangenomen. De motie is afgewezen.

De gemeenteraad heeft besloten het parkeerbeleid op de volgende punten te wijzigen en geeft het college van burgemeester en wethouders opdracht dit voor 1 juli 2012, of zoveel eerder als mogelijk uit te voeren.

1. De sectoren CNW 1, 2 en 3 laten opgaan in één sector met één tijdsvenster van 09.00 uur tot 20.00 uur en één tarief € 2,-- euro per uur met een starttarief van € 0,50. 2. De sectoren OWM 1, 2 en OWZ laten opgaan in één sector met één tijdsvenster van 09.00 uur tot 20.00 uur en één tarief van €2 euro per uur met een starttarief van € 0,50. 3. Tijdsvenster betaald parkeren van maandag tot en met zaterdag. Betaald parkeren op koopzondag komt te vervallen. 4. De tweede bewonersvergunning wordt verhoogd naar €100 euro per jaar. 5. Invoeren van een dienstvergunning voor overheidsorganisaties. 6. De doelgroep zorgverleners uitbreiden met thuiszorgorganisaties en tegelijkertijd: 1. het aantal vergunningen per zorgverlenende organisatie niet te beperken voor die medewerkers die daadwerkelijk bij patiënten of cliënten thuis zorg verlenen; 2. voor deze extra vergunningen geen kosten in rekening te brengen. 7. Adressen met parkeren op eigen terrein krijgen de mogelijkheid om een tweede straatvergunning aan te vragen. 8. Voorlopig afzien van invoering van betaald parkeren in de Vettenoordsepolder. De parkeerdruk wordt jaarlijks gemeten waarbij gekeken wordt naar de effecten op de parkeerdruk als gevolg van de invoering van de maatregelen voortkomend uit de evaluatie en de renovatie van het stadskantoor. 9. De huidige bezoekersregeling met kraskaarten zal tot uiterlijk 2013 van kracht blijven. De kraskaart blijft geldig tot 31 december 2012 en de verkoop ervan zal doorgang vinden zolang de voorraad strekt. In 2012 zal door het college met voorrang onderzoek verricht worden naar mogelijkheden om de kraskaart te vervangen door een nieuwe betaalmethodiek zoals bijvoorbeeld een chipkaart zodat de bezoekersregeling kan blijven voortbestaan. 10. Uitbesteden van het eerstelijns onderhoud aan de parkeerautomaten. 11. Aanleggen en verwijderen van gereserveerde parkeerplaatsen worden kostendekkend doorberekend met € 725,-- indien de aanvrager een zorgverlener betreft, en voor een bedrag van de materiaalkosten ad € 165,-- indien de aanvrager een bezitter is van een Europese gehandicapten parkeerkaart, die in aanmerking komt voor een gereserveerde parkeerplaats. 12. Uitgifte van gehandicapte parkeerkaarten wordt grotendeels kostendekkend doorberekend aan de aanvrager. De kosten bedragen € 130,--. 13. Kort parkeren (maximaal 1 uur) afschaffen ten behoeve van parkeren door bewoners. 14. Houders van een zorgverlenersvergunning die niet aangesloten zijn bij een centrale zorgverlenerpost kunnen een aanvraag doen voor één gereserveerde parkeerplaats in Vlaardingen. 15. Er worden extra vrij parkeren zones gemaakt.

111

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Rho adviseurs voor leefruimte

Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 1

Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

- niet van toepassing of niet relevant w week < kleiner dan j jaar > groter B bodemverontreiniging = gelijk aan C continu cat. categorie D divers e.d. en dergelijke L luchtverontreiniging kl. klasse Z zonering op basis van Wet geluidhinder n.e.g. niet elders genoemd R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van o.c. opslagcapaciteit toepassing) p.c. productiecapaciteit V Vuurwerkbesluit van toepassing p.o. productieoppervlak G/P verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenver- b.o. bedrijfsoppervlak voer: v.c. verwerkingscapaciteit 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking u uur 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking d dag 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking

2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW 0112 011, 012, 013, 0 Tuinbouw: 016 0112 0113 4 - champignonkwekerijen (algemeen) 30 10 30 C 10 30 2 1 G 0112 0113 5 - champignonkwekerijen met mestfermentatie 100 10 30 C 10 100 3.2 1 G 0112 0163 6 - bloembollendroog- en prepareerbedrijven 30 10 30 C 10 30 2 1 G 0112 011 7 - witlofkwekerijen (algemeen) 30 10 30 C 10 30 2 1 G 014 016 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: 014 016 1 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 D 3.1 2 G 014 016 2 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 30 2 1 G 014 016 - algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55 014 016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 3.1 2 G 014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 30 2 1 G 0142 0162 KI-stations 30 10 30 C 0 30 2 1 G

05 03 - VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN 0501.1 0311 Zeevisserijbedrijven 100 0 100 C 50 R 100 3.2 2 G 0501.2 0312 Binnenvisserijbedrijven 50 0 50 C 10 50 3.1 1 G 0502 032 0 Vis- en schaaldierkwekerijen 0502 032 1 - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 100 30 50 C 0 100 3.2 1 G 0502 032 2 - visteeltbedrijven 50 0 50 C 0 50 3.1 1 G

15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN 151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking: 151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 C 50 R 100 D 3.2 2 G 151 101 2 - vetsmelterijen 700 0 100 C 30 700 5.2 2 G 151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 0 100 C 50 R 300 4.2 2 G 151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m² 100 0 100 C 50 R 100 3.2 2 G 151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m² 50 0 50 C 30 50 3.1 1 G 151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 0 50 10 50 3.1 1 G

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 3

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

151 101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1 1 G 151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden 50 0 50 10 50 3.1 2 G met p.o. < 2.000 m² 152 102 0 Visverwerkingsbedrijven: 152 102 1 - drogen 700 100 200 C 30 700 5.2 2 G 152 102 2 - conserveren 200 0 100 C 30 200 4.1 2 G 152 102 3 - roken 300 0 50 C 0 300 4.2 1 G 152 102 4 - verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m² 300 10 50 C 30 300 D 4.2 2 G 152 102 5 - conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m² 100 10 50 30 100 3.2 1 G 152 102 6 - conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 50 3.1 1 G 1531 1031 0 Aardappelproductenfabrieken: 1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 300 30 200 C 50 R 300 4.2 2 G 1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 10 50 50 R 50 3.1 1 G 1532,1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken: 1532,1533 1032, 1039 1 - jam 50 10 100 C 10 100 3.2 1 G 1532,1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 50 10 100 C 10 100 3.2 2 G 1532,1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 10 100 C 10 100 3.2 2 G 1532,1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 300 10 200 C 30 300 4.2 2 G 1532,1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 10 100 C 10 300 4.2 2 G 1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1541 104101 1 - p.c. < 250.000 ton/jaar 200 30 100 C 30 R 200 4.1 3 G 1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 ton/jaar 300 50 300 C Z 50 R 300 4.2 3 G 1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1542 104102 1 - p.c. < 250.000 ton/jaar 200 10 100 C 100 R 200 4.1 3 G 1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 ton/jaar 300 10 300 C Z 200 R 300 4.2 3 G 1543 1042 0 Margarinefabrieken: 1543 1042 1 - p.c. < 250.000 ton/jaar 100 10 200 C 30 R 200 4.1 3 G 1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 ton/jaar 200 10 300 C Z 50 R 300 4.2 3 G 1551 1051 0 Zuivelproducten fabrieken: 1551 1051 1 - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur 200 100 500 C Z 50 R 500 5.1 3 G 1551 1051 2 - geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur 200 30 500 C Z 50 R 500 5.1 3 G

4 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

1551 1051 3 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar 50 0 100 C 50 R 100 3.2 2 G 1551 1051 4 - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar 100 0 300 C Z 50 R 300 4.2 3 G 1551 1051 5 - overige zuivelproductenfabrieken 50 50 300 C 50 R 300 4.2 3 G 1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 C 50 R 100 3.2 2 G 1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 30 2 1 G 1561 1061 0 Meelfabrieken: 1561 1061 1 - p.c. >= 500 ton/uur 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2 2 G 1561 1061 2 - p.c. < 500 ton/uur 100 50 200 C 50 R 200 4.1 2 G 1561 1061 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 C 50 200 D 4.1 2 G 1562 1062 0 Zetmeelfabrieken: 1562 1062 1 - p.c. < 10 ton/uur 200 50 200 C 30 R 200 4.1 1 G 1562 1062 2 - p.c. >= 10 ton/uur 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2 2 G 1571 1091 0 Veevoerfabrieken: 1571 1091 1 - destructiebedrijven 700 30 200 C 50 700 D 5.2 3 G 1571 1091 2 - beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek 700 100 100 C 30 R 700 D 5.2 3 G 1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur 300 100 200 C 30 300 4.2 2 G water 1571 1091 4 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur 700 200 300 C Z 50 700 5.2 3 G water 1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur 200 50 200 C 30 200 4.1 3 G 1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2 3 G 1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 C 30 200 4.1 2 G 1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: 1581 1071 1 - v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 C 10 30 2 1 G 1581 1071 2 - v.c. >= 7.500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2 2 G 1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2 2 G 1583 1081 0 Suikerfabrieken: 1583 1081 1 - v.c. < 2.500 ton/jaar 500 100 300 C 100 R 500 5.1 2 G 1583 1081 2 - v.c. >= 2.500 ton/jaar 1000 200 700 C Z 200 R 1000 5.3 3 G 1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: 1584 10821 1 - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² 500 50 100 50 R 500 5.1 2 G

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 5

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. 100 30 50 30 100 3.2 2 G < 2.000 m² 1584 10821 3 - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. 30 10 30 10 30 2 1 G <= 200 m² 1584 10821 4 - suikerwerkfabrieken met suikerbranden 300 30 50 30 R 300 4.2 2 G 1584 10821 5 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 R 100 3.2 2 G 1584 10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 30 2 1 G 1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1 2 G 1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen: 1586 1083 1 - koffiebranderijen 500 30 200 C 10 500 D 5.1 2 G 1586 1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2 2 G 1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1 2 G 1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 D 4.1 2 G 1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 R 200 4.1 2 G 1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken: 1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2 2 G 1589.2 1089 2 - met poederdrogen 300 50 50 50 R 300 4.2 2 G 1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1 2 G 1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 30 200 C 30 300 4.2 2 G 1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcoholdoorgisting: 1592 110102 1 - p.c. < 5.000 ton/jaar 200 30 200 C 30 R 200 4.1 1 G 1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 ton/jaar 300 50 300 C 50 R 300 4.2 2 G 1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke 10 0 30 C 0 30 2 1 G 1596 1105 Bierbrouwerijen 300 30 100 C 50 R 300 4.2 2 G 1597 1106 Mouterijen 300 50 100 C 30 300 4.2 2 G 1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2 3 G

16 12 - VERWERKING VAN TABAK 160 120 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 C 30 200 4.1 2 G

6 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL 171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2 2 G 172 132 0 Weven van textiel: 172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2 2 G 172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 10 30 300 Z 50 300 4.2 3 G 173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1 2 G 174,175 139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1 1 G 1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1 2 G 176,177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1 1 G

18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT 181 141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1 1 G 182 141 Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer) 10 10 30 10 30 2 2 G 183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1 1 G

19 15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING) 191 151, 152 Lederfabrieken 300 30 100 10 300 4.2 2 G 192 151 Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 D 3.1 2 G 193 152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1 2 G

20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE 2010.1 16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2 2 G 2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven: 2010.2 16102 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1 2 G 2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1 2 G 202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2 3 G 203,204,205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2 2 G 203,204,205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 0 30 50 0 50 3.1 1 G 200 m²

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 7

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2 1 G

21 17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN 2111 1711 Vervaardiging van pulp 200 100 200 C 50 R 200 4.1 3 G 2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken: 2112 1712 1 - p.c. < 3 ton/uur 50 30 50 C 30 R 50 3.1 1 G 2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 ton/uur 100 50 200 C Z 50 R 200 4.1 2 G 2112 1712 3 - p.c. >= 15 ton/uur 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2 3 G 212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2 2 G 2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken: 2121.2 17212 1 - p.c. < 3 ton/uur 30 30 100 C 30 R 100 3.2 2 G 2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 ton/uur 50 30 200 C Z 30 R 200 4.1 2 G

22 18 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2 3 G 2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2 3 G 2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2 1 P 2223 1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1 1 G 2223 1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2 2 G 2224 1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2 2 G 2225 1814 Overige grafische activiteiten 30 0 30 10 30 D 2 2 G 223 182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1 1 G

23 19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT- /KWEEKSTOFFEN 231 191 Cokesfabrieken 1000 700 1000 C Z 100 R 1000 5.3 2 G 2320.1 19201 Aardolieraffinaderijen 1500 100 1500 C Z 1500 R 1500 6 3 G 2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 100 3.2 2 G 2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 0 100 50 R 300 4.2 2 G 2320.2 19202 C Aardolieproductenfabrieken n.e.g. 300 0 200 50 R 300 D 4.2 2 G

8 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

233 210, 212, 244 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 10 10 100 1500 1500 D 6 1 G

24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN 2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen: 2411 2011 1 - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht 10 0 700 C Z 100 R 700 5.2 3 G 2411 2011 2 - overige gassenfabrieken, niet explosief 100 0 500 C 100 R 500 5.1 3 G 2411 2011 3 - overige gassenfabrieken, explosief 100 0 500 C 300 R 500 5.1 3 G 2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 C 200 R 200 D 4.1 3 G 2413 2012 0 Anorganische chemische grondstoffenfabrieken: 2413 2012 1 - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 100 30 300 C 300 R 300 D 4.2 2 G 2413 2012 2 - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 300 50 500 C 700 R 700 D 5.2 3 G 2414.1 20141 A0 Organische chemische grondstoffenfabrieken: 2414.1 20141 A1 - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 300 10 200 C 300 R 300 D 4.2 2 G 2414.1 20141 A2 - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 1000 30 500 C 700 R 1000 D 5.3 2 G 2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken: 2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 100 0 200 C 100 R 200 4.1 2 G 2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 200 0 300 C Z 200 R 300 4.2 3 G 2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische): 2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 ton/jaar 300 0 200 C 100 R 300 4.2 2 G 2414.2 20149 2 - p.c. >= 50.000 ton/jaar 500 0 300 C Z 200 R 500 5.1 3 G 2415 2015 Kunstmeststoffenfabrieken 500 300 500 C 500 R 500 5.1 3 G 2416 2016 Kunstharsenfabrieken en dergelijke 700 30 300 C 500 R 700 5.2 3 G 242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken: 242 202 1 - fabricage 300 50 100 C 1000 R 1000 5.3 3 G 242 202 2 - formulering en afvullen 100 10 30 C 500 R 500 D 5.1 2 G 243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 300 30 200 C 300 R 300 D 4.2 3 G 2441 2110 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken: 2441 2110 1 - p.c. < 1.000 ton/jaar 200 10 200 C 300 R 300 4.2 1 G 2441 2110 2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar 300 10 300 C 500 R 500 5.1 2 G 2442 2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 9

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1 2 G 2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2 2 G 2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 100 200 C 100 R 300 4.2 3 G 2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 30 50 C 50 R 300 4.2 2 G 2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken: 2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2 3 G 2462 2052 2 - met dierlijke grondstoffen 500 30 100 50 500 5.1 3 G 2464 205902 Fotochemische productenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2 3 G 2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1 3 G 2466 205903 B Overige chemische productenfabrieken n.e.g. 200 30 100 C 200 R 200 D 4.1 2 G 247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 30 300 C 200 R 300 4.2 3 G

25 22 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF 2511 221101 Rubberbandenfabrieken 300 50 300 C 100 R 300 4.2 2 G 2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven: 2512 221102 1 - vloeroppervlak < 100 m² 50 10 30 30 50 3.1 1 G 2512 221102 2 - vloeroppervlak >= 100 m² 200 50 100 50 R 200 4.1 2 G 2513 2219 Rubberartikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2 1 G 252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven: 252 222 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 R 200 4.1 2 G 252 222 2 - met fenolharsen 300 50 100 200 R 300 4.2 2 G 252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouw- 50 30 50 30 50 3.1 2 G materialen

26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN 261 231 0 Glasfabrieken: 261 231 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar 30 30 100 30 100 3.2 1 G 261 231 2 - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar 30 100 300 C Z 50 R 300 4.2 2 G 261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar 300 100 100 30 300 4.2 1 G 261 231 4 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar 500 200 300 C Z 50 R 500 5.1 2 G

10 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

2612 231 Glas-in-loodzetterij 10 30 30 10 30 2 1 G 2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1 1 G 262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken: 262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2 1 G 262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2 2 G 264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1 2 G 264 233 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 R 200 4.1 2 G 2651 2351 0 Cementfabrieken: 2651 2351 1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 10 300 500 C 30 R 500 5.1 2 G 2651 2351 2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 30 500 1000 C Z 50 R 1000 5.3 3 G 2652 235201 0 Kalkfabrieken: 2652 235201 1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 30 200 200 30 R 200 4.1 2 G 2652 235201 2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 50 500 300 Z 50 R 500 5.1 3 G 2653 235202 0 Gipsfabrieken: 2653 235202 1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 30 200 200 30 R 200 4.1 2 G 2653 235202 2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 50 500 300 Z 50 R 500 5.1 3 G 2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken: 2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtriller 10 100 200 30 200 4.1 2 G 2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag 10 100 300 30 300 4.2 2 G 2661.1 23611 3 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag 30 200 700 Z 30 700 5.2 3 G 2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken: 2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 10 50 100 30 100 3.2 2 G 2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 30 200 300 Z 30 300 4.2 3 G 2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2 2 G 2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales: 2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 ton/uur 10 50 100 10 100 3.2 3 G 2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 ton/uur 30 200 300 Z 10 300 4.2 3 G 2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: 2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 ton/dag 10 50 100 50 R 100 3.2 2 G 2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 ton/dag 30 200 300 Z 200 R 300 4.2 3 G

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 11

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven: 267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 100 D 3.2 1 G 267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 10 30 50 0 50 3.1 1 G 267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar 10 100 300 10 300 4.2 1 G 267 237 4 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar 30 200 700 Z 10 700 5.2 2 G 2681 2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1 1 G 2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken: 2682 2399 A1 - p.c. < 100 ton/uur 300 100 100 30 300 4.2 3 G 2682 2399 A2 - p.c. >= 100 ton/uur 500 200 200 Z 50 500 5.1 3 G 2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol): 2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar 100 200 300 C Z 30 300 4.2 2 G 2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 C 50 200 4.1 2 G 2682 2399 C Minerale productenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2 2 G 2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1 3 G 2682 2399 D1 - asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur 200 100 300 Z 50 300 4.2 3 G

27 24 - VERVAARDIGING VAN METALEN 271 241 0 Ruwijzer- en staalfabrieken: 271 241 1 - p.c. < 1.000 ton/jaar 700 500 700 200 R 700 5.2 2 G 271 241 2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar 1500 1000 1500 C Z 300 R 1500 6 3 G 272 245 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: 272 245 1 - p.o. < 2.000 m² 30 30 500 30 500 5.1 2 G 272 245 2 - p.o. >= 2.000 m² 50 100 1000 Z 50 R 1000 5.3 3 G 273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: 273 243 1 - p.o. < 2.000 m² 30 30 300 30 300 4.2 2 G 273 243 2 - p.o. >= 2.000 m² 50 50 700 Z 50 R 700 5.2 3 G 274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken: 274 244 A1 - p.c. < 1.000 ton/jaar 100 100 300 30 R 300 4.2 1 G 274 244 A2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar 200 300 700 Z 50 R 700 5.2 2 G 274 244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:

12 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

274 244 B1 - p.o. < 2.000 m² 50 50 500 50 R 500 5.1 2 G 274 244 B2 - p.o. >= 2.000 m² 200 100 1000 Z 100 R 1000 5.3 3 G 2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen: 2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 ton/jaar 100 50 300 C 30 R 300 4.2 1 G 2751, 2752 2451, 2452 2 - p.c. >= 4.000 ton/jaar 200 100 500 C Z 50 R 500 5.1 2 G 2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen: 2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 ton/jaar 100 50 300 C 30 R 300 4.2 1 G 2753, 2754 2453, 2454 2 - p.c. >= 4.000 ton/jaar 200 100 500 C Z 50 R 500 5.1 2 G

28 25, 31 - VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN) 281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen: 281 251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2 2 G 281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² 30 30 50 10 50 3.1 1 G 281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m² 30 50 200 30 200 4.1 2 G 281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² 50 200 300 Z 30 300 4.2 3 G 2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven: 2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m² 30 50 300 30 R 300 4.2 2 G 2821 2529, 3311 2 - p.o. >= 2.000 m² 50 100 500 Z 50 R 500 5.1 3 G 2822, 2830 2521, 2530, Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1 2 G 3311 284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1 1 G 284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke 50 30 100 30 100 D 3.2 2 G 284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² 30 30 50 10 50 D 3.1 1 G 2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: 2851 2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2 2 G 2851 2561, 3311 10 - stralen 30 200 200 30 200 D 4.1 2 G 2851 2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2 1 G 2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2 2 G 2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2 2 G

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 13

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2 2 G 2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2 2 G 2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2 2 G 2851 2561, 3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2 2 G 2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2 2 G 2851 2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2 1 G 2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en 30 30 100 50 100 3.2 2 G dergelijke) 2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2 1 G 2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² 10 30 50 10 50 D 3.1 1 G 287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: 287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m² 30 50 200 30 200 4.1 2 G 287 259, 331 A2 - p.o. >= 2.000 m² 50 100 500 Z 30 500 5.1 3 G 287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2 2 G 287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² 30 30 50 10 50 3.1 1 G

29 27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN 29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken, inclusief reparatie: 29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m² 30 30 100 30 100 D 3.2 2 G 29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m² 50 30 200 30 200 D 4.1 3 G 29 28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30 300 D 4.2 3 G 29 27, 28, 33 - reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandings- 30 30 50 30 50 3.1 1 G motoren  = 1 MW

30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS 30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie 30 10 30 10 30 2 1 G

31 26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN 311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken, inclusief reparatie 200 30 30 50 200 4.1 1 G 312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1 1 G

14 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 R 200 D 4.1 2 G 314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2 2 G 315 274 Lampenfabrieken 200 30 30 300 R 300 4.2 2 G 316 293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2 1 G 3162 2790 Koolelektrodenfabrieken 1500 300 1000 C 200 R 1500 6 2 G

32 26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN 321 t/m 323 261, 263, 264, Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en 30 0 50 30 50 D 3.1 2 G 331 dergelijke, inclusief reparatie 3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1 1 G

33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN 33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en 30 0 30 0 30 2 1 G dergelijke, inclusief reparatie

34 29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven: 341 291 1 - p.o. < 10.000 m² 100 10 200 C 30 R 200 D 4.1 3 G 341 291 2 - p.o. >= 10.000 m² 200 30 300 Z 50 R 300 4.2 3 G 3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 R 200 4.1 2 G 3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1 2 G 343 293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2 2 G

35 30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS) 351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: 351 301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1 2 G 351 301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2 2 G 351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1 2 G

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 15

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

351 301, 3315 4 - metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW 100 100 500 C Z 50 500 5.1 2 G 351 301, 3315 - onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen 30 50 50 30 50 3.1 2 G 3511 3831 Scheepssloperijen 100 200 700 100 R 700 5.2 2 G 352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: 352 302, 317 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2 2 G 352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30 R 300 4.2 2 G 353 303, 3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: 353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1 2 G 353 303, 3316 2 - met proefdraaien motoren 100 30 1000 Z 100 R 1000 5.3 2 G 354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2 2 G 355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2 2 G

36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 361 310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2 2 G 361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 0 10 10 0 10 1 1 P 362 321 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke 30 10 10 10 30 2 1 G 363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2 2 G 364 323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1 2 G 365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1 2 G 3661.1 32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2 1 P 3661.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1 2 G

37 38 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING 371 383201 Metaal- en autoschredders 30 100 500 Z 30 500 5.1 2 G 372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen: 372 383202 A1 - v.c. < 100.000 ton/jaar 30 100 300 10 300 4.2 2 G 372 383202 A2 - v.c. >= 100.000 ton/jaar 30 200 700 10 700 5.2 3 G 372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 300 50 100 50 R 300 4.2 2 G 372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 200 200 300 C 50 300 4.2 3 G

16 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

40 35 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER 40 35 A0 Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe) 40 35 A1 - kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen 100 700 700 C Z 200 700 5.2 2 G > 75 MWth 40 35 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 100 100 500 C Z 100 500 5.1 2 G 40 35 A3 - gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 100 500 C Z 100 R 500 5.1 1 G 40 35 A5 - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth 30 30 500 C Z 100 R 500 5.1 1 G 40 35 B0 Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: 40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen 100 50 100 30 R 100 3.2 2 G voedingsindustrie 40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 50 100 30 R 100 3.2 2 G 40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: 40 35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2 1 P 40 35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1 1 P 40 35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100 C 50 100 3.2 1 P 40 35 C4 - 200 - 1.000 MVA 0 0 300 C Z 50 300 4.2 1 P 40 35 C5 - >= 1.000 MVA 0 0 500 C Z 50 500 5.1 1 P 40 35 D0 Gasdistributiebedrijven: 40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 0 0 300 C 100 300 4.2 1 P 40 35 D2 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW 0 0 500 C 200 R 500 5.1 1 P 40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A 0 0 10 C 10 10 1 1 P 40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C 0 0 30 C 10 30 2 1 P 40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, categorie D 0 0 50 C 50 R 50 3.1 1 P 40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: 40 35 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2 1 P 40 35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2 1 P

41 36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER 41 36 A0 Waterwinning-/bereidingbedrijven: 41 36 A1 - met chloorgas 50 0 50 C 1000 R 1000 D 5.3 1 G

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 17

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1 1 G 41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 41 36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2 1 P 41 36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2 1 P 41 36 B3 - >= 15 MW 0 0 300 C 10 300 4.2 1 P

45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID 45 41, 42, 43 Bouwbedrijven/aannemers algemeen 45 41, 42, 43 0 - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 100 3.2 2 G 45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m²: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 50 3.1 2 G 45 41, 42, 43 2 - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m² 0 10 30 10 30 2 1 G 453 432 Bouwinstallatie algemeen 10 10 30 30 30 2 1 G 453 4322 Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij 50 30 50 30 50 3.1 1 G 453 4321 Elektrotechnische installatie 10 10 30 10 30 2 1 G

50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS 501, 502, 504 451, 452, 454 Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2 2 P 501 451 Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie) 10 10 100 10 100 3.2 2 G 5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2 1 G 5020.4 45204 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1 1 G 5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1 1 G 5020.5 45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2 3 P 503, 504 453 Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 30 2 1 P

51 46 - GROOTHANDEL EN OPSLAG 5121 4621 0 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1 2 G 5121 4621 1 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een 100 100 300 Z 50 R 300 4.2 2 G verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 5122 4622 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2 2 G

18 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

5123 4623 Groothandel in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2 2 G 5124 4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1 2 G 5125, 5131 46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1 2 G 5132, 5133 4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 50 3.1 2 G 5134 4634 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2 2 G 5135 4635 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2 2 G 5136 4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2 2 G 5137 4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2 2 G 5138, 5139 4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2 2 G 514 464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2 2 G 5148.7 46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie: 5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2 2 G 5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1 2 G 5148.7 46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2 2 G 5151.1 46711 0 Groothandel in vaste brandstoffen: 5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1 2 P 5151.1 46711 2 - kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m² 50 500 500 Z 100 500 5.1 3 G 5151.2 46712 0 Groothandel in vloeibare brandstoffen: 5151.2 46712 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 0 10 10 10 1 1 G 5151.2 46712 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³ 10 0 10 50 R 50 3.1 1 G 5151.2 46712 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³ 30 0 30 100 R 100 3.2 1 G 5151.2 46712 - bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³ 10 0 10 10 30 2 1 G 5151.2 46712 - bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³ 30 0 30 50 50 3.1 1 G 5151.2 46712 1 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ 50 0 50 200 R 200 D 4.1 2 G 5151.2 46712 2 - o.c. >= 100.000 m³ 100 0 50 500 R 500 D 5.1 2 G 5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300 R 300 D 4.2 2 G 5151.2 46712 0 Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)): 5151.2 46712 - bovengronds, < 2 m³ 0 0 0 30 30 2 1 G 5151.2 46712 - bovengronds, 2 - 8 m³ 10 0 0 50 R 50 3.1 1 G 5151.2 46712 - bovengronds, 8 - 80 m³ 10 0 10 100 R 100 3.2 1 G

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 19

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

5151.2 46712 - bovengronds, 80 - 250 m³ 30 0 30 300 R 300 4.2 2 G 5151.2 46712 - ondergronds, < 80 m³ 10 0 10 50 R 50 3.1 1G G 5151.2 46712 - ondergronds, 80 - 250 m³ 30 0 30 200 R 200 4.1 2 G 5151.2 46712 1 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ 50 0 50 200 R 200 D 4.1 2 G 5151.2 46712 2 - o.c. >= 100.000 m³ 100 0 50 500 R 500 D 5.1 2 G 5151.2 46712 0 Gasvormige brandstoffen in gasflessen 5151.2 46712 - kleine hoeveelheden < 10 ton 0 0 0 10 10 1 1 G 5151.2 46712 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 10 0 10 30 R 30 2 1 G 5151.2 46712 - grote hoeveelheden (> 150 ton) en/of laag beschermingsniveau 30 0 30 500 R 500 5.1 2 G 5151.2 46712 Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld 10 0 10 50 50 3.1 1 G 5151.3 46713 Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2 2 G 5152.1 46721 0 Groothandel in metaalertsen: 5152.1 46721 1 - opslag oppervlak < 2.000 m² 30 300 300 10 300 4.2 3 G 5152.1 46721 2 - opslag oppervlak >= 2.000 m² 50 500 700 Z 10 700 5.2 3 G 5152.2 /.3 46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2 2 G 5153 4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen: 5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 10 50 10 50 3.1 2 G 5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 0 10 30 10 30 2 1 G 5153.4 46735 4 Zand en grind: 5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 0 30 100 0 100 3.2 2 G 5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 30 2 1 G 5154 4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: 5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1 2 G 5154 4674 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 0 0 30 0 30 2 1 G 5155.1 46751 Groothandel in chemische producten 50 10 30 100 R 100 D 3.2 2 G 5155.2 46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2 1 G 5155.2 46752 Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen 5155.2 46752 - kleine hoeveelheden < 10 ton 0 0 0 10 10 1 1 G 5155.2 46752 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 0 0 0 30 R 30 2 1 G 5155.2 46752 - grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau 0 0 0 500 R 500 5.1 1 G

20 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

5156 4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2 2 G 5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1.000 m² 10 30 100 30 100 3.2 2 G 5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² 10 10 50 10 50 3.1 2 G 5157.2/3 4677 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m² 10 30 100 10 100 D 3.2 2 G 5157.2/3 4677 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m² 10 10 50 10 50 3.1 2 G 518 466 0 Groothandel in machines en apparaten: 518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2 2 G 518 466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1 2 G 518 466 3 - overig met oppervlak <= 2.000 m² 0 10 30 0 30 2 1 G 519 466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en 0 0 30 0 30 2 2 G dergelijke)

52 47 - REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN 527 952 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1 1 P

60 49 - VERVOER OVER LAND 6022 493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2 2 P 6023 493 Touringcarbedrijven 10 0 100 C 0 100 3.2 2 G 6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² 0 0 100 C 30 100 3.2 3 G 6024 494 1 - goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. 0 0 50 C 30 50 3.1 2 G <= 1.000 m²

63 52 - DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER 631 522 Loswal 10 30 50 30 50 3.1 2 G 6311.1 52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van zeeschepen: 6311.1 52241 1 - containers 0 10 500 C 100 R 500 5.1 3 G 6311.1 52241 2 - stukgoederen 0 30 300 C 100 R 300 D 4.2 3 G 6311.1 52241 3 - ertsen, mineralen en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² 50 700 1000 C Z 50 1000 5.3 3 G 6311.1 52241 4 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton/uur 100 500 500 C Z 100 R 500 5.1 3 G 6311.1 52241 5 - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² 50 700 700 C Z 100 700 5.2 3 G 6311.1 52241 6 - olie, lpg, en dergelijke 300 0 100 C 1000 R 1000 5.3 2 G

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 21

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

6311.1 52241 7 - tankercleaning 300 10 100 C 200 R 300 4.2 1 G 6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van binnenvaart: 6311.2 52242 1 - containers 0 10 300 50 R 300 4.2 2 G 6311.2 52242 10 - tankercleaning 300 10 100 200 R 300 4.2 1 G 6311.2 52242 2 - stukgoederen 0 10 100 50 R 100 D 3.2 2 G 6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak < 2.000 m² 30 200 300 30 300 4.2 2 G 6311.2 52242 4 - ersten, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² 50 500 700 Z 50 700 5.2 3 G 6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 ton/uur 50 300 200 50 R 300 4.2 2 G 6311.2 52242 6 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton/uur 100 500 300 Z 100 R 500 5.1 3 G 6311.2 52242 7 - steenkool, opslagoppervlak < 2.000 m² 50 300 300 50 300 4.2 2 G 6311.2 52242 8 - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² 50 500 500 100 500 5.1 3 G 6311.2 52242 9 - olie, lpg, en dergelijke 100 0 50 Z 700 R 700 5.2 2 G 6312 52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1 2 G 6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2 2 G 6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2 2 G 6321 5221 3 Caravanstalling 10 0 30 C 10 30 2 2 P

64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE 641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2 2 P

71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN 711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2 2 P 712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1 2 G 713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1 2 G 7133 7733 Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers 10 0 30 10 2 2 G

72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE 72 62 Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines 0 0 10 0 10 1 1 P 72 58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2 1 P

22 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK 731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2 1 P

74 63, 69 t/m 71, - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1 1 P 7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2 2 G 7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijproducten 50 30 200 C 50 R 200 4.1 3 G 7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke 0 0 10 0 10 1 2 P

90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING 9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: 9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 200 10 100 C 10 200 4.1 2 G 9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 10 200 C Z 10 300 4.2 2 G 9001 3700 A3 - >= 300.000 i.e. 500 10 300 C Z 10 500 5.1 3 G 9001 3700 B Rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2 1 P 9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke 50 30 50 10 50 3.1 2 G 9002.1 381 B Gemeentewerven (afvalinzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1 2 G 9002.1 381 C Vuiloverslagstations 200 200 300 30 300 4.2 3 G 9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven: 9002.2 382 A1 - mestverwerking/korrelfabrieken 500 10 100 C 10 500 5.1 3 G 9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2 1 G 9002.2 382 A3 - verwerking radioactief afval 0 10 200 C 1500 1500 6 1 G 9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1 1 G 9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2 1 G 9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 200 300 C Z 50 300 D 4.2 3 G 9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvanoafval 10 10 30 30 R 30 2 1 G 9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 300 200 300 10 300 4.2 3 G

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 23

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES

G G STOF GEUR GELUID VNG-nr. GEVAAR VERKEER AFSTAND

GROOTSTE CATEGORIE

9002.2 382 C0 Composteerbedrijven: 9002.2 382 C1 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar 300 100 50 10 300 4.2 2 G 9002.2 382 C2 - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar 700 300 100 30 700 5.2 2 G 9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jaar 100 100 100 10 100 3.2 2 G 9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jaar 200 200 100 30 200 4.1 3 G 9002.2 382 C5 - gft in gesloten gebouw 200 50 100 100 R 200 4.1 3 G

93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING 9301.1 96011 A Wasserijen en linnenverhuur 30 0 50 C 30 50 3.1 2 G 9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1 2 G 9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2 2 G 9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2 1 G

SBI 93/08/SvB b in.ozb maart 2012

Verbeelding

WR-A Plangebied Plangrens

Enkelbestemmingen WS-WK B Bedrijf G Groen 6 H Horeca 10 75% V Verkeer 9 B 8 V-VB Verkeer - Verblijfsgebied 75% 8 9 H 11 (bw) 7 WA Water 12 (h≤4) 100% H (b≤3.1) 10 V 8 8 (bw) 12 10 3 Dubbelbestemmingen 75% (sb-3) 5 7 WR-A 9 Waarde - Archeologie 8 7 9 12 WR-C (b≤3.1) Waarde - Cultuurhistorie 9 10 B WS-WK Waterstaat - Waterkering

10 5 Waarde - Archeologie 5 8 5 schaal 1:4000 8 WR-C Gebiedsaanduidingen 4 8 (b≤3.1) 7 geluidzone - industrie 10 5 10 V-VB 8 7 overige zone - gezoneerd industrieterrein H85% 11 8 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 15 B 10 (b≤3.1) 22 WS-WK H Functieaanduidingen 12 (b≤3.1) 10 bedrijf tot en met categorie 3.1 18 14 (h≤4) WA (b≤3.2) bedrijf tot en met categorie 3.2 100% 100% (bw) bedrijfswoning 13 (dh) detailhandel 16 6 5 (dv) dienstverlening 8 (b≤3.1) (h≤4) horeca tot en met categorie 4 3 (si) seksinrichting (bw) 9 (bw) (sb-1) specifieke vorm van bedrijf - 1 V-VB (dh) 11 (sb-2) 7 10 4 specifieke vorm van bedrijf - 2 4 (b≤3.1) 7 12 (sb-3) specifieke vorm van bedrijf - 3 V-VB (sh-ba) specifieke vorm van horeca - bezorgen en afhalen 10 (b≤3.2) (sb-1) (sh-pc) specifieke vorm van horeca - paracommercie 8 (b≤3.1) 10 7 12 (si) 11 (bw) 15 Bouwvlakken

70% 14 bouwvlak 12 (h≤4) G 7 (sh-pc) H

11 (h≤4) (b≤3.1) (sb-2) H (sh-ba) Maatvoeringen 6 7 80% 12 10 (dh) 75% maximum bebouwingspercentage (%) 7 11 18 B B 75% 10 WA (b≤3.1) (h≤4) WA 4 8 maximum bouwhoogte (m) (b≤3.2)(sb-1) 10 10 3 14 75% 7 maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) 10 11 B 75% 6 12 7 10 75% 7 14 (dv) 9 (b≤3.1) (sb-1)

12 (bw) 7 15 10 9

(b≤3.2) (sb-1)

(b≤3.1) (sb-1)

WS-WK

WA

gemeente Vlaardingen

bestemmingsplan KW-kades noordpijl identificatie planstatus tekening identificatiecode datum status schaal : 1:1000

NL.IMRO. 0622.0235bpKwkd2012-0130 05-11-2012 concept afmeting : 840 x 1110 03-05-2013 voorontwerp bladnummer : 1 projectnummer 10-12-2013 ontwerp aantal bladen : 1 062200.16920.01 18-09-2014 vastgesteld bestand : 0Z0K-BPL

postbus 150 3000 AD Rotterdam [email protected] referte : ir. R.A. Sips 010-2018555 www.rho.nl getekend : ing. E.J. Dekkers