Water en Bodemdaling in Groot- Rapport van de Onderzoekscommissie Water en Bodemdaling Groot-Mijdrecht Noord Water en Bodemdaling in Groot-Mijdrecht

Rapport van de Onderzoekscommissie Water en Bodemdaling Groot-Mijdrecht Noord

Utrecht, december 2007

J.W. Remkes, voorzitter prof.ir. K. d’Angremond prof.dr. M. Donze prof.dr.ir. R.A. Feddes prof.dr.ir. P. Vellinga ir.P. Huisman, secretaris  Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Inhoudsopgave

Voorwoord 5

Samenvatting 7

1. De aanleiding voor het instellen van de Onderzoekscommissie 10

2. Instelling en opdracht van de Commissie 11

3. Werkwijze van de Commissie 12

4. Bevindingen van de Commissie 14 4.1 Wat is het hoofdprobleem in Groot-Mijdrecht? 15 4.2 Polder Groot-Mijdrecht sinds de drooglegging een zorgenkindje 15 4.3 Ontbreken van kleilaag, de oorzaak van de grote kwel in Groot-Mijdrecht Oost 16 4.4 Focus op Groot-Mijdrecht Noord mede ingegeven door economische motieven 19 4.5 Opbarsting van de bodem, sterk aangezet, zwak onderbouwd 20 4.6 Wanneer verhindert de bodemdaling agrarische en andere activiteiten? 22 4.7 De waterkwaliteit in Groot-Mijdrecht en de Amstelboezem 24 4.8 Wateroverlast en waterberging 26 4.9 Groot-Mijdrecht en de Kaderrichtlijn Water 28 4.10 Onzekerheden in de uitkomsten van het grondwatermodel 29 4.11 Volledigheid van de zes strategieën 30

5. Antwoorden op de vragen van Gedeputeerde Staten van 33

6. Lijst van geraadpleegde documenten en 35 achtergrond commissieleden 36

Bijlage 1 Instellingsbesluit 37

Bijlage 2 Beantwoording van de vragen van bewoners/belangehebbenden 41

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht   Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Voorwoord

Met het voorliggende rapport doet de Onderzoekscommissie Water en Bodemdaling Groot-Mijdrecht Noord verslag van haar bevindingen. Overeenkomstig haar taakstelling heeft de Commissie de juistheid en volledigheid van de verrichte studies en rapporten onderzocht. De Commissie heeft eveneens gekeken naar de wederzijdse effecten van Groot-Mijdrecht Noord en de omliggende polders en vergelijkenderwijs naar de keuze van Gedeputeerde Staten om de aandacht op Groot-Mijdrecht Noord te concentreren. Tenslotte is bezien of de zes voorgestelde strategieën de belangrijkste oplossingsrichtingen afdekken.

Met twee zaken heeft de Commissie geworsteld. In de eerste plaats met de opdracht aan de Commissie die zeer sterk focust op Groot- Mijdrecht Noord terwijl er, vanuit de aan de Commissie voorgeschreven invalshoek: water en bodemdaling, geen verschil is tussen het noordelijk en zuidelijk gedeelte van deze droogmakerij. In technisch-wetenschappelijke zin kan de Commissie geen onderscheid onderkennen tussen het noordelijk en zuidelijk deel van deze droogmakerij. In geohydro- logisch en waterstaatkundig opzicht zijn de omstandigheden in Groot-Mijdrecht Noord en Zuid identiek. Deze droogmakerij is een eenheid die sinds de droogmaking in 1880 de naam Groot-Mijdrecht (Binnenring der Ronde Veenen en Noorder-Zuiderpolder) draagt. Die samenhang heeft de Commissie in de titel van haar rapport tot uitdrukking willen brengen.

Het tweede punt betrof het hoofdprobleem in Groot-Mijdrecht. De Commissie heeft bij de bestudering van de aangereikte rapporten zich geruime tijd afgevraagd: “wat is nu eigenlijk het hoofdprobleem”? In beide hoofddocumenten wordt een baaierd van proble- men opgesomd maar in verschillende volgorde. Niet duidelijk is welk probleem als eerste om een oplossing vraagt en welke van tweede orde zijn. Na het indringende gesprek dat de Commissie met medewerkers van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht op 10 oktober 2007 heeft gevoerd, bleek dat de (in)stabiliteit van de bodem en de ontwikkeling daarvan als hoofdprobleem wordt gezien: verder verlagen van het polderpeil in Groot- Mijdrecht zal de instabiliteit vergroten; niet verlagen van het polderpeil betekent dat door verdere bodemdaling het landbouwkundig gebruik op termijn onmogelijk wordt. Daar- mee is de duurzaamheid van deze polder in geding. Voor de Commissie was de stabiliteit van de bodem en de duurzaamheid van de droogmakerij derhalve een uitermate belang- rijk element in de problematiek van Groot-Mijdrecht geworden. Bijkomend element is de grote hoeveelheid brak kwelwater dat vooral tijdens droge perioden economische en ecologische schade in het omringende gebied veroorzaakt. De Commissie heeft meer aandacht geschonken aan het eerste dan aan het tweede element.

De Commissie heeft, gezien de verstrekkende gevolgen van deze zienswijze, de formele stukken opgevraagd die naar haar veronderstelling tussen het Hoogheemraadschap en zijn toezichthouder, Gedeputeerde Staten van Utrecht, zijn gewisseld over dit probleem. Besluiten over de aanpak van de Groot-Mijdrechtse problematiek blijken voort te vloeien

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht  uit het streekplan en waterhuishoudingplan 2004, waar nader onderzoek is aangekondigd naar aard, omvang en lokatie van de waterproblemen in . Voor buiten- staanders/bewoners zijn duidelijke beslispunten in dit traject moeilijk te herkennen. De gevolgen van deze besluitvorming zijn naar mening van de Commissie niet helder naar bewoners en belanghebbenden gecommuniceerd. Voor de Commissie was het ook een zoektocht deze achtergronden en beslispunten te achterhalen.

De Commissie spreekt haar waardering uit voor de wijze waarop ir. J. Mankor en drs. E.Versloot van de Provincie Utrecht alsook mw.drs.P.Hartog, mw.drs. M.J. Leloup en drs. M. Ouboter van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht de bestuurlijke, technisch-wetenschappelijke aspecten en de informatievoorziening van de Commissie hebben verzorgd. Tevens dankt de Commissie mw. C. van Dam van de provincie voor de administratieve ondersteuning. Naast deze personen hebben ook vele andere mede­ werkers van Provincie en Hoogheemraadschap bijgedragen aan de totstandkoming van dit rapport. De Commissie is ook deze medewerkers erkentelijk. Zonder hun steun zou de Commissie dit rapport nooit hebben kunnen aanbieden.

J.W. Remkes

Voorzitter Onderzoekscommissie Water en Bodemdaling Groot-Mijdrecht Noord

 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Samenvatting

In zijn voorwoord heeft de voorzitter van de Commissie de opdracht van Gedeputeerde Staten nader beschouwd en ingekaderd. In het licht van deze beschouwing en inkadering heeft de Commissie haar bevindingen in het voorliggende rapport neergelegd en de door Gedeputeerde Staten gestelde vragen beantwoord.

Met betrekking tot de kwaliteit van het verrichte onderzoek vindt de Commissie dat de onderzoeken waarop de hoofddocumenten stoelen, weinig onderlinge samenhang laten zien. Vele studies en rekenmodellen uit het verleden, die destijds andere doelen dienden, zijn zonder toegesneden aanpassingen gebruikt om ingrepen door te rekenen en uitspra- ken te doen over Groot-Mijdrecht. De Commissie heeft vastgesteld dat kwaliteitsborging van de studies en modellen door onafhankelijke deskundigen niet of nauwelijks heeft plaatsgevonden. Dat is naar mening van de Commissie een eerste vereiste om grootscha- lige ingrepen met hun effecten maatschappelijk verantwoord te kunnen afwegen. Vandaar dat de Commissie een dergelijke kwaliteitsborging aanbeveelt.

Het door het Hoogheemraadschap gesignaleerde gevaar van opbarsting van de bodem heeft de Commissie diepgaand bekeken. De onderbouwing van dit gevaar is in de do- cumenten uiterst summier verantwoord. Bovendien is de onderbouwing gebaseerd op bouwputten, dus op andere omstandigheden dan in droogmakerijen als Groot-Mijdrecht. Op de maatlat van het gevaar voor bouwputten is de factor 1 de grens waarbij de bodem opbarst. Dat in oostelijk Groot-Mijdrecht factoren worden berekend die lager zijn dan 0,6 zou volgens de gehanteerde benadering tot stabiliteitsverlies van de bodem moeten leiden. Op dit moment noch in het verleden is stabiliteitsverlies van de bodem waargenomen. Dit had voor de onderzoekers en besluitvormers een duidelijk signaal moeten zijn dat de gekozen benadering niet overeenstemt met de werkelijkheid. In de polder komen wellen voor. De wellen fungeren als een ontlastingsventiel voor de waterdruk die zich onder de deklaag heeft opgebouwd maar hebben niet geleid tot stabiliteitsverlies van de bodem. Na- der onderzoek van de wellen in Groot-Mijdrecht in relatie met de stabiliteit van de bodem wordt door de Commissie aanbevolen.

De Commissie heeft ook veel aandacht besteed aan het gebruikte geohydrologisch model. Een aantal van belang zijnde elementen zijn niet overeenkomstig de werkelijkheid in de schematisatie meegenomen. Het gaat dan over de versimpeling van de aanwezige wa- terstroming en de invoer van gegevens. In hoeverre de schematisatie overeenkomt met betrekking tot het werkelijk voorkomen van wellen is niet onderzocht. Het rekenmodel is afgeregeld op de huidige omstandigheden. Voor strategieën die niet ver afwijken van de huidige omstandigheden kunnen naar mening van de Commissie effecten van de voor- gestelde ingrepen goed worden voorspeld. Maar voor meer drastische ingrepen zoals de strategie ‘Plas’ kunnen de uitkomsten grote onzekerheden bevatten. In het bijzonder om- dat ook met de dichtheidsverschillen tussen zoet en brak grondwater in het model geen rekening wordt gehouden. De Commissie beveelt derhalve een betere grondwatermodel­ lering aan, die nauwer aansluit bij de werkelijkheid. De Commissie wil hierbij nadruk-

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht  kelijk opmerken dat ook het niet-duurzame karakter van de polder ook bij toepassing van betere modellen blijft bestaan.

De Commissie vindt dat de aandacht zich terecht op Groot-Mijdrecht richt. Sinds de drooglegging in 1880 heeft deze droogmakerij nooit op eigen kracht het hoofd boven water kunnen houden. Staken vroeger Provinciale Staten de helpende hand toe, nu betaalt de gehele omgeving via de waterschapsbelastingen mee om de polder droog te houden. De bijzondere geologische omstandigheden zijn er de oorzaak van dat deze droogmakerij fungeert als het putje waar alle grondwater uit de omgeving naar toestroomt. Dat komt omdat anders dan elders in West-Nederland in Oostelijk Groot-Mijdrecht de oude blauwe zeeklei ontbreekt. Deze blauwe zeeklei heeft een remmende invloed op het kwellende grondwater. Ook op 50 m onder het maaiveld ontbreekt een afsluitende laag. Het gevolg is dat de kwel hier 5 à 6 maal groter is dan elders. De kwel is bovendien brak en bevat fosfaat en ammonium. Vooral in lang aanhoudende, droge zomers treedt hierdoor economische en ecologische schade op. In die perioden vindt er bijna geen doorstroming in de boezem plaats en nemen de concentraties aan chloride, fosfaat en ammonium toe. Hoge concentratie aan ammonium leidt tot zuurstof- loosheid met als gevolg vissterfte en afsterven van waterplanten. Hoge chloridegehalten zijn nadelig voor land- en tuinbouw. De gebruikers van de droogmakerij wentelen zodoende veel kosten af op de omgeving en het milieu. Daarbij komt dat in Groot-Mijdrecht de bodemdaling sterk is. Deze varieert van 0,1 tot 1,5 cm met een gemiddelde van 1,0 cm. De afwenteling wordt bij het continue- ren van peilverlagingen alleen maar groter.

De Commissie heeft gezocht naar een indicatie wanneer bij handhaving van de huidige peilen het tijdstip bereikt wordt dat vee- en fruitteelt in Groot-Mijdrecht onmogelijk worden. Aangezien dat voor de verschillende delen van de polder niet gelijk is, beveelt de Commissie het maken van een kaart aan waarin het geschatte tijdsstip en de contouren staan waarbinnen agrarische activiteiten onmogelijk worden. Een dergelijke kaart schept helderheid naar bewoners en gebruikers van de polder. Misschien dat op deze kaart ook kan worden aangegeven welke gebouwen op staal, houten of betonnen palen in Groot-Mijdrecht zijn gefundeerd. Dat geeft houvast waar het kosten met betrekking tot peilverlaging betreft.

De Commissie zijn ook kengetallen over de sociaal-economische situatie in Groot- Mijdrecht Noord voorgelegd en heeft die in haar rapport opgenomen. De Commissie doet de aanbeveling om de kengetallen van Groot-Mijdrecht Zuid en Vinkeveen ook publiek te maken. Dan ontstaat een completer beeld voor de verdere besluitvorming.

Als uit het oogpunt van ruimtelijke ordening grootschalig ruimte moet worden geschapen om de gevolgen van bijvoorbeeld klimaatveranderingen op te vangen, komt een kwetsbaar gebied als Groot-Mijdrecht zeker als eerste in aanmerking om als overloop te dienen.

De Commissie vindt dat de zes ontwikkelde strategieën in grote lijnen de mogelijke oplos- singsrichtingen afdekken. Bij een tweetal strategieën heeft de Commissie kanttekeningen.

De Commissie vraagt zich bij de strategie ‘Technieken’ af of het hydrologisch kwelscherm wel nodig is. Kan het brakke kwelwater simpeler worden afgevangen? Die vraag is aan de geohydroloog van de TU Delft, prof.dr.ir.T.N. Oltshoorn, voorgelegd. Die heeft met zijn tweedimensionaal grondwatermodel, dat rekening houdt met de dichtheidsverschillen tussen zoet en brak water, laten zien dat bij grondwaterwinning op NAP -150 tot – 200m in het midden van de polder de brakke kwel kan worden afgevangen. Daardoor vindt

 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht verzoeting van het grondwater in het eerste watervoerende pakket plaats. De kwel neemt weliswaar toe maar het zoete kwelwater levert minder kwaliteitsproblemen op de Amstel- boezem. Na ontzouten met membraantechnologie kan het ontrokken grondwater voor de drinkwatervoorziening worden gebruikt. Hierdoor kan mogelijk de eindigheid van de exploitatie van Groot-Mijdrecht met tientallen jaren worden verlengd. De kosten van het ontzouten zullen vele miljoenen euro’s per jaar bedragen. De bodemdaling blijft echter wel doorgaan. Gezien het mogelijk gebruik van het kwelwater voor de bereiding van drinkwa- ter geeft de Commissie toch in overweging de variant van prof. Olsthoorn op de strategie “Technieken” als technische oplossingsmogelijkheid nader te bestuderen.

Als ruimte voor allerlei nieuwe en bestaande functies moet worden gecreëerd is de stra- tegie “Plas” vanuit de invalshoek water en bodemdaling een te overwegen alternatief voor de huidige situatie. Met “Plas Groot-Mijdrecht Noord” blijven in Groot-Mijdrecht Zuid vele problemen bestaan. Die moeten samen met hun oplossingen nauwkeuriger in kaart worden gebracht. Daarvoor dient het grondwatermodel te worden verbeterd. Met het oog op de lange termijn in het licht van klimaatveranderingen en duurzaamheid zou ook gekeken moeten worden naar de mogelijkheid om Groot-Mijdrecht in zijn geheel aan het water terug te geven.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht  1. Aanleiding instellen Onderzoekscommissie

Sinds de drooglegging in 1880 van de polder Groot Mijdrecht hebben kwel en bodem­ daling in hoge mate de gebruiksmogelijkheden van deze ca 2013 ha grote polder bepaald. Om de bodem voldoende droog te leggen moest het waterpeil in de polder herhaaldelijk worden verlaagd teneinde agrarische activiteiten, voornamelijk veeteelt, mogelijk te hou- den. Doorgaan met het verlagen van waterpeilen levert bodemdaling en vergroting van de kwel op. Het uitgeslagen brakke kwelwater heeft, vooral in lang aanhoudende droge perioden, een nadelige invloed op de waterkwaliteit in de wijde omgeving.

Teneinde de nadelige invloeden te beperken alsook andere waterproblemen in de regio op te lossen, bekijken de provincie Utrecht, het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht alsmede de gemeente De Ronde Venen welke mogelijkheden er zijn. Zij vragen zich af of het noordelijk deel van droogmakerij (ca 1000ha) geschikt is om via een wijziging van de bestemming een bijdrage te leveren aan de oplossing van zowel de huidige als toekomstige problemen.

In de periode 2003/2004 is een onderzoek gestart om in het licht van de klimaatverande- ring en ontwikkeling van het Nederlandse waterbeleid het in uitvoering zijnde “Plan van Aanpak in de Ronde Venen” ter herijken. Dit onderzoek heeft zijn neerslag gevonden in het rapport “Voorverkenning, wateropgave de Ronde Venen” [l]. Op basis van de uitkom- sten van deze studie hebben de bovengenoemde overheden besloten tot nader onderzoek. Dat heeft geresulteerd in het rapport “Verkenning water Groot Mijdrecht Noord” [2]. In dit rapport is continuering van het bestaande gebruik van Groot-Mijdrecht Noord afgezet tegen vijf andere strategieën die de waterhuishoudkundige situatie kunnen verbeteren.

De zes oplossingsrichtingen zijn in februari 2007 aan de Provinciale Staten van Utrecht voorgelegd. De bevolking van Groot-Mijdrecht Noord heeft herhaaldelijk laten weten sterk gekant te zijn tegen sommige strategieën. Provinciale Staten hebben nog geen voor- keur voor één van de strategieën willen uitspreken. Na overleg met Gedeputeerde Staten hebben Provinciale Staten ingestemd met de instelling van een onafhankelijke commis- sie die de huidige situatie op zijn technisch-wetenschappelijke merites beoordeelt en de gepresenteerde strategieën tegen het licht houdt.

10 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 2. Instelling en opdracht van de Commissie

Op 18 september 2007 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de Onderzoekscommis- sie water en bodemdaling Groot-Mijdrecht Noord ingesteld.

De commissie heeft tot taak: a. De verrichte onderzoeken en rapporten in het kader van Groot Mijdrecht Noord voor wat betreft de feiten en uitspraken over water en bodemdaling te beoordelen op juist- heid en volledigheid, zowel voor de polder Groot Mijdrecht Noord zelf, als voor de wederzijdse effecten op de omliggende polders en droogmakerijen; b. Een vergelijking te maken van de situatie tussen de polder Groot Mijdrecht Noord en de omliggende polders en droogmakerijen, in verband met de in de verkenning gemaakte keuze om te focussen op Groot Mijdrecht Noord; c. De feiten met betrekking tot water en bodemdaling in de polder Groot Mijdrecht Noord op een heldere wijze in beeld te brengen, mede in het licht van de wet- en regel- geving (waaronder de Kaderrichtlijn Water); d. Te beoordelen of, in het licht van de door de commissie geconstateerde feiten, de zes strategieën de belangrijkste oplossingsrichtingen uit het oogpunt van bodem en water afdekken.

De Commissie betrekt bij de uitvoering van de opdracht de schriftelijke vragen van bewoners dan wel betrokkenen bij het gebied Groot Mijdrecht Noord en presenteert haar (concept)-bevindingen aan deze groeperingen.

Voor verdere bijzonderheden en toelichting op het instellingsbesluit wordt verwezen naar Bijlage 1.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 11 3. Werkwijze van de Commissie

Al voor de officiële instelling van de Commissie hebben de leden zich door bestudering van de reeds bovengenoemde hoofddocumenten [1 en 2] en onderbouwende notities [3, 4 en 5] in de technisch inhoudelijke problematiek verdiept. Naast verkenning van de hoofdopgave heeft de Commissie kennis genomen van de documenten over de ontwikke- lingen in het maatschappelijk krachtenveld die geresulteerd hebben in de instelling van de Commissie. De documenten die daarop betrekking hebben, heeft de Commissie niet in de literatuurlijst opgenomen omdat die niet tot haar kernactiviteit behoren.

Tijdens de kennismaking van de Commissie met gedeputeerde Binnekamp en medewer- kers van de Provincie op 23 augustus 2007 heeft de heer Binnekamp drs. Erik Versloot als algemeen en ir. Hans Mankor als technisch inhoudelijk contactpersoon aangewezen. De Commissie heeft in haar eerste bijeenkomst op 23 augustus 2007 besloten te starten met een inventarisatie van vragen van de afzonderlijke commissieleden over de bovengenoemde documenten en notities. De antwoorden op de gestelde vragen heeft de Commissie gebruikt voor het samenstellen van dit verslag.

Gedeputeerde Staten hebben in juli 2007 per rondschrijven en door publicaties in lokale en regionale pers bewoners, belanghebbende en betrokkenen uitgenodigd om vragen aan de Commissie te stellen. De Commissie heeft ruim 120 vragen ontvangen. Die zijn onder te verdelen in drie categorieën: 1. Vragen direct de opdracht van de Commissie betreffend; 2. Vragen zowel aan de Commissie alsook aan provincie en waterschap gericht; 3. Vragen die buiten de opdracht van de Commissie vallen. De vragen en antwoorden van de categorie 1 en 2 zijn in Bijlage 2 opgenomen.

De bewoners hebben de geboden gelegenheid eveneens benut om vragen in te sturen die het mandaat van de Commissie overschrijden. Het betreffen dan vragen omtrent de besluitvor- ming, de ruimtelijke ordening, bouwtechnische problemen, de invloed van de verstelijking, bedrijfskundige vraagstukken in de landbouw en de kosten. Die vragen zijn door de Provincie in nauw overleg met het Hoogheemraadschap en Gemeente beantwoord. Op verzoek van de Commissie hebben deze overheden ingestemd met het gelijktijdig publiceren van deze antwoorden met het rapport van de Commissie. Deze antwoorden, waarvoor uitsluitend de genoemde overheden verantwoording dragen, zijn in een afzonderlijk document beschikbaar.

De Commissie heeft in september vastgesteld dat de strekking van vele vragen van de bewoners/belanghebbenden overeenkomt met vragen die reeds door haar aan de Provin- cie, Hoogheemraadschap en Gemeente waren voorgelegd. De Reflectiegroep waarin een deel van de bewoners/belanghebbenden hun inspanningen voor het behoud van Groot- Mijdrecht Noord hebben gebundeld, heeft de vragen uit haar midden voorgesorteerd en in tabellarische vorm aangeleverd. De Commissie is de Reflectiegroep voor deze bewerking erkentelijk; het heeft het werk van de Commissie vergemakkelijkt.

12 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Op 29 september hebben de Commissieleden de beschikking gekregen over andere van belang zijnde documenten [6 t/m 19]. Naar aanleiding van deze documenten heeft de Com- missie een aanvullende lijst van vragen aan provincie en waterschap voorgelegd. Tevens besloot de Commissie op grond van de voorliggende documenten ook tot een gedachtewis- seling met deskundigen van provincie en waterschap (waar nodig bijgestaan door mede- werkers van betrokken onderzoeksinstituten) over de achtergronden van de verschillende documenten. Op 10 oktober 2007 zijn de Commissie en deskundigen bijeengekomen. Door dit overleg heeft de Commissie meer zicht op de kernproblematiek gekregen. Het leidde tot afspraken om een bezoek aan het gebied te brengen en ter plaatse de problematiek verder uit te diepen. Op 5 november heeft de Commissie het gebied bezocht en is de technisch-we- tenschappelijke discussie voortgezet. De Commissie heeft de verkregen inzichten verwerkt in dit rapport. Onder het kopje bevindingen wordt daarvan verslag gedaan. Uiteraard is de materie niet alleen in deze bijeenkomsten besproken maar hebben tussen de Commissiele- den en de medewerkers van provincie en waterschap ook vele bilaterale (e-mail)contacten plaatsgevonden om wederzijdse gezichtspunten uit te wisselen. De Commissie is zes maal plenair bijeen geweest.

Namens de Commissie hebben drie leden een gesprek gevoerd met prof.dr.ir. T.N. Olsthoorn, hoogleraar geohydrologie aan de TU Delft, over de omstandigheden die zich in de Bethune­ polder voordoen en de situatie in Groot-Mijdrecht. De Commissie was daarnaast geïnteres- seerd in zijn visie om brak grondwater te gebruiken voor de drinkwatervoorziening.

De Commissie wil ook melding maken van het treffen met enkele vertegenwoordigers van de Reflectiegroep tijdens het terreinbezoek op 5 november. Deze vertegenwoordigers verzochten om een onderhoud met de Commissie op korte termijn. De Commissie heeft de reflectiegroep voor haar vergadering van 19 november 2007 uitgenodigd om haar zienswijze naar voren te brengen. Vlak voor de vergadering heeft de Reflectiegroep afgezegd. De -Re flectiegroep vond een gesprek met de Commissie op 19 november voorbarig en wenste een onderhoud na het gereedkomen van het rapport.

De Commissie is steeds nieuwe informatie aangereikt en ook de Commissie wenste vaak aanvullende informatie. In verband met het maken van dit rapport is op 19 november afge- sproken dat per 1 december 2007 geen nieuwe informatie in het verslag van de Commissie zou worden verwerkt. Uiteraard heeft dit geen betrekking gehad op de afhandeling van de lopende vragen van de Commissie en de bewoners. Daarover is tot op het laatste moment van publicatie overleg gevoerd. In december heeft de Commissie een beschrijving van het grondwatermodel ontvangen.

In de bevindingen 1 t/m 9 heeft de Commissie zoveel mogelijk haar naspeuringen betref- fende de huidige situatie neergelegd. Bevinding 10 en volgende hebben betrekking op de in hoofdrapport 2 genoemde strategieën om de signaleerde problemen aan te pakken: “Niets doen”, “Plan De Venen”, “Ophogen”, “Meegroeien” en “Plas”. Een belangrijke rol speelt daarbij het mathematisch model dat de huidige situatie beschrijft en de gevolgen van de in geding zijnde strategieën berekent.

Tenslotte hebben drie leden van de Commissie op 12 december nog het voorkomen van wellen en het gevaar van opbarsting ter plekke bestudeerd. Het hoofd Watersystemen van Waternet, J.Portengen MSc, met zijn medewerkers, hebben de commissieleden vele wellen in Groot-Mijdrecht Zuid laten zien. In de droogmakerij Groot-Mijdrecht is het water troebel zodat het opwervelen van diluviaal sediment niet vanaf de oever kan worden waargenomen. In de Horstermeerpolder, ook een gebied dat het Hoogheemraadschap beheert, is het water helderder, daar konden de commissieleden dit verschijnsel wel waarnemen.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 13 4. Bevindingen van de Commissie

Deze bevindingen zijn tot stand gekomen op basis een veelheid van activiteiten. De bewoners hebben vragen gesteld. In het voortraject maar ook tijdens het onder- zoeksproces heeft de Commissie schriftelijk en mondeling opheldering gevraagd. De antwoorden op de gestelde schriftelijke vragen door Provincie en Hoogheemraad- schap alsmede tijdens onderlinge discussies met de deskundigen van deze overheden en betrokken onderzoeksinstituten heeft de Commissie haar kennis en inzicht in de materie verrijkt. Ook beperkt literatuuronderzoek door sommige commissieleden heeft daartoe bijgedragen.

De Commissie vindt dat er inderdaad genoeg redenen zijn waarom een fundamentele bezinning over de toekomst van Groot-Mijdrecht aan de orde is. Zij vindt dat het tot nu door GS doorlopen traject alsmede de argumentatie niet altijd even consistent en helder is. De verschillende stappen zijn niet goed met argumenten onderbouwd en bleken moeilijk voor de Commissie te achterhalen.

Ook is de Commissie van mening dat de technisch-wetenschappelijke basis en de gehanteerde grondwatermodellen voor verbetering vatbaar zijn. Veel studies en reken- modellen uit het verleden, vaak toegespitst op een ander dan het onderhavige doel, zijn zonder structurele aanpassingen toegepast. De Commissie heeft vastgesteld dat kalibratie en validatie van de gebruikte modellen veelal niet heeft plaatsgevonden en vaak zeer summier gedocumenteerd is. Bovendien heeft verificatie (kwaliteitsborging) van het verrichte onderzoek of gemaakte modellen door onafhankelijke deskundigen niet plaatsgevonden. Na opmerkingen van de Commissie terzake zijn/worden pogingen ondernomen om dit verzuim te ondervangen.

De politieke besluitvorming kent geen helder, strak stramien. In de hoofddocumenten [1] en [2] is niet duidelijk op welk, officieel traceerbaar besluit en met welke motivering studies zijn ondernomen. De Commissie heeft de formele stukken opgevraagd die naar haar veronderstelling tussen het Hoogheemraadschap en zijn toezichthouder, Gedepu- teerde Staten van Utrecht, zijn gewisseld over dit probleem. Besluiten over de aanpak van de Groot-Mijdrechtse problematiek blijken voort te vloeien uit streekplan en water- huishoudingplan 2004. Alleen ingewijden kunnen duidelijke beslispunten in dit traject aanwijzen. Het was voor de Commissie ook een zoektocht naar die achtergronden. De gevolgen van de vaststelling van beide plannen door Provinciale Staten zijn naar mening van de Commissie door de betrokken overheden niet helder naar bewoners en belang- hebbenden gecommuniceerd.

Hierbij wil de Commissie nadrukkelijk opmerken dat een grotere zorgvuldigheid in het besluitvormingstraject en betere grondwatermodellering de problemen aangaande de het niet duurzame karakter van de polder Groot-Mijdrecht niet oplossen, maar wel de besluitvorming en de kwantitatieve aspecten van de strategieën verhelderen en daarmee de keuze tussen de strategieën.

14 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 4.1 Wat is het hoofd- De Commissie heeft met deze vraag geworsteld. In hoofddocumenten [1 en 2] wordt probleem in Groot- een baaierd van problemen in wisselende volgorde opgesomd, maar staat niet duidelijk Mijdrecht? aangegeven welk probleem als eerste om een oplossing vraagt en welke problemen van de tweede orde zijn. Dat weerspiegelt zich ook in het publieke debat. Er is geen heldere lijn in de gevolgde redenering, de causaliteit ontbreekt. Hierdoor ontstaat verwarring bij bevol- king en hun vertegenwoordigers in Gemeenteraden en Provinciale Staten.

Medewerkers van het waterschap hebben in het gesprek van 10 oktober met de Commis- sie betoogd dat het hoofdprobleem de stabiliteit van de bodem is. Bij verdere verlaging van de polderpeilen neemt de druk op de dunne nog steeds eroderende veenlaag in Groot Mijdrecht toe, waardoor de bodem kan opbarsten. In de huidige situatie zijn in Groot- Mijdrecht Noord nog een beperkt aantal woningen en bedrijven gevestigd. Het is niet te verwachten dat dit aantal zal toenemen, wel dat het investeringsniveau toeneemt door ver- nieuwing en omzetten van agrarische in burgerbebouwing. Intussen erodeert de deklaag verder, waardoor ingrijpen van de overheid over 20 - 40 jaar moeilijker en veel duurder zal uitpakken. Het Hoogheemraadschap heeft deze problematiek enkele jaren geleden bij de Provincie aangekaart. Gedeputeerde Staten hebben vervolgens uitgesproken dat verdere peilverlaging in Groot Mijdrecht Noord onverantwoord is. Een uitspraak die niet door de Provinciale Staten van Utrecht is overgenomen.

De Commissie heeft begrip voor de zienswijze van het Hoogheemraadschap en Gedepu- teerde Staten maar, zoals in de inleiding op dit hoofdstuk vermeld, vindt de Commissie in de aangereikte documenten echter weinig terug over de formele gang van zaken bij het aankaarten van de problematiek door het Hoogheemraadschap bij Gedeputeerde Staten en hun reactie. Verwijzing naar formele besluiten in de hoofddocumenten zouden de ge- zette politieke stappen beter traceerbaar, verifieerbaar en transparant hebben gemaakt. De Commissie heeft gezocht naar een duidelijk omlijnd kader van reeds gemaakte overheids- beslissingen om haar activiteiten te situeren. De Commissie heeft dat kader node gemist. Zoals eerder opgemerkt is de draagwijdte van de besluiten over streekplan en waterhuis- houdingplan onvoldoende naar buiten gebracht.

4.2 Polder Groot- In verband met de sterke kwel in Groot-Mijdrecht heeft de Commissie zich afgevraagd Mijdrecht sinds de hoe deze polder zich in het verleden overeenkomstig het aloude waterschapsbeginsel be- drooglegging een lang-betaling-zeggenschap heeft staande gehouden. In verband met de verdere besluitvor- zorgenkindje ming wilde de Commissie zicht krijgen op de kosten. De kosten die per polder gemoeid zijn met het drooghouden. De Commissie was sterk geïnteresseerd in de kosten voor Groot-Mijdrecht en de omliggende polders alsmede de doorwerking op de lasten voor de betrokken ingelanden. Door de voortdurende concentratie van waterschappen is het zicht op de kosten van het drooghouden van de afzonderlijke polders in de laatste decennia verloren gegaan. De kosten worden niet meer als vroeger per polder bijgehouden. Vandaar dat het waterschap de desbetreffende vragen van de Commissie niet kon beantwoorden. Eigen historisch onderzoek van de Commissie laat zien dat kommer en kwel in Groot- Mijdrecht vroeger hoogtij vierden [20].

Bij KB van 7 maart 1870 werd de concessie voor het droogmaken van Groot-Mijdrecht verleend. De provincie en het rijk gaven elk ƒ100.000,- subsidie. In 1880 was de droogma- kerij voltooid en is het waterschap Groot-Mijdrecht opgericht. Na de verkaveling bleek het stoomgemaal niet bij machte het kwelwater weg te werken. De oorzaak van de aanzienlijke kwel werd o.a. geweten aan het feit dat de verveners de bovengrond, die voor turf onge- schikt was, op het tracé van de dijk hadden gestort en dus op veen. Aangezien veen sterk doorlatend is, drong veel water van buiten de droogmakerij binnen. (Dat onder het veen

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 15 de weerstandbiedende kleilaag ontbrak, is pas later bekend geworden). Het gemaal was onophoudelijk in bedrijf en verslond zo veel geld dat het waterschap in 1891 in financiële moeilijkheden kwam. Gedeputeerde Staten grepen in door het heffen van buitengewone omslagen. Vele ingelanden konden de zware polderlasten niet dragen, zodat hun lande- rijen, waarvoor in 1879 gemiddeld ƒ1485,-/ha was betaald, bij executie werden verkocht. In 1895 ging een boerderij van 35ha voor ƒ 2,- van de hand; een andere van 30ha bracht ƒ 1,- op en een van 80ha was zelfs onverkoopbaar.

Met financiële steun van de provincie kon het waterschap de bemaling in 1908 verbeteren. Door steeds toenemende versterking van de maalcapaciteit kon het waterschap de kwel pas in 1963 beheersen. Het maalvermogen bedroeg intussen het drievoudige van de capaciteit bij de droogmaking. In 1963 was het gemaal Winkel 5000uur per jaar in gebruik (gemiddeld 5 maal meer dan elders in Nederland). De extreme bemalingkosten vonden hun neerslag in de jaarlijkse omslag. In 1958 en volgende jaren beliep de omslag ƒ 75 per ha; de hoogste jaarlijkse omslag in de provincie Utrecht [20].

Dit relaas maakt duidelijk dat het Waterschap Groot-Mijdrecht in zijn geschiedenis nooit de eigen broek heeft kunnen ophouden. Vooral de provincie heeft vaak de helpende hand moeten toesteken om deze droogmakerij letterlijk boven water te houden.

In dit verband is het zaak ook stil te staan bij het feit dat gebruikers van de polder veel kos- ten afwentelen op hun omgeving en het milieu. Die afwenteling wordt bij het continueren van peilverlagingen alleen maar groter. Er zijn drie belangrijke momenten van afwenteling te onderkennen: 1. Via de waterschapsheffingen betaalt de hele omgeving, ook de inwoners van Amster- dam, mee om de polder droog te houden. De gebruikers van de polder kunnen op basis van het huidig economisch gebruik van de polder de kosten van het drooghouden nooit opbrengen. 2. Het brakke kwelwater brengt economische en ecologische schade met zich mee voor de omringende watersystemen. Ook voor die financiële en immateriële kosten draait de omgeving op. 3. Bij verdere peilverlaging nemen deze kosten en de afwenteling daarvan op de omgeving alleen maar toe. De kosten om deze afwenteling over 10 of 20 jaar ongedaan te maken zullen, in verband met de druk op dit randstedelijk gebied, naar verwachting sterk toenemen.

4.3 Ontbreken van Uitleg van de problematiek van Groot Mijdrecht moet in de eerste plaats beginnen bij de ge- kleilaag, de oorzaak ologische ontwikkelingen in de afgelopen 10.000 jaar. Tijdens het Pleistoceen zijn dekzanden van de grote kwel gevormd die bij de Utrechtse heuvelrug aan de oppervlakte komen en in westelijke richting in Groot-Mijdrecht tot 20 m – NAP aan de kust aflopen. Tijdens de klimaatomslag van het koude Pleistoceen Oost naar het warmere Holoceen werden deze pleistocene dekzanden als gevolg van de zeespie- gelstijging geleidelijk aan afgedekt door holocene afzettingen. Als gevolg van de stijgende zeespiegel werd een kustvlakte gevormd, bestaande uit strandwallen: marine afzettingen van zand en klei. Door de eveneens stijgende grondwaterstand begon achter de strandwal- len de veengroei. Na inbraak van de zee zo’n 5500 jaar geleden, sedimenteerde direct achter de strandwallen het grovere materiaal. Verder landinwaarts werden de fijnere sedimenten afgezet die een kleilaag vormden. Die kleilaag, de oude blauwe zeeklei genoemd, is nu een belangrijke barrière tegen het opkwellend brakke grondwater in onze onder zeespiegel lig- gende polders en droogmakerijen. Van West naar Oost neemt de dikte van die kleilaag af. In het oostelijke deel van Groot-Mijdrecht is deze kleilaag afwezig, zoals uit figuur 4.3.1 blijkt. Ook bij de rechtsonder in de figuur liggende Bethunepolder ontbreekt die kleilaag.

16 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Figuur 4.3.1 Dikte van de kleilaag in de wijde omtrek van Groot-Mijdrecht

n Kleidikte 0 meter n Kleidikte 0,1-1 meter De rood gestippelde contour is n Groot-Mijdrecht; de veengebieden Kleidikte >1 meter zijn afgedekt met lila vlakken.

Op deze holocene afzettingen en de aansluitende pleistocene dekzanden begon veengroei opnieuw, begunstigd door de sinds 6000 jaar geleden ingezette afname van de zeespiegel- stijging, de neerslag en de zoet wateraanvoer uit het oosten. Het veenpakket groeide in op- pervlakte en dikte. De bovenkant van het veenpakket lag, voor het systematisch ingrijpen van de mens rond 1000 AD, enkele meters boven gemiddeld zeeniveau. De onderkant van dit veenpakket ligt bij Mijdrecht op 8 à 10 m onder NAP. In dit natuurlijke proces heeft de mens ingegrepen.

1. Eerst door het systematisch graven van sloten om de grondwaterstand in de veengebie- den omlaag te brengen om het land geschikt te maken voor de landbouw. Door verla- ging van de grondwaterstand kwamen drie processen in het veen op gang. Volumever- mindering door inklinken, krimpen (uitdroging van het veen) en oxidatie (biologische afbraak van de organische bestanddelen van het veen) van de laag boven de grondwater- stand veroorzaakten een onomkeerbare daling van de bodem. Om het gebied geschikt te houden voor de landbouw moesten de bewoners de grondwaterstand steeds verder verlagen en door waterkeringen hun dalend gebied beschermen. In die waterkeringen kwamen bij de uitmondingen van Amstel en Vecht afvoermiddelen om bij lage water- standen overtollig water te lozen. 2. Vervolgens door het gebruik van technische ingrepen om de bestaande situatie te hand- haven toen de bodemdaling zo groot was geworden dat natuurlijke lozing onmogelijk werd. De bewoners begonnen achter de waterkeringen binnenkaden aan te leggen. Uit deze omkade gebieden, polders, werd het water door molens uitgemalen op de Amstel en Vecht. Die op hun beurt bij lage zeestanden het water op de Zuiderzee loosden. 3. Tenslotte door het afgraven van de bovenste laag veen, zelfs onder water, voor de brandstof voorziening in ons land. Grote watervlakten waren het gevolg, ook rondom Mijdrecht.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 17 Om het verlies aan land tegen te gaan werden sinds 1600 in Nederland meren en plassen drooggelegd (droogmakerijen). Zo zijn plassen waar nu zich de Eerste, Tweede en Derde bedijking bevinden in 1845, 1856 resp. 1864 drooggelegd. In 1880 volgde Groot Mijdrecht en in 1923 -Veldzijde. Groot Mijdrecht is de diepste droogmakerij in dit rijtje. Het hoogteverschil tussen de Vinkeveense plassen en Groot Mijdrecht is ruim 4 m. Dat is in Nederland geen uitzondering. Er zijn wel droogmakerijen die een groter hoogtever- schil hebben. Maar daar ligt een kleilaag onder het veen, die de kwel aanzienlijk afremt. Die is, zoals eerder vermeld, in het oostelijk deel van Groot Mijdrecht afwezig. Vandaar dat de kwel in Groot Mijdrecht groter is bij andere droogmakerijen in Nederland. Om de gedachte te bepalen: de droogmakerijen in Zuid- en Noordholland waar de kleilaag aanwezig is, hebben een de kwel van grosso modo 1 mm/dag. In de droogmakerijen rond Mijdrecht, Zevenhoven, de Bovenkerkerpolder, Eerste, Tweede en Derde Bedijking varieert de kwel volgens opgave van AGV van 1,4 tot 1,9 mm/dag. In Groot Mijdrecht en Wilnis Veldzijde bedraagt de kwel 5,8 resp.7,1 mm/dag, dus 4 maal zoveel.

Dat de kwel nog groter kan zijn laat de oostelijk gelegen Bethune polder zien. Daar ontbreekt de remmende kleilaag volledig, het peilverschil tussen polder en Loosdrechtse plassen is 2,75m en de kwel bedraagt 15mm/dag [21 blz 72]. Het kardinale verschil is dat de kwel in Groot Mijdrecht brak is en in de Bethune polder zoet. De Amsterdamse Water- leidingen maken in de Bethunepolder dankbaar gebruik van de filterende werking van de ondergrond om voor 400.000 inwoners goed drinkwater te bereiden. Door de inzet van de Figuur 4.3.2 membraantechnologie kan ook het Mijdrechtse brakke grondwater voor drinkwaterdoel- Geohydrologisch profiel einden gebruikt worden. Uiteraard moet dan naar de economisch haalbaarheid worden over Nederland gekeken (zie bevinding 4.11).

De uitzonderlijke situatie van Groot Mijdrecht blijkt ook uit Figuur 4.3.2 [22 blz 7]. Onder de duinen bevindt zich een zoetwaterbel maar ook onder de veenpolders in het Oosten van Zuid- en Noord-Holland en in het Westen van Utrecht. Door infiltratie van de neerslag komt onder de Utrechtse heuvelrug een grote zoetwaterbel voor. De droogmakerijen Haarlemmermeer en Groot-Mijdrecht springen eruit. Daar is het veen afgegraven en als brandstof gebruikt, er bleven grote watervlakten achter. Toen deze meren werden drooggelegd maakte het drukverschil tussen de zee en de onder zeeniveau gelegen droogmakerijen zich manifest door het kwellende brakke/zoute grondwater. Als dit kwel-

18 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht water niet wordt verwijderd, verzilt de droogmakerij en is landgebruik zeker voor agrarische doeleinden onmogelijk. Vandaar dat van oudsher de polders en droogmakerijen worden doorgespoeld met zoet Rijnwater. De brakke kwel in de droogmakerijen in Noord- en Zuid-Holland vormt een geringer probleem dan in Groot-Mijdrecht. De Noord- en Zuid-Hollandse droogmakerijen hebben minder kwelwater en liggen vlakbij zee. Deze droogmakerijen worden vanaf de boven- stroomse zijde doorgespoeld met Rijnwater. Het uitslagwater van die droogmakerijen wordt vrijwel direct op zee geloosd. Door het ontbreken van de remmende kleilaag is de Groot-Mijdrechtse kwel echter 5 à 6 maal zo groot. Dit kwelwater moet, aangevuld met de afstromende neerslag, via de Amstelboezem, door en het Noordzeekanaal zijn weg naar zee vinden. Groot-Mijdrecht wordt nauwelijks doorgespoeld met zoet water.

4.4 Focus op Groot- In het verlengde van 4.3 dient uit technisch-wetenschappelijk oogpunt de gehele polder te Mijdrecht Noord worden beschouwd. Er wordt echter sterk gefocust op Groot Mijdrecht Noord omdat er mede ingegeven impliciet een economische afweging is gemaakt. In “Verkenning water Groot Mijdrecht door economische Noord” [2 blz 22] wordt gesteld dat de aanleg van een plas in Groot-Mijdrecht Zuid niet motieven kan omdat dit leidt tot te hoge grondwaterstanden in de woonwijken van Groot-Mijdrecht Zuid. Elders wordt gerept dat het peil in de Vinkeveense plassen niet kan worden verlaagd vanwege de veelal op houten palen gefundeerde gebouwen. De Commissie heeft de kenge- tallen van Groot Mijdrecht Noord opgevraagd.

Tabel 4.3.1 Kengetallen Groot-Mijdrecht Noord

Bewoners 389 Woningen 111 Niet agrarische bedrijven 7 Agrarische bedrijven met opvolging 7 Agrarische bedrijven zonder opvolging 11 Agrarische bedrijven met uitsluitend veldkavels in GMN 7 Hobbyboeren 20

Tabel 4.3.2 Kengetallen Groot-Mijdrecht Zuid

Deze gegevens over Mijdrecht-Zuid en Vinkeveen ontbreken, zodat een adequate vergelijking ontbreekt

Tabel 4.3.3 Kosten en -verdeling van het waterkwantiteitsbeheer in Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (begroting 2008)

Ingezetenen (533.000 huishoudens) € 21.645.000 49,2% Eigenaren gebouwde onroerende zaken € 20.135.000 45,8% Eigenaren ongebouwde onroerende zaken € 2.171.000 4,9%

Totaal € 43.961.000

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 19 Als het aantal gebouwde onroerende zaken (111) in Groot-Mijdrecht Noord evenredig wordt verondersteld met het aantal huishoudens in het gebied van AGV dan kan de orde van grootte van bijdrage van Groot-Mijdrecht Noord aan het waterbeheer van AGV worden becijferd. Deze bijdrage bedraagt dan 111 : 533.000 x € 43.961.000 = € 9155. De financiële bijdrage van Groot-Mijdrecht Noord in het waterbeheer van AGV bedraagt in procenten dus vele cijfers achter de komma. De elektriciteitskosten voor het uitmalen van het polderwater bedragen voor geheel Groot-Mijdrecht circa 70.000 euro per jaar. Voor ongeveer de helft komt het uitslagwater uit Groot-Mijdrecht Noord.

Het verdient aanbeveling eenzelfde overzicht voor Groot-Mijdrecht Zuid en Vinkeveen te maken. Dan ontstaat een completer beeld van de gehele situatie in en rond Groot- Mijdrecht.

Gezien de geschetste problematiek is het voor de Commissie wel begrijpelijk dat de besluitvormers hun aandacht voor de oplossing van de baaierd van de signaleerde pro- blemen op Groot-Mijdrecht Noord hebben geconcentreerd. Blijkbaar zijn Groot-Mijdrecht Zuid en Vinkeveen economisch belangrijker dan Groot Mijdrecht Noord. De bovengeschetste, impliciete afweging versluiert het zicht op de problematiek en de besluitvorming. De benaming van onze Commissie: “Commissie water en bodemda- ling in Groot Mijdrecht Noord”, wekt ook al de suggestie dat de problemen zich vooral in Groot Mijdrecht Noord voordoen. Dat is naar mening van de Commissie een te beperkte invalshoek. Sinds de drooglegging in 1880 wordt in de besluiten van de Provinciale Staten van Utrecht de benaming Groot-Mijdrecht (Binnenring der Ronde Veenen en Noorder- Zuiderpolder) gebezigd [20]. Vandaar dat de Commissie het voorliggend verslag de titel heeft gegeven “Water en Bodemdaling in Groot- Mijdrecht” om binnen haar mandaat alle aspecten evenwichtig aan de orde te kunnen stellen.

4.5 Opbarsting van de In verschillende (hoofd)documenten wordt stabiliteitsverlies van de bodem als het bodem, sterk aan- gevaar genoemd dat Groot Mijdrecht bedreigt. Het gevaar van stabiliteitsverlies, in de gezet, zwak onder- documenten aangeduid als opbarstrisico, wordt sterk beklemtoont. Die documenten bouwd maken melding van het voorkomen van wellen op het land maar vooral in de slootbo- dems in het oostelijk deel Groot Mijdrecht. Het voorkomen van die wellen in oostelijk Groot Mijdrecht is begrijpelijk, gezien de bevindingen onder 4.3. Dit opbarstrisico en de bodemdaling zijn de hoofdredenen waarom de polder Groot Mijdrecht het stempel “niet duurzaam” door waterschap en GS is opgedrukt. Er is veel waars in deze overwegingen. Maar ze moeten wel tegen het licht worden gehouden.

De vraag is allereerst: wat houdt de term “duurzaam” in. Klimaatveranderingen doen ijstijden afwisselen met warmere perioden, die gepaard gaan met hevige schommelingen van de zeespiegel. Op geologische schaal bezien, is leven in een delta niet duurzaam. Duurzaamheid op menselijke schaal houdt in dat afgesproken dient te worden gedurende hoeveel generaties bepaalde omstandigheden in stand gehouden moeten worden. De vraag is ook, gezien de eerdere bevindingen: “moet er onderscheid worden gemaakt in de duurzaamheid van Groot-Mijdrecht Noord en Groot-Mijdrecht Zuid in verband met opbarsting”? Kortom vragen te over voor de Commissie om naar de onderbouwing van dit opbarstrisico te kijken.

20 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Bij nadere beschouwing van het gevaar van opbarsten wil de Commissie in de eerste plaats opmerken dat de uitdrukking opbarstrisico onjuist is. Risico = Kans x Gevolgen. Noch de kans uitgedrukt in waarschijnlijkheden per jaar, noch de schadelijke gevolgen van een calamiteit zijn hier becijferd. De Commissie prefereert derhalve de term “het gevaar van opbarsten in Groot-Mijdrecht”.

De Commissie heeft met nadruk gevraagd naar de onderbouwing van dit “opbarstingge- vaar”. Dit wordt in het memorandum van TNO van 5/10/2006 aan de Provincie in één A4tje tekst en drie figuren afgedaan. Deze onderbouwing blijkt achteraf gebaseerd op de NEN- norm voor bouwputten maar een bouwputsituatie is hier niet aan de orde. Bij bouwputten is het opbarstrisico gedefinieerd als de verhouding tussen het gewicht van de deklaag + de waterkolom in de sloten gedeeld door de stijghoogtedruk. Een verhouding van 1,1 is bij bouwputten vereist; bij waarden lager dan 1 is er opbarstingsgevaar. In de figuren bij het me- morandum worden opbarstfactoren kleiner dan 0,6 vermeld. Dan zou in Groot Mijdrecht de bodem moeten zijn opgebarsten. Een grootschalige gebeurtenis met ernstige schade voor het bouwproject door dat de put volloopt, heeft hier echter nooit plaatsgevonden. Dit had voor de besluitmakers een signaal moeten zijn dat hier bouwputtheorie en de polderwerke- lijkheid niet met elkaar sporen. Het had aanleiding moeten zijn voor nader onderzoek. De onderbouwing in bovengenoemd memorandum vindt de Commissie uiterst summier. Bovendien ontbreekt een goedkeurende verificatie door onafhankelijke deskundigen.

Wellen in het rivierengebied komen vaak voor bij voormalige geulen en kreken die gevuld zijn met grover materiaal dan in de omgeving waardoor de kweldruk zich gemakkelijk kan voortplanten. Bij hoge rivierstanden kunnen dan zandmeevoerende wellen ontstaan die, als zij niet met een filterlaag worden afgedekt, een cirkelvormige wal van sediment rond de wel opbouwen waardoor de kweldruk afneemt en de wel alleen nog water geeft. Iets dergelijks kan in Groot Mijdrecht niet vanaf de oever worden waargenomen. Daarvoor is het water te troebel. In de Horstermeerpolder, ook in beheer bij AGV, kan dat wel. Daar ziet men, langs een watergang lopend, dat het fijne zand in de sloot plotseling hier en daar even in beweging komt en een kegeltje rond de wel vormt waardoor de uitstroomsnelheid vermindert en de sedimentaanvoer stopt. Het fijne sediment in Groot-Mijdrecht is van dilu- viale oorsprong en is dus een aanwijzing, dat de kweldruk dit sediment naar het oppervlakte heeft getransporteerd. De wellen in de sloten (en soms op het land) fungeren als ontlastings- ventielen voor de kweldruk. Grondwaterstroming is een lineair proces. Als wellen optreden zijn niet-lineaire stromings- processen in het geding. Naar deze fenomenen is niet of nauwelijks gekeken en zal echt nauwkeuriger moeten worden onderzocht. Juist als er strategieën worden overwogen die de kweldruk elders doen toenemen.

Overigens merkt de Commissie wel op dat in perioden met veel neerslag de draagcapaciteit van de bodem vooral in oostelijk Groot-Mijdrecht sterk afneemt. De landerijen worden dan moeilijk begaanbaar voor mensen en ontoegankelijk voor landbouwmachines. Rond de bebouwingen zijn (en zullen) allerlei voorzieningen (moeten worden) aangebracht om de begaanbaarheid en toegankelijkheid te waarborgen.

De Commissie heeft prof.dr.ir. Olsthoorn gevraagd naar het voorkomen van kwel en wellen in de Bethunepolder waar eveneens de kleilaag ontbreekt. In de buurt van de waterkering van deze droogmakerij met de Loosdrechtse Plas wordt de hoogste kwel gemeten: 47mm/ dag. De gemiddelde kwel bedraagt 15mm/dag, dus ruim 3 maal groter dan in Groot- Mijdrecht. In deze polder zijn geen wellen en geen gevaar van opbarsting waargenomen. Dit onderstreept des te meer bovenstaande pleidooi van de Commissie voor nader onder- zoek van de wellen in Groot-Mijdrecht in relatie tot de stabiliteit van de bodem.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 21 4.6 Wanneer verhindert Door het ontwateren en afwateren daalt de bodem in veen- en kleigebieden. Om het land de bodemdaling geschikt te houden voor de landbouw worden van tijd tot tijd de polderpeilen verlaagd. Ver- agrarische en andere dere peilverlaging achten waterschap en GS, in het bijzondere in het noordelijk gedeelte van activiteiten? de droogmakerij Groot-Mijdrecht, niet verantwoord. Dit vanwege instabiliteit van de bodem en de bodemdaling omdat daardoor ook de hoeveelheid kwelwater zal toenemen. Over de stabiliteit van de bodem is in de vorige paragraaf al het nodige opgemerkt. De Commissie heeft gevraagd na te gaan welke hoeveelheid het gemaal extra moet uitslaan als het polder- peil conform het in het verleden gevoerde beleid wordt bijgesteld. Die hoeveelheid blijkt, berekend met het voorhanden grondwatermodel, zal met enkele procenten toenemen.

In dit kader heeft de Commissie kennis genomen van TNO document over de bodemda- ling in de Ronde Venen [6]. Dit onderzoek beoogde in het kader van de Stroomgebiedsvisie Amstelland de wederzijdse invloed van droogmakerijen op de bodemdaling te achterhalen. Het onderzoek heeft dus een andere insteek dan de onderhavige problematiek. Het onder- zoek speelt zich voornamelijk af ten zuiden en oosten van Groot-Mijdrecht. Wel ondersteunt dit onderzoek bevinding 4.3 met betrekking tot het ontbreken of dun zijn van de kleilaag in twee van de drie onderzochte geologische profielen. Overigens ontbreekt voor dit onderzoek ook een verificatie door onafhankelijke deskundigen. Gezien het verkennend karakter van dit onderzoek vond de Provincie dit niet nodig. Maar daardoor blijft de bodemdaling in Groot-Mijdrecht wel buiten beeld.

De Commissie is door eigen onderzoek nagegaan met welke bodemdaling in Groot- Mijdrecht rekening moet worden gehouden. Daartoe dient onderstaande beschouwing over de bodemdaling in veengraslanden. Daar kan de draagkracht worden vergroot door dieper te ontwateren. Daartoe is door o.a. Schothorst [23] in het westelijk veenweidegebied op o.a. het proefveld Zegveld de zakking van het maaiveld gemeten.

Zakking ontstaat door klink, krimp en oxidatie. Klink is een grondmechanisch proces dat, als gevolg van polderpeilverlaging, in gang wordt gezet door een verhoogde korrelspanning. Dit treedt op door het hele veenpakket tot bene- den het grondwaterniveau. Klink wordt gemeten met in de grond ingebrachte plaatjes. Krimp ontstaat door uitdroging van het veen, en wordt gemeten door de toename van het volumegewicht te bepalen. Beide processen zijn gedeeltelijk reversibel, en veroorzaken de jaarlijkse schommeling van de maaiveldhoogte (’s winters hoog, ‘s zomers laag). Klink en krimp zijn eenmalige proces- sen die na 5 a 10 jaar hun eindtoestand bereiken Oxidatie is een biochemisch proces, waarbij organische stof door micro-organismen wordt afgebroken tot zijn anorganische componenten. Hiervoor is, bij een voldoende pH, water en veel zuurstof nodig. Het gewichtsverlies door oxidatie kan in principe worden bepaald aan de hand van de samenstelling van het uitgeslagen water bij een gemaal.

Tabel 4.6.1 Slootpeil Klink Krimp Oxidatie Totale zakking Gemeten klink, krimp, oxidatie en totale zakking in eenheden van 20 1.7 1.6 1.8 5.1 cm te Zegveld, bij een slootpeil­ 70 2.6 3.8 4.8 11.2 verlaging van 20 cm – maaiveld naar 70 cm over een periode van 8 jaar (naar Schothorst, 1977) De extra klink tgv peilverlaging bedroeg slechts 0.9 cm (2.6-1.7), dwz ongeveer 0.1 cm/ jaar. De extra oxidatie heeft 3 cm (4.8-1.8) bedragen, dwz ongeveer 0.4 cm/jaar. Bovenstaande data geven dus een indruk van de orde van grootte voor Zegveld. In Groot-Mijdrecht zijn in drie tijdvensters gegevens verzameld over de hoogteligging: • In de periode 1954-1968 (kortheidshalve vaak aangeduid met “rond 1960”) zijn vier

22 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht rondes met hoogtemetingen gedaan, door verschillende partijen en met verschillende doelen. • In 1980 zijn door het voormalige waterschap de Proosdijlanden hoogtemetingen gedaan. De kwaliteit van de gegevens is matig. • In 2004 zijn, in het kader van het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN), de hoog- tes van het maaiveld gemeten in Groot Mijdrecht. Op basis van deze waarnemingen kan in Groot-Mijdrecht een bodemdaling van gemiddeld 1 cm/jaar worden vastgesteld.

Ook waarnemingen van bewoners onderbouwen dit cijfer. Oud-bestuurslid van Egmond (Vinkeveen) geeft in zijn brief aan de Commissie, op basis van de ongeveer 60 cm verzak- king van zijn stoep aan huis een schatting van ongeveer 1 cm/jaar. De 82-jarige heer van Rijn (Vinkeveen) geeft in zijn brief op basis van de zakking van een elektriciteitskabel van 40cm in 40 jaar eveneens eenzelfde bodemdaling van 1 cm/jaar aan.

De bodem daalt steeds verder in de veengebieden, maar niet in hetzelfde tempo. Uit de langjarige maaiveldmetingen blijkt dat, afhankelijk van o.a. de samenstelling van het veen en het peil-/grondwaterstandsbeheer, de veenweidegebieden in de orde van 0,8 tot 1,3 cm/jaar dalen. In de polder Groot-Mijdrecht varieert de gemiddelde maaivelddaling in de orde van 0,1 tot 1,5 cm/jaar.

Indien als gevolg van bodemdaling de optimale drooglegging/ontwatering niet meer ge- handhaafd kan worden zal de grasproductie en dus het inkomen van de boer dalen. 1. De draagkracht in het voorjaar is bepalend voor het tijdstip van stikstofbemesting en het uitrijden van organische mest. Waar dit niet tijdig kan gebeuren treedt een verlating van de hergroei van het gras en van het begin van het weideseizoen op. Hierbij komt nog dat op (te) natte gronden de grasgroei in het voorjaar trager zal zijn. 2. In de zomer is de draagkracht van betekenis voor eventuele verliezen bij beweiding en ruw-voederwinning. 3. In het najaar bepaalt de draagkracht tevens de lengte van het weideseizoen. De draag­ kracht van het grasland is afhankelijk van de drukhoogte van het bodemvocht en de dichtheid van de zodelaag. Als ondergrens voor de draagkracht wordt 6 kg/m2 aan­ gehouden. Met behulp van figuur 4.6.1 kan dan een redelijk betrouwbare schatting van de daling in grasopbrengst worden gemaakt. Figuur 4.6.1 laat de relatieve droge stof-opbrengst van gras op veen als functie van de

Figuur 4.6.1 Relatieve droge stof-opbrengst als functie van de ontwateringsdiepte in het voorjaar [26]

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 23 ontwateringsdiepte in het voorjaar zien, zoals berekend met een verdampingsmodel (rode lijn). De opbrengst kan gecorrigeerd worden voor het nadelige effect van hoge winter- en voorjaarsgrondwaterstanden (blauwe lijn), en voor nadelige effecten van hoge grondwa- terstanden tijdens het groeiseizoen door optredende beweidings/ruwvoederwinningsver- liezen (groene lijn). Voor meer informatie zie [26]. Voor een aktuele verwerking in de praktijk van schadebepaling ten gevolge van bodemda- ling zie verder het rapport van het Landbouwschap Groningen, waarbij de bodemdaling ontstaat als gevolg van aardgaswinning [27].

Als het grondwaterpeil het maaiveld bereikt houdt de bodemdaling op. Waar de Commis- sie naar gezocht heeft is een indicatie wanneer bij handhaving van de huidige peilen het tijdstip bereikt wordt dat vee- en fruitteelt in Groot-Mijdrecht onmogelijk worden. Dat is voor verschillende delen van de polder niet gelijk. Vandaar een overzichtskaart waarin het geschatte tijdsstip en de contouren staan waarbinnen agrarische activiteiten onmo- gelijk worden. Dus het aangeven van de ondergrens voor drooglegging. Dat de optimale drooglegging bij 70 cm ligt, kan dan als referentie worden gebruikt. Een dergelijke kaart schept helderheid zowel voor de bewoners als gebruikers van de grond. Indien de huidige opvatting van waterschap en provincie (geen verdere peilverlaging) wordt gehandhaafd, kan ieder zien, wanneer de tijd gekomen is om zijn/haar activiteiten te verplaatsen naar elders of te beëindigen.

Vandaar dat de Commissie de Provincie heeft gevraagd een dergelijke kaart te vervaar- digen om de problematiek concreet aan de orde te stellen. De Commissie zou graag deze kaart aan haar verslag hebben toevoegd. Dat bleek onmogelijk omdat geen uitgebreid onderzoek naar de toekomstige bodemdaling in Groot-Mijdrecht zelf plaatsgevonden. Het vervaardigen van deze kaart bleek binnen de rapportagetijd van de Commissie niet te verwezenlijken. Voor dit laatste argument heeft de Commissie begrip. Als een dergelijke kaart wordt overwogen, kan tevens worden aangegeven of gebouwen en opstallen op staal, houten of betonnen palen zijn gefundeerd. Dit levert voor geheel Groot-Mijdrecht een beter zicht op de problematiek ook waar het de verschillende kosten betreft.

4.7 De waterkwaliteit in De Commissie heeft de waterkwaliteitsgegevens op de bemonsteringspunten in Groot- Groot-Mijdrecht en Mijdrecht bij AGV opgevraagd. Die zijn in figuur 4.7.1 opgenomen. de Amstelboezem Het bemonsteringsplan van Figuur 4.7.1 is gebaseerd op het Watergebiedsplan. In het kader van het onderhavige onderzoek had de Commissie verwacht dat tijdelijk op meer locaties in het oostelijk deel van Groot-Mijdrecht de waterkwaliteit zou zijn onderzocht. Uit dergelijk onderzoek zou misschien ook meer informatie over wellen kunnen worden verkregen.

In Figuur 4.7.1 zijn tevens de langjarig gemiddelden voor chloride, ammonium en fosfaat voor de verschillende bemonsteringspunten weergegeven. Hieruit blijkt dat in de hoofd- tocht naar het gemaal het gehalte aan chloride toeneemt, de concentratie aan fosfaat gelijk blijft en die van ammonium afneemt. Van alle drie de parameters kan worden gezegd dat zij het maximaal toelaatbaar risiconiveau, voor chloride 200mg/l, voor fosfaat 0,15mgP/l en voor ammonium 0,02mgN/l, ruim overschrijden [24 blz 116].

Door de grote kwel, ongeveer zes maal groter dan elders in Nederland, is de vracht aan deze stoffen, die door het gemaal op de Amstelboezem worden gebracht, navenant groot. Dat heeft vooral in lang aanhoudende, droge zomerperioden grote gevolgen voor de waterkwaliteit op de boezem. Dan staat het water in de boezem vrijwel stil. De hoge vracht aan stoffen uit Groot-Mijdrecht moet zich dan mengen met de hoeveelheid water die op

24 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht

Figuur 4.7.1 De langjarig gemiddelde concentraties voor chloride, ammonium en fosfaat

de boezem aanwezig is. Het gevolg is dat de concentraties chloride, fosfaat en ammonium in de boezem sterk toenemen. Het boezemwater wordt juist in droge zomerperioden in de omringende polders ingelaten om de polderpeilen te kunnen handhaven en agrarische belangen te kunnen verzorgen. In de droge zomer van 2003 heeft men zelfs ingrijpende maatregelen moeten nemen om water via de Amstellandboezem naar Boskoop te trans- porteren. Het uitslagwater uit Groot-Mijdrecht was hier een complicerende factor. In zomers met weinig neerslag veroorzaken hoge concentraties ammonium zuurstofloos- heid, vissterfte en afsterven van waterplanten. Bovendien bevat de grote kwel uit Groot- Mijdrecht veel humus en ijzer. Het uitslagwater krijgt daardoor een bruine kleur. Samen met de gevolgen van zuurstofloosheid in de boezem doet dit onmiskenbaar afbreuk aan de belevingswaarden in dit landelijke gebied.

In dit verband is het ook zaak stil te staan bij de cijfers van de droogmakerijen rond Groot-Mijdrecht. In Tabel 4.7.1 zijn de hoeveelheden uitslagwater, de concentraties en vrachten aan chloride, ammonium, fosfaat en stikstok weergegeven. Daaruit blijkt dat Wilnis-Veldzijde een grotere kwel vertoont dan Groot-Mijdrecht. Maar de chloridevracht van Wilnis-Veldzijde ligt echter een factor 15 lager, ook de vracht aan fosfaat en ammo- nium is een factor 4 resp. 2 minder dan in Groot-Mijdrecht.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 25 4.8 Wateroverlast en Effecten van klimaatverandering op het grondwatersysteem van de provincie Utrecht zijn waterberging recentelijk met een grondwaterstromingsmodel doorgerekend met behulp van de 4 kli- maatscenario’s van het KNMI jaren 2050 en 2100 [28]. De algemene conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat klimaatverandering een groter effect in de zomer heeft dan in de winter. Bij dit soort berekeningen dient men zich echter te realiseren dat er o.a. geen rekening gehouden wordt met de ruimtelijke verdeling van de neerslag over Nederland. Zo is bijvoorbeeld de verwachte toename van de neerslag in het Westen van Nederland aanzienlijk groter dan de verwachte gemiddelde toename. Bovendien moet er rekening mee worden dat de bodemdaling gemiddeld 2.5 mm/jaar toeneemt.

De ruimtelijke gevolgen van waterberging door wateroverlast en calamiteiten zijn door AGV onderzocht. Op basis van de uitkomsten heeft AGV, conform de trits vasthouden, bergen en dan pas afvoeren, beleid geformuleerd. Dit is verwoord in het Waterbeheerplan 2006-2009 [29]. AGV heeft ook het huidige landgebruik in Groot Mijdrecht laten toetsen aan de werk- Tabel 4.7.1 normen voor wateroverlast uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). De toetsing Hoeveelheid uitslag water, gaat uit van het midden klimaatscenario 2050. Dit komt overeen met het G-scenario van concentraties en vrachten uit het KNMI. Groot-Mijdrecht en omliggende Uit deze toetsing volgde dat in Groot Mijdrecht 17ha niet voldoet (10ha in GMN en 7ha polders en droogmakerijen in GMZ). Bij deze toetsing is echter verondersteld dat de huidige drooglegging zou blijven (gemiddelden, merendeels van de gelden. Dat betekent peilverlaging en dat gaat tegen het beleid van AGV en GS in: geen periode 2003-2005). peilverlaging meer toestaan. Eerste

hevel

Mijdrecht

Bovenkerker- polder Ronde Hoep Derde bedijking Eerste Bedijking Tweede Bedijking Wilnis Veldzijde Groot Mijdrecht Hevel Bedijking Gr. Excl. Zevenhoven Noorder- legmeer Zuider- legmeer

Hoeveelheid uitgeslagen water Mm3/jr 9.7 7.8 5.5 3.4 1.0 14.3 47.9 2.8 45.0 8.4 7.4 9.7 Oppervlak hectares 1 534 1 534 767 636 175 550 2 248 235 2 013 1 722 1 664 903 Hoeveelheid uitgeslagen water per oppervlakte eenheid mm/dag 1.7 1.4 2.0 1.5 1.6 7.1 5.8 3.3 6.1 1.3 1.2 3.0 Berekende kwel mm/dag + inlaat = liter/m2 1.2 0.9 1.2 0.9 1.0 6.6 5.3 2.8 5.6 0.6 0.8 2.4 Monsterlocatie BKP001 PRH001 PDB001 PEB001 PTB001 PWV003 PGM001 EBO001 PZH001 NLP001 ZLP001 Concentratie stoffen P (mgP/l) 0.4 0.6 0.6 0.4 0.6 0.3 0.3 0.1 0.5 0.7 1.5 N (mgN/l) 4.8 6.1 6.8 5.4 6.2 8.5 5.5 5.3 7.2 8.5 10.5 NH4 (mgN/l) 1.2 1.5 2.2 1.3 0.9 6.3 3.9 1.0 2.4 1.3 1.5 Cl (mg/l) 320 521 184 219 147 237 1065 286 144 217 114 Vracht per oppervlakte eenheid P (g/ha/dag) 780 1074 405 247 107 182 610 915 1083 866 N (g/ha/dag) 7389 9426 5202 3466 1074 4701 12275 12473 14157 9464 NH4 (g/ha/dag) 1860 2262 1657 805 151 3462 8725 4126 2157 1311 Cl (g/ha/dag) 490964 799219 141355 139439 25585 130454 2394936 248160 360729 102717 Vracht per polder P (kg/dag) 23 25 3 3 0 8 88 8 16 25 N (kg/dag) 215 220 43 35 3 202 1762 105 209 276 NH4 (kg/dag) 54 53 14 8 0 149 1252 35 32 38 Cl (kg/dag) 14296 18663 1160 1416 76 5610 343806 2094 5329 2998

26 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Daarom zijn er indicatieve berekeningen gemaakt hoe de situatie er over 25 jaar uit zal zien als voor de lage delen 0,15 m en voor de hoger gelegen gebieden 0,26 m bodemdaling wordt meegenomen. Dan zullen 160ha (100ha in GMN en 60ha in GMZ) niet meer aan de nor- men agrarisch grasland voldoen. Deze hectares liggen niet aaneengesloten. Op korte termijn zijn volgens het Plan de Venen oplossingen te vinden door omzetting van agrarisch land in natuur. Maar op langere termijn zijn bij handhaving van het voorgenomen beleid structurele maatregelen nodig.

In de aangrenzende polders Ronde Hoep, Wilnis-Veldzijde en Oukoop heeft ook toetsing aan de NBW-normen plaatsgevonden. Door fijnmazige maatregelen in de reguliere plannen kunnen de voorkomende problemen worden opgelost. In de tussenboezem Vinkeveen wordt aan de NBW-normen voldaan als men uitgaat van gelijkblijvende drooglegging. Maar deze veronderstelling gaat hier niet op. Het waterpeil kan hier niet verlaagd worden vanwege de houten paalfunderingen van de bebouwing. Derhalve neemt bij bodemdaling de peilfluctuatie in de plassen af en daarmee de berging. (Jammer dat ook hier geen gegevens beschikbaar zijn hoeveel gebouwen schade lijden en welke kosten dat met zich meebrengt. Dat maakt de afwegingen in het publieke debat wat ongrijpbaar.) Voor Vinkeveen zou vermindering van berging opgevangen kunnen worden door vergro- ting van de maalcapaciteit. Maar bij de uitbreiding van het gemaal IJmuiden is tussen de beheerder van de Amsterdam-Noordzeekanaalboezem, de Rijkswaterstaat, en de regionale waterbeheerders afgesproken afwateringsproblemen niet af te wentelen naar de Rijksbeheer- der maar zoveel mogelijk binnen het eigen beheersgebied naar oplossingen te zoeken.

Voortvloeiend uit deze afspraak is er in de toekomst verder behoefte aan ruimte voor calamiteitenberging binnen de Amstelboezem. AGV heeft samen met de provincie Noord- Holland onderzoek gedaan naar het meest gunstige alternatief voor calamiteitenberging op basis van het huidige landgebruik. Dat bleek de polder de Ronde Hoep te zijn. Ongeveer 20 mensen lijden schade als de polder inundeert; de contante waarde van de schade wordt op € 1 mln geschat. Er is maatschappelijke weerstand tegen calamiteitenberging in de Ronde Hoep. Als interprovinciaal waterschap, de Provincies Utrecht, Noord- en Zuid-Holland zijn de in- stellende en toezichthoudende overheden, streeft AGV uiteraard ook naar oplossingen voor calamiteitenberging binnen haar beheersgebied. Als in Utrecht voor de oplossing Plas in Groot-Mijdrecht zou worden gekozen, biedt dat ook soulaas in de provincie Noord-Holland.

In het licht van de te verwachten klimaatsveranderingen zal droogte een belangrijk pro- bleem worden. Voor AGV gaat het niet om tekort aan water maar een tekort aan kwalitatief goed water. De Regionale Zoetwaterverkenning Midden-West Nederland uit 2006 heeft laten zien dat opslag in plassen weinig effectief zijn om de gevolgen van droogte te onder- vangen. De opslagruimte nodig voor het ondervangen van droogte is veel groter dan de waterberging voor het tijdelijk opslaan van een teveel aan water. Perioden van droogte duren langer dan die van excessieve neerslag, daarbij kan “tussen de buien door” water worden afgevoerd. De gevolgen van droogten zullen dus moeten worden geaccepteerd. Grote hoeveelheden water zijgen nu weg naar Groot-Mijdrecht. In de Vinkeveense plas- sen, Botshol en de veenweidepolders is er behoefte aan schoon water. Nu wordt Rijnwater gebruikt, dat uit de Lek, Amsterdam-Rijnkanaal en de Amstelboezem wordt aangevoerd. Om eutrofiering in de plassen te vermijden, worden dat water gedefosfateerd. Bij uitvoering van de strategie De Venen kost dit 1,5 eurocent per m3 en gemiddeld 270.000 euro per jaar. Uitvoering van de strategie Plas in Groot-Mijdrecht Noord zou voldoende schoon water kunnen leveren om de behoefte aan gedefosfateerd water te verminderen. Dat zou 75.000 euro per jaar besparen.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 27 De Commissie vindt dat er inderdaad genoeg redenen zijn om fundamenteel naar de proble- matiek te kijken. Gezien het niet duurzame karakter van Groot-Mijdrecht liggen hier kansen om grootschalige oplossingen te bereiken. De problematiek wordt echter te veel kwalitatief benaderd. Veelal ontbreekt een financiële benadering van aspecten die wel kunnen worden becijferd. Een dergelijke becijfering zou meer zicht op de materie hebben verschaft.

4.9 Groot-Mijdrecht en De Kaderrichtlijn Water beoogt het kader aan te geven voor bescherming alsmede het de Kaderrichtlijn gebruik van grond- en oppervlaktewater binnen de EU. De kwaliteit van het door Groot Water Mijdrecht uitgeslagen water en de effecten daarvan op de gebieden in de Amstelboezem vereisen in het kader van de Kaderrichtlijn bijzondere aandacht. De oorzaak van het waterkwaliteitsprobleem is de diepe ligging van de polder en de geringe weerstand van de bodem waardoor voedselrijk grondwater met een hoog chloride gehalte in de polder Groot Mijdrecht opkwelt (zie ook bevinding 4.7).

De Kaderrichtlijn biedt waterbeheerders de mogelijkheid om op grond van onomkeerbare morfologische veranderingen en ongewenste compenserende maatregelen die te veel schade aan functies, milieu of cultuurhistorie veroorzaken, de doelstellingen voor bepaalde wateren te verlagen. In die gevallen moet een goed ecologisch potentieel worden nagestreefd waarbij doelen en maatregelen met elkaar in overeenstemming worden gebracht. De diepe ligging en de geringe weerstand van de bodem in Groot Mijdrecht zijn onomkeerbare morfologi- sche veranderingen en behoeven dus niet aan hoge ecologische doelstellingen te voldoen.

Voor het watertype “sloten en kanalen” zijn, afhankelijk van de verschillende omstandigheden in Nederland, door sommige waterschappen referentie-doelstellingen geformuleerd. Op basis van deze referenties wordt voor elk waterlichaan (dat zijn in deze context samenhangende oppervlaktewateren) bepaald wat de einddoelstellingen in 2027 dienen te zijn. Hierbij kan re- kening worden gehouden met “onomkeerbare” aspecten. Andere waterschappen gaan uit van de complementaire benadering. Hoe ver kan men komen met realistische, financieel haalbare maatregelen. Op grond daarvan stemmen zij de doelstellingen af. De waterschappen kiezen dus afhankelijk van hun situatie een benadering voor de afleiding van de einddoelen.

De einddoelen voor 2027, de tussendoelen voor 2015 en de grote lijnen van de hierbij benodigde maatregelen per waterlichaam worden, rekening houdend met de uitkomst van de beraadslagingen op EU-niveau eind 2009, vastgelegd in een provinciale verordening of het provinciale waterhuishoudingsplan. In ieder geval mag de waterkwaliteit tot 2009 niet verslechteren.

Voor Groot-Mijdrecht ziet het AGV in de Kaderrichtlijn Water een belangrijke aanleiding om de waterkwaliteitsproblematiek en ecologische stagnatie in de Amstelboezem nader uit te diepen. Het waterschap zoekt naar meer duurzame oplossingen in Groot-Mijdrecht en omge- ving. De invalshoek van de Kaderrichtlijn sluit aan bij de opvatting van het AGV dat verdere peilverlaging vanwege de bodemdaling en stabiliteit van de bodem onverantwoord is.

AGV heeft het vaststellen van het ambitieniveau voor de Kaderrichtlijn afhankelijk gemaakt van de maatregelen die dan moeten worden getroffen. Het waterschap acht de inspanningen die verricht moeten worden voor de verbetering van de waterkwaliteit technisch haalbaar en financieel te verdedigen. Overigens moet wel worden opgemerkt dat de algemene demo- cratie, in dit geval de meest betrokken provincie Utrecht, afweegt in hoeverre de beoogde maatregelen maatschappelijk aanvaardbaar zijn. In die afweging spelen naast de ecologie, natuur- en belevingswaarden de functies van het gebied voor de landbouw, industrie, bewo- ning en dienstverlening een belangrijke rol.

28 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Het is aan Provinciale Staten te bepalen op welk tijdstip voor welke maatregelen gekozen wordt. Deze overheid bepaalt ook de tussendoelen die in het kader van deze richtlijn voor 2015 moeten worden vastgesteld.

4.10 Onzekerheden in de De Commissie heeft uitvoerig stilgestaan bij het gebruikte grondwatermodel. Immers met uitkomsten van het dit model zijn de gevolgen van de zes in beschouwing genomen strategieën voor Groot- grondwatermodel Mijdrecht en de omgeving doorgerekend. Op de uitkomsten hebben GS en het waterschap hun besluitvorming van februari 2007 gebaseerd. De ontwikkeling van het grondwatermodel gaat terug op de IWACO-studie “Ecologisch On- derzoek De Ronde Venen” uit 1994. Het model is in de loop der jaren aangepast afhankelijk van de doelen waarvoor het model werd gebruikt. Bij de Voorverkenning Wateropgave De Ronde Venen moest de invloed van de wellen wor- den meegenomen. Zonder wellen weken de berekende uitkomsten sterk af van de waargeno- men stijghoogten in het eerste watervoerende pakket. Aan de hand van gemeten grondwa- terstanden is een grove indicatie gekregen waar de wellen zich bevinden. Omdat het aantal grondwaterbuizen beperkt is en onderzoekers niet beschikten over een kaart die de locatie van de wellen aangaf, is proberenderwijs het gebied van de wellen nader bepaald, zodanig dat de berekende gemaalafvoer gelijk is aan gemeten afvoer en de berekende grondwater- standen gelijk zijn aan de gemeten standen. De wellen zijn verder als lineaire elementen met bodemweerstand van één dag opgenomen in de watergangen ingevoerd. Wellen hebben echter een niet-lineair karakter, zie ook bevin- ding 4.5 [verantwoording modellering hydrologie].

Er is nog een punt waar de Commissie aandacht voor vraagt en dat niet is opgenomen in het model. Dat zijn de dichtheidsverschillen tussen zoet en zout water. [25] laat zien dat de dichtheidsverschillen tussen zoet en zout water tot andere dan in de berekeningen aangeno- men grondwaterstroming leiden. De geologische doorsnede van 4.3 laat zien dat bij Groot- Mijdrecht het brakke/zoute water opduikt. Ook de invloed van deze dichtheidsverschillen wordt niet vermeld, terwijl ook [14] op de grote invloed van dichtheidsverschillen wijst.

De Commissie heeft de indruk dat er een discrepantie bestaat tussen de benadering van TNO waar het gevaar van opbarsting betreft en de uitgangspunten die bij het grondwa- termodel zijn gehanteerd. Nadere schriftelijke uitleg over de onderlinge samenhang en overeenkomst is zeer gewenst.

De Commissie heeft met het oog op de importantie van het grondwatermodel gevraagd naar de kalibratie en validatie van dit model alsook naar de kwaliteitsborging door onafhankelijke deskundigen. Van de kalibratie en validatie was geen rapportage beschikbaar. De kwaliteits- borging heeft summier per power point presentatie door TNO plaatsgevonden. Na opmer- kingen door de Commissie hebben Provincie en Waterschap een schriftelijke rapportage over deze aspecten toegezegd. Na de sluitingstermijn van 1 december heeft de Commissie een schriftelijk verslag over de kalibratie en validatie ontvangen. Voor zo ver de Commissie nog heeft kunnen nagaan, worden in dit verslag door de onderzoekers zelf kritische kan- tekeningen geplaatst bij de uitgevoerde studies1. De kwaliteitsborging door onafhankelijke deskundigen heeft nog niet plaatsgevonden. Alles afwegend komt de Commissie tot de slotsom dat de implementatie van strategieën die niet sterk afwijken van de huidige situatie met het grondwatermodel redelijk met het huidige grondwatermodel kunnen worden berekend. Maar implementatie van strategieën die sterk afwijken van de huidige situatie, zoals de

1 Beschrijving grondwatermodel Groot Mijdrecht, WL Delft hydraulics, concept 2007

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 29 strategie Plas, zijn meer gedetailleerde analyses van de grondwaterstroming in het gebied nodig. De Commissie acht het derhalve niet raadzaam door te gaan in deze richting zonder een betere grondwatermodellering. Daarvoor is (zijn) model(len) nodig die nauwer aansluiten bij de werkelijkheid. Die werkelijkheid houdt ook in lokalisering van de wellen en bestu- dering van het gedrag van de (zand)meevoerende wellen. Verder moet rekening worden gehouden met de dichtheidsverschillen tussen zoet en brak grondwater. De scherpe grens tussen zoet en brak grondwater uit de geohydrologische doorsnede onder 4.3 geeft daar alle aanleiding toe.

4.11 Volledigheid van de In deze paragraaf wil de Commissie stil staan bij de zes strategieën die in het hoofddocu- zes strategieën ment “Verkenning Groot Mijdrecht Noord” zijn gepresenteerd en ingaan op de vraag of deze strategieën de mogelijke oplossingsrichtingen afdekken. Sommige strategieën zijn voor de Commissie aanleiding om kanttekeningen te plaatsen.

De strategie “Niets Doen” betreft continuering van de huidige situatie. Over de bestaande situatie is in het bovenstaande het nodige gezegd.

De strategie “Plan de Venen” behelst de aanleg van moerasnatuur in het oostelijk deel van Groot-Mijdrecht Noord dat aansluit op de al beoogde natuur in Groot-Mijdrecht Zuid. In het westelijk deel van Groot-Mijdrecht Noord blijft landbouw tot 2012 mogelijk. Deze strategie sluit nauw aan bij de huidige situatie en geeft de Commissie geen aanleiding tot commentaar.

De strategie “Technieken” geeft de Commissie wel aanleiding tot een aantal kanttekeningen. In [5] worden de mogelijke principes om de voorkomende problematiek aan te pakken, geëtaleerd. In 4.4 van [5] wordt gewezen op de mogelijkheid om via een pijpleiding het uitslagwater van Groot-Mijdrecht op het Amsterdam-Rijnkanaal te brengen. Logisch, ook nu komt dit uitslagwater via de Amstelboezem in het Amsterdam-Rijn-Noordzee-kanaal- systeem terecht. De Commissie mist de argumentatie in het hoofddocument waarom deze oplossing is weg- geschreven en niet meer voorkomt in de onderhavige strategie.

De strategie “Technieken” bestaat uit het aanbrengen van een hydrologisch kwelscherm om het zoete water dat vanuit de Vinkeveense plassen oostelijk Groot-Mijdrecht binnen komt te scheiden van het zoute kwelwater dat in het midden van de polder naar de oppervlakte stroomt. Voor het instandhouden van het scherm moet jaarlijks 31 Mm3 grondwater worden rondgepompt. Als gevolg van deze strategie moet jaarlijks 95 Mm3 water meer worden ver- pompt dan bij de strategie “Niets doen”. 25 Mm3 kan daarvan na zuivering met membraan- technologie op de boezem worden gebracht of als drinkwater gebruikt2.

De Commissie vraagt zich af of het hydrologisch kwelscherm wel nodig zou zijn. Kan het brakke kwelwater simpeler worden afgevangen? Kan dit brakke kwelwater na zuivering wor- den afgezet als drinkwater? Die vragen heeft de Commissie prof. Olsthoorn voorgelegd.

Met behulp van een tweedimensionaal model laat prof. Oltshoorn in zijn notitie [25] zien dat de grondwaterstroming in het midden van de polder minder sterk is dan aan de

2 Senter Novem Infomil (www.infomil.nl) geeft voor de operationele kosten bij toepassing van membraantechnologie € 0,50 – 1.15/m3. Het zuiveren van 25 mln m3 Groot-Mijdrechts water kost dan jaarlijks € 12,5 – 28,8 mln

30 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht randen. Dat komt door het dichtheidsverschil tussen het zoete kwelwater aan de randen en de brakke kwel in het midden van de polder, Daarmee onderstreept hij ook bevinding 4.10 van de Commissie om rekening te houden met dichtheidsverschillen. Door rekening te houden met de dominante invloed van het dichtheidsverschil tussen zoet en brak heeft prof. Oltshoorn gekeken naar de meest geschikte locatie om brak grondwater te ont- trekken. Als grondwaterwinning op NAP -150 tot – 200 m in het midden van de polder plaatsvindt, kan de brakke kwel worden afgevangen en vindt verzoeting van het grondwa- ter in het eerste watervoerende pakket plaats. De kwel neemt weliswaar toe maar het zoete kwelwater levert dan geen kwaliteitsproblemen meer in de Amstelboezem.

Als in het licht van klimaatveranderingen de klassieke mogelijkheden voor de drinkwa- tervoorziening zoals aanleg van spaarbekkens en kunstmatige infiltratie schaars worden, zou naar andere bronnen moeten worden omgezien. In dit kader zou zuiveren van brak grondwater kunnen worden overwogen. Juist met betrekking tot het zuiveren van water dient de membraantechnologie zich aan. Naar mening van prof. Olsthoorn heeft het gebruik van het brakke en anaerobe grondwa- ter met zijn constante kwaliteit bij toepassing van membranen onmiskenbare voordelen boven de inzet van oppervlaktewater met zijn sterk wisselende samenstelling. Het brakke grondwater uit Groot-Mijdrecht kan dan voor de drinkwatervoorziening worden ingezet. Hierdoor kan mogelijk de eindigheid van de exploitatie van Groot-Mijdrecht met tiental- len jaren worden verlengd. De bodemdaling blijft intussen wel doorgaan. De Commissie doet de aanbeveling om de variant van prof. Olsthoorn op de strategie “Technieken” verder te onderzoeken en deze als oplossingsmogelijkheid in overweging te nemen.

Strategie “Ophogen” heeft grote ruimtelijke consequenties. Door de hoge kosten die met het ophogen gemoeid zijn, zal de prijs per m2 grond zo hoog worden dat alleen hoogwaar- dige gebruiksfuncties als woningbouw, industrie en misschien glastuinbouw in aanmer- king komen. Bij navraag is de Commissie meegedeeld dat ter dekking van de kosten bij deze strategie is uitgegaan van 6500 woningen. Ook bij dit grote aantal woningen is het saldo van baten versus kosten negatief. De Commissie vraagt bij deze strategie zich af of deze ontwikkeling in het Groene Hart wel gewenst is, zeker met natuurgebieden als Bots- hol in de nabijheid.

Door de strategie “Meegroeien” zal de polder geleidelijk van karakter veranderen. Terpen voor vervangende woningen. In het oostelijk deel zal een aaneengesloten natuurgebied ontstaan. In de eerstkomende decennia is nog landbouw mogelijk. Daarna wordt het wa- terpeil verhoogd. Uiteindelijk zal deze strategie in de strategie “Plas” resulteren.

Als ruimte voor allerlei nieuwe en bestaande functies moet worden gecreëerd is de strate- gie “Plas” vanuit de invalshoek water en bodemdaling een te overwegen alternatief voor de huidige situatie. Met het oog op de lange termijn in het licht van de klimaatveranderingen en duurzaamheid zou tevens gekeken moeten worden naar het alternatief om Groot- Mijdrecht in zijn geheel terug te geven aan het water.

In ieder geval maakt de Commissie nog de volgende kantekeningen bij de uitvoering van deze strategie die alleen betrekking hebben op Groot-Mijdrecht Noord. Nader onderzoek is nodig om na te gaan of het afgraven van de bouwvoor wel nodig is, als die wordt afgedekt met zand. Bij het winnen van dit benodigde zand uit de Groot-Mijdrecht Noord zelf heeft de Com- missie ook bedenkingen. De geplande zandwinput kan een zwakke stee in dit concept blijken, het verdient derhalve overweging dit achterwege te laten en het benodigde zand van elders aan te voeren.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 31 Met Plas Groot-Mijdrecht Noord blijven in Groot-Mijdrecht Zuid vele problemen be- staan. Die moeten samen met hun oplossingen nauwkeuriger in kaart worden gebracht. Daarvoor dient het grondwatermodel te worden verbeterd.

32 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 5. Antwoorden op de vragen van Gedeputeerde Staten van Utrecht

In het licht van bovenstaande bevindingen beantwoordt de Commissie de vragen, die Gedeputeerde Staten van Utrecht aan de Commissie bij haar instelling heeft meegegeven, als volgt:

Vraag A De verrichte onderzoeken en rapporten in het kader van Groot Mijdrecht Noord voor wat betreft de feiten en uitspraken over water en bodemdaling te beoordelen op juistheid en volledigheid, zowel voor de polder Groot Mijdrecht Noord zelf, als voor de wederzijdse effecten op de omliggende polders en droogmakerijen.

De gebruikte modellen en berekeningen zijn naar het oordeel van de Commissie tot nu toe onvoldoende onderbouwd, gekalibreerd en gevalideerd. Daarnaast acht de Commissie het van belang dat de kwaliteit van modellen en berekeningen die ten grondslag liggen aan zo belangrijke projecten als het onderhavige wordt bewaakt door middel van kwaliteitsborging (verificatie) door één of meer onafhankelijke deskundigen. Deze ontbrak in alle gevallen. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid van een aantal conclusies met betrekking tot de gevolgen van ingrijpende wijzigingen in de omgeving in twijfel getrokken. Daarbij merkt de Commissie op dat het niet-duurzame karakter van deze droogmakerij door toepassing van betere modellen niet wordt weggenomen maar blijft bestaan.

Vraag B Een vergelijking te maken van de situatie tussen de polder Groot Mijdrecht Noord en de omliggende polders en droogmakerijen, in verband met de in de verkenning gemaakte keuze om te focussen op Groot Mijdrecht Noord.

De geschetste problematiek betreft niet uitsluitend Groot-Mijdrecht Noord, maar de gehele polder Groot-Mijdrecht. Het inzoomen op Groot-Mijdrecht Noord is vermoedelijk ingege- ven door financieel-economische overwegingen. Deze zouden meer transparant aan de orde moeten komen. Wel is de Commissie van mening dat de geologische ontstaansgeschiedenis van Groot-Mijdrecht uniek is in vergelijking met andere polders in de directe omgeving, en waarschijnlijk in geheel Nederland. Dat betekent dat vraagtekens moeten worden gezet bij een duurzame exploitatie van de gehele polder Groot-Mijdrecht. Er is dus alle aanleiding om naar de duurzaamheid van deze polder te kijken. De Commissie adviseert een nadere beschouwing te wijden aan de termijn waarop die exploitatie onmogelijk wordt.

Vraag C De feiten met betrekking tot water en bodemdaling in de polder Groot Mijdrecht Noord op een heldere wijze in beeld te brengen, mede in het licht van de wet- en regelgeving (waaronder de Kaderrichtlijn Water).

Deze vraag leent zich minder voor een kort antwoord. De problemen rond het water con- centreren zich vooral op de grote hoeveelheid kwelwater. Deze is orde 6 maal groter dan

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 33 in alle vergelijkbare polders. Het probleem wordt vergroot door de hoge concentraties en vrachten aan chloride, ammonium en fosfaat. Bij een voor de landbouw optimale drooglegging bedraagt de bodemdaling in Groot Mijdrecht orde 1 cm per jaar. Samen met het kwelprobleem geeft dit aanleiding tot grote zorg over de duurzaamheid van de exploitatie van de polder Groot-Mijdrecht. Maatregelen om de duur van exploitatie te verlengen komen op langere termijn in conflict met de Kader- richtlijn Water.

Vraag D Te beoordelen of, in het licht van de door de commissie geconstateerde feiten, de zes strategieën de belangrijkste oplossingsrichtingen uit het oogpunt van bodem en water afdekken.

De zes strategieën geven in grote lijn een goed beeld van de mogelijke oplossingsrichtin- gen. De Commissie heeft geen gegevens ontvangen over de onderbouwing van de geraam- de kosten, maar zet vraagtekens bij de onderlinge vergelijkbaarheid van de kostenplaatjes omdat de zes strategieën niet in gelijke mate zijn uitgewerkt. De Commissie acht de strategie “Techniek” nogal gecompliceerd. De Commissie meent dat de vereenvoudiging die prof. Oltshoorn in het kader van deze strategie heeft voor- gesteld, afvangen van de brakke kwel en gebruik voor drinkwaterdoeleinden, nadere aandacht verdient. De Commissie is zich bewust dat zuivering van brak grondwater vele miljoenen euro’s per jaar kost. Als het gezuiverde water als drinkwater wordt afgeleverd, zouden de kosten mogelijk voor een deel uit de opbrengsten worden gedekt. Evenals bij de Bethunepolder zou hierdoor de eindigheid van de exploitatie van de droog- makerij Groot-Mijdrecht enigszins kunnen worden verlengd. Het is derhalve zaak kosten en baten van alle strategieën nauwkeurig in beeld te brengen.

34 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 6. Geraadpleegde documenten

[1] Voorverkenning Wateropgave De Ronde Venen, Provincie Utrecht (PU) en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), juni 2005 [2] Verkenning water Groot Mijdrecht Noord, PU, AGV, WL/Delft Hydraulics, TNO, november 2006 [3] Bouwstenen voor strategieën voor polder Groot-Mijdrecht Noord, Grontmij in opdracht van PU, AGV en gemeente de Ronde Venen, december 2005 [4] Functiecombinatie Natuur en Water Groot-Mijdrecht Noord, Witteveen Bos, Natuurmonumenten, Habiforum, gemeente De Ronde Venen, Waternet, Universiteit Utrecht Beware, Vrije Universiteit Amsterdam, PU en AGV, april 2006 [5] Bouwstenen voor strategieën voor polder Groot-Mijdrecht Noord, publieksversie van eerder genoemd document, PU, gemeente De Ronde Venen, Habiforum, Grontmij, AGV, april 2006 [6] Maaivelddaling in de Ronde Venen, TNO-NITG 04-040-Bo309, G. de Lange, maart 2004 [7] Effect maatregelen Groot-Mijdrecht, TNO-rapport, G. de Lange, oktober 2006 [8] Simulatie Bodemdaling in polder Demmerik, J. Mankor juli 2007 [9] Geologisch kaartmateriaal aangereikt door PU [10] Onderbouwing wateropgave de Ronde Venen, WL/Delft Hydraulics, A.J.J. Vergroesen, juni 2006 [11] De blauwe motor van het parklandschap: een analyse van water en bodem, WL/Delft Hydraulics, T. Vergroesen, 2004 [12] Beschrijving grondwatermodel Groot Mijdrecht, WL/Delft Hydraulics, T. Vergroesen (concept) [13] Grondwateronderzoek Verkenning Water Groot Mijdrecht Noord, WL/Delft Hydraulics, T. Vergroesen, [14] Modellering van dichtheidsafhankelijke grondwaterstroming in het kustgebied, TNO-NITG informatie, G. Oude Essink, december 2002 [15] Impact of climate change on the grondwater system of the water board of Rijnland, 17th Salt water intrusion meeting in Delft, G. Oude Essink, mei 2002 [16] Maalgegevens, historische polderpeilen van Groot-Mijdrecht en omgeving, samenvatting van de strategieën in cijfers, AGV [17] Memorandum opbarstrisico Groot Mijdrecht, TNO Bouw en Ondergrond, W. van der Linden, oktober 2006 [18] Invloed peilverhoging op waterkeringen rond Groot-Mijdrecht, Geo Delft, F.P.W. van den Berg, november 2006 [19] Kaarten over de situatie rond 1880, toponiemen en het streekplan (zonder datum) verstrekt door PU [20] Beschrijving bij de provincie Utrecht behorend bij de Waterstaaskaart, Rijkwaterstaat, Den Haag 1968 [21] Grondwater in Nederland, NITG-TNO Delft, F.C. Dufour, 1998 [22] Atlas van Nederland, katern 15, Staatsuitgeverij Den Haag, G.P. van de Ven,

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 35 J.P. Burggraaff, P. Huisman, R. Lageman, K.J. Provoost en L. Sentis-Senden, 1986 [23] Subsidence of low moor peat soils in the western , Geoderma 17, 4:265-291, Techn. Bulletin ICW 102, C.J. Schothorst 1977 [24] Vierde Nota Waterhuishouding, tabel 1, Den Haag 1997 [25] Opties voor zoutwaterwinning en vermindering van de (zoute) kweldruk onder Groot-Mijdrecht (draft 18 november 2007), T.N. Olsthoorn, Heemstede, november 2007 [26] Invloed van de waterhuishouding op de opbrengst van Landbouwgewassen. Nota ICW 867 A.L.M. van Wijk en R.A. Feddes. 1975 [27] Landbouwkundige aspecten van de bodemdaling door aardgaswinning, Landbouwschap/Gewestelijke Raad voor Groningen. 1994 [28] 4 klimaatscenario’s van het KNMI jaren 2050 en 2100, M. Boerefijn en J. Hunink, 2007 [29] Waterbeheerplan 2006 – 2009, AGV

Achtergrond commissieleden J.W. Remkes, voorzitter Sinds 2006 lid van de Tweede Kamer voor de VVD, was daarvoor Minister van Binnen- landse Zaken, Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieube- heer, lid van Gedeputeerde Staten in Groningen.

Prof.ir. K. d’Angremond Sinds 2001 emiritus hoogleraar Kustwaterbouwkunde van de TU Delft, dekaan van de faculteit Civiele Techniek, 1995-1997, was Directeur van het havenbedrijf Amsterdam en werkzaam bij Volker Stevin Dredging b.v. en Waterloopkundig Laboratorium.

Prof.dr. M. Donze Fysicus en bioloog. Sinds 2002 emiritus hoogleraar Waterkwaliteit aan de TU Delft, werkte daarvoor bij de KEMA aan de milieuproblematiek van de energievoorzienng.

Prof.dr.ir. R.A. Feddes Sinds 2004 emiritus hoogleraar Bodemkunde, Agrohydrologie en Grondwaterbeheer van de Wageningen Universiteit, was daarvoor onderzoeksleider bij het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding.

Prof.dr.ir. P. Vellinga Sinds 2007 hoogleraar Milieuwetenschappen en Veranderende Aardsystemen verbonden aan de Wageningen Universiteit en Research Centrum en aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, voorzitter van de Stichting Ruimte voor klimaat, was werkzaam bij het Mi- nisterie van VROM en Waterloopkundig Laboratorium.

Ir.P. Huisman, secretaris Gepensioneerd universitair hoofddocent Integraal Waterbeheer en Waterrecht aan de TU Delft 1993 - 2004, werkte bij de Rijkswaterstaat 1979 – 2004, was daarvoor secretaris van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn.

36 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Bijlage 1

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 18 september 2007, nr. 2007INT205582 tot instelling van de Onderzoekscommissie water en bodemdaling Groot Mijdrecht Noord (Instellingsbesluit Onderzoekscommissie water en bodemdaling Groot Mijdrecht Noord)

Gelet op artikel 82 van de Provinciewet en artikel 34 van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten en commissieleden provincie Utrecht 2007;

Besluiten vast te stellen het instellingsbesluit Onderzoekscommissie water en bodem­ daling Groot Mijdrecht Noord.

Artikel 1 Er is een Onderzoekscommissie water en bodemdaling Groot Mijdrecht Noord, hierna te noemen: de commissie.

Artikel 2 De commissie heeft tot taak: a. de verrichte onderzoeken en rapporten in het kader van Groot Mijdrecht Noord voor wat betreft de feiten en uitspraken over water en bodemdaling te beoordelen op juist- heid en volledigheid, zowel voor de polder Groot Mijdrecht Noord zelf, als voor de wederzijdse effecten op de omliggende polders en droogmakerijen; b. een vergelijking te maken van de situatie tussen de polder Groot Mijdrecht Noord en de omliggende polders en droogmakerijen, in verband met de in de verkenning gemaakte keuze om te focussen op Groot Mijdrecht Noord; c. de feiten met betrekking tot water en bodemdaling in de polder Groot Mijdrecht Noord op een heldere wijze in beeld te brengen, mede in het licht van de wet- en regelgeving (waaronder de Kaderrichtlijn Water); d. te beoordelen of, in het licht van de door de commissie geconstateerde feiten, de zes strategieën de belangrijkste oplossingsrichtingen uit het oogpunt van bodem en water afdekken.

Artikel 3 De commissie bestaat uit de volgende leden: a. J. W. Remkes (voorzitter); b. Prof. Ir. K. d’Angremond; c. Prof. Dr. M. Donze; d. Prof. Dr. Ir. R.A. Feddes; e. Prof. Dr. Ir. P. Vellinga; f. Ir. P. Huisman (secretaris).

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 37 Artikel 4 1. De commissie bepaalt de wijze waarop zij haar taak zal uitvoeren. 2. In ieder geval: a. betrekt de commissie bij de uitvoering van haar taken de schriftelijke vragen van bewo- ners dan wel betrokkenen in dan wel bij het gebied Groot Mijdrecht Noord; en b. presenteert de commissie haar (concept-)bevindingen aan de bewoners dan wel betrok- kenen in dan wel bij het gebied Groot Mijdrecht Noord.

Artikel 5 De commissie brengt aan gedeputeerde staten haar rapport uit voor 15 december 2007.

Artikel 6 De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandighe- den daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het provinciehuis Utrecht.

Artikel 7 1. De leden van de commissie ontvangen een vergoeding van € 600 per vergadering.

Artikel 8 De vergadering van de commissie is niet openbaar.

Artikel 9 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2007.

Artikel 10 Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Onderzoekscommissie water en bo- demdaling Groot Mijdrecht Noord.

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 18 septem- ber 2007.

Gedeputeerde Staten van Utrecht, Uitgegeven 23 oktober 2007 gedeputeerde staten van Utrecht, R.C. Robbertsen, Voorzitter. namens hen

H.H. Sietsma, Secretaris. H.H. Sietsma, secretaris

Toelichting Aanleiding installeren Onderzoekscommissie water en bodemdaling Groot Mijdrecht Noord

De provincie Utrecht, het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en de gemeente De Ronde Venen werken aan een (mogelijk nieuwe) toekomst voor de droogmakerij Groot Mijdrecht Noord. Dit is een droogmakerij van circa 1.000 ha in de gemeente De Ronde Venen, waar bodemdaling, sterke kwel en waterkwaliteit punten van zorg zijn. Er is uitvoerig onderzoek gedaan naar de waterhuishoudkundige situatie in het gebied. Op basis hiervan zijn voor het gebied 6 strategieën ontwikkeld, variërend van ‘niets doen’ tot ‘plas’.

38 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Afgelopen februari hebben provinciale staten van Utrecht uitvoerig gedebatteerd over de toekomst van het gebied en het vervolgproces. Daarbij hebben provinciale staten geen voorkeur uitgesproken voor een strategie, maar hebben zij besloten dat er een overleg- groep wordt ingesteld die de gegevens moet verzamelen en interpreteren, alvorens medio 2008 tot een besluit over de voorkeursstrategie te komen. Gaandeweg bleek echter deze overleggroep niet het daartoe geschikte middel. Daarom hebben gedeputeerde staten afgelopen juni besloten dat er een gezaghebbende onafhanke- lijke commissie van deskundigen op het gebied van water (grondwater / waterkwaliteit) en bodemdaling zal worden ingesteld. Met dit besluit wordt de Onderzoekscommissie water en bodemdaling Groot Mijdrecht Noord (verder: commissie) ingesteld.

Opdracht Onderzoekscommissie water en bodemdaling Groot Mijdrecht Noord Aan de commissie wordt gevraagd: - de verrichte onderzoeken en rapporten wat betreft de feiten en uitspraken over water en bodemdaling te beoordelen op juistheid en volledigheid, zowel voor de polder Groot Mijdrecht Noord zelf, als voor de wederzijdse effecten op de omliggende polders / droog- makerijen; - een vergelijking te maken van de situatie tussen de polder Groot Mijdrecht Noord en deze omliggende polders/droogmakerijen, in verband met de in de verkenning gemaakte keuze om te focussen op Groot Mijdrecht Noord; - de feiten met betrekking tot water en bodemdaling op een heldere wijze in beeld te bren- gen, mede in het licht van de wet- en regelgeving (waaronder de Kaderrichtlijn Water); - te beoordelen of, in het licht van de door de commissie geconstateerde feiten, de zes strategieën de belangrijkste oplossingsrichtingen uit het oogpunt van bodem en water afdekken. Tevens wordt de commissie gevraagd hierbij de (gegroepeerde) beantwoording te betrek- ken van de schriftelijke vragen die in de periode tot eind augustus door bewoners en betrokkenen kunnen worden ingediend.

Werkwijze Onderzoekscommissie water en bodemdaling Groot Mijdrecht Noord De commissie is vrij in het bepalen van haar eigen werkwijze. De provincie Utrecht en het waterschap zullen alle medewerking verlenen voor het aan- leveren van materiaal en de overige informatie die voor het onderzoek nodig zijn en voor het geven van een toelichting daarop. De commissie kan zelfstandig aanvullende informatie verzamelen, wanneer blijkt dat het aangeleverde materiaal en de overige informatie niet volledig zijn. De commissie kan desgewenst voor specifieke vragen deskundigenadvies inwinnen.

De provincie Utrecht acht het van groot belang dat in het hele traject op zorgvuldige wijze met bewoners en andere belanghebbenden wordt gecommuniceerd. Enerzijds krijgt dit gestalte door de mogelijkheid voor bewoners en andere belanghebbenden om schriftelijke vragen te stellen aan de commissie. Anderzijds heeft de provincie Utrecht met de reflectie- groep van bewoners afgesproken dat de (concept-)bevindingen van de commissie aan alle bewoners zal worden gepresenteerd en het provinciebestuur pas daarna het rapport en de consequenties ervan zal bespreken.

De commissie levert uiterlijk 15 december 2007 haar rapport aan gedeputeerde staten van Utrecht aan.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 39 Hoogte vergoedingen commissieleden De vergoeding van de commissieleden wordt verder meegenomen in de komende wijzi- ging van de verordening rechtspositie gedeputeerden, staten en commissieleden provincie Utrecht 2007.

40 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Bijlage 2

Beantwoording van de vragen van bewoners/belanghebbenden Gedeputeerde Staten hebben in juli 2007 per rondschrijven en door publicaties in lokale en regionale pers bewoners, belanghebbende en betrokkenen uitgenodigd om vragen aan de Commissie te stellen. De Commissie heeft ruim 120 vragen ontvangen. Die zijn onder te verdelen in drie categorieën: 1. Vragen direct de opdracht van de Commissie betreffend; 2. Vragen zowel aan de Commissie alsook aan provincie en waterschap gericht; 3. Vragen die buiten de opdracht van de Commissie vallen.

Deze bijlage bevat vragen en antwoorden uit de eerste en tweede categorie en zijn gerang- schikt in de rubrieken: Problematiek, Bodemdaling, Kwel en wel, Waterkwaliteit, Water- berging, Kaderrichtlijn Water, Peilen en waterafvoer en Natuur.

In de linkermarge is de herkomst van de vraag en de beantwoordende instanties aange- geven. Voor de herkenbaarheid van de vragen van de Reflectiegroep is de oorspronkelijke nummering van de groep aangehouden. De vragen van andere bewoners/belangheb- benden zijn onder hun eigen naam opgevoerd. In de hoofdkolom zijn de gestelde vragen (soms verkort) weergegeven, gevolgd door het antwoord.

De bewoners/belanghebbenden hebben de geboden gelegenheid eveneens benut om vragen in te sturen die het mandaat van de Commissie overschrijden: de vragen uit ca- tegorie 3. Het betreffen dan vragen omtrent de besluitvorming, de ruimtelijke ordening, bouwtechnische problemen, de invloed van de verstelijking, bedrijfskundige vraagstukken in de landbouw en de kosten. Die vragen zijn door de Provincie in nauw overleg met het Hoogheemraadschap en Gemeente beantwoord. Op verzoek van de Commissie hebben deze overheden ingestemd met het gelijktijdig publiceren van deze antwoorden met het rapport van de Commissie. Deze antwoorden, waarvoor uitsluitend de genoemde overhe- den verantwoording dragen, zijn in een afzonderlijk document beschikbaar.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 41 Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

Problematiek 50 Op de website www.grootmiidrechtnoord.nl staat dat: “Naar aanleiding van geconstateerde Waterschap en provincie waterproblemen verkennen Provincie Utrecht, Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht, Gemeente De Ronde Venen en expertisenetwerk gebiedsontwikkeling Habiforum de toekomst van polder Groot Mijdrecht Noord.” Graag een opsomming van de waterproblemen, gerang- schikt op importantie. De twee belangrijkste waterproblemen zijn: 1. De bodem is instabiel (wellen). Dit wordt veroorzaakt door het grotendeels ontbreken van een kleilaag op 7 à 8m –NAP, door een dunne, zwakke, uit grotendeels veen be- staand deklaag en een groot waterstandsverschil met de omgeving. De bodem daalt (ook bij vasthouden van het huidige peil), de drooglegging wordt steeds kleiner en het gebied is steeds minder geschikt voor de functie landbouw. Peilverlaging om de functie landbouw te bedienen is vanwege de (dan groter wordende) instabiliteit van de bodem niet verantwoord. De veenlaag zal namelijk dunner worden door de bodemdaling en het hoogteverschil met de omgeving neemt toe. Op de lange termijn kan de toplaag plaatselijk verdwijnen en ontstaat drijfzand. Dit leidt tot hoge kosten om de situatie dan in de hand te houden. 2. De grote hoeveelheid bruin, brak en voedselrijk kwelwater uit de polder veroorzaakt waterkwaliteitsproblemen in de wijde omgeving. Naarmate de toplaag van de bodem verdwijnt wordt de bodemweerstand tegen het kwellende water kleiner en zal er meer water uitgeslagen moeten worden waardoor niet kan worden voldaan aan de minimum- eis van KRW die zegt dat de situatie niet mag verslechteren t.o.v. 2000. Verbetering van de waterkwaliteit in de omgeving wordt beperkt door de wegzijging van water en het aanvullen met kwelwater uit GM.

Als deze problemen reden zijn om plannen te ontwikkelen in het gebied, dan kan bekeken worden of andere problemen meegenomen kunnen worden. Hierbij valt met name regio- nale waterberging te nomen.

De huidige inrichting is niet duurzaam: in de wijde omgeving zijgt relatief schoon water weg naar de diepe polder GM. In deze polder komt het omhoog als bruin, brak en voedselrijk water. Dit kwelwater wordt dan weer (op enkele plaatsen eerst gedefosfateerd) gebruikt om in de wijde omgeving het ontstane watertekort aan te vullen. De bodemda- ling gaat ondertussen door en daardoor wordt ook de hoeveelheid water die rondgepompt wordt geleidelijk steeds groter.

38 Op de website van Habiforum staat dat: Waterschap en provincie “Uit een voorverkenning naar waterproblemen in De Ronde Venen bleek dat waterproble- men en mogelijke oplossingen zich concentreren in en om polder Groot Mijdrecht Noord, een gebied ter grootte van ca. 1000 hectare. Hier is sprake van een negatieve spiraal van steeds verergerende waterproblemen”. Graag een uiteenzetting van: a de waterproblemen in en om Groot Mijdrecht Noord + bron(nen); planologisch + gebruik + oorzaak(en) van deze waterproblemen? b de verergerende waterproblemen + bron(nen); planologisch + gebruik + oorzaak(en) van deze verergerende waterproblemen? Zie vraag 50

Mw. Verweij • wanneer is er de conclusie getrokken dat er sprake is van waterproblematiek in Groot Commissie in overleg met Mijdrecht Noord? provincie en waterschap • uit welk onderzoek(en) is dit gebleken? Door wie + wanneer is dit / zijn onderzoek(en) uitgevoerd? • wanneer is besluit tot aanpak van de geconcludeerde waterproblematiek genomen?

42 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

En, door wie is dit besluit genomen? • Al vanaf het ontstaan van de polder is bij de provincie bekend dat er sprake is van een waterproblematiek in Groot Mijdrecht en omstreken. In het eerste waterhuishoudings- plan van de provincie (1992) staan de problemen opgesomd. In de stroomgebiedvisie Amstelland (opgesteld door provincie en waterschap) van 2002 zijn de problemen nogmaals bevestigd en oplossingsrichtingen gegeven. In het streekplan en waterhuis- houdingsplan (beide 2004) is aangegeven dat de problemen zonodig met ruimtelijk maatregelen opgelost moeten worden. • Naar aanleiding van de stroomgebiedvisie Amstelland zijn in 2003 gezamenlijk onder- zoeken opgestart door provincie en waterschap om een actueel beeld te krijgen van de problematiek. Dit resulteerde in 2005 in de Voorverkenning Wateropgave De Ronde Venen. • Naar aanleiding van de Voorverkenning hebben de provincie en waterschap besloten verder onderzoek te doen en dit meer toe te spitsen op Groot Mijdrecht Noord. Dit resulteerde in de Verkenning waarin 6 strategieën zijn vergeleken die een onderbouwing moeten geven aan een meer concrete oplossing. De besluitvorming over de toekomst van de polder heeft nog niet plaatsgevonden en is voorzien in september 2008.

NB Alle technische waterrapporten zijn inmiddels op de website van Groot Mijdrecht Noord geplaatst (www.grootmijdrechtnoord.nl).

Bodemdaling

De heer Roeleveld 1. Zijn de methoden van bodemdalingmeting verschillend? Als dat het geval is geeft dat wel Commissie een juist beeld? 2. Wat is de stand van zaken m.b.t. de nieuwe grondsoortenkaart? Zijn de voorhanden gege- vens uit dit kaartenbestand in de studie meegenomen? 3. De bodemdalingverwachtingen van Habiforum, TNO en RWS spreken elkaar tegen. Welke verklaring is daarvoor? 1. Bodemdaling wordt bepaald door de bodemhoogte op twee verschillende momenten van elkaar af te trekken. Er zijn gegevens beschikbaar van rond 1960, rond 1980 en van 2004. De eerste twee betreffen waterpassingen, de laatst is met laseraltimetrie bepaald. De onnauwkeurigheid (per meetpunt) van waterpassingen is over het algemeen 10 cm, die van laseraltimetrie 5 cm. Voor de bodemdaling geldt daardoor per meetpunt een onnauwkeurigheid van 15 cm (is in de periode 1960-2004 3 mm/jr op een bodemdaling van 7 mm/jr). Door meerdere punten te middelen ontstaat een nauwkeuriger beeld. 2. De nieuwe grondsoortenkaart is recent in concept gereed gekomen (de commissie heeft deze recent ontvangen). Derhalve is de kaart niet in de studie meegenomen. De kaart verschilt in grote lijnen echter niet van wat al eerder bekend was, wel is er nu meer ruimtelijk detail. 3. In 1999 is t.b.v. WB21 een landelijke kaart gemaakt van de bodemdaling door RIZA (RWS): Impacts of climate change and land subsidence on the watersystems of the Net- herlands. 1999. Riza rapport 99.049. Deze kaart is gebaseerd op een theoretische bena- dering en niet op meetcijfers, zoals in het rapport van TNO dat wij hebben laten maken. Naar de kaart van RIZA wordt veelvuldig verwezen door anderen (bv. Habiforum).

18 a hoe zijn bodemdalinggegevens verzameld (o.a. meetwijze, meetpunten, data, bodemdiepte Commissie op alle tijdstippen dat er gemeten is)? Zie vorige vraag. (Bodemdiepte is niet van belang)

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 43 Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag de heer W. Sieger: Is urgentie van de strategie Plas ingegeven door de bodemdaling; in het Westelijk Veenweide- Commissie i.o.m. gebied is immers de bodemdaling sterker? Waterschap De bodem daalt steeds verder in de veengebieden, maar niet overal in hetzelfde tempo. Uit langjarige maaiveldmetingen blijkt dat, afhankelijk van o.a. de samenstelling van het veen en het peil-/grondwaterstandsbeheer, de veenweidegebieden in de orde van 0.8 tot 1.2 cm /jaar dalen. In de diepe polder Groot Mijdrecht varieert de gemiddelde maaivelddaling van 0.1 tot 1.3 cm/jaar.

Mw. Claudia van Holsteijn Het effect van de ingrepen op de bodemdaling? Commissie In de strategie De Venen zal de bodemdaling in het natuurontwikkelingsgebied afnemen door een verminderde drooglegging In de strategie Technieken zal, vermoedelijk in westelijk Groot Mijdrecht en oostelijk Eerste bedijking de bodemdaling toenemen. In de strategie Plas zal de bodemdaling in de omgeving van de plas vermoedelijk wat afnemen.

Kwel en wel

21 Hoe is de specifieke verhouding hoeveelheid kwelwater dat komt uit GMN en dat van GMZ? Commissie i.o.m. Waterschap 23,76 mln kuub/jr voor GMN =6,6 mm/etm 17,69 mln kuub/jr voor GMZ = 4,9 mm/etm Zie blz. 108 van het document “grondwater verkenning”

47 Is er eigenlijk wel op een verantwoorde wijze onderzocht waar het uitgemalen water uit Commissie i.o.m. Waterschap Groot Mijdrecht vandaan komt? Komt niet een heel groot deel ook uit GMZ? Zie antwoord op bovenstaande vraag 21, waarbij voor de uitslag van het gemaal ook de netto neerslag opgeteld moet worden (2,52 mln kuub/jr resp. 2,12 mln kuub/jr). Daarnaast komt er nog een hoeveelheid water uit het oostelijke deel van polder de Eerste bedijking: 1,12 mln kuub/jr, waarvan 0,51 kwel. Het totaal correspondeert met de gemeten hoeveelheid water waar dat het gemaal uitslaat.

66 Graag opgave in de stroompatronen en hoeveelheden van de bronnen van het water in de Commissie i.o.m. Waterschap polder. Voor de totale hoeveelheden van het water dat Groot Mijdrecht verlaat zie de voorgaande twee vragen De hoeveelheid kwelwater is zesmaal groter dan de neerslag. Voor de her- komst van het kwelwater zie figuur B2.1 (uit het rapport de Blauwe motor). Hier is te zien dat een groot deel van het water afkomstig is uit de veenweide gebieden ten noordoosten, oosten en zuidoosten van Groot Mijdrecht. Dit komt omdat ander droogmakerijen ten noordwesten tot zuidoosten van Groot Mijdrecht toevoer van water uit westelijke richting verhinderen.

65 Wellen zijn in het veld vaak moeilijk te zien, nog moeilijker is te zien of het grote of kleine Commissie i.o.m. wellen betreft. Het is daardoor ondoenlijk hiervan een kaart te maken. Het gebied waar de Waterschap wellen liggen is op tweeërlei wijze bepaald: 1. Daar waar wellen zijn is een veel kleinere seizoensfluctuatie in diepe grondwaterstanden dan gebruikelijk. 2. Wellen kunnen alleen daar voorkomen waar de opwaartse druk van het grondwater gro- ter is dan het gewicht van de deklaag. Van een aantal bodemprofielen is het gewicht van de bodem bepaald. De opwaartse druk van het grondwater volgt uit het grondwatermo- del en metingen van grondwaterstanden. Hierbij speelt een rol dat klei zwaarder is dan veen zodat de aanwezigheid van klei in de

44 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

deklaag wellen kan verhinderen. In het westen van Groot Mijdrecht is het aandeel klei in de deklaag veel groter dan in het oosten. Daar ontbreekt klei vaak. Zie Bijlage 1 in het rapport “grondwateronderzoek verkenning water Groot Mijdrecht Noord” (op de website www.grootmijdrechtnoord.nl) en figuur 4.3.1 in het rapport van de commissie.

22 Er wordt steeds gesproken over een elke 9 minuten een zwembad vol bruin brak water Hoe ver- Commissie houd zich dit procentueel tot een vergelijkbare polder? Zowel wat betreft kwaliteit als kwantiteit. Als lengte, breedte en diepte van het zwembad niet wordt aangegeven, is dit een slag in de lucht laat staan een maat voor een hoeveelheid water per tijdseenheid. In het rapport van de commissie (4.7) wordt aangegeven dat Groot Mijdrecht 5-6 maal zoveel water per ha uitslaat als andere droogmakerijen. Mede hierdoor worden ook grote hoeveelheden chloride, ammonium en fosfaat uitgeslagen op de boezem. Voor chloride geldt bovendien dat de concentratie in de polder vele malen groter is dan in andere droog- makerijen: 1150 tegenover 110 tot 520 (zie tabel 4.7.1)

7 Wordt de totale hoeveelheid kwel met de strategie ‘Plas’ wel minder, verplaatst de kwel zich Commissie naar omliggende polders? Zo ja: • naar welke polders, • in welke mate • welke gevolgen heeft dit voor gebruikers en bewoners van deze gronden. In strategie Plas neemt de grondwaterstijghoogte in de omgeving toe en daarmee poten- tieel de hoeveelheid kwel. De stijging treedt echter op in gebieden waar a) de weerstand voor waterstroming groter is b) de kleilaag is daar dikker zodat veel minder wellen optre- den.

12 Zal bij uitvoering van de strategie ‘Plas’ bestaande gebouwen elders in de polder Groot Commissie i.o.m waterschap Mijdrecht (Zuid) dienen te worden aangepast i.v.m. eventuele (water)overlast? en gemeente Zo ja, waaruit kan deze overlast bestaan? Kunnen kruipruimtes, kelders onder water komen te staan? Zoals hierboven aangegeven heeft aanleg van een plas potentieel gevolgen. De belangrijk- ste zijn: landbouwpercelen worden natter, water in kruipruimten/kelders, toename wellen. De effecten treden met name op vlak naast een plas; hoe verder weg, hoe minder de ge- volgen. Er zijn allerlei maatregelen denkbaar om genoemde gevolgen te voorkomen. Ten eerste door kwelsloten aan te leggen vlak buiten een plas. In diverse tot nu toe gemaakte berekeningen is dit toegepast. Ten tweede door voldoende afstand te houden tot kwetsbare gebieden. Ten derde door maatregelen aan de gebouwen (kelders waterdicht maken) of de landbouwpercelen (ophogen). Tot nu toe is het bovenstaande slechts globaal toegepast, bij nadere uitwerking moeten aan dit soort aspecten veel aandacht besteed worden.

35 Zal bij mogelijke verhoging van het peil in Groot Mijdrecht Noord sprake zijn van Commissie verplaatsing/uitbreiding van emissie naar/in omliggende gebieden? Ja, zie ook vraag 12. Aangezien de emissies voor een groot deel uit het (k)welwater komen betekent dit dat de emissies in omringende polders groter worden maar niet zo groot als het verminderen van de emissies in GMN.

Mw. Claudia van Holsteijn De veranderingen van kwel en waterkwaliteit in de omliggende polders? Commissie Zie ook vraag 12 van de reflectiegroep. Voor alle strategieën zijn de effecten op omlig- gende polders bepaald.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 45 Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

64 Wat is het gevolg voor de kweldruk als het waterpeil van de Vinkeveense plassen 15 cm Commissie verlaagd wordt? Op dit moment is dit niet aan te geven, aangezien hier nooit een berekening op heeft plaats gevonden. In elk geval geeft het een vermindering van de hoeveelheid kwel- en welwater in Groot Mijdrecht. De effecten zullen waarschijnlijk niet groot zijn omdat de weerstand voor waterstroming onder grote delen van de Vinkeveense groot is; de delen met lage weerstand (zandputten) liggen redelijk ver weg.

16 Er kan met partiele maatregelen ook al een verbetering van de waterkwaliteit tot stand Commissie worden gebracht., ruim voldoende om aan de KWR eisen te voldoen. Zijn de volgende opties gedegen onderzocht: a. het dichten van wellen b. partieel ophogen van de plaatsen waar veel kwel is c. het isoleren van wellen d. het dichten van het lek (zandzuigputten) in de bodem van de Vinkeveense plassen Het effect van het dichten van een enkele wel is te beredeneren: Door het dichten van de wel (bv. door klei op te brengen) neemt de waterdruk in de diepe zandlagen toe in een gebied rondom een wel. Hierdoor ontstaat een wel vlak naast de oude wel. Dit fenomeen is ook waargenomen. Grootschalig dichten van wellen vergt het grootschalig aanbrengen van klei (ordegrootte minstens 1 m dik). Het dichten van de zandzuigputten in de Vinkeveense plassen is onderzocht. Dit bleek niet veel op te leveren. Dit komt met name doordat deze op ca 1.5 km van de rand van Groot Mijdrecht afliggen, waardoor de invloed relatief klein is. Verder ontstaat een soort- gelijk effect als bij het dichten van wellen: als de putten zijn afgedicht neemt de waterdruk in de ondergrond af. Dit heeft weer tot gevolg dat in omliggende gebieden meer inzijging gaat plaats vinden.

46 Wat is het effect op de waterkwaliteit en -kwantiteit als staatsbosbeheer gronden gaat afgra- Waterschap i.o.m. ven aan de westzijde van Vinkeveen, de aanvraag ligt momenteel ter inspraak. Commissie Voor de waterkwantiteit gaan effecten optreden wanneer deze gronden worden afgegraven tot onder het grondwaterniveau. De plannen die ter inzage liggen zijn beperk in omvang (36ha) met dus beperkte effecten en betreffen alleen het verwijderen van de bovenste 30 cm met dus beperkte effecten. Op termijn gaan meer gronden afgegraven worden. De huidige plannen zijn met name bedoeld om de effecten te kunnen beoordelen.

67 Recentelijk is de dijk langs de Vinkeveense plassen verzwaard, is daarna gemeten wat het Waterschap effect hiervan is geweest met betrekking tot de kwel vanuit diezelfde plassen? Vermindering van de kwel was geen reden voor de verzwaring van de kade. Er is daarom niet gekeken of de kwel minder is geworden. Theoretisch gezien is de kwel vermindering (m.n. door het dichten van wellen) ook zo klein dat dit niet in de gemaalstaten terug te vinden is.

Wat zijn momenteel de jaarlijkse kosten voor het droog houden van Groot Mijdrecht Noord, 70 en hoeveel daarvan is het aandeel van afvoer water uit: Waterschap a. het stedelijk gebied (nieuwbouw + bedrijventerrein) b. omliggende polders (waaronder ook Groot Mijdrecht Zuid) c. Hoe verandert dit als eventueel de optie Plas gekozen wordt? d. Met hoeveel nemen de bemalingkosten toe in andere polders omdat het water dan niet meer via GMN afgevoerd kan worden? De kosten van de elektriciteit van het gemaal bedragen ca. 70.000 euro per jaar a. Deze vraag is op dit moment niet te beantwoorden: het grondwatermodel geeft op dit moment geen uitvoer van de cumulatieve hoeveelheid water uit bebouwd gebied. b. Zie het antwoord op vraag 21 en 47

46 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

c. Zie het antwoord op vraag 7 d. De bemalingskosten voor elektriciteit zullen voor andere polders niet toenemen. Wel kan een investering nodig zijn voor de bouw van een gemaal elders.

29 In de Polder de Noordplas is gebleken dat een zeer beperk.1: deel van de oppervlakte ruim Waterschap 2% leidt tot 80% van de verontreiniging en het kwelwater. Daarom worden er momenteel proeven gedaan om de wellen te dichten. Het is verstandig om deze resultaten af te wachten en te kijken of ze ook hier toepasbaar zijn. In polder Groot Mijdrecht gaat het niet om een beperkt deel van het oppervlak waar zich de wellen bevinden, maar om vrijwel de gehele polder. Zoals hierboven betoogd heeft het weinig zin de wellen proberen te dichten.

De heer A.M. van Leeuwen Groot Mijdrecht Zuid is nu al kwelgevoelig. Krijgt Groot Mijdrecht Zuid niet meer last als Commissie i.o.m. waterschap GMN wordt uit gevoerd? Met de “Strategie plas” wordt GMZ kwelgevoeliger. Zie ook vraag 12. Hierbij moet nog worden opgemerkt dat door uitvoering van Marickenland de hoeveelheid (k)welwater in GMZ verkleind wordt t.o.v. de huidige situatie.

14 Als de kwel (grondwaterstand) in aangrenzende gebieden aanzienlijk toeneemt moeten dan Commissie niet voor de juist meest kwetsbare gebieden (lees agrarische en stedelijke) aanvullende be- rekeningen worden uitgevoerd waarbij tijdsindicaties worden aangegeven waarbinnen deze processen zich voltrekken. Deze berekeningen zijn gemaakt. De effecten op de kwel en grondwaterstand treden zeer snel op ordegrootte dagen/weken na het uitvoeren van maatregelen. de heer W. Sieger Wat is de invloed van de geplande zandwinput in GMN voor het ophogen van 250 danwel W Commissie 395 ha aan de oostkant? Met hoeveel zal de hoeveelheid kwelwater toenemen? Het is de vraag of zo’n zandwinput een goed idee is. In ieder geval moeten de gevolgen in de vervolgfase nauwkeurig in beeld worden gebracht.

Waterkwaliteit

De heer Roeleveld Op welke locatie en tijdstippen wordt de waterkwaliteit gemeten? Waterschap Het waterschap meet de waterkwaliteit op een aantal manieren. In het vaste meetnet liggen punten die ieder jaar, meestal iedere maand, bemonsterd worden. Zo is er een mee- treeks bij het gemaal. Voor het watergebiedsplan is drie jaar gedetailleerder gemeten (zie figuur 4.7.1 in hoofdtekst). Rond Waverhoek loopt een meerjarenmeetprogramma voor het vastleggen van de nulsitu- atie en de evaluatie van het inrichtingsproject.

60 Wat is de huidige chemische en ecologische toestand van het water in Groot Mijdrecht Noord? Waterschap De beoordeling van de ecologische toestand is gebaseerd op monitoring 2006. Op de maatlatten voor kunstmatige wateren scoort de ecologie ‘ontoereikend’; macrofauna is de scorebepalende groep (zie figuur B2.2 achteraan deze bijlage). Voor de beoordeling van chemische toestand wordt verwezen naar figuur 2.3 achteraan deze bijlage. In deze figuur is een het langjarig gemiddelden voor chloride, fosfaat en am- monium. Figuur 4 achteraan deze bijlage geeft een vergelijking met de andere droogmake- rijen. Opvallend is de hoge vracht ammonium uit de polder; deze heeft een zuurstofvraag op de boezem tot gevolg. De concentratie P is relatief laag door continue bijmenging met kwelwater; de vracht is evenwel hoog in vergelijking met andere polders. Het water is brak, de zoutvracht is hoog. Daardoor is er een nadelige invloed op omliggende polders

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 47 Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

die water inlaten vanuit de boezem. De negatieve invloed van GM heeft (behalve ook op de eerder genoemde zuurstofvraag op de boezem) betrekking op het hoge chloridege- halte. De grote wisselingen in het zoutgehalte van omliggende polders heeft een negatieve invloed op de water-ecologie in deze polders. De bruine kleur van het GM-water is gerelateerd aan humus en ijzer en niet aan door inworp van stoffen als gevolg van menselijke activiteiten.

36 Heeft er na 2000 achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van het water in Commissie Groot Mijdrecht Noord plaats gevonden? Er is geen significante achteruitgang waargenomen. De variatie in de P-concentratie over de periode 2001-2007, kan worden toegeschreven aan de droge en natte jaren is deze periode. In figuur B2.4 achteraan deze bijlage is het verloop van NH4 en P vanaf 1963 weergegeven. De concentratie ammonium is blijkbaar wat verminderd. De ecologie is alleen in 2006 gemonitord, ook hier geen significante afwijking.

18 b Wat zijn de feiten waaruit de genoemde “steeds meer vervuilde” waterkwaliteit blijkt (vol- Commissie gens belanghebbenden uit het gebied is de waterkwaliteit de laatste decennia juist toegeno- men) ZIE VRAAG 11 c welke feiten zijn er over de bron van genoemde “steeds meer vervuilde” waterkwaliteit (welke functies(?) zijn verantwoordelijk voor de toename? Bijv. Landbouw? Industrie? Wonen? Wegen?) 6/7 van het water uit de polder Groot Mijdrecht is grotendeels oud grondwater dat in de polder opkwelt. Dit water heeft van nature een samenstelling die bij lozing op de boezem de waterkwaliteit nadelig beïnvloed. Daarom kan niet gesproken worden van vervuiling. Dat woord is van toepassing bij nadelige beïnvloeding van de waterkwaliteit door het inbrengen van stoffen als gevolg van menselijke activiteiten.

De heer T. Treur Er zijn veel kikkers ten oosten van de Hoofdweg, die door de reigers worden opgevreten en Commissie ook de ijsvogel komt hier voor. Is het water dan echt zo slecht? De waterkwaliteit in de polder wordt grotendeels bepaald door het opkwellende oude grondwater dat fosfaat, ammonium en chloride bevat. De eerste twee stoffen leiden in de zomer tot eutrofiering en zuurstof loosheid in de boezem. Tezamen met de hoge chlo- rideconcentraties in droge zomers (als de verdunning door neerslag gering is) levert dit water als het in de omliggende polders wordt ingelaten, problemen op. Het opkwellende grondwater neemt ook veendeeltjes mee vandaar de bruine kleur van het water. Dit doet inderdaad afbreuk aan de menselijke beleving van het water in de polder en op de boe- zem. Kikkers en ijsvogels laten zich blijkbaar niet afschrikken.

11 Is de waterkwaliteit in Groot-Mijdrecht Noord na 2000 verbeterd, verslechterd of constant Commissie gebleven? Wanneer en hoe is er voor het laatst gemeten? Zie de beantwoording op bovenstaande vragen.

20 Zit er verschil in de water kwaliteit tussen Groot Mijdrecht noord en zuid? Commissie Figuur 4.7.1 in de hoofdtekst toont langjarig gemiddelde waarden voor een aantal para­ meters. Meetpunt PGM001 (gemaal) komt zeer overeen met het water vanuit GMZ (PGM012, brug over de Hoofdtocht bij de Cliffordweg). De bemonstering in het kader van het watergebiedsplan was gericht op de bijdrage vanuit een aantal gebieden (Vinke- veen, Wilnis, Bedrijventerrein, Brandweer, Poeltje, Veldwegsloot). De meetpunten met verzamelwater, bij het gemaal en in de hoofdtocht halverwege de polder, tonen een hogere chlorideconcentratie. Dit is te verklaren door de bijdrage van water uit de centrale delen van de polder die brakker zijn dan het verzamelwater. Het water bij het gemaal is dus een mengsel van zoeter water van de randgebieden en brakker water van de centrale delen.

48 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

44 Wordt het versneld afgevoerde (regen)water vanuit het stedelijk gebied, afdoende gezuiverd Commissie i.o.m. Waterschap alvorens het versneld wordt afgevoerd naar het landelijk gebied Zuivering van het regenwater vanuit het stedelijk gebied vindt niet plaats voordat het wordt geloosd op het oppervlaktewater. De lozingen uit het verstedelijkte gebied met in begrip van het industrieterrein zijn aan algemene regels of vergunningen gebonden. De omvang van de lozingen is in de afgelopen jaren teruggedrongen.

32 Wat is de oorzaak van emissies in grond- en oppervlaktewater in Groot Mijdrecht Noord Waterschap (verkeer, woning, industrie landbouw etc.) Verreweg de grootste bijdrage aan natuurlijke, niet-milieuvreemde stoffen in de polder komt uit de kwel. De hoeveelheid kwelwater is zesmaal groter dan de neerslag. Het aan- deel aan P en N uit het kwelwater gaat de bijdrage uit de landbouw aanzienlijk te boven.

58 Is de mens verantwoordelijk voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Commissie Groot Mijdrecht Noord? Zo ja, in welke mate? Sinds 1000 hebben de bewoners van ons land massief in de natuurlijke ontwikkelingen in- gegrepen. Eerst door het verwijderen van de ooibossen, vervolgens door het systematisch ontwateren en afwateren van de veen- en kleigebieden om landbouw mogelijk te maken. Het gevolg is een onomkeerbare bodemdaling die pas tot stilstand komt als de mens zich terugtrekt. Dat is niet gebeurd. In tegendeel de bewoners hebben die bodemdaling aan- zienlijk bevorderd door het afgraven van veen om als brandstof te dienen. Vele historici schrijven de economische ontwikkeling van ons land in sterke mate toe aan de toepassing van veen als relatief goedkope brandstof. Dit vervenen heeft zich zelfs onder de waterspie- gel voort gezet. Het resultaat is uitgestrekte watervlakten die ook geen belastingopbrengs- ten voortbrachten. In tegendeel het nog resterende land door toenemende golfslag op de ontstane meren bedreigden. Daarom (en de teruglopende belastingopbrengsten) hebben de gewestelijke overheden het vervenen aan banden gelegd en bepaald dat verveende gebieden moesten worden drooggelegd. De discussie van nu in Groot Mijdrecht heeft dus een lange voorgeschiedenis. Ze valt terug te voeren tot de ingrepen die omstreeks 1000 zijn begonnen. Intussen hebben zich vele belangen gevestigd en willen ook continuïteit in de toekomst. Hier wringt de schoen. Bij de aangedragen oplossingen doemen zich vele tegenstrijdige belangen op. De verantwoordelijke overheden zullen een verantwoorde keus moeten maken.

De heer T. Treur Is niet meer onderzoek naar de waterafvoer (hoeveelheid en kwaliteit) uit de nieuwbouwwij- Commissie ken nodig? Bij het ontwerp van de nieuwbouwwijken wordt rekening gehouden met de toenemende hoeveelheid water uit de wijk door verharding van het maaiveld. Die hoeveelheid moet gecompenseerd worden, liefst door extra berging ter plaatse of anders in de nabijheid. Wat betreft de waterkwaliteit verdient het aanbeveling dat gemeente in nieuwbouwwijken het verbeterde gescheiden rioolstelsel toegepast. Het huishoudelijke en industrieel afvalwater dat naar de zuiveringsinstallatie wordt gevoerd, wordt gescheiden zijn van de neerslag. De neerslag gaat direct naar het oppervlaktewater met uitzondering van de eerste hoeveelheid die op de straat valt en sterk verontreinigd is. Dit deel wordt door een speciale constructie in de riolering naar de zuiveringsinstallatie gevoerd.

17 Hoe komt men tot de veronderstelling dat de waterkwaliteit beter wordt als je er water op zet. Commissie i.o.m. Waterschap Kan dit onderbouwd worden? Slecht water zal altijd mengen met goed water. De waterkwaliteit van een eventuele plas is benaderd met het concept van ‘kritische P- belasting’. Dit concept (bijvoorbeeld Wagenings proefschrift Jan Janse, 2005) is vandaag de dag algemeen gebruikt om de status van helderheid of troebelheid in een meer te verklaren.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 49 Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

Het naastgelegen Botshol veranderde in de afgelopen 20 jaar een aantal keer van helder naar troebel. Dit is uitvoerig onderzocht (Wagenings proefschrift Winnie Rip, 2007). De veranderingen lopen parallel met het variëren van de belasting rond een kritische waarde van 1 mgP/m2_water/dag. Inmiddels zijn er analyses van de belasting en de staat van troe- belheid van alle meren in het beheersgebied van AGV en denken we te kunnen zeggen dat als de belasting van een nieuw te ontwerpen meer onder de 1 mgP/m2/dag ligt, het risico van troebelheid (algendominantie) laag is. Om de belasting van een eventueel toekomstig meer te bepalen is een waterbalans gemaakt.(kaartje: Figuur B2.5 achteraan deze bijlage). Het meer wordt gevoed met: • neerslag • kwel in het meer; er zijn berekeningen gemaakt met een grondwatermodel om de bruto kwel (in noorden en oosten) en bruto wegzijging (in westen en zuiden) te bepalen bij verschillende slootpeilen. Hoe hoger het peil, hoe minder kwel. • kwelwater uit GMZ; voor de berekening van belasting wordt uitgegaan van defosfate- ring van dit water • wateroverschot van de Vinkeveense Plassen (alleen in natte perioden) • bij waterbehoefte eventueel kwelwater uit Wilnis-Veldzijde • er zijn mogelijkheden het meer via de defosfatering te vullen met water uit Demmerik en Groot-Wilnis-Vinkeveen, de niet-verveende polders uit de ring van de Ronde Venen Het meer verliest water door: • verdamping • wegzijging uit het meer • Botshol op peil te houden • de Vinkeveense Plassen op peil te houden

Het peil in het meer kan flink fluctueren. Uitgangspunt is een peilvariatie van één of -an derhalve meter rond een evenwichtspeil – het peil dat zich instelt als niet gepompt wordt en niet ingelaten. Overigens verdient het aanbeveling om het peil kunstmatig hoger te houden dan dit evenwichtspeil. Hierdoor verlaagt de (relatief voedselrijke) kwel en ver- hoogt de wegzijging. Het hierdoor noodzakelijke inlaatwater kan gedefosfateerd worden (de bij lager peil optredende kwel is diffuus en kan niet gedefosfateerd worden. De inkomende waterbalanstermen zijn vermenigvuldigd met veronderstelde fosfaatcon- centraties. Daarbij wordt onzekerheid beschouwd door te rekenen met een redelijke schat- ting en met een maximale schatting. Punt van aandacht bij het vormen van een plas is de huidige toplaag. Bij inrichting moet er voor worden gezorgd dat deze verwijderd wordt, ofwel bedekt. Daarbij moet rekening gehouden worden met de invloed hiervan op de hoeveelheid kwel (welke weerstand houdt de deklaag op welke plaats) en op de kwaliteit van het kwelwater. De plas kan zo worden ontworpen dat de Pbelasting onder de 1 mgP/m2/d ligt.

57 Wat zal de waterkwaliteit zijn van de polder als hij onder water komt te staan? Commissie Uit de samenvatting van de MER inzake Marickenland ( Groot Mijdrecht Zuid) haal ik de volgende passage: “Zo laten bepaalde vormen van recreatie zich beter combineren met natuur dan andere. Met het oog op een duurzaam watersysteem is het ontwikkelen van een waterrijke zone met plassen en brede sloten niet wenselijk vanwege de kwel. De waterkwali- teit zou ook forse beperkingen op het recreatieve gebruik hebben.” Een recreatieplas in GMN zou ook het bezwaar van meer kwel en slecht water kunnen ople- veren. Dat is een groot risico dat niet echt te voorspellen valt. Graag een uiteenzetting over hoe zeker of onzeker de toekomstige waterkwaliteit bij de Optie Plas is. Dat is sterk afhankelijk van de inrichting en het gebruik van de plas. Dit zijn zaken die in een eventuele vervolgfase nader moeten worden bestudeerd. Zie verder het antwoord op vraag 17.

50 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

69 Wat is de kwaliteit van het water bij keuze van de strategie ‘Plas’. Zal de ‘Plas’ van dezelfde Commissie kwaliteit als de Vinkeveense Plassen zijn? Zal het water van de ‘Plas’ net zo helder als de Vin- keveense Plassen zijn? Zie antwoord op vraag 17 en 57

55 Zijn de natuurlijke chemische stoffen, die in het kwelwater aanwezig zijn, beïnvloedbaar / te Commissie reduceren? Hoe? Het kwelwater uit de diepe ondergrond, dat de grootste bijdrage levert aan de waterbalans, is met betrekking tot de waterkwaliteit niet te beïnvloeden. Uit de Vinkeveense plassen is ook een deel van het kwelwater afkomstig. Voor dat deel bepalen die plassen de waterkwa- liteit van dat kwelwater. Hoe de onderlinge verhouding is, weet de Commissie niet.

59 Kunnen reducerende emissiemaatregelen niet-kosteneffectief zijn door de natuurlijke achter- Commissie grondgehalten? Het beïnvloeden van de natuurlijke achtergrondgehalten is alleen mogelijk door technie- ken, die fosfaat, ammonium en chloride kunnen verwijderen. Voor het verwijderen van elk van deze stoffen zijn technieken voorhanden. Inzet van membraantechnologie kan deze stoffen gelijktijdig uit het (kwel)water verwijderen.

73 a. Voor welke gebieden zijn de nadelen als er water in de Amstel gepompt wordt en hoe Commissie i.o.m. Waterschap zwaar zijn die nadelen? b. Kunnen deze nadelen met technieken bij de inlaatplekken niet veel goedkoper en simpeler worden opgelost? Het doet zich naar verluidt niet zo vaak voor (alleen in tijden van grote droogte als men het water uit GMN ineens wel weer wil hebben.) a Figuur 4 van de Verkenning Water Groot Mijdrecht Noord geeft een indruk van de verspreiding van het Groot-Mijdrecht water in 2003. Dit was een extreem droog jaar. Ook in minder droge jaren komt het GMN-water tot aan de Oudhuizersluis, de inlaat van de Vinkeveenboezem aan de zuidrand van het AGV-gebied (in de Heinoomsvaart bij de splitsing met de Geer, zie Figuur 2.5 achteraan deze bijlage. Alle gebieden die water inlaten uit de Waver, Amstel, Kromme Mijdrecht en Heinoomsvaart staan bloot aan beïnvloeding door GMN-water. In 2003 werd veel water uit de boezem in de omlig- gende polder ingelaten daardoor kwam het GMN-water in noordelijk richting zelfs niet in Ouderkerk a/d Amstel. In wat nattere jaren wordt minder water uit de boezem (en dus GM-water) ingelaten en stroomt meer water naar het noorden af. Dan ondervinden de noordelijke polders de nadelige invloed van het ingelaten GM-water, bijvoorbeeld de Middelpolder en de Duivendrechtse Polder. b De nadelige invloed van het GM-water bij de inlaten kan enigszins worden beperkt door het verminderen van de hoeveelheid boezemwater dat wordt ingelaten, b.v. door het sluiten van de permanent openstaande inlaten. Ook met de strategieën ‘Technieken’ en ‘Plas’ zal de kwaliteit van het inlaatwater verbeteren.

15 Water uit GMN (na defosfateringsbehandeling) wordt nu ingelaten in Botshol. Dit vergt een Commissie i.o.m. Waterschap hoge kwaliteit water. Als dit mogelijk is waarom kan het dan na behandeling (zelfs ook een onsje minder) nu niet meer in de Amstel? Het negatieve effect op omliggende polders is vooral de variatie in zoutgehalte over de sei- zoenen (zie ook antwoord op vraag 60 en antwoord op vraag van de heer Treur). Botshol heeft zoveel verlies door wegzijging van water waardoor permanent gedefosfateerd water moeten worden toegevoerd. Dit water bevat een hoog zout gehalte; de ecologie stelt zich hierop in en wordt waardevol gevonden. Defosfatering bij andere inlaten langs de Amstel heeft geen zin. Hier is de sterke variatie in chloride het probleem.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 51 Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

40 Als Groot Mijdrecht Noord niet meer leeggemalen wordt, zal het water van groot Mijdrecht Commissie Zuid toch ergens heen moeten. Er wordt in de voorverkenning gesproken over oppompen en inlaten in Groot Mijdrecht Noord, na zuivering. Als dit kan, kan het water van heel Groot Mijdrecht zuiveren toch ook? In een volgende fase van de besluitvorming dient inderdaad worden bezien of het grond- water van Groot Mijdrecht Zuid ook in het zuiveringsconcept kan worden betrokken.

42 Er wordt ook gezegd dat het zout en chloride gehalte niet een echt probleem is, maar vooral Commissie de schommelingen in de samenstelling van het water. Kan dat niet met technieken worden gereguleerd? zie antwoord op eerder gestelde vragen.

43 Waarom wordt er niet verder gezocht naar oplossingen als grootschalig zuiveren, waar b.v. Commissie TNO mee bezig is (zeewater tot drinkwater). Ook Witteveen en Bos is bezig met grootscha- lig zuiveren in het Westland. (van afvalwater tot schoon water voor planten) Dit biedt op termijn misschien wel mogelijkheden. De Bethunepolder (een kwelpolder) bevindt zich net noordoostelijk van de gemeente Maars- sen en ligt aan de noordzijde tegen de Loosdrechtse Plassen. (5e plas) aan. Deze 535 hec- tare grote polder is het meest unieke drinkwaterwingebied ter wereld. Nergens anders welt namelijk zoveel grondwater op als hier, namelijk 22 miljoen kubieke meter water per jaar, dat is ruwweg 700 liter per seconde. Dit water wordt door het waterleidingbedrijf van de ge- meente Amsterdam gebruikt voor de productie van het drinkwater voor de stad Amsterdam en zorgt voor ruwweg een derde van de totale behoefte van de hoofdstad. De polder ligt 2,75 meter beneden het peil van de omringende polders en de aangrenzende Maarsseveense- en Loosdrechtse Plassen. Zonder bemaling zou het waterpeil iedere dag met zo’n anderhalve centimeter stijgen. Het zuurstofarme water is van uitmuntende kwaliteit hoewel het aan de oppervlakte bruin is (door ijzer) en er een olielaagje op drijft. Deze bestanddelen worden er echter op simpele wijze uitgefilterd en het uiteindelijke drinkwater is dan ook een van de beste uit zijn soort. Hetzelfde water wordt ook door frisdrankfabrikanten verkocht. a Waarin verschilt de waterkwaliteit van GMN met die van de Bethunepolder? b Waarom wordt er echt onderzocht of het water uit Groot Mijdrecht Noord ook kansen voor bijvoorbeeld drinkwatervoorziening of industriële toepassingen? a. Het grondwater dat in Groot Mijdrecht opkwelt is helaas brak, het kwelwater uit de Bethunewater is zoet. b. In de strategie ‘Technieken’ wordt een deel van het gewonnen grondwater ontzilt.

De familie W.P. de Jong Krijgen we overlast van muggen? Commissie Dat is moeilijk te beantwoorden. In het gebied bestaat al overlast door muggen. De kans op toename van muggen is bij de ontwikkeling van een moeras groter dan bij een plas.

4 Waarom wordt er dan zoveel belang gehecht aan oplossingen die het water gaan mengen en Commissie i.om. Provincie en zo weinig aan oplossingen die het gaan behandelen, waar zeker ook mogelijkheden en zelfs Waterschap kansen in liggen. Dezelfde vraag voor een andere manier of plaats van afvoeren Zie antwoord eerdere vragen, samenvattend: 1) ontzilten is zo kostbaar dat het alleen samen kan met drinkwatergebruik, 2) de primaire reden voor een ingreep is de steeds knellender verkleining van de drooglegging.

72 Er wordt verwezen aan vervuiling van het water van GMN naar omliggende polders. Commissie i.o.m. Waterschap Volgens ingewijden is dit slechts een keer voorgekomen met de zeer droge zomer van (2003?) toen is de stroomrichting van de Amstel voor het “eerst in de geschiedenis” werd, omgedraaid

52 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

met nadelige gevolgen voor bepaalde gebieden. Toen zijn er waterplanten afgestorven. Nergens heb ik gelezen hoe snel deze weer zijn hersteld. De natuur biedt veel meer veerkracht dan dat in deze verkenning wordt geschetst. Hoe vaak is dit werkelijk gebeurd de afgelopen 25 jaar? Waarom is in dit verband de oplossing van de onderwatersluis niet verder onderzocht? De onderwatersluis in een oplossing die ooit door Maarten Ouboter als eens genoemd is omdat die al eerder toegepast is. Simpel gezegd komt het erop neer dat boten ongehinderd kunnen passeren maar het water niet zomaar door kan stromen waardoor waterstromen veel beter te geleiden zijn. Zie ook beantwoording vraag 73. Ook in minder extreme jaren komt ongeveer dezelfde hoeveelheid brak water op de boezem. Bij minder inlaat in de polders (want minder extreem jaar) verspreidt het water zich verder naar het noorden, waar het daar invloed heeft op polders met een doorspoel- regime. De ‘onderwatersluis’ is een kunstwerk in de boezem, door het waterschap aangeduid als schoonwaterkering, dat voorkomt dat het water van de Amstel naar de zuidrand trekt. Het is een soort sluis, alleen is er over deze sluis geen peilverschil, meer te beschouwen zoals tochtdeuren werken in grote gebouwen: Van twee opeenvolgende deuren is er altijd één gesloten om het instromen van koude of warme buitenlucht te voorkomen. De onderwatersluis, of schoonwaterkering staat nog steeds op het programma om verder ontworpen en gebouwd te worden. De schoonwaterkering zal een deel van de boezem kunnen vrijwaren van Groot-Mijdrechtwater, maar dit zal zich dan naar elders versprei- den en daar invloed hebben.

Waterberging

48 Waar komt al dat vermeende piekwater vandaan en voor wie is het een probleem? Het lan- Commissie delijk gebied is prima in staat om het hemelwater op te vangen, Het “piekwater” is regenwater dat in alle delen van de polder valt en niet in de bodem wordt opgenomen. Door de verharding voeren de stedelijke delen van de polder dit water sneller af naar de poldersloten dan de landelijke delen. Als de capaciteit van de polderslo- ten en het gemaal die aanvoer tijdelijk niet aan kunnen, hebben de belangen op de laagste plekken in de polder een probleem.

18 Wat is de herkomst van het water dat bij overvloedige regenval niet meer kan worden weg- Commissie i.om. Waterschap gepompt (uit welke polder(s), welk percentage water komt uit het landelijk gebied?, welk percentage water komt uit het stedelijk gebied?) De afstroming van overvloedige regenval is uit verstedelijkte gebieden gaat sneller door de verdichting van de oppervlakken waardoor geen water meer in de bodem kan indringen. In landelijke arealen gaat de afstroming daarom trager en remt de afstroming af. Welke percentages uit het landelijk gebied en stedelijk gebied komt en uit welke polder, vergt een gedetailleerde studie.

44 Wat zijn de hydraulische knelpunten in de nabijheid van Groot Mijdrecht Noord Waterschap Er is één hydraulisch knelpunt. Waar de Proosdijerdwarstocht de hoofdtocht in gaat zit nu een gestreken stuw. Deze doorgang is te smal. In het watergebiedsplan zijn maatregelen opgenomen: de stuw wordt verwijderd en een te krappe duiker wordt vergroot.

De heer A.M. van Leeuwen De waterberging wordt door de plannen verkleind. Welke mogelijkheden zijn er om later Commissie i.o.m. waterschap Groot Mijdrecht Zuid niet op te geven? Problemen met waterberging in de bebouwde gebieden in Groot Mijdrecht Zuid zijn te

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 53 Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

voorkomen door de hoeveelheid berging en de gemaalcapaciteit in toekomstige water- gebiedsplannen steeds aan te passen aan de meest waarschijnlijke klimaatscenario’s. Het watergebiedsplan en de maatregelen in Marickenland geven daar op basis van de inzichten op dit moment een invulling aan.

45 Wat gebeurt er als tijdens langdurige regen met veel neerslag b.v.200 mm per dag zoals juli Commissie i.o.m. waterschap ‘07 met de bebouwde gedeeltes in de polder als de polder gehalveerd is, is hier dan nog genoeg buffer voor? Ik noem dan Vinkeveen -Westerheul, WiInis-Veenzijde, de industrieterreinen van Mijdrecht en Vinkeveen en de toekomstige uitbreidingen Marickenzijde en Westerheul. Ik schat dit op ca. 280 ha. Dergelijke extreme situaties zullen ook in de toekomst leiden tot tijdelijke wateroverlast, omdat het watersysteem volgens landelijke afspraken (referentienormen uit het vervolg Nationaal Bestuursakkoord Water) op minder extreme situaties ingericht wordt. De bebouwde gebieden zullen wel profiteren van een vergroting van de totale berging in de polder, omdat zij daardoor relatief meer gemaalcapaciteit kunnen gebruiken.

63 Waarom wordt Waverhoek niet ingezet als bijdrage aan de waterbergingsproblematiek Commissie i.o.m. waterschap Waverhoek zorgt voor een vermindering van de waterbergingsproblematiek, omdat hemelwater dat in Waverhoek valt wordt vastgehouden en vertraagd wordt afgevoerd naar het watersysteem in de polder.

19 Hoeveel water denkt men bij extreme regenval boven op het water van de strategie ‘Plas’ te Waterschap kunnen zetten/bergen in geval van overvloedige regenval. S.v.p. een getal in cm. Dit moet nader uitgewerkt worden in een eventuele planstudie. In de verkenning is uitgegaan van een fluctuatie van het waterpeil met 100 cm (tussen NAP -4 m en NAP -3 m). Welk deel daarvan voor seizoens-, piek- of calamiteitenberging gebruikt wordt, moet nader uitgewerkt worden in de planstudie.

25 Is er ooit serieus onderzoek gedaan naar vrijwillige medewerking aan calamiteitenopvang? Waterschap en provincie In de polder Groot Mijdrecht is bij het huidige landgebruik calamiteitenberging geen aan- trekkelijke optie (schade weegt niet op tegen te voorkomen schade elders). Daarom is een onderzoek naar vrijwillige medewerking in deze polder niet relevant. de heer W. Sieger Wat is de urgentie van strategie Plas voor calamiteitenberging i.r.m. de Ronde Hoep? waterschap De aanleiding voor de verkenning GMN is de situatie van de instabiele bodem en de Commissie i.om. waterschap problemen die voortkomen uit de grote hoeveelheid brakke en voedselrijke kwel. Water- berging, waaronder calamiteitenberging, is geen aanleiding maar een kans die ontstaat in strategie Plas. Bij het huidige landgebruik is de Ronde Hoep de aantrekkelijkste locatie voor calamiteitenberging, daarom loopt daar een uitgebreide studie (pilot) onder regie van de provincie Noord-Holland.

39 De Ronde Hoep is al eerder als calamiteitenberging aangewezen, is deze locatie niet veel Commissie i.o.m. waterschap logischer? Daar hoeven niet vele boerderijen en woningen te verdwijnen, is er geen sprak van onteigeningen en kan het in het midden van de polder gebeuren. Men spreekt ook over slechts eens per 50 tot 100 jaar! Klopt, dat is de reden dat de pilot daar loopt. Het is aantrekkelijk om maatschappelijk ingrijpende maatregelen zoveel mogelijk te concentreren in één gebied. Dit is alleen mogelijk als provinciale staten besluiten dat strategie Plas nader uitgewerkt gaat worden in een planstudie.

Is het juist dat als die maatregel uitgevoerd is er geen noodzaak voor calamiteitenberging in GMN is?

54 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

Dat is juist, er is geen noodzaak meer aanwezig als de maatregelen in de Ronde Hoep uitgevoerd zijn. Voorlopig is dat besluit echter nog niet genomen. In de planstudie naar strategie Plas verdient het in dat geval nog steeds aanbeveling om te onderzoeken of bij inzet als calamiteitenberging van de plas de maatschappelijke en financiële schade minder is dan bij de Ronde Hoep.

Kaderrichtlijn Water

1 Wat is de urgentie qua regelgeving? Commissie i.o.m. Provincie In de toelichting van de decembernota KRW/WB21 2005 (ministerie van Verkeer en Water- en Waterschap staat) staat het volgende: “Het Ilperveld De waterbeheerder wilde miljoenen investeren in de verbetering van de waterkwaliteit van het gebied. Uit een studie bleek dat de emissies niet de belangrijkste bron van de hoge con- centraties nutriënten waren; de belangrijkste bron was kwel. Omdat dit een gevolg van een onomkeerbare morfologische verandering is, staat de KRW toe het ambitieniveau hierop aan te passen.” Waarom gaan het waterschap en provincie hier tot op heden volledig aan voorbij? De kwaliteit van het door Groot Mijdrecht uitgeslagen water en de effecten daarvan op de gebieden in de wijde omgeving die dit water gebruiken vereist in het kader van de KRW bijzondere aandacht. De fundamentele oorzaak van het probleem is de diepe ligging van de polder en geringe weerstand van de bodem waardoor voedselrijk grondwater met een hoog chloride gehalte in de polder Groot Mijdrecht opkwelt.

De KRW biedt waterbeheerders de mogelijkheid om op grond van onomkeerbare mor- fologische veranderingen en ongewenste compenserende maatregelen die teveel schade aan functies, milieu of cultuurhistorie veroorzaken, doelstellingen voor bepaalde wateren te verlagen (“vrijwaren” zoals het in enige vragen genoemd wordt). De diepe ligging en geringe weerstand van de bodem in Groot Mijdrecht zijn zulke morfologische veranderin- gen.

De doelen worden als volgt bepaald: voor het watertype “sloten en kanalen” zijn refe- rentie-doelstellingen geformuleerd. Vervolgens wordt per waterlichaam bepaald wat de einddoeling in 2027 dient te zijn. Hierbij kan rekening worden gehouden met “onomkeer- bare” aspecten. Een andere complementaire benadering is na te gaan hoever men denkt te komen met “realistische”maatregelen en op grond daarvan de doelstellingen te bepalen. De waterschappen hebben afhankelijk van hun situatie een benadering voor de afleiding van de einddoelen gekozen.

De einddoelen voor 2027, de tussendoelen voor 2015 en de grote lijnen van de hierbij benodigde maatregelen per waterlichaam worden, rekening houdend met de uitkomst op EU-niveau eind 2009, vastgelegd in een provinciale verordening of het provinciale waterhuishoudingsplan. Er geldt ook het standstil beginsel: de waterkwaliteit mag niet verslechteren

Voor Groot Mijdrecht geldt dat de belangrijkste reden voor een toekomstvisie voor de polder de voortgaande bodemdaling is. Waterschap en Provincie vinden verdere peil- verlaging niet verantwoord met het oog op de stabiliteit van de bodem. De gesignaleerde problemen zijn aanleiding te zoeken naar een duurzame oplossing. De KRW is mede aanleiding om dit deze problematiek nader uit te diepen.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 55 Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

Het waterschap acht de inspanningen die verricht moeten worden voor de verbetering van de waterkwaliteit technische haalbaar en redelijk en heeft dit meegenomen in het vast- stellen van het ambitieniveau voor de KRW mits een aantal maatregelen kunnen worden doorgevoerd.

3 LTO Nederland over KRW (30 jan 2007): Commissie i.o.m. Er bestaat wetenschappelijk grote twijfel en onzekerheid over de relatie tussen nutriëntenge- Provincie en Waterschap haltes in het water en de waterkwaliteit. Tussen verschillende gebieden en watertypes is de invloed van stikstof en fosfaat zeer wisselend, staat in de brief aan de Tweede Kamer. LTO dringt er op aan dat het onzekere verband tussen waterkwaliteit en nutriëntengehaltes in de volgende decembernota helder wordt benoemd. De wetenschappelijke onzekerheid rond normen overheerst en dat moet dan in de nota worden opgenomen. Desondanks staan in de nota voor natuurlijke wateren nu toch werknormen in absolute getallen of smalle marges. “Deze doen echter een nauwkeurigheid vermoeden, die in werkelijkheid niet bestaat en ook door de wetenschap niet kan worden onderbouwd”, aldus LTO. De KRW vereist echter vast- stelling en publicatie van normen. De KRW schrijft ook voor dat normen voor kunstmatige en veranderde wateren worden vastgesteld. Deze moeten echter op gebiedsniveau worden bepaald, dus met inachtneming van regionale gebieds- en waterkenmerken. Zijn de normen voor GMN op gebiedsniveau vastgesteld met inachtneming van de speel- ruimte die de KRW biedt? De invloed van nutriëntenconcentraties op de ecologische toetstand (planten en dieren) is redelijk goed bekend. Het is dan ook heel goed mogelijk om uit te bepalen welke concen- traties vereist zijn om een goede ecologische toestand (planten en dieren) in een bepaald watertype krijgen. Bij zoete wateren gaat het dan met name om fosfaat als beperkende factor en in zoute wateren om stikstof.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft op 3 april 2007 (kamerstuk 27625 nr. 84) de Tweede Kamer over de wetenschappelijke onzekerheden bij de nutriënten doen weten, dat de opgenomen waarden voor deze stoffen “werknormen” zijn die een voorlopig karakter dragen. Deze stoffen zijn onderwerp van evaluatie en internationale afstemming.

6 Citaat van een gesprek afgelopen jaar met de deskundige van het Waterschap over de KWR Waterschap in relatie tot GMN: “Waterschap moet aan bepaalde doelen voldoen, zij zoeken naar ‘verantwoorde’ maatsta- ven, als zij in staat zijn om aan de EU uit te leggen waarom de lat in onze polder niet hoog kan liggen, dan kunnen zij “gevrijwaard” worden. Als optie noemde hij het ontkoppelen van waterfuncties: vb waterafvoerkanalen ( slecht water, steile taluds) en ecologische wateren met goed water en flauwe taluds.” Waarom is dit nooit meegenomen in de discussie? Dit wordt meegenomen in de discussie. Zie ook antwoord op vraag 1

8 Kan Groot Mijdrecht Noord in het kader van de KWR “gevrijwaard” worden? Commissie Ja, zie antwoord op vraag 1

31 De genoemde verontreiniging is niet door de mens ingebracht maar gebiedseigen. Is dit geen Commissie argument richting Brussel? Ja: zie antwoord op vraag 1

34 Zijn natuurlijke chemische stoffen, die in het kwelwater aanwezig zijn, een factor bij de bepa- Commissie ling van het nut en noodzaak van maatregelen in het kader van de KRW? Ja, zie antwoord op vraag 1

56 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

18 d Wat zijn genoemde “harde eisen voor de waterkwaliteit”? Commissie i.o.m. Provincie e Wat zijn genoemde “nieuwe eisen” aan de waterkwaliteit (Kaderrichtlijn water). en Waterschap f Wat houden deze “nieuwe richtlijnen” in? g zijn deze al bekend?, h per wanneer ingegaan? Per waterlichaam bepalen de waterschappen wat haalbaar is op grond van de referenties en/of de voorgestelde maatregelen uitvoerbaar en betaalbaar zijn. Zie verder de antwoorden bij de vragen 1 en 3.

27 Is er sprake van een normering waar het oppervlaktewater van Groot Mijdrecht Noord vol- Commissie i.o.m. Provincie gens de Kaderrichtlijn Water aan moet voldoen? Zo ja, welke? en Waterschap Zie de antwoorden op de vragen 1 en 3

16 Het Stedelijk Watergebiedplan Ronde Venen 2006 bevat de volgende passages: Commissie “De kwel, bruine kleur, fysisch-chemische redenen en bodem zorgen ervoor dat van west naar oost gaand in stedelijke gebieden de groei van water- en oeverplanten steeds verder afneemt. In de smalle sloten van de weilanden bij Vinkeveen groeien echter toch water- en oeverplanten. Deze sloten zijn aan het verlanden. Naarmate watergangen breder en dieper zijn, zoals in stedelijk gebied, neemt de kwel toe. Deze watergangen worden ‘kwelrivieren’ met een grote verticale en horizontale stroom van water en stoffen. Hierdoor is geen goede waterkwaliteit haalbaar, zowel biologisch, fysisch als chemisch niet. Met name in de polder Groot Mijdrecht is de kwel van grote invloed op de kleur en helder- heid en het nutriënt- en zoutgehalte van het oppervlaktewater (zie ook afbeeldingen over de herkomst van het water in de paragrafen 4.1 tot en met 4.4). Voor zover dit mogelijk is, ligt het beïnvloeden van de kwel buiten de reikwijdte van dit waterplan. Door de kwel is de ontwikkeling van onderwaterplanten, drijfbladplanten en andere watergebonden planten (anders dan riet) niet goed mogelijk. Hierdoor zijn ook de mogelijkheden voor faunasoorten beperkt. In de Globale verkenning van doelen, maatregelen en kosten voor de KR W is onder meer vastgesteld dat de ecologische potentie in het plangebied beperkt is. De waterkwaliteit wordt voornamelijk bepaald door de sterke (zoute) kwel, zeker in Groot Mijdrecht Zuid, één van de diepste polders van Nederland. Daarnaast spelen ook de inrich- ting, onderhoudstoestand, wijze van onderhoud en emissies op het oppervlaktewater een rol. Het water in Groot Mijdrecht heeft over het algemeen een bruine kleur, veroorzaakt door humuszuren en ijzer in de bodem die met de kwel mee komen, soms vergezeld door omhoog komende veendeeltjes. Dit wordt niet gezien als een knelpunt in de waterkwaliteit, maar zijn de gevolgen van ‘natuurlijke’ omstandigheden. “ Klopt de stelling van de Gemeente de Ronde Venen dat er dus geen echt knelpunt is in het kader van de KWR? De stelling van de Gemeente de Ronde Venen gaat voorbij aan de optredende waterkwa- liteitsproblemen die het uitslagwater van Groot Mijdrecht in de boezem en vervolgens, vooral in droge perioden, bij andere polders veroorzaakt. De KRW tracht door gebieds- specifieke normstelling de waterkwaliteitsproblemen in kaart te brengen en waar nodig geschikte maatregelen in beeld te brengen om de maatschappelijk gewenst waterkwaliteit binnen de EU te bereiken. Knelpunten treden dan op als de normen bij het beoogde ambitieniveau sterk afwijken van de werkelijke waterkwaliteit. Dan is het zaak om een aanpak vast te stellen waarin elkaar in de tijd versterkende maatregelen worden doorgevoerd.

9 De KWR stelt dat maatregelen uiterlijk in 2027 genomen moeten zijn (en niet in 2015 zoals Commissie i.o.m. veel beweerd wordt) waarom dan zo’n haast? Neem de tijd en zoek zorgvuldiger! Waterschap De maatregelen moeten weliswaar in 2027 genomen zijn, maar al 2009 moet duidelijk zijn welke maatregelen het in grote lijnen betreft.

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 57 Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

De discussie over doelen en maatregelen binnen de KRW daarover vindt de komende maanden plaats en zal nog doorgaan tot de herfst van 2008. Dan zullen de gekozen maat- regelen in provinciale, waterschaps- en zo nodig gemeentelijke en andere ontwerpplannen worden vastgelegd. Definitieve vaststelling in december 2009van plannen en daarmee maatregelen vindt pas plaats na inspraak en regionale en landelijke afweging in het kader van de bij vraag 3 genoemde afstemming binnen de EU. Als de maatregelen in 2027 geno- men moeten zijn, is het zaak voortijdig met de plannen te beginnen, dan kunnen tijdens het uitvoeringstraject de maatregelen nog bijgesteld worden.

10 Hoe aannemelijk is het dat er in het kader van de KWR uiteindelijk een saldobenadering Commissie komt, vergelijkbaar met de discussie over de luchtkwaliteit. Het ministerie van VROM wil volgens een zorgvuldige procedure de referentienormen wettelijk vastleggen. De beoogde doelen per waterlichaam met als tijdshorizon 2027 wor- den door de provincies (en voor de Rijkswateren door de minister) vastgesteld. In 2015 en 2021 kunnen deze doelen worden bijgesteld. Deze tussendoelen zullen gebaseerd zijn op haalbare, (uitvoerbare en betaalbare maatregelen. De motivering moet voldoen aan de regels van de KRW. De KRW voorziet niet in een saldobenadering.

28 In Westzaan (Project Brak in Bijzonder!) wordt brak water naar een polder geleid met subsi- Commissie die uit Brussel! Hoe verhoud zich dat daar tot de KR W? Op grond van de KRW analyse is men tot de conclusie gekomen dat in dat s specifieke geval de aanvoer van brak water zinnig en wenselijk is. In het geval van polders die Groot Mijdrecht water inlaten is dit niet altijd het geval. Met name daar waar grote schommelin- gen optreden in het zoutgehalte in die polders is het ongewenst.

Peilen en waterafvoer

30 Hoeveel is het waterpeil gemiddeld over de laatste 30 jaar verlaagd door de Commissie i.o.m. waterschap waterbeheerder? De peilbesluiten van de afgelopen 30 jaar van het hoofdpeilvak waren: 1966: -6.5 NAP 1990: -6.7 NAP

84 Is onderzocht of het handhaven van het huidige peilbeheer met vervolgens aangepaste Commissie i.o.m. waterschap bedrijfsvoering (agrarisch, recreatief, stedelijk) in economische zin een meerwaarde kan opleveren ten opzichte van het onder water zetten van GMN? Uit studies van het LEI is goed bekend wat de opbrengstderving is op natte veenweiden in relatie tot de drooglegging. Dit zou op de huidige situatie toegepast kunnen worden. Bij gelijkblijvend peil zet op lange termijn de bodemdaling door totdat er het maaiveld op polderpeil ligt. Dan valt er op geen enkele manier te boeren. Bebouwing, die veelal op palen gefundeerd is, zakt niet mee met de bodemdaling. Aan- dachtpunten zijn wel dat de tuinen regelmatig opgehoogd zullen moeten worden en dat wegen, riolering, gas- en elektriciteitsvoorziening schade kunnen ondervinden van de bodemdaling, wat overigens nu ook het geval is.

41 Is er onderzocht of er in deze polder alternatieve afvoermethoden zijn? Commissie Deze zullen toch ook nodig zijn als men GMN onder water zou willen zetten. Wat is het probleem als het water van GMN naar de zee wordt afgevoerd? Wordt die te zout? Het verplaatsen van het uitslagpunt van Groot-Mijdrecht is onderzocht. Lozen op een ander punt in de Amstelboezem is bezien evenals lozen via een pijpleiding op het Amsterdam- Rijnkanaal. De eerste optie geeft geen oplossing van de problemen. De tweede is duur en om

58 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Herkomst vraag Vragen Bewoners / Antwoorden Beantwoording vraag

redenen van afwenteling door AGV en Rijkswaterstaat ongewenst. Nog verder weg lozen bijvoorbeeld op Noordzeekanaal of zee is nog kostbaarder en planologisch (doorkruisen woonwijken) vrijwel onmogelijk. De zee wordt niet te zout; het uitslagwater bereikt ook nu via de Amstelboezem de zee.?

84 Technische hulpmiddelen zullen ook bij het onder water zetten van polderdelen altijd nodig Commissie blijven om het kwantitatieve en kwalitatieve waterbeheer in goede banen te leiden. Deze constatering kan worden onderschreven. Technische hulpmiddelen zullen inderdaad altijd nodig blijven.

62 Wentelt GMZ zijn waterverplichtingen niet af op GMN? Commissie i.o.m. waterschap Het feit dat het water van GMZ afgevoerd wordt via GMN betekent niet dat sprake is van afwentelen. Van afwentelen is sprake als om de problemen in het ene gebied op te lossen (potentiële) problemen in een ander gebied ontstaan.

54 Omliggende polders hebben hetzelfde probleem met de waterkwaliteit als hier. Zijn er ook al Commissie plannen om die onder water te zetten? (Haarlemmermeer ook ?) Vergelijkbare waterkwaliteitsproblemen met brak voedselrijk water zijn er in de Bijlmer- meerpolder, de Horstermeerpolder en delen van de Haarlemmermeerpolder. In deze polders speelt de problematiek van de onstabiele bodem en bodemdaling echter minder of niet, omdat de bodem een andere samenstelling heeft. Alleen in de Horstermeerpolder is “onder water zetten” in het verleden overwogen, maar heeft provinciale staten uiteindelijk besloten hier niet mee door te gaan. Wel wordt hier de komende jaren in een groot deel van de polder agrarisch gebied omgevormd tot natuur met waterberging. In deze gebieden worden maatregelen voorbereid om de functies nog beter aan te passen aan de brakke situaties. Beide gebieden belasten door hun ligging nabij Noordzeekanaal en IJ geen zoete polders in de omgeving.

26 Hoe ziet de commissie de buitensporige aandacht voor GMN in relatie tot de toekomst voor Commissie heel west Nederland? Laaggelegen deltagebieden zijn op de lange duur niet duurzaam zeker niet op geologi- sche schaal. Ze worden steeds kwetsbaarder als gevolg van de bodemdaling alsmede de klimaatveranderingen en zeespiegelstijging. Het verschil tussen zeespiegel en de bodem wordt steeds groter. Dat heeft op termijn gevolgen voor het landgebruik. Dat de aandacht zich richt op Groot Mijdrecht is in zoverre logisch omdat hier in de ondergrond een kleilaag ontbreekt, die elders in ons land de grondwaterbeweging afremt. Bovendien betekent het onder water zetten van een gebied een trendbreuk met onze tradi- tie van landaanwinning die tot ver in de 20e eeuw werd gepraktiseerd.

Natuur

Mw. Claudia van Holsteijn Voor alle strategieën wordt uitgegaan van dezelfde natuurdoeltypen als nu in plan de Venen Commissie i.o.m. Provincie geldt voor het natuurontwikkelingsgebied (en op dezelfde plaats). Kritische randvoorwaarden voor (de strategie) meegroeien zijn: een goede waterkwaliteit en beperking van de windinvloed. Deze zijn overigens ook van belang voor de strategie Plas. 1. Welk natuurdoel kan worden bereikt met de diverse scenario’s 2. Wat is de kans voor de natuur bij het meegroeien met de peilverhogingen? Wat zijn de kritische randvoorwaarden

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 59 Figuur B2.1Intrekgebied

De gekleurde gebieden geven het intrekgebied van de polder aan. De kleuren hiervan geven aan naar welke gelijkgekleurde deelgebieden in de polder het ingetrokken water toestroomt. (Bron: [25])

Figuur B2.2 Ecologische toestand Groot-Mijdrecht 2006 Beoordeling op maatlatten sterk veranderde en kunstmatige wateren

Figuur B2.3 Metingen bij het gemaal Groot-Mijdrecht (2001-2007)

NH4 (mgN/l) P (mgP/I) C1 (mg/l)

CI NH4 P

60 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Figuur B2.4 Totaalfosfaat en P ammonium

Totaalfosfaat

Ammonium

N

Figuur B2.5 Noordplas, opties waterhuishouding Inlaat vervalt

Defosfatering

Zomer Winter Huidige inlaat Vinkeveenboezem (vervalt)

Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 61 62 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht 63 64 Water- en bodemdaling in Groot-Mijdrecht