no Ent. Ber., Amst. 57 (1997) Korte mededelingen Kort

Scopiila imitaria nieuw voor de Limburgse go overdag verborgen in lage vegetatie en strui¬ fauna (: Geometridae) ken. In de schemering worden de dieren actief en worden dan sterk door licht aangetrokken. Scopula imitaria (Hübner) (= S. imitata Curtis) Scopula imitaria komt voor in Centraal- en is een soort die tot voor kort uitsluitend werd Zuid-Europa, Noord-Afrika, Klein-Azië en in aangetroffen in het duingebied van de Zeeuwse Engeland, vooral in de warme kustgebieden en Zuid-Hollandse eilanden (Lempke, 1967). (Seitz, 1915; South, 1961) en op warme plek¬ Uit het binnenland zijn alleen oude vangsten ken in de zuidelijke alpendalen. Volgens bekend uit Vorden (Gelderland) in 1856 en Forster & Wohlfahrt (1981) komt de soort in Cuijk (Noord-Brabant) in 1885 (Lempke, Duitsland niet voor. In België is ze vermeld 1949). Het was dan ook een verrassing, toen de van Brussel, Dinant en Virton. Het betreft ech¬ soort op 1983 voor het eerst opdook in het ter oude opgaven (Lempke, 1949). Noord-Limburgse Mook: op 7 juli verscheen Scopula imitaria lijkt in navolging van an¬ er één mannetje op licht. Twee jaar later volg¬ dere “kustdieren” vaste voet te hebben gekre¬ de een tweede exemplaar, wederom een man¬ gen in het binnenland. De vaste vangplaats bij netje, dat door F. Cupedo op 4 augustus 1985 mijn woning ligt op de pleistocene rivierafzet- te Geulle werd gevangen. Vervolgens werd S. tingen en preglaciale wallen. Agrotis puta imitaria tussen 1983 en 1992 bijna elk jaar in (Hübner), een voorheen zeer zeldzame soort, Mook waargenomen: één exemplaar in 1983, is de laatste tien jaar de meest voorkomende 1985 en 1986, drie in 1988, 30 in 1989, 14 in noctuide op deze plek. Ook deze soort, die in 1990, vier in 1991 en 28 in 1992. In totaal liefst de duinen van oudsher gewoon is, heeft haar 82 exemplaren, waarvan 66 mannetjes en 16 binnenlands areaal in de tachtiger jaren op vrouwtjes. Volgens Lempke (1967) komen er spectaculaire wijze uitgebreid. in ons land twee generaties per jaar voor. De Mookse waarnemingen bevestigen dat, waar¬ Literatuur bij de eerste generatie het talrijkste blijkt te zijn. Van de eerste generatie (56 exemplaren) Culot, C., 1917. Noctuelles et Geométrès d'Europe. Deuxième Partie. Géomètres 3: 1-269. Genève. is de vroegste vangdatum 9 juni en de laatste Forster, W. & T. A. Wohlfahrt, 1981. Die Schmetter¬ 21 juli. Van de tweede generatie (26 exempla¬ linge Mitteleuropas. V. Spanner (Geometridae): 1- ren) werd het eerste dier gevangen op 5 augus¬ 312. Franck’sehe Verlagshandlung, Stuttgart. tus en het laatste op 9 september. Lempke, B. J., 1949. Catalogus der Nederlandse Macrole- De rups is polyfaag en wordt vermeld van pidoptera. VIII. - Tijdschr. Ent. 90: 61-197. Lempke, B. J., 1967. Catalogus der Nederlandse Macrole- bosrank (Clematis vitalba L.), duizendknoop pidoptera (veertiende supplement). - Tijdschr. Ent. (Persicaria sp.), framboos (Rubus idaeus L.), 110: 223-342. gewone braam {Rubus fruticosus L.), gewone Seitz, A., 1915. Die Groß-Schmetterlinge der Erde. 1. paardebloem {Taraxacum officinale F. H. Abteilung. Die Groß-Schmetterlinge des Palaeark- Wigg), gewone rolklaver {Lotus corniculatis tischen Faunengebietes IV. Die Spannerartigen Nachtfalter: i-v, 1-479. Kernen, Stuttgart. L.), meidoorn {Crataegus sp.), sleedoorn South, R., 1961. The of the British Isles. New edi¬ {Prunus spinosa L.), struikhei {Calluna vulga¬ tion. Second series: 1-379. Warne, London & New- ris (L.) Hull), walstro {Galium sp.), wilde ligus¬ York. ter {Ligustrum vulgare L.) en zuring {Rumex sp.) (Culot, 1917; Forster & Wohlfahrt, 1981; A. Cox, Generaal Gavinstraat 11, 6585 WL South, 1961). Volgens Seitz (1915) zit het ima¬ Mook. Ent. Ber., Amst. 57 (1997) 111

Een exemplaar van osthelderi met afwijkend getekende voorvleugels (Lepidoptera: Pyralidae)

Op 11 juli 1994 werd door mij te Hemrik (Friesland) een pyralide gevangen behorende tot de . Hoewel het dier zeer duide¬ lijk getekend was, lukte het mij niet om het met de mij beschikbare literatuur op naam te brengen. Ook navraag bij andere lepidoptero- logen bracht geen uitkomst van dit raadsel. Piet Zumkehr heeft het exemplaar meegeno¬ men naar de eerstvolgende bijeenkomst van de Fig. 2. Catoptria osthelderi, normale vorm. sectie “Snellen”. Daar is het dier gedemon¬ streerd, maar ook hier wist niemand van de midden van de bruine voorvleugel een witte aanwezigen het antwoord. Men vermoedde lengtestreep beginnend aan de basis en eindi¬ dat het om een afwijkende vorm ging van gend vlak voor de achterrand. Deze lengte¬ Catoptria pinella Linnaeus. streep wordt in drieën gedeeld door bruine Rob Schouten bracht de oplossing van dit dwarsbanden in het midden en vlak voor de raadsel. Van hem ontving ik een publikatie uit achterrand. Bij f. unimaculella is alleen het het tijdschrift Bombus van 1986. Hierin wordt midden gedeelte van de lengtestreep overge¬ de vangst van eenzelfde afwijkende vorm ver¬ bleven. Het basale deel en het deel tegen de meld uit Duitsland in 1984. Het betrof hier een achterrand hebben dezelfde bruine kleur als de exemplaar van C permutatella (Herrich-Schäf- rest van de vleugel. Van de drie genoemde fer) f. unimaculella. De vorm unimaculella is soorten komen alleen C. permutatella en C. beschreven door Lars Brundin naar aanleiding osthelderi in ons land voor, terwijl C. myella van de vangst van een enkel exemplaar voorkomt in de Alpen en de Karpaten. Later (Brundin, 1931). Volgens hem ging het om een werd door Tiedemann (1986) bevestigd dat vorm van Catoptria myella (Hübner). het Zweedse exemplaar tot C. permutatella In het genus Catoptria zijn drie soorten be¬ behoorde. schreven, die zeer sterk op elkaar lijken en Genitaalonderzoek toonde echter aan dat slechts met behulp van genitaalonderzoek van het Nederlandse exemplaar behoort tot elkaar te onderscheiden zijn. Het betreft Catoptria osthelderi. Van deze soort, die pas Catoptria permutatella, C. myella en C. ost¬ in 1950 van beide andere werd afgesplitst, is helderi (de Lattin). Alle drie hebben in het nog geen afwijkende vorm beschreven. Ter vergelijk is naast de afwijkende vorm (fig. 1) tevens een normaal getekend exemplaar van C. osthelderi afgebeeld (fig. 2).

Literatuur

Brundin, L. 1931. Insectenfaunan inom Abisko National¬

park. - K. svenska Vetenskapsakad. Skrift. natursk. 16: 1-64. Tiedemann, O., 1986. (Lep. ).- Catoptria per¬ mutatella (Herrich-Schäffer) f. unimaculella Brundin. - Bombus (2) 74: 295.

Janny Sinnema-Bloemen, Sparjeburd 29, Fig. 1. Catoptria osthelderi, afwijkende vorm. 8409 CK Hemrik.