doi: 10.2143/GBI.39.0.3170118

DE THEATERDECORATEUR ALS BINNENHUISARCHITECT ALBERT DUBOSQS INTERIEURDECORS VANUIT HISTORISCH-TYPOLOGISCH PERSPECTIEF

BRUNO FORMENT

Besteedde de vakliteratuur inmiddels uitgebreid aandacht duo kennis met de familie en vrienden van de gehaaide aan het theaterinterieur als bouwkundig en decoratief zakenman Samuel ‘Sam’ Tapplebot. Ondanks allerhande gegeven,1 dan werd hierbij één essentieel type ‘theaterinte- intriges verlooft Robert zich met Tapplebots nichtje Sarah rieur’ schromelijk herleid tot een voetnoot van de theater- en leert hij de Amerikanen een lesje in oprechte, onbaat- en architectuurgeschiedenis: het interieurdecor. Nochtans: zuchtige liefde. hoeveel boudoirs, troonzalen, bibliotheken en andersoor- tige interieurs zouden de theaterscène niet hebben getooid Sardous – aanvankelijk verboden4 – vierakter werd kort na sinds de barok, en met aanzienlijk effect?2 Voor welke tech- zijn premières in New York (24 mei 1873) en Parijs nologische en esthetische uitdagingen plaatsten deze ruim- (6 november 1873) al eens opgevoerd in het Parktheater. tes de decorontwerper? En in welke zin weerspiegelde – of Helaas bleek er van de toenmalige mis-en-scène geen spoor overlapte – de scenografie het oeuvre van de binnenhuis- toen Parkdirecteurs Eugène Garraud en Henry Maubel het architect?3 stuk in 1898 herprogrammeerden. Van 1871 tot 1879 stond het Parktheater immers onder een andere directie Om deze vragen het hoofd te bieden, gaan we in dit artikel (van weduwe Michaud), en werd voor de decors van te rade bij één der weinige decorschilders wier creaties op L’Oncle Sam beroep gedaan op een inmiddels overleden levensgrote schaal bewaard bleven: Albert Dubosq (Parijs, Parijzenaar, Jean Émile Daran (1827-1882).5 Gelukkig had 1863–Lyon, 1940). Tussen 1890 en 1923 realiseerde het de gewoonte om zijn settings zó minuti- Brusselse atelier van Dubosq honderden opdrachten, eus te beschrijven dat nieuwe ensceneringen gemakkelijk gaande van individuele decors over volledige theaterstocks, konden aansluiten bij de intenties van de auteur. Laten we praalwagens, dio- en panorama’s, tot interieurdecoraties. deze beschrijvingen even onder de loep nemen om vervol- Van dit gigantische oeuvre bleef in de Kortrijkse Schouw- gens na te gaan wat er in het Parktheater mee gebeurd is. burg een uniek staal bewaard in de vorm van tweeëntwintig theaterdecors die tussen 1913 en 1923 werden geleverd Het eerste bedrijf van L’Oncle Sam vraagt om een Salon au door Dubosq en diens opvolger, Joseph Denis (1880–?). premier étage d’un steam-boat de première classe, éclairé par Dit belangrijke erfgoed biedt middels twaalf interieurs in une coupole vitrée et demi-circulaire. Achteraan, in het mid- diverse types een ongewoon directe kijk op een kunst- den, bevindt zich een grote wenteltrap met aan weerszijden ambacht dat generaties toeschouwers verblufte met illusies deux corridors, visibles dans toute leur longueur, desservant le van verf, linnen en hout. couloir des cabines qui fait le tour du salon; vooraan, pal in het midden, staat een grote zuil.6 Het plaatje wordt muzi- kaal vervolledigd door een polka en Amerikaanse volks- Introductie liederen: de eerste door Ierse muzikanten ten gehore gebracht bij het opgaan van het doek, de tweede door de Op 30 september 1898 haalde het Brusselse Parktheater reizigers gezongen en gespeeld voor hun eigen vertier. (Théâtre Royal du Parc) een oud strijdros van stal: L’Oncle Sam (1873) van de gevierde Victorien Sardou. In deze Met de interieurs voor het tweede en vierde bedrijf stak haarscherpe satire van de Amerikaanse moraal lopen twee Sardou de draak met de praalzucht van het Amerikaanse Franse jeugdvrienden, markies Robert de Rochemore en grootkapitaal. Beide settings zijn gesitueerd in Uncle Sams violist Francis Briot, elkaar na vele jaren tegen het lijf op residentie op Fifth Avenue,7 die zodanig groot is dat perso- een stoomboot richting New York. Aan boord maakt het nages er letterlijk in verdwalen – On s’y perd, dans cette 104 BRUNO FORMENT enfilade de pièces! roept één van hen uit (II. Bedrijf, scène 1). Uitgaand van het voorschrift dat L’Oncle Sam zich de nos Het tweede bedrijf toont Le salon de famille de Samuel, jours afspeelde,12 koos het Parktheater in 1898 voor een voorzien van een Plafond peint, lustres, riche tapis en fauteuils grondige update. Het ‘zomersalon’ te Long Branch kreeg crapauds, ganaches, etc., de toute forme et de tout style – Le een asymmetrische opbouw waarmee het achterplan gevoelig tout prétentieux et de mauvais goût. Ter bevordering van de verkleind, maar ook beter zichtbaar werd, in overeenstem- illusie weerklinkt een sonnette électrique bij het ophalen van ming met de ondiepe scène van het Brusselse theater en het gordijn en ook regelmatig daarna.8 Het vierde bedrijf met het verlangen van de toeschouwer glimpen op te van- toont een ander vertrek in Sams residentie waarvan een gen van zon, zee en strand. De korrelige productiefoto in grote arcade une sorte d’antichambre vitrée openbaart die op het contemporaine tijdschrift Photo-théâtre (afb. 2) toont haar beurt toegang geeft tot de trap waarop (in de achtste een typische burgerkamer uit het fin de siècle, met levendig scène) een spannend vuurgevecht zal plaatsvinden tussen bedrukt behangpapier en dito gordijntjes, een heterogeen Robert de Rochemore en Sams advocaat, Fairfax.9 ensemble van meubelstukken en garnituren verstrooid over de ruimte, en licht uitgevoerde porte-fenêtres die een flinter- Het derde bedrijf, ten slotte, plaatst de handeling in een dunne afscheiding vormen tussen private woonruimte en Salon d’été te Long Branch, een badoord in de staat New zeedijk.13 Het decor lijkt hiermee te refereren aan de bel- Jersey. Sardous beschrijving vraagt om een rijk gemeubi- etages van de talrijke villa’s die eind 19de eeuw aan de Bel- leerd decor met deuren op uitgekiende posities (voor de gische Noordzeekust verrezen, niet zelden in opdracht van entrees en exits der acteurs), met op het achterplan een eet- dezelfde burgerij die het Parktheater frequenteerde. plaats en een veranda die toegang bieden tot het strand.10 De Bibliothèque nationale de France bewaart het ontwerp Uit ons vergelijkend onderzoek is gebleken dat voor dit voor deze setting zoals getoond tijdens de Parijse première. Salon d’été een bestaand decor werd omgebouwd van (afb. 1) De tekening, van de hand van Charles Cambon Giovanni ‘Jean’ Bertieri, de huisdecorateur van het Park- (1802-1875),11 lijkt met haar Lodewijk XVI-accenten nog theater onder zijn voormalige directeur, Paul Alhaiza schatplichtig aan de smaak van het Second Empire: de (1892-8). Het interieur was, in fel gewijzigde vorm met ruimte is nagenoeg symmetrisch geconcipieerd met links trap op het achterplan, al op 12 november 1897 te zien in (côté jardin) een schouw, twee canapés, een spiegel, enkele het tweede bedrijf van Alfred Capus’ Petites folles.14 Interes- kandelabers en een schilderij, rechts (côté cour) een wandta- sant hierbij is de beschrijving van het bewuste decor in fel en secretaire aangevuld met schilderijen en kleinere gar- Capus’ komedie: Un hall, meublé à la dernière mode. … Le nituren. Hoewel Cambons potloodschets onmogelijk de tout élégant avec un peu de mauvais [onze klemtoon] goût.15 aanblik kan reproduceren van het eigenlijke decor op scène, Met andere woorden parodieerde ook dit gerecycleerde onder gaslicht, is dit interieur eerder te associëren met de decor de twijfelachtige smaak van de moderne tijd. ontvangstkamer van een Parijs herenhuis ten tijde van Haussmann dan met een Amerikaanse zomerresidentie. De twee overige decors voor L’Oncle Sam werden, in tegen- stelling tot het Salon d’été, nagelnieuw afgeleverd door het atelier van een oud-gediende van Daran en Bertieri die sinds het seizoen 1898-9 huisleverancier was van het Park-

Afb. 1. Charles Cambon, Salon d’été voor het derde bedrijf Afb. 2. Decor voor het derde bedrijf van L’Oncle Sam van L’Oncle Sam (Théâtre du Vaudeville, Parijs, 1873). – (Parktheater, Brussel, 1898). – Productiefoto van Smeesters Bibliothèque nationale de France, Bibliothèque-Musée de gepubliceerd in Le photo-théâtre, 1-3 (1898): z.p. (Eigendom l’Opéra, ESQ CAMBON-221. van de auteur) DE THEATERDECORATEUR ALS BINNENHUISARCHITECT 105 theater: Albert Dubosq.16 Dubosq gaf de nieuwe sets een Brusselse creatie. Veelzeggend genoeg vond één recensent meer eigentijdse toets. In het eerste bedrijf verplaatste hij de decors tout à fait réussis maar Sardous komedie démodée de handeling van een salon binnenin de stoomboot naar het de comique et de ton.19 Een andere stelde dat Les importants dek, met de ‘trapgalerij’ omgetoverd tot brug met kapitein décors de Dubosq sont d’une chaleur de coloration et d’une en matrozen, de centrale ‘zuil’ tot een mast waarvan de hardiesse de plantation qui émerveillent ; les mobiliers, les opgehaalde zeilen als fries fungeerden, en de gesloten wan- bibelots, qui constituent la garniture obligée des appartements den van weleer tot reddingssloepen.17 (afb. 3) Het tweede modernes, ont été tout particulièrement soignés. L’ensemble en vierde bedrijf, op Fifth Avenue, situeerde Dubosq in een est à la fois luxueux, de très bon goût et de délicat cachet somptueus salon met draperieën, kamerplanten en een ach- artistique.20 Het ‘bootdecor’ vond zoveel weerklank dat het terkamer die in het vierde bedrijf een bewandelbare trap in een ander theater geparodieerd werd, door openbaarde (afb. 4) – Les pièces dans lesquelles il y a un esca- Giovanni Bertieri.21 lier ont fait la fortune au théâtre du Parc, merkte een jour- nalist fijntjes op vijf dagen vóór de première.18 Betaalbare, flexibele luxe Beide transformaties leverden een niet te versmaden bij- drage tot het succes van L’Oncle Sam een kwart eeuw na de Dubosqs decors boden niet alleen een herkenbare aanblik, ook konden zij gemakkelijk opnieuw gebruikt worden, al dan niet in combinatie met andere bestaande of nieuwe modules. We maakten al gewag van Bertieri’s zomersalon, waarvoor een bestaand decor van een nieuw achterplan werd voorzien. Dat decor deelde daarenboven een tapijt met Dubosqs set voor het tweede bedrijf (vergelijk afb. 2 met afb. 4), die middels het openen van het achterplan ook voor het vierde bedrijf dienst deed. Hier hield de functio- naliteit van de laatromantische scenografie niet op. Enkele maanden na L’Oncle Sam, op 18 november 1898, versche- nen Uncle Sams appartement en de zomerresidentie alweer in een andere Parkproductie, Henri Lavedans Le nouveau jeu (afb. 5), als respectievelijk een vrijgezellenflat en het verblijf van een jongedame. Om beide metamorfoses te ver- wezenlijken, werden Dubosqs zetstukken ietwat anders Afb. 3. Albert Dubosq, decor voor het eerste bedrijf van ingeplant, enkele ‘vakken’ ingeschakeld (waarover verder L’Oncle Sam (1898). – Productiefoto van Smeesters meer) en het inmiddels bekende vloerkleed, meubilair en gepubliceerd in Le photo-théâtre, 1-3 (1898): z.p. de kamerplanten herschikt en aangevuld. Zo’n flexibiliteit (Eigendom van de auteur) werd bijzonder op prijs gesteld door de Parkdirectie, die

Afb. 4. Albert Dubosq, decor voor het tweede bedrijf van Afb. 5. Albert Dubosq, decor voor het eerste tafereel van L’Oncle Sam (1898). – Productiefoto van Smeesters Le nouveau jeu (Théâtre du Parc, Brussel, 1898). – Productie- gepubliceerd in Le photo-théâtre, 1-3 (1898): z.p. foto van Smeesters gepubliceerd in Le photo-théâtre, 1-15 (Eigendom van de auteur) (1898): z.p. (Eigendom van de auteur) 106 BRUNO FORMENT hoge artistieke ambities koesterde maar over een beperkt régulier, je suis à même [dans la possibilité] d’entreprendre budget beschikte.22 des travaux de décors à des prix plus avantageux que ceux sou- mis antérieurement [Dubosq alludeert op de eerdere aanbe- Wars van alle flexibiliteit was een ‘Dubosq’ een relatief steding van april 1900]. Comme je désire vivement entrer en voordelige investering. Dankzij een gestroomlijnd onderne- relations d’affaires avec la Ville de Gand, je m’engage, pour la mingsmodel, dat artistiek succes koppelde aan kwantita- suite, à vous faire les décors à des prix exceptionnels tout en les tieve groei en strategische investeringen op het vlak van exécutant d’une façon irréprochable au point de vue artisti- personeel, communicatie en innovatie, kon Dubosq een que.26 In één jaar tijd realiseerde Dubosq aldus reducties concurrentiële prijspolitiek voeren waarmee hij zijn rivalen van 15 tot 50% op de arbeidsintensieve productie van zijn één voor één van de markt stootte. Zo dong hij in april rijkelijk beschilderde schermen (zie tabel). De gevolgen 1900 mee naar de levering van salondecors in Lodewijk laten zich raden: hij werd de Belgische marktleider op het XV- en empirestijl in een aanbesteding uitgeschreven door vlak van theaterdecoratie. het Gentse stadsbestuur.23 Voor de forfaitaire prijs van 1358 BEF leverde Dubosq tweehonderd vierkante meter Dubosq kon bovendien tegen een halsbrekend tempo pro- beschilderd vlaslinnen op spanramen24 – een absolute duceren. Een concreet voorbeeld betreft de reeks transfor- bodemprijs, wetend dat de man toen één frank rekende per meerbare repertoiredecors die hij in 1914 vervaardigde in vierkante meter canvas en zo’n drie frank per vierkante opdracht van de Stad Kortrijk voor de in opbouw zijnde meter zetstuk. Hoewel Dubosqs bod dat van vier concur- Schouwburg.29 Op 1 februari 1914 mocht Dubosq officieel renten evenaarde, indien niet verbeterde,25 verloor hij de starten met het schilderen van een groot interieur in Renais- aanbesteding omdat hij (uit vrees voor plagiaat?) naliet sancestijl, een fluwelen gordijn met bijhorende toneelom- maquettes in te zenden. lijsting (manteau d’arlequin en lambrequin) in trompe-l’oeil, een gotisch paleis, salons in Lodewijk XV-, XVI- en Het verlies van één potentiële opdracht belette hem geens- moderne burgerlijke stijl, een rustiek interieur, een gevan- zins zijn prijzen systematisch te drukken. In de zomer van genis, publieke plaatsen in middeleeuwse en moderne vari- 1900 verhuisde Dubosq zijn werkplaats van de Brusselse anten, een tuin, rotsmassief en zeezicht. Op straffe van Grétrystraat 27 naar de Derosnestraat 55b, waar hij – boete diende het geheel (goed voor 28390 BEF) tegen 1 dankzij zijn benoeming tot décorateur attitré van de Munt- juli 1914 (vijf maanden later!) afgewerkt te zijn,30 dit ter- schouwburg – tegen een goedkoop huurtarief een grote wijl Dubosq parallel aan opdrachten werkte voor het Ant- ruimte kon huren van de Stad Brussel. Uit een brief aan werpse Théâtre François en het Variétés van Charleroi. het Gentse stadsbestuur (2 juli 1900) is op te maken dat de Functionele en flexibele luxewaren tegen een scherpe prijs schaalvergroting een efficiëntere en goedkopere productie en binnen de kortst mogelijke levertermijn: dat was het toeliet: Par suite de la réorganisation de mes ateliers et de succesvolle recept waarmee Dubosq een geduchte naam nouvelles dispositions prises pour en assurer le fonctionnement werd in binnen- en buitenland.

25 juni 190027 29 februari 190128 Beschildering volgens type en uitvoeringsgraad Rustique, mansarde, prison 3 3 (=) Chambre, salon simple, intérieur pittoresque 3,50 3,00 (-15 %) Salons de style ou modernes 3,75 3,00 (-20 %) Salons riches (tous styles) 4,00 3,50 (-12,5 %) Palais (tous styles) 4,50 3,50 (-12,5 %)

Materialen en constructie Zetstukken: linnen op spanraam, al dan niet scharnierend 3,25 3,00 (-8 %) Fonddoeken en friezen: linnen 1,00 1,00 (=) Idem: sparren voor ophanging en oprollen (per lopende m) 1,00 1,00 (=) Amiantage: maroufleren met brandwerend asbestpapier 1,00 0,50 (-50 %)

Tabel. Kostprijzen in BEF per vierkante meter van Albert Dubosqs interieurdecors, 1900-1. DE THEATERDECORATEUR ALS BINNENHUISARCHITECT 107

De ontwikkeling van het interieurdecor toneelvloer en de achterwand verbazingwekkend realisti- sche vedute opleverde, maar zich niet leende tot het tonen Afgaand op de vele foto’s die van Dubosqs oeuvre bestaan, van kamers met doorlopende wanden. De decorelementen bestreken zijn interieurdecors het hele historisch-geografi- zelf werden, zo leren we uit de set van Vincenzo Scamozzi sche panorama van oudheid tot art nouveau, van Damascus (1585) die in het Teatro Olimpico van Vicenza bewaard tot Parijs. Hiermee beantwoordde hij aan een vereiste bleef, in halfreliëf vervaardigd uit hout en pleister, beschil- van de theaterdecorateur zoals in 1866 vooropgesteld door derd met imitatietexturen. Indien binnenskamers opge- kunstpaus Théophile Gautier: Pour suffire aux exigences steld, zoals te Vicenza of in het tevens overgebleven Teatro imprévues des auteurs, il [décorateur] faut posséder à fond all’Antica te Sabbioneta (1590), werd een hemelgewelf tous les pays, toutes les époques, tous les styles ; il faut connaître gebouwd over de scène. In principe konden Serlio en zijn la géologie, la flore et l’architecture des cinq parties du monde. tijdgenoten in plaats van wolken en blauwe lucht plafonds Cela n’est même pas assez. Les civilisations disparues, les splen- schilderen; alleen gebeurde dat uitdrukkelijk niet. deurs du monde antédiluvien, les verdures azurées du paradis, les flamboiements rouges de l’enfer, les grottes de madrépores de In de eerste decennia van de 17de eeuw groeide, ondanks l’Océan, Babel, Enochia, Ninive, Tyr, Memphis, et tout le het Aristotelische streven naar eenheid van ruimte, de nood- domaine de la féerie, ce qui existe et ce qui n’existe pas, le zaak tot wisselbare decors. Met de vroegste oplossingen om décorateur doit être prêt à rendre ces spectacles si divers.31 decors bij open doek te wisselen, waaronder de draaiende Naast de nodige historisch-stilistische vraagstukken kwamen prisma’s of periaktoi van Nicola Sabbattini (Pratica di fabri- bij het creëren van deze verschillende types decors ook car scene, e machine ne’ teatri, 1637) en Joseph Furttenbach belangrijke technische uitdagingen kijken. Immers, het inte- (Architectura recreationis, 1640),33 konden in principe geslo- rieurdecor was een an sich problematisch gegeven binnen ten kamers gerealiseerd worden; alleen beperkten de gekende de decorschilderkunst. toepassingen zich wederom tot exterieurs, met name tot straten en tuinen. Bij het ontstaan van de moderne perspectiefscène, in het Cinquecento, was er vooreerst geen sprake van interieur- Pas met de opkomst van het coulissedecor (ook wel décor à decors. Naar het Vitruviaanse model (De architectura, V.6.9) l’italienne), omstreeks de jaren 1640, begonnen paleizen, onderscheidde Sebastiano Serlio in zijn Primo libro di archi- tempels en andere interieurs de straten en bossen te ver- tettura (1545) het ‘tragische’, antieke stadszicht van de voegen.34 Hierbij werden vlakke, hetzij frontaal of schuin ‘komische’, contemporaine (lees: gotisch/renaissancistische) geplaatste, zijschermen (coulissen), plafonds of hemels straat en het ‘pastorale’ bos met hutten.32 Interieurs ontbra- (friezen), en achterdoeken of sluitschermen op zo’n verbluf- ken in Serlio’s typologie, alsook in de oudste overgeleverde fende wijze met elkaar gecombineerd dat allerhande ruimtes decorontwerpen van bijvoorbeeld Raphael (Piazza Maggiore met verschillende dieptes zich vliegensvlug konden opvol- di Ferrara voor I suppositi, Rome, 1519) en Baldassare gen met behulp van een gecoördineerd ensemble van rol- Peruzzi (Prospettiva urbana voor I Bacchidi, Rome, ca. 1520- wagens, bomen, katrollen en tegengewichten onder en 1531). Naast esthetische overwegingen, waaronder de toen- boven de scène. Ondanks de onvermijdelijke verspringingen malige queeste naar het ideale stadszicht en de arcadische van de verschillende ‘plans’ met decorstukken konden inte- idylle, speelden ook praktische aspecten mee in de eenzijdige rieurs effectief binnen dit systeem geconcipieerd worden. keuze voor exterieurs: het feit dat veel 16de-eeuwse tonelen Dit blijkt uit de gegraveerde scenario’s van Giacomo Torelli onder de blote hemel stonden in binnenhoven, wat niet (1608-1678) voor het Venetiaanse Teatro Novissimo, en bepaald een plausibele context vormde voor de representatie met name uit diens Sala regia aperta su un stradone di cipressi van interieurs, en ten tweede de voorliefde voor kunst- en che portava al real giardino voor Francesco Sacrati’s en vliegwerk, dat veel beter tot zijn recht kwam in exterieurs. Vincenzo Nolfi’s opera Bellerofonte (1642; afb. 6).35

Het Cinquecento bezat bovendien niet de theatertechni- In Torelli’s Sala regia wordt de illusie gewekt van een geslo- sche knowhow om net dát weer te geven wat een interieur ten ruimte met een plafond uitlopend in een architraaf. Het tot interieur maakt: gesloten muren en een plafond. Serlio’s geheel is oogbedrog, want voor het plafond gebruikte Torelli grondplan voor de drie gesuggereerde decortypes in Il afzonderlijke friezen, die de belichtingsbronnen en het vlieg- primo libro voorziet in een symmetrische en planmatige werk maskeerden, alsook inzichten in de toneeltoren belem- opstelling met voldoende tussenruimte (‘straten’) voor merden (‘afstopten’), terwijl de laterale ‘muren’ slechts belichtingstoestellen en het opkomen en afgaan der acteurs. optisch in elkaar doorliepen – ook daar stonden afzonder- Om de illusie op te wekken van een langere straat lieten lijke schermen met daartussen telkens een ‘straat’ voor de Serlio en tijdgenoten hun decorstukken in toenemende belichtingsposten en de exits der acteurs. Om de ongewenste mate (van voor naar achter) naar het midden van de scène verspringingen van de coulissen en friezen te verdoezelen, verspringen, wat in combinatie met de schuin oplopende stonden Torelli en de generaties na hem technieken ter 108 BRUNO FORMENT

Tegenover het realisme van het salon fermé stonden belang- rijke theatertechnische nadelen. Vooreerst lieten de moei- lijk hanteerbare plafonds weinig tot geen mogelijkheden toe voor belichting van bovenaf. Ten tweede konden de zijwanden van dergelijke sets niet langer vanuit de ‘straten’ belicht worden, waardoor enkel het voetlicht of ‘open ramen’ als lichtbronnen overbleven. Voorts dienden de zij- wanden van zo’n decor manueel – en liefst achter gesloten doek – op scène gezet te worden, wat changementen tot arbeidsintensieve en tijdrovende operaties maakte.40 Ten vierde moesten de zetstukken voldoende strak tegen elkaar gezet worden, wilde men storende naden vermijden; voor dit doel werden de spanramen met touwen tegen elkaar aangetrokken, hetzij met penscharnieren aan elkaar gehaakt. Ten slotte werd met allerhande stutten en tegengewichten (afb. 8) vermeden dat de schermen omvielen. Afb. 6. Giacomo Torelli, decor voor het derde bedrijf, achtste scène van Bellerofonte Ondanks de praktische nadelen kwam het salon fermé als (Teatro Novissimo, Venetië, 1642). geroepen voor de weergave van de vele kamers en salons die door de historische en burgerlijke drama’s van de 19de beschikking die uitgingen van de premisse dat verstrooiende eeuw werden voorgeschreven. De transformatiemogelijkhe- details het trompe-l’oeil optimaliseerden. Aldus leidden uit- den en het groeiende realisme van dit decortype gingen stekende ornamenten en cassettes het oog af van het ritme hand in hand met een toneelspel dat het principe van de der friezen, terwijl uitgesneden profielen de verspringingen ‘vierde wand’ hanteerde, het volledige podium inpalmde en van de zijschermen verdoezelden.36 meer belang hechtte aan wat Victor Hugo de couleur locale en couleur des temps noemde. Om Hugo’s beroemde voor- In de 17de en 18de eeuw werd druk geëxperimenteerd met woord tot zijn tragedie Cromwell te citeren (1828): On de positionering der decorstukken. Het stereotiepe, door commence à comprendre de nos jours que la localité exacte est overlevende hoftheaters in de wereld geroepen beeld van un des premiers élémens de la réalité. Les personnages parlans een trapeziumvormige scène met symmetrische coulissen ou agissans ne sont pas les seuls qui gravent dans l’esprit du tegen een schutdoek (afb. 7, links) staat dan ook in schril spectateur la fidèle empreinte des faits. Le lieu où telle catas- contrast met de inventiviteit waarmee de barokscenografie trophe s’est passée en devient un témoin terrible et inséparable praktische oplossingen zocht en vond voor concrete proble- ; et l’absence de cette sorte de personnage muet décompléterait men.37 Vóór 1700 vonden er al talrijke experimenten plaats dans le drame les plus grandes scènes de l’histoire.41 met zijschermen die schuin geplaatst werden ten opzichte van de toneelopening.38 Ook kwamen de zogenaamde châs- Hugo’s generatie, die de gewoonte ontwikkelde om elke sis brisés, book flats of libretti in gebruik: tweeledige, schar- toneelsetting nauwgezet te preciseren in tijd en ruimte, nierende zetstukken met een schuin en een frontaal vond een luisterend oor bij decorateur Pierre-Luc-Charles gedeelte. (afb. 7, midden) Een finale etappe was het salon Ciceri (1782-1868) en diens talrijke leerlingen, van wie fermé of box set (afb. 7, rechts): een door zij- en achter- enkelen een nevenactiviteit ontplooiden als interieurvorm- schermen (fermes, shutters, spezzati) begrensde opstelling, al gevers en/of decoratieve kunstenaars.42 Met name de interi- dan niet gecombineerd met een horizontaal opgehangen eurdecors van de Cicerischool veranderden spectaculair van plafond.39 uitzicht toen achtereenvolgens van kaarsen en olielampen

Afb. 7. Schematische vergelijking van een grondplan à l’italienne, met châssis brisés en volgens het type fermé. Tekening van de auteur. DE THEATERDECORATEUR ALS BINNENHUISARCHITECT 109 naar gaslicht werd omgeschakeld, en van gas- naar elek- Parijse expertise in België trisch licht.43 De toenemende klaarheid, kleurtemperatuur en dimmingsmogelijkheden van deze nieuwe belichtings- In de 19de en vroege 20ste eeuw waren de hoofdsteden van bronnen inspireerden tot kleurrijkere en gedetailleerdere Frankrijk en België nauwer dan ooit met elkaar verbonden: decors, met ingenieuzere materiaalimitaties en kleur-, licht-, tijdens de romantiek en de belle époque bezat het gros der schaduw- en perspectiefeffecten, ondanks de continuïteit Belgische acteurs en theaterdirecteurs de Franse nationali- van de gebruikte materialen (natuurlijke pigmenten met teit, werden Parijse kassuccessen na hun première in Brus- dierlijke huidlijm als bindmiddel). Al doende legde de sel hernomen (men herinnere zich L’Oncle Sam), en kwa- Parijse decorschool de fundamenten voor een historisme à men decors bij voorkeur uit de werkplaatsen van Ciceri en la Viollet-le-Duc, met interieursets die de historisch-geo- zijn leerlingen.45 grafische locatie ‘accuraat’ weergaven (bv. Palais Louis XIII, Place publique espagnole, enz.) en zich lieten verzoenen met Dat de Parijzenaar Dubosq op zijn drieëntwintigste (1887) rekwisieten en plastische objecten als gordijnen, wandtapij- in Brussel belandde, is geenszins verwonderlijk.46 Hij was ten, meubels, deur- en raamklinken. een zuiver product van de Parijse decorschool. Een ano- nieme, in 1902 gepubliceerde biografie geeft aan dat Romantisch realisme vloeide over in naturalisme toen Dubosq op zijn dertiende (1876) zijn eerste stappen zette auteurs als Émile Zola en Victorien Sardou hun werk op in het atelier van Zar(r)a, een Italiaanse pupil van Ciceri wetenschappelijke bronnen en empirische observatie begon- die van ca. 1849 tot 1869 in associatie werkte met Charles nen te stoelen. In het verlengde van Hugo opperde Zola Laloue, daarna (tot ca. 1882) op zijn eentje actief was.47 dat Un décor exact, un salon par exemple avec ses meubles, ses Zar(r)a decoreerde verscheidene operettes en féeries op de jardinières, ses bibelots, pose tout de suite une situation, dit le Boulevard du Temple, maar ook twee spraakmakende pre- monde où l’on est, raconte les habitudes des personnages. Et mières in het Théâtre de l’Ambigu: L’assommoir (1879) en comme les acteurs y sont à l’aise, comme ils y vivent bien de la Nana (1880) van Émile Zola. (afb. 9) vie qu’ils doivent vivre ! C’est une intimité, un coin naturel et charmant. Je sais que, pour goûter cela, il faut aimer voir les Na zijn leertijd bij Zar(r)a werkte Dubosq voor Eugène Car- acteurs vivre la pièce, au lieu de les voir la jouer.44 ‘Authen- pezat (1833-1912), een leerling van Charles Cambon (zie tieke’ settings stimuleerden ‘levensecht’ theater, en vice boven) die zich in architectonische decors had gespeciali- versa. Albert Dubosq was één van de voornaamste Parijse seerd. Vanaf 1876, toen hij met Antoine Lavastre in zee ging decorateurs die dit naturalisme in het Belgische decor zou om het atelier van de overleden Cambon over te nemen, introduceren. werd Carpezat één van de gevestigde waarden aan de Acadé- mie Nationale de Musique (Opéra), de Opéra-Comique, de Comédie-Française en talrijke andere theaters tot in Brazilië toe. Als geen ander kon Carpezat op het vlakke canvas de indruk wekken van volumineuze architectuurelementen die het spel van licht en schaduw ondergingen.48

Afb. 9. Zar(r)a, decor voor het tweede tafereel van Afb. 8. Rugzijde van een salon fermé opgesteld in de L’assommoir (Théâtre de l’Ambigu, Parijs, 1879). Schouwburg Kortrijk: let op de stutten met tegengewichten. Gravure van Regnier-Barbant naar een tekening van Férat (Foto auteur, 2012) verschenen in Le monde illustré. 110 BRUNO FORMENT

Dubosq maakte tevens een passage langs het atelier van de werking afgewisseld wordt met lijnen en zones in beige, al genoemde Jean Émile Daran, die zich na zijn eigen leer- pastelgroen en paars. Guirlandes, neoklassieke accenten en tijd bij vier studenten van Ciceri (Cambon, Feuchère, Phi- supraportes met mythologische taferelen in grisaille, die er lastre en Séchan) als paysagiste ontpopte. Daran realiseerde vanop enige afstand als halfreliëfs uitzien (afb. 11), geven evengoed architecturale decors, waaronder de allereerste het geheel een bekoorlijke aanblik die verder opgedirkt kan “Entrée du cirque à Séville” voor het vierde bedrijf van worden met de bijhorende, driedimensionaal uitgevoerde Bizets (Opéra-Comique, 1875) of de twee interi- schoorsteenmantel, stoelen en tafel. Helaas werd het hori- eurs voor het eerste bedrijf van Verdi’s Aida (Opéra, zontaal opgehangen plafond, dat dit decor met het Grand 1880).49 Ten slotte weten we dat Dubosq ook in de leer salon Louis XV deelde, omstreeks 1983 vernietigd. Door de ging bij de uit Milaan afkomstige Enrico Robecchi (1827- aanwezigheid van asbestpapier werden alle veertien zet- 1889);50 zoals Carpezat en Daran was ook hij kind aan huis stukken in 2009 hermetisch verpakt en naar het Kortrijkse bij de belangrijkste schouwburgen van Parijs. Robecchi zou Stadsarchief verhuisd in afwachting van sanering. opgevolgd worden door de bekende decorateur Amable (1846-1916). Precedenten voor het Grand salon Louis XVI zijn er in over- vloed. Zo weten we dat Dubosq in 1894 een aantal Franse In 1886 nam Dubosq zijn rijke ervaring mee naar de Brus- salons in de verschillende Lodewijkenstijlen mocht leveren selse ateliers van Pierre Devis en Armand Lynen (Konink- lijke Muntschouwburg) en van Giovanni Bertieri. Eenmaal volleerd vestigde hij zich in 1890 als zelfstandige en begon hij aan een carrière die hem naar minstens tweeënvijftig theaters in zeventien verschillende steden zou brengen, waarvan zeven in het buitenland.51 Vandaag kennen wij het geluk zijn verworvenheden te mogen bewonderen aan de hand van de tweeëntwintig decorensembles die bewaard gebleven zijn in de Kortrijkse Schouwburg. Met veertien fonddoeken en éénentwintig friezen, driehonderd zetstuk- ken en minstens vijftig originele rekwisieten vormt de ‘Dubosq’-collectie niet alleen de grootste verzameling his- torische toneeldecors van Europa (en de tweede grootste ter wereld), maar biedt zij ook een unieke bloemlezing van het illusionistische decor in zijn laatste gloriefase. Enkele voor- beelden uit de bewaarde interieurs worden hier toegelicht.

Afb. 10. Albert Dubosqs Grand salon Louis XVI in een Lodewijksalons, mansardes en kerken historische opstellingsfoto van Gustaaf Lievens (ca. 1920): we zien een opstelling in drie plans met ‘stompe hoeken’ (à pans coupés) en achtergang. – Cultuurcentrum Kortrijk. Als perfecte illustratie van een salon fermé bezit Dubosqs Grand salon Louis XVI (1914; afb. 10) een negendelig geraamte (carcasse) dat in één, twee of drie plans, volgens een rechthoekig, trapeziumvormig of veelhoekig grondplan opgebouwd kan worden, en dat desgewenst uitbreidbaar is met achter- en zijplans met het uitzicht van gangen, achterkamers of (winter)tuinen.52 Er bestaan zestien invul- schermen (appliques) in de vorm van vier volle muurvak- ken, evenveel brede vakken met een dubbele deur, twee smalle vakken met een geheime deur, een breed vak met spiegel in trompe-l’oeil en drie nissen met een dubbel raam. Dankzij de van oorsprong vlakke (in plaats van hellende) toneelvloer van de Schouwburg kan elk geraamtedeel invul- scherm aan eender welke zijde van de scène verschijnen, wat de opstellingsmogelijkheden schier eindeloos maakt.

De overheersende kleur van dit salon is ‘Versaillesgrijs’, Afb. 11. Grand salon Louis XVI, detail van een invulscherm. zijnde een gebroken wit dat ten behoeve van de diepte- (Foto Nicolas Stadsbader, 2009) DE THEATERDECORATEUR ALS BINNENHUISARCHITECT 111 aan de nieuwe Stadsschouwburg van Amsterdam.53 In 1899 style très rehaussé en bronze et or faux (sic).57 Dat dit decor schilderde hij een Lodewijk XV en XVI voor het Brusselse qua opstelling vrijwel identiek geweest moet zijn aan de Théâtre des Galeries Saint-Hubert,54 het jaar daarop en in Kortrijkse salons leiden we af uit het feit dat Dubosq de 1901 respectievelijk een Louis XVI en XV voor het Park- hoofdmachinist van het Parktheater naar de Schouwburg theater,55 in 1902 een Louis XV d’une extrême pureté de style meenam om er de plaatselijke toneelmeester in te lichten et d’une couleur rutilante56 voor het Oostendse Eldorado- over de opstellingsmogelijkheden.58 variététheater, enzovoort. Nog in 1919 maakte Dubosq voor het Parktheater een grand salon Louis XV de grand Toen, op 3 februari 1921, het Gentse Grand Théâtre (thans de Vlaamse Opera) een lange reeks van bijna maan- delijkse bezoeken aan Kortrijk inluidde met een vertoning van Carmen, ontstond de noodzaak om het bestaande decorrepertoire van de Schouwburg uit te breiden met zowel supplementen (afb. 12) als volledig nieuwe sets. Onder die laatste bevond zich een Église die Dubosq in november 1921 afleverde voor Charles Gounods Faust (III. Bedrijf, 2. tafereel) en Jules Massenets Manon (IV. Bedrijf). In tegenstelling tot de Grands salons heeft dit décor à coulisses voldoende aan één plan zijschermen (châssis brisés), een zuil en een fonddoek om een gotische kerk in schuinperspectief op te roepen (afb. 13), uiteraard op voorwaarde dat elk onderdeel op de juiste plaats gezet en opgehangen wordt, en er in een aangepaste belichting wordt voorzien.59 Ook al ontsieren vochtkringen en kreu- ken het overgeleverde ensemble, toch laat dit kerkinteri- eur een diepe indruk na omwille van zijn dieptewerking Afb. 12. Het achterdoek Serre-jardin d’hiver op verschillende niveaus (van de ‘ronde’ zuilen en nissen (1922; 10 × 7,94 m) fungeerde dikwijls als supplement tot op het voorplan tot het ruimtelijk ogende achterplan), de interieurdecors. (Foto Bernard Pauwels, 2013) het uitnodigende palet en de trouw aan de perspectivische

Afb. 13. De Église in een moderne proefopstelling. (Foto Bernard Pauwels, 2013) 112 BRUNO FORMENT

fictieve re-presentaties van, hetzij bestaande interieurs, het- zij ingebeelde ruimten dansen ook zij op de slappe koord tussen architectuur en schilderkunst. Kan men Dubosq vanuit deze optiek als ‘binnenhuisarchitect’ beschouwen? Bij ons weten, en in tegenstelling tot veel barokke sceno- grafen (zoals de Galli Bibiena’s, Juvarra of Piranesi), heeft de man nooit een reëel gebouw of interieur ontworpen; zijn scheppingsactiviteit bleef beperkt tot theaterdecors, interieurdecoraties,62 ersatz-architectuur63 en praalwa- gens,64 zonder buiten de muren te treden van de fictie (in de breedste zin van het woord). Tegen het einde van de negentiende eeuw werd het metier van theaterdecorateur ook dusdanig gespecialiseerd, zowel op het vak van de arti- sanale knowhow als van de praktische organisatie (grootte Afb. 14. Digitale reconstructie van de Grand temple égyptien en uitrusting atelier), dat beoefenaars zich nog zelden aan op basis van de door Tijs De Schacht en Bernard Pauwels ‘sierschilderkunst’ wijdden. Meer nog, decorschilders durf- gefotografeerde onderdelen, 2012-3. den wel eens gilde-achtige privileges in te roepen om hun specialisme en artistieke identiteit te vrijwaren tegenover traditie van zowel de Haarlemse School als de Parijse een concurrerend veld van ‘gewone’ schilder-decorateurs. peintres-décorateurs .60 Omstreeks 1938 waarschuwde Joseph Denis, Dubosqs ‘officiële’ opvolger, theaterdirecties als volgt: Sieraad-schil- Aan een totaal ander stilistisch register appelleert Dubosqs ders zijn geen schermen-schilders. – Vertrouwt het uitvoeren Grand temple égyptien, die tevens in 1921 werd aangekocht Uwer schermen aan een specialist … die over bijzonder perso- voor opera-opvoeringen, meer bepaald van Giuseppe Verdi’s neel en bijzondere inrichting beschikt … Hij zal u dienst Aida (I. Bedrijf, 1. tafereel en IV. Bedrijf, 2. tafereel), Jules bewijzen.65 Massenets Hérodiade (III. Bedrijf, 2. tafereel) en Camille Saint-Saëns’ Samson et Dalila (III. Bedrijf, 2. tafereel). Ook De opkomende filmindustrie en bikkelharde concurrentie hier gaat het om een décor à coulisses,61 zij het met een veel (waaraan Dubosq en Denis zelf deel hadden) noopten grotere diepte (vier in plaats van drie plans) en complexiteit: theaterdecorateurs echter klussen aan te nemen die dichter, drie plans, met elk een paar tweeledige zijschermen, twee indien niet direct aanleunden bij de sierschilderkunst. Een zuilen en een fries, vormen een sterk gearticuleerde ruimte journalist had het decennia voordien al voorspeld: Vivant tegen een fonddoek van 11,89 bij 7,07 meter. In navolging très retirés, inconnus de la foule, épargnés par les décorations, van Verdi’s regie-aanwijzingen voor Aida realiseerde Dubosq gagnant peu d’argent, ils [décorateurs] travaillent par amour een duister tempelinterieur dat uitsluitend door binnenprie- d’un art qu’ils maintiennent dans un progrès constant, voyant mend zonlicht verlicht wordt. Wederom leidt de illusionis- avec tristesse la concurrence effrénée que leur font des bar- tische trukendoos het oog om de tuin: het ‘cassettenplafond’ bouilleurs improvisés en travaillant à des prix dérisoires. bestaat uit drie frontale friezen, ‘architectonische volumes’ L’exportation même ne produit plus ; et bientôt, les décora- lijken in alle richtingen uit het vlakke canvas vooruit te teurs pour théâtre n’auront plus d’autre ressource que de déco- springen, en een clairobscur met geometrische precisie doet rer les salons.66 Vanaf september 1921, twee jaar vóór zijn ons geloven in de couleur locale die ons wordt voorgehou- pensioen, kondigden Dubosqs briefhoofden dan ook aan den. De ‘archeologische’ (de standbeelden van Osiris) en dat hij, naast décors de scènes pour théâtres, ook décoration muziekdramatische aankleding (bijvoorbeeld de priester- [d’]appartements op zich had genomen.67 Zijn Kortrijkse koren in Aida) doet de rest. nalatenschap bewijst echter ‘met verve’ dat hij zijn artis- tieke credo’s nooit verraden heeft.

Besluit 1 Vlaamse studies over theaterauditoria en -foyers zijn onder meer Decavele, Doucet 1993 en Manderyck 1993. Albert Dubosqs interieurdecors getuigen van de nu eens 2 In Vlaanderen kent men bijvoorbeeld het begrip ‘deuren- subtiele, dan weer ingrijpende wijze waarop de illusionisti- komedie’: een toneelstuk waarin de intrige zich ontrolt via het sche scenografie eeuwenlang inspeelde op de dramaturgi- verschijnen en afgaan van personages door de verschillende sche noden van de toneeltekst én de publieke hang naar deuren van een interieur, meestal een huiskamer. 3 Dit artikel vormt de herwerkte neerslag van een lezing gegeven zintuiglijke tover. Naar effect verschillen zijn creaties niet op de Studiedag Historisch Interieur georganiseerd door de wezenlijk van de barokke paleisdecors waarmee Torelli Universiteit Gent, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theater- zijn toeschouwers naar andere oorden vervoerden, want als wetenschappen, op 17 mei 2013. DE THEATERDECORATEUR ALS BINNENHUISARCHITECT 113

4 Adolphe Thiers, de eerste president van de Derde Republiek 24 De resultaten van het macro- en microscopische onderzoek (1871-3), verbood L’Oncle Sam omdat La pièce blesserait vive- waaraan Dubosqs materialen werden onderworpen, zijn te ment une nation amie [de Verenigde Staten van Amerika] qui vinden in Vandenhaute 2012. fréquente assidûment notre pays et y fait beaucoup de bien par sa 25 De prijzen van Bertieri, Devis en Lynen, De Vriendt en Van- présence – zoals de president het zelf uitlegde in een brief aan devoorde, en Driesmans situeerden zich tussen de 1358 en Sardou, gedateerd 12 februari 1873 en hier geciteerd uit Wolff 1890 BEF per decor (SAG, Archief Gentse Opera, 833). 1874: 101. Het verbod werd ingetrokken toen bleek dat de 26 SAG, Archief Gentse Opera, 830. New Yorkers hartelijk konden lachen om L’Oncle Sam. 27 SAB, Instruction Publique, II 2974 (tarifs van 25 juni 1900). 5 Introuvable ou inexistante, berichtte L’éventail op 2 oktober 28 SAG, Archief Gentse Opera, 833 (bestek). 1898, la mise en scène était entièrement à reconstituer ou à 29 Zie Forment 2015 voor een uitgebreide bespreking van deze refaire. De Bibliothèque-Musée de l’Opéra (Bibliothèque nati- decors, die omwille van de Eerste Wereldoorlog pas in 1920 onale de France) bewaart een maquette van Daran voor de ter bestemming kwamen. originele Brusselse productie (Wild 1987: 258). Helaas kon 30 Brief van Schouwburgarchitect Jean Robert Vanhoenacker aan deze niet geraadpleegd worden tijdens een recent bezoek aan Dubosq, 31 januari 1914. (SAK, Modern Archief, 300/I, deze instelling. 312.) 6 Sardou 1882: 1. 31 Necroloog van Joseph Thierry zoals verschenen in Le Moni- 7 De wereldpremière van L’Oncle Sam ging amusant genoeg teur (1866) en hier geciteerd uit Gautier 1874: 340-344. door op Fifth Avenue. 32 Serlio 1545: 67-70. 8 Sardou 1882: 42 e.v. 33 Hewitt 1958. Voor een heldere isometrische tekening van 9 Ibid.: 154. zo’n decor, zie Sonrel 1944: 35. 10 Ibid.: 104. 34 Met de nodige verbeelding kunnen enkele van de door 11 Charles(-Antoine) Cambon geniet met zijn associé René- Laurent Mahelot en Michel Laurent ontworpen – of opge- (-Humanité) Philastre (1794-1848) in Vlaanderen bekend- tekende – paleizen voor het Parijse Hôtel de Bourgogne heid als de decorateur en toneelingenieur van de Bourla- (1633-87) als interieurs beschouwd worden, hoewel het ook schouwburg (Théâtre Royal Français, 1830-5) en de Gentse hier gaat om exterieurs met ‘wolkenhemels’ (zie Lawrenson Opera (Grand Théâtre, 1840). Van de Parijse creatie van 1986: 108-147). L’Oncle Sam (1873) bestaat nog een maquette voor het eerste 35 Torelli’s pionierswerk in het Teatro Novissimo wordt uitge- bedrijf (Intérieur du steam-boath [sic]) van de hand van breid besproken in Bjurström 1961, Mancini 1998 en Milesi Philippe Chaperon: zie Wild 1987: 240. 2000. 12 Sardou 1882: z.p. 36 Beide technieken zijn vertegenwoordigd op het oudste nog 13 Onder de schoonheidsfouten, te wijten aan technische onvol- bewaarde theaterdecor ter wereld: de Temple de Minerve van komenheden en de haast waarmee decors gewisseld werden, Sébastien-Antoine en Paul-Ambroise Slodtz voor Thésée noemen we de licht overhellende zijwanden en slecht aanslui- ( Fontainebleau, 1754). Deze set, die thans opgesteld staat in tende sluitschermen, die ter hoogte van het grote venster het Théâtre du Trianon (Petit Théâtre de la Reine) van Ver- storende naden vertonen. sailles, wordt gedetailleerd besproken in Lauvernier 1993. 14 Le photo-spectacle, 1897-1898, nr. 12: z.p. Hoewel iconografische bronnen vaak het tegendeel lijken te 15 Capus 1898: 79. bewijzen, werden meubelstukken, decoratieve elementen (bv. 16 De vermoedelijk eerste opdracht van Dubosq voor het Park- lambriseringen en stucornamenten) en garnituren (spiegels, theater was het Atelier de sculpture voor Paillerons Cabotins! bloemvazen, sculpturen …) geschilderd in plaats van driedi- (première op 15 november 1894). Eugène Garraud, tevens mensionaal (na)gemaakt, wat geen mimetische problemen van Parijse origine, bestelde als directeur van het Brusselse vormde doordat het toneelspel tot in de 18de eeuw nauwelijks Théâtre de l’Alhambra (1895-7) voordien al een nieuw toneel- gebruik maakte van rekwisieten en hoofdzakelijk recht- gordijn en decors voor acht producties bij Dubosq. opstaand, op het voorplan, gebeurde (zie onder meer Peyronnet 17 Zie de foto in Le photo-théâtre, 1898-1899, nr. 3: z.p. In de 1974: 110). Schouwburg Kortrijk is een gelijkaardige Bateau bewaard van 37 Zie hierover Forment 2009. Joseph Denis uit 1923. 38 Een goed gedocumenteerd voorbeeld is de Amsterdamse 18 L’éventail, 25 september 1898. Schouwburg (1665-1772), op de scène waarvan de eerste vier 19 Le petit bleu, 1 oktober 1898. paar coulissen in afnemende mate schuin stonden en de 20 L’éventail, 9 oktober 1898. achterste drie frontaal. Volgens Hogendoorn 2012: 39-45 21 We refereren aan Georges Hauzeurs eindejaarsrevue Chauf- kwam deze methode, die uit Italië stamde (cf. Carlo Fontana’s feur, à la scala! (Scala, Brussel, 1898): cf. de affiche van plannen voor het Teatro Tor di Nona in Rome, 1671), de L. Manci zoals gereproduceerd in Jean-Léo 2005: 60. representatie van interieurs met gesloten wanden ten goede. 22 In 1901 verwierf het theater een stedelijke subsidie van 39 De benodigde technieken voor dit decortype worden al uit- 8000 BEF afin de permettre l’acquisition de décors et de maté- eengezet in het zes- (Per rappresentar sale o stanze chiuse) en riel de scène nouveaux et de … donner aux représentations du zeventiende discorso (Altra dimostrazione e regola per rappresen- théâtre du Parc le luxe de mise en scène qu’exige actuellement tare sofitti in piano) van Fabrizio Carini Motta’s Costruzione le public. (Brief van het Brusselse schepencollege aan inten- de’ teatri e machine teatrali (1688), zie Tamburini 1994: 64-69 danten Reding and Darmand, 3 januari 1901, in SAB, en de vertalingen en commentaren in Larson 1980 en Larson Instruction Publique, II, 2964.) Blijkbaar had het Parkthea- 1987: 106-109. Dat het Torelliaanse coulissendecor geenszins ter een patent op de transformatie van zijn verzameling inte- uitgestorven was aan het begin van de 20ste eeuw blijkt uit de rieurdecors, getuige de opmerking in L’éventail van 10 volgende opmerking in Krinkels 1910: 116: ’t Gebeurt dat december 1905 omtrent Alfred Capus’ Monsieur Piégois: men nog decors vindt van den ouden tijd, die men plaatst links en volgens de anonieme recensent speelde deze komedie zich af rechts van het tooneel, met een achterdoek waarop, zoowel als op dans quelques-uns de ces salons dont le Parc varie à l’infini le de koelissen, alles geschilderd is, wat men nu gewoonlijk in luxe et le goût. werkelijkheid gebruikt. Deze tooneelschikking … moet men voor 23 SAG, Archief Gentse Opera, 833 (bestek van 27 april 1900). binnenplaatsen, kamers, enz. zooveel mogelijk vermijden; de 114 BRUNO FORMENT

spelers schijnen altoos dwars door de muren weg te gaan of binnen 53 Albach 1957: 17. te komen. 54 Deze decors, berichtte Le carillon op 9 september 1899, sont 40 Hierover lezen we in Moynet 1874: Aujourd’hui les plantations des merveilles de fraîcheur, de goût et d’élégance. Le mobilier est de décors se font sur tous les points de la scène et souvent très- riche et authentique. irrégulièrement. Les changements sont plus difficiles et plus mou- 55 SAB, Instruction Publique, II 2964. vementés. Au lieu d’un seul moteur pour une série de châssis, 56 L’echo d’Ostende, 6 juli 1902. on les fait souvent pivoter pour leur faire prendre des positions 57 SAB, Instruction Publique, II 2968. obliques ; il faut alors un personnel plus nombreux. 58 Brief van architect Vanhoenacker aan stadssecretaris Gilbert 41 Hugo 1828: xxix. Doutreligne, 23 augustus 1920: Vendredi prochain [27 augus- 42 In het kielzog van Charles Percier and Pierre-François- tus] les decors seront présentés sur scène, il serait intéressant Léonard Fontaine, die naast hun activiteit als architecten en d’avoir un photographe à notre disposition, pour photographier les theaterdecorateurs het invloedrijke Recueil de décorations inté- décors à mesure de leur présentation. Monsieur Dubosq a engagé rieures (1801) publiceerden, waren vele vertegenwoordigers le Chef Machiniste du Théatre du Parc de Bruxelles pour instruire van de Parijse decorschool bedreven interieurvormgevers: Mr. Paul Deloddere [Leopold Deloddere, hoofdmachinist van voorbeelden zijn Jules Diéterle, die in 1840 artiste en chef werd de Schouwburg] de la manœuvre des décors, ce qui se fait cette van de porseleinfabriek te Sèvres; Léon Feuchère, de auteur semaine-ci. (SAK, Modern Archief, 300/I, 312.) van L’art industriel : recueil de dispositions et de décorations 59 Op 15 november 1921 stopte Dubosq de plantation van de intérieures, comprenant des modèles pour toutes les industries Église bij een brief car les châssis et la colonne doivent être placées d’ameublement et de luxe (1842); en Eugène Martial Simas, die très justes (SAK, Modern Archief, 300/I, 312). In dezelfde aan het begin van de 20ste eeuw zowel decors schilderde voor brief lezen we dat de middenzuil met wijwatervat op initiatief de Parijse Opéra als faïence en glasramen ontwierp voor de van de decorateur aan het decor werd toegevoegd: Pour l’Eglise fabrieken van Sèvres en Sarreguemines. je vous ai fait un châssis de colonne supplémentaire que j’ai trouvé 43 Het gaslicht werd voor het eerst gedemonstreerd in 1801 door nécessaire pour Faust [Gounods opera die zeven dagen later zou Frederick Albert Winsor (Friedrich Albrecht Winzer, 1763- opgevoerd worden]. Helaas is het plan verloren gegaan en 1930) in het Londense Lyceum Theatre. Via een constante dienden we ons voor de reconstructie van het decor te baseren toevoer van gas via ‘bekjes’ kon men voortaan zowel het voet- op een historische opstellingsfoto en de eigen waarneming. licht, de lichtpalen tussen de coulissen en de hersen (boven- 60 Stilistisch bevindt dit decor zich op één lijn met de Églises lichten tussen de friezen) met één enkel lichtorgel controleren die voor Faust werden ontworpen door Cambon (Théâtre- zonder grote rookontwikkeling of roetafzetting, maar met naar Lyrique, Parijs, 1859 = creatie), Rubé en Chaperon (Opéra, verluidt meer stank en kans op brand. De elektrische boog- Parijs, 1869) en Carpezat (Opéra, 1908). lamp werd tussen 1802 en 1809 uitgevonden door Humphry 61 Overige décors à coulisses in de Schouwburg zijn: het Palais Davy. Vanaf 1849 (Meyerbeers Le prophète in de Parijse romain (1913), het Palais gothique (1914), het Intérieur Opéra) werd zij als theatraal effect gebruikt en vanaf 1881 rustique (1914), het Prison / Basse de château / Crypte (1914, (Savoy Theatre in Londen) voor algemene verlichtingsdoel- uitgebreid in 1921) en mogelijk ook het grotendeels verloren einden, zie Bergman 1977 en Baumann 1988. gegane Palais grec (1921). 44 Zola 1881: 86. 62 Voorbeelden zijn de zalen van de Pôle Nord / Palais d’Éte 45 Omtrent de artistieke connecties tussen Brussel en Parijs, zie (1893-4 en 1897) en het Théâtre Royal de l’Alcazar in Brussel Pingeot, Hoozee 1997. (1897). 46 Voor meer details omtrent Dubosqs immigratie, zie Forment 63 Bijvoorbeeld de burcht die op de Grote Markt van Doornik 2011: 231-232. verrees voor het Cortège-Tournoi van 1913. 47 Carnet Mondain 1902: 10: en 1876, à , il [Dubosq] 64 Bekende stoeten waaraan Dubosq meewerkte, zijn de Cortèges étrennait son premier pinceau dans l’atelier Zara. Zar(r)a wordt des fleurs en des pierres précieuses (Brussel, 1894), de Cortèges als leerling van Ciceri genoemd in een brief van laatst- des lumières en de la mode (Wereldtentoonstelling, Brussel, genoemde aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, cf. 1897), en bovenal de Grand cortège historique et allégorique Join-Diéterle 1988: 180. Naast Dubosq leerde ook Émile voor de vijfenzeventigste verjaardag van Belgiës onafhankelijk- Bailly zijn vak bij Zar(r)a. heid (Brussel, 1905). 48 Voor voorbeelden verwijzen we naar Girard 2012 en het inter- 65 Brochure uit ca. 1938 in SAL, Modern Archief, 13921. net: 67 De vroegste dergelijke vermelding troffen we aan op een brief (laatst geraadpleegd op 30 september 2013). aan Stad Kortrijk, 13 september 1921 (SAK, Modern Archief, 49 Zie (laatst opdrachten beschikken we helaas (nog) niet over informatie geraadpleegd op 30 september 2013). aangaande Dubosqs activiteit in dit gebied, noch over zijn 50 Carnet Mondain 1902: 10: il [Dubosq] passait ensuite chez mogelijke bijdragen aan de domeinen van de cinematografie Carpezat, Daran et Robecchi, dessinait, peignait, collait, chan- en studiofotografie. tournait, plaquait, brossait, observait, retenait, apprenait. 51 We verwijzen naar de werkcataloog in wording die zal opge- nomen worden in onze monografie over Dubosq. LIJST VAN AFKORTINGEN 52 Nog vijf andere interieurdecors in Kortrijk beantwoorden aan het type salon fermé: het Grand intérieur Renaissance (1914), het Grand salon Louis XV (1914), het Petit salon bourgeois SAB Stadsarchief Brussel (1914, grotendeels verloren), de Chambre simple (avec man- SAG Stadsarchief Gent sarde) (1921) en het Palais égyptien (1921). Voor foto’s hier- van verwijzen wij naar Forment 20015 en de Beeldbank Kor- SAK Stadsarchief Kortrijk trijk, op (laatst geraadpleegd op 30 sep- tember 2013). DE THEATERDECORATEUR ALS BINNENHUISARCHITECT 115

BIBLIOGRAFIE HOGENDOORN 2012 Wiebe Hogendoorn, De Schouwburg in beeld: Amster- ALBACH 1957 damse toneelscènes 1665-1772, Houten, 2012. Ben Albach, Het huis op het plein: heden en verleden van HUGO 1828 de Amsterdamse Stadsschouwburg, Amsterdam, 1957. Victor Hugo, Cromwell. Drame, Parijs, 1828. BAUMANN 1988 JEAN-LÉO 2005 Carl-Friedrich Baumann, Licht im Theater: von der Jean-Léo, L’âge d’or de la revue bruxelloise: l’histoire en Argand-Lampe bis zum Glühlampen-Scheinwerfer, Stutt- couplets, Brussel, 2005. gart, 1988. JOIN-DIÉTERLE BERGMAN 1977 Catherine Join-Dieterlé, Les décors de scène de l’Opéra de Gösta M. Bergman, Lighting in the theatre, Stockholm, Paris à l’époque romantique, Parijs, 1988. 1977. KRINKELS 1910 BJURSTRÖM 1961 Lode Krinkels, Vade-mecum voor den tooneelspeler-lief- Per Bjurström, Giacomo Torelli and Baroque stage design, hebber, Antwerpen, 1910. Stockholm, 1961. LARSON 1980 CAPUS 1898 Orville K. Larson, ‘New evidence on the origins of the Alfred Capus, Petites folles. Comédie en trois actes, 2de box set’, Theatre survey, 21/2 (1980): 79-91. uitg., Parijs, 1898. LARSON 1987 CARNET MONDAIN 1902 Orville K. Larson, The theatrical writings of Fabrizio Anoniem, ‘Albert Dubosq’, Le carnet mondain, 3-33 Carini Motta, Carbondale en Edwardsville, 1987. (1902): 10-11. LAUVERNIER 1993 DECAVELE, DOUCET 1993 Dominique Lauvernier, ‘Le Temple de Minerve: un Johan Decavele en Bart Doucet, De Opera van Gent: décor de scène du fonds des Menus Plaisirs datant de het ‘Grand Théâtre’ van Roelandt, Philastre en Cambon. 1754’, Bulletin de la Société de l’histoire de l’art français, Architectuur-interieurs-restauratie, Tielt, 1993. Année 1993 (1994): 127-148. FLIRT 1894 LAWRENSON 1986 Flirt, ‘L’incendie des décors de l’Opéra’, L’illustration, Thomas E. Lawrenson, The French stage and playhouse in 52-2655 (1894): 36. the XVIIth century: a study in the advent of the Italian FORMENT 2009 order, herziene uitg., New York, 1986. Bruno Forment, ‘Surrounded by scenery: what Disney MANCINI 1998 can teach us about visual immersion in the dramma per Franco Mancini, ‘Per una ricostruzione virtuale del Teatro musica’, Basler Jahrbuch für historische Musikpraxis, 33 Novissimo’, in Giacomo Torelli (1604-1678): scenografo e (2009): 159-170. architetto dell’antico Teatro della Fortuna di Fano, uitg. FORMENT 2011 door Massimo Puliani, Fano, 1998: 33-38. Bruno Forment, ‘In kleur en op ware grootte: de opera- MANDERYCK 1993 decors van Albert Dubosq’, in Opera: achter de schermen Madeleine Manderyck et al., De Bourla Schouwburg: een van de emotie, uitg. door Francis Maes en Piet De Volder, tempel voor de muzen, Tielt, 1993. Leuven, 2011: 228-249. MILESI 2000 FORMENT 2015 Francesco Milesi, Giacomo Torelli: l’invenzione scenica Bruno Forment, Zwanenzang van een illusie: de histori- nell’Europa barocca, Fano, 2000. sche toneeldecors van de Schouwburg Kortrijk, Kortrijk, MOYNET 1874 2015. Georges Moynet, L’envers du théâtre: machines et décora- GAUTIER 1874 tions, 2de uitg., Parijs, 1874. Théophile Gautier, Portraits contemporains: littérateurs – PEYRONNET 1974 peintres – sculpteurs – artistes dramatiques, Parijs, 1874. Pierre Peyronnet, La mise en scène au XVIIIe siècle, Parijs, GIRARD 2012 1974. Pauline Girard, ‘L’évolution stylistique des décors à PINGEOT, HOOZEE 1997 l’Opéra de Paris de 1863 à 1907’, in L’envers du décor à Anne Pingeot en Robert Hoozee, Paris-Bruxelles, Bruxel- la Comédie-Française et à l’Opéra de Paris au XIXe siècle, les-Paris : réalisme, impressionisme, symbolisme, art nou- uitg. door Catherine Join-Diéterle et al., Montreuil, veau. Les relations artistiques entre la France et la Belgique, 2012: 156-167. 1848-1914, Parijs, 1997. HEWITT 1958 SARDOU 1882 Barnard Hewitt, The Renaissance stage: documents of Victorien Sardou, L’Oncle Sam. Comédie en quatre actes, Serlio, Sabbattini and Furttenbach, Coral Gables, 1958. en prose, 3de uitg., Parijs, 1882. 116 BRUNO FORMENT

SERLIO 1545 SUMMARY Sebastiano Serlio, Il primo libro d’architettura, Paris, The theatre decorator as interior architect 1545. Albert Dubosq’s interior sets from a historical-typological SONREL 1944 perspective Pierre Sonrel, Traité de scénographie: évolution du matériel scénique, inventaire et mise en œuvre du matérial scénique In recent decades, much attention has been devoted to the actuel, technique de l’établissement des décors, perspective theatre interior, yet one essential type of theatre interior has théâtrale, autres scènes en usage, 2de uitg., Parijs, 1944. been grossly overlooked: the interior stage set. What drama- TAMBURINI 1994 turgical function did interior sets fulfil? Which technological Elena Tamburini, Scenotecnica barocca: Costruzione de’ and aesthetic challenges did they confront stage designers teatri e machine teatrali di Fabrizio Carini Motta (1688) with? And in what ways did the fictional product of the stage e Pratica delle machine de’ teatri di Romano Carapecchia designer reflect the portfolio of the interior designer in the (1689-91), Rome, 1994. ‘illusionistic’ era (c. 1600-1914)? In order to address these VANDENHAUTE 2012 questions, this article discusses the career of one of the few Annelies Vandenhaute, De relatie tussen schadeverschijnse- decorators whose full-sized creations have been preserved: len en gebruikte materialen: onderzoek van een vroeg 20ste- Albert Dubosq (Paris, 1863–Lyon, 1940). Between 1890 and eeuws theaterdecor van Albert Dubosq, uit de collectie van 1923, the Brussels workshop of Dubosq realised at least four de Kortrijkse Stadsschouwburg, onuitgegeven Masterscrip- hundred orders, a sample of which has been preserved in the tie, Artesishogeschool Antwerpen, 2012. form of twenty-two sets (1913-23) at the Schouwburg Kor- WILD 1987 trijk (Belgium). This important heritage – the largest collec- Nicole Wild, Décors et costumes du XIXe siècle. Tome II : tion of historical scenery in Europe – represents interiors in théâtres et décorateurs, Catalogues de la Bibliothèque de virtually all common types. A historical-typological analysis of l’Opéra, 5, Parijs, 1993. these sets, or a select number of them, provides a fresh look at WOLFF 1874 a craft that fascinated generations with illusions made from Albert Wolff, Victorien Sardou et l’Oncle Sam avec les paint, canvas and timber. documents relatifs à la suppression de la pièce, Parijs, 1874. ZOLA 1881 Émile Zola, Le naturalisme au théâtre : les théories et les Bruno Forment is docent aan de Vrije Universiteit Brussel exemples, Parijs, 1881. en artistiek directeur van het oude-instrumentenorkest Il Fondamento. Met zijn talrijke artikels over de geschiede- nis van de opera en de scenografie verwierf hij prestigieuze prijzen en beurzen vanwege onder meer de Belgian Ameri- can Educational Foundation, de Schweizerische Musikfor- schende Gesellschaft en de Goldberg Early Music Founda- tion. Sinds 2008 is hij de drijvende kracht achter de herontdekking van de ‘Dubosq’-collectie (Kortrijk), in het kader waarvan in 2013 een restauratie, operaproductie en tentoonstelling tot stand kwamen.