Bestemmingsplan Meeden

VASTGESTELD

Bestemmingsplan Meeden

VASTGESTELD

Inhoud

Toelichting en bijlagen Regels en bijlagen Verbeelding

24 mei 2012 Projectnummer 150.00.04.35.00

Overzichtskaart

Gemeente Menterwolde, bron: Topografische Dienst

Toelichting

150.00.04.35.00.toe

Inhoudsopgave

1 I n l e i d i n g 9

2 B e l e i d 11 2.1 Rijksbeleid 11 2.2 Provinciaal beleid 12 2.3 Gemeentelijk beleid 20 2.4 Beleid waterschap 26

3 Oorsprong en ontwikkeling 29 3.1 Geschiedenis Menterwolde 29 3.2 Geschiedenis Meeden 30 3.3 Huidige situatie Meeden 32

4 Planbeschrijving 37 4.1 Inleiding 37 4.2 Kwaliteiten en knelpunten Meeden 37 4.3 Visie Meeden 39 4.4 Lopende ontwikkelingen 41 4.5 Toekomstige ontwikkelingen 43

5 R u i m t e l i jke aandachtspunten en milieuaspecten 45 5.1 Inleiding 45 5.2 Milieuzonering 45 5.3 Bodem 47 5.4 Geluidhinder 49 5.5 Externe veiligheid 50 5.5.1 Risicovolle inrichtingen 50 5.5.2 Transport gevaarlijke stoffen 52 5.5.3 Buisleidingen 54 5.5.4 Verantwoording 54 5.6 Luchtkwaliteit 55 5.7 Ecologie 57 5.8 Archeologie 58 5.9 Water 59 5.10 Hoogspanningsleidingen 62 5.11 Duisternis en stilte 62 5.12 Concentratie van winkelvoorzieningen 63

6 Juridische vormgeving 65 6.1 Algemeen 65 6.2 Inleidende regels 65 6.3 Aanduidingen 66

150.00.04.35.00.toe 6.4 Bestemmingen 66 6.5 Toelaatbaarheid bedrijven 71 6.6 Algemene regels 72 6.7 Overgangs- en slotregels 72 6.8 Handhaving 72

7 Economische uitvoerbaarheid 73

8 Inspraak en overleg 75

150.00.04.35.00.toe

1 I n l e i d i n g

Er is een groeiend besef dat dorpen een eigen identiteit hebben. Een1 identiteit AANLEIDING die het resultaat is van de ontstaansgeschiedenis, het karakter en de 'couleur locale' van een dorp. Om deze eigen identiteit ook in de toekomst te kunnen waarborgen, moeten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in een dorp zorgvuldig worden ingepast. Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de Dorpsvisie Meeden uitvoerig en meerdere malen met de bevolking overlegd over de kwaliteiten, de knelpunten, de wensen en de kansen van het dorp Meeden. Hetgeen hieruit naar voren is gekomen, is aan het college van burge- meester en wethouders en aan de gemeenteraad voorgelegd. Aan de hand hiervan is een visie ontwikkeld op de toekomstige ontwikkelingen in Meeden. Deze dorpsvisie, die dus nadrukkelijk in samenspraak met de bevolking en het college van burgemeester en wethouders tot stand is gekomen, staat aan de basis van de actualisering van het bestemmingsplan Meeden. De dorpsvisie is op 29 januari 2009 door de gemeenteraad vastgesteld.

Daarnaast geldt voor de diverse dorpen dat een groot aantal verouderde be- stemmingsplannen van kracht is. Om een aantal redenen, zoals een eenduidige systematiek, vermindering van het aantal bestemmingsplannen en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, heeft de gemeente besloten om deze gedateerde plannen binnen afzienbare tijd te herzien. Het voorliggende bestemmingsplan is het tweede plan in deze herzieningenreeks. De uitgangspunten voor de be- stemmingsregeling zijn vooraf uitvoerig ambtelijk en bestuurlijk besproken. De overeengekomen regeling wordt algemeen voor de gehele reeks bestemmings- planherzieningen toegepast.

Het voorliggende bestemmingsplan kan worden aangemerkt als conserverend JURIDISCHE OPZET met voldoende ruimte voor dynamiek. Uitgangspunt is dat de bestaande situa- tie (inclusief verleende ontheffingen) wordt vastgelegd.

Voor het plangebied is gekozen voor een overwegend gebiedsgerichte bestem- ming. Daarbij zijn de in de verbeelding aan te geven juridisch harde begren- zingen tussen de verschillende functies beperkt tot een aantal essentiële onderdelen. Ten aanzien van de bebouwing is sprake van een vrij grote mate van detaillering in de regels. Hierbij is het bestaande bebouwingsbeeld uit- gangspunt. Ten aanzien van de afmetingen van de gebouwen zijn regels gege- ven met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de erfscheiding en dergelijke.

De ligging en de begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op het over- LIGGING EN BEGRENZING zichtskaartje voor in deze toelichting. Op dit moment zijn meerdere bestem-

9 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 mingsplannen vigerend voor het plangebied. Bij de begrenzing is zoveel moge- lijk rekening gehouden met de huidige bestaande en logische begrenzingen.

VIGERENDE BESTEMMINGS- Voor het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen (deels) vigerend: PLANNEN - bestemmingsplan Buitengebied Meeden en Zuidbroek/Noordbroek (1998); - Plan in hoofdzaak Meeden (1960); - Plan in onderdelen Meeden (1957); - Partiële herziening (1961); - Uitbreidingsplan in onderdelen (partiële herziening 1964); - bestemmingsplan Meeden (Tussen Baide Meulens,1971); - bestemmingsplan De Veensloten (1973); - bestemmingsplan Tussen Baide Meulens (herziening, 1977); - bestemmingsplan Ten noorden van Tussen Baide Meulens (1977); - bestemmingsplan Tussen Baide Meulens (sanerings- en reconstructie- plan, 1971); - bestemmingsplan Begraafplaats (1981); - bestemmingsplan Zevenwold (1988).

LEESWIJZER Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk is het ruim- telijke beleid, voor zover dat relevant is voor het plangebied, kort samenge- vat. Het derde hoofdstuk beschrijft het ontstaan en de ontwikkeling van Menterwolde in het algemeen en de kern Meeden in het bijzonder. In de plan- beschrijving die daarop volgt, worden onder meer de kwaliteiten en knelpun- ten van Meeden beschreven en de visie van de gemeente daarop. De milieuhygiënische aspecten zijn in hoofdstuk 5 beschreven. In het hoofdstuk over de juridische vormgeving is aangegeven hoe een en ander is vertaald naar de regels. De laatste twee hoofdstukken gaan in op de economische uitvoer- baarheid en resultaten uit de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

10 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

2 B e l e i d

In dit hoofdstuk worden het rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk2 beleid en BELEID het beleid van het waterschap beschreven.

2.1 Rijksbeleid

Op 23 april 2004 heeft het kabinet de Nota Ruimte vastgesteld. Het ruimtelijk rijksbeleid is zoveel mogelijk ondergebracht in deze strategische nota op hoofdlijnen. De nota is gebaseerd op de beleidsvoornemens van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Orde- ning en de daarbij behorende analyses.

Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk uit van de bun- delingsstrategie. Deze bundeling heeft veel voordelen. De steden worden on- dersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Infrastructuur kan worden geconcentreerd en optimaal worden benut.

Het Rijk voert het bundelingsbeleid niet zelf uit; dat is een taak van decentra- le overheden. Wel speelt het Rijk een stimulerende rol. Uitgangspunt is dat in elke gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuur- lijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden, waar vooral starters en ouderen moeite hebben om aan een geschikte woning te komen, waardoor de sociale samenhang onder druk komt te staan. Om dit te kunnen volgen, gaat het Rijk de streek- en bestemmingsplancapaci- teit voor wonen 'monitoren'. Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas, moet elke gemeente ook voldoende ruimte bieden voor de lokaal georiënteerde bedrijvigheid.

Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande be- bouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door ver- dichting optimaal worden gebruikt. Het streven is erop gericht dat 40% van het totale uitbreidingsprogramma voor woningen en arbeidsplaatsen daar tot stand komt.

Vooral in eenzijdig samengestelde woonwijken met veel achterstandsgroepen en een lage woningkwaliteit moet ook de komende jaren worden vastgehouden aan de ambitie een flink deel van de uitbreidingsproductie binnenstedelijk te

11 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 realiseren. Sociale spanningen en integratieproblemen kunnen daardoor wor- den verminderd en ontwikkelingskansen vergroot. Het Rijk stimuleert revitali- sering, herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen.

Bij de bundeling van de verstedelijking moet optimaal worden aangesloten op het watersysteem. Door rekening te houden met het ruimtelijk waterbeleid kunnen provincies en gemeenten bij de inrichting van stedelijk gebied nadelige effecten op het grond- en oppervlaktewater voorkomen. Dit is als verplichting opgenomen in het Besluit op de ruimtelijke ordening en inhoudelijk vormgege- ven in de Nota Ruimte.

In de Nota Ruimte wordt voorts opgemerkt dat het buiten spelen en zich zelf- standig verplaatsen van groot belang is voor de mentale en fysieke ontwikke- ling van kinderen. Dat stelt eisen aan de vormgeving van de dagelijkse leefomgeving.

Daarnaast vormt de bodem de ondergrond in het kader van de Lagenbenade- ring, zoals die is voorgesteld in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. De ondergrond, de bodem, is het meest kwetsbaar voor ingrepen door de mens. De ondergrond zoals bedoeld in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening bestaat overigens uit de fysieke ondergrond, het watersysteem en het bioti- sche systeem.

2.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan

Op 17 juni 2009 zijn het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 en de Omge- vingsverordening provincie 2009 vastgesteld door Provinciale Staten. Het Provinciaal Omgevingsplan (POP) 2009-2013 is een integrale herziening van het Provinciaal Omgevingsplan (5 juli 2006).

Het POP 2009-2013 bouwt voort op het omgevingsbeleid uit het voorgaande POP. De hoofddoelstelling is gelijk gebleven. Om deze doelstelling te bereiken, worden drie centrale uitgangspunten genoemd: werken aan een duurzame leefomgeving (1), eigen karakter handhaven en versterken (2) en sterke steden en vitaal platteland (3) voor huidige en toekomstige generaties. De hoofddoelstelling van het provinciale omgevingsbeleid is: 'voldoende werk- gelegenheid en een voor mens en natuur leefbaar Groningen met behoud en versterking van de kwaliteiten van de fysieke leefomgeving, waarbij toekom- stige generaties voldoende mogelijkheden houden om zich te ontplooien (duur- zame ontwikkeling)'. Dit sluit aan bij de drie sporen uit het Kompas voor het Noorden, te weten: dynamische economie, sterke steden en een leefbare om- geving.

12 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Het beleid is in het Provinciaal Omgevingsplan onderverdeeld in zes thema's: - schoon en veilig Groningen; - karakteristiek Groningen; - bereikbaar Groningen; - ondernemend Groningen; - energiek Groningen; - leven en wonen Groningen. Deze thema's, inclusief de daaruit voortvloeiende functietoekenning, vormen in belangrijke mate het beoordelings- en toetsingskader voor plannen van ge- meenten en waterschappen, alsmede voor vergunningverlening.

In het Omgevingsplan zijn ook een aantal gebiedsgerichte opgaven opgenomen. De gemeente Menterwolde maakt deel uit van het gebied Veenkoloniën. De provincie ziet voor de Veenkoloniën kansen om het potentieel van dit gebied beter te benutten. De provincie wil de centrumpositie van Stadskanaal ver- sterken, een aantrekkelijker woonklimaat in het gebied realiseren, de intro- ductie van nieuwe economische dragers mogelijk maken en het toeristisch profiel versterken.

In het navolgende wordt kort ingegaan op vorengenoemde zes thema's voor zover relevant voor het plangebied Meeden.

Schoon en veilig Groningen De provincie ambieert een schone, gezonde en veilige leefomgeving. Door uitbreiding van onder andere woningbouw, industrie en verkeer zullen mensen in hun leefomgeving steeds vaker te maken krijgen met milieuvraagstukken. Ook natuurwaarden komen in het gedrang. Bij de ruimtelijke inrichting kiest de provincie voor een integrale visie op en duurzaam gebruik van de bodem, waarbij de functies en eigenschappen van de bodem en ondergrond voorop staan.

Door de toenemende neerslag vergroot aan de ene kant de kans op waterover- WATEROVERLAST last vanuit kanalen en meren en in polders. Hiertegen zullen de waterschappen maatregelen moeten nemen, onder meer door de verhoging van de boezemka- den, de aanleg van waterbergingsgebieden en de bouw van gemalen. Aan de andere kant zullen er ook vaker extreem droge perioden voorkomen. Dat vraagt om maatregelen die de watervoorziening en -kwaliteit in zulke perioden zo goed mogelijk garanderen.

Om de provincie veiliger te maken hanteert de provincie het landelijke risico- EXTERNE VEILIGHEID beleid voor externe veiligheid. Dit betreft externe veiligheidsrisico's van de productie, het transport, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen. De risicosituaties zijn opgenomen in het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen en aangegeven op de Risicokaart.

13 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 Karakteristiek Groningen De provincie wil de kernkarakteristieken op gebied van natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie in samenwerking met gemeenten, waterschap- pen en maatschappelijke organisatie en andere belanghebbenden beschermen, beheren en waar mogelijk versterken. Het tegengaan van de verrommeling van het landschap krijgt daarbij prioriteit. Dit betekent aandacht voor de herstruc- turering van bedrijventerreinen en woongebieden, zorg voor compacte, gecon- centreerde binnenstedelijke vernieuwing en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van de bebouwing van kleine kernen in het buitengebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de bestaande bebouwingskarakteristieken van deze kernen. Zo mogelijk, dienen hier nieuwe kwaliteiten aan worden toegevoegd.

In het buitengebied staat de ruimtelijke kwaliteit onder druk, onder meer door nieuwe bebouwing die niet aansluit bij het karakter van de bestaande bebou- wing, door het gebrek aan samenhang met het omliggende landschap en de structuur van de nederzetting en door het verlies aan monumentale panden en erven. In de Omgevingsverordening is opgenomen dat gemeenten in hun be- stemmingsplannen rekening moeten houden met de instandhouding van monu- mentale panden en erven. Daarbij dient de instandhouding van de uiterlijke kenmerken voorop te staan en dat toevoegingen alleen aansluitend aan de bestaande bebouwing plaatsvinden.

Bereikbaar Groningen Een toename van de mobiliteit en een steeds grotere druk op de infrastructuur wordt verwacht. Ingezet moet worden op de provincie ook in de toekomst bereikbaar te houden. De provincie wil hiertoe het verkeer veiliger en duurza- mer maken en de infrastructuur goed in het landschap inpassen.

De bereikbaarheid van het buitengebied is essentieel voor de leefbaarheid. Een goede ontsluiting van de steden en dorpen in het buitengebied is van belang voor de bereikbaarheid van noodzakelijke voorzieningen en alle zorg- en dienstverlenende instanties. Hiervoor zijn de auto, het openbaar vervoer en de fiets belangrijk.

De provincie ontwikkelt een uitgebreid netwerk van hoogwaardig openbaar vervoer (het Kolibri-netwerk met regionaal spoor, regiotram en Q-liners) in en rondom de stad. Ook worden de mogelijkheden onderzocht voor een goede spoorontsluiting met Zuidoost-Groningen.

Rijkswaterstaat werkt samen met de provincies Groningen en Drenthe aan de verdubbeling van de N33 tussen de A28 bij Assen-Zuid en de A7 bij Zuidbroek. Dit gebeurt om de doorstroming en de veiligheid te verbeteren en de bereik- baarheid van de regio te vergroten.

14 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Ondernemend Groningen De provincie heeft de ambitie om een sterke regionale economie te ontwikke- len. Daarbij richt de provincie zich vooral op zes speerpuntsectoren: - energie (Energy Valley); - life sciences; - chemie; - ICT; - agribusiness; - scheepsbouw. Deze sectoren zijn vooral aanwezig in de stad Groningen en de Eemsdelta. De provincie bevordert dat stuwende bedrijven zich vestigen op bovenregionale bedrijventerreinen in de economische kernzones. Meeden ligt buiten de eco- nomische kernzone.

Groningen zonder landbouw is ondenkbaar. De landbouw in de provincie Gro- LANDBOUW ningen blijft ook in de toekomst, hier en daar in een aangepaste vorm, van groot belang. De landbouw heeft te maken met internationale liberalisering van de markt en zwaardere milieueisen. Daarnaast is sprake van veranderde wensen van de consument, onder meer vanwege het gezondheidsaspect en dierwelzijn. De grondprijzen stijgen door de druk op de ruimte vanuit verschil- lende sectoren. Dit alles leidt tot herstructurering en vernieuwing van de land- bouw. Door de stijgende vraag naar biologische en streekeigen producten gaan landbouwers zich in toenemende mate daarop richten. De toekomst voor de teelt van zetmeelaardappelen in de Veenkoloniën staat onder druk. Alle be- trokkenen zoeken breed naar oplossingen.

Het aantal bedrijven en de werkgelegenheid in de landbouw zijn in de afgelo- pen jaren, conform de landelijke ontwikkelingen, achteruit gegaan. In de pro- vincie Groningen is deze afname wel minder snel dan in de rest van Nederland. Door de toenemende grootte van de bedrijven is het areaal sinds 1995, in te- genstelling tot de rest van Nederland, stabiel gebleven. Een op de vijf bedrij- ven groter dan 100 ha staat in Groningen. Jaarlijks daalt het aantal bedrijven met bijna 2%, dat zijn er ongeveer 100. Verwacht wordt dat de schaalvergro- ting de komende jaren doorgaat.

Ten gevolge van schaalvergroting komen steeds vaker boerderijen leeg te staan, die vervolgens als niet-agrarische woning worden gebruikt. Dat heeft economische voordelen, maar leidt wel tot verdere versnippering en verstening van het landelijk gebied. De provincie wil deze ontwikkeling tegengaan. Daar- om worden in principe geen nieuwe bouwlocaties voor nieuw- of hervestiging van agrarische bedrijven meer toegestaan, tenzij sprake is van uitplaatsing uit de Ecologische Hoofdstructuur of uit het bebouwingslint van Midwolda in ver- band met plannen voor een vaarverbinding in het of van het oplossen van knelpunten zoals uitplaatsing uit linten in verband met ruimtegebrek of milieuhinder of een specifieke taakstelling. Een van de hoofdthema's in het buitengebied is de omvang van agrarische AGRARISCHE BOUWBLOK- bouwblokken. Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen door KEN

15 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 schaalvergroting, hebben vaak behoefte aan uitbreiding van de bedrijfsgebou- wen en vergroting van het bouwblok. De mogelijkheden voor een goede inpassing van agrarische bedrijfsbebouwing zijn sterk afhankelijk van het landschap, daarom is maatwerk vereist.

Voor de regio's Noord- en Oost-Groningen hebben de provincie en betrokken gemeenten een analyse van de functionele en ruimtelijke kwaliteiten van ge- bieden opgesteld, zodat kan worden bepaald of en zo, ja in hoeverre agrari- sche schaalvergroting mogelijk is. Voor onder andere de gemeente Menterwolde is onderscheid gemaakt in zoge- naamde groene, gele en rode gebieden.

Voor de groene gebieden geldt een 'ja, mits'-beleid. Gemeenten worden hier gevraagd om op basis van de ruimtelijke randvoorwaarden de volgende zaken in acht te nemen: - respecteren historische gegroeide landschapsstructuur; - afstand houden tot ruimtelijke elementen; - goede infrastructurele ontsluiting; - zorgvuldige en evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen. - erfinrichting afgestemd op het zorgvuldig inpassen in het landschapstype; - op bedrijfsniveau opnieuw af te wegen of schaalvergroting kan plaatsvin- den.

Vanaf 1,5 ha wordt de provincie bij deze afweging betrokken door inzet van de maatwerkbenadering. De maatwerkbenadering vormt een procesmatig stu- ringsmodel waarbij op basis van een reeks keukentafelgesprekken tussen de ondernemer (en adviseur), de gemeente, de provincie en de welstand, onder regie van de gemeente, de schaalvergrotingsmogelijkheden in een specifieke situatie worden beschouwd.

In de gele gebieden (veelal beperkte zones rond stedelijke gebieden, natuur- gebieden en waardevolle landschapselementen en dergelijke) geldt een 'nee, tenzij'-beleid. Er geldt een sterke bewijslast om schaalvergroting tot 1,5 ha te mogen realiseren. Vanaf 1 ha wordt de provincie bij deze afweging betrokken door de inzet van de maatwerkbenadering. Doorgroeien boven 1,5 ha verhoudt zich in deze gebieden niet met het land- schappelijk gave karakter en is dan ook niet mogelijk.

In de rode gebieden (stedelijke gebieden, natuurgebieden en waardevolle landschapselementen) zijn geen mogelijkheden voor schaalvergroting aanwe- zig. De omvang van een agrarisch bouwblok bedraagt maximaal 1 ha.

Voor dit bestemmingsplan betekent het voorgaande dat het grootste deel van het plangebied is aangemerkt als 'rood' (zie navolgende afbeelding). Mogelijk- heden voor schaalvergroting zijn hier niet voorhanden. Het oostelijke lint van de Hereweg en de Beneden Veensloot zijn aangemerkt als 'geel'. In dit gebied

16 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

is schaalvergroting tot 1,5 ha mogelijk door de inzet van de maatwerkbenade- ring.

Het plangebied met daarin aangegeven de mogelijk heden voor schaalvergr o ting (geel gebied)

De provincie staat geen nieuwe intensieve veehouderijbedrijven toe, ook niet INTENSIEVE VEEHOUDERIJ in de vorm van een neventak. Ook de omschakeling van een grondgebonden agrarisch bedrijf, van een veehouderij met rundvee, schapen en/of paarden of van een biologische veehouderij naar een intensieve veehouderij is niet toege- staan.

Uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven mag - onder voor- waarden - plaatsvinden Ten aanzien hiervan maakt de provincie onderscheid in witte, gele en groene gebieden. Per gebied gelden regels met betrekking tot maximale toegestane stalvloeroppervlakte. Voor het plangebied geldt het zo- genaamde witte gebied. In de Omgevingsverordening (herziening 2011) zijn regels voor uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven opgenomen.

De ontwikkeling van toerisme en recreatie heeft de afgelopen jaren geresul- TOERISME EN RECREATIE teerd in nieuwe arbeidsplaatsen en bestedingen. De provincie biedt het toeris- tisch bedrijfsleven ruimte voor nieuwe investeringen. Om de ontwikkelingen van recreatie en toerisme te stimuleren, is het van be- lang dat de provincie is ontsloten door goede routestructuren, met name voor wandelaars, fietsers en watersporters.

Energiek Groningen De provincie streeft ernaar zich nationaal en internationaal te positioneren als voorloper op energiegebied en een forse bijdrage te leveren aan Europese en nationale energie- en klimaatdoelen.

17 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 Om deze ambitie waar te kunnen maken, wordt ruimte geboden aan bestaande en nieuwe energie(gerelateerde) bedrijven, nieuwe energie-infrastructuur, energietechnieken en de doorontwikkelingen van bestaande technieken die bijdragen aan de overgang naar duurzame energiebronnen.

De provincie wil de komende tien jaar ten minste 750 megawatt aan windener- gie realiseren. Om het landschap te beschermen, wordt de grootschalige pro- ductie van windenergie geconcentreerd in een aantal windturbineparken. De beschikbare ruimte op de aangewezen parken in de Eemshaven, Delfzijl en langs de N33 (tussen Zuidbroek en ) kan hiervoor worden benut. Buiten dit windturbinepark zijn alleen turbines met een maximale ashoogte van 15 m toegestaan. Op dit moment zijn hiertoe geen concrete plannen, waardoor in het voorliggende bestemmingsplan geen rekening wordt gehouden met de realisatie van windmolens.

Leven en wonen Groningen Ten slotte is het streven een hoge leefkwaliteit te realiseren voor alle bewo- ners, met voldoende aanbod en kwaliteit van woningen, een aantrekkelijke woon- en werkomgeving en goed bereikbare voorzieningen zoals onderwijs en zorg. Voor een aantrekkelijke woonomgeving zijn de leefkwaliteit en de socia- le infrastructuur van groot belang. KWETSBARE GROEPEN Kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals ouderen, zijn sterk afhankelijk van de aanwezigheid en goede bereikbaarheid van allerlei voorzieningen, met name op het gebied van zorg en welzijn. De provincie vindt het belangrijk dat in de dorpen, waar de voorzieningen onder druk staan, dienstencentra, steunstees, multifunctionele centra en zorgposten functioneren.

WONINGBOUW EN LEEF- De komende jaren doen zich allerlei leefbaarheids- en woonvragen voor in BAARHEID IN NOORD- EN Noord- en Oost-Groningen, die voortkomen uit de dalende omvang en sterk OOST-GRONINGEN gewijzigde samenstelling van de bevolking. Gezien de schaal waarop de pro- blematiek zich voordoet, vindt de provincie het belangrijk dat gemeenten hiervoor op regionaal niveau een visie en concrete aanpak ontwikkelen. In Oost-Groningen gaat het, sinds het opgaan van de gemeenten Winschoten, Scheemda en Reiderland in de nieuwe gemeente Oldambt op 1 januari 2010, om alle zeven gemeenten, waaronder Menterwolde.

De Stuurgroep Regionaal Woonplan Oost-Groningen heeft op 14 oktober 2009 haar goedkeuring gehecht aan de notitie ‘Bestuurlijke Afspraken Provincie Groningen met de Regio Oost-Groningen’. In deze notitie zijn per gemeente afspraken neergelegd over de uitbreidingscapaciteit voor de bouw van nieuwe woningen in de periode 2010-2020. Ook zijn in de notitie de spelregels weer- gegeven bij optredende geschillen tussen regio en provincie.

De verdeling binnen de regio betekent voor de gemeente Menterwolde een totaal aantal van 182 nieuw te bouwen woningen, te verdelen in 156 woningen voor de periode van 2010 tot en met 2014 en 26 woningen voor de periode van 2015 tot en met 2019. De provincie Groningen heeft op 8 december 2009 het

18 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

besluit 'Nieuwbouwruimte' genomen. In dit besluit wordt het aantal van 156 nieuwbouwwoningen in Menterwolde in de periode van 2010 tot en met 2014 bevestigd. Over de periode van 2015 tot en met 2019 voor de regio Oost- Groningen doet de provincie geen uitspraak.

Gevraagd wordt aan de gemeenten om prioriteit te geven aan de transformatie van de bestaande woningvoorraad en ook aandacht te besteden aan de plan- ning en verdeling van woningen en voorzieningen. Op die manier kunnen socia- le tweedeling, leegstand en waardedaling van woningen worden vermeden.

De afstemming van de omvang en de locatie van de woningen wordt be- schouwd als een provinciaal belang. Daarom zijn de gemaakte afspraken met de gemeenten over de nieuw te bouwen en te slopen woningen in de omge- vingsverordening vastgelegd. De regionale afspraken omtrent de uitbreidingsruimte en het besluit inzake de nieuwbouwruimte in de gemeente Menterwolde zijn toegevoegd aan de bijla- gen. De primaire functies van het buitengebied (landbouw, natuur, landschap) mo- UITBREIDING WONINGEN IN gen niet worden beperkt door een te grote uitbreiding van woningen met de HET BUITENGEBIED daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen. In de Omgevingsverordening zijn daarom regels opgenomen voor de maximale oppervlakte van woningen (inclusief aanbouwen en bijgebouwen) in het buitengebied.

Incidenteel wordt ruimte geboden voor woningbouw in kleine kernen en be- INCIDENTELE WONING- bouwingslinten, wanneer de ruimtelijke kwaliteit daarmee wordt verbeterd. BOUW Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer door de nieuwbouw een storend gat in een kern of lint wordt opgevuld. Daarnaast worden mogelijkheden gebo- den voor woningbouw op locaties waarvan het gebruik en de bebouwing als storend worden ervaren en die bij herontwikkeling de gewenste kwaliteit aan het landschap toevoegen.

In het buitengebied en de kleine kernen komt het voor dat gebouwen hun oor- FUNCTIEWIJZIGING spronkelijke functie verliezen, zoals monumentale boerderijen met bijbeho- VRIJKOMENDE GEBOUWEN rende schuren. De provincie biedt de mogelijkheid om deze gebouwen te gebruiken voor andere activiteiten en wil daarmee bijdragen aan de verbete- ring van de leefbaarheid van het platteland en kleine kernen, aan handhaving van cultureel erfgoed en aan de kwaliteit van het landschap. Te denken valt aan wonen, hobbymatige agrarische activiteiten, recreatie, zorgfuncties, kunstzinnige en culturele activiteiten, kleinschalige bedrijvigheid, opslag en dienstverlening. Voorwaarde is dat afgezien van geringe aanpassingen deze activiteiten binnen de bestaande bebouwing moeten plaatsvinden. Detailhan- del is alleen toegestaan als hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten worden verkocht.

In de Omgevingsverordening zijn regels opgenomen voor het benutten van vrijkomende bebouwing.

19 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 2.3 Gemeentelijk beleid

Lokaal omgevingsplan De gemeente Menterwolde heeft in het document Verkenningen Menterwolde 2015 (vastgesteld 12 december 2001) een eerste aanzet gegeven voor een Lo- kaal Omgevingsplan. Hierin worden de gewenste ruimtelijke en sociale ontwik- kelingen van de gemeente weergegeven. De gemeente Menterwolde wil het 'eigen' karakter van elk dorp behouden en versterken. Dit karakter komt voort uit de cultuurhistorische eigenheid van elk dorp. Ondanks veranderende be- hoeftes kunnen deze karakteristieken worden gerespecteerd en benut.

Meeden heeft een herkenbare historische stedenbouwkundige structuur. Het karakter van de Hereweg, de drager van de structuur, moet dan ook intact worden gelaten en waar mogelijk worden versterkt. In Meeden mag alleen worden gebouwd voor de eigen behoefte. Tot 2012 be- tekent dit dan ook een beperkte woningtoename. Speciale aandacht is er voor seniorenwoningen. Voor die doelgroep zijn in de dorpen niet genoeg woningen beschikbaar. Nabij het dorpscentrum zal hiervoor naar mogelijkheden worden gezocht. Een woon-zorgcombinatie zou bij voorkeur nabij of in het dorpscen- trum moeten worden ontwikkeld.

Woonplan Menterwolde 20 02 In dit door de raad in 2002 vastgestelde beleidsstuk is onder meer uiteengezet hoe het kwantitatieve en kwalitatieve beleid van de gemeente op de verschil- lende aspecten van het wonen er uitziet. Hoe ziet de herstructureringsopgave er uit? Speciale aandacht is er voor de doelgroep ouderen. Antwoord wordt gegeven op de vraag hoe een goede ruimtelijke kwaliteit, ook gezien vanuit sociale beleving, veiligheid en duurzaamheid, kan worden verkregen.

Naast het woonplan is met de lokale woningcorporatie een convenant gesloten. De uitgangspunten van het woonplan zijn in dit convenant vastgelegd. Een actualisering van het woonplan is in voorbereiding.

Wat ruimtelijke kwaliteit betreft, is in het woonplan gesteld dat, om het open landschap zoveel mogelijk te ontzien er zeer terughoudend wordt omgegaan met de uitbreiding van bestaande dorpskommen. Indien vervanging door sloop en nieuwbouw onvoldoende mogelijkheden biedt, komt inbreiding (bebouwen van open plekken) aan de orde. Bij nieuwbouw of aanpassing van de woning- voorraad zal goed worden aangesloten bij de reeds bestaande bebouwing en wordt de bebouwing op een verantwoorde wijze ingepast in het landschap.

De woonomgeving zal veel aandacht krijgen. Herstructurering in samenwerking met de woningbouwstichtingen heeft een hoge prioriteit gekregen om te ver- zekeren dat de woning en de woonomgeving goed aansluiten bij de consumen- tenvraag. In Meeden is de herstructurering nog niet afgerond. Centraal in de samenwerking tussen gemeente en woningcorporatie staat het verbeteren van

20 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

de kwaliteit van de woningvoorraad en de woonomgeving, zodanig dat een kwalitatief passend aanbod wordt gerealiseerd voor de belangrijkste doelgroe- pen op de Menterwolder woningmarkt. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar het voorzien in de behoefte aan levensloopbestendige woningen, temeer ook in Meeden het aantal senioren in de toekomst fors zal toenemen. Voorzieningen in de buurt staan vaak op het wensenlijstje van senioren. Derhalve wordt ge- streefd naar de oprichting van multifunctionele centra in de buurt van levens- loopbestendige woningen, waar meerdere soorten voorzieningen worden aangeboden. Gedacht wordt aan een combinatie van functies zoals huisarts, fysiotherapeut et cetera. Om senioren zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen laten wonen, zullen in de toekomst in Menterwolde ook woon-zorgcombinaties worden aangeboden. Er wordt naar gestreefd om deze voorziening in alle vier de hoofddorpen aan te bieden. In Meeden is nog geen woon-zorgcombinatie aanwezig.

Dorpsvisie Meeden De leefbaarheid van dorpen staat onder druk en gelijktijdig is er het besef dat dorpen een sterke eigen identiteit hebben. Om deze eigen identiteit te kunnen waarborgen, moeten nieuwe ontwikkelingen in een dorp (bijvoorbeeld om de leefbaarheid te verhogen) zorgvuldig worden ingepast. Om nieuwe ontwikke- lingen in Meeden de komende tien jaar te kunnen structureren en goed in te passen in het dorp, is een studie gedaan naar de ruimtelijke en functionele karakteristieken van het dorp. Die karakteristieken geven het dorp immers haar eigenheid en identiteit. Deze studie, verwoord in de Dorpsvisie Meeden, staat daarom aan de basis van de herziening van het bestemmingsplan Meeden. De kwaliteiten, zoals verwoord in de visie, hebben in de regels en op de ver- beelding een zo concreet mogelijke uitwerking gekregen. Zo ook worden voor de benoemde knelpunten – waar mogelijk – juridische mogelijkheden geboden deze op te lossen (zie hiervoor hoofdstuk 4)

Coalitieakkoord 2010 - 2014 Het college van burgemeester en wethouders heeft haar doelstellingen voor de periode 2010-2014 vertaald in het coalitieakkoord 'Alle hens aan dek'. Ten aanzien van dit bestemmingsplan zijn de volgende actiepunten uit het collegeprogramma relevant: - herinrichting van de Hereweg; - onderzoeken van de mogelijkheden voor een Multifunctioneel Centrum en het revitaliseren van het dorpshuis; - het mogelijk maken van zorgvoorzieningen in het dorp; - aandacht voor een toekomstig station bij Duurkenakker; - behoud van de groenstructuur van Meeden.

Voor een aantal van deze maatregelen (het behoud groenstructuur en deels het mogelijk maken van zorgvoorzieningen en het herinrichten van de Here- weg) zijn hiertoe in dit plan juridische mogelijkheden geboden (zie hiervoor ook hoofdstuk 4).

21 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Welstandsnota Het doel van de welstandsnota van de gemeente Menterwolde (vastgesteld d.d. 17 juni 2004) is een bijdrage leveren aan het behouden en, daar waar nodig, het versterken van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Menterwolde. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente een effectief, controleerbaar en klantvriendelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de crite- ria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

Voor alle bouwplannen die niet vergunningsvrij zijn en niet vallen onder de lijst van veel voorkomende kleine bouwplannen gelden de gebiedsgerichte welstandscriteria. Deze welstandscriteria zijn minder objectief en concreet dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute, maar relatieve welstandscriteria die ruimte laten voor interpretatie in het licht van het concrete bouwplan. Op dit moment is een herziening van de welstandsnota in voorbereiding.

(On t w e r p - )Milieubeleidsplan 2010 - 2014 Op 12 november 2009 heeft de gemeenteraad van Menterwolde het Ontwerp Milieubeleidsplan 2010 - 2014 vastgesteld. De raad heeft tevens kennis geno- men van het meerjaren-uitvoeringsprogramma. In het milieubeleidsplan wor- den de milieuambities van de gemeente voor de periode 2010-2014 weergegeven. Het milieubeleidsplan is opgebouwd rond verschillende milieu- thema's. Voor deze thema's zijn prioriteiten en ambities van het milieubeleid bepaald. Het plan bevat ook een overzicht van de geplande activiteiten die bijdragen aan de milieuambities en doelstellingen.

De gemeente heeft aan een aantal thema's de status van speerpunt toegekend. Een speerpunt betekent dat de gemeente hier meer prioriteit aan wil toeken- nen, dat de ambities hoger liggen en dat de gemeente extra maatregelen wil treffen. De thema's en de belangrijkste doelstellingen ervan worden hierna weergegeven.

A f v a l - De inzameling van oud papier, textiel en glas wordt verbeterd zodat minimaal aan de landelijke doelstellingen wordt voldaan. - Het realiseren van besparing op afvalkosten.

N a t u ur en groen - Daar waar bestaande natuur wordt aangetast, wordt deze binnen de gemeente voor meer dan 100% gecompenseerd met nieuwe natuur. - De kwantiteit en kwaliteit van bestaande natuur en groen worden actief beschermd, versterkt en verbeterd.

K l i m a a t e n e n e r g i e - In de gemeente Menterwolde wordt jaarlijks 2% energie bespaard.

22 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

- In 2020 wordt 30% van het energieverbruik in de gemeente uit her- nieuwbare bronnen verkregen, in 2030 100%. - Initiatieven van derden voor de opwekking van duurzame energie wor- den vanuit een positieve grondhouding bezien.

- In 2020 is de CO2-uitstoot met 30% gereduceerd. - Het donker wordt actief beschermd.

G e l u i d - Voorkomen van toename van het aantal geluidgehinderden. - Klachten over geluidhinder worden tot een minimum beperkt (terugge- bracht).

Gemeentelijke bedrijfsvoering - De gemeente Menterwolde geeft het goede voorbeeld door zelf aan alle milieuwet- en regelgeving te voldoen. - Als overheid geeft de gemeente het goede voorbeeld in duurzaamheid. - In 2010 wordt 75% van alle producten en diensten duurzaam ingekocht en in 2015 is dit percentage gestegen naar 100%.

Duurzame stedenbouw In een nadere uitwerking van eventuele nieuwbouwplannen kan worden onder- zocht in hoeverre er mogelijkheden zijn voor het toepassen van de principes van duurzame stedenbouw. Gedacht kan worden aan het aspect integraal wa- terbeheer. Tevens worden maatregelen op het gebied van duurzaam bouwen gestimuleerd. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium met alle betrok- ken partijen het ambitieniveau van het duurzaam bouwen vast te stellen.

Categoriseringsplan en Uitwerkingsplan Duurzaam veilig Op 7 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Menterwolde het Categorise- ringsplan en Uitwerkingsplan Duurzaam veilig vastgesteld. In deze uitgave wordt, uitgaande van de principes van Duurzaam veilig, een kader gegeven voor het vaststellen van verblijfgebieden en wegcategorieën. Ook gaat het plan in op inrichtingsmaatregelen en de kosten die ermee zijn gemoeid.

In de kern Meeden is de doorgaande route Duurkenakker-Hereweg aangeduid als ‘verkeersader’.

Waterplan Menterwolde - S c h e e m d a In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water opgesteld met als doel in 2015 WATERPLAN het watersysteem op orde te hebben. Om het watersysteem in orde te krijgen, heeft de gemeente Menterwolde samen de gemeente Scheemda en het Water- schap Hunze en Aa's in 2006 een begin gemaakt met de ontwikkeling van een integraal waterplan. Doel van dit waterplan is het verkrijgen van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem om ons onder andere in ex- treem natte periodes voor wateroverlast te behoeden. Het Waterplan bestaat uit twee delen: - een gezamenlijke visie met een lange termijn doorkijk op het stedelijk waterbeheer;

23 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 - een afzonderlijk uitvoeringsplan voor de gemeenten; onderhavig plan is het uitvoeringsplan voor de gemeente Menterwolde.

De visie, die een doorkijk geeft voor de langere tijd gebaseerd op het huidig beleid, is inmiddels afgerond en in juni 2007 geaccordeerd door de Stuurgroep. De gemeenten Scheemda en Menterwolde hebben ervoor gekozen een geza- menlijke visie op te stellen. Voor het realiseren van de visie dienen concrete maatregelen te worden uit- gewerkt. Omdat het uitwerken van maatregelen maatwerk blijft, is er voor gekozen het uitvoeringsplan per gemeente op te stellen. In dit uitvoeringsplan zijn deze maatregelen uitgewerkt in projecten voor de komende vier jaar (2008-2011) voor de gemeente Menterwolde.

Tegelijkertijd met het Waterplan is door het Waterschap Hunze en Aa's een watersysteemplan uitgewerkt voor het deelstroomgebied Oldambt. Bij zowel het opstellen van de visie als het uitwerken van de uitvoeringsplannen heeft zoveel mogelijk afstemming plaatsgevonden met het watersysteemplan. Dit om beide plannen zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten en om informatie uit te wisselen zodat de plannen zo concreet mogelijk kunnen worden ge- maakt. Ten aanzien Meeden worden in het Waterplan geen knelpunten aangegeven. De gemeenten Scheemda en Menterwolde en het Waterschap Hunze en Aa's hebben als ambitie bestaande overlast, zoals hiervoor beschreven, zoveel mo- gelijk op te lossen en nieuwe wateroverlast te voorkomen.

H a n d h a v i n g De gemeente heeft besloten vorm te geven aan een gestructureerde en inte- grale handhaving op grond van de principes van Programmatisch Handhaven, gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daar zijn aan de hand van beleids- matige keuzes en beschikbare capaciteit, prioriteiten gesteld ten aanzien van wat er het komende jaar concreet aan toezicht en handhaving wordt gedaan. Bovendien zijn de handhavingsactiviteiten hierin zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Een van de principes van Programmatisch Handhaven is het handhaven op basis van een periodiek door het gemeentebestuur vastgestelde prioriteitenvaststel- ling. Deze prioriteitenstelling is gebaseerd op een inschatting van de risico's die aan de verschillende handhavingstaken zijn verbonden.

In 2005 is de Integrale handhavingsnota vastgesteld, bestaande uit een be- leidsdeel en een uitvoeringsdeel. In deze nota is per beleidsveld aangegeven of sprake is van een hoge, gemiddelde of lage prioriteit. Verder wordt per be- leidsveld aangegeven welk kernthema hierbinnen geldt. Onder kernthema wordt het thema verstaan dat de grootste bijdrage levert aan het risico voor het betreffende beleidsveld.

Kleinschalig k a m p e r e n Per 1 januari 2008 is de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) komen te verval- len. De afschaffing van de Wor heeft tot gevolg dat:

24 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

- de wettelijke grond voor een kampeervergunning voor grotere terreinen vervalt; - er geen algemene afwijkingsregels meer gelden voor kleinschalige vor- men van kamperen en dat de vaak toegepaste formule 'het bestem- mingsplan verzet zich tegen de in de Wor genoemde vormen van kleinschalig kamperen' zijn basis verliest.

Om middels een nadere afweging tot kleinschalige verblijfsrecreatie toe te staan, heeft de gemeente ervoor gekozen in haar bestemmingsplannen een ontheffingsmogelijkheid op te nemen. De belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn: 1. het is wenselijk dat voor het hele gemeentelijke grondgebied één uni- forme regeling wordt opgesteld voor kleinschalige verblijfsrecreatie; 2. deze regeling is alleen van toepassing op gronden met een agrarische bestemming, daarnaast is kleinschalige verblijfsrecreatie toegestaan bij woningen met een legale nevenfunctie op het gebied van toerisme en/of recreatie; 3. in deze regeling zal een aantal voorwaarden moeten worden opgenomen als toetsingskader voor het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie; 4. het aantal terreinen waar kleinschalige verblijfsrecreatie mogelijk wordt gemaakt, is niet aan een maximum verbonden.

Gelijk aan de situatie onder de Wet stankemissie veehouderijen en de Richtlijn veehouderij en stankhinder 1996, waarin kleinschalige kampeerterreinen als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder deel a van de Wet op de openluchtrecreatie worden uitgezonderd als stankgevoelig object, zijn kleinschalige kampeerter- reinen niet aan te merken als geurgevoelig object als bedoeld in de Wet geur- hinder en veehouderij. Alleen gebouwen kunnen worden aangemerkt als geurgevoelig object, maar op grond van dit bestemmingsplan kunnen enkel gebouwde voorzieningen in de vorm van sanitaire voorzieningen en dergelijke worden gerealiseerd. Kleinschalige kampeerterreinen vormen aldus geen belemmering van aanlig- gende agrarische functies.

B e l e i d s notitie Paardenhouderij De gemeente heeft een beleidsnotitie voor paardenhouderijen opgesteld. In toenemende mate 'verpaardt' het Nederlandse landschap. De sector paarden- houderij staat in bloei en het verdwijnen van vele agrarische bedrijven biedt goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van nieuwe paardenhouderijen. Daarvoor ontbreekt echter in vele gevallen het planologische kader. De meeste bestemmingsplannen zijn namelijk niet toegespitst op deze relatief nieuwe 'speler' in (met name) het buitengebied. Deze beleidsnotitie zal (binnen de mogelijkheden van het provinciaal beleid) een toetsingskader bieden voor paardenhouderijen in de gemeente Menterwolde.

De beleidsnotitie is vertaald in de regels.

25 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 2.4 Beleid waterschap

WATERBEHEERPLAN Het Waterschap Hunze en Aa's heeft op 28 oktober 2009 het beheerplan 2010- 2010-2015 2015 vastgesteld. Het beheerplan geeft voor een periode van zes jaar de hoofdlijnen aan voor beleid, beheer en onderhoud. In het plan zijn ook de maatregelen in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) opge- nomen die het waterschap tot en met 2015 zal uitvoeren. Het plan speelt in op de klimaatverandering en Europese normen voor schoon en gezond water.

Verder wordt het huidige beleid en beheer voor diverse thema's globaal toege- licht en wordt er teruggekeken op de vorige planperiode (2003-2009). Het beheerplan maakt verder inzichtelijk welke opgaven er liggen op het gebied van veiligheid, wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit. Ook wordt be- noemd welke maatregelen het waterschap neemt om te voldoen aan de ge- stelde doelen. Het vastgestelde beheerplan is door de provincies Drenthe en Groningen goedgekeurd.

Watersysteem Oldambt - F i e m e l Het beheergebied van het waterschap is opgedeeld in een aantal gebieden, aangeduid als ‘watersystemen’. Het plangebied maakt deel uit van het water- systeem Oldambt-Fiemel. Landbouw, vooral akkerbouw, is de meest voorko- mende functie in het gebied waar veenontginningen hebben plaatsgevonden. Deze functie is vooral gesitueerd in de noordelijke kleigebieden en in gebieden waar veenontginningen hebben plaatsgevonden. Het uit die tijd daterende kanalen- en wijkenstelsel speelt een belangrijke rol in het waterbeheer.

GEBIEDSBESCHRIJVING Het watersysteem Oldambt-Fiemel (21.360 ha) is een open landbouwgebied op (zware) klei- en veengrond. Het bestaat grotendeels uit bemalen polders met enkele boezemwateren. De bebouwing is gesitueerd op de natuurlijke hoogtes en ruggen. Plaatselijk lopen deze hoogtes op tot ongeveer 5 m boven N.A.P. Het watersysteem Fiemel ligt bijna geheel boven N.A.P. Alleen het zuidweste- lijke ligt ongeveer 0,5 m beneden N.A.P. In het watersysteem Oldambt-Fiemel daalt de bodem door gaswinning, zoutwinning en veenoxidatie.

26 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Meeden wordt aangeduid bij de maatregelen s t e d e l i j k g e b i e d

De belangrijkste functies in het gebied zijn (grootschalige) akkerbouw en vee- teelt. Het peilbeheer in de polders is grotendeels afgestemd op de functie landbouw. In sommige gebieden is het peilbeheer afgestemd op de functies 'stedelijk gebied' en 'natuur'. Het watersysteem kent slechts een gering areaal stedelijk gebied, met slechts kleine kernen. Uniek in dit watersysteem is de Blauwestad, een woon-, natuur- en recreatiegebied rondom een kunstmatig meer, het Oldambtmeer. Dit meer is in 2006 gevuld met water. Naast de func- ties natuur en recreatie is waterberging één van de belangrijkste functies van dit meer.

De boezemkaden zijn op sommige plekken niet op hoogte. De zeedijk voldoet OPGAVEN VOOR HET aan de huidige landelijke veiligheidsnormen. Er zijn wensen voor nevengebruik GEBIED van de zeedijk en boezemkaden. Door bodemdaling en klimaatverandering wordt het in de toekomst steeds moeilijker om het water uit de polders te lozen op zeeniveau, ook door de steeds hoger wordende zeespiegel. Ook door veenoxidatie zal de bodem in bepaalde gebieden dalen.

Elke gemeente heeft samen met het waterschap een waterplan opgesteld. In de waterplannen is een maatregelenpakket opgenomen voor het waterbeheer in stedelijk gebied. De maatregelen richten zich op waterkwantiteit, water- kwaliteit en communicatie en worden door de gemeente en het waterschap gezamenlijk uitgevoerd.

Wat betreft het stedelijk gebied zijn in het kader van Waterbeheer 21e eeuw voor het gebied Oldambt-Fiemel de volgende doelen geformuleerd: - het realiseren van oppervlaktewaterberging van circa 60.000 m3 met als nevendoel beleving stedelijk water; - het opheffen van grondwateroverlast.

27 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

3 Oorsprong en ontwikkeling3

Dit hoofdstuk gaat in op de oorsprong en ontwikkeling van Menterwolde in het algemeen en van het dorp Meeden in het bijzonder. Verder is een ruimtelijke en functionele beschrijving van het plangebied opgenomen.

3.1 Geschiedenis Menterwolde

Al in 800 voor Christus wordt de streek Menterwolde bewoond, getuige de ar- cheologische vondsten die zijn gedaan. In de tiende eeuw na Christus ontstaan echter de eerste nederzettingen op de dekzandruggen van Noord- en Zuidbroek en Meeden. Deze dekzandruggen zijn gevormd in de laatste ijstijden en zijn een hogere en droge plek in het omringende natte hoogveengebied. Vanuit de nederzettingen worden de omliggende veengebieden ontgonnen. Na een grote overstroming van de Dollard komt de ontwikkeling van het gebied in een ver- snelling. De Dollard zet vruchtbare klei af, waarin de agrariërs wel waren geïn- teresseerd. Onder leiding van diverse compagnies worden ook de veengebieden vergraven en in cultuur gebracht. Om de veenkoloniën beter te ontsluiten en de turf te kunnen afvoeren, wordt in 1650 het Winschoterdiep gegraven en kort daarna het Muntendammerdiep.

De bebouwing verspreidt zich over de lengte van de zandrug. In 1850 is er al vrijwel één lang bebouwingslint van Noordbroek tot aan Meeden. In 1870 wordt de spoorlijn van Groningen naar Nieuweschans aangelegd met een halteplaats in Zuidbroek, gevolgd door een tweede spoorlijn van Delfzijl naar Zwolle rond 1910. Deze spoorlijn zorgt samen met een florerende aardappelmeel- en stro- kartonindustrie en scheepsbouw langs de kanalen voor een bloeiende werkge- legenheid in de regio.

In de twintigste eeuw vinden veel veranderingen plaats; ruilverkavelingen veranderen het landschap, dorpen groeien door en breiden uit en de bedrijvig- heid vertaalt zich in industrieterreinen. Ook de mobiliteit groeit, wat zichtbaar is in de aanleg van diverse wegen. Zo wordt tussen Groningen en Duitsland een autosnelweg aangelegd waardoor de regio wordt verbonden met het grote Europese netwerk.

29 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 3.2 Geschiedenis Meeden

Meeden is een Oldambtster wegdorp, op de rand van het Dollardgebied en het veengebied. Het dorp behoorde tot het Wold-Oldambt en grensde aan de Veenkoloniën. Het oorspronkelijke dorp ligt op een noordelijkere zandrug, maar door overstromingen van de Dollard in de vijftiende eeuw, moeten de bewoners hun heil zoeken op een hogere, iets naar het zuiden gelegen zand- rug. En daar ligt het dorp nu nog steeds. De vruchtbare kleigrond die de Dol- lard achterliet, maken van Meeden een welvarend boerendorp. Dat is ook nu nog te zien: grote boerderijen met royale tuinen bepalen nog steeds voor een belangrijk deel het oude lint.

In een citaat uit Nederland in vroegertijd achttiende-eeuwse beschrijving deel 23 verwondert iemand zich over de welvaart van Meeden: “... Meeden, oost- waards van Muntendam, is een groot dorp. Alwaar zeer veele rijke huislieden woonen. Eene byzonderheid, welker grond niet kan gezogt worden in het land, dat laag is, gelyk de naam meden aanduidt: nog in het agterleggende veen, dewyl dat, nog veel onvergraaven, alleen tot roggeakkers is geschikt ge- maakt...”

De kaart uit 1850 laat zien dat de veengronden inmiddels wel zijn afgegraven. Smalle opstrekkende kavels bepalen het landelijke beeld. Het dorp is een groot lint langs de Hereweg. Eén zijweg (de Oude Weg) steekt aan de noordzijde het land in en hier ontstaat nabij de kerk een eerste centrumvorming door een concentratie van bedrijvigheid.

Meeden in 1850

30 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Meeden in 1925

Meeden in 2004

Door de komst van een aardappelmeelfabriek in het aangrenzende dorp Mun- tendam en een spoorlijn van Veendam naar het noorden groeit de bedrijvig- heid en Meeden groeit mee. Het groene dorpslint groeit nog iets verder naar het westen, richting spoorlijn en fabriek en raakt steeds meer verdicht doordat (land)arbeiders en kleine boeren meer en meer de mogelijkheid krijgen zich te vestigen tussen de grote boerderijen. Ook naar het zuiden toe is het dorp nu ontsloten door twee wegen. In 1962 wordt de spoorlijn al weer gesloten voor personen- en goederenver- voer, maar de N33 neemt de transportfunctie over. De groei en de modernise- ring van Meeden zetten door.

Langs de Boven en Beneden Veensloten vindt een verdere verdichting plaats en langs de Badweg en de Burgemeester Venemastraat ontstaat een lang lint van bebouwing. De oudste woningen dicht bij de kern, de meest recente woningen uit de negentiger jaren bij Beneden Veensloot. Rondom een kunstmatige brink met onder andere het dorpshuis groeit het centrum. Ten noorden ontstaat een

31 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 diversiteit aan woonbuurten. Oude en nieuwe woningen, rijtjeswoningen, vrij- staande woningen en bejaardenwoningen wisselen elkaar af. Aan de zuidzijde zijn enkele vrijstaande woningen gebouwd en is een park aangelegd, dat sa- men met het achterliggende bos een mooi wandelgebied vormt. In de afgelo- pen decennia is een teruggang te merken in de vitaliteit van de plattelandsdorpen. In Meeden loopt het aantal voorzieningen terug, vooral winkels sluiten hun deuren. Veel boerderijen verliezen door de schaalvergro- ting hun functie, maar ze geven Meeden nog steeds een bijzondere allure.

3.3 Huidige situatie Meeden

Ruimtelijke structuur Meeden heeft een heldere stedenbouwkundige structuur. De Hereweg is de drager hiervan. Deze weg wordt gekenmerkt door een diversiteit aan boerde- rijen, arbeiderswoningen en voormalige notabelenwoningen. Wonen, werken en voorzieningen worden langs de weg afgewisseld. Vanaf de N33 kronkelt de weg zich langs een carpoolplek en een rotonde het dorp in. Het beeld wordt dan bepaald door arbeiderswoningen en boerderijen. Het lint kent een ritme van groen, grote en kleine gevels en doorzichten. De rooilijn van de woningen slingert zich langs de weg: de oude boerderijen liggen verder van de weg en hebben diepe voortuinen, waar de arbeiderswoningen veel dichter langs de weg staan en amper een voortuin kennen.

De huizen volgen de richting van de opstrekkende verkaveling en staan daar- door enigszins haaks op de weg. De monumentale bomen in de tuinen (soms zijn het nog authentieke slingertuinen) en her en der langs de weg zorgen voor een groene omlijsting. Op sommige plekken, vooral aan de noordzijde, zijn er doorkijkjes naar het weidse achterliggende landschap. Meer naar het centrum van het dorp verandert het groene beeld. De bomen langs de straat ontbreken en de woningen staan dichter op de weg. Het gebied rond de protestantse kerk, de school en het dorpshuis vormt het hart van het dorp. De gebouwen en het groen geven, samen met de naar achter geschoven bebouwing, de plek het effect van een plein of brink. De modernistische archi- tectuur van de panden uit de jaren zeventig, bijvoorbeeld het dorpshuis en het schoolgebouw, contrasteert met de historische bebouwing langs de rest van de Hereweg. Verder richting het oosten krijgt het lint al snel een landelijker karakter. De bebouwing staat op grotere afstand van elkaar, er zijn verschillende doorzich- ten naar het landschap en monumentale bomen omlijsten het geheel. Op sommige plekken aan het lint ligt de bebouwing wat teruggeschoven. Vaak zijn de woningen vanaf de weg al wel zichtbaar, zoals het 'Mennohoes'. Deze woningen worden ontsloten via doodlopende laantjes (zogenaamde Ompadjes) haaks op het hoofdlint. Dergelijke korte laantjes zijn op sommige plekken wat verdicht met enkele woningen.

32 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Opvallend aan de huidige water- en groenstructuur van Meeden zijn de grote bospartijen ten zuiden van het dorp en het viswater met bijbehorend groen ten noorden van het dorp. De meeste groengebieden volgen de verkavelings- richting. Voor een deel zijn dit ook bosstroken die in tijden van de ruilverkave- ling zijn aangeplant. In de wegenstructuur komt weer de oost-west hoofdrichting tot uitdrukking. De Hereweg en de Beneden Veensloot zijn dominant aanwezig. Ook de bebouwing langs deze wegen valt op. Als totaalbeeld valt op dat Meeden een langgerekt dorp is met een sterke verdichting rond het centrum, waar bebouwing en groen het dorp ook in de breedte een maat geven.

Uitbreidingen Aan de noordzijde van Meeden zijn de woningen achter het lint geconcen- treerd rondom het centrum en de kerk. Het zijn verschillende buurten die variëren in ouderdom en woningtype. Langs de Kerkstraat staan de oudste woningen, hoewel een aantal woningen aan het einde van het lint zijn her- of verbouwd, waardoor de oude karakteristieken niet meer zichtbaar zijn. De eerste woninguitbreiding dateert uit de jaren zestig en betreft rijtjeswo- ningen aan de Elzenlaan, Kerkstraat en omgeving. In de jaren zeventig is het dorp aan deze zijde verder uitgebreid met vooral rijtjeswoningen. Voorbeelden hiervan zijn de Esdoornlaan, Eikenlaan en twee-onder-een-kapwoningen aan de Berkenlaan, maar ook een buurtje met fraaie vrijstaande woningen in het groen (Lindelaan, Beukenlaan). In de buurt rondom het Kastanjeplein heeft een herstructurering plaatsgevonden. Vanaf de jaren negentig zijn er vooral vrijstaande woningen gebouwd, aanslui- tend aan de Berkenlaan en Vijverlaan met een achterliggende visvijver en groenzone en een apart buurtje aan de Zevenwoldsterweg. Aan de zuidzijde is Meeden uitgebreid langs twee linten richting de Veenslo- ten. De oudste bebouwing, uit de jaren dertig en veertig staat het dichtst bij de Hereweg. In de loop van de jaren zijn de linten verder gegroeid tot aan Beneden Veensloot.

Langs de Badweg staan aan het begin zowel de oudere twee-onder-een- kapwoningen als vrijstaande woningen. Het zwembad met de achtergelegen sportvelden en het omringende bos zorgen voor een onderbreking in het lint. Het tweede stuk van de weg kent overwegend vrijstaande woningen van recen- ter datum. Het andere dwarslint, de Burgemeester Venemastraat, is vrijwel hetzelfde van opzet. Langs deze weg staat op sommige plekken laanbeplan- ting. Ook hier zorgt een bosstrook voor een onderbreking. Net als bij de Bur- gemeester Venemastraat kruist een hoogspanningsleiding het lint van de Badweg. De Beneden Veensloot heeft een landelijk karakter met doorzichten naar het achterliggende gebied. De woningen zijn allemaal vrijstaand. De bo- menrij langs de weg wordt regelmatig onderbroken.

Functionele aspecten Meeden kent een diversiteit aan woningen en woonmilieus. Zo zijn er grote herenboerderijen in het oude bebouwingslint van de Hereweg en rijtjeswonin-

33 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 gen in de uitbreidingswijken. Er is een sterke concentratie van gezinswoningen in het middensegment en huurwoningen in de lagere klasse. Er zijn weinig woningen voor starters. Een woon-zorgcombinatie is in Meeden niet aanwezig. Er zijn in het centrum van het dorp wel appartementen voor senioren beschik- baar.

Voorz i e n i n g e n In het dorp zijn twee scholen, een peuterspeelzaal, een bibliotheek, een dorpshuis en een kleine supermarkt aanwezig. Meeden kent een bloeiend ver- enigingsleven. De belangstelling voor deelname aan sociaal-culturele en recre- atieve activiteiten is de laatste jaren wat afgenomen. Op sportgebied zijn er een sporthal, sportvelden en een openluchtzwembad. Verder heeft Meeden een opvallend aantal kleine bedrijfjes. Rondom het dorp zijn verschillende wandel- en fietsmogelijkheden. Vooral de bospartijen ten zuiden van het dorp bieden geschikte wandelmogelijkheden. Meeden heeft een apotheekhoudende huisarts en een fysiotherapeut. Er zijn geen woonzorgvoorzieningen in het dorp.

V e r k e e r Meeden is goed bereikbaar door de nabije ligging van de N33 en de A7. Aan de N33, net buiten het dorp, is een carpoolplek aangelegd. Ook met het openbaar vervoer is het dorp te bereiken: de bus tussen Veendam en Winschoten stopt in het dorp. In Meeden speelt verkeersveiligheid een belangrijke rol. Op de Hereweg wordt op rustige momenten vaak te hard gereden. Overdag is het druk op straat, waardoor de snelheid van automobilisten vaak lager ligt. Van verkeersoverlast is sprake bij Beneden Veensloot.

Sociale structuur

B e v o l k i n g In de gemeente als geheel groeide de bevolking van 12.185 inwoners in 1995 tot 12.359 inwoners op 1 januari 2012, een groei van gemiddeld 10 inwoners per jaar. Tot 2006 is sprake van groei; daarna van daling van het inwonertal.

Op 1 januari 2012 bedroeg het bevolkingsaantal in de kern Meeden 1.738 inwo- ners (tabel 1). Het aantal inwoners van de kern Meeden kende van 1995 tot 2005 een toename met 30 personen. Vanaf dat jaar is het inwoneraantal tot 2012 met 142 personen gedaald.

Begin 2012 woonde circa 14,1% van de inwoners van de gemeente in het dorp Meeden. In 1995 bedroeg dit percentage nog 15,2%.

Tabel 1. Ontwikkeling van de bevolking in de gemeente en de kern Meeden, 1995-2012 1995 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Menterwolde 12.185 12.545 12.590 12.625 12.555 12.495 12.515 12.503 12.380 12.359 Meeden 1.850 1.865 1.880 1.875 1.845 1.825 1.800 1.796 1.735 1.738 Bron: CBS en ABF Research; gegevens 2012 gemeente Menterwolde

34 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Woningvoorraad Het aantal woningen in de hele gemeente is de afgelopen jaren gestegen van 4.911 woningen in 1995 tot 5.340 woningen op 1 januari 2011. Dit houdt een jaarlijkse groei in van gemiddeld ongeveer 27 woningen. De woningvoorraad in Meeden is tussen 1995 en 2011 gegroeid van 725 tot 751 woningen (gemiddeld circa 2 woningen per jaar).

Circa 14% van de gemeentelijke woningvoorraad stond begin 2011 in Meeden. Ten opzichte van 1995 is dat een daling met 0,4%.

Tabel 2. Ontwikkeling van de woningvoorraad in de gemeente en de kern Meeden, 1995-2011 1995 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Menterwolde 4.911 5.180 5.270 5.236 5.257 5.274 5.290 5.362 5.340 Meeden 725 762 772 770 768 757 762 772 751 Bron: CBS en ABF Research; gegevens 2011 gemeente Menterwolde

Woningbezetting In de gemeente als geheel is de gemiddelde woningbezetting gedaald van 2,48 personen per woning in 1995 tot 2,32 begin 2011. De daling is deels het gevolg van de vergrijzing. Verwacht wordt dat de daling van de gemiddelde woning- bezetting de komende jaren verder zal doorzetten in de gemeente.

De gemiddelde woningbezetting in Meeden is tussen 1995 en 2011 eveneens sterk gedaald. In 1995 bedroeg de gemiddelde woningbezetting 2,55 personen per woning. Begin 2011 was de gemiddelde woningbezetting gedaald tot 2,32 personen per woning. Deze trend is eveneens uit de tabellen af te lezen: een afnemend inwonertal en tegelijkertijd een toenemende woningvoorraad.

35 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

4 Planbeschrijving4 4.1 I n l e i d i n g

De karakteristiek van een dorp vormt de basis waaruit een visie wordt ontwik- DORPSKARAKTERISTIEK keld. Nieuwe ontwikkelingen moeten immers aansluiten bij de bestaande ka- rakteristieken van een dorp. Meeden is een heel karakteristiek dorp met een niet al te grote dorpsgemeenschap, gelegen in een agrarische omgeving. Nieu- we inpassingen zullen daarom zorgvuldig moeten worden gedaan. De kwalitei- ten van het dorp moeten daarbij uitgangspunt zijn. Het is van groot belang de inwoners te betrekken bij het doen van (ruimtelijke) ingrepen.

De Dorpsvisie Meeden is via een interactief proces tot stand gekomen. Door bewoners van Meeden zijn tijdens een bijeenkomst op 25 oktober 2005 kwali- teiten en knelpunten van het dorp aangedragen. De gemeente heeft vervolgens haar visie gegeven op de door de bewoners aangegeven kwaliteiten en knel- punten. In het navolgende zijn allereerst de door de bewoners aangedragen kwaliteiten en knelpunten weergegeven. Vervolgens komt de gemeentelijke visie aan bod.

4.2 Kwaliteiten en knelpunten Meeden

Kwaliteiten De oude hoofdstructuur van Meeden heeft een zeer karakteristieke uitstraling. DE OUDE HOOFDSTRUC- Langs de straat staan veel beeldbepalende gebouwen. De boerderijen, waarvan TUUR sommige nog een klassieke slingertuin hebben, zijn bepalend voor de identiteit van Meeden. Een afwisseling met arbeidershuisjes, voormalige notabelenwo- ningen en modernere woningen langs de straat geeft een mooi beeld. Vooral aan de noordzijde van het lint zijn verschillende doorzichten naar het vlakke open achterland aanwezig. Langs sommige delen van de straat staan monu- mentale bomen. VOORZIENINGEN De bewoners zijn, gezien de grootte van het dorp, zeer te spreken over het bestaande voorzieningenniveau van Meeden. Verschillende (kleinschalige) be- drijven zijn in het dorp gevestigd en ook basisvoorzieningen als een supermarkt en een bibliotheek zijn aanwezig. Door die basisvoorzieningen, de bedrijvig- heid, verenigingen en de vele activiteiten die worden georganiseerd, is Meeden een leefbaar dorp. De Dorpsraadcoöperatie heeft een missie uitgesproken om- trent het vorenstaande en die luidt als volgt: “Meeden is en blijft een com- pleet dorp, ook in 2015.”

37 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 RECREATIEVE MOGELIJK- Rondom Meeden zijn verschillende mogelijkheden om te wandelen en te fiet- HEDEN sen. De sportvelden, sportzaal en zwembad zorgen samen met de georgani- seerde culturele en sportieve activiteiten voor goede ontspanningsmogelijk- heden. Het bos en het park rondom het sportcomplex 'De Bouwte' nemen een bijzondere plek in. De intieme sfeer die wordt opgeroepen door het bos, wo- ningen her en der, doorzichten en open plekken, maakt dit een bijzonder ge- liefde recreatieve plek bij de inwoners.

K n e l p u n t e n CENTRUM VAN HET DORP Het hart van het dorp wordt gevormd door de 'brink' met aanliggende gebou- wen (dorpshuis, school, kerk en steunpunt). Het geheel wijkt af van de voor het grootste deel historische straat De modernistische brink en vooral het dorpshuis wordt door de bewoners getypeerd als non-architectuur. Doordat een samenhang in de inrichting van het gebied ontbreekt, wordt het dorpshuis benadrukt, waar dat niet zou moeten.

De kwaliteiten en knelpunten van Meeden in kaart g e b r a c h t 1 = karakteristiek bebouwingslint Hereweg; 3 = goede recreatie mogelijkheden; 4 = het centrum van het dorp; 5 = entree vanaf de N33.

ENTREE VANAF DE N33 Oorspronkelijk liep de weg van Muntendam naar Meeden vrij recht op Meeden af. Tegenwoordig wordt het beeld vanaf de N33 en Muntendam echter niet meer direct door Meeden gedomineerd. De eerste aanblik is wat kaal. Van een harmonieuze entree zoals aan de andere zijde van het dorp (vanaf Westerlee) kan niet worden gesproken.

VERKEERSPROBELMATIEK In Meeden vormt het verkeer op sommige plekken en op sommige momenten een probleem. Zo is de snelheid op de Hereweg vaak te hoog op rustige tijd- stippen. Ook heeft de Dorpsraadcoöperatie verschillende knelpunten aange- dragen: de kruisingen van de Hereweg met de Badweg en de Burgemeester Venemastraat, de als onoverzichtelijk ervaren uitrit van de Molenlaan en het sluipverkeer over de Beneden Veensloot. Ook reeds met het oog op verkeers-

38 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

veiligheid gedane ingrepen, worden nu als hinderlijk ervaren. Voorbeelden zijn de drempels en de slinger in de Hereweg en de paaltjes langs het voetpad aan de Badweg.

4.3 Visie Meeden

Aan de hand van de kwaliteiten en knelpunten is een dorpsvisie tot stand ge- komen. In deze visie is gezocht naar mogelijke kansen en ontwikkelingsrichtin- gen voor het dorp. Op de in de bijlagen opgenomen visiekaart zijn al deze punten in beeld gebracht. De visiekaart heeft eveneens als basis gediend voor de actualisering van het bestemmingsplan Meeden, zoals tot uitdrukking komt in de bij dit plan behorende regels en verbeelding.

Het karakter van Meeden wordt voor een groot deel bepaald door het oude DE OUDE HOOFDSTRUC- bebouwingslint langs de Hereweg. Het karakter van dit oude lint moet zoveel TUUR mogelijk behouden blijven. Dit betreft de rijksmonumenten, de beeldbepalen- de panden, de beeldbepalende bomen en de doorzichten naar het achterlig- gende gebied. Vooral de doorzichten naar het noorden zijn karakteristiek. Om de continuïteit van het lint te benadrukken, kan de beplanting langs de gehele Hereweg worden doorgetrokken. Deze bomen dienen dan net als de andere bomen op de grens van privé (tuinen van de bewoners) en openbaar gebied te worden geplaatst. Een soepele herbestemming van agrarische ge- bouwen draagt bij aan het behoud ervan, nu de agrarische functie meer en meer verdwijnt. Typerend zijn ook de slingertuinen voor de boerderijen. Mee- den staat hierom bekend. Instandhouding van deze slingertuinen is gewenst. Diverse subsidies van verschillende instanties (onder andere landschapsbeheer) kunnen een bijdrage leveren aan de instandhouding van de tuinen.

Meeden wordt door de provincie als een compleet dorp beschouwd, omdat alle VOORZIENINGEN basisvoorzieningen in het dorp aanwezig zijn. Deze voorzieningen en de vele kleinschalige bedrijvigheid zorgen voor levendigheid in het dorp. Belangrijk is dat het dorp ook in de toekomst levendig blijft. Het voorzieningenniveau op het platteland staat in veel dorpen onder druk. Ook in Meeden wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat voorzienin- gen en functies verdwijnen. Als dit onontkoombaar blijkt, wordt gezocht naar goede alternatieven. Internet en andere afstandssystemen kunnen daarin een rol spelen. Vrijwilligers zullen (in combinatie met beroepskrachten) ook in toenemende mate een rol moeten vervullen. Om de kleinschalige bedrijvigheid te stimuleren, moet het bestemmingsplan niet beperkend zijn, maar voorwaardenscheppend. Hergebruik van agrarische opstallen is een goede mogelijkheid. Om een dorp leefbaar te houden, is een natuurlijke aanwas van de bevolking nodig. Meeden mag immers ook bouwen voor deze autonome groei. In het dorp is vooral behoefte aan seniorenwoningen en woningen voor starters. Op dit moment is een herstructureringsoperatie aan de noordkant van het dorp in

39 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 gang gezet. Er zijn plannen om onder meer seniorenappartementen te bouwen aan het Kastanjeplein/Lindenlaan. Ook voor de locaties in de directe omgeving zijn plannen in ontwikkeling. Andere seniorenwoningen moeten dicht bij het centrum worden gerealiseerd.

Bouwen aan de noordzijde van het dorp is geen optie. De doorzichten vanaf het oude lint richting het open gebied aan de noordzijde moeten behouden blijven. Een betere en historisch gezien meer natuurlijke ontwikkeling is woningbouw aan de zuidzijde van het dorp. Nieuwe woningbouw zou bij voorkeur aan nieu- we linten aan de zuidzijde van het dorp plaatsvinden. Het bouwen aan be- staande linten behoort eveneens tot de mogelijkheden. De nieuwe linten liggen aan bestaande insteekweggetjes en dicht bij het centrum van het dorp. Op de visiekaart is hiervoor zoekruimte aangegeven.

RECREATIEVE MOGELIJK- Er is een gewaardeerd wandel- en fietsnetwerk rond Meeden. Een verdere HEDEN verbetering van dit netwerk is de aanleg van een fietspad vanaf de Burgemees- ter Venemastraat richting de Badweg en de sportvelden. Dit voorziet voor zowel recreatieve fietsers als schoolgaande kinderen in een behoefte. Het recreatieve gebied rondom de sportvelden zal moeten worden behouden. Aan de noordzijde van het dorp (bij de tennisbanen) liggen enkele bosperce- len, waarvan de gebruiksfunctie laag is. Door een koppeling te leggen met het gebied rond de vijver (bijvoorbeeld wandelpad doortrekken) en door een meer parkachtige inrichting kan een aantrekkelijk recreatief gebied worden ontwik- keld.

CENTRUM VAN HET DORP Het centrum van het dorp wijkt in vormgeving en uitstraling af van de rest van de Hereweg. Het centrum van het dorp ontbeert een eigen identiteit. De des- tijds moderne architectuur is inmiddels verouderd en achterhaald door nieuwe inzichten in vormgeving. Een betere inpassing van het centrum in haar omge- ving is gewenst. Een herinrichting van het gebied met onder andere nieuw passend straatmeubilair en een samenhangende beplanting is een goede moge- lijkheid en een kans voor de toekomst. Ook de ontwikkeling van het dorpshuis naar een meer multifunctioneel cen- trum is een aangrijpingspunt. De verkeerstechnische aspecten zullen eveneens moeten worden meegenomen. Van belang bij de herontwikkeling van het dorpscentrum is het verbinden van dit centrum met het te herstructureren gebied rond het Kastanje- plein/Lindenlaan en het erachter liggende recreatieve gebied. Het centrum en het recreatieve gebied met verschillende functies kunnen elkaar goed aanvul- len en versterken. In een aparte studie wordt hieraan invulling gegeven.

De huidige situatie wordt niet als visitekaartje voor het dorp beschouwd. Het kale beeld vanaf de N33 correspondeert niet met het groene karakter van Meeden. De aanwezige bosaanplant heeft de tijd nodig om te kunnen groeien. Om de entree te verfraaien en het contrast met het dorp te verminderen, is het doortrekken van de begeleidende bomen langs de Hereweg richting de

40 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

rotonde nodig. Een kunstwerk en een informatiebord kunnen de entree van Meeden extra markeren. Echter, bij de landschappelijke inpassing middels onder meer aanplant van bomen, zal rekening moeten worden gehouden met de toekomstige verdubbeling van de N33.

Bij het doen van ingrepen om de verkeersoverlast te verminderen, moet reke- VERKEERSPROBLEMATIEK ning worden gehouden dat Meeden een dorp in een agrarische omgeving is. In Meeden komt dus veel agrarisch verkeer voor, dat niet te veel moet worden gehinderd door allerlei obstakels. Voor de Hereweg is een visuele versmalling over de gehele lengte van de weg mogelijk een goede oplossing. Door aan twee zijden een klinkerstrook aan te leggen, wordt het asfalt versmald. Voor zover er de ruimte is kan een bomenrij bijdragen aan een versmald en minder over- zichtelijk beeld. Om de verkeerssnelheid gunstig te beïnvloeden, wordt geko- zen extra verkeersremmende maatregelen te nemen op een paar strategische plekken (bijvoorbeeld school, centrum) in plaats van over de gehele lengte van de weg. Op deze manier wordt de logica van de ingrepen duidelijk en is er wellicht meer begrip bij automobilisten. De ingrepen aan de Hereweg moeten er niet toe leiden dat de verkeersdruk op de Beneden Veensloot toeneemt. De visuele versmalling en de beperkte extra maatregelen kunnen wel de snelheid van de automobilisten verminderen, maar zullen waarschijnlijk niet als zodanig verstorend worden ervaren dat doorgaande bestuurders voor een route langs Beneden Veensloot kiezen. Bij de gekozen oplossing zal echter voorop staan dat beide wegen, zowel de Hereweg als de Beneden Veensloot, evenwichtig worden betrokken.

Rondom het centrum van het dorp kan een herinrichting in combinatie met een mogelijke verbetering van de 'brink' plaatsvinden. Zo wordt de verkeerssnel- heid in dit verblijfsgebied beperkt. Verkeersproblemen vragen maatwerk en kennen geen eenduidige oplossing. Het is wel van belang dat bij het oplossen van verkeersproblemen drie partijen zijn betrokken: verkeersdeskundigen, inwoners/aanwonenden en stedenbouwkundigen.

4.4 Lopende ontwikkelingen

Naast de ontwikkelingen genoemd in de dorpsvisie, zijn er ook nog een aantal andere bouwmogelijkheden binnen Meeden aan te wijzen. Wat betreft beeld- kwaliteit dienen de nieuwe ontwikkelingen te voldoen aan de gemeentelijke welstandsnota, dan wel aan een op te stellen beeldkwaliteitsplan.

Omgeving Lindenlaan - B e r k e n l a a n Dit betreft een herstructureringslocatie, waar vervangende nieuwbouw zal plaatsvinden. De vervangende nieuwbouw zal bestaan uit twee appartements- gebouwen en een twee-aaneen gebouwde grondgebonden woning. Wat betreft het nog te realiseren complex, wordt verwezen naar de daarvoor opgestelde ruimtelijke onderbouwing, die in het kader van het projectbesluit is opgesteld.

41 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 Ten zuidwesten van dit appartementencomplex wordt een twee-onder-een- kapwoning gerealiseerd. Deze woning komt in de plaats van vijf gesloopte rijwoningen. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de bouw van deze twee-onder-een-kapwoning. Aan de oostzijde van de Lindenlaan is in dit kader reeds een appartementen- gebouw met acht woningen gerealiseerd.

Burgemeester Venemastraat Er is een plan voor het realiseren van zeven woningen aan de Burgemeester Venemastraat. Deze woningen sluiten aan op de bestaande lintbebouwing aan deze weg. Voor dit plan wordt een apart bestemmingsplan gemaakt.

Beneden Veensloot 4/4a De gemeente heeft de percelen Beneden Veensloot 4/4a aangekocht. Op deze percelen is een voormalig agrarisch bedrijf gesitueerd met een timmerwerk- plaats. Gestreefd wordt naar het handhaven van de bestaande beeldbepalende woning. De bedrijfsbebouwing zal worden gesloopt. De percelen zijn bestemd als Woongebied.

Bedrijfsverplaatsing Sandee Op het perceel Hereweg 87 is gevestigd het akkerbouwbedrijf Sandee. In ver- band met ruimtegebrek ter plaatse en het feit dat de monumentale schuren economisch gezien niet rendabel zijn te maken, hebben de provincie, de ge- meente en de ondernemer middels de inzet van een maatwerkbenadering (zie paragraaf 2.2.1) gekozen voor een bedrijfsverplaatsing naar de oostelijke rand van het dorp. In dit bestemmingsplan is een nieuw agrarisch bouwperceel op- genomen ten westen van Hereweg 287. Volgens de Omgevingsverordening dient in de toelichting te zijn voorzien in een beschrijving van de wijze waarop bij de situering, de omvang en de vorm- geving van het agrarisch bouwperceel, alsmede in de bij het plan behorende regels rekening is gehouden met zes randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn: a. het respecteren van de historisch gegroeide landschapsstructuur; b. het houden van afstand tot andere ruimtelijke elementen; c. de toereikendheid van de infrastructurele ontsluiting; d. de evenwichtigheid van de ordening, de maatvoering en de vormgeving van de bedrijfsgebouwen; e. de inpasbaarheid van de erfinrichting in het landschapstype; f. de wenselijkheid om voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebou- wen op het bouwperceel c.q. het (te) verlaten bouwperceel te saneren.

Voor de beschrijving van deze randvoorwaarden wordt verwezen naar het plan van de bedrijfsverplaatsing en de daarbij behorend bijlagen en overeenkom- sten. Hieruit blijkt dat het plan aan de gestelde voorwaarden voldoet. Het plan van de bedrijfsverplaatsing is als bijlage aan dit bestemmingsplan opgenomen. Over deze bedrijfsverplaatsing zijn door het waterschap punten naar voren

42 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

gebracht die vervolgens met de initiatiefnemer zijn besproken. Dit heeft gere- sulteerd in een aantal nadere afspraken, die privaatrechtelijk worden ingeka- derd. De afspraken zijn eveneens als bijlage opgenomen.

Beeldbepalende panden Onderdeel van het collegeprogramma is het samenstellen van een lijst met karakteristieke bebouwing welke geen formele status van gemeentelijk monu- ment heeft. Libau, de gemeentelijke monumentencommissie, assisteert bij het opstellen van deze lijst. Overleg met de bevolking wordt als een belangrijk uitgangspunt gezien. De panden die op de lijst voorkomen, zullen worden be- schermd in dit bestemmingsplan.

Beeldbepalende bomen Een eerste aanzet is gegeven aan een herziening van het in de Algemene Plaat- selijke Verordening geregelde kapbeleid. Daarbij is de aandacht geconcen- treerd op het behoud van karakteristieke en waardevolle bomen. Inmiddels is inspraak gevoerd over een conceptlijst van deze beeldbepalende bomen. Be- sluitvorming over deze lijst en de herziening van het kapbeleid heeft plaatsge- vonden in het derde kwartaal van 2008.

Op de lijst van beeldbepalende bomen wordt ook de wegbeplanting langs de Hereweg vermeld, alsmede enkele particuliere houtopstanden die veelal bij (voormalige) agrarische percelen in de karakteristieke (slinger)tuinen staan. Bescherming van deze houtopstand is geborgd in de APV.

De doorgaande wegverbinding tussen Muntendam via Meeden (Hereweg) rich- ting Heiligerlee is volgens de Provinciale Omgevingsverordening (kaart 6a) aangeduid als zogenaamd ‘groen lint’. Volgens die verordening worden in een bestemmingsplan regels opgesteld ter bescherming van de wegbeplanting en daarmee samenhangende slingertuinen.

Via het kapbeleid in de APV, de lijst met beeldbepalende bomen en de voor het gebied in Meeden opgenomen dubbelbestemming Waarde – Landschap en cultuurhistorie is voldoende beleid en regels geformuleerd voor het behoud van dat groene lint. Het bestemmingsplan voldoet op dit punt aan de Omge- vingsverordening.

4.5 Toekomstige ontwikkelingen

K r i m p De laatste tijd is er in een aantal regio's van Nederland sprake van krimp. Hier- toe behoort ook Oost-Groningen. Tot het jaar 2006 kende de gemeente Men- terwolde een bescheiden groei. De laatste tien jaren is er sprake van een stabilisatie van het aantal inwoners. De gemeente gaat ervan uit dat ook zij niet ontkomt aan de krimp. Uitgangspunt is echter wel dat de voorzieningen in

43 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 de gemeente op peil blijven en dat de leefbaarheid niet in het geding mag komen. Verder is de verwachting dat door het zorgen voor voldoende goede woningen en een goede infrastructuur zal bijdragen aan het op peil houden van het aantal inwoners. Een voorbeeld hiervan is de voorgenomen verdubbeling van de N33, waarin ook de gemeente Menterwolde zal investeren. Meeden kan hiervan optimaal profiteren, omdat de kern vlak bij een aansluiting op deze weg ligt.

Windturbinepark N33 In het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 is aan weerszijden van de N33 een gebied aangewezen als windturbinepark. Deze zone heeft een breedte van ongeveer twee keer 350 m en moet bijdragen aan de doelstelling van de pro- vincie om in de periode tot 2020 ten minste 750 megawatt (inclusief de be- staande capaciteit) aan windenergie te realiseren. De locatie is vastgelegd in de provinciale omgevingsverordening. Het meest westelijke gelegen deel van het plangebied ligt in de zone die is aangeduid als ‘windturbinepark’. Bij invul- ling van de plannen zal rekening worden gehouden met de afstand van de windturbines tot de bestaande (woon) bebouwing.

De gemeente gaat ervan uit dat bij de plaatsing van windmolens de aspecten op het gebied van externe veiligheid in acht worden genomen.

V e r d u b b e l i n g N 3 3 Rijkswaterstaat werkt samen met de provincies Groningen en Drenthe aan de verdubbeling van de N33 tussen Assen-Zuid en Zuidbroek. Dit gebeurt om de doorstroming en de veiligheid te verbeteren en de bereikbaarheid van de regio te vergroten. De verbetering van het traject is begonnen met de reconstructie van de rotonde bij Gieten.

Aandachtspunt bij de verdubbeling van de N33 is het beperken van geluidhin- der. In het ontwerp Milieubeleidsplan 2010-2014 wordt namelijk gestreefd naar het voorkomen van toename van het aantal geluidgehinderden.

44 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

5 Ruimtelijke aandachtspunten e n m i l i e u a s p e c t e5 n

5.1 I n l e i d i n g

Voor zover een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, dient een aantal milieuaspecten nader te worden onderzocht. Hierbij gaat het onder meer om de verplichte toetsing aan de Wet geluidhinder, externe veiligheid en de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met onder meer nabijgelegen bedrijvigheid. Een en ander kan vergaande ruimtelijke consequenties hebben voor nieuwe ontwikkelingen.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de volgende ontwikkelingen bij recht: - herstructurering omgeving Lindenlaan-Berkenlaan; - bedrijfsverplaatsing Sandee (nieuw agrarisch bouwvlak Hereweg); - vervangende nieuwbouw op het perceel Hereweg 310; - nieuwbouw op het perceel Badweg 80a. Volledigheidshalve worden in het navolgende de milieuaspecten nagelopen.

5.2 Milieuzonering

Bedrijven worden ingedeeld in categorieën met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Deze publicatie biedt een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau en geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrij- ven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven die als ge- volg van deze kenmerken moeten worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben uitdrukkelijk niet het karakter van een norm of een richtlijn.

De informatie heeft geen betrekking op individuele bedrijven, maar op be- drijfstypen. Dit betekent dat een concrete situatie altijd in de context moet worden bekeken: - binnen bepaalde bedrijfstypen kunnen zich grote verschillen voordoen;

45 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 - concrete milieu-informatie over een specifiek bedrijf heeft meer waar- de dan algemene informatie; - de afstanden hebben betrekking op de afstand tot een rustige woonwijk; bij andere gebiedsfuncties kunnen dus andere afstanden mogelijk zijn; - afdoende milieuhygiënische maatregelen bij de bron, bij de overdracht of bij de ontvanger, kunnen een kortere afstand eventueel mogelijk ma- ken.

De bestaande bedrijven zijn bestemd conform de huidige milieucategorie. Een overzicht van de bestaande bedrijven is als bijlage bij deze toelichting toege- voegd.

In het plangebied is aan de Hereweg 105 een intensieve veehouderij gevestigd. Dit bedrijf beschikt over een milieuvergunning (milieuvergunning 1/1/2009, 476 zeugen). De op 1 januari 2009 van kracht zijnde vergunning is de actuele vergunningssituatie.

Toetsing van deze milieugegevens aan de aantallen van bijlage 14 van de Om- gevingsverordening, levert op dat het bedrijf is aan te merken als een vol- waardige intensieve veehouderij. Het intensieve veehouderijbedrijf aan de Hereweg 198 heeft aangegeven haar bedrijfsactiviteiten te staken.

Ten aanzien van de bedrijfsverplaatsing van akkerbouwbedrijf Sandee wordt een afstand tot bestaande woningen in acht gehouden van ten minste 25 m.

Overige ontwikkelingen zijn niet gelegen binnen de invloedsfeer van bedrijven, zodat uit het plan geen belemmeringen voor de bedrijfsvoering van deze be- drijven voortvloeien.

Aan de oostzijde valt de bestemmingsplangrens samen met de gemeentegrens met Oldambt. Aan de zuidkant is de afstand tussen het plangebied en de ge- meentegrens met Veendam ten minste 130 m. De afstand van woonbebouwing tot de gemeentegrens bedraagt ten minste 250 m. Er liggen geen inrichtingen waarvan de invloedssfeer zich uitstrekt tot in het plangebied.

Aan de Tonkensoordlaan in Westerlee, vlak ten oosten van het plangebied, ligt een agrarisch bedrijf waar mogelijk sprake is van intensieve veehouderij. On- langs zijn hier nog één of twee grote schuren/stallen gerealiseerd. De afstand van de nieuw schuren/stallen tot aan de meest nabijgelegen woonbebouwing in het plangebied bedraagt circa 55 m.

46 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

5.3 B o d e m

In het kader van het bestemmingsplan is inzicht nodig in de milieukwaliteit van de bodem in het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan legt in hoofdzaak de bestaande situatie vast. De ontwikkelingen die spelen zijn: - herstructurering omgeving Lindenlaan-Berkenlaan; - bedrijfsverplaatsing Sandee (nieuw agrarisch bouwvlak Hereweg); - vervangende nieuwbouw op het perceel Hereweg 310; - nieuwbouw op het perceel Badweg 80a.

In de buurt van de Sjaloomschool, tussen de Hereweg en Tussen Baide Meulens is sprake van bodemverontreiniging. Na overleg met de provincie en het Rijk is overeengekomen om de bodemverontreiniging deze locatie te saneren. Voor- gesteld is om de sanering, die uiterlijk in 2014 moet zijn afgerond, niet uit te stellen en uit te voeren in 2010. Hiervoor is in de programmabegroting 2010 van de gemeente een bedrag opgenomen. Ter plaatse van het perceel Hereweg 266 is eveneens sprake van verontreiniging. Een onderzoek naar de omvang van de verontreiniging is in voorbereiding.

De gemeente beschikt over een actueel bodembeleidsplan (Intergemeentelijk bodembeleidsplan Oost-Groningen 2008-2013, 12 december 2008). Dit is een geactualiseerde versie van het Intergemeentelijk bodembeleidsplan Oost- Groningen 2003-2008. In het bodembeleidsplan is het algemeen beleidsuit- gangspunt dat de goede gebiedseigen bodemkwaliteit behouden moet blijven en waar mogelijk wordt verbeterd. Onderverdeeld in de aspecten preventie, beheer en saneren streeft de regio Oost-Groningen in haar bodembeleid de volgende doelstellingen na:

P r e v e n t i e - het voorkomen van het verontreinigd raken van een schone bodem; - het niet verder verontreinigd raken van verontreinigde bodems (stand- still).

B e h e r e n - milieuhygiënisch en financieel verantwoord omgaan met verontreinigde bodems en vrijkomende verontreinigde grond en bagger; - streven naar een effectieve relatie tussen bodemgebruik en bodemkwa- liteit/bodembescherming; - het behouden, beschermen en zo nodig verbeteren van een gebiedsei- gen bodemkwaliteit; - integratie van bodemaspecten in ruimtelijke planvorming op zodanige wijze dat stagnatie van stedelijke vernieuwing als gevolg van bodemver- ontreiniging kan worden voorkomen; - het voorkomen van (bouw)activiteiten die vanwege aanwezige veront- reiniging ongeschikt zijn.

47 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

S a n e r e n - het geheel verwijderen van nieuwe verontreinigingen, voor zover dit redelijkerwijs kan worden gevergd (multifunctionele sanering van ver- ontreinigingen vanaf 1987 is zorgplicht, artikel 13 van de Wet bodembe- scherming); - functiegericht saneren van oude verontreinigingen (van voor 1987) (BE- VER); - het voor 2030 saneren of beheersbaar maken van alle gevallen van ern- stige bodemverontreiniging, conform de doelstellingen van het NMP3; - het voor 2015 saneren of beheersbaar maken van alle spoedeisende gevallen van bodemverontreiniging.

In het bodeminformatiesysteem NAZCA worden de resultaten van de uitge- voerde bodemonderzoeken bijgehouden en is een overzicht opgenomen van 'verdachte locaties' op basis van het Historisch Bodembestand. De bodemkwali- teitskaarten zijn een hulpmiddel bij het beheer. Geen van voornoemde ontwikkelingslocaties is aangemerkt als ‘verdachte loca- tie’.

Op basis van deze beschikbare gegevens toetst de gemeente of de bodem ge- schikt is voor de beoogde vorm van bodemgebruik of dat eerst meer onder- zoeksgegevens noodzakelijk zijn. Bij die beoordeling spelen de actuele risico's voor de mens en de gebruiksspecifieke benadering een rol en zijn bodemkwali- teitskaarten een belangrijk instrument.

De bodemtoets die wordt uitgevoerd om te controleren of een locatie geschikt is voor haar nieuwe bestemming wordt als volgt uitgevoerd. De gemeente oordeelt of voldoende gegevens aanwezig zijn of dat meer on- derzoek noodzakelijk is. Indien tevens sprake is van een aanvraag om bouwver- gunning moet, afhankelijk van het beoogde gebruik, eerst een bodemonderzoek conform NEN 5740 worden uitgevoerd (tenzij sprake is van vrijstelling van de onderzoeksplicht). De gemeente beoordeelt de kwaliteit van het (de) uitgevoerde bodemonderzoek(en) en toetst of de locatie geschikt is. In geval van een nieuwe bestemming vindt daarbij een integrale afweging plaats. Dit betekent dat de kwaliteit van de bodem en de eventueel te nemen maatregelen proportioneel moeten zijn ten opzichte van de beoogde bestem- ming en de ligging van de locatie. Indien maatregelen noodzakelijk zijn, moe- ten voor medewerking aan de bestemmingswijziging voldoende garanties zijn dat deze worden uitgevoerd. Voor zover mogelijk, worden de te nemen maat- regelen in de regels vastgelegd.

48 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

5.4 G e l u i d h i n d e r

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid ge- bied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen, 200 m. Normaliter dient voor het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone akoestisch onderzoek plaats te vinden. De gemeente beschikt echter sinds 2008 over een zogenaamde dynamische verkeersgeluidkaart. Deze kaart is opgesteld om bouwprocedures en ruimtelijke procedures te versnellen. Door de verkeersgeluidkaart is vooraf berekend hoeveel geluid er op een bepaalde plaats heerst, zodat de plannen kunnen worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. Daardoor zijn in een vroeg stadium de geluidconsequenties bekend. Is op basis van de verkeersgeluidkaart het geluidniveau lager dan de voorkeurs- grenswaarde, dan is sprake van een goede geluidsituatie en zijn geen vervolg- onderzoeken naar geluid of geluidmaatregelen nodig.

Voor Meeden kan langs de Hereweg (de doorgaande weg) een zone waar het geluidniveau hoger is dan de voorkeursgrenswaarde een hogere waarde worden vastgesteld.

Daarnaast is er nog een aantal woningen die zijn aangemerkt als saneringswo- ningen, omdat in het verleden is vastgesteld dat de gevelbelasting meer be- draagt dan 55 dB(A). Deze woningen staan op een zogenaamde B-lijst; de sanering daarvan geschiedt op termijn.

In Meeden zijn op dit moment nog geen wegen aangewezen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt. In het kader van de reconstructie van de Hereweg (zie hoofdstuk 4) wordt de onderzocht welke wegen en/of gebieden in aanmerking komen voor een maximumsnelheid van 30 km per uur. Naar verwachting wordt het woongebied ten noorden van de Hereweg aange- wezen en ingericht als 30 km/uur-gebied. Op basis van het categoriseringsplan zouden daarnaast de Badweg en de Burgemeester Venemastraat als 30 km/uur- gebied kunnen worden aangewezen. Voor de nieuwbouw op de Badweg behoeft in eerste instantie dan ook geen akoestisch onderzoek te worden verricht.

Wat betreft de herstructurering omgeving Lindenlaan-Berkenlaan zijn de ver- keersintensiteiten zodanig laag dat redelijkerwijs wordt verwacht dat de wet- telijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.

Ten behoeve van de bedrijfsverplaatsing Sandee (nieuw agrarisch bouwvlak Hereweg) hoeft geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van

49 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 de verkeersgeluidkaart en rekening houdende met de afstand van de bedrijfs- woning tot de weg, is de conclusie gerechtvaardigd dat de wettelijke voor- keursgrenswaarde van 48 dB wordt gehaald.

INDUSTRIELAWAAI De geluidszone van het RSCG te Veendam ligt buiten het plangebied. In het plangebied is geen gezoneerd industrieterrein aanwezig.

5.5 Externe veiligheid

5 . 5 . 1 Risicovolle inrichtingen

INLEIDING Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in wer- king getreden en op 13 februari 2009 een gewijzigde versie van dit besluit. Het Bevi richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gele- gen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risi- cogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschap- pelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten wor- den beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.

Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.

Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de in- richting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico, be- schreven in het Bevi (artikel 12 en 13) en in de ‘Handreiking Groepsrisico’.

50 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Om te bepalen of risicovolle inrichtingen een invloed hebben op het plange- ONDERZOEK bied, is de risicokaart van de provincie Groningen geraadpleegd. De navolgen- de figuur betreft een uitsnede van deze kaart.

Voor het plangebied zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid van belang: - zwembad De Kolck (Badweg 23); - Rail Service Centrum Groningen.

Zwembad De Kolck heeft een opslag van chloorbleekloog met een inhoud van 2.000 liter. Deze inrichting valt niet onder de werking van het Bevi. Inrichtin- gen met chloorbleekloog en andere chemicaliën dienen te voldoen aan de ei- sen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Ten westen van de N33, op circa 600 m ten zuidwesten van het plangebied, ligt het bedrijventerreinen Rail Service Centrum Groningen. Op dit bedrijven- terreinen vinden risicovolle processen plaats in de vorm van op- en overslag van gevaarlijke stoffen. Ten aanzien van de risico’s is een kwantitatieve risico- analyse opgesteld (SAVE, 18 februari 2010). Uit deze analyse blijkt dat wordt voldaan aan het plaatsgebonden risico. Wat betreft het groepsrisico geldt dat het invloedgebied een omvang heeft van 655 m. Het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt hier deels binnen. Uit de risicoanalyse blijkt dat het groepsrisico ruim beneden de oriënterende waarde ligt (zie navolgende figuur).

51 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Aangezien er, gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan, nagenoeg geen toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied wordt verwacht, zal er sprake zijn van een zeer geringe verhoging van het groepsrisico. Volstaan kan worden met een verantwoording van het groepsrisico op basis van het advies van de regionale brandweer met betrekking tot bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

5 . 5 . 2 Transport gevaarlijke stoffen

INLEIDING Zoals bij inrichtingen het Bevi voorschriften geeft aangaande de omgang met externe veiligheid, zo geeft bij vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ (rnvgs) deze voorschriften. Deze circulaire sluit aan op de voorschriften die gelden voor inrichtingen. Net als bij het Bevi gelden bij transportroutes de afstanden van het plaatsgebon- den risico als grens- en richtwaarde (in sommige gevallen echter op een iets andere manier dan bij het Bevi). Daarnaast geldt ook bij transport de oriënte- rende waarde als indicatiemiddel van het groepsrisico. Het onderwerp vervoer van gevaarlijke stoffen wordt onderverdeeld in drie categorieën, te weten: wegen, spoorwegen en hoofdvaarwegen. Voor deze verschillende onderwerpen heeft het Rijk risicoatlassen opgesteld (in 2003 voor wegen en hoofdvaarwegen en in 2001 voor spoorwegen). Hierin staan de risicoafstanden van respectievelijk de wegvakken, spoorwegen en vaarwegen berekend en benoemd. Dit zijn de risicoafstanden betreffende het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het Rijk is op dit moment bezig met het opstellen van nieuwe wetgeving rond transportroutes waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Deze wetgeving met het

52 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

daarbij behorende Basisnetten wegen (rijkswegen), spoor en water gaat de huidige Circulaire rnvgs vervangen en treedt naar verwachting in 2011 in wer- king. De provincie Groningen is reeds op deze nieuwe wetgeving ingesprongen en heeft een Basisnet met betrekking tot de provinciale wegen opgesteld (Provin- cie Groningen; Het provinciaal basisnet Groningen; april 2010). Het navolgende onderzoek is toegespitst op deze nieuwe wetgeving.

W e g en ONDERZOEK Op circa 95 m ten westen van het plangebied ligt de rijksweg N33, die is opge- nomen in het landelijk Basisnet Weg. Deze weg heeft een PR-max van 20 m (veiligheidszone waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden opgericht). Daarnaast kent deze weg een zone van 30 m waarbinnen de oprichting van objecten ten behoeve van min- der-zelfredzame personen niet is toegestaan (Plasbrandaandachtsgebied). Wel ligt het invloedsgebied (200 m gemeten vanaf de as van de weg) over een klein deel van het plangebied. Het betreft de woningen Beneden Veensloot 2, 2a en 2b. Aangezien er, gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan, nagenoeg geen toename van het aantal personen binnen dit gebied wordt ver- wacht, kan worden volstaan met een verantwoording van het groepsrisico op basis van het advies van de regionale brandweer met betrekking tot bestrijd- baarheid en zelfredzaamheid.

S p o o r w e g e n Ten westen van het plangebied, op circa 400 m, ligt het spoortraject Veen- dam-Zuidbroek. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR-max voor het spoor wordt in het Basisnet mogelijk op 11 m ge- steld. Het invloedsgebied van de spoorlijn bedraagt 1.500 m (scenario toxische wolk), gemeten vanuit het talud. Aangezien er, gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan, nagenoeg geen toename van het aantal personen binnen dit gebied wordt ver- wacht, kan worden volstaan met een verantwoording van het groepsrisico op basis van het advies van de regionale brandweer met betrekking tot bestrijd- baarheid en zelfredzaamheid.

V a a r w e g e n Ten slotte is in het definitief concept Basisnet Water aangegeven dat over het A.G. Wildervanckkanaal gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit kanaal ligt op circa 150 m ten western van het plangebied. Gelet op het aantal transporten geeft het basisnet aan dat deze watergang geen PR-max heeft. Daarnaast is er geen groepsrisicoverantwoording nodig vanwege nauwelijks merkbare effec- ten.

53 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 5 . 5 . 3 Buisleidingen

INLEIDING Met betrekking tot externe veiligheid rond aardgastransportleidingen geldt momenteel nog de circulaire ‘Transport hogedruk aardgastransportleidingen’ (1984). Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) is echter bezig met het vernieuwen van het externe veiligheidsbeleid rondom aardgasleidingen (het Besluit externe veiligheid buisleidingen, Bevb). Deze nieuwe wetgeving en de bijbehorende nieuwe afstanden (voor het plaats- gebonden risico en het groepsrisico) zijn nog niet definitief vastgesteld. De verwachting is dat de nieuwe wetgeving begin 2011 van kracht wordt. Vanwege de verwachte inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving gedurende de looptijd van het voorliggende bestemmingsplan, is het externe veiligheids- onderzoek gericht op de nieuwe wetgeving.

Naast nieuwe wetgeving ten aanzien van afstanden is het Ministerie van VROM eveneens bezig met het opstellen van de Structuurvisie buisleidingen. Deze bevat een langetermijnvisie op het buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2), zoals de reservering van ruimte voor toekom- stige buisleidingen. Het Ministerie van VROM heeft een conceptvisiekaart ont- wikkeld met de hoofdverbindingen die van nationaal belang zijn.

ONDERZOEK Zoals de risicokaart laat zien, ligt ten westen van het plangebied een buislei- ding en wordt het oostelijk deel van kern doorkruist door een buisleidingen- strook. Buiten het plangebied, aan de westzijde, ligt een aardgastransportleiding van de Gasunie. Daarnaast wordt het oostelijke deel van het dorpslint van de kern Meeden doorsneden door een buisleidingenstrook van de Gasunie.

Het Steunpunt Externe Veiligheid heeft een berekening van de hoogte van het groepsrisico opgesteld, die in de volgende paragraaf aan de orde komt.

NIEUWE ONTWIKKELINGEN Er is reeds kort ingegaan op de nieuwe Structuurvisie buisleidingen. Hierin staan te reserveren stroken ten behoeve van toekomstige buisleidingen weer- gegeven. In dit bestemmingsplan wordt niet op deze structuurvisie geantici- peerd door stroken te reserveren voor toekomstige buisleidingen. Voor nieuwe buisleidingen is een nieuwe QRA nodig; die is niet aanwezig. Alleen voor de bestaande leidingen is op de verbeelding een leidingenstrook aangegeven.

5 . 5 . 4 Verantwoording

Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van het bedrijventerrein Rail Service Groningen, de rijksweg N33, de spoorlijn Veendam–Zuidbroek en de oostelijk en westelijk gelegen aardgastransportleidingen. Met uitzondering van

54 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

de aardgastransportleidingen is geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Op 24 oktober 2011 is met behulp van het rekenprogramma CAROLA het VERANTWOORDING groepsrisico bepaald rondom de leidingen binnen of nabij het plangebied voor GROEPSRISICO LEIDINGEN de huidige situatie. De bebouwing binnen de invloedsgebieden van de leidingen kan worden beschreven als lintbebouwing. Het hoogste groepsrisico wordt veroorzaakt door de leiding A-519 welke ligt binnen de leidingenstrook aan de oostkant van het plangebied. Het groepsrisico ligt ver beneden de oriënterende waarde (0,0002 * o.w.). Gelet op het conserverende karakter van het bestem- mingsplan zal er binnen het invloedsgebied van de leidingen geen significante toename zijn van het aantal personen en zal ook het groepsrisico nagenoeg niet toenemen. Nu is gebleken dat het groepsrisico in zowel de huidige als de toekomstige situatie ver beneden de oriënterende waarde ligt, is er geen aan- leiding om maatregelen te treffen waardoor het groepsrisico nog lager wordt. Op basis van het voorgaande is de conclusie gerechtvaardigd dat de risico's rondom de hogedruk aardgastransportleidingen aanvaardbaar zijn. De uitge- voerde berekeningen zijn als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

In het advies van de Brandweer Regio Groningen (afdeling Risicobeheersing) ADVIES BRANDWEER wordt ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid binnen het plangebied. Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt dat het plangebied over het algemeen in voldoende mate bereikbaar en voorzien is van bluswatervoorzieningen. Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaam- heid blijkt dat buiten de dorpskern van Meeden, het plangebied niet of nauwe- lijks in het sirenebereik ligt van het bestaande WAS (Waarschuwings- en Alarmerings Systeem). De Brandweer Regio Groningen adviseert om te overwe- gen een signaalgever bij te plaatsen. Een alternatief is het inzetten van ge- luidwagens. De inzet van geluidswagens, en in de nabije toekomst sms-alert, maakt onderdeel uit van de huidige crisisaanpak binnen de rampenorganisatie.

5.6 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmple- WET menteerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstan- dighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ont- wikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

55 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volkshuisvesting, Ruim- telijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 au- gustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toena- 3 me van maximaal 1,2 µg/m NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

PLANGEBIED Het plan biedt op diverse locaties in het plangebied de mogelijkheid tot het realiseren van vervangende nieuwbouw van te slopen woningen. Het totaal aantal woningen neemt derhalve niet toe. Omdat dientengevolge het aantal woningen niet toeneemt kan de luchtkwaliteit niet verslechteren. Het plan moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project en kan onderzoek naar de luchtkwaliteit achterwege blijven.

ACHTERGRONDNIVEAUS Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Daartoe is gebruikgemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Neder- land 2011. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toe- komstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillen- de luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen

stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide

(NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.

Grenswaarden luchtconcentraties NO2 en PM10 Luchtconcentratie Norm

NO2 jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3

PM10 jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3

Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die

datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. Op vier locaties is aan de hand van de Grootschalige Concentratiekaarten de luchtkwaliteit van het plangebied bepaald.

56 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat op deze vier locaties de volgende achtergrondniveaus zijn gemeten en worden verwacht voor NO2 en

PM10.

Achtergrondniveaus luchtkwaliteit Stof locatie 2010 2015 2020 3 3 3 PM10 1 21,4 µg/m 20,1 µg/m 19,2 µg/m 2 21,2 µg/m3 19,9 µg/m3 18,9 µg/m3 3 22,1 µg/m3 20,7 µg/m3 19,7 µg/m3 4 21,2 µg/m3 20,0 µg/m3 19,0 µg/m3 3 3 3 NO2 1 11,9 µg/m 10,7 µg/m 8,7 µg/m 2 11,0 µg/m3 10,3 µg/m3 8,4 µg/m3 3 14,5 µg/m3 12,5 µg/m3 9,7 µg/m3 4 11,0 µg/m3 10,2 µg/m3 8,3 µg/m3

Uit de gemeten en berekende achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder CONCLUSIES de wettelijke normen blijven. Daarnaast is geconcludeerd dat het een nibm- project betreft. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

5.7 E c o l o g i e

Ter bescherming van ecologische waarden, dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet.

F l o r a - en faunawet (2002) In Nederland is de vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en die- ren. In deze wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet mogen worden gedood, gevangen of verontrust en planten niet mogen worden ge-

57 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 plukt, uitgestoken of verzameld. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaam- heden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.

Algemene zorgplicht Naast vorengenoemde bepalingen is in alle gevallen en bij alle (ook de alge- mene) soorten sprake van de algemene zorgplicht (artikel 2). Hierin staat be- schreven dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor dieren, planten en hun leefomgeving. Dit houdt onder andere in dat, voor zover redelijk, hande- lingen moeten worden nagelaten of juist moeten worden verricht om negatieve invloeden op soorten te voorkomen, te beperken of tegen te gaan.

Natuurbeschermingswet (1998) De Natuurbeschermingswet 1998 ziet toe op de bescherming van - op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn aangewezen - Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 moeten de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op de Natura 2000- gebieden zorgvuldig in beeld worden gebracht. Eerst wordt bepaald of er een kans is op verslechtering of verstoring. Indien dat het geval is, is een vergun- ning nodig. Als significante effecten op een gebied niet op voorhand kunnen worden uitgesloten, dan moet een zogenoemde 'passende beoordeling' worden uitgevoerd. Indien uit die passende beoordeling niet de zekerheid kan worden verkregen dat geen sprake is van een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied, moet de vergunning worden geweigerd, tenzij er geen alternatieven zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en door compensatie de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk blijft gewaarborgd.

C o n c l u s i e Er zijn binnen het plangebied bij recht geen grootschalige ingrepen voorzien die om een onderzoek in het kader de Flora- en faunawet of Natuurbescher- mingswet vragen. Indien hiertoe aanleiding bestaat, zal in de voorbereiding op een wijzigingsprocedure ecologisch onderzoek worden uitgevoerd.

5.8 Archeologie

Archeologische waarden dienen op grond van het Verdrag van Malta (1992) te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Hulp-

58 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

middelen daarbij zijn de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indica- tieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Uit de in de bijlagen opgenomen Kaart archeologische waarden blijkt dat het plangebied een lage, dan wel middelhoge trefkans heeft op archeologische waarden. Het opnemen van een beschermende regeling voor archeologische waarden is derhalve niet aan de orde.

In het plangebied liggen meerdere beschermde geo-objecten, dat zijn meetba- re objecten die zich in de ondergrond of aan het aardoppervlak bevinden. Het betreft meerdere woonhuizen en boerderijen, met name in het lint gesitueerd. De kerk is een rijksmonument.

5.9 W a t e r

Op grond van een afspraak uit de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw, dienen de centrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weer- slag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informe- ren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'. BELEIDSKADER Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Nationaal Waterplan, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn water en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water, op basis van het commitment van de betrokken partijen blijkend uit het Waterbeleid 21e eeuw. Per 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd. Een aantal relevante beleidsdocumenten wordt in het navolgende kort bespro- ken.

N a t i o n a a l W a t e r p l a n Het Nationaal Waterplan verwoordt de regeringsbeslissing. Een van de speer- RIJKSBELEID punten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen: - waterbesparende maatregelen in de woning; - het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering; - het vasthouden van regenwater in vijvers en in de bodem; - herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.

59 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 Waterbeleid 21e eeuw Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelin- gen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Water- beleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntrodu- ceerd, te weten de tritsen: - vasthouden, bergen en afvoeren; - schoonhouden, scheiden en zuiveren. De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlak- tewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsge- bieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

BELEID WATERSCHAP Het Waterschap Hunze en Aa's heeft haar doelstellingen vervat in de nieuwe HUNZE EN AA'S notitie Stedelijk Waterbeheer (2011) en het Beheerplan 2010-2015 (vastgesteld op 28 oktober 2009). Deze beleidsdocumenten worden besproken in para- graaf 2.4.

GEMEENTELIJK BELEID Op gemeentelijk niveau zijn twee beleidsdocumenten relevant: het Waterplan en het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan. Het Waterplan wordt besproken in paragraaf 2.3.

V e r b r e e d G emeentelijk rioleringsplan 20 11- 2015 Het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan geeft aan hoe de gemeente invulling geeft aan de specifieke zorgtaken rondom afval-, hemel- en grondwater. Voor het eerst betreft het hier een verbreed GRP omdat de Wet gemeentelijke wa- tertaken sinds begin 2008 de nieuwe zorgtaken voor hemel- en grondwater expliciet vastlegt. De gemeente beschikt voor haar rioolstelsel over een aansluitvergunning die voldoet aan de huidige eisen van het Waterschap Hunze en Aa’s. Het huishou- delijk afvalwater wordt naar de RWZI Veendam getransporteerd. De gemeente heeft reeds invulling gegeven aan de zorgplicht voor hemelwater. Door het afkoppelen van hemelwater en het plaatsen van bergbezinkbassins voldoet de vuiluitworp aan de emissiespoor. In de planperiode wordt het hemelwater bij rioolvervangingsprojecten en nieuwe projecten zoveel mogelijk ontvlochten van het afvalwater. Voor alle ruimtelijke plannen zal het instrument van watertoets worden ingezet waar- mee een duurzame inrichting van de hemelwaterafvoer is gewaarborgd. De gemeente kent voor zover nu bekend vrijwel geen structurele grondwater- problemen. De grondwaterzorgplicht zal in de komende planperiode beschei- den worden opgepakt.

60 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

Het onderhavige bestemmingsplan heeft een sterk conserverend karakter. In ONTWIKKELINGEN IN HET feite wordt slechts de bestaande situatie opnieuw vastgelegd, waardoor de RUIMTELIJKE PLAN gemeente weer de beschikking krijgt over een moderne planologische regeling.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de volgende ontwikkelingen bij recht: - herstructurering omgeving Lindenlaan-Berkenlaan; - bedrijfsverplaatsing Sandee (nieuw agrarisch bouwvlak Hereweg); - vervangende nieuwbouw op het perceel Hereweg 310; - nieuwbouw op het perceel Badweg 80a.

Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk. Het plan biedt (zoals nagenoeg elk bestemmingsplan) voorts de mo- gelijkheid voor uitbreiding van hoofdgebouwen (woningen, bedrijven, maat- schappelijke voorzieningen en dergelijke) en voor de realisering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen.

Bij zowel de ontwikkelingen bij recht als de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het waterplan te worden nagekomen. Bij de behandeling van de omgevingsvergunning voor de Badweg 80a vraagt de gemeente het waterschap om een wateradvies.

De gemeente zal het plan, in concreto de waterparagraaf zoals hier beschre- OVERLEG EN ADVIES ven, aan het waterschap voorleggen. WATERSCHAP

In algemene zin kan worden opgemerkt dat, onder meer door het als zodanig CONCLUSIE bestemmen van belangrijke groenstructuren in het plangebied, wordt voorko- men dat deze groenstructuren worden verhard. Dit draagt mede bij aan de instandhouding van het bestaande watersysteem.

Voor het overige geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied aan- dacht moet worden besteed aan de mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren. Hierbij speelt vasthouden van water in eigen gebied een belang- rijke rol. Voorkomen dient te worden dat onnodige afvoer van schoon water naar de zuivering plaatsvindt. Onder andere moet worden onderzocht in hoe- verre infiltratie van regenwater mogelijk is en in hoeverre oude afwaterstruc- turen, in oorspronkelijke of alternatieve vorm, kunnen worden hersteld. Ook wordt het in beginsel wenselijk geacht om op kleine of grotere schaal te ko- men tot afkoppeling van hemelwater door een gescheiden stelsel of als de bodemgesteldheid het toelaat, infiltratie. Voor dergelijke maatregelen geldt overigens wel dat zij buiten het bereik van het onderhavige bestemmingsplan vallen, behalve wanneer het gaat om ingre- pen waarvoor een herziening van het bestemmingsplan is vereist.

In veel gevallen is het ruimtelijk en economisch gezien een moeilijke opgave in bestaand stedelijk gebied een gewenste (open) waterberging te realiseren. Het waterschap geeft aan dat bij (nieuwe) ontwikkelingen in het plangebied, revi-

61 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 talisering of herstructurering het wel is gewenst de mogelijkheden voor vergro- ting van de berging nader te onderzoeken en mee te nemen. Bij ontwikkelin- gen geldt als standaardregel dat 10% van het verharde oppervlak en 5% van het onverharde oppervlak dient te worden uitgevoerd als open water. In overleg met het waterschap kan deze berging ook worden gerealiseerd in combinatie met andere gebruiksfuncties in het plangebied of in de directe omgeving. Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan de waterkwaliteit. Plannen dienen erop te zijn gericht de goede waterkwaliteit te handhaven en waar nodig te verbeteren.

5.10 Hoogspanningsleidingen

Over het zuidelijke deel van het plangebied loopt een bovengrondse hoogspan- ningsleiding (110 kV). Deze hoogspanningsleiding loopt van west naar oost over de bebouwingslinten van de Burgemeester Venemastraat en de Badweg. Het betreft de lijn Meeden – Kropswolde.

Het oostelijke deel van de Hereweg wordt doorsneden door een bovengrondse hoogspanningsleiding Meeden – knp_Schildmeer (220/380 kV).

Op basis van typische waarden voor stroom en configuratie van de hoogspan- ningslijnen zijn door de netbeheerder de zones voor alle hoogspanningslijnen geschat, de indicatieve zones. Als een bouwplan overlap heeft met de indica- tieve zone moet op die plaats een nauwkeurige berekening worden uitgevoerd. Deze berekening levert de specifieke zone.

De 110 kV-leiding heeft een indicatieve zone van 50 m aan weerszijden. De 220/380 kV-leiding heeft een indicatieve zone van 95 m aan weerszijden.

De indicatieve zones hebben in dit bestemmingsplan een beschermende be- stemming gekregen. Binnen deze strook kon en kan alleen bebouwing worden gerealiseerd met uitdrukkelijke toestemming van de leidingbeheerder.

5.11 Duisternis en stilte

Wat de aspecten ‘duisternis en stilte’ betreft, wordt vermeld dat er sprake is van een in principe conserverend bestemmingsplan, waarbij slechts op inciden- tele wijze nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. De aspecten stilte en duister- nis zijn daarbij niet dusdanig relevant dat daarbij aanleiding bestaat daarover iets te vermelden. Wat de lichtmasten binnen de bestemming Sport betreft, is het van belang te melden dat er sprake is van bestaande voorzieningen. Bij de te realiseren lichtmasten bij paardenbakken wordt vermeld, dat in de regels is bepaald dat om een goede landschappelijke inpassing te waarborgen burge-

62 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

meester en wethouders nadere eisen kunnen stellen ter voorkoming van licht- hinder. Overigens mogen de lichtmasten bij paardenbakken niet hoger zijn dan 6 m.

5.12 Concentratie van winkelvoo r z i e n i n g e n

Door de bestemming Centrum te leggen op een deel van de Hereweg in Mee- den wordt een concentratie van winkelvoorzieningen en detailhandel nage- streefd. Bovendien zijn in dat deel van het dorp de meeste van dergelijke voorzieningen aanwezig. Enkele solitair gelegen winkels c.q. detailhandels- voorzieningen zijn als zodanig aangeduid. Binnen de bestemming Woongebied en ook Agrarisch is ontheffing mogelijk om op beperkte schaal detailhandelsactiviteiten aan huis/agrarisch bedrijf uit te oefenen. Deze ontheffingsmogelijkheden vloeien voort uit de door de gemeen- teraad op 25 juni 2009, nr. 6/7 vastgestelde beleidsnotitie ‘Beleidsregels be- roeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis of aan een agrarisch bedrijf 2009’. In die beleidsregels, die in de bestemmingsplannen worden opgenomen, is onder meer als voorwaarde gesteld dat de woonfunctie c.q. de agrarische functie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft. Daarnaast is een maximum aan de gebruiksoppervlakte gesteld. Op deze wijze wordt voorkomen dat deze vorm van detailhandel ten koste gaat van de bestaande detailhandelsstructuur binnen Meeden.

63 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

6 Juridische v o r m g e v i n6 g

6.1 A l g e m e e n

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels.

Bij de opzet van de regels is aangesloten op de nieuwe wettelijke regelingen, namelijk de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening, die per 1 juli 2008 in werking zijn getreden. Tevens sluiten de regels aan bij de nieuwe eisen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008).

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omge- vingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010, worden de aanlegvergunning, de sloop- vergunning en de binnenplanse ontheffing als instrumenten van het bestemmingsplan onderdeel van de omgevingsvergunning (Wabo). In het be- stemmingsplan onder de Wabo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing, maar van een afwijking. Een bouwvergunning wordt een omge- vingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en een aanlegvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouw- werk zijnde, of van werkzaamheden. De terminologie van de regels in het voorliggende bestemmingsplan zal in overeenstemming zijn met de terminologie die in de Wabo wordt gehanteerd.

Additionele voorzieningen In het plan zijn al dan niet in directe relatie met de bestemming staande voor- zieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, centrale in- stallaties ten behoeve van energievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van duikers en dergelijke begrepen, zonder dat dit nadrukkelijk is vermeld.

6.2 I n l e i d e n d e r e g e l s

In de Inleidende regels zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de gehanteerde begrippen en de wijze van meten. Zie de artikelen 1 en 2, voor- afgaand aan de bestemmingen.

65 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 6.3 Aanduidingen

De aanduiding ‘karakteristiek’ is gelegd op panden die in het kader van het project Beeldbepalende panden voor een dergelijk aanduiding in aanmerking kunnen komen. De begeleidingscommissie die voor het dorp Meeden bij dit project is betrokken, heeft hiervoor een voorzet gedaan. Daarbij is de lijst in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) de basis geweest. De op de lijst van beeldbepalende panden voorkomende objecten zijn repre- sentatief voor de cultuurhistorische ontwikkelingen en daardoor bescher- mingswaardig. Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ kunnen nadere eisen worden gesteld aan de goot- en bouwhoogte en de plaats van gebouwen, om teniet- gaan van de stedenbouwkundige kwaliteiten te voorkomen. Daarnaast zijn deze objecten gekoppeld aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk. De rijksmonumenten zijn niet voorzien van de aanduiding ‘karakteristiek’. Deze objecten worden door de Monumentenwet nog veel verdergaand be- schermd.

In de verbeelding zijn binnen de bestemming Woongebied aanduidingen voor niet-woonfuncties (detailhandel en dienstverlening) aangegeven om te verdui- delijken waar deze op het moment van onderzoek aanwezig zijn. Ter plaatse kunnen deze functies worden gehandhaafd.

6.4 Bestemmingen

Gelet op het verschil in planologisch opzicht tussen een aantal in het gebied voorkomende functies, is in het bestemmingsplan onderscheid gemaakt tussen de volgende bestemmingen.

A g r a r i s c h De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden agra- rische bedrijven en agrarische cultuurgrond. Bestaande intensieve veehoude- rijbedrijven of intensieve neventakken zijn toegelaten. Opslag van mest buiten het bouwvlak is niet toegestaan, evenals het gebruik van gebouwen ten behoe- ve van nieuwe intensieve veehouderijbedrijven. In de verbeelding zijn binnen de bestemming aanduidingen voor een kwekerij aangegeven om te verduidelij- ken waar deze op het moment van onderzoek aanwezig zijn. Daar waar moge- lijk, hebben de agrarische bouwblokken een grootte van 1 ha. In de praktijk betekent dit dat de bestaande bouwblokken uit het vigerende bestemmings- plan zijn overgenomen en enigszins incidenteel zijn vergroot tot 1 ha.

66 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

B e d r i j f De bestemming Bedrijf is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plan- gebied. De toegestane vormen van bedrijvigheid betreffen de bestaande be- drijven en bedrijven die wat betreft milieubelasting hiermee overeenkomen. Risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten.

In de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen dient te worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte van bestaande gebouwen mogen met ten hoogste 10% worden vermeerderd. Het aantal dienstwoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.

B e d r i j f - Openbaar nut Openbare nutsvoorzieningen die niet kunnen worden beschouwd als omge- vingsvergunningvrije gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn voorzien van een passende bestemming.

B o s De bestemming Bos betreft gronden welke, anders dan de bestemming Groen, bestaan uit enkel bos en bosbeplanting. De gronden zijn al dan niet eigendom van Staatsbosbeheer. Het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden staan voorop. Voet- en fietspaden zijn in de bestemming begrepen, evenals speelvoorzienin- gen, water en openbare nutsvoorzieningen. Op de gronden met deze bestem- ming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

C e n t r u m Het gebied aan weerszijden van de Hereweg, globaal begrensd door de Zeven- woldsterweg en de Kerkstraat huisvest het merendeel van de voorzieningen in Meeden. Aangezien de gemeente streeft naar instandhouding van deze voor- zieningen en een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk wil maken, heeft dit gebied de bestemming Centrum gekregen. Binnen deze bestemming zijn bij recht wonen, detailhandel, dienstverlening, horecabedrijf (categorie I en II) en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Ook toegestaan zijn be- drijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen en voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behoren- de Staat van bedrijven en bestaande bedrijven. Tevens zijn in de bestemming verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen en openbare nutsvoor- zieningen begrepen.

In de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen dient te worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte van bestaande gebouwen mogen met ten hoogste 10% worden vermeerderd.

G r o e n De bestemming Groen betreft gronden waarvan de inrichting en het gebruik zijn afgestemd op de inrichting als park, groene ruimte en dergelijke. Om aan

67 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 te geven dat de gemeente deze gebieden als structureel groen ziet, dat als zodanig dient te blijven gehandhaafd, is dit groen in een aparte bestemming opgenomen. Voet- en fietspaden zijn in de bestemming begrepen, evenals sport- en speelvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen. Op de gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen.

Maatschappelijk Onder maatschappelijke voorzieningen wordt het volgende begrepen: educa- tieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzienin- gen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook kinderopvang, ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Er dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak. De goot- en bouwhoogte van bestaande gebouwen mogen met ten hoogste 10% worden vermeerderd.

Het perceel aan de Zevenwoldsterweg 10 (Stichting ‘Malgré Tout’) wordt vaak als evenemententerrein in gebruik genomen. Dit afwijkende gebruik is in de regels en in de verbeelding vastgelegd.

Maatschappelijk - B egraafplaats De begraafplaats heeft de specifieke bestemming Maatschappelijk - Begraaf- plaats gekregen. Er dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak. De goot- en bouwhoogte van bestaande gebouwen mogen met ten hoogste 10% worden vermeerderd.

S p o r t De terreinen voor veldsporten zijn opgenomen onder de bestemming Sport. Er dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak.

S p o r t - M a n e g e De bestaande manege is voorzien van de passende de bestemming Sport - Ma- nege. Er dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak.

V e r k e e r De voor Verkeer bestemde gronden zijn bestemd voor wegen met een functie voor doorgaand verkeer, alsmede voor de ontsluiting van aanliggende gronden. De bestemming laat tevens ruimte voor voet- en fietspaden, water, parkeren en nutsvoorzieningen. De bestemming voorziet niet in een ingrijpende wijzi- ging van het wegprofiel. Hieronder wordt onder andere begrepen dat het aan- tal rijbanen niet mag worden vermeerderd.

W a t e r Bestaande (hoofd)watergangen en waterpartijen hebben de bestemming Water gekregen.

68 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

W o o n g e b i e d Deze bestemming betreft het gebied waar de nadruk ligt op het wonen met inbegrip van de direct op het gebied betrekking hebbende verkeers- en ver- blijfsvoorzieningen (ontsluiting, parkeren, groen- en speelvoorzieningen en dergelijke) en nutsvoorzieningen.

In de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven; er dient te worden gebouwd in een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens tot een diepte van ten hoogste 15 m. Bestaande grotere diepte is toegestaan. De breedte van een woning bedraagt ten hoogste 20 m. De afstand tot de zij- delingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk ten hoogste 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen. De dakhelling be- draagt voorts minimaal 40°.

Een bijgebouw wordt omschreven als een opzichzelfstaand gebouw, dat gelet BEGRIPSOMSCHRIJVING op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijnings- BIJGEBOUW EN AAN- EN UITBOUW vorm onderschikt is aan het hoofdgebouw. Aan- en uitbouw zijn omschreven als zijnde onderdeel van het hoofdgebouw, dat door de vorm daarvan kan worden onderscheiden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm. De aan- en/of uitbouwen breiden het bestaande hoofdgebouw uit, welke uitbreiding dient ter vergroting van het woongenot. Tegen deze achtergrond is in dit be- stemmingsplan de regel opgenomen dat bijgebouwen niet voor bewoning mo- gen worden benut.

Voor de bouw van aan- en uitbouwen is een regel opgenomen die inhoudt dat de bouwregels voor het hoofdgebouw in acht worden genomen en indien om welke redenen dan ook hieraan blijkens het bouwplan niet kan worden vol- daan, de bouwregels van de bijgebouwen in acht dienen te worden genomen. Er bestaat dus een keuzevrijheid van ofwel de regels van het hoofdgebouw in acht nemen, dan wel de regels die specifiek gelden voor de bijgebouwen.

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen geldt dat zij binnen een bouwvlak dienen te worden gebouwd, dan wel in een strook gemeten van- uit de naar de weg gekeerde bouwgrens met een diepte van ten hoogste 30 m en op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk ten hoogste 3 m en 6 m. In een strook van 3 m gemeten vanuit de bouwperceelgrens geldt dat de bouw- hoogte ten hoogste 3 m bedraagt met daarbij opgeteld de afstand van de aan- en uitbouw, het bijgebouw of de overkapping tot deze grens.

De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen, voor zover deze niet voldoen aan de regels voor het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan:

69 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 - 60 m², indien de oppervlakte van een bouwperceel minder bedraagt dan 1.000 m²; - 80 m2, indien de oppervlakte van een bouwperceel meer bedraagt dan 1.000 m2. Met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw. Voorts mag niet meer dan 50% van een bouwperceel worden bebouwd.

De herstructurering van omgeving Lindenlaan-Berkenlaan en vervangende nieuwbouw op het perceel Hereweg 310 zijn specifiek in de verbeelding aan- geduid met ‘specifieke vorm van woongebied – nieuwbouwlocatie’. Het maxi- maal aantal nieuw te bouwen woningen/wooneenheden is middels een aanduiding in de verbeelding aangegeven.

L e i d i n g - Ondergronds Deze bestemming dient ter bescherming van de leidingstrook van Gasunie en een persleiding van het Waterschap Hunze en Aa’s, die het oostelijke lint door- snijden. Deze bescherming wordt onder andere gerealiseerd door het opnemen van een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Zonder omgevingsvergunning is het verboden werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die de leidingen kunnen beschadigen. Voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouw- werk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder en de hulpdiensten omtrent de vraag of door de voor- genomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

L e i d i n g - Hoogspanning Deze bestemming dient ter bescherming van de bovengrondse hoogspannings- leidingen die in het plangebied zijn gelegen. Binnen de veiligheidszone kunnen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend worden opge- richt middels een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerk- zaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

W a a r d e - Cultuurhistorie en l a n d s c h a p Deze bestemming dient ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden op of in de gronden in het lint van de Hereweg en zijn aangegeven met een dubbelbestemming. Deze bescherming wordt onder andere gerealiseerd door het opnemen van een omgevingsvergunningstelsel. Zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is het verboden de volgende werken, geen ge- bouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

70 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

- het rooien of vellen van boom- en struikbeplanting; - het beplanten van gronden met boom- en struikbeplanting; - het aanbrengen, wijzigen van soort verharding, dan wel uitbreiden van verhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m²; - het slopen van bebouwing.

Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en samenhang van het ge- bied aangewezen voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappe- lijke en cultuurhistorische waarden.

6.5 T oelaatbaarh eid bedrijven

Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de bedrijven is gebruikge- maakt van een Staat van bedrijven, die bij de regels is opgenomen. Deze Staat van bedrijven is ontleend aan de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009. Uitgangspunt voor zowel de bestemmingen Centrum als Bedrijf is dat met het oog op een aanvaardbare afstand tot woningen de categorieën 1 en 2 toelaat- baar zijn (hiervoor is de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ in de ver- beelding opgenomen). Gelet op de mogelijke hinder zijn dergelijke bedrijven goed te combineren met de woonfunctie. Alleen bestaande bedrijven, die een hogere bedrijfscategorie (categorie 3.1) hebben, zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ (dit betreft het transportbedrijf aan de Hereweg 77). Hiervoor geldt dat de be- drijfscategorieën 1, 2 en 3.1 ter plekke toelaatbaar zijn.

Voor zover bedrijven niet in de Staat van bedrijven voorkomen of in een naast hogere categorie zijn ingedeeld, kan ook hier een omgevingsvergunning wor- den verleend voor de vestiging. Bij een verzoek om een omgevingsvergunning wordt met name nagegaan of het bedrijf wat betreft de effecten op het woon- en leefklimaat kan worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de cate- gorieën. De aard van het bedrijf speelt hier een minder belangrijke rol. Het gaat voornamelijk om de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Zo ja, dan zal een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels worden verleend, mits het bouwplan past in de overige regels. Overigens wordt hier (om misverstanden te voorkomen) nog eens uitdrukkelijk gezegd dat onder het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruik ook is bedoeld dat binnen de geldende bouwregels kan worden gebouwd voor de functie waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

71 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012 6.6 Algemene regels

In de algemene regels zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op het plan als geheel. Dit betreft onder meer de anti-dubbeltelbepaling, afstemming met de welstandstoets, algemene afwijkingsregels en een algemene wijzi- gingsbevoegdheid. De anti-dubbeltelbepaling is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene wijzigingsregels Ten behoeve van herstructurering is een algemene wijzigingsregel opgenomen. Hiermee kunnen een herinrichting van een woongebied en een verbetering van de woningkwaliteit onder voorwaarden worden gerealiseerd.

6.7 O v e r g a n g s - en slotregels

In de overgangs- en slotregels zijn de overgangsbepalingen uit het Besluit ruim- telijke ordening overgenomen. In de slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.8 H a n d h a v i n g

Bij de formulering van de bestemming en de regels omtrent de bebouwing en het gebruik zal vanaf het begin rekening moeten worden gehouden met de handhaafbaarheid. Bouwen overeenkomstig het bestemmingsplan wordt in de praktijk niet afge- dwongen door regels in het bestemmingsplan, maar door middel van het ver- eiste van een omgevingsvergunning. De regel die wordt gehandhaafd, is dan niet die uit het bestemmingsplan, maar de regel dat niet mag worden gebouwd zonder vergunning, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo. Hetzelfde geldt voor bestuursdwang en strafvervolging. Dit gebeurt ook niet rechtstreeks via het bestemmingsplan, maar via de Wabo (artikel 2.1, eerste lid, onder c). Voor overtreding van gebruiksregels, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/of omgevings- vergunning voor het slopen van een bouwwerk kan vervolging worden ingesteld rechtstreeks op basis van hoofdstuk 5 van de Wabo.

72 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

7 Economische uitvoerbaarheid7

Dit plan heeft in de eerste plaats met name tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.

Nieuwe ontwikkeli n g e n In het plan wordt een aantal (kleinschalige) ontwikkelingsmogelijkheden gebo- den. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van ontheffing of het toepassen van een wijzigingsbe- voegdheid of bij recht. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

Planschadeovereenkomst De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschade- kosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade mogelijk is. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden geslo- ten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekos- ten moet opdraaien die worden gemaakt in het belang van de aanvrager.

Geen exploitatieplan Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbe- voegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

73 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012

8 Inspraak en o v e r l e8 g

In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voor- liggende plan voor advies toegezonden naar betrokken organen en instanties. Voorts heeft overleg plaatsgevonden met de bevolking.

De resultaten hiervan zijn als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

75 150.00.04.35.00.toe - Bestemmingsplan Meeden - 24 mei 2012