POLITIEKE CULTUUR EN VOLKSCULTUUR IN DE PATRIOTTENTIJD

Jouke Nijman

Inleiding

De Patriottenbeweging heeft niet alleen het politieke einde van de oude Repu­ bliek ingeluid, maar ook een verandering teweeg gebracht op het gebied van de politieke cultuur. In het politieke verkeer deden allerlei nieuwe gedrags-, actie-, organisatie- en communicatievormen hun intrede. In het kader van de herden­ king van de Partiottenbeweging (1987) heeft Van Sas deze cultuurverandering gekwalificeerd als de 'uitvinding van de moderne politiek,.l Het belang van de politieke vernieuwing ziet hij vooral in de grotere moge­ lijkheden tot politieke participatie en representatie.2 Grote groepen van de be­ volking, die tot dat moment nauwelijks mogelijkheden hadden gekend om politieke invloed uit te oefenen, troffen elkaar nu in bwgercomités, petitiebe­ wegingen, lees- en bwgergezelschappen en exercitiegenootschappen. Deze informele circuits fungeerden in de praktijk als politieke organisaties en, met elkaar verbonden door een samenhangende ideologie, vormden zij een 'nationa­ le Gefüh/sgemeinschaft,.3

De l'eranderingen binnen de politieke cultuur tijdens de crisis wn het Ancien Regime

De stelling van Van Sas OYer de politieke cultuuromslag is welbeschouwd alleen van toepassing op de patriottenbeweging in de stedelijke centra. De vraag in hoeverre en op welke wijze de door Van Sas geponeerde 'kwalitatieve omslag in de politieke cultuur' zich ook heeft voorgedaan op het platteland is op een enkele publicatie na OYer het Brabantse patriottisme onbeant\\Qord gebleven. Deze vraag valt uiteen in twee vragen: heeft zich op het platteland wel een vergelijkbare politieke dynamiek voorgedaan en waaruit bestond dan de veron­ derstelde cultuurverandering? De centrale vraag kan eigenlijk niet goed beant\\Qord \Wrden ronder dat een vergelijking \Wrdt gemaakt met de traditionele vormen van politieke cul-

1 N.C.P. van Sas, 'Tweedragt overal: het patriottisme en de uitvinding van de moderne p0­ litiek' in: H. Bots en W.W. Mijnhardt ed., De Droom van de Revolutie. Nieuwe benade­ ringen van het Patriottisme (Amsterdam 1988) 18 en 26. 2 De Droom van de Revolutie, 28. 3 Ibidem, 27.

417 Nijman tuur. Het probleem is dat er tot dusverre weinig onderzoek is verricht naar deze oudere vormen van politiek gedrag. Als een der weinigen heeft Romme, daarbij steunend op de inzichten van de historisch socioloog Tilly, onderzoek gedaan naar de traditionele vormen van politieke cultuur.4 Hiermee heeft hij voor Brabant een nieuw perspectief op de patriottentijd geopend. Zijn studie toonde ondermeer aan dat de collectieve gedragsvormen van het traditionele volksgericht ook voorkwamen in periodes van politieke spanningen.5 Omdat de partijvorming en mobilisatieprocessen tijdens de patriottentijd vooral bepaald werden door plaatselijke factoren kan mogelijk met een benade­ ring op microniveau een antwoord worden gegeven op de vraag hoe de politieke cultuuromslag in het Groninger Ommeland heeft plaatsgevonden.6 Met gebruik­ making van de inzichten van Romme en Rooijakkers zal ik aan de hand van een casestudy over een lokaal politiek conflict het onderscheid tussen de traditi­ onele en de moderne politieke cultuur zichtbaar maken. Van 't Zandt, een klein dorpje op de zeeklei van Groningen, dat evenals vele andere plaatsen in de provincie in de patriottentijd het toneel was van heftige politieke conflicten, is een omvangrijk juridische dossier bewaard gebleven. Hierin wordt een uitvoe­ rige beschrijving gedaan van de plaatselijke politieke strijd?

De politieke crisis van de jaren 1780.

De politieke cnSlS van de jaren tachtig van de achttiende eeuw kan niet los worden gezien van het dramatisch verloop van de Vierde Engelse oorlog (1780­ 1784). De nationale frustratie over de nederlaag kwam ondermeer tot uitdruk­ king in ernstige kritiek op het politieke systeem. Met name de stadhouder gold daarbij als de verpersoonlijking van het gecorrumpeerde stelsel. Het debat rondom zijn positie kristalliseerde zich uit in een dusdanig extreme partijvor­ ming, dat het systeem zelf te gronde dreigde te gaan. In de loop van 1786 tekende zich duidelijk de configuratie van een potentiële burgeroorlog af: op landelijk niveau ontstond een tweedeling met aan de ene kant Groningen, Holland en Overijssel, die tezamen het patriotse blok vormde tegenover het Oranjegezinde Zeeland, Gelderland en Friesland. In Utrecht - het voorbeeld van ultieme verdeeldheid - was de Statenvergadering zelfs uiteengevallen: het

4 T. Romme, 'Charivari-rituelen in de Meierij. De zaak Jan Van Es te Oss' in: G. Rooijak­ kers en T. Romme Charivari in de Nederlanden. Rituele sancties op deviant gedrag (Am­ sterdam 1989); T. Romme, 'Charivari en patrottisme' in: Voor 'Brabants Vryheid' Patriot­ ten in Staas-Brabant ('S Hertogenbosch 1988) 118. 5 Romme, 'Brabants vryheid', 119. 6 Wijnand W. Mijnhardt, 'TIle Dutch enlightment: humanism, nationalism, and decline' in: Margaret C. Jacob en Wijnand W. Mijnhardt, The Dutch Repub/ic in the eighteenth century. Decline, en/ightement, and revolution. (Ithaca en New Vork 1992) 223. 7 Rijks Archief Groningen (RAG), Hoge Justitiekamer (HJK) inv.nr. 2056. De in dit artikel beschreven casus is ontleend aan dit dossier.

418 Volkscultuur prinsgezinde deel koos Amersfoort als haar domicilie terwijl het patriotse kamp in de hoofdstad bleef vergaderen.8 In Groningen kwam het politieke systeem pas na 1784 in een acute crisis, toen de oorlog met Engeland al voorbij was. Het bestuur van de stad Gronin­ gen was inmiddels wel in handen gekomen van de patriotten en de dominante positie, die de Stad van oudsher binnen het gewestelijk bestuur innam, werd door de patriotten benut om in Stad en Lande een militaire vleugel te ontwik­ kelen. Een diplomatiek conflict met Oostenrijk verschafte hen de ideale gele­ genheid om de burgerbevolking te mobiliseren. Onder het mom van een drei­ gende invasie werden de inwoners van de Stad en het platteland opgeroepen om militaire burgercorpsen te gaan vormen. In de eerste helft van 1785 werden in de Ommelanden twaalf van dergelijke genootschappen opgericht,9 Behalve een oproer in het Oranjegezinde Oldambt gaf de oprichting van de exercitiegenootschappen geen aanleiding tot protest, een situatie die in vergelij­ king tot andere gewesten opmerkelijk genoemd kan worden. Volgens een ano­ nieme pamflettist was het aanvankelijke 'diepe stilzwijgen' in deze provincie te danken aan de 'lieOfjke verdraagzaamheid', waarmee zowel als burgers elkaar bejegenden.1 Men kon nauwelijks merken, zo vond hij, 'tot welke par­ tye deze of gene behoorde'. Deze opmerkelijke politieke stilte is door Hilde­ brand wel in verband gebracht met de relatief gunstige economische gesteldheid en de provinciale constitutie. Zijn verklaring is maar ten dele geldig, want ondanks deze gunstige omstandigheden zou ook hier de politieke strijd losbar­ sten. De inhoud van de pamfletten, die in de tweede helft van de jaren 1780 verschenen, tonen wel degelijk dat er ten aanzien van het politieke systeem nog vele grieven leefden. Echter in 1786 verslechterde de sfeer. Dezelfde pamflettist wijt de opgelaai­ de partijstrijd aan de kring van adviseurs rond de stadhouder. Deze 'verderven­ de raadslieden' zouden hem hebben bewogen tot 'de stap van openbaar geweld en tot verkragting van al wat heilig behoorde te zijn', hierbij ongetwijfeld doe-

12 P. Geyl, Geschiedenis van de Nederlandse stam VI (paperback herdruk; Amsterdam en Antwerpen 1961). 9 K. Hildebrand. 'De Patriottenbeweging in Stad en Lande' in: Groningse Volksalmanak, (1950) 1-71. Dit artikel is tot dusverre de enige studie, die de Groninger Patriottenbewe­ ging op regionale schaal behandelt. Voor zover in dit artikel niet uitdrukkelijk naar authentiek bronnenmateriaal wordt verwezen, is teruggegrepen op het artikel van Hildebrand. In 1996 verscheen van J.K.H. van der Meer, PaJriotten in Groningen 1780­ 1795 (Assen 1996). Deze dissertatie gaat over het patriottisme in de stad Groningen. Voor de aanvragen zie het Staten Archief (RAG, SA, inv. nr 68), hier bevinden zich verscheidene aanvragen uit de kerspelen om materiële ondersteuning. 10 RAG, Familie-archief Wichers. Hierin bevindt zich een handgeschreven tekst, gedateerd 13 februari 1786 en ondertekend met H.F.W. Vennoedelijk is het een concepttekst voor een pamnet.

419 Nijman

lend op de contra-revolutionaire strafexpedities naar en Elburg in september van dat jaar,u De aanleiding voor de politieke strijd op het Groninger platteland werd ge­ vormd door de magistraatsbenoeming van Appingedam. Hier deed zich een opmerkelijke politieke tweedeling voor: het plaatselijk bestuur was in meerder­ heid patriottisch, terwijl driekwart van de bevolking Oranjegezind was. In deze constellatie werd elke bestuurlijke beslissing tot een heet hangijzer gemaakt. In het licht van de nieuwe democratische inzichten werd de bemoeienis van de stadhouder met de benoeming van het plaatselijk bestuur, door de patriotten steeds sterker als een ongrondwettelijke inmenging in de stedelijke souvereini­ teit ervaren. De Oranjepartij beschouwde deze invloed daarentegen als een garantie tegen politieke misbruiken. In navolging van de stad Groningen wist de patriottische bestuurselite van Appingedam toch een benoeming op eigen gezag door te drijven, zonder de gebruikelijke goedkeuring van de stadhouder af te wachten. De aanhangers van de stadhouder - ongevoelig voor elke rechtshistorische of natuurrechtelijke argumentatie - beschouwden het passeren van hun patroon als een regelrechte aantasting van diens soevereiniteit en brachten de zaak voor het provinciale gerechtshof; de Hoge Justitiekamer. Ze waren van mening dat eigenmachtige benoeming in strijd was met de provinciale constitutie en eisten dat de eedsta­ ving ongeldig werd verklaard. De consequenties van deze juridische stap teken­ den zich al snel af, want vanaf dat moment ontwikkelde deze plaatselijke aange­ legenheid zich tot een gewestelijk conflict. In elk bestuurlijk segment kwam het nu tot openlijke en vooral vijandige partijvorming. De patriottische stad vond zich geplaatst tegenover de Oranjegezinde Ommelanden, het gewestelijk bestuur was, evenals de magistratuur van Appingedam, intern verdeeld en op het platte­ land, waar de genootschappen aanvankelijk nog werden gedoogd, kwam de verontwaardiging van de Oranjegezinden tot uitdrukking in een toenemende verbale en fysieke agressie. In het begin van 1787 was het politieke klimaat zodanig verslechterd dat het op enkele plaatsen zelfs tot massale botsingen tussen beide groeperingen kwam. Voor de Hoge Justitiekamer werd het on­ doenlijk om in dergelijke verhoudingen nog tot een oplossing te komen. Pogin­ gen om door middel van arbitrage tot een vergelijk te komen mislukten door de trainerende opstelling van beide partijen.

De militaire dimensie

Zwitser heeft er op gewezen dat de militaire dimensie van de patriottenbewe­ ging lange tijd onderbelicht is gebleven. Deze verwaarlozing heeft in de politie­ ke analyse van de Groninger patriottenbeweging een lacune veroo~zaakt, aange

11 F. Frijzenhout, W.W. Mijnhardt en N.C.F. van Sas, 'Revolutie in Nederland' in: F. Grij­ zenhout ed., Voor Vaderland en Vrijheid. De ""olude van de PaJrionen (Amsterdam 1988) 19.

420 'Een oproerkraaier in de Ommelanden gevat' (collectie Rijksarchief Groningen)

421 Nijman

zien de exercitiegenootschappen met hun ~uasi-defensieve karakter in werkelijk­ heid zuiver politieke organisaties waren.1 Op het platteland van Groningen, dat in tegenstelling tot de stedelijke centra geen eigen plaatselijke sociaal-poli­ tieke en militaire organisatievormen kende, kon nu binnen het kader van de exercitiegenootschappen op lokaal niveau autonome groeps- en machtsvorming plaaJsvinden. In ideologisch opzicht waren de exercitiegenootschappen geënt op het principe van de volksmilitie, een oud idee uit het begin van de Unie, dat door Johan Derk van der CapeUen weer nieuw leven ingeblazen werd. In zijn optiek waren de genootschappen de ultieme uitdrukking van burgerlijke vrijheid.13 De achterliggende gedachte was dat een natie zich zelf kon beschermen tegen militaire dreiging maar meer nog tegen het sluipende gevaar van tirannie en onderdrukking. Met een anoniem pamflet had deze Overijsselse landjonker in 1781 al getracht de Nederlandse bevolking te interesseren voor deze 'militante' oplossing voor de politieke crisis van de Republiek. In Groningen had het pamflet behalve enige verontwaardiging van de kant van de autoriteiten geen enkele response gekregen.14 Pas tegen het einde van 1784 als Bacot, predikant en tevens ideoloog van de Ommelander Patriottenbeweging, de bevolking nog eens per pamflet oproept om zich in gewapende genootschappen te gaan organiseren, worden in de Om­ melanden hiertoe de eerste initiatieven ontplooid. De overheid geeft daarbij ondersteuning in de vorm van wapens.

De Patriotten van 't Zandt

Uit de correspondentie blijkt dat 't Zandt al in 1785 een genootschap had. Het concept van het genootschapsreglement dateert van mei 1786.15 Het stuk diende ondermeer als bijlage bij het subsidieverzoek om geweren. Belangrijker dan de gebruikelijke fraseologie over natuurrecht, burgerplicht, nationale eer en 'blakende vaderlandsliefde' is de informatie over de organi­ satievorm en de sociale samenstelling van het genootschap. Het genootschap was toegankelijk 'voor iedereen van de Christelijke Godsdienst zijnde en boven

12 H.L. Zwitser, 'De militaire dimensie van de patriottenbeweging' in: F. Grijzenhout ed., Voor Vaderland en Vrijheid (Amsterdam 1988) 27; H.L Zwitser ed., Aan het volk van Nederland. Het patriottisch program uit 1781 (Amsterdam 1987) 11; Hij verwijst voor wat betreft het belang van de exercitiegenootschappen naar Tj. de Jong, de biograaf van Van der Capellen. 13 In Artikel B van de Unie werd aan de burgerij een belangrijke rol toebedeeld bij de defensie. S.R Klein, PatriolS RepubliJwnisme.Politieke cultuur in Nederland (1766-1787) (Amsterdam 1995) 173. 14 RAG, Archief Hoge Justitiekamer, inv.nr. 2582. Stukken betreffende bemoeiing met politieke zaken. 15 RAG, Statenarchief, inv.nr. 68, 20 juli 1786. Hierin bevinden zich diverse stukken over het genootschap, waaraan de in d~ artikel gebruikte gegevens zijn ontleend.

422 Vo/kscultuur de 15 jaaren, zonder onderscheid van rang of stand'. Twee maal per week kwamen de leden bij elkaar om te exerceren, te schieten en voor het wapenon­ derhoud. Op afwezigheid of te laatkomen stond een boete van een halve stuiver. Voor het kader gold een hogere boete. Van andere genootschapppen is bekend dat de bijeenkomsten ook een gezelligheidskarakter hadden. Er werd gedron­ ken, gezongen en er werden nieuwtjes uitgewisseld. De organisatie was een mengvorm van democratische beginselen en militai­ re traditie. Uiterlijk droeg het genootschap alle kenmerken van het militaire systeem: een hiërarchische rangorde, een zekere tucht, bewapening en militaire aankleding. Het revolutionaire verschil met het militaire systeem bestond hierin dat de aanstelling van het kader plaatsvond volgens een democratische procedu­ re: de officieren werden niet van bovenaf benoemd maar uit het midden van de leden gekozen. Het stemrecht was voor iedereen gelijk. Ook donateurs mochten stemmen. De benoemingsprocedure leverde echter een militair kader op dat, geheel volgens de bestaande sociale scheidslijnen, uit notabelen bestond. Op de lijst met officieren worden een predikant, een plaatselijke richter en olderman, een kerkvoogd, een arts en een ter Ommelander Vergadering gerechtigde volmacht vermeld. De verkiezing van de volmacht geeft reden tot de veronderstelling dat een substantieel deel van de kerspellieden, dus de grotere boeren, patriots­ gezind is geweest.16 Van de overige genootschapsleden zijn slechts enkele na­ men bekend, maar rekening houdend met het verzoek aan de Staten om een dertigtal geweren ter beschikking te stellen voor de 'minvermogende leden' moet het voetvolk voor het grootste deel zijn gerecruteerd uit de lagere sociale categorieën. Knechten, arbeiders, ambachtslieden en kleine boeren maakten de meerderheid uit van de aanhang. Deze samenstelling paste in het algemene beeld van de aanhang op het Groninger platteland.!' Deze arbeidsverdeling binnen het genootschap was zeker in de geest van Van der Capellen. De scheidslijn tussen minvermogenden en notabelen weer­ spiegelde volmaakt de toenmalige algemene opvatting over het representatiebe­ ginsel, zoals dat in de constitutionele programma's en in de regionale pam­ fletten werd gepropageerd. Hieronder werd geen volstrekte democratie ver­ staan, maar een volksregering bij representatie. Conform deze opvatting bleef men dus ook in deze organisatie de bestuurders in kringen van notabelen zoe-

16 De kerspellieden waren gerechtigd om uit hun midden een volmacht te kiezen voor de Ommelander Vergadering. Hiertoe moesten ze dertig grazen land onder hetzelfde ker­ spel in gebruik hebben en daar wonen. Zie WJ. Formsma, 'Vormen van bestuur ten platten landen in de noordoostelijke provincies vóór 1795 in: WJ. Formstra, Geschiedenis tussen Emms en Lauwers (Assen 1988) 146. 17 Gezien de hoeveelheid aanvragen voor ondersteuning heeft het grootste deel van de Groninger patriottenbeweging op het platteland uit minvermogenden bestaan, Zie ook T. Nieuwenhuis, Keeshonden en prinsmannen, Durgerdam, Ransdorp en Holisloot 1780-1813 (Amsterdam 1986) 122-126. De samenstelling van beide partijen vertoont daar een veel grotere sociale spreiding.

423 Nijman ken. De groep van minvermogenden behoorde dan wel tot het 'volk van Neder­ land' maar dan als nationale en niet als sociale en politieke categorie.18 Vormden de Zandtster patriotten gezien het hoogwaardige kader een res­ pectabele groep, kwantitatief waren de patriotten ver in de minderheid. Op een totale bevolking van ongeveer 800 inwoners, die in meerderheid Oranjegezind was; vormden de kleine 40 actieve leden van het genootschap zo'n vijf procent van de plaatse~ke bevolking, wat OYereenkomt met een algemene schatting van een tijdgenoot. 9 Ervan uitgaande dat ongeveer een kwart van de mannelijke bevolking bOYen de achttien jaar moet zijn geweest - in 1797 was een aantal van 833 inwoners - was dus een op de vijf volwassen mannen aangesloten bij het . Het aantal inwoners dat heeft gesymphatiseerd met de pa­ triotten, is niet te schatten, maar is waarschijnlijk groter geweest.2O Het reglement bevatte met het oog op de gespannen situatie ook enkele voorschriften, die ten doel hadden om de openbare orde te handhaven. In de steden behoorden de exercities tot het publieke machtsvertoon van de patriot­ ten. Op het platteland, dat van oudsher geen plaatselijke militaire tradities kende en waar de wapenhandel een slechte reputatie genoot, wekten de fraai uitgedoste genootschappers, uitgerust met wapens, instrumenten en vaandels, nogal eens vijandige reacties van de Oranjegezinden op. Alleen al de verschij­ ning van deze para-militaire organisaties was een prorocatie en enige regulering van de genootschappen dus wel wenselijk. Het Reglement van '1: Zandt 'verbood om alle ongereegeldheedçn voor te komen' haar leden om zich na de exercities in 'gemeen gelag ter herberge te begeeven', een verbod dat andere genoot­ schappen ook in hun reglement op hadden genomen en dat vermoedelijk van OYerheidswege verplicht was gesteld. Ondanks deze poging tot zelfregulering zou het in 't: Zandt tot aanvaringen tussen Patriotten en Oranjegezinden komen. Het reglement was in mei 1786 weinig meer dan een papieren belijdenis voor een nieuw en modern burgerschap. Aleer de maatschappij bevrijd zou zijn van 'aristocratischen dwang' en 'domheid', zoals de pamflettisten hun lezerspubliek met enige regelmaat voorspiegelden, zouden deze dragers der vrijheid nog bange ogenblikken moeten doormaken. Het 'grauw', zoals de al eerder genoem­ de Bacot de Oranjegezinden later met een mengeling van huiver en minachting in zijn apologie zou betitelen en dat Van der Capellen om begrijpelijke redenen beslist niet tot 'zijn' volk wilde rekenen, zou in 't: Zandt met alle mogelijke middelen de plaatselijke patriotten het leven zuur gaan maken.

18 P.L. van Holthoon, 'Wie waren "het Volk van Nederland?"' in: De Nederlandse revolutie? 1787 (Amsterdam 1988) 187 en 188. 19 H.T. Colenbrander, De Patriottentijd 11I, 156. De schatting is ontleend aan het archief Dumont-Pigalle. 20 De schatting is gebaseerd op de gegevens van de stemlijsten van de grondvergaderingen uit 1797, die vervolgens zijn gerelateerd aan bewerkte volkstellinggegevens van Richard Paping. De stemlijsten bevinden zich in het Rijks Archief Groningen.

424 Vo/kscuUuur

De reacties

De oppositie tegen de stadhouder, de oprichting van wezensvreemde organisa­ ties als de exercitiegenootschappen, de dreigende burgeroorlog, de nieuwe opvattingen over politieke representatie en de ideologische polarisatie, al deze factoren leidden tot een sterke ontregeling van de maatschappelijke en politieke verhoudingen. Niet ongebruikelijk mor een dergelijke desintegratie was een reactie van uiterlijke wanorde.21 In het begin van 1787 was het dan ook op tal van plaatsen in de Republiek onrustig. Ook in 't Zandt deden zich in maart ­ wegens de verjaardag van de stadhouder een traditioneel onrustige maand - en de daarop volgende maanden verscheidene ongeregeldheden mor. Bij deze gewelddadige incidenten werden meerdere plaatselijke in\VOners van patriottische signatuur door Oranjegezinden bespot, geïntimideerd, bedreigd en gemolesteerd en soms ook ged\VOngen tot symbolische adhesiebetuigingen jegens de stadhouder. Met name de leden van het plaatselijke exercitiegenoot­ schap moesten het ontgelden, aangezien het lidmaatschap door de Oranjegezin­ den opgevat werd als een impliciet protest tegen de stadhouder. In alle gevallen opereerden de - overwegend jeugdige - daders in groepen van wisselende sa­ menstelling, die door plaatselijke leiders werden aangevoerd. Plaats van handeling was in vrijwel alle gevallen een openbare gelegenheid, meestal de herberg, of een centrale ruimte, zoals de kerk en de directe omge­ ving. Op deze lokaties speelde zich een belangrijk deel van het sociale leven af. In de kroegen ontstonden de ruzies en voor zover ze er niet werden afgedron­ ken, werden ze er - meestal buiten· ook uitgevochten. De kerk was evenmin neutraal terrein want hier werden van oudsher de plakkaten voorgelezen. Met name de afkondiging van de uitgesproken politieke mededelingen inzake de werving van leden mor de exercitiegenootschapppen en het verbod op het dragen van politieke symbolen hadden de predikanten tot politieke \VOordvoerders van de overheid gemaakt, een rol die vooral de ver­ lichte predikanten met verve vervulden. Hierdoor brachten ze zich zelf vaak in een uiterst kwetsbare positie. Vooral die predikanten, die de gelegenheid aan­ grepen om vanaf de kansel politieke propaganda te bedrijven, liepen daarbij het risico om het doelwit van politieke agressie te \VOrden. Andere plaatsen waar zich ongeregeldheden konden voordoen waren huis en erf van degenen, die met hun uitgesproken patriottische sympathieën de \VOede van de Oranjegezinden hadden opgewekt. Ook publieke bijeenkomsten zoals boeldagen, markten, kermissen of paardenrennen, vormden in deze perio­ de het decor van politieke twisten. 22

21 T. Romme, 'Charivarisme en patriotttisme' in: Gerard Rooijakkers, 'Voor Brabands Vryheid'. Patriotten in. Staats-Brabant ('S Hertogenbo6ch 1988) 113. 22 In de Rechterlijke Archieven zijn vele voorbeelden te vinden van dergelijke politieke conflicten. Omdat Justitie er lang niet altijd aan te pas kwam, moet bet werkelijke aantal veel groter geweest zijn.

425 Nijman

De interacties tussen Oranjegezinden en patriotten bestonden uit verschil­ lende vormen, die in opklimmende graad van gewelddadigheid geleidelijk in elkaar konden overlopen en soms uitmondden in extreme vormen van agressief gedrag. Een van de mildere vormen van politisering was bespotting: met rijm­ pjes, spotliedjes en spotprenten probeerden de politieke tegenstanders elkaar bel,!chelijk te maken. Op alle mogelijke manieren kregen de patriotten de Oranje-hoon over zich heen. Wat Jan Cornellis overkwam is een goed voor­ beeld van politieke ridiculisering. Volgens zijn verklaring was hij op een boeldag door zeker vijftien mannen op de volgende wijze mishandeld:

zijnde hem menigmaal de hoedt afgeslagen dikwijls een lange Rijge achter hem hebben gestaan somtijds twee rijge en somtijds drie rijge met dikke stokken, welke agtere rijge hem veele maalenen dikwijls met stokken hebben gestooten ook een slagb op de wang, dogb niet swaar.23

Uit de verklaring is op te maken dat het hier niet om een geval van ernstige mishandeling ging, maar dat de ongelukkige Cornelis slechts diende als onvrij­ willige figurant in een collectieve parodie op wat in kringen van verstokte Oran­ jeklanten ook wel smalend 'Soldaatjespelen' werd genoemd.24 De ernst van de politieke tegenstellingen blijkt ook uit de politisering van het dagelijkse leven. Allerlei doodgewone gebruiksvoorwerpen konden worden benut om uitdrukking te geven aan de individuele politieke gezindheid. Draagte­ kens, medaillons met portretjes, servieswerk, drinkgerei, suikerstrooiers, koek­ planken, aardewerk, tabaks- en snuifdozen, reukflesjes, zo ongeveer alles wat van een beeldmerk kon worden voorzien, werd in deze periode gebruikt om pu­ bliekelijk uitdrukking te geven aan de politieke gezindheid. Met Oranje linten of zwarte cocardes25 bekende men in de meest letterlijke zin zijn politieke kleur.26 Afbankelijk van de ernst van de plaatselijke tegenstellingen konden deze symbolen buitengewoon heftige reacties uitlokken. Voor zover deze provo­ caties doelbewust waren, pasten ze in het patroon van de traditionele uitda­ gingsrituelen, waarin met een tweegevecht op het mes erezaken werden be­ slecht.27 In de herberg 'De Tooren' - waarschijnlijk in de directe omgeving

23 RAG, Archief Hoge Justitiekamer, inv.nr. 2026. Alle hierna volgende feiten die betrek­ king hebben op 't zandt, zijn aan dit dossier ontleend. 24 Zie T. Romme, 'Charivari en patriottisme' in: Voor 'Brabands Vryheid', 113-114. De 'choreografie' doet eniglizins denken aan het straattoneel dat Romme heeft beschreven voor de Brabantse patriottentijd. 25 Een cocarde gold als het revolutiesymbool van de patriotten. 26 N. van Sas, 'Opiniepers en politieke cultuur' in: F. Grijzenhout ed., Voor Vaderland en Vrijheid. De revolutie van de Patriouen (Amsterdam 1987) 122-123. Zie ook de herden­ \cinglibundel, die in 1987 over de Groninger patriollenbeweging verscheen van E. Botke en L. Boiten. 27 G. Rombach, 'Verbalen, vonnissen en volkscultuur. Een nieuwe lezing van bekende bronnen' in: Jan van Oudheusden, Een pront wijf, een mager paard en een zoon op het seminarie. Aanzeuen tot een integrale geschiedenis van Noord-Brabant 1770-1914 ('S Herto­ genbosch 1993) 109-112. Rombacjt heeft in deze bundel een tweetal uitdagingsrituelen

426 Volkscultuur van de kerk - was Lulolf Rengers door een groep van circa vijftien personen te grazen genomen. De hoed was hem van het hoofd geslagen en men had hem gedwongen om 'Oranje boven' te roepen. Ook had men hem Oranje-linten opgespeld, politieke symbolen, die met het oog op mogelijke ordeverstoringen, uitdrukkelijk verboden waren. Rengers had zich verzet maar had zich uiteinde­ lijk de vernederingen moeten laten welgevallen of zoals hij zelf verklaarde 'moeten bukken voor de overmagt'. Arend Jan Buur, de plaatselijke wedman en overtuigd Oranjeman, was hierbij aanwezig geweest, maar schreef in zijn rap­ port geen 'strafbare eretekenen' te hebben waargenomen. Enige tijd later moest Rengers het weer ontgelden. Op de plaats van wijlen Pieter Michiels werd gedurende vier dagen achtereen boeldag gehouden. Op een van deze dagen was volgens een getuige 'een complot van twee à driehon­ derd weerbare manspersonen te voorschijn gekomen.' Eenmaal binnen hadden ze een 'vreselijk geweld' gemaakt. Met ter plaatse 'gesneden stokken' hadden ze op de grond gestampt, tegen de zolder gestoten en tegen de 'beschotten' gesla­ gen. Onder het oorverdovende lawaai was Lulolf Rengers door Oranjeklanten mishandeld en, zo luidt de getuigeverklaring 'niemand had 'hem voor hunne woede kunnen beschermen.' De lotgevallen van Siert Claassen demonstreren andermaal de zeggings­ kracht van politieke symbolen. Toen deze plaatselijke houtverkoper zich in de herberg in gezelschap van een viertal vooraanstaande 'partijgenoten' uit Appin­ gedam demonstratief met een cocarde had vertoond, werd dit door de Oranje­ gezinden als een ernstige provocatie opgevat. De symbolische demonstratie hield vermoedelijk verband met de landelijke politieke ontwikkeling, want even daarvoor hadden gewapende burgers van het opstandige Utrecht bij Vreeswijk een militaire overwinning op de Staatse troepen behaald.28 De patriotten heb­ ben wellicht in een overmoedige stemming verkeerd en met hun meest uitge­ sproken partijsymbolen publiekelijk hun triomf willen vieren. Met dit publieke vertoon haalde Claassen zich wel de gram van 'halfgewassene boerejongens' op de hals, want nadat er op een zaterdagavond een oploop voor zijn deur was ge­ weest, werden de zaterdagavond versperringen van 'juffers' (lange staken) rond zijn erf opgeworpen. Toen Claassen ook nog zo omerstandig was geweest om hiervan aangifte te doen bij de wedman, werd er gedreigd dat zijn houtstek 'eraan' zou gaan omdat hij een 'anbrenger' was. Met het voorstel om de zaak 'af te drinken' in de 'Tooren' wist hij echter een bestraffing - vermoedelijk door middel van brandstichting - af te kopen. Dergelijke extreme vormen van collec­ tieve bestrafflDg waren weliswaar zeldzaam, maar in Groningen niet ongebrui­ kelijk. Na afloop van het drinkgelag moest de ongelukkige patriot vier gulden en acht stuivers afrekenen, wat neerkwam op een consumptie van ruim acht

beschreven, waarvan de interactiestructuur overeenkomt met de beschrijvingen van vechtpartijen, zoals ik die in de rechterlijke archieven heb aangetroffen. De heftige reacties, die hiermee werden uitgelokt, maken eens te meer duidelijk hoezeer de plaatse­ lijke verhoudingen waren verstoord. 28 A. van Hulzen, Utrechl in de patriottentijd (Zaltbommel 1966) 306.

427 Nijman liter jenever, "schoon hij er zelf geen drup van gedronken had".29 Andere pa­ triotten die ook werden bedreigd met een dergelijke traktatie, verlieten hun kerspel voor enige tijd. Toen Wijchel, een verlicht predikant en tevens overbuurman van Claassen, zijn ongelukkige partijgenoot wilde bezoeken om hem 'in zijn lot te bemoedi­ gen~, werd ook hij niet gespaard en door de jeugd met stenen bekogeld. De predikant was zelf ook al mikpunt geweest, want eerder al hadden zich ongere­ geldheden bij de kerk voorgedaan. Onder het schreeuwen van Oranjeleuzen waren de ramen van de kerk ingegooid. Wijchel had zich hierdoor zo bedreigd gevoeld dat hij niet meer durfde preken. De gebeurtenissen in 't Zandt hebben duidelijk gemaakt hoezeer de politie­ ke strijd het plaatselijke leven kon ontregelen: er werd niet meer gepreekt, de openbare orde was gedurende periodes van meerdere dagen ernstig verstoord, er werden verschillende misdrijven gepleegd en de veiligheid van andersdenken­ de inwoners was niet meer gegarandeerd.

Analyse

De case-study heeft een dimensie van politieke dynamiek zichtbaar gemaakt, die in de politieke en cultuur-historische benadering van de Patriottentijd tot dus­ verre nog maar nauwelijks aan bod is geweest. De gebeurtenissen in aanmer­ king nemend kan niet worden ontkend dat primitiviteit en agressie in dit geval tot de meest in het oog springende kenmerken van het collectieve gedrag be­ hoorden. Hiermee lijken de bestaande vooroordelen te worden bevestigd: de patriotten representeerden een door rationaliteit gekenmerkte burgerlijke cultuur terwijl het Oranjegrauw met zijn primitieve en gewelddadige optreden nauwelijks tot politiek handelen in staat was. Toch berust deze tegenstelling op schijn, want er is namelijk wel degelijk een ratio in het gedrag van de opgewon­ den Oranjeklanten aanwezig. In de bronnen is deze echter niet als zodanig herkenbaar. Egmond heeft er in haar studie naar de georganiseerde misdaad in de vroegmoderne tijd voor gewaarschuwd, dat juridische bronnen vanwege de stereotype en normatieve opvattingen die ze omtrent misdrijf en misdadiger representeren, slechts in beperkte mate toegang tot de gedachtenwereld van de delinquenten verschaffen.JO Over de motieven van de daders zijn deze bron­ nen veel minder uitgesproken dan over hun eventuele gedragskenmerken. Op basis van juridische bronnen is dus eigenlijk alleen maar een reconstructie

29 De schatting van de alcoholconsumptie is gebaseerd op prijsgegevens van Richard Pa­ ping. Zie ondermeer zijn proefschrift Voor een handvol stuivers. Werken, verdienen en besteden: de levensstandaard van arbeiders en middenstanders op de Groninger klei (Gro­ ningen 1995). 30 F10rike Egmond, Op het verkeerde pad. Georganiseerde misdaad in de Noordelijke Neder­ landen (Amsterdam 1994) 35.

428 Volkscultuur mogelijk, die het optreden van de Oranjegezinden als strafbare feiten weergeeft. Een benadering waarin uitsluitend de norm-afwijkende gedragsaspecten worden belicht, heeft als bezwaar dat dergelijke gedragsvormen al te gemakkelijk uit de sociale - vaak lage - statuskenmerken van de betreffende groep worden ver­ klaard. In de negentiende-eeuwse historiografie zien we dat collectieve acties worden verklaard uit collectieve eigenschappen van de lagere klassen: massa's zijn politiek incompetent, irrationee~ suggestibe~ manipuleerbaar, drankzuchtig, brutaal, primitief en gewelddadig, ongeletterd en armoedig. De wetenschappelij­ ke waarheid, die historici over collectief gedrag gevonden meenden te hebben, was in feite niets anders dan de uitdrukking van de burgerlijke angst.31 Stuur­ man heeft er ter gelegenheid van de herdenking van de Franse revolutie op gewezen dat de Nederlandse geschiedschrijving - met name die over de Patriot­ se en Franse tijd - in niet gerin1e mate is beïnvloed door de negentiende­ eeuwse fobie voor revolutie.3 De Wiu, in wiens opvatting het lagere volk slechts vocht voor drank en duiten, heeft in ïn partijschema van de patriotten­ tijd geen rol toebedeeld aan de lagere klassen. 3 Achter de juridische beschrijving die de bronnen van de gewelddadigheden weergeven gaat echter een dimensie schuil, die wel degelijk iets meer van de beweegredenen van de actoren prijsgeeft. Het verloop van de gebeurtenissen bevat namelijk uitgesproken gedragselementen, die binnen de historische antro­ pologie als een soort vormentaal worden opgevat. Groepen van een zeer uit­ eenlopend karakter, status of samenstelling kunnen aan de hand van deze vormentaal toch met elkaar communiceren. De bekendheid met elkaars ge­ dragscode en bijbehorende betekenissen verenigde deze groepen in een ge­ meenschappelijke volkscultuur.34 In de vormentaal lag ook het mechanisme besloten, waarmee de sociale cohesie werd afgedwongen. Het betrof hier een regelsysteem dat door de ge­ meenschap zelf was voortgebracht en - onafhankelijk van de reguliere systemen van overheid en kerk - gericht was op handhaving van de plaatselijke normen en waarden. Op overtreding ·van deze regels volgden specifieke sancties, die afhankelijk van de soort en mate van afwijkend gedrag konden variëren van roddel, spot en stigmatisering tot uitstoting, vaak door middel van direct geweld. De volksgerichten waren de meest rigide en gewelddadige vormen van collectie­ ve bestraffing. Dergelijke collectieve reacties verliepen ondanks de schijn van chaos, primitiviteit en gewelddadigheid volgens geformaliseerde handelingspa­ tronen. Juridische beschrijvingen van voorwerpen, ingrediënten of substanties,

31 E. OesIe, 'Norm en Deviantie' in: Tijdscluift voor Sociale Geschiedenis 2 (1990) 109, 117. 32 S. Stuurman, 'De bezwering van een afwezig spook. Nederlandse opinies over de Franse Revolutie 1848-1900. in: RA. Koole ed., Van Bastille tot Binnenhof. De Franse Revolutie en haar invloed op de Nederlandse politieu pa;njen (Houten 1989). 33 C.H.E. de Witt, 'De Nederlandse Revolutie van de Achttiende eeuw en Frankrijk' in: c.a. Wels, Vaderlands Verleden in Veelvoud I11ge-2Oe eeuw (Den Haag 1980) 23. 34 Gerard Rooijakkers, Rituele repertoires. Volkscultuuur in oostelijk Noord-Brabant 1555­ 1853 (Nijmegen 1994) 77-81.

429 Nijman lawaai, gebaren, en tijdstippen kregen in het kader van deze rituele vijandigheid een symbolische betekenis van afwijzing en veroordeling.35 Deze rituele pro­ testen kwamen ook in politieke varianten voor. In zijn al eerder genoemde onderzoek heeft Romme in de politieke interac­ ties patronen en gedragsvormen blootgelegd, die sterke overeenkomsten verto­ nen met de rituele sancties in de morele sfeer. Zo bleek dat ook de politieke vormen in dezelfde mate konden variëren van milde sancties, zoals bespotting en tractatiedwang tot de meer extreme strenge straffen zoals mishandeling en sociale uitstoting. Het gedrag van de Oranjegezinden in 't Zandt bevat allerlei losse gedrags­ elementen van een purificatierituee~ een type, dat in geval van ernstige schen­ ding van de plaatselijke codes inzake huwelijk en seksualiteit, meestal gepaard ging met verbanningsrituelen. De rituele zuiveringen werden meestal door jonge ongehuwde mannen tegen het vallen van de avond uitgevoerd bij het huis van de zogenaamde 'morele vervuiler'. Omringd door een razende anonieme menig­ te werd de overtreder permanent blootgesteld aan bespotting, belediging, verne­ dering, intimidatie en terreur. Een ander terugkerend element is de percussie ­ de productie van ongeordend geluid - waarmee het verontwaardigde collectief het geluid van het afwijkende individu kon overstemmen. Tot het symbolisch vocabulaire behoorde ook het veelvuldig geweld tegen goederen. Volgens de antropoloog Blok zijn het inslaan van ruiten, vernielingen op en rondom het erf, het binnendringen van de woning en vervolgens het naar buiten werpen van de vernielde huisraad, het verwijderen van het dak of de dreiging het huis af te breken, onderdelen van verbanningsrituelen. Deze vormen van molest hadden in wezen slechts tot doel de betreffende bewoner te laten vertrekken.36 In het licht van deze vormentaal laten de lotgevallen van de patriotten in 't Zandt zich lezen als de voltrekking van een volksgericht: verscheidene kenmer­ kende elementen als gedwongen traktaties, afdrinken, bespotting, intimidatie, lawaai, molest en mishandeling vormden het uit de volkscultuur afkomstge vocabulaire, waarmee de Oranjegezinden uiting gaven aan hun ongenoegen over het gedrag van hun politieke tegenstrevers. In dit licht bezien zal het niet verba­ zen dat vele patriotten in aller ijl 't Zandt verlieten. Zij hadden de boodschap goed begrepen en verkozen de tijdelijke ballingschap boven de collectieve vernedering.

35 Vincent Sleebe, In termen van fatsoen. Sociale controle in het Groninger kleigebied 1770­ 1914 (Assen 1994) 46. In zijn proefschrift meldt Sleebe dat in de rechterlijke archieven weinig van deze vormen van sociale controle terug te vinden is. Alleen in de ernstige gevallen greep de overheid in. 36 Anton Blok, 'Charivari's als purificatieritueel' in: Gerard Rooijakers en Tiny Romme, Charivari in de Nederlanden. Rituele sancties op deviant gedrag (Amsterdam 1989) 271.

430 Volkscultuur

Conclusie

De gebeurtenissen in 't Zandt hebben de juistheid van de stelling van Van Sas over de popularisering van de politiek afdoende aangetoond. Nagenoeg alle geledingen van de lokale samenleving waren politiek verdeeld. In hoeverre de partijvorming door alle maatschapelijke lagen heen liep, is vanwege het gebrek aan gegevens niet na te gaan. Vanuit Rommes charivaristische perspectief is het mogelijk de reacties van de Oranjegezinden te duiden als politiek gedrag. Hun optreden vertoonde allerlei collectieve gedragspatronen uit het actierepertoire van de traditionele volkscultuur. Gezien deze systematiek moet aan het gedrag van de Oranjepartij wel degelijk een eigen ratio worden toegekend. Hiermee is tevens aan het licht gekomen dat de ideologisch bepaalde tegenstellingen op het platteland plaatselijk een politieke dynamiek teweeg konden brengen, die qua beleving en intensiteit niet onder heeft gedaan voor de politieke strijd in de stedelijke centra. Het is hier hoogstens de kleinere schaal die het verschil heeft uitgemaakt. In politiek opzicht moet de oprichting van de exercitiegenootschappen als het meest belangwekkende aspect van de cultuuromslag worden gezien, waarbij niet vergeten mag worden dat de gewestelijke overheid hiervoor de voorwaar­ den heeft geschapen. Niet alleen werd met de oprichting van dergelijke organi­ saties het latente protest tegen de politieke status quo zichtbaar, de betekenis van deze organisatievorm moet tevens gezocht worden in de vorming van het politieke bewustzijn en de mentale bereidheid tot collectieve actie. De vernedering van de patriotten in 't Zandt bleef niet zonder politieke gevolgen want het protest dat de Zandster patriotten tegen hun behandeling bij de autoriteiten zouden aantekenen vormde het begin van een reactieketen, die uiteindelijk in Appingedam zou uitmonden in een veldslag. Enkele dagen voor de Pruissische interventie op 13 september 1787 zouden een groot aantal ge­ nootschappers uit de Ommelanden en de stad het Oranjegezinde stadje 'inva­ deren'. Met de belichting van de traditionele politieke cultuur is wel enigszins de stelling genuanceerd dat de nieuwe organisatievormen de politieke participatie hebben verbreed. Immers ook op het traditionele vlak kon men zijn invloed laten gelden. In aanmerking genomen dat ook de gedragsvormen van de Oran­ jegezinden tot de politieke cultuur gerekend moeten worden, kan er dus slechts van een gedeeltelijke - partijgebonden - cultuuromslag worden gesproken. Oude en nieU\yt vormen zouden tot in de Bataafse periode naast elkaar blijven bestaan.37

37 In mijn dissertatie zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de politieke dynamiek en de daarbij behorende vonnen tijdens de periode van de Bataafse Republiek.

431 r I

I ~ I Ol I .~ "'''''11 ""! ~

:5-

432