PLATFORM

stroomgebieden van deze waterlopen zelf Andersom geredeneerd: de toegevoegde waarde van de inzet van retentiegebieden voor secun­ daire waterlopen is bepetkt.

Aanpak Bij de beperking van de waterovetlast in het stroomgebied van de Oude IJssel spelen verschillende beleidsdoelstellingen en visies, Ondiepe,retentie langs de zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, 'Ruim­ te voor de rivier' en de watervisie van het Waterschap Rijn &IJssel . Dit komt voor het OudeIJsse l bcpetken van de wateroverlast in de praktijk neer op het volgende: stroomgebredsgericht oplossen van de problemen; eerst vasthouden,

FENNEKE VAN DER MEER, UNIVERSITEIT VAN WAGENINGEN dan bergen en dan pas afvoeren én het creëren

PAUL TORFS, UNIVERSITEIT VAN WAGENINGEN van meer ruimte voor water.

ROEL VAN DER VEEN, WATERSCHAP RIJN & IJSSEL Eén van de mogelijke oplossingen is het

GERT (AN AKKERMAN, ROYAL HASKONING teduceren van de piekafvoer, waarbij kan worden gedacht aan 25 procent reductie van de afvoer. Doordat een dergelijke doelstelling Her Waterschap Rijn &IJsse l bekijkt de mogelijkheid om een reductie van 25 procent te realiseren van alleen voor het Nederlandse deel van de Oude deextrem e pieka/voero pd eOud e IJssel bij de uitmonding in deGelders e IJssel bij . Deextre ­ IJsselgeldt , betekent dit voor de piekafvoer mepiekafvoe r betreft degemiddeld e dagajvoer bijeen fterhalingsrijd van loojaar. Een manierom dit met een herhalingstijd van 100jaar , dat deze te bewerkstelligen islie t inzetten van ondiepe retentiegebieden langs deOud e IJssel. In liet kader van kan worden teruggebtacht van 160naa r 134 een afstudeerproject isdez e mogelijkheid onderzocht. Daarbij isookgekeke n naarde waterstandsver­ kubieke meter per seconde. Deze reductie zou laging bij Doctinchem en lietejjec t van retentie op de lozing van desecundair e waterlopen. kunnen worden bereikt door het inzetten van ondiepe retentiegebieden. Daartoe zijn door Uit de berekeningen met een SOBEK- de opstuwing vanuit de Gelderse IJssel.I n deze het waterschap meerdere zoekgebieden geï­ model van de Oude IJssel blijkt, dat met de situatie is retentie dus een minder effectieve dentificeerd (zieafbeeldin g 1). inzet van benedenstrooms gelegen retentiegc- oplossing (al helpt het nog wel iets). Overigens bieden relatief eenvoudig aan de doelstelling is naar aanleiding van de studie discussie ont­ Samen met het Waterschap Rijn & IJssel is voor debietafname kan worden voldaan. Circa staan over het al dan niet volledig lozen van de naar de relevantie van de zoekgebieden geke­ één miljoen kubieke meter water wordt dan piekafvoer op de Gelderse IJssel (in dit geval ken. Het Eldrikse Veld (nummer 2)kwa m daar­ afgevangen. Tot aan een hcrhalmgstijd van roo onder het omgekeerde motto: 'eerst afvoeten bij als de meest gunstige locatie uit de bus jaar voor zowel de afvoer op de Oude IJssel als en dan bergen'), omdat de afvoerpiek van de (gtoot volume van circa vier miljoen kubieke de waterstand op de Gelderse IJssel kan dit Oude IJssel veelal kortstondig ise n gemiddeld meter, begrenzingen al aanwezig, lage lig­ zonder wateroverlast langs de Oude IJssel. enige dagen kan voorlopen op die van de Gel­ ging). Ook zoekgebied r scoort goed (volume Door de inzet van retentie neemt de water­ derse IJssel.Di t punt dient nog nader onder­ circa 1,5 miljoen kubieke meter). stand bij Doctinchem met een kleine nen cen­ zocht te worden. Ten aanzien van de secundai­ De berekeningen hebben zich toegepitst timeter af Bijzee r extreme waterstanden op de re waterlopen kan worden gesteld dat op dezegebieden . Bij de berekeningen is als Gelderse IJssel kan de waterovetlast bij Doetin- problemen met gestremde lozing veel effectie­ referentie uitgegaan van een karakteristieke chem niet voldoende worden beperkt vanwege ver kunnen worden opgelost binnen de decl- vorm van de afvoerpiek en deze is zodanig opgeschaald dat een piekafvoer van 160kubie ­ kemete r per seconde bij Doesburg ontstaat.

Afb. 1: Het stroomgebied van de Oude IJssel (het Nederlandse deel) met daarin degebieden die voor retentie in aan­ Daarnaast isgekeke n naar andere afvocr- merking komen. golven. Het gaat hierbij om twee golven kort achter elkaar én een golfme t een langere en t, nabij Drempt 7a, zwembad Ulft lagere piek dan de karakteristieke vorm, maar 7b, Silvoldse Slagen met dezelfde afgevoerde hoeveelheid water gedurende de periode dat het debiet grotet is dan de in dit onderzoek gekozen streefwaarde van 134kubiek e meter per seconde.

Modellering Het gebruikte SOBEK-model^7'omva t de Oude IJssel vanafIsselbur g en de Aa-strang vanafd e stadgrens van Bocholt. De waterlopen die opd e Oude IJssel uitkomen, zijn als punt­ 8a, Huize Ulft bronnen weergegeven. Het model isgecalib - reerd voor de hoogwaterperiode van 1993. Hier­ 8b, Langenhorst Gendringen bij isme t uitzondering van het stuwpand bij Ulft de gemiddelde afwijking in de beschrij-

H20 25/26-2003 25 PLATFORM

Hoogwateri nd ewinte rva n159 5 bij Doesburg.

ving van de waterstanden onder de norm van van Doennchem uit m de Oude IJssele n heeft voldaan, wanneer in het bcnedenstroomse deel tien centimeter komen te liggen6'. Voor het een afwaterend gebied met een oppervlakte retentie wordr toegepast (zie afbeelding 3). huidige onderzoek is het model uitgebreid met van circa 5470ha . Het Waalse Water is ongeveer Hierbij behoeft maar een relatief klein deel van retentiegebieden en een secundaire waterloop. twee kilometer bovenstrooms ontstaan uit de het aanwezige volume te worden benut (circa De retentiegebieden zijn als laterale puntont- Vethuizense Reefse Wetering en de Grote één miljoen kubieke meter).Di t isoo k het trekkingen toegevoegd (zieafbeeldin g 2).Hier ­ Wetering en ontwatert een gebied 5470ha . De geval als de Gelderse IJssel bij Doesburg, bij een voor isee n aantal gebieden die hun onttrek- gebruikte extreme afvoergolf heeft als basis vergelijkbare herhalingstijd van ïoojaar, is kingspunt ongeveer op dezelfde plaats hebben, een gemeten afvoergolf uit februari 2001.Dez e opgestuwd tot 10,80m +NAP.D e benodigde samengevoegd. Deonttrekkingscurv e over de is opgehoogd tot een maximumwaarde van 160 onttrekking isdaarbi j ook zonder een dyna­ tijd is bepaald aan de hand van de afvoercurve kubieke meter per seconde en naar rato van het misch model reschatten , omdat de onttrek­ en degroott e van het retentiegebied. Aan de achterliggende gebied over de verschillende king dicht bij het punt ligt waar de reductie hand van de resultaten van de onttrekkingen modelranden verdeeld. Mcr het model zijn wordt opgelegd (Doesburg). zijn deze aangepast om een ideale afvlakking rekensessies gedaan om effecten op het Waalse van de afvoergolf te verkrijgen. Water inzichtelijk te maken evenals effecten Voor de waterstand bij ligt Naast het effect van retentie diende ook de van rerenriegebieden. het gecompliceerder, omdat deze mede wordt mogelijke opstuwing van secundaire waterlo­ bepaald door de waterstand op de Gelderse IJs­ pen te worden bepaald. Hiervoor ishe t Waalse Resultaten sel.Z oword t bij een waterstand op de Gelderse Water als zijtak gemodelleerd (zie afbeel­ Uit de resulraten blijkt, dat aan de doel­ IJssel van 10,80m +NAPno g wel een daling ver­ ding 2).He t Waalse Water komt bovenstrooms stelling voor afvoerreductie goed kan worden kregen van bijna tien centimeter, maar bij meer opsruwing vanuit de Gelderse IJssel loopt deze winst snel terug. Dewaterstan d bij Doe­ Aß. 2: Locatiesi nSOBE Kva nzoekgebiede ne n knelpunten(links ) en modelleringvan he tWaals eWate r(rechts) . tinchem waarbij buitendijks problemen beginnen te ontstaan, bedraagt circa 11,30 m +NAP.Bi j een waterstand op de Gelderse IJssel diedez e waarde nadert, (herhalingstijd van een ordegrootte van ïooojaar) heeft retentie van­ zelfsprekend onvoldoende effect om de water­ stand bij Doetinchem onder ri,30 m +NAP te kunnen houden. De conclusie isda n dat reten­ tie dan nog wel een afvoervermindering geeft die van nut isvoo r de Gelderse IJssel,maa r niet meer voor het eigen beheersgebied van het Waterschap langs de Oude IJssel. Voord e secundaire waterlopen geldt als voorbeeld het WaalseWater ,di ebi j Doetin­ chem in de Oude IJsseluitstroom t (zie afbeel­ ding 4).Doo r modellering van deze tak in SOBEKblee k het grote effect van opstuwing die

2Ó H20 # 25/z6-zoo3 PLATFORM

180 11.4

160 11,3 ? 140 CO 11,2 - E ™ 120 O) 11,1 Ü 100 11 ° 80

f 60 10,9

5 40 10,8 20 0 10,7 29 3-4 "J" 13-4 18-4 29-3 3-4 tijd 13-4

-maximum geen retentie -retentie 2-4 deel -maximum Gelderse IJssel 10,8 -retentie 2-4 deel

Ajb. y. Reductie van depiekajvoc r bij Doesburg door her (gedeeltelijk) inzetten van deretentiesjebiede n 2e n4 .

het WaalseWate r ondervindt door hoge water­ Gevoeligheidsonderzoek met een (eenvoudig) retentiegebieden, aft e laten.Allee n wanneer standen opd eOud e IJssel.I n de Wijnbergse model kan dan nuttig zijn. De haalbaarheids­ onverhoopt wél sprakezo u zijn van samenval­ Loopgraafbi j Doetinchem isda n algau w spra­ studie voor de potentiële inzet van retentie­ len isretenti e nodig. Dit punt dient verder te ke vangestremd e lozing,waardoo r het water gebieden kan vervolgens gestructureerd worden onderzocht. naar de Oude IJssel moet worden gepompt. worden doorlopen aan de hand van representa­ tieve modelsimulaties. Voor wat betreft de secundaire waterlopen Het blijkt niet haalbaar tezij n de secundai­ isd e beste oplossing het waterbezwaar per rewaterlope n voldoende te laten profiteren van Conclusies deelsrroomgcbied op re lossen en bijvoorbeeld waterstandsverlagingen opd e Oude IJsseldoo r Uit de hiervoor beschreven (eerste) verken­ de eerder vermelde zoekgebieden te gebruiken het aflaten van water uit de Oude IJssel naar ning voor de inzcr van ondiepe retentiegebie­ voor rechtstreekse retentie vanuit de secundai­ retentiegebieden. Debenodigd e verlaging is den langs deOud e IJssel blijkt dat dit een effec­ rewaterlope n in plaats van extra retentie voor daarvoor veelt e groot en dus moet onevenredig tiefmidde l kan zijn bij (een beperkte) reductie deOud e IJssel. t[ veeldebie t uit de Oude IJsselworde n afgelaten. van de piekafvoer naar de Gelderse IJssel. Daar­ Het opvangen van het water uit de secundaire bij behoeft slechts een deel van de beschikbare waterlopen in nabijgelegen retentielocaties, is capaciteit te worden benut, zodat bij de verde­ LITERATUUR veeleffectiever . De oplossing moet dus binnen re uitwerking meerdere mogelijkheden 1 ] Rakel P. van, F. van derBolt , W. Immerzeel, M. Groenen­ de deelstroomgebiedcn zelfworde n gevonden. bestaan om de retentie te optimaliseren. Hier­ dijk en J. Wcsseling [zooz]. De wateropgaven voor Water­ Tijdens het onderzoek isaandach t besteed aan bij kan gedacht worden aan zeer ondiepe schap Rijn en IJssel. Alrerra. een generieke aanpak voor de inzet van ondiepe retentie over een groter oppervlak dan wel 2) Bake! P. van en W. Immerzeel (2001J. Warcrbergmg in retentiegebieden. Complicerende factor is dat meer geconcentreerd over een kleiner gebied ; bepaling van de benodigde ruimte voorwarer­ vaak meerdere doelen bestaan voor een derge­ en meer versnipperd dan wel meer aaneenge­ berging mer behulp van Swap en DTM-rechnieken. Alrer­ lijke retentie (zoals hier isgebleken ) en dat er sloten. Ook kan worden overwogen de reten­ ra. ook velemaniere n bestaan om aan de doelen tiegebieden in te zetten bij de bestrijding van 3] ElfJrtnkA. [2000;. Inventarisatie ingerichte rcrentiebek- tegemoet te komen (denk aan de veelheid van droogte. kens, mundatiegebieden en zoekgebieden voor retentie11 1 zoekgebieden, -locaties en combinatiemoge­ Voor het waterbezwaar nabij Doetinchem het beheersgebied van her Waterschap Rijn en IJssel (versie lijkheden, relevante frequenties, interactie met kan worden gesteld, dat retentie ook effectief augustus 2000]. Waterschap Rijn en IJssel. secundaire waterlopen).Belangrij k daarbij is in kan zijn. Hierbij wordt vooropgesteld dat de 4] Haselen C. van, M. van Hccreveld, O. Limarenko, M. de een zo vroeg mogelijk stadium de randvoor­ hoogwaterpicken in de Gelderse IJssel en in de Jong en P. Snoeken (2001). Verkennendesradi e naar reten­ waarden en uitgangspunten helder te krijgen Oude IJssel,beid e met een herhalingstijd van tie in de Ooijpolder. Haskoumg. en tot een prioritering van doelen te komen. 100jaar , nagenoeg samenvallen. Bij meer 5) Langenheem W. van de en H. Berber (2001]. Hydraulische extreme waterstanden op de Gelderse IJssel randvoorwaarden 2001: maatgevende afvoeren Rijn en A/b.4 : Desecundair ewaterlope nhe tWaals e Water neemt het effect, vanwege opstuwing, sterk af Maas. RIZA-rapport 2002.014. end eWijnbergs eLoopgraaf. Bij lagere waterstanden op de Gelderse IJssel, e»] SrolkerC. [1999). Hydraiilische-morfologischc SOBEK- bijvoorbeeld doordar de waterstandspiek niet modcllering Oade IJssel en Aa-strang en effecteusritdie

samenvalt met de afvoerpiek op de Oude IJssel, aanleg zandvang en/of stuw. Afstudeeropdracht Universi­ ise rgee n probleem bij Doetinchem. De meer­ teit Twente.

waarde van retentie voor het beheersgebied 7] WerfE . van der (2000J. Hydraulische modellering Oude langs deOud e IJssel isdu s sterk afhankelijk IJssel, Aa-strang en zijbeken en efjectenstudie toepassen van het alda n niet samenvallen. De ervaring retentie op een hoogwatergoff. Afsrudeeropdraeht Universi­ Wijnberg59 L.uapgrai leert tot dusverre,da t hoogwaters op de Oude teit Twente.

IJsselgemiddel d enkeledage n voorlopen op de 8] Anonymous (2001]. Beheersplan Waterschap Rijn en IJssel Gelderse IJssel.I n dat geval lijkt het wenselijk zooz-zoo^. Waterschap Rijn en IJssel.

de afvoer zo snel mogelijk, zonder inzet van 9) Anonymous (2002) Watetvisie. Waterschap Rijn en IJssel.

H20 -- 25/26-2003 27