BRIELSE MARE

JAARGANG 22 - NUMMER 1 - APRIL 2012

Mededelingen en historische bijdragen van de Vereniging Vrienden van het Historisch Museum Den Briel

COLOFON De Brielse Mare is een tijdschrift dat twee keer per jaar wordt uitgegeven door de Vereniging Vrienden van het Historisch Museum Den Briel. Dit tijdschrift wordt automatisch aan de leden van de vereniging toegestuurd. Losse nummers zijn te bestellen via het secretariaat van de vereniging en te koop bij het Historisch Museum Den Briel, in het Streekarchief en bij de plaatselijke boek- handel. Ongeveer drie maanden na publicatie is de Brielse Mare ook beschikbaar op de website van de vereniging: www.vriendenmuseumdenbriel.nl ISSN:0927-8478 Prijs per nummer: € 2,- Correspondentieadres van de vereniging, tevens redactiesecretariaat:

Secretariaat ‘Ver. Vrienden v/h HMDB’ Fré Eggens Jan Matthijssenlaan 10 3232 ED BRIELLE Tel.: 0181-415620. E-mail: [email protected]

Postrekening Vereniging Vrienden van het Historisch Museum Den Briel: 208792

Persoonlijk lidmaatschap € 10,- per jaar. Familielidmaatschap € 15,- per jaar. Aanmelding bij het secretariaat of d.m.v. het formulier op de website van de ‘Vrienden’: www.vriendenmuseumdenbriel.nl

De vereniging heeft de ANBI - status. Dit betekent dat giften in het kader van de wettelijke bepalingen in mindering kunnen worden gebracht op het belastbaar inkomen van de schenker.

Het eerstvolgende nummer verschijnt in oktober 2012. Kopij uiterlijk 1 juli bij het redactiesecretariaat.

Redactie: W. Delwel (hoofdredacteur), F. Keller en K.J. Schipper.

Omslagillustratie: De Den Briel vaart de haven uit op weg naar . Aan het Hoofd ligt de veerboot naar Rozenburg, de Mercurius, afgemeerd. Foto van omstreeks 1926, collectie SAVPR. Druk: Duodecimo, Voorstraat 157, 3231 BH Brielle

3

BRIELSE MARE

Mededelingen en historische bijdragen van de Vereniging Vrienden van het Historisch Museum Den Briel

3 Inhoud Openingstijden en prijzen museum 4 Van de redactie 5 Historische bijdragen: - Brielle als handelshaven op Voorne-Putten 6 - Het geheim van de Kalknacht 19 - Opkomst en ondergang van de N.V. Spoorbootdienst Den Briel - Vlaardingen, 1924-1931 20 - De Eerste Wereldoorlog op Voorne-Putten 32 - “Geen honing zonder werk” (Collectieregistratie) 46

Museumnieuws 54 Verenigingsnieuws 57 Zoeken en vinden in het Streekarchief VPR 59 Uit de streek 60 Auteursinstructies, advertentietarieven en adressen 61

4 Openingstijden en prijzen museum 1 apr. t/m 31 okt. 1 nov. t/m 31 maart di-vr 10.00 - 17.00 uur 10.00 - 16.00 uur za 10.00 - 16.00 uur 10.00 - 16.00 uur zo 12.00 - 16.00 uur 12.00 - 16.00 uur

Gesloten op maandagen, oud- en Nieuwjaar, Koninginnedag, 1e en 2e Paasdag, 1e Pinksterdag en 1e en 2e Kerstdag. Prijzen: Kinderen t/m 3 jaar gratis Kinderen 4 t/m 17 jaar € 2,- Volwassenen vanaf 18 jaar € 4,- Gezinskaart (voor 2 volw. + 4 kinderen) € 10,- p. kaart Schoolgroepen d.w.z. leerlingen in schoolverband van groep 1 PO t/m klas 6 VO € 0,50 pp Houders CJP, Cultuurkaart, MK, ICOM Ver. Rembrandt, Ver. Vrienden gratis Groepen volw. vanaf 10 personen € 3,- pp Groepen kinderen t/m 17 jaar, vanaf 10 pers. € 1,- pp 1 April, Nationaal Museumweekend, Open Monumentendag gratis Woensdagmiddag vanaf 13.00 uur gratis Rondleiding per groep van max. 15 personen exclusief de entreeprijs € 23,-

Adres: Markt 1, 3231 AH Brielle; tel. (0181) 475475; fax: (0181) 475476; www.historischmuseumdenbriel.nl e-mail: [email protected]

5 Van de redactie

Oudere Briellenaren hebben het nog meegemaakt: de tijd dat Brielle de belangrijkste handelshaven op Voorne-Putten was. Toch lijkt dit be- langrijke stuk geschiedenis verdwenen uit het collectieve geheugen van de huidige Briellenaren. Dankzij de heer Jan Dedert krijgt u voor het eerst een beeld van de laatste decennia van de vrachtvaart van en naar Brielle. Brielle was in het verleden niet alleen handelshaven, maar ook veer- haven. Naast het vervoer van handelswaar, was ook het reizigersver- voer over water van grote betekenis. Aart van der Houwen beschrijft de inspanningen die door Briellenaren, met vallen en opstaan, zijn ge- pleegd om de veerdienst met Vlaardingen te kunnen handhaven. Oktober 2011 verzorgde Bob Benschop een interessante lezing over Voorne-Putten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij heeft zijn lezing samengevat in een artikel waarin op beeldende wijze wordt beschreven wat de aanwezigheid van duizenden militairen tijdens de mobilisatie van 1914-1918 betekende voor Voorne-Putten. U vindt in deze Mare twee bijdragen vanuit het museum. Jeanette de Lange beschrijft proces en afronding van het project ‘Voortgang Collectieregistratie’. De realisatie van dit project heeft geleid tot een optimale gebruiksvriendelijkheid van het registratiesysteem voor een ieder binnen en buiten het museum. Marijke Holtrop laat u delen in en- kele hectische en vreugdevolle momenten tijdens de voorbereiding van de officiële opening van het vernieuwde museum op 31 maart 2012. Als u deze Mare ontvangt, zijn 1 April en de Kalknacht alweer voorbij. U vindt een oproep van de redactie aan eenieder die ons meer kan ver- tellen over de achtergrond van het kalken. Willem Delwel

6

Indeling haven Brielle, eerste helft 20e eeuw.

7 Brielle als handelshaven op Voorne-Putten

Tot halverwege de 20e eeuw was Brielle gedurende eeuwen de belangrijkste handelshaven op Voorne-Putten. Toch is er over de watergebonden activiteiten in Brielle bijzonder weinig literatuur te vinden. W. Plokker was de enige die in zijn boek uit 1851: 'Geschiedenis van VOORNE-PUTTEN & ROZENBURG’ aandacht aan de scheepvaart van en naar Brielle heeft besteed. Wel is er nog een bijzonder aardige studie uit 1956 van ingenieur H.H. Malkus, maar die gaat uitsluitend over de geschiedenis van de Brielse veren. Over de vrachtvaart met motorschepen, ongeveer de periode 1930 – 1960 is nog nooit iets gepubliceerd. Dankzij de heer Jan Dedert die deze periode nog heeft meegemaakt, kunnen we in dit artikel voor het eerst een indruk geven van de activiteiten in de laatste decennia van de vrachtvaart naar en van Brielle.

Legende bij tekening op blz. 6: 1. Ligplaats ss Vlaardingen VI; dagelijkse dienst naar en Vlaardingen. Tevens ligplaatsen voor boten met bedevaartgangers. 2. Wachtplaatsen ledige schepen. 3. Ligplaats veerboot naar Rozenburg. 4. Laad/losplaats Kalkfabriek. 5. Ligplaats schelpenzuiger 'Marie' en schepen voor aanvoer van de schelpen: ‘Spes Salutis’ en ‘Look Out’. 6. Aanvoer van kolen voor de Gasfabriek. 7. Aanvoer van hout voor de Houthandel 'De Eilanden'. 8. Losinstallatie voor kolen, brandstoffenhandel Gebrs. Spoon. 9. Beurtschepen. 10. Beurtschepen. 11. Arsenaal: opslag van granen en kunstmest. In WO II: opslag van cement voor de bouw van bunkers. 12. Omstreeks WO II: gedurende enkele jaren reparatieplek voor schepen.

8 Tot in de jaren twintig van de 20e eeuw was vrachtvaart van en naar binnenlandse bestemmingen vooral zeilvaart. Schelpen voor de Kalkfabriek werden ook toen al met motorschepen aangevoerd, voornamelijk met de 'Spes Salutis' en de 'Look Out'. De schelpen werden gebroken tot 'grit', in baaltjes verpakt en voor het grootste gedeelte met coasters geëxporteerd naar Finland (afb. 1).

Afb. 1: Laden van grit door een coaster bij de Kalkfabriek ( 1951 ) . Foto Jan Dedert.

Brielle had al vanaf 1904 een spoorverbinding met Rotterdam-Zuid waarover ook vracht vervoerd werd. Overigens bleek vervoer van massagoederen, zowel wat betreft landbouwproducten als ook bouw- materialen en brandstof (kolen), per schip concurrerend te zijn. Ook transport per vrachtauto was tot het midden van de vorige eeuw commercieel niet interessant. Over het aantal schepen dat Brielle in die tijd aandeed, moeten we niet te licht denken. Uit het door Jan Dedert bijgehouden journaal (afb. 2) blijkt dat in de periode 1930 tot 1950

9 maar liefst ongeveer 300 vrachtschepen per jaar Brielle als bestemming hadden. Genoemd getal heeft dus uitsluitend betrekking op de vrachtvaart. Veerboten, passagiersschepen en 'beurtvaarders' (de toenmalige 'bodedienst' te water), zijn niet meegerekend. Het totaal aantal 'scheepsbewegingen' was dus zeker het dubbele.

Afb. 2: Uittreksel uit het door Jan Dedert bijgehouden journaal met de scheepsbewegingen in Brielle, vanaf oktober 1933. Coll. Jan Dedert.

Met het verdwijnen van de zeilschepen verschenen niet alleen motorschepen op het water, maar ook sleepschepen die door (stoom-) sleepboten naar de haven van Den Briel gesleept werden. Op afb. 3 is het sleepschip te zien dat in het journaal (afb. 2) onder volgnummer 8 is te vinden.

10

Afb. 3: Sleepschip 'W. v . Driel 67', oktober 1933. Foto Jan Dedert.

Afb. 4 geeft een overzicht van alle vrachtschepen die in 1933 Brielle als thuishaven hadden. Let vooral op het geringe laadvermogen van de schepen. Thans bedraagt het gemiddelde laadvermogen van West- europese binnenvaartschepen ongeveer 1500 ton!

Afb. 4: Overzicht van de vrachtschepen met thuishaven Brielle, eind 1933. Collectie Jan Dedert.

11 De Brielse haven (pagina 6) bestaat uit drie delen die elk een eigen functie hadden:  De Buitenhaven (Afb. 5), die toegang geeft tot de Maarlandse haven en tot het Zuidspui,  De Maarlandse haven (Afb. 6),  Het Zuidspui (Afb. 7).

Afb. 5: Buiten- haven met passagiers- schip, varend richting Briel- se Maas, ca. 1927. Coll. SAVPR.

De laad- en loswerkzaamheden vonden uitsluitend aan het Zuidspui plaats, dus langs Lijnbaan en Turfkade, alsmede langs Slagveld en Scharloo. De Maarlandse haven diende vooral als wachtplaats voor ledige schepen. Wel was er in het Kostverloren (het meest zuidelijke gedeelte van de Maarlandse haven, achter het Kippenbruggetje) vóór WO II een scheepswerf met een eigen helling gevestigd. Na WO II werden in de Maarlandse haven nog voormalige landingsvaartuigen omgebouwd om deze geschikt te maken voor zandtransport. Dit kon niet in het Kostverloren gebeuren, omdat de bakken te groot waren om het Kippenbruggetje te passeren.

12

Afb. 6: Maar- landse haven, ligplaats voor ledige schepen, omstreeks eind jaren ‘ 20. Foto collectie Jan Dedert.

Afb. 7: Het Zuidspui in de jaren `30, met rechts de Turfkade. Voorgrond links de beurtvaarder van Jaap van Noort. Rechts voorin twee schepen van de Familie Brand. Foto collectie Jan Dedert.

De tekening aan het begin van dit artikel (blz. 6) laat zien welke activiteiten waar plaatsvonden.

13

Afb. 8: Schepen aan het lossen aan het Scharloo in de jaren `30. Foto col- lectie Jan Dedert.

Verzending per schip was vooral belangrijk voor landbouwproducten. In de zomer waren dit vooral aardappelen, die vaak naar Den Haag werden geleverd. Tarwe werd vervoerd naar meelfabrieken in heel het land. In het latere najaar waren suikerbieten het belangrijkst. Afnemers waren met name de suikerfabrieken in Oud-Beijerland, Puttershoek en Roosendaal. Uit het Westland kwamen regelmatig 'Westlanders' (het daar gebruikelijke model vrachtschip, met een laadvermogen van ongeveer 20 ton) om mest te laden. Aan de Turfkade, ongeveer ter hoogte waar nu de HEMA is, bevond zich toen ook een weegbrug, waar de vader van Jan Dedert ook weegmeester was. De weegbrug was een belangrijk element in het 'havengebeuren', aangezien alle

14 massagoederen, zoals bieten en tarwe evenals mest, gewogen dienden te worden. De veiling aan het Slagveld exploiteerde tot 1924 een eigen motorschip dat voor de geveilde producten een dienst naar Rotterdam verzorgde.

Afb. 10: Het motorschip van de veiling, afgemeerd aan het Slagveld, voor het pand waar thans de AH supermarkt gevestigd is. Foto collectie Jan Dedert.

Het bij elkaar brengen van vervrachter en schipper was in die tijd nogal omslachtig. Wel beschikte het Café Dedert op de hoek Turfkade/ Varkensstraat al vroeg over telefoon. Werd een schipper gezocht, dan belde men het café, en werd kleine Jan er op afgestuurd om de gezochte te verwittigen. Die kwam dan naar het café om terug te bellen. Per schip aangeleverd werden vooral bouwmaterialen en –stoffen zoals hout, zand, cement en grint alsmede brandstoffen zoals kolen en briketten en verder uiteraard schelpen die als grondstof voor de Kalkfabriek dienden.

15

Afb. 11: In 1948 waren bruinkoolbriketten kennelijk nog belangrijk genoeg om gebruikt te worden als originele Nieuwjaarsgroet. ( A angetroffen in het pand Scharloo 10 ) . Foto F. Keller.

De Houthandel aan het Slagveld had een eigen losinstallatie en verzorgde het lossen met eigen personeel. Hout werd vaak met coasters uit Zweden en Noorwegen aangevoerd, met Zaandam als centrale losplaats. Daar werd het hout in binnenvaartschepen overgeladen en naar regionale centra zoals Den Briel vervoerd. Zo'n drie keer per jaar gebeurde de aanvoer echter rechtstreeks per coaster tot aan Den Briel. Voor het overgrote deel was het lossen in handen van een soort ‘coöperatie’, thans bekend als ‘Zakkendragers’, maar toen genoemd de ‘Kaailopers’. De 'massagoederen' zoals zand, grint en kolen werden los gestort aangeleverd en in het schip in zakken afgevuld en zo naar de loodsen gebracht waar het materiaal weer werd gestort. De Kaailopers verdeelden het werk onderling door ‘dobbelen’. Wie niet bij de Kaailopers hoorde, kwam er niet aan de bak. De gasfabriek, een

16 grootverbruiker van kolen, deed als gemeentelijk bedrijf aan dit systeem niet mee, dus daar vonden ook ‘ongeorganiseerde’ havenwerkers emplooi. Aangezien het aantal ongeorganiseerden vaak onvoldoende was, gebeurde het dus regelmatig dat ‘georganiseerden’ en ‘ongeorganiseerden’ naast elkaar op hetzelfde schip werkten. De georganiseerde Kaailopers zorgden er dan voor dat de ongeorganiseerden extra zwaar gevulde zakken te verslepen kregen... Terug naar de Turfkade: eens per jaar vond er op de Turfkade een kermis plaats. De attracties werden per schip aangevoerd en ook de uitbaters van de attracties leefden op deze schepen. Voor de mechanische aandrijving van een carrousel moest een stoommachine worden gelost. Het schip beschikte weliswaar over een giek, maar deze was te zwak. Ter versterking werd de giek met houten latten verstevigd die tegen de giek aan gebindseld werden. Met een gevaarlijk overhellend schip werd dan de giek met de stoommachine naar buiten gezwaaid. Behalve voor de vrachtvaart was de haven van Den Briel ook voor het personenvervoer van belang. Veerboten verzorgden een regelmatige dienst naar , Vlaardingen en Rotterdam. Over de veerdienst naar Vlaardingen wordt verwezen naar een artikel elders in deze Mare. Met name in de jaren dertig was er voor Den Briel een andere personengroep van groot belang. In de periode mei tot september was er bijna elke week een bedevaart naar de Bedevaartskerk. Groepen van 200 - 300 gelovigen uit bijvoorbeeld Brabant waren geen uitzondering. De Brabanders verzamelden zich in Moerdijk, waar vandaan de reis naar Den Briel per schip werd vervolgd. Bergen op Zoom, Nijmegen, Middelburg, Breda, 's Hertogenbosch, Antwerpen en zelfs Gent en Brugge waren plaatsen waar vandaan bedevaarten naar Den Briel werden ondernomen. Voor het vervoer over water werden zelfs

17

raderstoomboten ingezet!

Afb. 12: Raderstoomboot zoals in gebruik voor het vervoer van bedevaartgangers naar Den Briel. Foto SAVPR.

De schepen meerden af aan de kop van het Maarland. Voor deelnemers die slecht ter been waren, stonden koetsiers gereed om de bedevaartgangers naar de Bedevaartskerk te vervoeren. De overige deelnemers trokken in optocht, vaak met muziek, door Voorstraat, Nobelstraat en over de Rijksstraatweg naar de Bedevaartskerk. Na het midden van de vorige eeuw kwam het einde van de vrachtvaart tamelijk abrupt. Dit had twee oorzaken: in 1950 werd de Brielse Maas niet alleen bij het Kruininger Gors afgesloten, maar tevens in de Botlek. Deze afsluitingen waren een geluk voor de landbouw, die daardoor van de verziltingproblematiek verlost was en voor de bewoners van westelijk Voorne, aangezien dit gebied bij de ramp van 1 februari 1953 gespaard bleef. Voor de bereikbaarheid van de haven van Den Briel was de afsluiting alleen maar nadelig. Brielle was nu zowel van zee als vanuit de binnenwateren alleen nog na schutten in het kanaal door Voorne of over de Botlek te bereiken. Door de opening

18 van de Botlekbrug in 1955 werd Voorne-Putten ook over de weg beter bereikbaar en op een gegeven ogenblik won de vrachtauto het zowel met betrekking tot snelheid als kosten van de scheepvaart.

Afb. 13: De Botlekbrug uit 1955, een belangrijke schakel in de ontsluiting van Voorne-Putten. Foto F. Keller.

Vanaf de jaren zestig werd de haven meer en meer door jachten in bezit genomen. Thans komt men in de haven van Brielle naast plezierboten alleen nog wel eens een verdwaald werkschip tegen dat nodig is bij het onderhoud van kades en meerpalen. Economisch heeft de haven dus geen enkele betekenis meer. Brielle is wel een geliefde afmeerplaats voor de pleziervaart. Nogal wat boten gebruiken de haven als foerageer- en overwinteringplaats. Het aantal scheepsbewegingen is nog maar een fractie van wat het vroeger was. Aan de andere kant mogen we de toenmalige situatie uiteraard ook niet idealiseren.

19 Werken in de vrachtvaart en in de haven was meestal bittere armoede, en de arbeidsomstandigheden bij het laden en lossen waren naar huidige maatstaven volstrekt onacceptabel. Toen er eens door de zakkendragers bij een bedrijf om een loonsverhoging van een halve cent per zak werd gevraagd, werd dit verzoek niet alleen geweigerd, maar gelijk als aanleiding genomen om een mechanische losinstallatie in opdracht te geven… Over de auteurs: De gegevens in dit artikel zijn voor het grootste gedeelte afkomstig van de heer Jan Dedert, voormalig eigenaar van Café Dedert aan de Turfkade/hoek Varkensstraat (thans HEMA). De informatie is opgetekend door Felix Keller, redacteur van de 'Brielse Mare'.

Het geheim van de Kalknacht Voorafgaand aan de viering van 1 April was het in de binnenstad van Brielle gebruikelijk teksten met vloeibaar kalk op ramen van vooral mid- denstanders te schilderen. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw was dit een leuk onderdeel van de 1-Aprilviering. Helaas liep het later uit de hand. Zo werd er latex gebruikt en werden auto's en muren besmeurd. Kalken is dan ook al sinds jaren verboden. Kortgeleden werd de vraag gesteld wat de achtergrond van het kalken is, en wanneer dit gebruik begonnen is. Uit eerste en tweede hand weten we ondertussen dat reeds in de jaren twintig van de vorige eeuw gekalkt werd; maar wanneer en waarom het begonnen is, daar zijn we tot nu toe niet ach- ter. Merkwaardig is ook dat in de 'Nieuwe Brielse Courant' die in die tijd van alles en nog wat verslag deed wat in Brielle gebeurde, geen woord over het kalken te vinden is. Daarom onze oproep: wie kan ons meer vertellen over de geschiedenis van het kalken??? - Informatie is welkom bij het redactiesecretariaat van de 'Brielse Mare', e-mail: [email protected] tel. 0181 415620.

20

Aandeel van de N.V. Spoorbootdienst Den Briel - Vlaardingen. Collectie SAVPR.

21 Opkomst en ondergang van de N.V. Spoorbootdienst Den Briel - Vlaardingen, 1924-1931

Aart van der Houwen In de jaren 1924-1931 was de N.V. Spoorbootdienst Den Briel- Vlaardingen actief. Doel van deze Brielse onderneming was het onder- houden van een snelle verbinding tussen Brielle en het landelijke spoorwegnet. De N.V. was weliswaar een kort leven beschoren, maar had gedurende die tijd zeker succes. Het klinkt misschien vreemd, maar de oprichting van de N.V. Spoor- bootdienst was indirect het gevolg van de komst van de tram. In no- vember 1918 kocht namelijk de RTM de meerderheid van de aandelen van de Vlaardingse Stoomboot-Maatschappij (VSM). De RTM kocht in die tijd meerdere maatschappijen op en verwierf zodoende een heel sterke positie in de omgeving van Rotterdam. Voor Brielle had de overname ingrijpende gevolgen. Voordien onderhielden de boten van de VSM een verbinding met Vlaardingen en daarmee met het landelij- ke spoorwegnet. De Vlaardingse boot voer zesmaal per dag en leverde de reizigers af bij het station van Vlaardingen. De RTM legde echter de dienst nagenoeg stil: in het vervolg was er nog slechts één afvaart per dag die bovendien niet meer bij het station afmeerde. Noodge- dwongen moest iedereen gebruik maken van de duurdere diensten van de tram die tot aan de Rosestraat ging, weliswaar niet ver van een treinstation, maar beduidend trager was. Oprichting van de vereniging Spoordienst Al direct in 1918 had een aantal inwoners van Brielle de koppen bij elkaar gestoken om desnoods een eigen bootje in te leggen, maar zij waren teruggeschrokken van de kosten daarvan. Zij legden zich mok- kend neer bij het monopolie van de RTM, maar staken hun protest niet onder stoelen of banken en lieten hun klachten horen waar dat kon. Zoals tijdens de jaarvergadering van de Vereniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer in 1923. Pieter van der Wallen, gemeente-

22 raadslid en eigenaar van de Brielse Kalkfabriek, stelde voor met de an- dere leden van gedachten te wisselen over de verbetering van de ver- binding met de trein. Dat bleek voldoende gesprekstof op te leveren. Van de RTM was volgens alle aanwezigen geen verbetering te ver- wachten, er moest dus zelf een oplossing worden gevonden. Mr. L.P. van den Blink, notaris en lid van Provinciale Staten, pleitte voor een verbetering van de kortste weg: die via het eiland Rozenburg naar Maassluis; Van der Wallen zag veel meer in een bootverbinding met Vlaardingen. De laatste kreeg bijval van Jan van Dijke, directeur van de Ambachtschool, die het idee opperde om zelf een boot in de vaart te brengen, waarin geïnteresseerden konden deelnemen door het kopen van aandelen. Dit idee kreeg algemene instemming, waarop besloten werd tot het benoemen van een bootcommissie, waarin naast Van der Wallen en Van Dijke, ook Otto Bolhuis, gemeenteraadslid en eigenaar van een zuivelfabriek, en mr. Leendert Trouw, bankdirecteur, dijk- graaf, en tot kort daarvoor lid van de Provinciale Staten, zitting hadden.

Een ‚ waterkaart ‘ uit omstreeks 1920. De in de tekst genoemde ‚ Noordgeul ‘ is het smalle watertje tussen Botlek en Nieuwe Maas. Collectie SAVPR.

23 De bootcommissie ging voortvarend te werk. Het doel was de verbin- ding met Vlaardingen nieuw leven in te blazen, waarbij het schip nabij het station zou afmeren en daarmee een prima aansluiting op het spoorwegnet zou vormen. Verschillende offertes werden opgevraagd en uiteindelijk werd de Schiedamse onderneming van J. Tieman ver- zocht om een proefvaart met de ‘Padang VI’. Deze werd gemaakt op vrijdag 25 mei 1924 door de commissie, het bestuur van de VVV en enkele genodigden. De ‘Padang’ voldeed aan de verwachtingen en nog dezelfde avond werd in Hotel Lubbert (bij de Kaaibrug), waar veel belangstellenden waren samengekomen, besloten om een vereniging op te richten onder de naam ‘Spoordienst Den Briel – Vlaardingen’ en om vanaf 15 juni een dienst te onderhouden, welke driemaal per dag (op zondag tweemaal) de reizigers naar en van Vlaardingen bracht. De N.V. had een goede pers, letterlijk: in de krant werden de ontwik- kelingen op de voet gevolgd en werden de lezers opgeroepen om toch vooral het plaatselijke initiatief te steunen. Tevreden stelde de verslag- gever vast dat Tieman er alles aan deed om het de reizigers naar hun zin te maken. Zo werd er elektrische verlichting aangebracht zodat, zo lezen we in de krant “ieder thans in de kajuit z’n krantje lezen (kan)”. Ook was het mogelijk om aan boord reeds het treinkaartje te kopen. In de toekomst zou zelfs een dakterras beschikbaar zijn. De bootcommissie was daarentegen minder tevreden: terugkerende klacht was dat het vermogen van de boot – slechts 16 PK – niet vol- doende was. Tieman ging daar niet op in omdat hij niet teveel wilde investeren in een nog riskante onderneming. Toen de veerboot eind september tijdens zware mist ter hoogte van de Welplaat aan de grond liep en daar de hele nacht bleef liggen, zodat de passagiers pas de vol- gende (zondag)morgen om kwart over acht in Brielle arriveerden, was voor de commissie ‘de boot aan’. De commissie drong er bij Tieman op aan om een nieuw en modern ingericht schip in te leggen. Deze onderhandelingen liepen op niets uit. Sterker, Tieman verloor lang- zaamaan zijn geloof in een winstgevend bedrijf en gaf aan dat hij de dienst binnen afzienbare tijd zou beëindigen.

24 Oprichting van de N.V. Spoorbootdienst De leden van de bootcommissie, waarin inmiddels ook de burgemees- ter van Brielle, mr. F.J.D.C. Egter van Wissekerke, deelnam, gooiden het nu over een andere boeg. Op woensdagavond 27 augustus 1924 werd een vergadering belegd in hotel De Nymph, waar de noodklok werd geluid. Alle aanwezigen waren het erover eens dat de prille ver- binding niet verloren mocht gaan, desnoods moest dan maar een eigen schip gekocht worden. Met algemene instemming werd besloten tot de oprichting van de ‘N.V. Spoorbootdienst Den Briel – Vlaardingen’. Deze N.V. zou binnenkort het stoomschip ‘Den Briel’ in de vaart bren- gen; tot die tijd zou de ‘Padang’ nog dienst blijven doen. Het maat- schappelijk kapitaal van de N.V. bedroeg f 40.000, dat door de verkoop van aandelen, variërend van vijf tot vijfentwintig gulden, werd ver- gaard. Niet alle aandelen konden verkocht worden, deze zouden later nog van pas komen. De ‘Den Briel’ De commissie had inmiddels al een oogje laten vallen op een oud schip van Rijkswaterstaat. Het schip was 25 meter lang en 5½ meter breed en had een 125 PK motor. Bij de scheepswerf werd het bootje grondig opgeknapt en aan de gestelde eisen aangepast. Op 11 oktober was het zover: het stoomjacht ‘Den Briel’ werd in Brielle afgeleverd. De com- missie had het jacht, met de woorden van Van der Wallen, als een ‘onooglijk bootje’ bij de scheepsbouwer achtergelaten. Deze had het weten te vertimmeren tot een fraai schip, waar de commissie trots op kon zijn. De 1e klasse kajuit was betimmerd met mahonie- en palissan- derhout, de zittingen langs de kant waren bedekt met groen pluche. Te- vens was er een buffet en een toilet. De deksalon was van djatihout en eveneens voorzien van groene kussens. Ten slotte was overal elektri- sche verlichting. Na de bezichtiging en de toespraken, bood de burge- meester van Brielle de commissie een standaard aan, die onder luid gejuich werd gehesen. Hierna kon de proefvaart beginnen. De ‘Den Briel’ zette koers tot voorbij , vervolgens ging het roer om en stuurde kapitein Gijsbertus Kruijt het schip naar de Nieuwe Waterweg,

25 waar opnieuw gekeerd werd en ten slotte via de pas gegraven Noord- geul naar Brielle werd gevaren. De opvarenden waren vol lof. Het schip was trillingvrij en stoorde zich weinig aan de golfslag van passe- rende grote schepen, aldus een enthousiaste verslaggever in de krant. Tegen vijf uur kwam de Brielse haven in zicht. De bevolking was uit- gelopen en op het Maarland zag het zwart van de mensen. De muziek- vereniging ‘Libertatis Primitiae’ droeg bij aan de feeststemming terwijl Kruijt zijn schip voor de kade bracht.

De ‚ Den Briel ‘ meert af aan het Maarland zz op vrijdag 11 oktober 1924, na een geslaagde proefvaart. Foto SAVPR.

Nu het schip in de vaart was gebracht, moest er door de N.V. een Raad van Beheer worden benoemd. Hierin werden de eerder genoemde leden van het voorlopige comité benoemd, aangevuld met de heren Bout en Stubenitsky. Het Beheer betrof in de eerste plaats het schip, maar daar- naast had de Raad zich natuurlijk ook te buigen over het personeel. De N.V. had de al genoemde Kruijt als kapitein in dienst genomen, en ver- der Martinus van der Houwen als conducteur/hofmeester, Hendrik Sou- ge als machinist en Willem Ritmeester als dekknecht. De belangrijkste taak van de Raad van Beheer was verder het maken van afspraken met

26 de directie van de Nederlandse Spoorwegen om de aansluitingen te op- timaliseren. Hierbij kon de Raad rekenen op de steun van de Kamer van Koophandel te Vlaardingen, waarin Trouw zitting had. Op verzoek van de Raad werd bijvoorbeeld trein 190 ingezet waarmee het mogelijk werd om al vroeg door te reizen naar Rotterdam. De boot van 7:00 uur gaf direct aansluiting zodat men om 10:10 in Amsterdam of om 10:15 in Rosendaal kon zijn. De ‘Den Briel II’ In 1926 maakte de N.V. een grote stap door een tweede schip aan te kopen. Dit was een fractie langer en slanker dan de ‘Den Briel’ en had een lichtere (80 PK) motor. Het schip was in 1910 gebouwd in , had gevaren van Amsterdam op Marken en was gerestaureerd op de werf van de fa. Gebr. Kooijman in Zwijndrecht. Het schip had twee kajuiten en was geschikt voor het vervoer van 300 passagiers. Niette- min was het schip vooral gekocht als reserveboot en voor het vervoer van vracht. Voor de aanschaf werden de nog resterende aandelen ver- kocht.

De ‚ Den Briel II ‘ . Foto SAVPR.

27 Eind juli vond de proefvaart plaats. De genodigden voeren met de ‘Den Briel’ naar Nieuwesluis, waar zij overgingen in ‘Den Briel II’. Door de Noordgeul en de Oude Maas ging de tocht naar . Na daar ge- passagierd te hebben, werd om half zeven de terugtocht aangevangen. Anderhalf uur later kwam het bootje de haven van Brielle binnen va- ren, waar, volgens de krant, “de halve bevolking haar boot stond af te wachten”. De diensten werden in de loop der tijd uitgebreid. In de zomer van 1926 was er driemaal een afvaart: half negen, half twee en zeven uur waren de tijdstippen van vertrek uit Brielle. Het volgende jaar ging er ook ’s morgens om half zeven en om kwart voor tien een boot en in 1928 ging er om kwart over twee nog één, zodat er in totaal zesmaal een boot naar de trein van Vlaardingen ging. In de winter en het week- end waren er minder afvaarten. Al met al had Brielle, en daarmee een groot deel van westelijk Voorne, een luxe verbinding met het landelijke spoorwegnet. Daarnaast werden bij gelegenheid extra reizen gemaakt, bijvoorbeeld naar het circus of een toneelvoorstelling in Rotterdam. Moeilijkheden Dit alles neemt niet weg dat de N.V. het bij tijd en wijle moeilijk had. Bij de proefvaart van de ‘Den Briel II’ had Van der Wallen toegegeven dat hij lange tijd huiverig was geweest om een tweede bootje te kopen en dat hij dit zelfs tegen had gewerkt. De eensgezindheid binnen de Raad van Beheer had hem echter overtuigd van de noodzaak en hij was overstag gegaan. Terugkijkend kunnen we Van der Wallen’s terughoudendheid begrij- pen. Hoewel de Raad van Beheer in alle publicaties niet ophield om de bevolking op te roepen toch vooral gebruik te maken van de ‘eigen’ spoorbootdienst, kreeg de veerdienst het moeilijk. De N.V. kreeg met toenemende concurrentie te maken. Daar was in de eerste plaats nog steeds de RTM die behalve de tramverbinding een bootdienst met Rot- terdam onderhield met een tussenstop in Vlaardingen die dus feitelijk dezelfde dienst onderhield als de Brielse maatschappij. Ten slotte was er de verbinding via Rozenburg. Belangrijke nieuwe spelers in dit ver-

28 band waren de auto-omnibusdiensten, zoals die van Vermaat in Helle- voetsluis en die van Gebr. Van Noort in Brielle. Deze laatste onder- hield een dienst tussen de Markt van Brielle en het station van Maas- sluis. Maar liefst achtmaal per dag (zesmaal op zondag) kon men op de bus stappen, die, evenals de spoorbootdienst, de verbinding legde met het spoorwegnet, maar hier een half uur korter over deed.

Uittreksel dienstregeling Gebr. Van Noort. Collectie SAVPR.

De eerder genoemde visie van L.P. van den Blink bleek juist: via Ro- zenburg was men sneller. De komende jaren zou op dit traject boven- dien geïnvesteerd gaan worden, met als hoogtepunt het inleggen per 1 januari 1931 van een nieuw schip tussen Rozenburg en Maassluis, gro-

29 ter en met meer PK’s dan de Den Briel I en II. De Rederij Van der Schuijt gaf het schip de naam Notaris Van den Blink, en eerde daarmee de man die zich voortdurend inzette voor een betere verbinding tussen met name Voorne en .

De ‚ Notaris Van den Blink ‘ . Foto SAVPR.

Proefvaart 27-12-1930: links: burgemeester Egter v. Wissekerke; midden: notaris v.d. Blink. Foto SAVPR.

30 Opheffing Het is in dit verband wrang, maar de ‘Notaris Van den Blink’ is mis- schien wel de spreekwoordelijke druppel geweest voor de Spoorboot- dienst. Eind november 1931 viel definitief het doek voor de onderne- ming. De laatste jaren lijken niet de gemakkelijkste te zijn geweest. Al in oktober 1928 werd bewonderend gesproken over het “tegen de ver- drukking in (en ondanks) de felle concurrentie” groeien van de N.V. en was er bewondering voor dat de Raad het “zelfs aangedurfd” had om niet te snijden in de winterdienstregeling. Dat moest het jaar daarop wel en ten slotte was het iedereen duidelijk dat de dienst niet langer rendabel of zelfs maar levensvatbaar was; eind november 1931 staakte de Raad van Beheer de strijd en werd de boot uit de vaart genomen.

De reclame verwijst naar de ligplaats nabij het station; de concurrentie van de RTM had een ligplaats in de haven , op grotere afstand van het station. Foto SAVPR. Zie achteromslag voor de foto in kleur.

31 Het einde van de Spoorbootdienst zat vol symboliek: op één van de laatste tochten van de ‘Den Briel’ uit Vlaardingen liep het schip door zware mist bij de Noordgeul aan de grond. Alle pogingen om los te komen waren vruchteloos. De Vlaardingse stoomboot ‘Vlaardingen VI’ (zwart geschilderd na de overname door de RTM) voer niet ver achter de ‘Den Briel’ en bood hulp. Zij nam passagiers over en trachtte de boot vlot te trekken. Bij deze vergeefse pogingen kwam ook de Vlaardingse boot vast te zitten. Aan hun lot overgelaten, bleven de bei- de boten daar de hele nacht liggen tot zij tegen de ochtend door de vloed werden verlost. Na hartelijk afscheid van elkaar genomen te heb- ben, stevenden beide stoomschepen de Maas op om in de haven van Brielle hun gewone ligplaats in te nemen. Op 16 november 1931 vond ten slotte de laatste afvaart plaats. Velen waren teleurgesteld. De verslaggever van de Nieuwe Brielse Courant stelde bitter: “de Brielsche burgerij heeft hiermee getoond dat zij het monopolie der RTM verkiest boven een eigen onderneming”. Dat is niet eerlijk: de N.V. was niet gericht geweest op het maken van winst en had daardoor de prijzen laag kunnen houden. Zodoende heeft de vennotschap het wellicht langer kunnen volhouden dan een gezonde bedrijfshuishouding zou hebben toegelaten. Hier hebben ook de aan- deelhouders genoegen mee moeten nemen. De uitgegeven aandelen hadden standaard twintig dividendbewijzen, maar slechts tweemaal is dividend uitgekeerd. De grote concurrent was bovendien niet de RTM. De tijden waren veranderd: niet de tram, maar de busverbinding via Rozenburg bleek een sterk alternatief.

Over de auteur Drs. Aart van der Houwen is archivaris bij het Streekarchief Voorne- Putten en Rozenburg.

32

Op de overzichtskaart is de ‘ Stelling van de Monden van de Maas en het Haringvliet ‘ te zien. De Rijksstraatweg vormde de hoofdweerstandslijn en de polders ten westen daarvan konden onder water worden gezet. Collec- tie SAVPR.

33 De Eerste Wereldoorlog op Voorne-Putten

Bob Benschop De vestingen en verdedigingswerken op Voorne vormden dankzij de Vestingwet van 1874 de ‘Stelling van de Monden van de Maas en het Haringvliet’. De Eerste Wereldoorlog ging dan ook allesbehalve onge- merkt aan Voorne-Putten voorbij, want tijdens de mobilisatie van 1914 -1918 bevonden zich hier duizenden militairen om het eiland te be- schermen tegen eventuele aanvallen. De aanloop Nadat Oostenrijk-Hongarije op 23 juli 1914 een tiental eisen had gesteld waar Servië binnen vijf dagen aan moest voldoen, was het onrustig in Europa. Ook op Voorne wachtte men gespannen af wat de uitkomst zou zijn. ,,We waren zeer benieuwd naar het antwoord van Servië op het ultimatum van Oostenrijk’’, noteerde de Brielse archivaris en kin- derboekenschrijver Johan Been in zijn dagboek. ,,De dagen van de week tussen 26 juli en 2 augustus waren vol afwisseling van geruch- ten. Aldoor bleef men geloven, dat het uitbarsten van een wereldoorlog tot de onmogelijkheden behoorde.’’ Intussen keerden alle Duitse va- kantiegangers uit de badplaats Oostvoorne terug naar hun vaderland en besloot de Generale Staf in Den Haag de militaire kustwacht in wer- king te stellen. F.J.D.C. Egter van Wissekerke, burgemeester van de dorpen Nieuwenhoorn en Rockanje, hield ook een dagboek bij. Op dinsdag 28 juli kreeg hij opdracht om een inkwartieringsadres te rege- len voor drie onderofficieren en zes soldaten, die de kustwachtpost in de duinen van Rockanje zouden bemannen. Later die week arriveerden nog eens dertig militairen van de landweerkustwacht, waarvoor onder- dak in huizen en schuren nabij de duinen werd gezorgd. In de marinehaven was het eveneens een drukte van belang. Op maandag 27 juli stonden de inwoners in groepjes op straat de situatie te bespreken, terwijl de landmacht en marine talloze voor- bereidingen troffen. Verlofgangers werden teruggeroepen, loodsboten werden met kanonnen uitgerust en alle marineschepen bunkerden

34 kolen en andere voorraden. Het personeel van de torpedodienst stond paraat om de monding van het Haringvliet te versperren met een mij- nenveld.

De Kustbatterij van Hellevoetsluis was uitgerust met indrukwekkend ge- schut. Foto SAVPR.

“Op vrijdag 31 juli kwam de ontstellende tijding, dat ons leger moest mobiliseren’’, noteerde Johan Been. “Dat zal tegen drie uur geweest zijn en ik ontstelde daar hevig van. Er kwam een zekere opgewonden- heid door in de stad, en zoals elke avond werd om 6 uur - na de aan- komst van de tram - naar de couranten gegrepen. Die waren echter weer wat geruststellend, en men gevoelde toen onze mobilisatie als iets zekers, als een wijze maatregel van voorzorg.” Het besluit vanuit Den Haag benauwde ook Egter van Wissekerke. ,,Ik had nooit gedacht dit ooit te moeten doen’’, schreef hij nadat hij de bekendmaking “opkomst met spoed van militie en alle Landweerplichtigen” had ondertekend.

35 Johan Been werkte zijn dagboek elke dag nauwgezet bij en heeft daar- mee een bijzonder document nagelaten over het verloop van de mobili- satie. Met een gevoel voor detail legde hij vast hoe de inwoners van Brielle reageerden op het nieuws dat het leger werd opgeroepen: de rijen voor de bank om bankbiljetten om te wisselen in zilveren munten, de huismoeders die uit angst voor stijgende prijzen bij de bakkers en kruideniers levensmiddelen hamsterden. De mobilisatie Als gevolg van de algehele mobilisatie reisden vanaf zaterdag 1 augus- tus 1914 zo’n 5000 militairen (voornamelijk landweermannen die als bewakings- en bezettingsleger dienden) naar de Stelling op Voorne. Egter van Wissekerke moest die middag met behulp van de gemeente- secretaris in Nieuwenhoorn onderdak voor 400 vestingartilleristen zien te vinden. Hij was daar amper mee klaar toen ’s avonds de kwartier- meester in Rockanje arriveerde met de opdracht inkwartiering en provi- and te regelen voor nog eens 600 landweermannen. Ook nu hielpen de gemeentesecretaris en de veldwachter bij het vinden van de nodige adressen, terwijl de bakkers het vuur opstookten om een enorme voor- raad brood te bakken. Op 2 augustus reisde het 3e bataljon grenadiers vanuit de Oranjekazer- ne in Den Haag naar Vlaardingen. Veerboten brachten de tweede en derde compagnie naar Hellevoetsluis, waar ze om één uur ’s middags aankwamen. Een groot deel van de middag werd besteed aan het verde- len van de manschappen over de onderkomens. De helft van de derde compagnie kreeg de bomvrije kazerne Haerlem toegewezen. Andere magazijnen en loodsen binnen de vesting werden bestemd voor het on- derbrengen van de hospitaalsoldaten, de ziekendragers, de vestingpio- niers, het telegraafpersoneel en het personeel van de afstandsmeting. Intussen werd met man en macht gewerkt aan het in staat van verdedi- ging brengen van de Stelling. Egter van Wissekerke wijdde in zijn dag- boek enkele passages aan de bedrijvigheid in die eerste weken van au- gustus: “Aan den Straatweg tussen Hellevoetsluis en Brielle wordt druk gewerkt; allerwegen verschijnen loopgraven; bomvrije schuilplaatsen.

36 Men begint batterijen op te werpen (aan den Oostdijk 2 batterijen ieder met 4 stukken gewapend; benevens de noodige bomvrije schuilplaatsen en projectielen bewaarplaatsen) bewapening 2 en meer kanonnen. Ook groote loopgraven; die loopgraven werden later (november en decem- ber) uitgebreid en geheel net gemaakt. Begrijp niet waarom men de graszoden niet nat houdt; uit de verte kan de vijand zien, dat er verde- digingswerken zijn opgeworpen, wat niet zoo gemakkelijk zijn zou als alles groen was gehouden. Alles kleurde door den regen later bij”. In die eerste week van augustus werden bomen en struiken weggehakt en er verschenen prikkeldraadversperringen. De wallen in Brielle werden tot verboden gebied voor de bevolking verklaard. Egter van Wisseker- ke bestempelde het daar opgestelde geschut spottend als ‘honderdjarige voorladers’.

Militairen poseren rond een stuk geschut met de toren van de Sint- Catharijnekerk op de achtergrond. Foto SAVPR.

37 Die eerste weken van augustus vreesden velen dat het gebied zou wor- den geïnundeerd. De gevolgen van het besluit zouden immers ingrij- pend zijn: verschillende dorpen met enkele duizenden inwoners moes- ten volledig worden geëvacueerd, het vee moest massaal naar droge gebieden worden vervoerd en er waren hooguit een paar dagen om van de oogst te redden wat er te redden viel. Brielse padvinders trokken er op uit om bij boerderijen in de omgeving na te vragen of ze konden helpen bij het plukken van vruchten of het binnenhalen van de oogst. Nadat uiteindelijk duidelijk was dat de Nederlandse neutraliteit door Duitsland en Engeland werd gerespecteerd, werden de plannen voor inundatie voorlopig in de kast gezet. Inkwartiering In de nabijgelegen dorpen waren de militairen in scholen, kerken en boerenschuren ingekwartierd. De eigenaren hadden ze veelal welwil- lend beschikbaar gesteld, want het zou slechts van tijdelijke aard zijn en er stond een redelijke vergoeding tegenover. De aanwezigheid van de militairen bleek bovendien ook voordelen op te leveren; het zorgde immers voor wat afleiding – er waren meer muziek- en toneelvoorstel- lingen dan ooit tevoren – en de middenstand had een aanzienlijke bij- verdienste. Nadat duidelijk werd dat de mobilisatie aanzienlijk langer zou gaan duren, betrok eind maart 1915 een tweetal compagnieën van elk 120 man als experiment twee barakken in Nieuwenhoorn. Na twee maanden bleken de barakken uitstekend te voldoen. De ervaring leerde dat het samenwonen onder de manschappen tot meer saamhorigheid leidde, wat vooral tijdens militaire en sportoefeningen te merken was. Het toezicht was beter geregeld, zodat er onder de troepen meer tucht, orde en netheid heerste: de geweren werden beter onderhouden; ’s nachts sliep iedereen naar behoren en over de voeding was de meerder- heid wel tevreden. Omdat er werd bespaard op de inkwartieringsgelden, waren de bouw- kosten van een barak er na vier maanden goeddeels uit. De genieoffi- cieren kregen opdracht plannen uit te werken om ook de overige bezet- ting op Voorne in barakken onder te brengen. In oktober waren militai- ren in verschillende plaatsen bezig met de bouw van maar liefst dertien

38 barakken, waar de troepen in de loop van november naar werden over- gebracht. Al met al bood dit onderdak aan bijna 2500 man. De meeste barakken dienden tevens als dagverblijf en ze waren voorzien van een keuken, wasplaats en privaten. Tijdens het verdere verloop van de oor- log hadden de burgers dus geen overlast meer van ingekwartierde mili- tairen.

Onder meer in Nieuw-Helvoet verrezen barakken waar de gemobiliseerde militairen werden ondergebracht. Foto SAVPR.

Vrijetijdsbesteding Vier jaar mobilisatie verliep op Voorne niet anders dan in de rest van Nederland. De militairen werden bezig gehouden met oefeningen en sportwedstrijden en vermaakten zichzelf met muziek- en toneelvereni- gingen. De sport-, muziek- en toneelverenigingen schoten tussen au- gustus en oktober 1914 als paddestoelen uit de grond. In Hellevoetsluis muziekkorps ‘Concordia’, in Nieuw-Helvoet de toneelverenigingen ‘De Vierde Sectie’ en ‘Mobilisatie genoegen’, in Nieuwenhoorn het

39 ‘Muziekkorps van het 37e Landweerbataljon’, in Rockanje de toneel- vereniging ‘Hou is ’t nou!’ (later omgedoopt tot ‘militair tooneelgezel- schap K.E.N.N.I.S.’), in Zwartewaal de voetbalvereniging ‘Zwartewaalsche Mobilisatie Club’, in Brielle muziekkorps ‘Harmonie’, het toneelgezelschap ‘Door Mobilisatie Verenigd’ en de voetbal- en atletiekvereniging ‘De Watergeuzen’.

In Rockanje werd het ‘ militair tooneelgezelschap K.E.N.N.I.S. ’ opge- richt. Foto SAVPR.

Na enkele maanden ontstond er ook meer aandacht voor educatie en kwamen er ook lezingen en cursussen op het avondprogramma te staan. Nadat er grote belangstelling voor de cursussen Engels en Frans bleek te zijn, stelde de gemeente Hellevoetsluis een schoollokaal ter beschik- king. Enkele maanden later was het aantal vakken behoorlijk toegeno- men en namen honderden militairen deel aan cursussen in diverse ta- len, wiskunde, boekhouden, algebra, meetkunde, schoonschrijven, me- chanica en zelfs in de ‘levensverzekeringwetenschap’.

40 Het Algemeen Hoofdkwartier in Den Haag probeerde de ontwikkeling en ontspanning onder de militairen eveneens te bevorderen door het houden van onder meer lezingen, competities, kunstavonden en bios- coopvoorstellingen. Medio december 1914 werd in Hellevoetsluis het lokale ‘Comité tot Ontwikkeling en Ontspanning der Gemobiliseerde Troepen’ opgericht. Het comité organiseerde in februari 1915 tentoon- stellingen van de voorwerpen die de militairen in hun vrije tijd vervaar- digden. De resultaten van deze huisvlijt varieerden van houtsnijwerk, tekeningen en schilderijen, tot metaalbewerkingen en beeldhouwwerken.

Gemobiliseerd personeel van de marine verbleef op de wachtschepen in het Kanaal door Voorne. Op het Glacis werd in maart 1916 een groot defi- lé gehouden. Foto SAVPR.

Om de militairen bezig te houden, werd vanaf de zomer van 1915 de sportbeoefening gestimuleerd. Het begon in juni met korfballen, enkele weken later gevolgd door een afstandsmars van 51 kilometer waar 250 militairen aan deelnamen. Ze vertrokken om twee uur ’s ochtends om met volle bepakking via Spijkenisse en Rotterdam naar Vlaardingen te

41 marcheren. In juli stond een fietstocht van 150 kilometer op het pro- gramma. Het vele sporten leidde tot een meerdaags sportfeest dat jaarlijks in het najaar werd georganiseerd. Dit trok steevast duizenden toeschouwers uit de regio naar Hellevoetsluis, waar op het Glacis wedstrijden en de- monstraties elkaar afwisselden.

Militairen van de gezondheidsdienst hielden oefeningen. Foto SAVPR.

Op de Eerste en Tweede Paasdag van 1916 vonden opnieuw sportwed- strijden plaats, met op het programma onderdelen als hardlopen, touw- trekken, zaklopen, ringrijden met hindernissen, worstelen en gewicht- heffen. Ze waren bedoeld om “de paaschdagen zo prettig en gezellig mogelijk te doen doorbrengen”, maar de sfeer onder de militairen was op dat moment ver te zoeken. Op 31 maart waren namelijk alle verlo- ven ingetrokken en niemand mocht naar huis. Het hoofdkwartier in Den Haag was hiertoe overgegaan nadat Duitsland had laten doorsche-

42 meren dat Engeland een invasie op de Zeeuwse kust voorbereidde. Eén van de maatregelen die de regering en legerleiding namen, was het in- trekken van de verloven. Deze gebeurtenis staat bekend als ‘de alerte van 31 maart 1916’. Na enkele weken complimenteerde Duitsland Ne- derland met het doortastende optreden en meldde en passant dat de ge- ruchten rond een invasie op een misverstand bleken te berusten. Het was bij nader inzien een test van de Duitsers geweest om na te gaan hoe bereid de Nederlanders nog waren om hun neutraliteit en grondge- bied te verdedigen. Schaarste Nederland was voor zijn dagelijks brood afhankelijk van het buiten- land, want de eigen landbouw leverde te weinig tarwe op om de com- plete bevolking te kunnen voeden. Sinds het einde van de negentiende eeuw werden grote hoeveelheden graan geïmporteerd vanuit de Vere- nigde Staten. Nederlandse boeren konden onmogelijk concurreren te- gen het goedkope Amerikaanse graan en hadden zich gespecialiseerd in het telen van tuinbouwproducten, die met veel winst aan het geïndustri- aliseerde Engeland en Duitsland werden verkocht. Vanuit die landen werd vervolgens weer steenkool geïmporteerd om de binnenlandse industrie draaiende te houden. De oorlog bracht deze wederzijdse leve- ring behoorlijk in de war, met alle gevolgen vandien. Begin 1917 begon de schaarste echt voelbaar te worden. Minister Post- huma breidde de distributie op maandag 5 februari 1917 uit met tal van

Broodkaarten waren noodza- kelijk voor het verkrijgen van brood bij de bakker. Foto SAVPR.

43 andere producten. Naast aardappelen en brood gingen ook erwten, rijst, gort, havermout, bak- en braadvet en zeep op de bon. De nadruk kwam steeds meer te liggen op rantsoenering. De broodbonnen gaven ieder- een een week lang recht op vierhonderd gram brood per dag.

Bij de spaarzame gelegenheden dat er bij de slagers vlees werd ver- kocht, stonden er lange rijen voor de winkels. Johan Been liet het wach- ten over aan zijn dienstmeisje, maar ging op woensdag 9 januari 1918 zelf ook eens een kijkje nemen. ,,Toen ik voorbijging en zei dat ik er ei- genlijk een kiekje van moest hebben voor het archief, werd dit met ge- lach en instemming begroet. ” Een maand later bracht slager Mol inder- daad een foto bij Johan Been langs. Foto SAVPR.

Op 1 april 1917 werd aangekondigd dat de volgende broodbon geldig was van 2 tot en met 10 april. Het betekende dat men vanaf dat mo- ment geen zeven maar negen dagen op het weekrantsoen moest teren. Kortom, iedereen had nog maar 310 gram brood per dag tot zijn be- schikking. De hoeveelheid voedsel bleef afnemen, tot er in 1918 zelfs maar een dagelijks rantsoen van slechts 200 gram brood per persoon beschikbaar was.

44 Een schaarste aan kolen en gas begon in het voorjaar van 1915 merk- baar te worden, vooral door de prijsstijgingen. De door de duikbootoor- log belemmerde scheepvaart en overbelaste spoorwegen maakten de aanvoer steeds geringer. De straatverlichting doofde grotendeels, scho- len sloten enkele dagen per week en winkels moesten vroeger dicht. Om hun karige rantsoen aan te vullen, kochten burgers allerhande le- vensmiddelen bij boeren en handelaren. Zo omzeilden ze de distributie, al betaalden ze op deze manier meestal woekerprijzen. Soms ontdekten boeren dat hun koeien midden in de nacht in de wei waren geslacht en troffen ze ‘s ochtends alleen nog de huid en ingewanden in een sloot langs het weiland. Niet alleen het vee in de weilanden was een gewilde buit, ook gewassen verdwenen in soms aanzienlijke hoeveelheden van de akkers: aardappelen, tarwe en zelfs de appels uit de boomgaarden. Demobilisatie De boodschap dat de Duitse kanselier zich begin oktober 1918 bereid had getoond in te gaan op een Amerikaans voorstel tot een wapenstil- stand, was een grote opluchting. Het zou nog tot 11 november duren voor de wapenstilstand een feit was, maar de Duitse nederlaag leidde al in oktober tot merkbare gevolgen. De prijzen van voedsel begonnen te dalen, al bleven de meeste levensmiddelen nog lange tijd uiterst schaars. Op 11 november werd in de Stelling van de Monden van de Maas en het Haringvliet bekend gemaakt dat er zo snel mogelijk tot een gedeel- telijke demobilisatie zou worden overgegaan. De eerste troepen moch- ten de daaropvolgende week reeds naar huis terugkeren. Sommige van de officieren en manschappen waren zodanig ingeburgerd dat de bewo- ners van Voorne-Putten ze met pijn in het hart zagen vertrekken. De prikkeldraadversperringen werden opgeruimd, de loopgraven dicht- gegooid en de uitkijkposten in de bomen afgebroken. Overbodige ma- terialen werden overgebracht naar de demobilisatiedepots die in Helle- voetsluis en Brielle waren ingericht. Het betrof onder meer fietsen, ge- reedschappen, kachels, fornuizen, prikkeldraad, petroleumlampen, pri- vaatemmers, brandblussers, watertanks, pompen en de schijnwerpers

45 die waren gebruikt om de vestinggrachten te verlichten. Het houtwerk uit loopgraven, schuilplaatsen en versperringen moest worden gesor- teerd en ‘spijkerschoon’ worden afgeleverd bij de depots. De onbruik- bare palen konden als brandhout worden gebruikt. De munitievoorra- den uit de batterijen Noorddijk en Penscherdijk werden zoveel moge- lijk naar het kruit- en projectielenmagazijn naast de kazerne Haerlem overgebracht. Wat er niet in paste, werd zolang in de kruitmagazijnen in Brielle bewaard. Tijdens de oorlog was al duidelijk geworden dat de vestingen Helle- voetsluis en Brielle geen rol van betekenis meer speelden in de moder- ne vorm van oorlogsvoering. De verschillende onderdelen van de Mari- ne werden vanuit Hellevoetsluis verplaatst naar en Den Hel- der. En in 1922 verloor zowel Brielle als Hellevoetsluis zijn garnizoen. Dat betekende het einde van de militaire functie van de beide vesting- steden.

Over de auteur Drs. Bob Benschop is als archivaris werkzaam in het Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg.

46

Gedenkpenning M.H. Tromp, Inv. Nr. 2078. Collectie HMDB.

47 “Geen honing zonder werk”

Collectieregistratie in het Historisch Museum Den Briel Inleiding In musea wordt al decennia lang gebruik gemaakt van verschillende registratiesystemen om de aanwezige collectie te ontsluiten. Eerst wer- den er inventarisboeken gebruikt, later kwamen er geschreven/getypte kaartsystemen met zogeheten historische voorwerpenkaarten. Op deze kaarten stonden alle belangrijke gegevens van een object. Tegenwoor- dig worden deze gegevens, maar dan uitgebreider, nog steeds gebruikt. Pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam voor veel musea de eerste automatisering op gang en zo ook in het Historisch Museum Den Briel. Samen met Bureau IMC werd begin jaren negentig het program- ma Q&A geïnstalleerd, een geïntegreerd database- en tekstverwer- kingsprogramma. Project ‘Voortgang Collectieregistratie’ In 2002 is het Historisch Museum Den Briel overgegaan op het registra- tiesysteem van Adlib Information Systems. (Inmiddels werken de mees- te musea in Nederland met dezelfde database). Adlib is een collectiema- nagementsysteem: een databaseprogramma waarmee grote hoeveelhe- den gegevens op een gestructureerde manier worden beheerd. Alle ge- gevens van een object worden bij elkaar opgeslagen. Van een voorwerp worden binnen Adlib alle wezenlijke kenmerken vastgelegd: inventaris- nummer, objectcategorie, objectnaam, objecttitel, objectbeschrijving, vervaardiger, datering, materiaal, afmetingen, verwerving, huidige eige- naar, vaste standplaats en toestand. Indien aanwezig wordt de overige informatie geregistreerd zoals: inscripties (opschriften), documentatie, techniek, conditierapporten en restauratieverslagen enz. Na de conversie in 2002 van Q&A naar Adlib bleek dat niet alle ge- schreven gegevens correct waren en/of op de juiste plaats stonden. Daarnaast moest er nog veel informatie gezocht worden die niet in de database te vinden was. Medio 2004 werd tevens geconstateerd dat het

48 toevoegen van een afbeelding aan elk inventarisnummer in Adlib (een doelstelling uit het beleidsplan 2002/2006) niet vorderde. Om dit pro- bleem op te lossen werd in het najaar van 2004 een projectgroep opge- richt voor de voortgang collectieregistratie. Het doel van dit project was om alle aanwezige gegevens van objecten te controleren en in de ‘juiste’ velden binnen de database Adlib te registreren. Daarnaast moesten alle objecten worden voorzien van een digitale foto. Geduren- de de eerste twee maanden vond een pilot plaats die in januari 2005 werd geëvalueerd. De randvoorwaarden waar de registratie aan moest voldoen, werden vastgesteld en zo is men toen begonnen met de deel- collectie kunstvoorwerpen. Deze bestaat uit schilderijen, tekeningen en prenten. Al deze werkzaamheden waren in eerste instantie bedoeld voor intern gebruik om de eigen collectieregistratie gebruiksvriendelij- ker te maken. Om bijvoorbeeld te zorgen dat je voor het bekijken van een object niet meer allemaal dozen in het depot open hoefde te maken, maar dat je de objecten vanaf je bureau kon bekijken. Een tweede doel was om de collectie online beschikbaar te maken voor het grote pu- bliek. Tijdens de eerste twee jaren bestond er ook een werkgroep die zich be- zig hield met het scannen van negatieven en contactbladen. Een deel van de collectie was namelijk al door de heer R.G. Meijer gefotogra- feerd. In eerste instantie was het de bedoeling om deze negatieven te gebruiken als reproductie van een voorwerp binnen Adlib. Maar tijdens het project is gebleken dat het scannen, wat werd gedaan door Henk Racké en wijlen Henk Vegter, meer tijd kostte dan het digitaal fotogra- feren van de objecten. De opslag van negatieven bevatte geen logische volgorde van negatiefnummers naar inventarisnummers, waardoor het geen bruikbaar instrument is gebleken. Daarnaast is met een digitale foto sprake van meer objectherkenning en is de toestand van een object beter te zien. Met het ontsluiten van de collectie op het internet heeft een digitale foto ook de voorkeur. Vanwege de vele voordelen van di- gitale fotografie werd in 2006 besloten om de gehele collectie opnieuw te fotograferen.

49 Middelen en verbeteringen De eerste opstelling om objecten te fotograferen bestond uit een wit geschilderd tentoonstellingsbord. Speciale lampen om voorwerpen be- ter te belichten, ontbraken. De eerste camera waarmee gefotografeerd werd, voldeed redelijk aan de simpelste eisen. Hiermee zijn in de eerste jaren goede resultaten bereikt. Alleen voor het fotograferen van bij- voorbeeld munten, medailles en sieraden bleek deze camera niet vol- doende. In de loop der jaren is in vele professionele middelen geïnves- teerd. Zo werden er speciale lampen aangeschaft, werd er gewerkt met goed achtergrondpapier op rol, werd het raam van verduisterend rol- gordijn voorzien en kwam er een nieuwe camera met een aparte macro- lens bij.

Zie pagina 46 voor de kwaliteit van de digitale foto van de gedenkpenning.

In het jaar 2005 zijn circa 191 objecten in de registratie geactualiseerd en voorzien van foto. In het jaar 2006 waren dat er 351. In het muse- umbeleidsplan 2008-2012 werd vastgesteld dat zonder extra mens- kracht met net genoemde aantallen het project nog tot ruim 2017 zou gaan duren. Gelukkig heeft het gemeentebestuur in 2008 besloten om 120.000 euro extra te investeren in een projectmedewerker. Deze kwam in maart 2009 in de persoon van Cara Mieras en heeft twee jaar lang 40 uur per week gewerkt, samen met de medewerker collectiebe- heer, om de registratie van de resterende objecten in twee jaar tijd te actualiseren en te fotograferen. Hierdoor is het gelukt om de productie tussen 2009 en 2011 hoog te houden. In het jaar 2009 zijn er ruim 2350 objecten geregistreerd en in 2010 waren dat er ruim 2800. Het project ‘Voortgang Collectieregistratie’ liep officieel in mei 2011 af. Toen wa- ren alle objecten opnieuw geregistreerd volgens de museale eisen, in- clusief een digitale afbeelding.

50 Van mei tot november 2011 zijn de museummedewerkers intern bezig geweest om de collectie op onze website te krijgen. In deze maanden is er veel contact geweest tussen het museum, de afdeling automatise- ring van de gemeente Brielle, de firma Adlib en VPRI (de firma die de museumwebsite beheert) om de ‘museumcollectie online’ uiteindelijk te realiseren. Vanaf december 2011 is de gehele museumcollectie te raadplegen via de museumwebsite. De resultaten die de bezoeker krijgt met zoekopdrachten, zien er ongeveer zo uit zoals de museummede- werkers het in de database te zien krijgen. Alleen krijgt de bezoeker beperktere informatie te zien. Zo wordt bepaalde informatie zoals standplaats, verwervingsgegevens, waarde etc. niet openbaar gemaakt.

Voorbeeld van een object met hiernavolgende omschrijving. Foto coll. HMDB.

Thesaurus Alle musea gebruiken een ‘thesaurus’ om hun collectie te ontsluiten. Een thesaurus is een soort logisch systematisch woordenboek, waarbinnen is

51 Inventarisnummer 3655

Objectcategorie houder, aandenken Objectnaam 1 bord (vaatwerk)

Objectnaam 2 sierbord (vaatwerk) Objectnaam 3 gedenkbord

(vaatwerk)

Titel Gedenkbord Den Briel 1330 - 1930

Hoogte 2,4 cm Gegevens zoals deze Diameter 18 cm kunnen door derden via het internet wor- Vervaardiger De Porceleyne Fles den opgevraagd. vastgelegd welke termen er gebruikt worden voor synoniemen en welke termen gebruikt worden die een ruimer begrip beschrijven. Om een opti- male vangst (resultaat) bij zoekopdrachten te krijgen, is een thesaurus bij het invoeren en gebruiken van Adlib van groot belang. Tijdens de start van het project in 2004 werd er in veel Nederlandse musea nog gewerkt met de thesaurus Mardoc4. Dit is een handleiding voor de uniforme beschrijving van maritiem-historische collecties. In- middels maken de meeste Nederlandse musea gebruik van de Art & Architecture Thesaurus (AAT). Dat is een internationale thesaurus ge- maakt door het Amerikaanse Getty Research Institute en is naast het Engels inmiddels vertaald naar het Nederlands en het Spaans. Op dit moment wordt er ook aan een Duitse versie gewerkt. Het voordeel van deze thesaurus is dat op internationale schaal vele musea op dezelfde wijze hun collecties beschrijven. Dit bevordert o.a. de communicatie in het bruikleenverkeer. Museale objecten zijn belangrijke bronnen voor cultuurhistorisch on- derzoek. Juist bij de ontsluiting van dit soort collecties doet zich een aantal problemen voor, die bij de ontsluiting van bibliotheekcollecties in veel mindere mate spelen. Boeken hebben namelijk titels (en vaak

52 ook samenvattingen) en meestal een jaar van uitgave en de naam van een auteur. De ontsluiting wordt bij bibliotheken dus veelal bepaald door de informatie die het object zelf aandraagt. Bij museale objecten is dat meestal niet het geval. Het beschrijven van deze collecties is vele malen gecompliceerder dan bij een boek. Bij museale objecten komt het veel voor dat de context waaruit iets afkomstig is, verloren is ge- gaan. Het kan dan veel tijd kosten om vast te stellen wat iets is en waar het vandaan komt. Eindresultaat De museummedewerkers ervaren dagelijks de vele voordelen als ge- volg van de realisatie van het project ‘Voortgang Collectieregistratie’. De gebruiksvriendelijkheid van het registratiesysteem is thans opti- maal. Waren vijf jaar geleden de meeste objecten voor de museumme- dewerkers nog onzichtbaar, nu heeft een ieder met elk zoekresultaat een compleet overzicht van het object. Doordat alles consequent is ge- registreerd, kan op vele verschillende manieren naar objecten gezocht worden. Als klein museum mogen wij trots zijn op het feit dat alle basisgege- vens van objecten goed vindbaar zijn en dat de gehele museumcollectie voor een ieder raadpleegbaar is via de museumwebsite. De komende jaren zal gewerkt gaan worden aan een nog uitgebreider informatiesys- teem. Zo zullen objecten die een verband met elkaar hebben, gekop- peld kunnen worden. Verder zal de nadruk meer liggen op de iconogra- fie (beeldbeschrijving) van objecten. De iconografie gaat in op de die- pere betekenis van het onderwerp en de details van een object. Ook kunnen alle tentoonstellingsteksten worden toegevoegd en kunnen be- langrijke bestanden met meer informatie gekoppeld worden aan Adlib. Dit laat zien dat automatisering van een collectieregistratie en dus pro- fessionalisering nooit klaar is. Desondanks kunnen nu al de vruchten geplukt worden van het project ‘Voortgang Collectieregistratie’.

53 Over de auteur: Jeanette de Lange is sinds december 2005 in het Historisch Museum Den Briel werkzaam als medewerker collectiebeheer. Van 2007 tot 2009 werkte zij tevens in het Breda’s Museum als projectregistrator.

Bronnen: Gaalman, A. en M. Pragt, Handleiding bij het gebruik van de Art & Architecture Thesaurus (Amsterdam 2000). Museumbeleidsplan Historisch Museum Den Briel 2008-2012 (Brielle, 2008). www.museumserver.nl/museumkrant/editie13 (In editie 13, zie pag6.htm). www.historischmuseumdenbriel.nl

54 Museumnieuws

Bij het museum lopen thans (begin maart 2012) drie projecten gelijktij- dig: een volledige herinrichting, het schrijven van een boek over ‘Honderd jaar verzamelen’ en de voorbereiding op de officiële opening door H.M. Koningin Beatrix op 31 maart . Deze editie van het Muse- umnieuws geeft een beknopte sfeerschets over alle drie deze projecten. Ten tijde dat ik dit schrijf - 9 maart 2012 - zijn de bouwkundige werk- zaamheden voor de herinrichting van het museum nog in volle gang. Door het gehele gebouw (gevangenis, Waag en een gedeelte van het stadhuis) staan glasplaten, liggen werktekeningen op de grond evenals houtafval en oude deurgrepen, staan er dozen met schroeven in alle soorten en maten en kunnen we een winkeltje in gereedschapskisten beginnen. De voormalige stadsgalerie zou vandaag leeg, d.w.z. ontdaan van alle hierboven genoemde zaken, worden opgeleverd. Ik breek mijn hoofd erover hoe het schoonmaakbedrijf morgen, zaterdag, deze Brielse schatkamer in wording moet schoonmaken en of we maandag de por- tretten wel kunnen gaan ophangen.

Vrijdag 24 februari 2012. Er wordt ge- werkt aan het meubel waarin straks aandacht wordt geschon- ken aan het thema `Brielle, van prehistorie tot middel- eeuwse stad‘ .

55 Ik houd me vast aan de gedachte dat alles goed zal komen. En dat het museum prachtig wordt. Een paar dagen geleden kon bekend worden gemaakt dat Hare Majes- teit de Koningin de officiële opening zal verrichten van het vernieuwde museum. Hoe blij en trots is iedereen hiermee! De Koningin komt naar Brielle! De laatste keer dat Koningin Beatrix een bezoek bracht aan Brielle was op 22 oktober 1985. Bij deze gele- genheid bezichtigde zij het beeld van Koningin Wilhelmina dat twee weken eerder was onthuld. Het vernieuwde museum heeft de naam ‘De Tachtigjarige Oorlog. His- torisch Museum Den Briel’ meegekregen en zal vergezeld gaan van een nieuw logo. Een onderdeel van de opening op 31 maart 2012, die voornamelijk in de Sint-Catharijnekerk zal plaatsvinden, is de overhandiging aan Hare Majesteit van het eerste exemplaar van het jubileumboek ‘Honderd Jaar Verzamelen. Historisch Museum Den Briel 1912-2012’. Tijdens het onderzoek naar relevante informatie voor dit boek ben ik meermalen gestuit op bronnen, vondsten of krantenberichten die ik niet gebruiken kon omdat ze niet relevant waren voor het thema van het boek. Gezien het belang of de charme ervan was dat wel eens jammer. Een voorbeeld van zo’n vondst is een gedicht van A. Verschuur dat bewaard wordt in het Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg. Verschuur las zijn gedicht voor in het jaar 1821 tijdens de opening van de ‘Algemene Vergadering der Hollandse Maatschappij van Fraaie Kunsten en Wetenschappen’. Dat Genootschap kan de voorloper ge- noemd worden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, ge- sticht in Leiden. Beschermvrouwe ervan is Koningin Beatrix. Het gedicht werd in 1896 aan Johan Been, toen archivaris van Brielle, geschonken en hij was er lyrisch over. Hij publiceerde deze schenking in de Nieuwe Brielsche Courant van 10 september 1896.

56 Het gedicht luidt als volgt: …“Gij Brielle, gij zijt klein of eigenlijk te klein, om onder de grootere of grootste steden gerekend te kunnen worden, en toch kan deselve onder de eerste of voornaamste in Nederland gerangschikt worden, want uit of door haar is begonnen en voortgezet de tachtigjarige strijd voor de vrijheid van Godsdienst en vaderland enz..".

Het interessante aan dit gedicht is dat in 1821 openlijk grote waarde- ring werd uitgesproken voor de rol, toeval of niet, die de stad Brielle heeft gespeeld in de Tachtigjarige Oorlog. Er werd een groot belang gehecht aan het historische feit dat op 1 april 1572 Brielle als eerste stad op de Spanjaarden werd ingenomen (Libertatis Primitiae) wat een domino-effect tot gevolg had. Brielle speelde daardoor een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Nederlanden naar een zelfstandige Repu- bliek. De waardering van toen heeft zich vertaald naar het centraal stellen van de Tachtigjarige Oorlog in het Historisch Museum Den Briel en de aandacht voor het Brielse kernmoment 1 april 1572.

Drs. Marijke Holtrop Hoofd Historisch Museum Den Briel

57 Verenigingsnieuws

Jaarverslag ‘Vrienden’ 2011 De meest ingrijpende gebeurtenis voor de Vrienden in 2011 was onge- twijfeld de afwijzing in juni door het bestuur van de Stichting Streek- historie Voorne-Putten-Rozenburg van het voorgenomen samengaan met de Vrienden. Het oorspronkelijke streven van beide besturen was om de Vereniging Vrienden van het Historisch Museum Den Briel en de Stichting Streekhistorie Voorne-Putten-Rozenburg te laten opgaan in de nieuwe Historische Vereniging De Brielse Maasmond. Ondanks deze tegenslag is de reeds bestaande samenwerking tussen de Vrienden en de Stichting Streekhistorie gecontinueerd. Na juni heeft het bestuur, zonder fusiepartner, verder gewerkt aan de vormgeving van de nieuwe Historische Vereniging De Brielse Maas- mond, waarvan de statuten voorjaar 2012 ter goedkeuring aan de leden- vergadering zullen worden voorgelegd. De statutair verplichte Algemene Ledenvergadering, die plaats vond op 20 april in de raadzaal van het stadhuis, werd voorafgegaan door een lezing over Angelus Merula (1487 - 1557) van Dr. A. Bas: ‘Een Briel- lenaar staat terecht’. Een bewerking van deze lezing verscheen in de Brielse Mare van najaar 2011. De (niet statutair verplichte) najaarsledenvergadering heeft in 2011 niet plaatsgevonden. In oktober vond in de Brielse bibliotheek weer een drukbezochte lezing plaats in samenwerking met de Stichting Streekhistorie VPR. Archiva- ris Bob Benschop sprak over de situatie op Voorne-Putten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook deze lezing is bewerkt tot een artikel dat in de Brielse Mare zal verschijnen. Het verenigingsorgaan de ‘Brielse Mare’ verscheen zoals gebruikelijk twee keer. Twee artikelen uit voorgaande Mare’s (‘Zestig jaar ’ en ‘De restauratie van de Brielse Sjoel’) werden separaat in druk uitgegeven.

58 Het ledenaantal van de Vereniging liep in 2011 terug van 339 naar 331. Deze terugloop wordt voornamelijk veroorzaakt door vergrijzing van het ledenbestand. In 2011 was het bestuur als volgt samengesteld: Willem Delwel (voorzitter), Fré Eggens (secretaris), Gerard Snellens (penningmeester), Trudy Schipper, Leen Hordijk, Bert van Ravenhorst en Ynze Kuiper. Bert van Ravenhorst was namens het bestuur afgevaardigd in de Klankbordgroep Herinrichting Museum en Trudy Schipper in de Mu- seumcommissie. Leen Hordijk heeft aangegeven te willen aftreden op de voorjaarsle- denvergadering van 2012. Het bestuur kwam in het verslagjaar vier keer in vergadering bijeen.

Namens het bestuur, Willem Delwel, voorzitter

59 Zoeken en vinden in het Streekarchief VPR

Zit je met een vraag over de geschiedenis van de stad en de streek? Of beschik je juist over mogelijk interessante historische documenten waarvan je niet weet of deze van algemeen belang zijn? - Schroom dan niet het Streekarchief Voorne-Putten-Rozenburg (SAVPR) te benade- ren. Dit kan het gemakkelijkst via de website: www.streekarchiefvpr.nl Het mag uiteraard ook telefonisch: 0181-418043, gedurende de ope- ningstijden van thans (2012): dinsdag t/m vrijdag van 9 tot 16 uur. Een bezoek aan het archief zelf gedurende de openingstijden kan ook. Afhankelijk van het soort informatie dat men zoekt, kan men meestal tegen een geringe vergoeding een afdruk laten maken, ook kan men het document zelf fotograferen. Overigens loont het de moeite eerst zelf op de website te zoeken; heel veel materiaal is al gedigitaliseerd, zoals bijvoorbeeld alle uitgaven van de ´Nieuwe Brielsche Courant‘ uit de periode 1875 - 1945. Veel succes!

Rianne de Breu- ning, archiefme- dewerkster, heeft baliedienst.

60 Uit de streek

Publicaties Holtrop, Marijke, drs.: Honderd jaar verzamelen, Historisch Museum Den Briel, 1912 - 2012, (Dokkum communicatie. Brielle), ISBN 978-90-805878-0-9 Verkrijgbaar in de museumwinkel. € 19,95. Vegter, Henk (): In de Brielse houten broek. Predikanten te Brielle. Ver- krijgbaar in het Streekarchief VPR. € 6,-. Adrighem, Rens van: Wat ik even kwijt moest. Verkrijgbaar bij Bric a Brac in de Visstraat; ISBN 978-90-484-2355-2. € 13,95. Adrighem, Rens van: Lol trappen (Maskerade) Verkrijgbaar bij Bric a Brac in de Visstraat; ISBN 978-90-484-2054-4. € 11,95. Adrighem, Rens van: Markante Briellenaren. Verkrijgbaar bij Bric a Brac in de Visstraat; ISBN 978-90-484-2054-4. € 13,95. Benschop, Bob: Kanongebulder in de Verte - Hellevoetsluis en omgeving tijdens de mobilisatie 1914 - 1918. Verkrijgbaar bij o.a. het Streekarchief VPR en bij Boekhandel Hoofdstuk Een, Nobelstraat Brielle. € 15,-. Rietveld, Egbert, Ds. De Brielse Sjoel in haar verhalen. Verkrijgbaar in de Sjoel, Turfkade 16, 3231 AR Brielle. € 10,-. Voor openingstijden zie de website: www.sjoelbrielle.nl ‘t Gecroonde Hart: van 17e eeuwse brouwerij tot kolenhandel. Overdruk van een artikel verschenen in de ‘Brielse Mare’ 21/2 van oktober 2011. Een uitgebreide versie in kleur is als pdf-document in te zien of af te druk- ken op de website van de ‘Vrienden’: www.vriendenmuseumdenbriel.nl Lassing-van Gameren, Eva en Benschop, Bob: Het Voorne-Putten boek. Uitgeverij Waanders, ISBN 978-90-400-7725-8. € 14,95.

61 Auteursinstructies, advertenties en adressen

Auteursinstructies Historische artikelen over Brielle en de streek zijn welkom. Gewenste omvang: 1500 tot 2500 woorden. Aanbevolen wordt vooroverleg te plegen met de hoofdredacteur, te bereiken onder: [email protected] of telefoon (privé): 0181 462105. De redactie behoudt zich het recht voor, in overleg met de auteur, artikelen in te korten of te wijzigen.

Advertentietarief Een pagina per jaar (twee edities): € 90,–

Copyright: Overname van artikelen uitsluitend met bronvermelding en na ver- kregen toestemming van de redactie.

Belangrijke telefoonnummers: Meldpunt Monumentenzorg: tijdens kantooruren: (0181) 471111 (gemeente Brielle; mevrouw Angelique van Oers) Meldpunt ‘Cultureel Erfgoed’: tijdens kantooruren van dinsdag t/m vrijdag: (0181) 475475 (Hist. Museum Den Briel). Streekarchief VPR: 0181-418043. Openingstijden: di - vr 9 -16 uur

Internet-adressen: Historisch Museum Den Briel: www.historischmuseumdenbriel.nl Cultuurweb Brielle: www.cultuurwebbrielle.nl Musea in Nederland: www.museumserver.nl Gemeente Brielle: www.brielle.nl Streekarchief VPR: www.streekarchiefvpr.nl Vereniging Vrienden van het Historisch Museum Den Briel: www.vriendenmuseumdenbriel.nl www.leeszaaldigitaal.nl Een website van ons lid Aard Heijmans met informatie over de historie van Den Briel, met oude foto’s.

62

Zie het artikel vanaf pagina 21.