KASTERLEE RUP De Witte Bergen

VERZOEK TOT RAADPLEGING Februari 2016

COLOFON opdrachtgever: gemeentebestuur Kasterlee project: RUP de Witte Bergen fase: verzoek tot raadpleging datum: Februari 2016 opdrachthouder:

Dienstverlenende Vereniging Intergemeentelijke Samenwerking IOK Antwerpseweg 1, 2440 – www.iok.be projectcoördinator: Stijn Sneyers projectverantwoordelijke: Liselotte Raes projectteam: IOK plangroep

ruimtelijke planning: Rhea Denissen, Greet De Ruysscher, Luk Helsen, Dirk Heylen, Liselotte Raes, David Rombaut, Marijke Sannen, Stijn Sneyers, Danny Vaes, Johan Van Opstal, An Vande- plas CAD-GIS: Anja Dello, Dirk Poelmans, Tanja Van Dooren secretariaat: Annick Sprengers

Inhoud

INHOUD

DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP...... 1 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING ...... 25 1 Inleiding ...... 3 1 Algemeen ...... 27 1.1 Doelstelling ...... 3 1.1 Toetsing planMER-plicht ...... 27 1.2 Ruimtelijke situering ...... 3 1.2 Methodologie ...... 27 1.3 Afbakening van het plangebied ...... 3 1.3 Beschrijving van het RUP ...... 30 1.4 Alternatieven ...... 30 2 Planologisch - juridisch kader ...... 4 1.4.1 Locatiealternatieven ...... 30 2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen...... 4 1.4.2 Uitvoeringsalternatieven ...... 31 2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur ...... 5 1.4.3 Nulalternatief ...... 31 2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen ...... 5 1.5 Referentiesituatie ...... 31 2.4 Gemeentelijk Ruimtelijk structuurplan Kasterlee (deputatie 26/1/2006) ...... 6 2 Beoordeling milieueffecten ...... 32 2.5 Bestemmingen ...... 7 2.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines ...... 32 2.6 Verordeningen ...... 7 2.1.1 Ingrepen ...... 32 3 Sectoraal juridisch kader ...... 8 2.1.2 Selectie van relevante milieudisciplines ...... 32 2.1.3 Analyse van mogelijk voorkomende effecten ...... 32 4 Bestaande ruimtelijke structuur ...... 13 2.2 Beoordeling discipline Bodem en water ...... 33 4.1 Beschrijving plangebied ...... 13 2.2.1 Studiegebied ...... 33 4.1.1 Bestaande voorzieningen ...... 13 2.2.2 Referentiesituatie ...... 33 4.1.2 Uitbating ...... 13 2.2.3 Analyse van ingrepen – effecten ...... 33 4.1.3 Zone voor uitbreiding ...... 13 2.2.4 Beoordeling van de effecten ...... 33 4.1.4 Historiek ...... 13 2.2.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen ...... 34 4.1.5 Fotoreportage ...... 13 2.3 Beoordeling discipline mobiliteit ...... 35 4.1.6 Bestaande ruimtelijk-juridische context plangebied ...... 16 2.3.1 Studiegebied ...... 35 4.2 Beschrijving plangebied en omgeving ...... 16 2.3.2 Referentiesituatie ...... 35 4.2.1 Fysisch systeem ...... 16 2.3.3 Analyse van ingrepen – effecten ...... 35 4.2.2 Natuur ...... 18 2.3.4 Beoordeling van de effecten ...... 36 4.2.3 Landschap ...... 19 2.3.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen ...... 36 4.2.4 Gebruikers ...... 20 2.4 Beoordeling discipline fauna en flora ...... 37 4.2.5 Mobiliteit ...... 20 2.4.1 Studiegebied ...... 37 5 Programma – behoefteanalyse ...... 22 2.4.2 Referentiesituatie ...... 37 5.1 Programma ...... 22 2.4.3 Analyse van ingrepen – effecten ...... 37 2.4.4 Beoordeling van de effecten ...... 37 6 Visie en schetsontwerp ...... 23 2.4.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen ...... 38 2.5 Beoordeling discipline mens ...... 39 2.5.1 Studiegebied ...... 39 2.5.2 Referentiesituatie ...... 39 2.5.3 Analyse van ingrepen – effecten ...... 39 2.5.4 Beoordeling van de effecten ...... 39

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep

2.5.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen ...... 40 Figuur 18: toegang brandweg langs de zijde van de Poederleesteenweg ...... 16 2.6 Beoordeling discipline erfgoed en landschap ...... 40 Figuur 19: vereenvoudigde bodemkaart voor het plangebied...... 17 2.6.1 Studiegebied ...... 40 2.6.2 Referentiesituatie ...... 40 Figuur 20: vereenvoudigde bodemkaart op macroniveau ...... 17 2.6.3 Analyse van ingrepen – effecten ...... 40 Figuur 21: kaart hillshade DHM Vlaanderen I (bron: geopunt – AGIV) ...... 17 2.6.4 Beoordeling van de effecten ...... 41 2.6.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen ...... 42 Figuur 22: watertoetskaart erosiegevoeligheid (bron: geopunt – AGIV) ...... 17 2.7 Algemene conclusie ...... 42 Figuur 23: orthofoto 2015 – macroniveau ...... 18

Figuur 24: topografische kaart op macroniveau ...... 18 Figuren Figuur 25: BWK 2.1 voor plangebied (bron: geopunt - AGIV) ...... 18 Figuur 1: situering plangebied op stratenplan (bron: geopunt) ...... 3 Figuur 26: plangebied op de Provinciale landschapskaart ...... 19 Figuur 2: afbakening van het plangebied ...... 3 Figuur 27: ligging ankerplaats (groene contour) ...... 19 Figuur 3: Ligging Kasterlee op gewenste ruimtelijke structuur RSV ...... 4 Figuur 28: weergave van aantal parkeerplaatsen in de bestaande toestand ...... 22 Figuur 4: afbakening agrarische en natuurlijke structuur buitengebied regio Figuur 29: inrichtingsoefening uitbreiding (masterplan) ...... 23 Neteland - gewenste ruimtelijk structuur...... 5 Figuur 30: interdisciplinaire relaties ...... 28 Figuur 5: wijziging buurtweg nr. 1 dd. 4/10/1957 ...... 12 Figuur 31: onderzochte zones voor locatie-alternatieven in uitbreiding van de Figuur 6: wijziging buurtweg nr. 1 dd. 24/10/1967 ...... 12 bestaande site ...... 30 Figuur 7: voorzijde woonzorgcentrum, bekeken in de richting van Poederlee .... 13 Tabellen Figuur 8: voorzijde woonzorgcentrum bekeken in de richting van Lichtaart ...... 14 Tabel 1: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en Figuur 9: ingang De Witte Bergen ...... 14 beoordelingsaspecten per milieudiscipline...... 28 Figuur 10: zicht op naastgelegen woning met schrijnwerkerij en aansluiting Tabel 2: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project .... 32 Diestweg op de Poederleesteenweg...... 14 Tabel 3: ingreep-effectenschema ...... 33 Figuur 11: achterzijde De Witte Bergen, zicht op serviceflats ...... 14 Figuur 12: zicht op bebost deel voor mogelijke uitbreiding aan het einde van het verharde deel van de Diestweg (rechts). Links onverhard deel Diestweg + rolstoelpad ...... 14 Figuur 13: links: (onverharde) Diestweg met rolstoelpad. De zone voor uitbreiding van het woonzorgcentrum is rechts van de weg gelegen. Rechts: vegetatie in zone voor uitbreiding...... 15 Figuur 14: zicht op zone voor uitbreiding in noordelijke en oostelijke richting ...... 15 Figuur 15: zicht op het geaccentueerde reliëf van de Kempense Heuvelrug ten zuiden van de Diestweg (links) en ten zuiden van het bestaande woon- en verzorgingstehuis (rechts) ...... 15 Figuur 16: links: fietsstalling en parkeerplaatsen achter serviceflats, rechts: poortje naar naastliggende school Het Bosvriendje ...... 15 Figuur 17: foto’s van achterzijde bestaande woonzorgcentrum ...... 15

IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging

DEEL 1 Beschrijving van het RUP

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 1

DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 1 Inleiding

Het plangebied is gelegen in het westen van de woonkern van Lichtaart (Kasterlee) en geeft uit op de Poederleesteenweg. Het plangebied wordt doorsneden door de 1 Inleiding Diestweg.

1.3 Afbakening van het plangebied 1.1 Doelstelling De afbakening van het plangebied op perceelsniveau dient nog te gebeuren. In De aanleiding voor dit RUP is de vraag van de Witte Bergen in functie van uitbrei- eerste instantie wordt volgende contour als ‘plangebied’ beschouwd: ding van hun aanbod met 60 assistentiewoningen. Hiervoor is op hun huidige site geen ruimte meer en is een uitbreiding, buiten de bestaande zone voor gemeen- schapsvoorzieningen cf. het gewestplan noodzakelijk. Ook is er een bestaand pro- bleem met een tekort aan parkeerplaatsen voor bezoekers dat wordt meegenomen.

1.2 Ruimtelijke situering

Figuur 2: afbakening van het plangebied

In het plangebied zijn volgende percelen opgenomen: 38H3, 38K3, 37N en een Figuur 1: situering plangebied op stratenplan (bron: geopunt) nader te bepalen gedeelte van het perceel 37L.

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 3

Doelstellingen voor het buitengebied 2 Planologisch - juridisch kader – Een dynamische en duurzame ruimtelijke ontwikkeling garanderen zonder het functioneren van de structuurbepalende functies van het buitengebied (land- bouw, natuur, bossen, wonen en werken op niveau van het buitengebied) aan te tasten. 2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen – Een halt toeroepen aan de versnippering van de open ruimte en de verbrokke- ling van de landelijke structuur door verkeersinfrastructuren en bebouwing. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd definitief goedgekeurd door de – Wonen en werken ontwikkelen zich vanuit de eigen groei in de gemeente en Vlaamse Regering op 23 september 1997. De bindende bepalingen werden op 17 worden ruimtelijk geconcentreerd in of aansluitend bij de kernen van het buiten- december 1997 bekrachtigd. Het structuurplan werd een eerste maal herzien in gebied. 2003 (VR 12.12.2003). De bindende bepalingen daarbij werden bekrachtigd door het Vlaams Parlement bij decreet van 19.03.2004. Een tweede herziening is ge- – De landbouw-, natuur- en bosfunctie inbedden in goed gestructureerde onderde- beurd in 2010 (VR 17.12.2010). De bindende bepalingen daarbij werden bekrach- len ter garantie van een goede ruimtelijke ontwikkeling en een vermindering van tigd door het Vlaams Parlement bij decreet van 16.02.2011 Het Ruimtelijk Struc- ruimtelijke conflicten tussen de verschillende structuren. tuurplan Vlaanderen heeft voor de overheden een bindend karakter, met weliswaar – Het bereiken van gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied voor- de mogelijkheid tot gemotiveerd afwijken van het richtinggevend gedeelte. namelijk met betrekking tot de rivier- en beekvalleien, het fysisch systeem, de landbouw en het nederzettingspatroon. – Het afstemmen van het ruimtelijk beleid en milieubeleid op basis van het fysisch systeem.

Kasterlee

Figuur 3: Ligging Kasterlee op gewenste ruimtelijke structuur RSV Het RSV vormt de inhoudelijke basis voor de verordenende uitvoeringsinstrumenten en –plannen die op termijn de gewestplannen en de gemeentelijke aanlegplannen kunnen vervangen. Intussen blijven deze van kracht. Kasterlee behoort tot het buitengebied van Vlaanderen, waarin de open, onbebouw- de ruimte overweegt.

4 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 2 Planologisch - juridisch kader

– De ecologisch meest waardevolle voor de natuurlijke structuur bepalende bos- 2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur sen maken deel uit van Vlaams Ecologisch Netwerk. Voor deze complexen wordt gestreefd naar herstel van de natuurlijke waterhuishouding, de ontwikke- ling van waardevolle gradiënten en een meer natuurlijke bosstructuur met gra- De gemeente Kasterlee maakt deel uit van de deelruimte ‘Kleine Netegebied’. Het duele overgangen tussen verschillende typen vegetatie (bos, open vegetaties, plangebied maakt deel uit van het gebied Kempische Heuvelrug en vallei van de Aa. heide, vennen, …). Deze waardevolle complexen worden ruimtelijk gebufferd binnen samenhangende complexen. – De mogelijkheden voor infiltratie worden behouden en waar mogelijk geoptimali- seerd door onder meer herstel van de natuurlijke waterhuishouding en omvor- ming tot een meer natuurlijke bossamenstelling. – Ecologisch zeer waardevolle gebieden worden gebufferd en recreatief gezo- neerd, gericht op het vrijwaren van kwetsbare natuurkernen en het voor zacht recreatief medegebruik (wandelen, fietsen, …).

In het programma voor uitvoering van de Netelandregio (in het kader van de afba- kening van de buitengebiedstructuren voor Vlaanderen) wordt gesteld dat mogelijk een gewestelijk RUP zal opgemaakt worden in functie van: – Het versterken van de natuurwaarden op de Kempische Heuvelrug in de ruime omgeving van natuurreservaat rond Snepkensvijver – Het versterken van de bosstructuur (p.m.) en differentiatie van het bos- en re- creatiegebied als verwevingsgebied voor Hoge Rielen, Hoge Mauw en brink

2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen

De Provincie Antwerpen beschikt sinds 28 augustus 2001 over een goedgekeurd Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (R.S.P.A.). Het structuurplan werd een eerste maal herzien in 2011 (MB 04.05.2011). Kasterlee behoort tot de hoofdruimte ‘Netegebied’ en tot de deelruimte ‘vallei van de Kleine ’. Het Netegebied is de waardevolle en kwetsbare hoofdruimte rond het Netebekken. Elke ruimtelijke ontwikkeling in deze hoofdruimte moet worden gekop- peld aan de structuur van de Netes en aan de draagkracht van het fysisch systeem. Figuur 4: afbakening agrarische en natuurlijke structuur buitengebied regio Neteland - ge- Er geldt een beleid van beheersing, concentratie, verdichting en goede locatiekeuze wenste ruimtelijk structuur. voor de verschillende functies en activiteiten. Bijkomende activiteiten worden be- perkt tot wonen in en nabij de kern, landbouw, toerisme en recreatie. Bedrijvigheid Het plangebied is gelegen ten zuiden van Lichtaart in de zone 4.9 ‘Kempense heu- en grootschalige voorzieningen zijn hier niet aangewezen. velrug van naar Lichtaart. Voor die zone geldt het ‘behoud en versterking Relevante visies en doelstellingen voor de deelruimte van zeer waardevolle natuurcomplexen’. Volgende elementen zijn hier van belang: – Het gebied van de Kleine Nete blijft volledig gestructureerd door de Kleine Nete – De waardevolle bos- en heidegebieden met afwisseling van bosbiotopen met heide, landduinen, vennen en loofbos vormen te behouden en versterken waar- en haar zijlopen. Daardoor is en blijft het een kostbaar, kleinschalig en verweven den. gebied dat een bijzondere plaats bekleedt in de provincie. Het systeem van de

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 5

Kleine Nete met vele rivier- en beekvalleien wordt gezien als natuurlijke drager. – behoud van het beboste karakter van de omgeving + enkel aanplantingen met Het bepaalt de verschillende activiteiten in het gebied. Bebouwing wordt beperkt streekeigen beplanting en is enkel geconcentreerd mogelijk op de zandruggen tussen de rivier- en – weren van geluidsintensieve recreatie beekvalleien. – Het gebied heeft een recreatieve betekenis voor de provincie. Deze recreatieve Visie op andere functies zoals gemeenschapsvoorzieningen rol kan worden uitgebaat voor zover de natuurlijke draagkracht ten opzichte van Specifiek voor rusthuizen staat het volgende in het GRS: bijhorende voorzieningen niet wordt overschreden. “Sociale voorzieningen – Het gebied mag niet verder verstedelijken. Bijkomende druk vanuit wonen of Nieuwe voorzieningen worden (zoals de bestaande) ingebed in het woonweefsel. andere voorzieningen kan niet worden verdragen. Het bestaand evenwicht tus- Eventuele uitbreidingsbehoeften van de bestaande rusthuizen in de rand van de sen natuur, beperkt wonen, recreatie en (verbrede) landbouw in een kleinschalig woonkernen van Kasterlee en Lichtaart, in de overgang naar de bossen van de gebied met beperkte draagkracht en met hoge landschappelijke kwaliteit moet Kempense Heuvelrug, dienen geval per geval afgewogen worden. Uitbreiding is in behouden blijven. principe mogelijk mits de schaal aansluit bij de schaal van het landschap en de omvang de structuurbepalende functies (natuur-bos-toerisme) niet aantast. Belang- – Infrastructuren worden beschouwd als wegen voor doorgaand verkeer en niet rijke (beeldbepalende) reliëfovergangen kunnen als grensstellend beschouwd wor- als dragers van lintvormige ontwikkelingen. den.” – Kernen als onder meer Lichtaart en Kasterlee worden beschouwd als weinig dominant in de omgeving. Zij worden niet of nauwelijks gestimuleerd als ontwik- Gewenste ruimtelijke structuur van de kern Lichtaart kelingspolen voor bijkomende woningen of bedrijventerreinen. Wel hebben zij Bestaande en nieuwe gemeenschapsvoorzieningen gericht op het lokale niveau een rol in de opvang en organisatie van toeristisch-recreatieve activiteiten. moeten in ontwikkelingsmogelijkheden binnen de grenzen van de structuurbepalende openruimte-elementen. 2.4 Gemeentelijk Ruimtelijk structuurplan Kasterlee De volgende open ruimte en stedelijke structuren stellen grenzen aan de toekomsti- (deputatie 26/1/2006) ge groei van de kern Lichtaart: – de vallei van de Broekloop in het noorden In het informatief gedeelte van het GRS staat vermeld dat ‘gelet op de bevolkings- – de Poederleese- en Herentalsesteenweg in het westen evolutie in de gemeente er rekening moet gehouden worden met een te krap aan- – de rand van de Kempense Heuvelrug in het zuiden en de rugbebossing in het bod inzake rusthuizen’ oosten. De locatie van het plangebied staat in het richtinggevend gedeelte van het GRS enerzijds weergegeven als ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen buiten de kern’ en anderzijds als ‘zoekzone voor toeristische infrastructuur van bovenlokaal belang (suggestie).

“Zoekzone Ossengoor west”: integratie in beboste en reliëfrijke omgeving Deze zoekzone sluit aan bij bestaande gemeenschapsvoorzieningen is kort nabij de kern gelegen. Deze zone sluit tevens aan op een van de assen van toeristisch re- creatieve voorzieningen. Randvoorwaarden / aandachtspunten zijn onder meer: – beperking van de verharde oppervlakte + lokale infiltratie van hemelwater – maximaal behoud van het reliëf – microreliëf

6 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 2 Planologisch - juridisch kader

2.5 Bestemmingen

Zie kaart 3 “planologische context-bestemmingen” in kaartenbundel Het plangebied is reeds deels gelegen in een gewestplanbestemming zone voor gemeenschapsvoorzieningen (huidige woonzorgcentrum). De zone waar een uit- breiding onderzocht wordt is gelegen in een zone voor dagrecreatie cf. gewestplan. De zone waar uitbreiding onderzocht wordt, is eveneens deels in een woongebied

met landelijk karakter en een klein stukje in natuurgebied gelegen.

2.6 Verordeningen

Algemene stedenbouwkundige verordening van 22/04/2014. De parkeernormen die daarin opgenomen worden zijn niet van toepassing op woonzorgaccommodatie. Door deze verordening zijn alle voorgaande bouwverordening opgegeven, nl d ver- ordening op het bouwen (GR 16/06/1949), reglement op het inbuizen van baan- grachten (KB 16/09/1977) en reglement inzake aansluiting op het rioleringsnet (KB 19/08/1977).

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 7

3 Sectoraal juridisch kader

Zie kaart 5 “sectoraal-juridische context” in kaartenbundel Zie kaart 7 “watertoetskaart” in kaartenbundel Samenvattende tabel sectoraal kader Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP xxx Natuur en bos

Gebieden van VEN/IVON Afbakening van deze gebieden met natuurfunctie cf. Niet in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied gelegen. natuurdecreet Vogelrichtlijngebied Het betreft een decretale verankering (natuurde- Niet in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied gelegen. creet) van de Europese Richtlijn 79/409/EEG Habitatrichtlijngebied Het betreft een decretale verankering (natuurde- Niet in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied gelegen. creet) van de Europese Richtlijn 92/43/EEG Natuurreservaten Erkend natuurreservaat Niet in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied gelegen. Bosdecreet Bosdecreet 13/06/90, zoals gewijzigd Het gedeelte van het plangebied waar de uitbreiding voorzien wordt, is bebost. Het bosdecreet zal hier moeten worden gevolgd: een ontheffing op bebossing zal moeten worden aangevraagd en een ontbossingsvergunning zal moeten worden aangevraagd vooraleer een stedenbouwkundige vergunning voor bebouwing in de zone voor uitbreiding kan verkregen worden. Voor de bestaande infrastructuur is reeds een ontbossingsvergunning en een ontheffing op ontbossing verkregen. Voor de zone van de uitbreiding al voor een deel (zie 4.1.6 op pg. 16) Bosbeheerplan Uitgebreid Bosbeheerplan Boscomplex Herentals- Het plangebied ligt in een zone ‘Omgeving Achterlee- Hoebenschot ten noordoosten van de Witte Bergen. Het Lichtaart 2004-2007 beheeraccent ligt hier op het huidige aanwezige voornamelijk droge (naald)bos op basis van Grove den, zon- der ingrijpende beheermaatregelen. De doelstelling voor deze zone is voornamelijk te gaan naar indirecte omvormingen door het doordunnen van de bestaande naaldhoutbestanden om op termijn grotendeels te ko- men tot inheems gemengd naald/loofbos. Er zullen ook inspanningen geleverd worden om het aandeel Grove den op peil te houden door lokaal grotere openingen te kappen om natuurlijke verjonging van Grove den kan- sen te geven. Natuurrichtplan Natuurrichtplan NRPA07a Heuvelrug beneden- Het plangebied is niet gelegen in de zone die beschreven wordt in het natuurrichtplan, maar het ligt wel in de strooms dd. 2/05/2004 (in uitvoering van het decreet onmiddellijke omgeving. Het plangebied wordt omgeven door een zone 2.3 (droog bos) in het natuurrichtplan, betreffende het natuurbehoud) waar volgende voor geldt: De zone behoort tot de droge duinenrug van de Kempense Heuvelrug. Het is een gemengd droog bos op droge zandgrond beheerd volgens de criteria van duurzaam bosbeheer met een gevarieerde structuur, zowel naar soorten als naar leeftijdsverdeling. Grove den bepaalt nog voor het groot deel van het aspect tot maxi- maal 50%. De natuurdoelen zijn hier Zomereiken-berkenbos en gemengd droog bos. Het is minder kwetsbaar gebied – zone voor extensieve recreatie. Landbouw

Ruilverkaveling Afgebakend cf. de ruilverkavelingswetten. Niet in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied gelegen. Afbakening natuurlijke en Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos, als Het plangebied is gelegen op de Kempense Heuvelrug waar het behoud en het versterken van de natuur van

8 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 3 Sectoraal juridisch kader

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP xxx agrarische structuur basis voor het uitwerken van gewestelijke ruimtelijke belang zijn uitvoeringsplannen Landschap/onroerend erf- goed Beschermd monument, land- onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Geen in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied gelegen. schap, dorpsgezicht of stads- renderfgoedbesluit van 16/05/2014 gezicht Erfgoedlandschappen onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Geen in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied gelegen. renderfgoedbesluit van 16/05/2014 Inventaris bouwkundig erf- onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Ten oosten van het plangebied, aan de overzijde van de Poederleesteenweg is de kapel Onze-Lieve-Vrouwe goed renderfgoedbesluit van 16/05/2014 in ’t Zand gelegen. Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaan- deren (VIOE) - vastgestelde lijst (dd. 28/11/2014) Archeologisch erfgoed Worden beschermd via decreet op het archeologisch In het plangebied of de onmiddellijke omgeving is cf. de Centraal Archeologische Inventaris geen archeolo- patrimonium (30/06/1993) en het besluit houdende gisch erfgoed bekend. Ten oosten van het plangebied is de Kapel OLV in ’t Zand gelegen, een kapel uit de de bescherming van het archeologisch patrimonium 17de eeuw. (20/04/1994) Fysisch systeem Waterloop Wetgeving mbt bevaarbare en onbevaarbare water- In of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied is geen waterloop gelegen. lopen Beschermingszone grondwa- De afbakening van waterwingebieden en bescher- Niet in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied gelegen. terwinning mingszones valt onder het besluit van 27 maart 1985. Watertoets Artikel 8 decreet integraal waterbeleid + uitvoerings- Het plangebied is niet in of in de onmiddellijke omgeving gelegen van overstromingsgevoelig gebied. besluit watertoets (watertoetskaart overstromingsge- voelige gebieden 2014)

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 9

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP xxx Zoneringsplan Cf. uitvoeringsbesluit van 10/03/2006 ivm de vast- stelling van de zoneringsplannen

Het huidige woonzorgcentrum ligt tegen een zone voor individueel te optimaliseren buitengebied. In de praktijk is het woonzorgcentrum echter aangesloten op de gemeentelijke riolering met een gemengd stelsel. Mobiliteit/openbare ruimte buurtwegen Cf. atlas der buurtwegen De Diestweg doorheen het plangebied is een buurtweg (buurtweg nr. 1).

Bij besluit van de Bestendige Deputatie werd op 4/10/1957 de buurtweg gedeeltelijk gewijzigd (zie Figuur 5)

10 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 3 Sectoraal juridisch kader

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP xxx Deze buurtweg werd door middel van besluit van 24/10/1967 gedeeltelijk verplaatst (zie Figuur 6) Mobiliteitsplan Visie geldende mobiliteitsplan november 2001 De Poederleesteenweg (N134 tussen Lichtaart en Poederlee) is gecategoriseerd als lokale weg type I, nl. verbindingsweg. De lokale verbindingswegen verbinden de kernen onderling en verzorgen de verbinding met een centrum, een (klein)stedelijk gebied en het hogere wegennet. De hoofdfunctie is verbinden op lokaal en interlokaal niveau, de aanvullende functies zijn ontsluiten en toegang geven. De kwaliteit van de doorstroming is echter ondergeschikt aan de verkeersleefbaarheid. Toegang geven moet niet worden afgebouwd of ge- scheiden. Rooilijnplan Een rooilijn is de grens tussen de openbare weg Rooilijnplan wordt aangepast nav vergunningsaanvraag ‘Schoolomgeving ’t Bosvriendje’ waar voorzien wordt en een aangrenzende eigendom (aangelanden). in een kiss and ride zone voor de school en een veiligere schoolomgeving – aanpassen na beslissing over vergunning. Andere Voorkooprecht Domeinen waarop rechten van voorkoop gelden zijn Het plangebied zelf niet, maar het natuurgebied in de onmiddellijke omgeving is onderworpen aan een recht op o.m.: natuurbehoud, ruilverkaveling, ruimtelijke voorkoop in functie van Natuurreservaten. ordening, woonbeleid, waterbeleid, scheepvaart,… Ruimtelijke veiligheidsrappor- Besluit inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage Binnen de zone is geen SEVESO-bedrijvigheid mogelijk. Binnen het plangebied komt een aandachtsgebied. tage 29/6/2007 Binnen een straal van 2 km rond het plangebied is echter geen SEVESO-bedrijf gelegen. De opmaak van een RVR voor dit RUP is niet nodig.

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 11

Figuur 5: wijziging buurtweg nr. 1 dd. 4/10/1957

Figuur 6: wijziging buurtweg nr. 1 dd. 24/10/1967

12 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 4 Bestaande ruimtelijke structuur

4 Bestaande ruimtelijke structuur 4.1.2 Uitbating De Witte Bergen is een rust- en verzorgingstehuis dat uitgebaat wordt door Foyer de Een weergave van de bestaande ruimtelijke structuur is terug te vinden in de kaar- Lork. Foyer de Lork is een koepel van woonzorgcentra en assistentiewoningen. tenbundel. Deze VZW heeft een 15-tal rust- en verzorgingstehuizen, incl. serviceflats in beheer in de provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams Brabant. 4.1 Beschrijving plangebied 4.1.3 Zone voor uitbreiding

4.1.1 Bestaande voorzieningen In de zone waar in de bestaande toestand nog geen infrastructuur aanwezig is, is volledig bebost. In volgend hoofdstuk wordt daar verder gedetailleerd op ingegaan Het plangebied bestaat enerzijds uit een zone waar reeds bestaande voorzieningen (zie 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3) zijn van het woon- en zorgcentrum ‘De Witte Bergen’ en anderzijds uit een nog beboste zone in functie van (mogelijke) uitbreiding. 4.1.4 Historiek Het bestaande woonzorgcentrum is ingeplant op de hoek van de Poederleesteen- weg en de Diestweg. Het gebouw is ingedeeld in twee vleugels, met rechts het De bestaande voorziening is relatief recent: het gebouw werd plechtig geopend op gedeelte met 21 serviceflats en links het gedeelte woonzorgcentrum met 96 bedden 14/06/2008. beide verdeeld over drie bouwlagen. Beide gedeelten zijn verbonden door een cen- Eerder nam de VZW de Lork het Woonzorgcentrum ‘De Kastelse Bergen’ over. traal gedeeltedoor een centraal gedeelte van twee bouwlagen. Deze voorziening had 50 woongelegenheden. De inkom van het gebouw zit in het centraal gedeelte. In dit gedeelte vindt men In 2007 werden de bewoners van de Kastelse Bergen verhuisd naar de nieuwbouw eveneens op het gelijkvloers een cafetaria, polyvalente ruimten en zithoeken. Op de De Witte Bergen. Het woonzorgcentrum ‘De Kastelse Bergen’ werd daarna afgebro- eerste verdieping in het centrale gedeelte is er een polyvalente ruimte, een kapel, ken. een kapsalon en een kinéruimte voorzien. In het gedeelte van het woonzorgcentrum zijn naast de kamers (elk met badkamer en toilet), ruimten voorzien voor verpleging, een apotheek, een linnenkamer, een 4.1.5 Fotoreportage aparte badkamer voor de verzorging van de bewoners, eet- en zitplaatsen. In de kelder is de centrale keuken en zijn de nodige bergingen voorzien, net als de refter; kleedruimten en het sanitair voor het personeel. Ook het was- en linnenlo- kaal, de technische lokalen e.d. zijn in de kelder. Het gebouw is opgetrokken in licht beige gevelsteen. Het dak en de luifels zijn be- kleed met donkergrijze zink. In het niet-bebouwde deel zijn parkeerplaatsen voorzien en rondom is een brand- weg aanwezig. Buiten dit is de overige ruimte met groen aangeplant. De Diestweg is verhard (geasfalteerd) tot voorbij het aansluitpunt met de brandweg. Achter het gebouw is een GSM-mast gelegen.

Figuur 7: voorzijde woonzorgcentrum, bekeken in de richting van Poederlee

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 13

Figuur 8: voorzijde woonzorgcentrum bekeken in de richting van Lichtaart

Figuur 11: achterzijde De Witte Bergen, zicht op serviceflats

Figuur 12: zicht op bebost deel voor mogelijke uitbreiding aan het einde van het verharde deel van de Diestweg (rechts). Links onverhard deel Diestweg + rolstoelpad Figuur 9: ingang De Witte Bergen

Figuur 10: zicht op naastgelegen woning met schrijnwerkerij en aansluiting Diestweg op de Poederleesteenweg.

14 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 4 Bestaande ruimtelijke structuur

Figuur 15: zicht op het geaccentueerde reliëf van de Kempense Heuvelrug ten zuiden van de Diestweg (links) en ten zuiden van het bestaande woon- en verzorgingstehuis (rechts)

Figuur 13: Links: (onverharde) Diestweg met rolstoelpad. De zone voor uitbreiding van het woonzorgcentrum is rechts van de weg gelegen. Rechts: vegetatie in zone voor uitbreiding.

Figuur 16: links: fietsstalling en parkeerplaatsen achter serviceflats, rechts: poortje naar naastliggende school Het Bosvriendje

Figuur 14: zicht op zone voor uitbreiding in noordelijke en oostelijke richting

Figuur 17: foto’s van achterzijde bestaande woonzorgcentrum

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 15

De infrastructuur binnen het plangebied is hoofdzakelijk vergund. De onverharde parkeerplaatsen ten westen van de Diestweg en achter het bestaande gebouw werden niet opgenomen in de vergunning van de site.

4.2 Beschrijving plangebied en omgeving

4.2.1 Fysisch systeem

Zie kaart 6 “fysisch systeem” in kaartenbundel Figuur 18: Toegang brandweg langs de zijde van de Poederleesteenweg Bodemtype Het plangebied is gelegen op een bodem van een landduin (X), zie Fi- guur 19. Het plangebied is gelegen op een uitloper van de Kempense 4.1.6 Bestaande ruimtelijk-juridische context plangebied Heuvelrug (zie Figuur 20) Bodemkwaliteit Er zijn in het plangebied of de onmiddellijke omgeving geen bodemon- Zie kaart 4 “ruimtelijk-juridische context” in kaartenbundel derzoeken gekend. Er zijn geen gegevens omtrent de bodemkwaliteit gekend. Milieuvergunning / Reliëfkenmerken Het plangebied ligt op de uitloper van de Kempense Heuvelrug (zie Figuur 21). In de zone waar de uitbreiding onderzocht wordt is er micro- Stedenbouwkundige Vergunning van 9/01/2006 ivm het bouwen van een rusthuis. reliëf aanwezig, maar geen uitgesproken reliëf horende bij de Kempense vergunning Binnen deze vergunning was ook de ontbossing voor de zone van Heuvelrug. het rusthuis mee opgenomen en vergund. In de vergunningsaan- vraag was ook een zone voor parking op het naastliggende recrea- Watertoetskaarten Cf. de watertoetskaart ligt het plangebied: tiegebied mee opgenomen, maar dit is uit de vergunningsaanvraag  buiten een zone die erosiegevoelig is (zie Figuur 22) gehaald omdat dit, wegens de bestemming niet vergunbaar was.  op een bodem die matig gevoelig is voor grondwaterstromingen De GSM-mast achter het woonzorgcentrum is vergund op  op een bodem die infiltratiegevoelig is 15/02/2002 (ref. 398.087 (1))

Ontheffing van verbod Op19/10/2005 werd een ontheffing van het verbod op ontbossing op ontbossing verkregen. Deze werd aangevraagd enerzijds voor een ontbossing van 90,14 are in functie van een nieuw rusthuis. Anderzijds werd het aangevraagd voor een ontbossing van 13,25 are gelegen in een gebied voor dagrecreatie. Voor deze ontbossing is een com- penserende bebossing gebeurd in de omgeving, eveneens in het recreatiegebied cf. gewestplan op de Kempense Heuvelrug, om- ringd door natuurgebied. Verkavelingsvergunning Nvt Functie vergund Ja Administratieve hande- Nvt lingen (PV’s) Erfdienstbaarheid De Diestweg die doorheen het plangebied loopt is een gemeente- weg. Deze weg moet vrij gehouden worden.

16 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 4 Bestaande ruimtelijke structuur

Figuur 21: kaart hillshade DHM Vlaanderen I (bron: geopunt – AGIV) Figuur 19: vereenvoudigde bodemkaart voor het plangebied.

Figuur 22: watertoetskaart erosiegevoeligheid (bron: geopunt – AGIV) Figuur 20: vereenvoudigde bodemkaart op macroniveau

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 17

4.2.2 Natuur

Globale natuurlijke Het plangebied is in het oosten van de Kempense Heuvelrug gele- structuur gen. Het plangebied vormt aldus een uitloper van een bebost gebied. (zie Figuur 23 en Figuur 24) Natuurwaarden in plan- Het oostelijk deel van het plangebied is reeds bebouwd. Het weste- gebied lijke deel, waar een uitbreiding kan plaatsvinden is bebost. Cf. de BWK is het plangebied biologisch waardevol. De vegetatie van het plangebied bestaat uit een aanplant van Grove Den met ondergroei van grassen en kruiden (ppmh) en een aanplant van Grove Den met lage ondergroei (ppms). Het meest zuidelijke deel staat gekarteerd als gemengd loofhout (gml) – zie Figuur 25. Ook op de voorgaande foto’s is de vegetatie uit de zone te zien (zie Figuur 12, Figuur 13 en Figuur 14) Bosleeftijd Cf. de kaart met betrekking tot bosleeftijd zou het bos in de zone voor uitbreiding ontstaan zijn in de periode 1850-1930.

Figuur 24: topografische kaart op macroniveau

Figuur 23: orthofoto 2015 – macroniveau

Figuur 25: BWK 2.1 voor plangebied (bron: geopunt - AGIV)

18 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 4 Bestaande ruimtelijke structuur

4.2.3 Landschap

Landschapstype Landschappelijk gezien is het plangebied op een uitloper van de Kempense Heuvelrug gelegen. De heuvelrug vormt een bebost geheel dat tot tegen de kern van Lichtaart komt. Het huidige plan- gebied bevindt zich op de rand, tussen de kern van Lichtaart en de heuvelrug. Dit is ook ter plaatse binnen het plangebied zeer goed waarneembeer (zie Figuur 12, Figuur 13, Figuur 14 en Figuur 15) Landschapsatlas Het plangebied is cf. de landschapsatlas gelegen in de ankerplaats ‘Heuvelrug tussen Herentals en Lichtaart met de Netevallei’’. Deze ankerplaats werd niet vastgesteld. Het plangebied is cf. de landschapsatlas gelegen in de relictzone ‘Rug Lichtaart – Kasterlee en bosgebied Hoge- en Lage Rielen – Kleine Rees’ Provinciale land- Op de provinciale landschapskaart is een gedeelte van het plange- schapskaart bied gelegen op (niet-actief) duingebied. Quasi het volledig plan- gebied is gelegen in een zone die staat aangeduid als bos. Ankerplaats Het plangebied is gelegen in een (niet-vastgestelde) ankerplaats: ‘Heuvelrug tussen Herentals en Lichtaart met de Netevallei. Dit landschap tussen Herentals en Lichtaart heeft een belangrijke

geologische waarde als schakel in de duinenketen - Kasterlee, met een duidelijke steilrand naar de vallei van de Kleine Figuur 26: plangebied op de Provinciale landschapskaart Nete. De afwisseling van depressies en zandruggen resulteert in een gradiënt van droog naar nat en eutrofiëring door de Boterpot- tenloop en een kokmeeuwenkolonie geeft een gradiënt van voed- selrijk naar voedselarm. Deze wisselende abiotische condities leveren een karakteristieke en gevarieerde plantengroei op. Het hoger gelegen uitgestrekt en reliëfrijk bosgebied op de zandrug Kasterlee-Lichtaart en de lager gelegen Kleine Nete met weilanden in de vallei vormen een complex met een contrastrijke ruimtelijke structuur. Samen met de variatie in vegetatietypes, resulteert dit in een afwisselend en daarmee esthetisch aantrekkelijk landschap, dat bovendien dankzij het sterke reliëf mooie zichten toelaat.

Figuur 27: ligging ankerplaats (groene contour)

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 19

4.2.4 Gebruikers 4.2.5 Mobiliteit

Wonen Aan de Poederleesteenweg zijn is één woning en een woning met Ontsluitingspunten Het plangebied ontsluit via de Diestweg op de Poederleesteen- schrijnwerkerij gelegen. De percelen hiervan grenzen aan het weg. Deze ontsluiting is de bestaande ontsluiting en zal ook zo plangebied blijven na realisatie van een uitbreiding. Werken Ten westen van het bestaande plangebied is een schrijnwerkerij Wegtype De Diestweg is geasfalteerd tot aan het einde van de bestaande gelegen. Deze schrijnwerkerij beschikt over een gesloten hal voor voorziening en is een smalle toegangsweg. De Poederleesteen- zijn activiteiten. weg is een 2x1 geasfalteerde weg met aanliggende fietspaden, Aan de Poederleesteenweg, schuin tegenover het plangebied is (smalle) parkeerstroken en voetpaden. het lokaal bedrijventerrein Hoebenschot gelegen. Parking Voor de bestaande voorziening zijn een 43-tal parkeerplaatsen Gemeenschaps- Ten oosten van het plangebied is, eveneens in een zone voor voor auto’s voorzien, waarvan een gedeelte voorzien van water- voorzieningen gemeenschapsvoorzieningen cf. gewestplan de kleuterschool ’t doorlatende verharding (ten westen) van de Diestweg. Een ander Bosvriendje gelegen. Tussen deze school en het woonzorgcentrum gedeelte zijn onverharde parkeerplaatsen ten oosten van de is in de omheining voorzien in een poortje, zodat de kinderen op Diestweg (zie Figuur 28) regelmatige basis een bezoek kunnen brengen aan het woonzorg- Voor fietsers is er een overdekte fietsstalling achter het bestaande centrum. gebouw en zijn er een aantal fietsstalplaatsen aan de ingang. Een Landbouw In het plangebied of de onmiddellijke omgeving is geen landbouw- 20-tal fietsen kunnen zo geplaatst worden. gebruik aanwezig. Openbaar vervoer Langs de Poederleesteenweg is op 200 m afstand van de toe- Recreëren De Diestweg is het startpunt van verschillende recreatieve routes: gangsweg (Diestweg) een bushalte gelegen. Deze halte wordt bediend door de lijnen:  Het rolstoelpad (een verhard pad van 3,6 km lang, specifiek voor rolstoelgebruikers of personen die slecht te been zijn. De route  Poederlee – Lichtaart – Herentals – gaat tot aan camping Floreal.  Poederlee – Lichtaart – OLV Olen – Geel Industrie  Het wandelknooppuntennetwerk Kempense Heuvelrug  – Kasterlee  Natuurleerpad voor scholen op de Heuvelrug Het station van Tielen is het dichtstbijzijnde treinstation. In de omgeving van het plangebied komt ook het fietsknooppun- Langzaam verkeer De recreatieve routes zijn in voorgaande tabel beschreven (zie tennetwerk voorbij. 4.2.4) De Diestweg wordt eveneens gebruikt als ontsluitingsweg voor De Poederleesteenweg vormt een functionele fietsroute. weekendverblijven op de Kempense Heuvelrug. De bestaande fietspaden tussen het centrum van Lichtaart en het Op de Heuvelrug wordt ook veel te paard gereden. centrum van Poederlee zullen op korte termijn volledig worden heraangelegd ter bevordering van de fietsveiligheid.

Verkeersgeneratie

Personeel De bestaande voorziening stelt maximaal 45 personeelsleden en 5 vrijwilligers si- multaan in. De piek in personeel is in de ochtend. De laagste bezetting in de namid- dag en de nacht.

Bezoekers Op een gemiddelde dag komen er ca. 100 bezoekers op weekdagen en 150 bezoe- kers in het weekend. Hiervan komt ca. 30% simultaan. De bezoekers komen meest- al gespreid tussen 10 en 20u.

20 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 4 Bestaande ruimtelijke structuur

Als er specifieke activiteiten zijn in het woonzorgcentrum, dan komen nog meer Recreanten bezoekers af, vb. kerstmarkt, tuinfeest, opendeur, … De locatie van het RUP ligt aan de rand van de Kempense Heuvelrug. De bestaan- In onderstaande tabel staat weergegeven op welke manier de personeelsleden en de parkeerplaatsen van het woon- en zorgcentrum worden daardoor ook soms ge- bezoekers op een gemiddelde dag naar de locatie komen. bruikt door recreanten. Bij mooi weer kan dat gaan om de ingebruikname van een 5- tal parkeerplaatsen Aantal Aantal bezoekers Inname parkeerplaatsen personeelsleden Totaal aantal personen dat op een ‘gemiddel- 50 100 Op basis van voorgaande cijfergegevens kan het tekort aan aantal parkeerplaatsen de dag’ de locatie bezoekt: in de bestaande toestand ingeschat worden. Altijd te voet of met de f 10 10 Aantal parkeerplaatsen nodig ets personeel 39 39 85 (incl. meerijders zie bezoekers 60 x 30% 18 Met auto/bromfiets/moto (eigen vervoer) onder) bewoners 6 Met de auto (gebracht worden of meerijden / 25 (maken deel uit van totaal 63 met iemand anders) 85 zie hoger)

Openbaar vervoer (bus van de Lijn) 1 5 In het totaal is er op dit moment voor een gemiddelde dag een behoefte aan 63 Touringcar / parkeerplaatsen in functie van de bestaande voorzieningen op basis van inschat- ting. Op dit moment zijn er op de site 43 parkeerplaatsen aanwezig. Het tekort aan Andere parkeerplaatsen is voelbaar, maar wordt niet zo groot ingeschat als uit deze cijfer- gegevens blijkt. Bron: enquête de Witte Bergen Conflicten/problemen Leveringen – Op een gemiddelde dag worden er reeds beperkte problemen ervaren met be- Buiten de bezoekers en personeel wordt het mobiliteitsprofiel eveneens bepaald trekking tot de aanwezigheid van parkeerplaatsen voor auto’s. Maar dit kan in de door leveringen: dichte omgeving opgevangen worden. – 3 a 4 keer per week een vrachtwagen met voeding (gecentraliseerd bij slechts – Met betrekking tot parkings of mobiliteit zijn er slechts heel beperkte conflicten enkele leveranciers) of drank ten opzichte van leveranciers. Dit gebeurt als bezoekers ‘wildparkeren’ waardoor – Dagelijks auto/lichte bestelwagen door bakker en apotheek leveranciers niet tot aan de leveringsplaats geraken. – Enkel vrachtwagens maandelijks of minder voor specifieke leveringen of afval- – Er is in normale omstandigheden geen tekort aan fietsparkeerplaatsen. Enkel op ophaling. piekmomenten is er een tekort, maar dan worden de fietsen rond het gebouw geplaatst. De leveringen gebeuren via de brandweg rondom het gebouw waar een laad- en loszone is voorzien voor leveringen. – Op piekmomenten zijn er op de site zelf parkeerplaatsen te kort. Bezoekers en personeel parkeren dan langs de Poederleesteenweg, langs de Diestweg in het Bewoners bos en langs de brandweg. – De parkeerstrook langs de Poederleesteenweg is vrij smal. Dit wordt door be- Sommige bewoners hebben eveneens nog een eigen auto of fiets ter beschikking. zoekers als een knelpunt ervaren. In de huidige situatie gaat het om een 5-tal fietsen en een 6-tal wagens. Deze zijn allen van bewoners van de serviceflats. – Recreanten maken sporadisch ook gebruik van de parking van de bestaande voorziening. Deze is daar niet op voorzien en dus betekent deze inname van parkeerplaatsen een tekort voor de bestaande voorziening.

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 21

onder welke benaming ook, aan gebruikers van 65 jaar of ouder1 die er zelfstandig verblijven in individuele aangepaste wooneenheden, huisvesting wordt gegeven en ouderenzorg waarop zij facultatief een beroep kunnen doen." Assistentiewoningen zijn dus de opvolgers van de serviceflatgebouwen en woning- complexen met dienstverlening. Ze zorgen ervoor dat mensen niet hoeven te ver- huizen naar een woonzorgcentrum zolang ze nog zelfstandig kunnen wonen. Ze bieden ook koppels de mogelijkheid om samen naar een aangepaste woning met zorg te verhuizen. Dat is in een woonzorgcentrum vaak niet mogelijk. Voor de groepen van assistentiewoningen wordt geen specifieke programmatie vastgelegd in het woonzorgdecreet. Na het realiseren van de bijkomende assistentiewoningen kunnen de bestaande serviceflats in de bestaande voorziening mogelijks omgevormd worden naar zorgen- flats. Dit zijn voorzieningen waar meer zorg geboden wordt dan in assistentiewonin- gen, maar nog niet zoveel als in een woonzorgcentrum. Op die manier kunnen de meest zorgbehoevenden samengebracht worden in één gebouw. In functie van nabijheid en bereikbaarheid zou er een bovengrondse verbinding gemaakt worden tussen enerzijds het bestaande woonzorgcentrum en de voorziene uitbreiding. Afhankelijk van de te respecteren vrije hoogte zal dit op het eerste of op het tweede verdiep van het woonzorgcentrum aantakken. Figuur 28: weergave van aantal parkeerplaatsen in de bestaande toestand Fasering In een eerste fase zouden een 30 à 40 assistentiewoningen worden gerealiseerd. 5 Programma – behoefteanalyse Dit zou gebeuren vanaf dat de mogelijkheden geboden worden door het goedkeuren van het RUP. De overige assistentiewoningen zouden eerder op middellange ter- mijn gerealiseerd worden om het aanbod op de markt te spreiden. 5.1 Programma Bijkomend personeel, bezoekers, parkeerplaatsen Indien de uitbreidingsplannen worden waargemaakt, zouden maximaal 5 a 6 VTE Assistentiewoningen bijkomend aangeworven worden. Ook het aantal bezoekers zal toenemen na de De wens bestaat eruit om de bestaande voorzieningen uit te breiden met 60 assis- uitbreidingsplannen. In een eerste fase bij 30 a 40 assistentiewoningen wordt dit op tentiewoningen. Deze assistentiewoningen richten zich op alleenstaande oudere of 20 a 30 bijkomende bezoekers per dag geschat en na realisatie van alle 60 assis- echtparen, oudere echtparen waarvan één van de partners valide is en de andere tentiewoningen op een 40 a 45 bijkomende bezoekers per dag. Deze bijkomende zorg en ondersteuning nodig heeft, ouderen met een kind met een beperking, oude- bezoekers zijn echter niet allen simultaan aanwezig. Ook wordt verwacht dat er een re in een langlopend revalidatieproces,… Deze assistentiewoningen richten zich dus bijkomend aantal auto’s van bewoners zal zijn en ook een bijkomend aantal fietsen. op iedereen met een nood aan begeleid/ondersteund zelfstandig woningen in een In onderstaande tabel wordt de potentiële behoefte aan parkeerplaatsen na uitbrei- aangepaste omgeving en met beschikbaarheid van (betaalbare) diensten. Deze ding ingeschat. wens komt voort uit de toenemende vraag naar dit soort voorzieningen en de stij- gende vergrijzing in het algemeen. In het woonzorgdecreet wordt de zorgvorm "assistentiewoningen" in artikel 33 als volgt gedefinieerd: "Een groep van assistentiewoningen is een voorziening die be- 1 Hierbij moet opgemerkt worden dat bij erkende assistentiewoningen 25% van de wooneenheden ook staat uit een of meerdere gebouwen die functioneel een geheel vormen en waar, gebruikt mogen worden door mensen jonger dan 65 jaar

22 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 1 BESCHRIJVING VAN HET RUP 6 Visie en schetsontwerp

Bestaande behoefte Bijkomende behoefte na uitbreiding Totaal zone voor uitbreiding. In totaal worden cf. deze inrichtingsschets (enkel schets, personeel 39 6 45 indicatief) 75 parkeerplaatsen voorzien na uitbreiding. bezoekers 18 12 (40 x 30%) 30 bewoners 6 17 (maximaal) 23 totaal 63 35 98

Dit aantal vormt een inschatting. Mogelijks zijn minder parkeerplaatsen nodig voor een normale werking, als bv. minder bewoners een eigen auto hebben, als een groter % van de bezoekers/personeel met het openbaar vervoer of te voet komt.

6 Visie en schetsontwerp

Inrichtingsoefening Er is reeds een eerste inrichtingsbehoefte gebeurd van op welke manier de uitbrei- ding van 60 assistentiewoningen zou kunnen gebeuren op het terrein. Dit is weer- gegeven op onderstaande figuur. Deze inrichtingsoefening is een eerste aanzet en indicatief voor wat er op deze plaats zou kunnen komen. Belangrijk hierbij zijn volgende elementen: – Er zouden 60 bijkomende assistentiewoningen voorzien worden, verdeeld over drie blokken die in één keer of gefaseerd zouden worden gebouwd. – Het gaat om allemaal wooneenheden die een afzonderlijke buitenruimte hebben (terras of tuintje) en waar de bewoners vrij binnen en buiten kunnen.

– Er zou een polyvalente ruimte/ontmoetingsruimte voorzien worden in één van de gebouwen zodat dit, buiten de gemeenschappelijke ruimte in het bestaande Figuur 29: inrichtingsoefening uitbreiding (masterplan) woonzorgcentrum, kan gebruikt worden in functie van bijeenkomsten of in functie van het nuttigen van maaltijden. Concepten/krachtlijnen van het RUP – Er zal een loopbrug voorzien worden tussen het huidige gebouw waar zich de De volledige zone, zowel bestaande zorginstelling als de zone voor uitbreiding dient serviceflats bevinden en één van de blokken. Deze loopbrug zal zich op niveau te worden opgenomen als één zone voor gemeenschapsvoorzieningen. +1 of +2 bevinden, afhankelijk van de te respecteren vrije ruimte over de De voorschriften moeten zo opgesteld worden dat ze zo flexibel mogelijk kunnen Diestweg. blijven inspelen op de noden van de sector, zonder de omliggende belangrijke ele- – Onder één van de blokken zal een ondergrondse parkeergarage worden aange- menten voor natuur en reliëf te hypothekeren. legd (33 plaatsen) in functie van het overdekt stallen van voertuigen van bewo- Bij uitbreiding van de voorziening dient in eerste instantie te worden gezorgd voor ners en personeel. bijkomende ondergrondse parkeerplaatsen. – Behalve de bijkomende ondergrondse parkeerplaatsen worden ook bijkomende De bereikbaarheid van de site voor de brandweer moet gegarandeerd blijven. In- bovengrondse parkeerplaatsen voorzien achter het bestaande gebouw en in de structies van de brandweer moeten worden opgevolgd. In functie van bereikbaar-

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 23

heid voor de brandweer kan de Diestweg ook fungeren als ‘brandweg’ voor de zone die doorheen het plangebied loopt. Een verharding van dit deel van de weg is moge- lijk. De bestaande zone dient te worden afgeschermd ten opzichte van de voorliggende woningen door middel van een groene buffer met opgaand groen. Ten opzichte van de grenzen met gebieden met andere bestemmingen is het voorzien van een groenstrook belangrijk.

Schetsontwerp

24 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging

DEEL 2 Verzoek tot raadpleging

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 25

DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING 1 Algemeen

tieve benadering, waar relevant ook (semi)kwantitatief. Volgende opbouw en aan- 1 Algemeen pak wordt gevolgd: Beschrijving van het plan Het plan wordt gesitueerd, de bestaande en de gewenste toestand worden beschre- 1.1 Toetsing planMER-plicht ven. Analoog aan een projectomschrijving (project MER) worden onderzoeksge- bied/plangebied en het plan zelf inhoudelijk weergegeven, met aandacht voor rele- Het plan valt onder de definitie van plan/programma zoals geformuleerd in het vante elementen in relatie tot potentiële milieueffecten. DABM. Het plan valt bovendien onder het toepassingsgebied van het DABM gezien het plan bij goedkeuring een kader zal bieden voor het toekennen van vergunningen Gebiedsafbakening binnen het plangebied. Een stedenbouwkundige vergunning kan enkel verleend De contouren van het betrokken RUP bepalen het plangebied. In een aantal geval- worden als de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen van het ruimtelijk len liggen deze contouren nog niet precies vast en kan verder onderzoek in de loop uitvoeringsplan. van het proces (alsook de planMER-screening) de precieze afbakening bijsturen. In Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project dat geval wordt gesproken van onderzoeksgebied. opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, Het studiegebied wordt afgebakend in functie van verwachte reikwijdte van mogelij- namelijk voor een project opgesomd in rubriek 10b van bijlage III (stadsontwikke- ke effecten, die kan verschillen naargelang milieudiscipline. Het belangrijkste aspect 2 lingsproject) en van rubriek 1d (ontbossing) van bijlage III. Het RUP bepaalt echter bij de afbakening is het plan, de planeigenschappen en de verwachte effecten, zo- het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau en is dus screeningsgerechtigd. wel direct als indirect. De planeigenschappen geven aan welke effecten er waar Aldus dient voor het betreffende RUP op basis van screening worden geoordeeld of onderzocht dienen te worden. het plan mogelijks aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Beschrijving van mogelijke alternatieven + definitie nulalternatief - referentie- Grensoverschrijdende milieueffecten situatie Bij de beoordeling wordt gescreend op eventuele grensoverschrijdende effecten. Een essentieel element voor beoordeling van een plan op milieueffecten is de ana- Grensoverschrijdende effecten zijn bij voorliggend RUP – gelet op de ligging, de lyse van en vergelijking met mogelijke alternatieven. Globaal kunnen volgende types aard en omvang van de ingrepen – niet te verwachten. alternatieven onderzocht worden: – locatiealternatieven: enkel relevant indien verschillende locaties de facto moge- Gebruik hulpbronnen lijk zijn (ruimtelijk – beleidsmatig) Bij de beoordeling gescreend op eventuele significante effecten als gevolg van het – uitvoeringsalternatieven: door het opleggen van specifieke voorschriften (be- gebruik van hulpbronnen. Significante effecten op dit vlak zijn bij voorliggend RUP – stemming – inrichting – beheer) kan ingespeeld worden op alternatieve ontwik- gelet op de aard en omvang van de ingrepen – niet te verwachten. keling – Nulalternatief: het alternatief waarbij uitgegaan wordt van het niet-uitvoeren van 1.2 Methodologie het voorliggende plan. De referentiesituatie is de situatie waartegen eventuele milieueffecten van het RUP De methodologie voor het opstellen van een screening op milieueffecten is qua afgewogen worden. Hiervoor kan het nulalternatief gebruikt worden, maar voor 3 opbouw en aanpak gebaseerd op de richtlijnen voor het opstellen van een MER, planMER-screenings vormt dit niet de regel . maar de analyses zijn minder diepgaand: in de regel wordt gewerkt met een kwalita- Bij de effectbeschrijving wordt alleszins de vergelijking gemaakt van geplande toe- stand versus bestaande toestand (terreinsituatie). Zeker voor eenvoudige dossiers zal de referentietoestand gelijk zijn aan bestaande toestand. 2 de zone voor uitbreiding is ca. 5000 m² groot. In worst case zal deze oppervlakte die quasi volledig bebost is, gerooid worden. De oppervlakte bebossing is <3ha waardoor het niet onder bijlage II, maar onder bijlage 3 Veel hangt af van de situatie op het terrein, het voorwerp van het plan (of de wijziging t.o.v. het bestaande III van het project-mer-besluit valt. plan), de beslissing die men wenst te nemen en de perceptie die de bevolking eraan zal geven.

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 27

Bij de beoordeling van de effecten kan de nadruk meer komen te liggen op het Bij de beoordeling van de effecten wordt dit onderscheid meegenomen: de beoordeling van de nulalternatief en minder op de bestaande toestand. primaire effecten gebeurt telkens t.o.v. de integrerende disciplines. Op die manier wordt een dubbele beoordeling vermeden. Screening mogelijke milieu effecten en vertaling in ingreep – effectschema Analyse en beoordeling per effectdiscipline Op basis van het plan (inrichtingsmogelijkheden en voorschriften) worden mogelijke milieueffecten gescreend en schematisch weergegeven. Uit dit ingreep – effecten- Enkel de ingrepen die op basis van het ingreep - effectenschema aanleiding kunnen schema komen de disciplines met mogelijk significante effecten tot uiting, die voor geven tot potentieel significante effecten worden meegenomen voor verdere analy- verdere bespreking geselecteerd worden. Significante effecten kunnen zowel posi- se per discipline: per discipline worden directe en indirecte effecten geanalyseerd en tief als negatief zijn. We onderscheiden directe en indirecte effecten; tevens kan een beoordeeld met de referentiesituatie als beoordelingsbasis. onderscheid gemaakt worden tussen tijdelijke en permanente effecten. In deze fase Volgende onderdelen worden telkens besproken: van planning zonder concrete invulling hebben tijdelijke effecten uit de aanlegfase minder relevantie en worden daarom buiten beschouwing gelaten. – Studiegebied (reikwijdte) – Referentiesituatie Milieueffecten kunnen zich voordoen in verschillende milieudisciplines. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de “primaire” disciplines (lucht, geluid en – Analyse van ingrepen en effecten trillingen, licht, warmte en straling, bodem en watersysteem, mobiliteit) en de “inte- – Beoordeling effecten grerende” disciplines (mens, monumenten & landschappen, fauna & flora, klimaat). – Conclusie: maatregelen en aanbevelingen Deze laatste groep onderscheidt zich van de eerste doordat de effecten zich meest- al voordoen op een indirecte manier, nl. via effecten inzake de primaire disciplines. In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste geraadpleegde bron- nen en de belangrijkste elementen van beoordeling. Niet alle bronnen worden VERKEER MOBILITEIT steeds systematisch geanalyseerd, maar enkel waar dit relevant is vanuit de ingre- pen en verwachte effecten. Effectbeoordeling gebeurt in de eerste plaats kwalitatief en (semi-)kwantitatief in de gevallen waar dit relevant is. Verkeersleefbaarheid GELUID LUCHT LICHT Bereikbaarheid TRILLINGEN Wijziging verkeersstromen (auto, fiets) Bij de beoordeling wordt er in principe steeds van uitgegaan dat het vigerende sec- toraal juridische kader wordt toegepast, tenzij expliciet anders vermeld. LANDSCHAP hinderaspecten ERFGOED Visuele beleving

MENS Verstoring ecologische Wijziging geomorfologie infrastructuur (barrière) Impact archeologie Veiligheid (wijziging bodemprofiel) (overstromingen) Drinkwaterkwaliteit bodemverontrei BODEM Ecotoopwijzigingniging door FAUNA EN WATER - verdroging, vernatting, wijziging kwelmilieu FLORA - wijziging bodemprofiel - wijziging grond- oppervlaktewaterkwaliteit - wijziging structuur waterloop

Vegetatiewijzing traditionele landschappen (KLE, …)

Figuur 30: interdisciplinaire relaties

28 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING 1 Algemeen

Orthofoto analyse, terreinkennis Abiotische verstoring Tabel 1: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en beoordelingsaspec-  

goed  Inventaris Beschermde monumenten,  Landschapsecologische verstoring

ten per milieudiscipline f landschappen, dorps- of stadsgezichten  Beïnvloeding erfgoedwaarde Beschrijving, bronnen Beoordelingsaspecten  Landschapsatlas (ankerplaats, relictzone)  Verstoring visuele beleving  Bodemkaart van België (bodemtextuur, -  Eventuele verstoring van bodempro- er hap,  Landschapskenmerkenkaart profiel en waterhuishouding) fiel in relatie tot kwetsbare bodems  Inventaris onroerend erfgoed

 Geologische kaart van België Landsc  OVAM databank  Input uit discipline mens –mobiliteit  Mogelijk relevant in relatie tot mobili-

teit (uitstoot verkeer); voor het overi-  Vlaamse hydrologische atlas  Waterkwantiteit: oppervlakte verhar-  CAR Vlaanderen ge worden geen significante effecten dingen in relatie tot infiltratie  Zoneringsplannen verwacht  Eventuele lozingen in relatie tot Lucht  Bekkenbeheerplannen  Kwalitatief benaderen  Mogelijk relevant voor gevoelige waterkwaliteit en kwaliteitsdoelstellin-

 VMM kartering waterkwaliteit gebieden fauna en flora gen

 Eventuele ingrepen in beekstructuur cht Li  Watertoetskaarten  Gevoeligheid voor overstromingen Warmte, straling Deze milieudisciplines worden beschouwd als niet rele- Energie- en grondstofvoorraden vante disciplines gelet op de aard en de omvang van de  Infiltratiegevoeligheid mogelijke ontwikkeling op basis van de plannen.

ter  Gevoeligheid voor erosie klimaat a  Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV)  Verontreiniging grondwater in relatie * Mens: ruimtelijke aspecten en hinder, mobiliteit  Grondwaterkwetsbaarheidskaart tot kwetsbaarheid

 Beschermingszones waterwingebieden  Verstoring grondwaterstromen Watertoets Bodem/ w Bodem/  Inventaris en analyse van de belangrijkste  Kwalitatieve beoordeling in relatie tot De planMER-screening levert de nodige informatie om de watertoets voor het plan bestaande geluidsbronnen (verkeerswe- bestaande bronnen uit te voeren. Deze informatie wordt aangeleverd vanuit de discipline water, waarin gen, puntbronnen…) zowel effecten op grondwater (kwaliteit, stromen) als oppervlaktewater (waterber-

 Richtwaarden Vlarem II ging- en buffering, infiltratie, waterkwaliteit, structuurkenmerken waterloop) aan bod luid

e  Input uit discipline mens - mobiliteit komen. Het resultaat wordt weergegeven in de waterparagraaf. G  Mobiliteitsprofiel – bereikbaarheidsprofiel  Functiewijziging en wijziging van Conclusies: maatregelen en aanbevelingen  Actueel bodemgebruik (orthofoto, land- bodemgebruik bouwgebruikspercelen, HAG-kaart,…)  Hinderaspecten (geluid, licht) Bij de conclusie per discipline worden, indien relevant, milderende maatregelen opgenomen.

 Input uit disciplines lucht, geluid, land-  Gewijzigde visuele beleving schap  Wijziging verkeersafwikkeling en Indien voor een bepaald aspect sectorale wetgeving bestaat, wordt er bij de beoor-

verkeersleefbaarheid deling van uitgegaan dat deze ook effectief toegepast wordt. De milderende maat- Mens*  Biologische waarderingskaart van België  Biotoopverlies en –wijziging regelen kunnen wel bijkomende elementen voor het RUP opleveren en bijkomende voorwaarden voor vergunningsverlening aangeven.

ra  Bijzondere beschermingen zoals SBZ  Versnippering, verstoring ecologische o (Vogel- en Habitatrichtlijngebied) natuur- infrastructuur Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen ‘maatregelen’ die als essentieel reservaten, VEN  Verdroging, vernatting worden beschouwd, en ‘aanbevelingen’.  Habitatkaart INBO  Verstoring door geluid of andere

 Input uit disciplines water, lucht, geluid hinderaspecten Essentiële maatregelen Fauna en fl en Fauna Dit zijn maatregelen zonder de welke een positieve beoordeling van de planMER- screening (of van een specifieke discipline) niet mogelijk zou zijn. Zonder deze

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 29

maatregelen is er een reële kans op significante effecten (voor de specifieke disci- pline). 1.4 Alternatieven Aanbevelingen Aanbevelingen zijn maatregelen welke een niet-significant effect nog kunnen ver- 1.4.1 Locatiealternatieven zachten. De aanbevelingen kunnen bijvoorbeeld vanuit duurzaamheidsoogpunt aangewezen zijn. Figuur 31: onderzochte zones voor locatie-alternatieven in uitbreiding van de bestaande site In de planMER-screening wordt geen uitspraak gedaan over het geijkte instrument dat de implementatie van de essentiële maatregelen of aanbevelingen kan garande- ren (tenzij hierover in deze fase al uitsluitsel kan zijn). Uitgangspunt is dat de essen- tiële maatregelen worden doorvertaald in de stedenbouwkundige voorschriften, voor zover deze een ruimtelijke component hebben. Indien dit niet het geval is dan wordt ervan uitgegaan dat de nodige stappen (binnen een ander beleidsdomein) worden genomen. Deze stappen worden dan opgenomen in de toelichtingsnota bij het RUP in overleg met de bevoegde instantie. 3

1.3 Beschrijving van het RUP 1 Hiervoor wordt verwezen naar DEEL 1. 4 2

De uitbreiding in functie van assistentiewoningen is rechtstreeks gekoppeld aan de aanwezigheid van bestaande voorzieningen voor ouderenzorg. In het kader van nabijheid van (mogelijke) zorg is daarvoor een locatie voor assistentiewoningen minder aangewezen op een locatie waar geen bestaande ouderenzorg aanwezig is. Binnen het perceel van de bestaande site is geen ruimte meer om uit te breiden in functie van de assistentiewoningen. In het geval van De Witte Bergen is binnen het plangebied reeds een bestaand rust- en verzorgingstehuis aanwezig en zouden de assistentiewoningen van de diensten uit dit centrum kunnen gebruik maken. Dit betekent dat in het kader van locatie-

30 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING 1 Algemeen alternatieven niet gezocht wordt naar alternatieve locaties binnen de hele gemeen- 1.4.3 Nulalternatief te/deelgemeente. Wat wel is gebeurd is het zoeken naar alternatieven rondom de site van de be- Het nulalternatief is de situatie wanneer er geen RUP wordt opgemaakt. Dit bete- staande site van de Witte Bergen zelf kent dat de bestaande bestemming, nl. ‘zone voor dagrecreatie’ behouden blijft. Invullingen in het kader van deze bestemming kunnen (mogelijks) gebeuren, reke- 1. Een uitbreiding in oostelijke richting, in een zone die cf. gewestplan net als de ning houdende met de randvoorwaarden uit de omgeving. bestaande site, gelegen in een zone voor gemeenschapsvoorzieningen is niet mogelijk omdat deze zone in gebruik is door de school het Bosvriendje. De vrije ruimte tussen het schoolgebouw en de bestaande voorzieningen van De 1.5 Referentiesituatie Witte Bergen is in gebruik in functie van speelruimte voor de kinderen. Een uit- breiding in deze richting is niet wenselijk en de mogelijks beschikbare ruimte is Als referentiesituatie wordt de bestaande toestand bekeken. Deze is beschreven in niet groot genoeg. Een uitbreiding in deze zone wordt daardoor niet weerhou- DEEL 14.1 vanaf pg. 13 en DEEL 14.2 vanaf pg. 16. den. Kort samengevat is de bestaande toestand: 2. Een uitbreiding in zuidelijke richting is onderzocht. De aanwezigheid van een – Aanwezigheid van bestaande woon- en verzorgingsinstelling met serviceflats beboste zone, het uitgesproken reliëf van de Kempense Heuvelrug en de aan- met bijhorende voorzieningen wezigheid van de bestemming natuurgebied cf. gewestplan zorgen ervoor dat een uitbreiding in deze richting als niet wenselijk wordt gezien in functie van – Aanwezigheid van een beboste zone waar naar uitbreiding i.f.v. 60 assistentie- het maximale behoud van de Kempense Heuvelrug. Een uitbreiding in deze woningen gezocht wordt. zone wordt daardoor niet weerhouden. In tweede instantie wordt ook het nulalternatief gebruikt als referentiesituatie, nl. een 3. Een uitbreiding in westelijke richting aan de zijde van de Poederleesteenweg invulling cf. de bestemming ‘zone voor dagrecreatie’ cf. gewestplan. zou ruimtelijk gezien een goede optie zijn. Echter, de aanwezigheid van be- staande woningen (2) en een bedrijf in deze zone, maken de zone niet evident voor een uitbreiding. Een uitbreiding in deze zone wordt daardoor niet weer- houden. 4. De uitbreiding in westelijke richting, ten westen van de Diestweg bevindt zich in een beboste zone, met een minder uitgesproken reliëf en met een bestemming ‘zone voor dagrecreatie’ cf. gewestplan. De zone is echter (nog niet) cf. de be- stemming ingevuld, met uitzondering van een onverharde parking die gebruikt wordt door recreanten. Een uitbreiding op deze plaats vormt, vanuit afwegin- gen op vlak van natuur en bos, reliëf en realiseerbaarheid het beste locatieal- ternatief.

1.4.2 Uitvoeringsalternatieven

Eventueel mogelijke uitvoeringsalternatieven zijn: – Ruimere of beperktere mogelijkheden inzake toegelaten activiteiten – Minder strenge of strengere beperking inzake bebouwing en verharding – ... Bij de beoordeling van elke discipline zal overwogen worden of alternatieve opties wenselijk zijn om mee te nemen in de voorschriften.

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 31

2 Beoordeling milieueffecten Het feit dat bepaalde ingrepen binnen bepaalde milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisci- plines. De disciplines ‘warmte en stralingen’, ‘klimaat’ en ‘aanspraak op energie- en grond- 2.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines stofvoorraden’ worden niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit RUP. Deze disciplines dienen dus niet onderzocht te worden; de aard en omvang van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect binnen deze 2.1.1 Ingrepen disciplines kan verwacht worden. De deeldisciplines geluid, licht en lucht worden niet als aparte discipline in aanmer- Ingreep Kwalitatieve omschrijving Kwantitatief king genomen, maar zullen besproken worden onder de discipline mens (hinderas- Activiteiten binnen De bestaande activiteiten binnen het plange- 60 bijkomende assis- pecten) en/of fauna en flora. het plangebied bied, namelijk de aanwezigheid van een woon- tentiewoningen en zorgcentrum met serviceflats blijft behouden.  Bestendiging van Tabel 2: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project bestaande activitei- Er is de vraag voor 60 bijkomende assistentie- ten woningen. Met de bestaande en geplande ontwikkelingen wordt verkeersafwikkeling gerea- Discipline Sleuteldisci- Optiediscipline Niet relevante  Bijkomende assis- liseerd pline discipline tentiewoningen Bodem X  verkeersafwikkeling Water: grondwater en oppervlaktewater X Infrastructuur bin- Binnen het plangebied is reeds bestaande Indien de zone voor nen plangebied infrastructuur aanwezig. In functie van de uit- uitbreiding volledig Fauna en flora en biodiversiteit X  Behoud bestaande breiding van assistentiewoningen zal bijkomen- wordt ingenomen dan Landschap, bouwkundig erfgoed en X bebouwing en ver- de bebouwing (incl. ondergrondse parkeergara- wordt worst-case ca. archeologie harding ge) en verharding mogelijk zijn binnen het 4400 m² bijkomend plangebied. ingenomen door be- Mens – ruimtelijke aspecten en hinder X  Realisatie bijko- bouwing/verharding. Mens- mobiliteit X mende bebouwing (zone voor uitbreiding – en verharding groenbuffers) Geluid X Terrein bouwrijp In functie van het bouwrijp maken van de zone De zone voor uitbrei- Licht X maken voor uitbreiding zullen bomen gerooid moeten ding is ca. 5000m² Lucht (gezondheid) X  Rooien van bomen worden en zal het terrein beperkt moeten geni- groot en is quasi volle- velleerd worden. dig bebost. Warmte en stralingen X  Nivelleren terrein Energie- en grondstofvoorraden X Landschappelijke Rondom de zone voor uitbreiding zal een buf- inpassing voorzien ferzone voorzien worden die de zone visueel Klimaat X voor uitbreidings- afschermt van de omgeving. zone 2.1.3 Analyse van mogelijk voorkomende effecten

2.1.2 Selectie van relevante milieudisciplines Ingreep- effectschema In de planMER-screening worden de effecten van het plan op de verschillende dis- Onderstaand ingreep-effectschema geeft een overzicht van mogelijk significante ciplines onderzocht. Voor de evaluatie van de effecten die het project teweeg zal effecten per ingreep voor de verschillende milieudisciplines. brengen worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Er wordt een onder- scheid gemaakt tussen deze sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines.

32 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING 2 Beoordeling milieueffecten

Tabel 3: ingreep-effectenschema 2.2.2 Referentiesituatie

Onderzoeksdisciplines

De referentiesituatie wordt kort beschreven in 1.5 op pg. 31 en uitgebreider in DEEL

14.1 vanaf pg. 13 en DEEL 14.2 vanaf pg. 16.

ed en ed

liteit schap

i Voor de beoordeling van de effecten op bodem en water, wordt verwezen naar de

na en en na

ter

d

dem

u a

o randvoorwaarden voor deze disciplines die eerder beschreven werden (zie DEEL 1,

B W Mob Fa Flora Mens Erfgo lan Ingrepen 3 op pg. 8 en 4.2.1 op pg.16). Activiteiten binnen het plangebied N N MS MS MS N Infrastructuur binnen plangebied MS MS N MS MS MS 2.2.3 Analyse van ingrepen – effecten Terrein bouwrijp maken MS MS N MS N MS Landschappelijke inpassing voorzien N N N MS MS MS Ingrepen voor uitbreidingszone Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: N: waarschijnlijk niet significant effect; evt. effect zeer beperkt in omgang en tijd / MS: mogelijk significant – Infrastructuur binnen plangebied effect / S: waarschijnlijk significant effect(T): tijdelijk effect / (P): periodiek effect / (ind): indirect effect – Behoud bestaande bebouwing en verharding

– Realisatie bijkomende bebouwing en verharding De tabel doet geen uitspraak over effectief significante effecten maar laat wel toe op – Terrein bouwrijp maken basis van mogelijk significante effecten en waarschijnlijk significante effecten een selectie te maken van nader te onderzoeken ingreep – effectrelaties: verder te on- – Rooien van bomen derzoeken zijn de effecten die als MS (mogelijk significant) worden aangeduid. – Nivelleren terrein

De disciplines “bodem” en “water” worden doorgaans samen besproken gezien de Effecten nauwe afstemming binnen het fysisch systeem. Met betrekking tot de disciplines bodem en water kunnen bijgevolg volgende moge- De disciplines “mens” en “fauna en flora” zijn receptordisciplines. Effecten op het lijke significante effecten verwacht worden: vlak van “lucht en geur”, “geluid en trillingen”, “licht, warmte en straling”,… concen- treren zich doorgaans op een indirecte manier op deze receptordisciplines. De op- – Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf tiedisciplines “geluid” en “licht” worden daarom niet afzonderlijk onderzocht en be- – Verstoring van de waterhuishouding: oordeeld, maar wel meegenomen in de beoordeling bij “mens” en “fauna en flora”. – Verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen – Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) 2.2 Beoordeling discipline Bodem en water – Aantasting van de waterkwaliteit – Aantasting grondwaterstromingen 2.2.1 Studiegebied 2.2.4 Beoordeling van de effecten In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Wel worden eventuele relaties met de nabije omgeving meegenomen: Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf – Infiltratiegevoeligheid In functie van de realisatie van bijkomende assistentiewoningen zullen er ingrepen – Aanwezigheid Kempense Heuvelrug plaatsvinden in de bodem. Mogelijks worden er ook ondergrondse constructies voorzien. Door de bouw van constructies, nivelleren en ondergrondse constructies zal er een vergraving van de bodem plaatsvinden. Het plangebied heeft een onder-

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 33

grond die bestaat uit een landduin. De aanleg van constructies heeft tot gevolg dat genwater dient ter plaatse te infiltreren. Indien deze maatregelen genomen worden, er een verstoring van de bodemlagen zal plaatsvinden. Dit effect kan niet gemilderd is er geen significant effect op het overstromingsregime te verwachten in vergelijking worden. Er kan wel voor gezorgd worden dat geen onnodige bewerkingen gebeuren met de referentiesituatie. met de bodem. Dit kan door zo compact mogelijk te bouwen zodat met een zo be- perkt mogelijke beperkte grondoppervlakte de bouwdoelstelling kan gehaald wor- Aantasting van de waterkwaliteit den. Het bouwen in meerdere bouwlagen is daarbij aangewezen. Aantasting van waterkwaliteit kan optreden door inbreng van vreemde stoffen. Op- Het plangebied is gelegen op een uitloper van de Kempsens Heuvelrug. Het reliëf pervlaktewaterkwaliteit kan aangetast worden door lozing via zowel punt- als diffuse van de Heuvelrug is goed zichtbaar in de zone ten zuiden van de bestaande voor- lozingen. Grondwaterkwaliteit kan aangetast worden door uitloging en lekken van zieningen (zie Figuur 15 op pg. 15). Op plaatsen waar vb. de nivellering niet nodig is verontreinigende stoffen in de bodem. (vb. in de groenbuffers of in de open ruimten), kan het oorspronkelijke reliëf zoveel De planinhoud voorziet niet in lozingen op het oppervlaktewater. In de bestaande mogelijk behouden blijven. Ter hoogte van het plangebied is het reliëf echter niet zo toestand is de infrastructuur reeds aangesloten op de riolering (gemengd stelsel). Er uitgesproken als in andere gebieden grenzend aan het plangebied. Er is voorname- wordt vanuit gegaan dat de uitbreiding ook kan worden aangesloten op het be- lijk microreliëf aanwezig zonder grote hoogteverschillen. Er kan worden geoordeeld staande rioleringsstelsel met de voorziening van een gescheiden systeem voor dat het RUP geen significante verstoring van het natuurlijke reliëf veroorzaakt. afvoer van afvalwater en hemelwater. Verstoring van de waterhuishouding Bij navolging van de milieuwetgeving wordt geen negatief effect verwacht in verge- lijking met de referentiesituatie. Verstoring van infiltratiemogelijkheden Aantasting grondwaterstromingen Door de aanleg van bijkomende infrastructuur, worden de infiltratiemogelijkheden mogelijk plaatselijk verstoord. Indien in de zone voor uitbreiding een ondergrondse parkeergarage zal worden voorzien, dan dient er bemaling te gebeuren in functie van de aanleg van deze par- Het systeem van infiltratie van hemelwater naar grondwater moet in evenwicht ge- keergarage. De bodem in het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstromin- houden worden. Aangezien de mogelijke verhardingen en bebouwing gelegen zijn gen (type 2). Indien er in een type 2 gebied een vergunning aangevraagd wordt voor op een bodem die infiltratiegevoelig is, dienen de verhardingen waar mogelijk zoveel een ondergrondse constructie met een diepte van meer dan 5m en een horizontale mogelijk worden beperkt of te worden voorzien met een waterdoorlatend karakter. lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde De hemelwaterverordening dient hiervoor te worden gevolgd. adviesinstantie. Dit is een aandachtspunt bij de vergunningverlening. Door zoals eerder gesteld de principes van compact bouwen toe te passen, wordt zoveel mogelijk ruimte gevrijwaard die onverhard kan blijven in functie van tuintjes, groenbuffer, gemeenschappelijk groen, e.d. De verhardingen dienen beperkt wor- 2.2.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen den tot de delen in functie van toegankelijkheid. Van deze verhardingen dient het Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de hemelwater af te stromen op de onverharde delen. Parkeerplaatsen dienen onver- discipline bodem en water te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen hard te worden aangelegd of met waterdoorlatende materialen zoals de meeste noodzakelijk. parkeerplaatsen in de huidige toestand. Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: Indien op projectniveau het vermijden van verstoring van infiltratiemogelijkheden kan worden vermeden door de hemelwaterverordening te respecteren, dan worden – Behoud van bestaande reliëf op plaatsen waar mogelijk, vb. groenbuffers en er hiervoor geen negatieve effecten verwacht. open ruimten – Compact bouwen: met een zo beperkt mogelijke grondoppervlakte de bouw- Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) doelstelling realiseren. Hierbij kan het gebruik van meerdere bouwlagen helpen Gezien het plangebied niet gelegen is binnen een risicozone (NOG, overstromings- om deze doelstelling te realiseren gevoelig gebied), lijkt de veiligheid tegen overstromingen gegarandeerd. Er is verder – Enkel voorzien van verhardingen in functie van toegankelijkheid. Verhardingen geen schadelijk effect te verwachten indien het hemelwater wordt afgekoppeld van dienen zoveel mogelijk af te wateren op de onverharde delen binnen het plange- de verharde oppervlakte, wordt opgevangen en nuttig verbruikt. Het overtollige re- bied in zoverre de toestand van de bodem dit toelaat.

34 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING 2 Beoordeling milieueffecten

– Voor parkeerplaatsen voorzien in waterdoorlatende verharding of de parkeer- Op basis van deze elementen kan met andere woorden geconcludeerd worden plaatsen onverhard laten. dat het plan de doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel 5, 6 en 7 van het – Bestaande infrastructuur is aangesloten op de riolering. Ook nieuwe infrastruc- decreet integraal waterbeleid, in acht heeft genomen. tuur aansluiten op de riolering en voorzien van een gescheiden systeem van af- voer tot aan de aansluiting met de riolering. 2.3 Beoordeling discipline mobiliteit – Bij een stedenbouwkundige vergunningaanvraag dient in functie van een onder- grondse constructie advies gevraagd worden aan de betreffende adviesinstantie in functie van beperken van effecten op grondwaterstromingen. 2.3.1 Studiegebied Waterparagraaf In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De relatie met de omge- Op basis van de getoetste elementen kan een gunstige beoordeling gebeuren met ving wordt wel meegenomen, nl. de invloed van de mobiliteitsbewegingen van- en betrekking tot de watertoets op planniveau: naar het plangebied op de invalswegen en omliggende woningen en de kern van – De planinhoud lijkt geen aanleiding te geven tot een significant nadelig of scha- Lichtaart. delijk effect op het watersysteem. – Op basis van de voorziene reguliere maatregelen en randvoorwaarden lijkt met 2.3.2 Referentiesituatie andere woorden geconcludeerd te kunnen worden dat het plan verenigbaar is met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid. De referentiesituatie wordt kort beschreven in 1.5 op pg. 31 en uitgebreider in DEEL – De doelstellingen zoals bedoeld in artikel 5 van het decreet op het integraal 14.1 vanaf pg. 13 en DEEL 14.2 vanaf pg. 16. waterbeleid werden in acht genomen bij de opmaak van het plan. Daarbij werd Voor de beoordeling van de effecten op mobiliteit, wordt verwezen naar de rand- uitgegaan van de relevante beginselen zoals geformuleerd in artikel 6. voorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, 3 op Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegenomen naar de steden- pg. 8 en DEEL 14.2.5 op pg.20). bouwkundige voorschriften van het RUP (waar mogelijk) en de later vergun- ningsverlening: 2.3.3 Analyse van ingrepen – effecten – Compact bouwen: met een zo beperkt mogelijke grondoppervlakte de bouw- doelstelling realiseren. Hierbij kan het gebruik van meerdere bouwlagen hel- Ingrepen pen om deze doelstelling te realiseren Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: – Behoud van bestaand reliëf op plaatsen waar mogelijk, vb. groenbuffers en open ruimten – Activiteiten binnen het plangebied – Enkel voorzien van verhardingen in functie van toegankelijkheid. Verhardin- – Bestendiging van bestaande activiteiten gen dienen zoveel mogelijk af te wateren op de onverharde delen binnen het – Bijkomende assistentiewoningen plangebied in zoverre de toestand van de bodem dit toelaat. – Verkeersafwikkeling – Voor parkeerplaatsen voorzien in waterdoorlatende verharding of de par- keerplaatsen onverhard laten. Effecten – Bestaande infrastructuur is aangesloten op de riolering. Ook nieuwe infra- Met betrekking tot de discipline mobiliteit kunnen bijgevolg volgende mogelijke signi- structuur aansluiten op de riolering en voorzien van een gescheiden systeem ficante effecten verwacht worden: van afvoer tot aan de aansluiting met de riolering. – verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting – Bij een stedenbouwkundige vergunningaanvraag dient in functie van een on- – impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving dergrondse constructie advies gevraagd worden aan de betreffende advies- instantie in functie van beperken van effecten op grondwaterstromingen.

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 35

2.3.4 Beoordeling van de effecten bij de voorziening. Op piekmomenten parkeren bezoekers ook langs de Poeder- leesteenweg, langs de Diestweg in het bos en op de brandweg. Verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting Bij uitbreiding zullen meer parkeerplaatsen noodzakelijk zijn voor de standaard werking (zie DEEL 15.1). De bestaande infrastructuur binnen het plangebied veroorzaakt reeds verkeersge- neratie op de Poederleesteenweg. De Poederleesteenweg is een lokale weg type I. Indien de ingeschatte aantal parkeerplaatsen worden uitgezet tegen het totale pro- De hoofdfunctie daarvan is verbinden op lokaal en interlokaal niveau met aanvullen- gramma voor het gebied (98 parkeerplaatsen voor 177 bedden/wooneenheden), de functies ontsluiten en toegang geven. Er worden op de Poederleesteenweg geen komt dit neer op ca. 0,55 parkeerplaats per bed/wooneenheid. problemen ondervonden naar doorstroming toe. Indien de uitbreidingszone wordt bebouwd, dan verdwijnen een deel van de be- Door het RUP zal er een hogere wegbelasting zijn van de Poederleesteenweg. De staande parkeerplaatsen ten westen van de Diestweg. Dit aantal moet echter op toename aan vervoersbewegingen is echter beperkt, zodat kan aangenomen wor- een gewijzigde plaats terug gerealiseerd worden om de parkeerbehoeften van de den dat de verkeersgeneratie door de verhoogde wegbelasting de doorstroming niet site optimaal te dekken. De plannen om een bijkomende ondergrondse parking te in gevaar brengt. voorzien lijken noodzakelijk om voldoende parkeerplaatsen voor de normale werking van de voorziening te kunnen garanderen. Indien niet de volledige zone voor uit- Impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving breiding in een eerste fase wordt gerealiseerd, kan bovengronds ook nog tijdelijk parkeerplaatsen voorzien worden (na realisatie van de ondergrondse parkeerplaat- De ontsluiting van het plangebied gebeurt via de bestaande gemeenteweg sen) Diestweg. Deze toegang is in de bestaande toestand (referentiesituatie) reeds voor- zien en is verhard tot het einde van de bestaande voorzieningen. In functie van een In ieder geval dient in het geval van bijkomende voorzieningen steeds in het oog bijkomende uitbreiding wordt eveneens de bestaande ontsluitingsweg gebruikt. In worden gehouden dat er voldoende parkeerplaatsen ter plaatse worden voorzien. vergelijking met de referentiesituatie wordt geen impact op de verkeersveiligheid Een verdere indringing van het natuurgebied/bos is geen optie. Op de huidige loca- verwacht op de Poederleesteenweg. tie ruimte vrijhouden in functie van een openbare parking voor recreanten van de Kempense Heuvelrug is niet aan de orde. Aangezien een uitbreiding met assistentiewoningen wordt voorzien aan de overzijde van de Diestweg, betekent dit dat in functie van mogelijke connecties tussen assis- tentiewoningen en bestaande woon- en zorgcentrum oversteekbewegingen zullen 2.3.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen moeten gemaakt worden. Aangezien de Diestweg slechts een beperkt deel verhard is, wordt deze slechts sporadisch voor doorgaand verkeer gebruikt. Sommige recre- Rekening houdend met de volgende maatregelen: anten van de Kempense Heuvelrug parkeren aan de Witte Bergen of verder op de – Door een zorgvuldige inrichting van het terrein en de parkeerplaatsen het aantal onverharde parking langs de Diestweg en de weg wordt eveneens gebruikt in func- oversteekplaatsen over de Diestweg beperken. tie van toegang tot de weekendverblijven in de omgeving van de Diestweg. De ver- keersdoorstroming op deze weg is dus beperkt en is in hoofdzaak te wijten aan de – Voorzien van voldoende parkeerplaatsen voor de normale werking van de voor- verkeersbewegingen van de Witte Bergen. zieningen binnen het plangebied voor zowel bezoekers, personeel als voor be- woners Oversteekbewegingen vormen dus geen groot probleem, maar er moet toch voor gezorgd worden dat niet over de volledige lengte van de weg doorheen het plange- kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis- bied oversteekbewegingen mogelijk zijn. Door een zorgvuldige inrichting van het cipline mobiliteit te verwachten zijn. Er zijn geen bijkomende milderende maatrege- terrein en de parkeerplaatsen kunnen het aantal oversteekplaatsen beperkt worden. len noodzakelijk. Bovendien is er een plan om een gelijkgrondse verbinding te voorzien tussen het Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: gebouw van het bestaande woon- en zorgcentrum en de nieuwe assistentiewonin- – Voorzien van een ongelijkvloerse verbinding tussen bestaand woon- en zorgcen- gen. Dit maakt dat de oversteekbewegingen zullen worden beperkt of gestuurd. trum en de uitbreiding met assistentiewoningen in functie van veiligheid. De verkeersleefbaarheid voor de omgeving wordt enerzijds bepaald door de ver- – Recreanten doorverwijzen naar parkeerplaatsen voor recreanten. Zorgen dat hoogde wegbelasting (zie hoger) en anderzijds evt. hinder van geparkeerde voertui- deze niet de noodzakelijke plaatsen in functie van de voorzieningen binnen het gen. In de bestaande toestand is er reeds een beperkt tekort aan parkeerplaatsen plangebied innemen.

36 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING 2 Beoordeling milieueffecten

– Geen verdere indringing ifv parking op de Kempense heuvelrug. – direct biotoopverlies door ruimtebeslag – barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische 2.4 Beoordeling discipline fauna en flora infrastructuur – verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van hinder: geluidshinder en lichthinder, visuele hinder en rustverstoring 2.4.1 Studiegebied – biotoopwijziging en wijziging soortendiversiteit door wijziging abiotische kenmer- ken bodem, water en nutriënten In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De effecten op de na- tuurwaarden van de Kempense Heuvelrug 2.4.4 Beoordeling van de effecten

2.4.2 Referentiesituatie Direct biotoopverlies door ruimtebeslag De referentiesituatie wordt kort beschreven in 1.5 op pg. 31 en uitgebreider in DEEL Binnen het plangebied is het oostelijk deel reeds volledig ingenomen door bebou- 14.1 vanaf pg. 13 en DEEL 14.2 vanaf pg. 16. wing met daarrond open ruimte en een brandweg. Voor de beoordeling van de effecten op fauna en flora, wordt verwezen naar de Het westelijk gedeelte is op dit moment nog volledig bebost. Indien de herbestem- randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, 3 ming wordt doorgevoerd naar zone voor gemeenschapsvoorzieningen, dan zal een op pg. 8 en DEEL 14.2.2 op pg. 18). groot deel van deze bebossing verdwijnen. Het bosdecreet is hier van toepassing. Voor de ontbossing van perceel 37N is reeds 2.4.3 Analyse van ingrepen – effecten een compensatie gebeurd (zie DEEL 14.1.6 op pg. 16). Indien de regels van het bosdecreet worden gevolgd, dan wordt aangenomen dat het negatieve effect het verlies aan vegetatie gemilderd is. Ingrepen Een verdere indringing van infrastructuur op de Kempense Heuvelrug is echter niet Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: aangewezen om het aaneensluitend geheel verder te vrijwaren. – Activiteiten binnen het plangebied In de groenbuffers en de groenstroken kan zoveel mogelijk van de bestaande be- – Bestendiging van bestaande activiteiten planting behouden blijven. – Bijkomende assistentiewoningen In tweede instantie wordt nog een toetsing gedaan ten opzichte van het nulalterna- – Verkeersafwikkeling tief. Indien het RUP niet zou worden opgemaakt en een invulling cf. de geldende – Infrastructuur binnen plangebied bestemming zou gerealiseerd worden (deels zone voor dagrecreatie) is er eveneens geen garantie op het behoud van de bebossing. In vergelijking met het nulalternatief – Behoud bestaande bebouwing en verharding is er dus geen effect te verwachten. – Realisatie bijkomende bebouwing en verharding Indien er na de goedkeuring van het RUP geen invulling zou komen van de zone – Terrein bouwrijp maken voor uitbreiding voor slechts voor een beperkt deel, dan dient er ervoor te worden – Rooien van bomen gezorgd dat er enkel wordt ontbost in functie van het infrastructuurproject en de – Nivelleren terrein toegang er naartoe. Er dient zoveel mogelijk bebossing te worden behouden. Indien – Landschappelijke inpassing voorzien voor uitbreidingszone dit wordt nageleefd is er geen risico dat er een kale vlakte zonder invulling zou ont- staan en een nodeloze ontbossing. Effecten Met betrekking tot de discipline fauna en flora kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden:

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 37

Barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecolo- In de omgeving zijn bovendien geen specifieke habitats van soorten aanwezig die gische infrastructuur gevoelig zijn voor dergelijke hindereffecten, waardoor hiervoor geen significant ef- Het plangebied bestaat in de referentiesituatie deels uit een bebost gebied. Deze fect verwacht wordt naar aanleiding van de planinhoud. bebossing maakt deel uit van het geheel van de beboste Kempense Heuvelrug. Het bebost deel ligt echter op de rand van de Kempense Heuvelrug. Door de invulling Biotoopwijziging en wijziging soortendiversiteit door wijziging abiotische van deze zone wordt de kern van Lichtaart afgewerkt op deze plaats. Het verdwij- kenmerken nen van dit gedeelte bebossing betekent geen aantasting van de ecologische infra- Via water en lucht kunnen eutrofiërende middelen in gebieden worden gebracht die structuur van de Kempense Heuvelrug zelf. de nutriëntenbalans kunnen verstoren. Het verliezen van het gedeelte bebossing betekent bovendien geen aantasting van Uit de beoordeling van de discipline water blijkt dat er geen lozingen op het water- de ecologische verbinding en er is geen impact door barrièrewerking in vergelijking systeem plaatsvinden. met de referentiesituatie. Ingrepen als verhardingen, ondergrondse constructies, etc die ingrijpen op het wa- tersysteem kunnen effecten veroorzaken in biotopen die sterk afhankelijk zijn van de Verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van hin- ermee samenhangende abiotische kenmerken. Indien binnen het plangebied bijko- der: mende bebouwing en verharding zal gerealiseerd worden, zullen gepaste maatrege- Hinder kan potentieel directe effecten hebben op fauna: aanpassen van het broed- len moeten worden genomen om de infiltratie naar de bodem op peil te houden. gedrag, verlaten of mijden van biotopen,… Indien dit gebeurt, zullen er geen wijzigingen met betrekking tot abiotiek plaatsvin- De nieuwe hoofdfunctie van het gebied wordt een zone voor gemeenschapsvoor- den, waarddoor kan verwacht worden dat er geen impact is op de gebieden in de zieningen, specifieke voorzien in functie van ouderenzorg/opvang zorgbehoeven- omgeving met een belangrijke natuurwaarde. den. Voor een deel van het plangebied is daardoor een herbestemming nodig. De Door de activiteiten wordt geen bijzondere toename aan luchtverontreinigende stof- functie op zich creëert weinig bijkomende hinder voor de omgeving. Doordat de fen of stofhinder verwacht. activiteiten iets verder indringen op de Kempense Heuvelrug, ontstaan er echter. Voor dit RUP kan ervan uitgegaan worden dat er geen effecten te verwachten zijn mogelijks randeffecten aan de zijde van het omliggende beboste gebied. Dit bete- met betrekking tot biotoopwijzigingen en wijzigingen in soortendiversiteit door de kent dat in de rand potentieel lichthinder, geluidshinder en visuele hinder kan ont- wijzigingen in de abiotische kenmerken van bodem, water en nutriënten. staan. Er wordt aan de rand van het plangebied (in de zone voor de uitbreiding) voorzien in een groenbuffer of een groenstrook. Hierdoor grenst de zone waar infrastructuur 2.4.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen wordt voorzien niet rechtstreeks aan het omliggende natuurgebied. Lichthinder en Rekening houdend met de volgende maatregelen: visuele hinder worden hierdoor beperkt. – Voorzien van een groenbuffer en groenstroken in streekeigen, standplaatsge- De activiteiten zelf veroorzaken weinig geluidshinder. De meeste geluidshinder schikte soorten wordt veroorzaakt door het af- en aanrijden van wagens voor leveringen, personeel en bezoek. De meeste parkeerplaatsen worden voorzien aan de zijde meer naar de – Indien er na de goedkeuring van het RUP geen invulling zou komen van de zone Poederleesteenweg. Er kan aldus worden verwacht dat er weinig geluidshinder zal voor uitbreiding voor slechts voor een beperkt deel, dan dient er ervoor te wor- zijn naar het omliggende natuurgebied. den gezorgd dat er enkel wordt ontbost in functie van het infrastructuurproject en de toegang er naartoe. Er dient zoveel mogelijk bebossing te worden behouden. Bovendien loopt er zowel in de referentiesituatie als in het nulalternatief een ge- meenteweg door het plangebied. Deze weg kan gebruikt worden en het verkeer op kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis- deze weg genereert eveneens geluid naar de omgeving. In vergelijking met de refe- cipline fauna en flora te verwachten zijn. Er zijn geen bijkomende milderende maat- rentiesituatie en het nulalternatief is er dus geen bijkomende geluidshinder naar de regelen noodzakelijk. omgeving te verwachten door dit RUP. Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: – De regels mbt boscompensatie cf. bosdecreet volgen – Buiten het plangebied geen verdere indringing van de Kempense Heuvelrug

38 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING 2 Beoordeling milieueffecten

– In de groenbuffers en de groenstroken kan zoveel mogelijk van de bestaande – Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit door hinderaspecten: visuele hin- beplanting behouden blijven. der, lichthinder, geluidshinder, geurhinder – Veiligheidsrisico’s 2.5 Beoordeling discipline mens 2.5.4 Beoordeling van de effecten

2.5.1 Studiegebied Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver- lies/winst aan functies In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Eventuele relaties met de omliggende woningen en functies worden meegenomen. Het plangebied is deels reeds in bestaand gebruik in functie van gemeenschaps- voorzieningen en deels nog bebost. Indien binnen dit plangebied een uitbreiding gebeurt van infrastructuur, dan verdwijnt er bebost gebied. In functie van de discipli- 2.5.2 Referentiesituatie ne ‘mens’ heeft dit bebost gebied een functie naar leefkwaliteit en omgevingskwali- teit. De referentiesituatie wordt kort beschreven in 1.5 op pg. 31 en uitgebreider in DEEL 14.1 vanaf pg. 13 en DEEL 14.2 vanaf pg. 16. Door de aansnijding van deze zone in functie van gemeenschapsvoorzieningen, aansluitend bij een bestaande zone voor gemeenschapsvoorzieningen aansluitend Voor de beoordeling van de effecten op discipline mens, wordt verwezen naar de bij de kern van Lichtaart, wordt de beboste zone niet verder versnipperd. De leef- randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, 3 kwaliteit voor de omwonenden wijzigt hierdoor beperkt (zie verder). op pg. 8 en DEEL 14.2.4 op pg. 20). De bestemmingswijziging creëert echter ook een winst aan functies: nl. de mogelijk- heid tot het realiseren van bijkomende assistentiewoningen die de vergrijzing van de 2.5.3 Analyse van ingrepen – effecten gemeente helpen opvangen. Hierdoor zullen meer mensen uit Kasterlee/Lichtaart en de onmiddellijke omgeving in de buurt van hun eigen woonplaats of de woon- plaats van de familie kunnen blijven wonen. Ingrepen In het nulalternatief wijzigt een zone van de bestemming recreatiegebied naar een Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: zone voor gemeenschapsvoorzieningen. Dit betekent dat in deze zone geen recrea- – Activiteiten binnen het plangebied tie meer mogelijk is. – Bestendiging van bestaande activiteiten Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit door hinderaspecten: visuele – Bijkomende assistentiewoningen hinder, lichthinder, geluidshinder, geurhinder – Verkeersafwikkeling Aansluitend aan het plangebied zijn weinig omwonenden. Enkel de twee woningen – Infrastructuur binnen plangebied ten westen van het plangebied aan de Poederleesteenweg grenzen rechtstreeks – Behoud bestaande bebouwing en verharding aan het plangebied. De andere woningen zijn gelegen aan de overzijde van de – Realisatie bijkomende bebouwing en verharding Poederleesteenweg of voorbij de naastliggende school. De eventuele hindereffecten – Landschappelijke inpassing voorzien voor uitbreidingszone zullen dus in de eerste plaats ten opzichte van de twee aanpalende woningen (met bedrijf) gevoeld worden. Effecten Door het verdwijnen van het bebost stuk achter de bestaande woningen zal de leef- Met betrekking tot de discipline mens kunnen bijgevolg volgende mogelijke signifi- kwaliteit en de omgevingskwaliteit beperkt wijzigen. Indien achter de bestaande cante effecten verwacht worden: woningen een gebouw in functie van bewoning voor zorgbehoevenden wordt voor- zien, moet ervoor worden gezorgd dat de inkijk naar de voorliggende woningen – Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver- wordt beperkt. Dit kan door in de zone die grenst aan de woningen de bouwhoogte lies/winst aan functies te beperken. Door echter het voorzien van een groenbuffer tussen de woningen en

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 39

de nieuwe infrastructuur, blijft bovendien het groen uitzicht voor de voorliggende – Voorzien van groenstroken woningen behouden, waardoor de impact op leefkwaliteit, omgevingskwaliteit en – De bouwhoogte in de zone grenzend aan de percelen van de voorliggende wo- visuele hinder beperkt blijft. ningen beperken, zodat de inkijk tot een minimum wordt beperkt. De bijkomende infrastructuur veroorzaakt bovendien weinig significante lichthinder kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis- of geurhinder. cipline mens te verwachten zijn. Er zijn geen bijkomende milderende maatregelen Er kan een beperkte toename zijn van de geluidshinder omdat het aantal vervoers- noodzakelijk. bewegingen van en naar het plangebied beperkt zal stijgen. Omwille van de ligging Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: van het plangebied langs de doorgaande weg, zal dit naar de omwonenden echter weinig bijkomende geluidshinder genereren. – Voorzien van voldoende groenelementen in functie van de leefkwaliteit van de bewoners binnen de zone. In functie van de toegankelijk kan het aangewezen zijn om het onverharde deel van – Rekening houden met de eisen van de brandweer bij de bouw van assistentie- de Diestweg doorheen het plangebied verder te verharden. Op die manier kan deze woningen ifv toegankelijkheid. weg ook in functie van bereikbaarheid voor de brandweer geoptimaliseerd worden. In functie van de leefkwaliteit van de bewoners binnen de zone is het noodzakelijk om voldoende groenelementen te voorzien binnen de site, ondanks het feit dat de 2.6 Beoordeling discipline erfgoed en landschap ligging tegen de Kempense Heuvelrug ervoor zorgt dat er veel natuur in de omge- ving is. 2.6.1 Studiegebied Veiligheidsrisico’s Binnen de zone is geen SEVESO-bedrijvigheid mogelijk. Binnen het plangebied In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De effecten op de omlig- komt een aandachtsgebied. Binnen een straal van 2 km rond het plangebied is gende Kempense Heuvelrug worden ook mee bekeken. echter geen SEVESO-bedrijf gelegen. De opmaak van een RVR voor dit RUP is niet nodig. 2.6.2 Referentiesituatie In functie van de brandveiligheid dient de brandweer toegang te hebben tot de ge- bouwen voor de assistentiewoningen. De vraag van de brandweer is om voor de De referentiesituatie wordt kort beschreven in 1.5 op pg. 31 en uitgebreider in DEEL zone voor uitbreiding eveneens rondom de gebouwen te kunnen, zoals nu ook het 14.1 vanaf pg. 13 en DEEL 14.2 vanaf pg. 16. geval is voor het bestaande woon- en zorgcentrum. Er wordt van de brandweer een Voor de beoordeling van de effecten op discipline landschap en erfgoed, wordt weg met een breedte van 4m gevraagd en met een vrije hoogte van 10 meter. De verwezen naar de randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven afstand van de weg tot de gebouwen mag niet meer dan 10m bedragen. Afhankelijk werden (zie DEEL 1, 3 op pg. 8 en DEEL 14.2.3 op pg. 19). van de binnenindeling van de site is er mogelijks ook nog een interne, doodlopende brandweg nodig. 2.6.3 Analyse van ingrepen – effecten Indien zoals in het vorige punt gesuggereerd werd om het deel van de Diestweg doorheen het plangebied verder te verharden, dan kan deze ook in functie van brandweg gebruikt worden. Dit zou de brandveiligheid van de site verhogen zonder Ingrepen onnodig veel ruimte in te nemen om naast de Diestweg nog een bijkomende brand- Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: weg te voorzien. – Infrastructuur binnen plangebied – Behoud bestaande bebouwing en verharding 2.5.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen – Realisatie bijkomende bebouwing en verharding Rekening houdend met de volgende maatregelen: – Terrein bouwrijp maken – Voorzien van een groenbuffer tov de aanliggende woningen. – Rooien van bomen

40 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING 2 Beoordeling milieueffecten

– Nivelleren terrein Door uitbreiding van de zone die kan gebruikt worden in functie van ouderen- – Landschappelijke inpassing voorzien voor uitbreidingszone zorg/verblijf voor zorgbehoevenden, wordt een bijkomende zone aangesneden. Deze zone, gelegen op de Kempense Heuvelrug, zal door dit RUP voor een groot Effecten deel ontbost worden. Het verdwijnen van dit gedeelte bebossing, betekent dat er landschappelijke veranderingen optreden. Vanaf de zijde van de Poederleesteen- Met betrekking tot de disciplines landschap en erfgoed kunnen bijgevolg volgende weg zijn deze elementen weinig zichtbaar. Ze zullen vooral zichtbaar zijn vanuit het mogelijke significante effecten verwacht worden: bestaande woon- en zorgcentrum van vanaf de voorliggende woningen. – wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnippering Na realisatie van infrastructuur in de zone voor uitbreiding, zal de kern van Lichtaart van het landschap afgewerkt zijn op deze plaats. – wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit Om het geheel landschappelijk inpasbaar te houden, moet gezorgd worden dat de – invloed op waardevol onroerend erfgoed bouwhoogte beperkt blijft tot de bouwhoogte van de bestaande voorziening, nl. 3 – schade aan archeologisch erfgoed bouwlagen. De aanwezigheid van een groenbuffer tussen de bestaande woningen en de zone 2.6.4 Beoordeling van de effecten voor uitbreiding moet bovendien de inpasbaarheid ten opzichte van de woningen bevorderen. Wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnip- Door het naleven van deze maatregelen zorgt ervoor dat de landschapsbelevings- pering van het landschap waarde en de omgevingskwaliteit niet significant worden aangetast in vergelijking met de referentiesituatie. De mate waarin de ingrepen aansluiten bij het patroon, de maat en de schaal en de structuur van het omliggende landschap wordt getoetst. Het plangebied ligt in de ankerplaats en relictzone de van de Kempense heuvelrug. De zone waar de uitbreiding voorzien wordt heeft echter geen uitgesproken reliëf, Het plangebied maakt voor een stuk al deel uit van een zone voor gemeenschaps- wat op andere plaatsen, grenzend aan het plangebied wel aanwezig is. voorzieningen die ingevuld is met een school en een woon- en zorgcentrum. Het huidige plangebied neemt het bestaande woon- en zorgcentrum mee op en voorziet Ten tweede wordt nog een vergelijking gemaakt met het nulalternatief. Indien het een zone waar deze voorzieningen kunnen uitbreiden. Deze zone voor uitbreiding RUP niet zou worden opgemaakt en een invulling cf. de geldende bestemming zou sluit langs twee zijden aan de bestaande voor gemeenschapsvoorzieningen en gerealiseerd worden (deels zone voor dagrecreatie) is er eveneens geen garantie woongebied met landelijk karakter, reeds bebouwde delen aan de rand van de kern op het behoud van de bebossing in het landschap. In vergelijking met het nulalterna- van Lichtaart. Indien het volledige plangebied ingevuld wordt met infrastructuur, tief is er dus geen effect te verwachten. vormt dit een afweking van de kern van Lichtaart op deze plaats. Invloed op waardevol onroerend erfgoed Er wordt een inname gedaan van een deel dat op dit moment nog als open ruimte kan gezien worden, nl. een rand van de Kempense Heuvelrug. Doordat het een De invulling van het plangebied heeft geen invloed op het omliggende waardevolle zone in de rand is, kan niet worden gesteld dat er een versnippering van het land- erfgoed. schap van de Kempense Heuvelrug optreedt, enkel een verlies aan bebossing op de Heuvelrug (zie discipline fauna en flora – direct biotoopverlies). Schade aan archeologisch erfgoed De ruimtelijke samenhang en de landschappelijke structuur van de Heuvelrug gaan Er is geen specifiek archeologisch erfgoed gekend in of in de onmiddellijke omge- door dit RUP aldus niet verloren. Een verdere indringing op de heuvelrug dient ech- ving van het plangebied. ter te worden vermeden. Het niet gekend zijn van ander archeologisch erfgoed in of in de onmiddellijke om- geving van het plangebied betekent niet dat er geen archeologische erfgoed aan- Wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit wezig kan zijn. Er is geen systematische prospectie geweest. Indien na de goedkeu- Veranderingen in belevingswaarde worden afgetoetst aan de omgevingskwaliteit en ring van het plan uitgravingen gebeuren, dient de zorgplicht (cf. decreet houdende de gebruikswaarde van het landschap. Bij de beoordeling van veranderingen in de Bescherming van het Archeologisch Patrimonium van 30 juni 1993 en wijzigingen) belevingswaarde, is de attractiviteit en leesbaarheid van het landschap bepalend. te worden toegepast. In navolging hiervan dient de eigenaar en gebruiker, in geval

Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 41

van vernieling van archeologisch patrimonium, de nodige tijd en middelen ter be- schikking stellen om het terrein te onderwerpen aan een archeologisch vooronder- zoek en opgraving in geval van vondsten.

2.6.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen

Rekening houdend met volgende maatregelen: – Maximaal voorzien van 3 bouwlagen voor de infrastructuur – Voorzien van groenbuffer tussen voorliggende woningen en zone voor uitbrei- ding en groenstroken ten opzichte van de overige bestemmingen. kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis- cipline landschap en erfgoed te verwachten zijn. Er zijn geen bijkomende milderen- de maatregelen noodzakelijk. Volgende aanbeveling kunnen wel worden meegegeven: – Buiten het plangebied geen verdere indringing van de Kempense Heuvelrug

2.7 Algemene conclusie

Op basis van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende relevante disciplines en rekening houdend met de per discipline voorziene milderende maat- regelen en aanbevelingen, kan geconcludeerd worden dat geen aanzienlijke milieu- effecten verwacht worden t.o.v. de referentiesituatie.

42 IOK plangroep Kasterlee – RUP “De Witte Bergen” – verzoek tot raadpleging RUP DE WITTE BERGEN kaart 1: situering - topokaart

bron: © NGI, Brussel datum: december 2015

Meters 350193_kaart1 getekend: AD 0 12,5 25 50 75 RUP DE WITTE BERGEN kaart 2: bestaande feitelijke toestand - orthofoto bron: Digitale versie van de Orthofoto's, middenschalig, kleur, provincie Antwerpen opname 2015 (AGIV) datum: december 2015

Meters 350193_kaart2 getekend: AD 0 12,5 25 50 75 RUP DE WITTE BERGEN kaart 3: planologische context – bestemmingen bron: Vlaamse Overheid - Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed: 'Gewestplan, raster, 2011' datum: december 2015

Meters 350193_kaart3 getekend: AD 0 12,5 25 50 75 RUP DE WITTE BERGEN kaart 4: ruimtelijk-juridische context bron: GRB (Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen), plannenregister gemeente Kasterlee, vergunningenregister gemeente Kasterlee datum: december 2015

Meters 350193_kaart4 getekend: AD 0 12,5 25 50 75 plangebied De Witte Bergen beschermde monumenten en landschappen beschermingszone grondwaterwinning habitatrichtlijngebied winning RUP DE WITTE BERGEN ankerplaats beschermingszone type I vogelrichtlijngebied beschermingszone type II kaart 5: sectoraal-juridische context herbevestigd agrarisch gebied beschermingezone type III VEN en IVON bron: ANB - AGIV, MVG-LIN-AROHM-Monumenten en Landschappen ruilverkavelingsgebied gen (GIS-Vlaanderen), VLM, RWO, MVG-LIN-AMINAL-Water (GIS-Vlaanderen) datum: december 2015 geno Meters nvwg 350193_kaart5 getekend: AD 0 12,5 25 50 75 Zcm Zcm

Zbm Zbm

OB OB OB OB Zbm Zbm

OE OE

Zdm Zdm Zdm

OE OE

X X ZcmZcm

Zaf Zaf

Zbm Zbm Zam Zam Zdg Zdg

Zbm Zbm

plangebied De Witte Bergen vereenvoudigde bodemkaart natte plaggenbodem op (lemig) zand waterlopen (VHA 2014) vallei : zeer natte alluviale bodem (NOG) plaggenbodem op (licht) zandleem RUP DE WITTE BERGEN Bevaarbaar vallei : natte alluviale bodem (NOG) natte plaggenbodem op (licht) zandleem Geklasseerd, eerste categorie depressie : zeer natte podzol(achtige) bodem verspoelde grond (colluvium) Geklasseerd, tweede categorie veen (NOG) duin Geklasseerd, derde categorie depressie : natte podzol(achtige) bodem kleibodem kaart 6: fysisch systeem Niet geklasseerd droge tot matig natte podzol(achtige) grond open water plaggenbodem op (lemig) zand niet gekarteerd of sterk antropogeen

bron: VHA 2014 (AGIV), Bodemkaart van Vlaanderen 2001 IWT (GIS-Vlaanderen) datum: december 2015

Meters 350193_kaart6 getekend: AD 0 12,5 25 50 75 plangebied De Witte Bergen Watertoets - overstromingsgev. gebieden 2014 waterlopen (VHA 2014) Niet overstromingsgevoelig RUP DE WITTE BERGEN Bevaarbaar Effectief overstromingsgevoelig Geklasseerd, eerste categorie Mogelijk overstromingsgevoelig Geklasseerd, tweede categorie kaart 7: watertoetskaart - overstromingsgevoelige gebieden Geklasseerd, derde categorie Niet geklasseerd bron: BVR 1/7/2014 (CIW), VHA 2014 (AGIV) datum: december 2015

Meters 350193_kaart7 getekend: AD 0 12,5 25 50 75