WIJKEN EN WEGEN Inhoudsopgave

WIJKEN EN WEGEN

004 Leesnavigator 008 Veel bereikt, maar nog niet klaar. De oprichters over de oogst van Platform Corpovenista

014 SOCIALE STIJGING IN DE STAD

016 Met bescheiden stapjes vooruit. Sociale stijging tussen droom en daad

020 De vakgemeenschap Sociale Stijging

023 Student in de buurt. Kansrijk medicijn, maar lees wel de bijsluiter!

029 ‘Sociale en fysieke werelden verbinden.’ Micha de Winter over de jeugd in de wijk

BEELDESSAY PHILPSDORP, EINDHOVEN FEMKE REIJERMAN

034 LEEFSTIJLEN IN HET WOONDOMEIN

036 Leefstijlen: beter zien of beeldvorming?

041 Leefstijlbenadering en branding. Het gebied is een product

045 ‘Ons Soort Mensen’: geen waarde of meerwaarde? Leefstijl en woonruimteverdeling 050 DE ONTWIKKELING VAN BUURTEN EN WIJKEN 052 De gemiddelde buurt bestaat niet. Buurten hebben een eigen dynamiek en functie in de stad 057 Het discours in de stad. Beleidsvisies en de stedelijke dynamiek 061 ‘Het toelaten van toeval biedt meer zekerheid op succes.’ Piet Hein Eek over het nut van het niet organiseren

066 SCHUIVEN MET MENSEN EN STENEN 068 Schuiven met mensen en stenen. De bijwerkingen van herstructurering

BEELDESSAY , MAARTEN LAUPMAN

074 Gevolgen Europese regels voor de wijken. EU-Effect: meer diversiteit, meer segregatie 079 ‘Het is belangrijk dat we van elkaar leren – aan beide kanten van de oceaan.’ John Mollenkopf over stedelijke vernieuwing in Nederland en de Verenigde Staten

084 AANPAK VAN DE WIJK: GEBIEDSGERICHT WERKEN 086 Dicht bij jezelf blijven in de wijk. Gebiedsgerichte aanpak als persoonlijke opgave 090 Op weg met de gebiedsnavigator. Betere samenwerking door juiste vragen te stellen 094 Benodigd: een lenige organisatie. Zo werkt een corporatie gebiedsgericht 100 Van bewonerscommissie tot vuurkorfbijeenkomst. Bewonersparticipatie wordt steeds informeler 102 Kerntaak als maatwerk. Debat over de toekomst van corporaties 107 ‘De professionals snel de wijk uit en de bewoners achter het stuur, daar gaat het om.’ Mary Fiers over de rol van bewoners in stedelijke vernieuwing

112 ONTWIKKELEN DELEN EN LEREN 114 Elkaar beter leren verstaan. Gemeenschappelijke wijktaal brengt effecten interventies in beeld 120 Op zoek naar het effect. Drie methoden voor interventie-effect-analyse naast elkaar

BEELDESSAY LEWENBORG, GRONINGEN HARRY COCK

127 De omslag. Hoe zeven woningcorporaties de aanpak van hun stedelijke vernieuwing door de crisis ingrijpend moesten wijzigen (en vier juist helemaal niet) 134 De next generation aan het woord. Vijf jonge corporatiemedewerkers over de erfenis van Platform Corpovenista

004 WIJKEN EN WEGEN

Leesnavigator Een scala aan onderzoeks- en kennisactiviteiten over de wijkaanpak. Dat is wat er de afgelopen vier jaar door Platform Corpovenista is georganiseerd. We wilden meer kennis vergaren en delen over sociale stijging en de bevol- kingsopbouw van wijken. Over leefstijlen en doelgroepen, de gevolgen van EU-regels en de (waterbed)effecten van herstructurering. Maar ook over de veranderende strategieën in tijden van crisis, over doelen en ambities met wijken en de organisatie van de gebiedsaanpak. We wilden die kennis vooral ook heel toegankelijk en bruikbaar maken door praktijkgericht onderzoek te doen, door het organiseren van OIRRMWYMX[MWWIPMRKIRVI¾IGXMIZMEHIPIIVKERKTVIWIRXEXMIWGSRJIVIRXMIW en wijk/themabijeenkomsten.

Ook de eindpresentatie van al die resultaten is toe- We beginnen met een interview met de initiatiefnemers gankelijk en gericht op de praktijk: in dit boek vind je van Platform Corpovenista. Zij kijken terug en vooruit. compacte essays, artikelen over de resultaten van het Tevredenheid overheerst over de inhoudelijke oogst, onderzoek en interviews met betrokken corporatieme- die ieder voor zich nooit had kunnen binnenhalen. Ook dewerkers. De veertien deelnemende woningcorpora- is de actieve ontsluiting van kennis sterk verbeterd, al ties laten in één bladzijde iets zien over hun wijkaanpak blijft het verbinden met de ‘werkvloer’ nog steeds een en er zijn beeldessays opgenomen over drie wijken. aandachtspunt. ‘Intervisie’ wordt genoemd als werkwij- Ook reflecteren vier ‘buitenstaanders’ op onze praktijk. ze. Zij zijn enthousiast om een nieuwe ronde in te gaan, Dit levert een kleurrijk en gelaagd boek op, dat je naar waarbij de veranderende omgeving en de corporatie wens kan lezen: van voor naar achter, selectief zoe- van de toekomst zeker op de agenda moeten. kend, als opiniebron, of als informatief naslagwerk. Het eerste thema dat in het boek wordt uitgediept is sociale stijging. Conclusie uit het onderzoek is dat corporaties best een zinvolle bijdrage kunnen leveren, maar we krijgen wèl aanwijzingen. Omschrijf duidelijker wat je onder sociale stij- ging verstaat, maak dat concreet en meet ook je resultaten. Die resultaten worden voornamelijk op individueel niveau behaald en de effecten op wijkniveau zijn (nog) gering. Het zal om kleine stapjes vooruit gaan die reële verwachtingen en een lange adem vergen. Naar aanleiding van die uitkom- sten is een aantal corporaties de ‘Vakgemeenschap sociale stijging’ begonnen. Zij zoeken daarin verder naar antwoor- den in dit werkgebied, leggen uit hoe ze dat doen en nodigen anderen uit om deel te nemen. En op welke manier kunnen studenten een bijdrage leveren aan het leefklimaat van de wijk? We krijgen interessante suggesties en praktische tips mee. Het brengt je als vanzelf op de gedachte dat dit ook Het vierde thema, schuiven met mensen en stenen, sluit met andere doelgroepen zou kunnen. daar mooi op aan. Onderzoek naar de waterbedeffecten van herstructurering maakt duidelijk dat die er niet zijn zolang de instroom in specifieke wijken maar niet te extreem is. Waar je wèl waterbedeffect ziet komt dat door het in/ Branding en leefstijlen in de wijk vormt het tweede thema. verplaatsen van ‘probleem’-bewoners die overlast geven. Als eerste een essay waarin de toepassing van en de Interessante conclusie is ook dat in het werken met ‘sloop- discussie over die methoden kritisch tegen het licht urgentie’ een sleutel ligt om concentratie te helpen vermij- worden gehouden. De resultaten van toepassing van die den. Een andere belangrijke constatering uit het onderzoek methoden in gebiedsontwikkeling en woonruimteverdeling is dat in sommige gemeenten te weinig sociale voorraad en beheer leren dat ze een bijdrage kunnen leveren maar voor herhuisvesting beschikbaar lijkt te zijn. Is daar teveel niet het enige antwoord zijn op leefbaarheidsproblemen. gesloopt? Of te weinig teruggebouwd? Het onderzoek naar Daarvoor kun je beter inzetten op het bewaken van de de effecten van de EU-toewijzingsregels leert dat de mogelijk ondergrens schoon, heel en veilig. Corporaties reageren negatieve effecten met creatieve oplossingen als verkoop, welke meerwaarde zij zien. prijsbeleid en opwaardering van de bestaande voorraad grotendeels kunnen worden ondervangen.

Het derde thema over de ontwikkeling van buurten en wijken stelt de vraag op scherp welke doelen we voor de bevolkingssamenstelling van wijken voor ogen hebben. De vloer wordt aangeveegd met het denken in statistische gemiddelden. De gemiddelde buurt bestaat niet en de relatie tussen inkomen en waardering (van vastgoed en leefklimaat) is verre van eenduidig. Kijk dus maar beter naar de dynamiek van verbetering of verslechtering en naar de functie die zo’n wijk in de stad heeft is het advies. Deze conclusies gaan nog verstrekkende gevolgen krijgen in ons denken over herstructurering. 006 WIJKEN EN WEGEN

Het vijfde thema gaat over de organisatie en aanpak van wijk- en gebiedsgericht werken. Complexe situaties en ver- houdingen vragen om nieuwe antwoorden. Dat maakt de ge- biedsgerichte aanpak bijna tot een persoonlijke opgave. Om die opgave te vertalen is een nieuwe methodiek ontwikkeld: de gebiedsnavigator. Die biedt een praktisch handvat om samen doelmatiger en effectiever te zijn. In het artikel over ‘de lenige organisatie’ lees je over betekenis en noodzake- lijke opwaardering van vormen van projectmatig werken en projectorganisatie als aanvullende organisatiemechanismen. En ook de rol van bewoners komt aan bod: hoe kunnen we de leefwereld van de wijk en onze systeemwereld beter verbin- den, en hoe gaan we om met formele en informele vormen van participatie en netwerken?

We eindigen het boek met ‘de next generation’, ‘jonge’ Het laatste thema gaat over ontwikkelen, delen en leren. corporatiemedewerkers die terugkijken op wat vier jaar Allereerst lees je over de theorie van effectmeting van Platform Corpovenista hen heeft geleerd. Zij leggen een nog interventies en over de opzet van de open kennisbank ‘Wat grotere nadruk op het beter gebruiken en voortbouwen op werkt in de wijk’. Het reikt een taal en een methode aan om onderzoeksmateriaal dat er al ligt. Onderlinge uitwisseling de effecten van wijkinterventies te beschrijven, te (laten) en reflectie wordt toegejuicht. En wat staat er op hun wen- beoordelen en te delen. Corporatiemedewerkers vertellen senlijstje? Wat meer oog voor regionale verschillen en het over hun eerste ervaringen. De ambitie is dat dit de stan- richten van de aandacht op de thema’s voor de toekomst: daard wordt binnen corporatieland, waaraan bovendien maatschappelijk vastgoed, maar ook hoe we als corpora- ook andere partijen gaan deelnemen. De tijd zal het leren. tiemedewerkers bewoners op weg naar zelfredzaamheid Het prikkelende essay ‘De omslag’ vormt de afsluiting. Het moeten gaan ‘loslaten’. stelt wezenlijke en kritische vragen over onze doelen en strategie in de wijkaanpak en het ontbreken daarvan. Het Door het boek heen staan vier interviews met (relatieve) trekt pittige conclusies omdat in beeld wordt gebracht welke buitenstaanders die reflecteren op de huidige praktijk van de grote invloed de crisis – die vrijwel parallel loopt met de wijkaanpak. Micha de Winter reageert vanuit het veld van de afgelopen Platform Corpovenista-periode – daarop had en opvoedingsvraagstukken, Piet Hein Eek kijkt als ondernemer heeft. Grootschalige fysieke herstructurering is voorbij. die een rol wil spelen in de stedelijke transformatie. John Opnieuw worden kritische kanttekeningen gezet bij het Mollenkopf geeft zijn reactie vanuit New York en Mary Fiers streven naar gemengde of gemiddelde wijken en bij aanbod- als wethouder en counterpart van woningcorporaties. In al differentiatie, maar ook worden alternatieven genoemd. die interviews komen opmerkingen aan de orde die aanslui- Ingrediënten voor de agenda van de toekomst. ten bij de uitkomsten uit de andere artikelen, bij de omslag in het denken over wijken en de aanpak. Ze leveren daarmee een bijdrage aan het scherper stellen van de agenda voor de toekomst van de wijkaanpak en van Platform Corpovenista. Uiteraard is dit boek slechts een samenvatting van hetgeen het platform in de afgelopen jaren gedaan heeft. De volle- dige onderzoeksverslagen vind je op www.corpovenista.nl. Bondgenootschap Thuis in de wijk Woonbron

Samenwerken

Bewoners aan het stuur

Woonbron denkt van buiten naar binnen. We halen onze agenda op bij bewoners en maatschappelijke partners. We beginnen bij het bestaande sociale fundament. De aanwezige waarden en cultuur, die zitten verankerd in bewoners die vooruit willen, zich er thuis voelen en die willen blijven. Wij hebben oog voor talent en gaan uit van de kracht van mensen. Want we richten ons liever op wat iemand wél kan. Door bewonersbetrokkenheid te koppelen aan duidelijk beheer van de wijk wordt de aanpak een succes. Het draait hier om kennis van ‘wat werkt’. En dat vertaalt zich naar een sociaal sterke wijk en waardestijging van het vastgoed. 008 WIJKEN EN WEGEN Veel bereikt maar nog niet klaar

Tekst: Kees de Graaf Beeld: Nout Steenkamp De oprichters over de oogst van Platform Corpovenista De opgave bij de start

In 2007 leggen enkele corporaties die betrokken waren bij onderzoeksprogramma Corpovenista de basis voor Platform Corpovenista dat in 2008 start. Dat najaar zou Lehmann Brothers omvallen. Op de overgang naar de ‘nieuwe realiteit’, die pas veel later in Nederland gevoeld wordt, besluiten veertien corporaties samen te gaan werken rond de kennis- ontwikkeling van de wijkenaanpak. Wat speelde er toen?

Erik Wilke trapt af met de constatering dat de doelstelling helder was: effectiever en efficiënter opereren in de stedelijke vernieuwing. ‘Bestaande theoretische kaders wilden we tegen het licht houden. Zoals slopen en nieuw bouwen; is dat altijd De tweede periode van vier jaar zit erop. Het is een beter? En zijn er inderdaad waterbedeffecten die tijdspanne die de oprichters van Platform Corpovenista optreden bij herstructurering? Dergelijke vanzelf- blijkbaar goed bevalt. Na de eerste ‘academische’ periode sprekendheden wilden we toetsen. De kennis die er al lag – mede door Corpovenista I – (2004-2008) volgde de tweede periode, waarin de veertien wilden we beter benutten. Maar er was meer nodig deelnemende corporaties, samen met Aedes, zelf aan de dan alleen onderzoek. We wilden elkaar inspireren.’ onderzoeksknoppen plaatsnamen (2008-2012). Hoogste Volgens Adriaan was er ook een heel tijd dus voor een terug- en vooruitblik. De redactie van deze basale grond: ‘Corpovenista I liep af, dan ga je bij slotpublicatie nodigde de ouders uit die de geboorte van elkaar zitten. Net zoals we nu doen. Die eerste fase het Platform Corpovenista van dichtbij meemaakten. André smaakte naar meer. We vonden het jammer dat het voorbij was en hadden nog veel energie. En Ouwehand (Onderzoeksinstituut OTB, TU Delft) begeleidde er waren nog een paar witte vlekken die ingevuld de pasgeborene vier jaar lang en leidt nu het gesprek. Waar moesten worden. We wilden verder komen en komt het Platform vandaan, wat zijn de belangrijkste resul- inderdaad beter gebruik maken van de kennis die taten en wat levert de blik op de toekomst op? reeds was vergaard.’ Daarmee werd een lacune gevuld in de markt, Hoog boven Amsterdam verheven – op de zevende verdieping van het zo geeft Wouter Rohde aan: ‘Een platform als dit kantoor van Ymere, voor ons de stad en achter ons een cruiseschip afge- bestond nog niet. Bij Corpovenista stonden de meerd aan de Oostelijke Handelskade – maken zes betrokkenen van het onderzoekers in het midden, nu moest het een eerste uur zich op voor een evaluatiegesprek. Niet het eigen functioneren initiatief van onszelf worden.’ Wilke: ‘De of dat van de eigen organisatie staat centraal, maar het wedervaren van corporaties kwamen zelf aan het stuur.’ de gezamenlijke onderneming: Platform Corpovenista. Aan tafel Judith De bundeling van krachten wordt door Jan Kraak van El (Haag Wonen), Adriaan Hoogvliet (de Alliantie), Jan Kraak (Ymere), als pluspunt genoemd: ‘Als individuele corporatie Wouter Rohde (Woonbron), Paul Tholenaars (Woonbedrijf) en Erik Wilke ben je te klein om dit soort onderzoek zelf te gaan (Aedes). Hoe kijken zij terug op vier jaar samenwerking binnen het trekken.’ Dat was ook het punt waar Paul Thole- platform? Welke opgaven speelden er bij de start, welke resultaten zijn naars destijds op aanhaakte, zo geeft hij nu aan: behaald, waar liggen nog ‘witte vlekken’ voor de toekomst? En is er über- ‘Dit was niet gelijk een belangenbehartigingsclub; haupt een toekomst voor Platform Corpovenista, in deze roerige tijden? kennis stond centraal, dat maakte het interessant. 010 WIJKEN EN WEGEN

Je had ook niet direct het gevoel “in welk kamp voordeel van de grotere betrokkenheid op tegen dat nadeel. ‘Bij I konden kom ik nu weer terecht?” we zeggen: zij – de onderzoekers – doen het niet goed. Nu bij II moest de Ouwehand geeft aan dat de eerste periode van hand in eigen boezem als er iets niet goed ging.’ Platform Corpovenista nodig was om uit te zoe- ken welke vragen er lagen. ‘Dat heeft best een Er is tijd geduurd. Hoe kijken jullie daar nu op terug? Dat was het moment waarop Judith van El aan- enthousiasme haakte: ‘We hebben toen zorgvuldig gesproken om door te gaan. over wat we wilden onderzoeken. Het is de kracht Stof voor interes- van het platform om dat in een breder verband sante thema’s is er te kunnen doen. Als je dat zelf zou doen, kijk je toch eenzijdig naar je eigen opgave.’ Het was meer dan voldoen- frustrerend dat deze fase langer duurde, maar de. De corporatie het leverde ook veel op, aldus Wilke: ‘Wat zou van de toekomst, ik moeten willen weten – die vraag moest goed beantwoord worden. Omdat we dat toen goed daar zal het gedaan hebben, is er nu een rijke oogst. Veel over gaan. rijker ook dan we in 2010 dachten, toen we de tussenbalans opmaakten. Het duurt een tijd voor zaken tot waskom komen.’ Er werd duidelijk voor de wijken gekozen en De resultaten daarbinnen voor de sociale aanpak. Thema’s als duurzaamheid en energie werden aan een van het platform parallel lopend initiatief, WK 2020, gelaten. Ouwe- hand vraagt of dat de goede keuze was, Kraak Vier jaar zijn om, wat hebben de onderzoeken die onder vindt van wel: ‘We hadden toen net zelf een Task- de regie van de Platform Corpovenista-corporaties zijn force Wijkaanpak opgericht.’ Ook Rohde kan zich uitgevoerd opgeleverd? er nog steeds in vinden: ‘Voor ons programma was een niet al te brede focus prima. Er was een- Wilke wappert met twee A4-tjes vol en ook de anderen zijn enthousiast zelfde inhoudelijke drive bij alle betrokkenen.’ Het over de uitkomsten. Kraak: ‘We hebben vooral geleerd kritisch te denken programma bood ook voldoende flexibiliteit, aldus over de effecten van de acties die we ondernemen. De betekenis van wat Tholenaars: ‘Per thema stapten er corporaties we doen, daar gaat het om. Niets is vanzelfsprekend, ook succes niet. naar voren. Er hing weliswaar één paraplu boven, Soms bereik je op een ongeplande manier toch de effecten die je beoogt, maar je hoefde het niet overal over eens te zijn.’ maar soms ook niet. Daar is meer zicht op ontstaan.’ Volgens Wilke is het Van El: ‘Maar die brede paraplu zorgde wel voor platform erin geslaagd – zoals ook de bedoeling was – om een aantal van- de goede reflectie.’ Wilke: ‘Bij de eerste fase van zelfsprekendheden te ‘demystificeren’: ‘Waterbedeffecten: die treden niet Corpovenista kon men de zaken nog passief vol- op. Effecten van de EU-regels: vallen mee, in ieder geval op korte termijn. gen, hier moesten de corporaties zelf meedoen.’ Sociale stijging: daar veranderen we de wereld niet mee en dat vergt echt Over dat laatste punt laat Ouwehand een relative- een lange adem voor effecten zichtbaar worden. En ook op de stelling rend geluid horen: ‘Met alle respect: het waar- in veel corporatiehoofden dat slopen altijd beter is, is wel enige nuance maken van die organiserende rol door de betref- aangebracht.’ Daarnaast zijn de sessies in de wijken van grote waarde ge- fende trekkers vanuit de corporaties was best weest, aldus Wilke: ‘De kritische reflectie die dat opleverde is heel belang- lastig. Het maakte het initiatief ook kwetsbaar. In rijk. Misschien nog wel belangrijker dan al die onderzoeken.’ de kerngroepjes die de onderzoeken begeleidden, Tholenaars vindt het echter lastig om op zo’n manier allerlei verdiensten daar draaide het meestal wel. Maar het erbij hou- bij elkaar op te tellen: ‘De ervaringen waren zó verschillend, dan is het den van de grote groep van platformdeelnemers moeilijk om te zeggen: dit heeft het opgeleverd. Kijk ik naar mijn eigen en de doorvertaling naar de achterbannen, bleek onderzoek (veranderende wijken, veranderende huishoudens, red.), waar een lastige opgave.’ Volgens Wilke weegt het ik trekker was vanuit het platform, dan heeft dat een nieuwe kijk op het functioneren van de stad opgeleverd. Daarnaast vond ik het leerzaam om bij anderen in de keuken te kijken, bijvoorbeeld rond het gebiedsge- richt werken. Je ziet dan de grote verschillen tussen organisaties.’ De relatie met Ook Rohde vindt het niet eenvoudig een accolade achter de resultaten te schrijven: ‘Wij hebben ook dat betere begrip gekregen hoe anderen de eigen werken. Voor ons was dat aspect erg leuk. Over de stapel rapporten die de afgelopen vier jaar hebben opgeleverd zegt hij: ‘De opbrengst is groot, organisatie hoewel niet alles voor ons direct van belang is. Met de databank ‘Wat werkt in de wijk’ ben ik heel content; daar alleen al had ik onze financiële Slagen de corporaties erin om de resulta- bijdrage wel voor over gehad. Ten slotte over de sfeer binnen het plat- ten te laten landen op de werkvloer? form: de sfeer is heel open. Niemand doet meer geheim over waar hij mee bezig is, dat moeten we vasthouden.’ Volgens Hoogvliet heeft die open- Door de positieve ervaringen van deelnemers heid ook te maken met de aansturing van het platform door inhoudelijk aan de Platform Corpovenista-activiteiten is betrokken beleidsmensen. ‘Mede daardoor konden er bijvoorbeeld tijdens het imago gaandeweg gekanteld, aldus Kraak: onze conferenties verrassende dingen gebeuren. Zo’n Pecha Kucha-sessie ‘Onbekend maakt nu eenmaal onbemind. In het in 2011 bijvoorbeeld, meesterlijk! Ook dat was mogelijk omdat we zelf meer begin was het echt zoeken naar mensen die aan de knoppen zaten.’ Tholenaars: ‘Ook buitenstaanders die onze bijeen- naar de leergang wilden. Later ging dat beter. komsten bezochten waren verrast over de openheid.’ Corpovenista II ging landen in de organisatie. En Wilke relativeert de betekenis van onderzoek: ‘Natuurlijk, het kan veel de rapporten zijn een stuk leesbaarder dan die inzichten opleveren. Maar veel is afhankelijk van je eigen rol en missie als dissertaties uit fase I.’ De factor tijd speelt daarbij corporatie. De wetenschap reikt geen pasklare oplossingen aan, dat moet wel een belangrijke rol, zo maakt Van El duidelijk: je zelf doen. Het platform helpt om die professionaliseringsslag te maken.’ ‘Het maakte wel uit of onderzoeken kort of langer Anderen benadrukken ook het belang van de inhoudelijke oogst. Hoog- liepen. Eén van mijn medewerkers moest in korte vliet: ‘Wat werkt in de wijk’ is echt WikiPedia geworden. En ook de ge- tijd drie keer het waterbed-onderzoek van 250 biedsnavigator is een bruikbaar nieuw instrument.’ Kraak: ‘De kennisdeling pagina’s doorploegen. Dat viel niet mee.’ Rohde: is indrukwekkend, het materiaal is goed ontsloten.’ Van El vindt, al terug- ‘Soms was de spanningsboog wat lang. Dan kwam kijkend, de hoe-vraag het meest imponerend: ‘We hebben een inspirerende er na vier maanden een aangepast rapport, moest sessie over de gebiedsnavigator georganiseerd, waar vragen werden je er weer opnieuw induiken.’ Alom wordt gecon- gesteld: “In welke ring zit jij tijdens gesprekken over de wijk?” cludeerd dat de kortlopende onderzoeken naar Dan vragen deelnemers zich daarna af: zit ik op de goede plek en stel vijf ‘actualiteiten’ goed hebben gewerkt. Wilke: ik wel de goede vragen? Van leergangdeelnemers kwam dat geluid ook ‘In een vervolg moeten we daarvan leren. Doe ook terug: de grote focus op “hoe doe jij het in jouw praktijk?”. Daar zit de kortlopende dingen, die snel resultaat opleveren.’ meeste eagerness, om van elkaar te leren. Als ik nu het rapport over Over het verder brengen van de kennis in de sociale stijging lees denk ik: een mooi overzicht, maar doen we weinig eigen organisatie zegt Hoogvliet dat dit lastig is, mee in ons dagelijks werk. Maar de energie komt nu wel weer los in de maar beter lukt dan een paar jaar geleden: ‘Met vakgemeenschap die daarover gaat.’ de nieuwe media die we nu hebben is er meer Het bewijst volgens Ouwehand dat het niet per se over ‘nieuwe’ kennis mogelijk. Idealiter draaien we de situatie om. In hoeft te gaan, om als corporatie toch vooruit te komen. ‘Kijk naar de work- het begin moesten we de kennis erdoor “duwen”, shop over bewonersparticipatie. Dat is een gebied waar toch echt al het nu komt men het zelf halen, omdat men weet nodige over is geschreven. Maar toch zeggen veel corporaties: we waar het te halen is. We zijn daar meer ontspan- worstelen ermee. Dan kan het gesprek erover dingen in beweging bren- nen in geworden.’ Anderen geven aan dat ook de gen. Het platform als kristallisatiepunt voor de eigen praktijk.’ Op zijn presentaties van de onderzoekers veel hebben vraag of er ook zaken minder goed gelukt zijn, heeft Rohde het meest gedaan voor de kennisdeling binnen de aangeslo- scherpe antwoord: ‘De ontwikkeling van de omgeving om ons heen, daar ten corporaties. Tholenaars vindt het niettemin hebben we te weinig bij stilgestaan. We zitten als kikkers in een pan met een hele opgave: ‘Corporaties zijn heel erg uit- water, maar hebben we wel door dat het vuur wordt opgestookt? voeringsorganisaties. Twintig jaar geleden liep er Tussen 2008 en 2012 is heel veel gaan schuiven, daar is het programma nog geen beleidsmedewerker rond bij corporaties. niet fundamenteel op aangepast.’ Dat is nu beter, maar het is nog ingewikkeld om 012 WIJKEN EN WEGEN

onderzoek goed aan te laten sluiten op de dage- lijkse taken van de organisatie. Het begint in ieder geval bij een open houding bij onze medewerkers De blik vooruit: is er om er kennis van te willen nemen.’ Wanneer Ouwehand Tholenaars vraagt of het leven na Platform platform een functie heeft gehad in het orga- niseren van reflectie op het eigen handelen, Corpovenista luidt het antwoord volmondig ‘ja’: ‘Dat is juist de meerwaarde! Iedereen heeft het druk en beleid is Komt er een vervolg en zo ja: leuk, mits het direct toepasbaar is. Als je dan een hoe moet dat eruit zien? Corpovenista-bijeenkomst hebt, dan ga je erheen, vind je de tijd, collega’s en informatie voor reflec- De constatering van Wouter Rohde dat de omgeving van de corporaties tie op het eigen werk.’ volop in beweging is, wordt door de anderen beaamd. Wilke: ‘Dat is een Rohde is eveneens overtuigd van deze werking belangrijke actie voor de volgende ronde: die snel veranderende context in van het platform: ‘Zelf lukt het ons niet om beeld brengen.’ Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan, aldus Van El: zoiets in eigen huis te organiseren. We hebben ‘Er zijn zoveel factoren die ons functioneren beïnvloeden. Lastig om daar wel even geprobeerd een eigen leergang op te greep op te krijgen.’ Maar toch is dat de weg voorwaarts, aldus Wilke: ‘Het zetten, maar daar kwam niet veel van terecht. strategisch denken bij corporaties moet echt op een hoger plan getrokken Het is gewoon slimmer om anderen voor je te worden. Wat zijn scenario’s en mogelijke strategieën, wat zijn de funda- laten werken.’ Wilke: ‘Fysiek kennis uitwisselen mentele keuzes? De thema’s die wat mij betreft aan bod mogen komen in werkt veel beter dan rapporten lezen. Als iemand een vervolg zijn daarvan afgeleid: maatwerk leveren, interventies doen die bij een corporatie een rapport van meer dan 25 effectief zijn maar minder kosten, afzien van automatische sloopreflexen, pagina’s zit te lezen, roepen ze al snel op de gang: ophouden over “gemiddelde” wijken. En een bezinning op de eigen rol: hoe die heeft zeker niets te doen.’ Van El: ‘Het was breed of smal ben je als corporatie? Ga je als een stofzuiger door de stad duidelijk meer concreet en operationeel, de afge- door complexen aan te kopen, te verbeteren en weer te verkopen – of leg lopen vier jaar. En heel erg gekoppeld aan: wat je je vast op bepaalde buurten en wijken?’ kun en doe je ermee in de eigen organisatie. Het Hoogvliet is het eens met de sense of urgency die hier uit spreekt: klopt wat Rohde zegt, zelf doe je dat niet zo snel. ‘Laten we niet doen alsof er in corporatieland niets aan de hand is. Dit Je onderzoekt iets omdat je het heel gericht inzet jaar, 2012, wordt heel bepalend. Wat doet het nieuwe kabinet, wat levert voor je eigen beleid of wanneer je een concrete de parlementaire enquête op, hoe kijkt de buitenwereld naar ons?’ Van vraag krijgt vanuit de bestuurder.’ El: ‘Het wordt overleven op bepaalde vlakken.’ Kraak: ‘Tegelijkertijd groeit Voor de Alliantie was de kennisdeling evenwel in de samenleving de scheiding van arm en rijk.’ Van El: ‘De groep die wij niet de hoofdreden om mee te doen met het huisvesten wordt gemarginaliseerd. Er spelen steeds meer problemen en platform, zo geeft Hoogvliet aan: ‘Kennis wordt deze groep stelt steeds ingewikkelder vragen. We moeten steeds meer sowieso goed gedeeld binnen onze organisatie. maatwerk leveren.’ Tholenaars: ‘Eén op de drie kinderen heeft passend We hebben bijvoorbeeld een eigen academie. onderwijs nodig, die hebben straks onze bijzondere aandacht nodig.’ Als het platform er niet zou zijn, organiseren Waar de maatschappelijke behoefte onverkort aanwezig is en zelfs groeit, we het op een andere manier.’ nemen de beschikbare middelen af – zo stelt Wilke. Niet alleen bij de Volgens Tholenaars hangt het succes van de corporaties zelf – de verkoopprogramma’s lopen over de hele linie terug kennisdeling ook af van de medewerkers die – maar ook bij de huurders. Rohde hierover: ‘Ik maak me zorgen over de participeren: ‘Ik onderscheid twee soorten: zij vraaguitval. Huishoudens die simpelweg zeggen: die huur kunnen we niet die iets tot stand willen brengen en zij die nieuws- meer betalen, ik kan niet meer missen dan 250 euro per maand.’ Wilke gierig zijn. Bij de eerste categorie is de eerder wijst in dat verband op de dreigende verpaupering van de koopsector: genoemde spanningsboog korter. Als de vraag ‘De druk op de huursector neemt alleen maar toe. Mensen kunnen straks waar het om gaat niet in korte tijd wordt beant- de hypotheek en het onderhoud niet meer betalen. Dan kijkt men toch woord, haakt men af. Medewerkers die nieuws- weer onze kant op.’ gierig blijven, houden het langer vol en zijn ook Volgens Tholenaars is het zaak om niet alleen achteruit te kijken: meer actief.’ ‘De jeugd van nu gaat straks misschien wel heel andere keuzes maken. Ik sta nog verheugd voor een volle cd-kast thuis, maar jongeren halen gewoon alle muziek van Spotify. Zijn zij straks nog wel geïnteresseerd in het kopen van een huis? Misschien gaan ze wel reizen in plaats van wonen.’ Het is dat buiten-de-gebaande-paden denken dat Rohde wel aanspreekt: ‘We zitten nog heel erg vast aan “wij verhuren huizen aan huishoudens”. Maar waarom bieden we bijvoorbeeld geen kamergewijze verhuur aan? Waarom zien we de komst van arbeidsmigranten uit Oost- en Midden- Europa al weer snel als een probleem?’ Judith van El, Haag Wonen Aan tafel lijkt er consensus te bestaan om op niet al te lange termijn Adriaan Hoogvliet, met Corpovenista III door te gaan. Een vervolg dat exploratief moet zijn, de Alliantie maar ook een sterk intervisie-element (bij elkaar in de keuken) moet Jan Kraak, hebben, zo peilt Ouwehand de stemming. Van El: ‘Met een grote nadruk Ymere op de hoe-vraag, wat mij betreft. Kreten als “het hangt af van de samen- André Ouwehand, werking”: interessant, maar hoe geef je die dan vorm. Of deze: “we gaan Onderzoeksinstituut OTB – TU Delft ontwikkelend beheren”. Heel hip in het discours, maar ik wil weten hoe Wouter Rohde dat concreet uitpakt.’ Woonbron Kraak pleit ervoor een vervolg goed af te stemmen op wat er de komende Paul Tholenaars, tijd in corporatieland gaat gebeuren: ‘Reorganisaties zijn op komst, gemid- Woonbedrijf deld moet twintig procent van de medewerkers eruit. Er gaat nogal wat Erik Wilke gebeuren. Mensen vragen zich af: zit ik straks nog wel bij dit bedrijf?’ Daar Aedes zit volgens Wilke een positieve keerzijde aan: ‘Medewerkers moeten flexi- beler inzetbaar worden. Ze zoeken dan ook eerder de samenwerking met anderen.’ Rohde vindt de barre tijden juist een reden om nu door te pak- ken: ‘Ik ben erg voorstander van R&D: samen verkennend onderzoek doen naar onze taken in de toekomst. Om vervolgens de vraag te beantwoorden hoe we het anders moeten doen. Het een kan niet zonder het ander.’ Inhoudelijke oogst van onderzoeken is groot. Belangrijk punt van aandacht blijft hoe al die informatie door de ‘werkvloer’ kan worden omgezet in toepasbare kennis. 014 WIJKEN EN WEGEN

SOCIALE STIJGING IN DE STAD 1 016 WIJKEN EN WEGEN Met bescheiden stapjes vooruit Sociale stijging: tussen droom en daad

De talenten en ambities van de wijkbewoners als uitgangspunt nemen bij stedelijke vernieu- wing. Daar pleitte de VROM-raad in 2006 voor met het advies ‘Stad en stijging’. De corporaties pikten dit massaal op. Resultaat: een enorme hoeveelheid projecten in alle soorten en maten. Wat hebben die inspanningen nu eigenlijk opgeleverd? Deze vraag blijkt niet eenvoudig te beantwoorden, ook niet na onderzoek naar de effecten van zestien concrete projecten. Toch zijn er Wat is sociale stijging? Welnu: ‘Een individueel ontwikke- indicaties dat de inspanningen hebben bijge- lingsproces, waarin mensen onder invloed van persoonlijke dragen aan de sociale stijging van individu- kenmerken en de toegankelijkheid van bestaansbronnen ele bewoners en daarmee wellicht ook hun zeggenschap en controle over het leven vergroten. Uitkomst is een objectieve of ervaren verbeterde sociaaleconomi- directe woonomgeving. De aanbeveling aan sche positie.’ Het is duidelijk: onderzoek naar de resultaten corporaties is om ermee door te gaan, maar van projecten op dit gebied is vaak abstract. Een ‘ervaren wel vanuit duidelijk omschreven en realisti- verbetering van de sociaaleconomische positie’ is lastig te meten en uit te drukken in harde parameters. Daar komt bij sche doelen. Want pas dan valt er ook met dat sociale-stijgingsprojecten zelden een concrete doelstel- zekerheid iets te zeggen over de mate waarin ling kennen. De projecten ontstaan vaak bottom-up, vanuit die doelen bereikt zijn. Een klassieke evalua- een al dan niet spontaan idee. Het is dan al snel een kwestie tiemethode is daarvoor niet geschikt, praktijk- van ‘doen’ en niet van ‘doel’. Hoe dan toch achter de resul- taten te komen? De oplossing is simpel: in gesprek gaan met gestuurd effectenonderzoek wel. degenen die bij de projecten betrokken waren. Talentontwikkeling en sport

Een vergrootglas op zestien sociale-stijgingsprojecten maakt en oplopende werkeloosheid, is dit zeer relevant. Behalve duidelijk dat deze ‘interventies’ vooral voor de individuele het stimuleren van sociale stijging vormt nu ook het tegen- deelnemers zinvol zijn geweest. Een goed voorbeeld is gaan van sociale daling een opgave. BOOT, een project in de Amsterdamse wijk De Baarsjes. Dit richtte zich op talentontwikkeling door onder meer Duidelijk doel huiswerkbegeleiding, in een op dat moment leegstaand pand. Ymere, de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool Uit alle bevindingen blijkt dat sociale-stijgingsprojecten in van Amsterdam brachten het hoger onderwijs de buurt in. de meeste gevallen iets opleveren. Dat ‘iets’ is alleen moei- 125 studenten (vaak zelf uit de wijk afkomstig) kregen in ruil lijk in cijfers uit te drukken. Minder moeilijk zou dat zijn als voor studiepunten een rol. Ze ondersteunden 83 buurtkinde- projecten vooraf voorzien worden van een duidelijk doel. ren bij het maken van hun huiswerk, maar bemensten onder In het geval van de Cruyff Courts bijvoorbeeld: ‘Minstens meer ook een juridisch loket, een ondernemersbalie en een honderd buurtjongeren moeten er gebruik van maken.’ Met jongerenservicepunt. Het aantal kinderen dat in BOOT over een vorm van simpel, praktijkgestuurd effectenonderzoek de vloer kwam, de samenwerking met buurtorganisaties en kan gemeten worden of het doel bereikt wordt. Een student de positieve reacties uit de wijk vormen duidelijke signalen die in twee verschillende periodes drie middagen achtereen dat dit project resultaat heeft gehad. turft, kan in dat geval een even doeltreffende als goedkope Een ander voorbeeld: de aanleg van Cruyff Courts. meetmethode zijn. Het ouderwetse trapveldje in de buurt, maar dan in een De conclusie: corporaties kunnen sociale-stijgingsprojecten modern jasje en ondersteund door de Johan Cruyff als deel van hun opgave zien. Ze moeten wel vooraf de Foundation. In Den Haag bekostigde Haag Wonen een deel relatie tussen idealen (droom) en uitvoering (daad) goed van het court, in Deventer nam Rentree de volledige finan- analyseren en van daaruit realistische en toetsbare doelen ciering op zich. Bewoners kunnen zo informeel, gratis en in formuleren. Dat alles vanuit een besef dat sociale stijging de eigen omgeving sporten. Er is dus een gezondheidseffect, een kwestie is van bescheiden stapjes, die ook nog eens een maar de courts vormen ook een plek waar mensen elkaar lange adem vergen. ontmoeten en eerder tot een gesprek komen. Jongeren die normaal lastig te bereiken zijn, komen nu in beeld. Bovendien ontlenen zij trots aan het gebruik van het veldje. Naast sociale Bewoners, politie en andere partijen menen ook dat er een positieve werking van uitgaat. stijging is anno 2012 ook het tegengaan Lange adem van sociale daling een opgave Sociale stijgingsprojecten moeten de positie van mensen in minder kansrijke situaties verbeteren. Individuele deel- nemers ervaren vaak enige vorm van vooruitgang. Ze doen zelfvertrouwen, sociale vaardigheden en werkervaring op, ze krijgen perspectief en arbeidsritme, ze worden zelfred- Meer informatie zaam en verwerven basiscompetenties. Door de positieve Dit artikel is gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Sociale stijging: aandacht vanuit de projecten krijgen ze het gevoel dat ze tussen droom en daad’ van DSP Groep, opgesteld door Joost een stap voorwaarts kunnen zetten. Groenendijk, Marieke de Groot en Martin van der Gugten. Ook op portiek- en straatniveau kunnen projecten zinvol zijn Het rapport is te vinden op de website van Platform en bijdragen aan de vitaliteit. Ze leggen daarnaast een basis Corpovenista: www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s voor verdere samenwerking tussen bewoners en professio- Platform Corpovenista > Sociaal investeren > Onderzoek nals. Projecten met een persoonsgerichte benadering voor- 1.1: Projecten sociale stijging in beeld. komen onrust, overlast en huisuitzettingen. In de huidige economische conjunctuur, met zijn inkomensachteruitgang 018 WIJKEN EN WEGEN

‘CONFRONTEREND, ‘DIT IS IETS VAN MAAR ZEER NUTTIG’ DE LANGE ADEM’ Boukje Dingemans, De Alliantie Nathalie Boerebach, Aedes Beleidsadviseur Adviseur Maatschappelijke functie

‘De resultaten van het onderzoek waren nogal confronte- ‘Het onderzoek pleit ervoor dat corporaties doorgaan met rend, maar zeer nuttig. We vroegen een onderzoeksbureau hun projecten ten behoeve van sociale stijging. Daar ben ik om sociale-stijgingsprojecten te evalueren, en toen bleek dat wel een voorstander van. Het is namelijk datgene waarmee niet goed te kunnen omdat bij de meeste projecten de doel- zij zich onderscheiden van projectontwikkelaars. De sociale stelling niet of niet goed omschreven was. Dat wil overigens taak vormt naar mijn overtuiging ook een wezenlijke kant niet zeggen dat die projecten slecht zijn. Mensen die in de van wat corporaties zijn: vastgoedondernemingen met een wijk werken, weten vaak goed wat ze doen. Maar de consta- maatschappelijke doelstelling. Zij huisvesten kwetsbare tering uit het onderzoek vormt een stevig argument om er groepen. Het ligt voor de hand dat je dan ook een verdere voortaan voor te zorgen dat we doelen wel benoemen; verantwoordelijkheid neemt voor die bewoners.’ zowel de resultaten op korte termijn, als de “maatschappe- lijke effecten” waarvoor we het eigenlijk allemaal doen. ‘Natuurlijk moet dat wel op een verstandige manier gebeu- Voor bijvoorbeeld een huiswerkklas kan het kortetermijndoel ren. Corporaties zijn niet altijd even kritisch en selectief bij zijn: kinderen stimuleren om hun huiswerk te maken. Het het aangaan van samenwerking met partijen die met een langetermijndoel is dan dat die kinderen niet zonder projectvoorstel komen. Ze stappen enthousiast in, maar kij- diploma van school gaan.’ ken niet naar wat dat kost aan geld en inzet en hebben veelal geen exitstrategie. Terwijl dat toch heel gebruikelijk is. Als ‘Binnen De Alliantie proberen we doelen van projecten nu een organisatie voor een initiatief geld krijgt via welk fonds zoveel mogelijk te omschrijven. Ook zijn we bezig met inzicht dan ook, moeten ze ook een doelstelling overleggen en ver- verkrijgen in “het maatschappelijk rendement” van wat wij antwoording afleggen. Ik denk dat corporaties prima in staat doen in de wijken. We gebruiken daarbij instrumenten zoals zijn om heldere doelstellingen en resultaatmetingen aan de “effectenarena” en “Wat werkt in de wijk”. Dat dwingt je sociale-stijgingsprojecten te hangen. Dat moeten ze ook ze- tot nadenken: wat hoop je met een bepaald project nou echt ker doen. Kies één heldere lijn. Maak duidelijk wat voor soort te bereiken? Het is eigenlijk gewoon logisch dat je dat doet. projecten je wel aanpakt en welke niet. Zo zorg je ervoor dat Het vormt een relatief kleine tijdsinvestering. Die misstaat je niet gezien wordt als een “wandelende portemonnee”. Dat niet op het moment dat je op het punt staat om geld, en is ook prettiger voor de partijen die projecten van de grond soms veel geld, uit te geven aan een project.’ proberen te tillen en op zoek zijn naar ondersteuning. Die weten op die manier eerder waar ze aan toe zijn.’ ‘Het meten van de resultaten van sociale-stijgingsprojecten hoeft niet ingewikkeld of duur te zijn. Meten kan ook door ‘Ik zou het jammer vinden als corporaties onder druk van de het aantal deelnemers te turven. Of door foto’s te nemen. economische crisis minder aan sociale stijging gaan doen. Project portieken opruimen? Neem een foto voor en een Door politieke keuzes, zoals decentralisatie van de AWBZ en foto na. Dan kun je gewoon zien of er meer of minder rom- Jeugdzorg, zullen juist meer kwesties op lokaal niveau gaan mel ligt. En jongeren die naar huiswerkbegeleiding komen, spelen. Bovendien is sociale stijging iets van de lange adem. kun je een jaar later ook nog eens bellen om te vragen hoe De resultaten zie je pas op termijn. Je moet er dus niet te het nu gaat op school. Hoe dan ook, als corporatie willen we snel mee stoppen. Als geld daarbij een probleem is, kunnen méér doen dan woningen verhuren. En dan bij voorkeur met projecten ook ondersteund worden met het faciliteren van projecten waarmee je met zo min mogelijk middelen zoveel een ontmoetingsruimte of met kennis en kunde.’ mogelijk effect bereikt. Sociale stijging vormt een deel van de opgave van corporaties. Maar wel samen met andere partijen èn bewoners.’ ‘INZETTEN OP INDIVIDU EN BUURTEFFECTEN’ Guus Haest, Portaal Adviseur wonen en maatschappelijke ontwikkeling

‘Wat behelst sociale stijging precies, hoe maak je dat concreet en hoe meet je de resultaten? Die vragen heeft het onderzoek scherp in beeld gebracht. Met terecht als kritische conclusie dat afdoende antwoorden in de praktijk te vaak uitblijven. Een andere interessante conclusie is dat sociale- stijgingsprojecten vooral lijken bij te dragen aan het beter functioneren van mensen op individueel niveau. Het is dus goed om daar op in te zetten. Maar dan moet het wel gaan om meer dan één of twee deelnemers. Anders bereik je te weinig mensen om voor een buurt het verschil te maken.’

‘Zulke projecten zijn nodig en mogelijk, ook in de huidige tijd en met nieuwe sociale wetgeving op komst. Zo heeft Portaal als ambitie vastgelegd dat het zelf negentig stage- en re- integratieplekken wil bieden. Soortgelijke afspraken maken we met onze opdrachtnemers. Als ook andere partijen meedoen, kan dat opgeteld interessante volumes opleveren. Vervolgens is het zaak om te volgen of de gestelde doelen behaald worden. In ons voorbeeld zijn de vragen dan: hebben we die negentig plekken daadwerkelijk kunnen vullen, hebben de stagiaires een diploma gehaald en de re- integratiekandidaten een volgende stap kunnen zetten? En wat kunnen we doen als dat niet zo is?’

‘Een andere belangrijke vraag is hoe resultaten op individueel niveau ook meer direct betekenis kunnen hebben voor het leefklimaat op buurtniveau. Een bruikbaar perspectief is om projecten inhoudelijk te richten op zaken die direct met de leefbaarheid van de buurt te maken hebben. Dat kan op veel manieren. Een voorbeeld uit het Waterkwartier in Nijmegen: mensen uit de wijk volgen een praktijkzorgopleiding bij een zorginstelling (en ROC), die ook zorg levert in de wijk. Zo profiteren individuen èn de buurt. Ook hier kunnen we kijken naar wat het resultaat voor de buurt is. Al moeten we niet te krampachtig zijn met die buurtgrenzen. Dus behalve tellen hoeveel mensen een stage of (leer-)werkplek vinden, ook in beeld brengen hoeveel mensen op die manier welke zorg en diensten aangeboden krijgen. Dat is niet zo lastig om te doen, en maakt ook het gesprek over kosten en baten een stuk concreter.’ 020 WIJKEN EN WEGEN

De vakgemeenschap Sociale Stijging

Naar sociale stijging werd binnen Corpovenista niet alleen onderzoek gedaan, er is ook een Waarom een vakgemeenschap vakgemeenschap voor opgericht. Doel: Sociale Stijging? het bevorderen van de effectiviteit en professi- onaliteit van corporaties bij het vooruit helpen Kranenburg: ‘Sociale stijging gaat over het vergroten van de kansen van mensen die te maken hebben met een opeen- van wijkbewoners. In 2012 vindt een aantal stapeling van problemen, zoals een huurschuld, een onder- bijeenkomsten plaats over de ‘stijgingsroutes’ wijsachterstand en een taalprobleem. Als corporatie heb je onderwijs, werk, vrije tijd en wonen. daar een raakvlak mee. Maar welke taken vallen binnen ons domein? Wat doe je wel en wat doe je niet? En als je iets Marion Kranenburg (senior adviseur Strategie doet, hoe doe je dat dan? Het leek ons zinvol om daar op een bij Eigen Haard) en Marlies van Gelderen structurele manier met praktijkmensen over te praten, in (projectleider Wijkaanpak bij Ymere) vertellen een vakgemeenschap.’ over hun ervaringen met de vakgemeenschap. Van Gelderen: ‘Domein van corporaties is de route van stij- ging via het wonen. Hoe kunnen we de treden op die ladder verkleinen en een wooncarrière mogelijk maken? In de wijk is voor bewoners perspectief op die andere routes ook van

RE-INTEGRATIE 6 belang. En bijdragen aan een goede woonomgeving rekenen LADDER VOOR BETAALD WERK wij ook tot onze taak. Corporaties in het hele land werken PARTICIPATIE EN SOCIALE 5 samen met partners aan het vergroten van kansen voor STIJGING BETAALD WERK MET ONDERSTEUNING kwetsbare bewoners. In veel gevallen vertonen deze projec-

4 ten gelijkenis. Het is dan zonde om steeds opnieuw het wiel ONBETAALD WERK uit te vinden. Positief geformuleerd: we kunnen elkaar hel-

3 pen door de do’s and dont’s en de tips and tricks met elkaar DEELNAME GEORGANISEERDE ACTIVITEITEN te delen. Natuurlijk zou dat kunnen door informatie schrifte-

2 lijk uit te wisselen. Maar als je van iemand persoonlijk hoort SOCIALE CONTACTEN BUITENSHUIS hoe iets moet, of juist niet moet, blijft dat beter hangen. 1 Vandaar de periodieke ontmoetingen van de vakgemeen- GEÏSOLEERD schap, met een vaste kern mensen die er steeds bij is. Zij maken de opgedane kennis vervolgens toegankelijk binnen de eigen organisatie.’ Wat hebben de eerste twee Op welke wijze kunnen bijeenkomsten opgeleverd? corporaties hun voordeel doen met de inzichten die binnen de Kranenburg: ‘De eerste bijeenkomst had een inleidend karak- vakgemeenschap ontstaan? ter met presentaties over sociale mobiliteit en actuele ont- wikkelingen rond de Wet Werken naar Vermogen, de AWBZ Kranenburg: ‘De les tot nu toe is dat er een trend zichtbaar en de WMO. De consequenties van veranderingen in andere wordt. We gaan toe naar kleinschaliger projecten, op lokaal sectoren, vaak gedreven door bezuinigingen, zullen veel van niveau, in samenwerking met andere partijen en met relatief onze huurders raken. Sociale daling dreigt en dat raakt aan weinig middelen. Binnen de vakgemeenschap zullen we ken- de kwaliteit van wonen in wijken met veel corporatiewonin- nis uitwisselen over wat je binnen dat kader doet en hoe je gen. Denk maar aan de zorg. Mensen krijgen meer zorg voor dat het beste kunt doen. Daarnaast zijn er nog vele andere, eigen rekening en verantwoordelijkheid. Dat brengt proble- concrete punten die zeker hun waarde hebben. Doordat men met zich mee, zoals eenzaamheid, financiële ellende, en ook mensen uit andere sectoren meedoen, wordt duidelijk overlast. Niet alleen familie en buren, maar ook corporaties dat de kennis over wat wij doen bij de andere partijen vaak als verhuurder gaan dat voelen. In hoeverre zijn corporaties niet optimaal is. We moeten elkaar beter leren kennen, om bereid om individuele bewoners vooruit te helpen? Met wie vervolgens beter te kunnen samenwerken. Dat zal leiden en hoe? Ook corporaties zelf moeten kosten besparen. Dat tot waar het allemaal om te doen is: meer perspectief voor leidt tot oneliners als “het kan wel wat minder”. Maar dat wijkbewoners.’ vind ik te gemakkelijk. We moeten het kind niet met het bad- Van Gelderen: ‘De structurele aanpak van de vakgemeen- water weggooien. De uitdaging is dan om smoel te geven aan schap zorgt ervoor dat je meekrijgt wat de mechanismen zijn wat je wel wil en kan doen en hoe dat dan kan mèt bewoners waar je aan moet denken als je aan sociale stijging van be- zelf èn met andere partijen. Het is constructief om daar met woners werkt en waar we ons “ambacht” kunnen verbeteren. elkaar over te praten. Dat geeft energie en levert een schat Om een even simpel als veel voorkomend aspect te noemen: aan kennis op.’ wat is precies de ambitie? Zet je in op het vergroten van de Van Gelderen: ‘De tweede bijeenkomst stond in het teken leefbaarheid van de wijk, of meer direct op de stijging van van onderwijs, als middel om tot sociale stijging te komen. individuele bewoners? Hoe hangen die twee samen? Je ziet Als het gaat om “perspectief in de wijk brengen” is onder- vaak dat doelen algemeen geformuleerd blijven. Maar wan- wijs belangrijk: de school als ontmoetingsplek en bron van neer ben je nou tevreden? Er is behoefte aan evaluaties en talentenontwikkeling. Vandaar dat corporaties in wijken monitoring, maar we kunnen best kritisch zijn op wat dat nu waar zij veel bezit hebben, vaak als partner betrokken zijn oplevert. Soms worden dure bureaus voor een evaluatie in en soms als aanjager of ontwikkelaar. Daar bleek dat ook de arm genomen, terwijl we vooraf geen duidelijke doelen en op dit specifieke vlak de tijden zijn veranderd. Woonbron en resultaten geformuleerd hebben. En bij projecten die klein- Vestia vertelden over hun ervaring met het ontwikkelen van schalig zijn, moet je ook kritisch de kosten en baten afwegen scholen en een campus. Daar kwam uit naar voren dat je in van een evaluatie. Vanuit Corpovenista is inmiddels “Wat een vroeg stadium afspraken moet maken over verantwoor- werkt in de wijk” ontwikkeld. Een handzaam instrument dat delijkheden en de risico’s, en ook moet kijken in hoeverre mensen uit de praktijk helpt bij het scherp formuleren van het ambitieniveau qua investering èn programma past. wat je verwacht en de doelgroep en om achteraf resultaten Daarna zaten we met elkaar in kleine koppels aan tafel om te meten. Maar het allergrootste winstpunt van de vakge- een bepaalde casus en bepaalde dilemma’s door te spreken. meenschap is misschien toch wel het netwerk dat hiermee Dat was inspirerend en leerzaam. Je spreekt dan één op één ontstaat. Vele professionals leren elkaar kennen en profite- met collega’s uit andere regio’s en mensen uit andere secto- ren van elkaars praktijkkennis en ervaring. ren, met allemaal verschillende expertise en ervaringen.’ Dat krijgt niet alleen vorm in de bijeenkomsten, maar ook via een eigen groep op LinkedIn. Langs die weg kunnen we informatie blijven delen en elkaar snel vinden. Ook als de bijeenkomstencyclus beëindigd is.’ 022 WIJKEN EN WEGEN

De Alliantie heeft hart voor de wijk

De Alliantie legt prioriteit bij wijken waarin veel moet gebeuren. Waar de huizen verouderd zijn, mensen langs elkaar heen leven en zich onveilig voelen. In deze wijken investeert de Alliantie veel geld en ener- gie. Voorwaarde is wel dat zij er veel woningen bezit, want dan kan zij het verschil maken. Zonodig versterkt de Alliantie haar positie door woningen aan te kopen. Dit beleid is tien jaar geleden ingezet en werpt nu zijn vruchten af. De leefbaarheid in de prioriteitswijken neemt toe. Dat blijkt uit allerlei onderzoeken en uit de verhalen van huurders, kopers en ondernemers. Student

in de De corporaties van Corpovenista hebben hun werkgebied in (middel)grote steden. Dat zijn ook de steden waar hogeronderwijsinstellingen zijn buurt gevestigd en studenten dus op afkomen om hun opleiding te volgen en te gaan wonen. Maar bij de relatie tussen student en stad gaat het om meer dan het vinden van een dak boven het Kansrijk hoofd. Studenten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de leefbaarheid van buurten en de ‘sociale stijging’ van bewoners. Zij worden daar- medicijn, om steeds vaker ingezet in de wijkaanpak. De motieven daarvoor zijn divers: het verbeteren maar lees wel van de bewonerssamenstelling (meer differenti- atie), het laten verrichten van werkzaamheden de bijsluiter! door de studenten voor de buurt en het opnemen van praktijkonderdelen in de curricula van onder- wijsinstellingen (‘learning on the job’). Ten slotte zijn er ook projecten die door studenten zelf Studenten en stadsbuurten: het zijn geen onbekenden worden gestart, vanuit eigen initiatief om iets te betekenen voor de stad waarin zij studeren van elkaar. Een beetje student wil het liefst in het centrum of om het imago van de student te verbeteren. wonen, in een omgeving waar het nodige te doen is. Kortom: de diversiteit aan bedoelingen en pro- Tegelijkertijd moet een student ook op het geld letten, jectvormen is groot. zeker in een tijd waarin de studiefinanciering steeds meer Reden voor Corpovenista om een inventariserend wordt afgebouwd. Dan kan het interessant zijn om een deel onderzoek te laten doen door Atrivé. Centrale van de vrije tijd in te zetten voor de buurt, om zo goedko- vraagstelling: welke rollen vervullen studenten in de buurt, tot welke projecten heeft dat geleid en per te kunnen wonen. De student die klust en medebewo- wat zijn de effecten? Ruim veertig projecten zijn ners helpt: het is één van de ‘recepten’ om buurten beter onderzocht die de afgelopen tijd in diverse steden te laten draaien. Maar werkt het ook? Of is het voor de zijn ontwikkeld. Elf representatieve projecten zijn student vooral een noodgreep om aan een kamer te nader geëvalueerd; daaruit zijn aanbevelingen en komen en merkt de buurt er uiteindelijk maar weinig van? succesvoorwaarden voor de toepassing van het Corpovenista heeft een grote hoeveelheid projecten onder- ‘medicijn’ studenten gedestilleerd. Partijen in de zocht en vijf basisrecepten ontwikkeld. Studenten in een praktijk kunnen nu aan de slag met een medicijn- wijzer, vijf basisrecepten en niet te vergeten de buurt zijn niet per definitie dé panacee, maar ze kunnen uitgebreide bijsluiter. Daarmee neemt de kans op wel degelijk een substantiële bijdrage leveren aan het ver- een geslaagd project toe. beteren van de buurt. Voordat wordt begonnen, moet de bijsluiter bij dit recept goed gelezen worden! 024 WIJKEN EN WEGEN

De medicijnwijzer: stel de goede diagnose!

DE VIJF BASISRECEPTEN Bezint eer gij begint. Dat geldt ook voor de inzet van studenten in een buurt. Wat wil je bereiken? Uit de veertig onderzochte en elf geëvalueerde projecten zijn Daarvoor is de medicijnwijzer ontwikkeld. Met de vijf basisrecepten gedestilleerd: medicijnwijzer wordt een betere diagnose van de buurt of wijk gemaakt: hij helpt om scherper te krijgen wat er aan de hand is en wat het pro- 1. VEEL STUDENTEN WONEN IN DE BUURT bleem is dat opgelost moet worden. In eerste Dit middel zet je in om de instroom van zelfredzame bewoners te instantie wordt bepaald of de inzet van studenten vergroten en/of het draagvlak voor voorzieningen te vergroten. voor de hand ligt om de problemen in een buurt Een substantieel aantal van de woningen in de buurt wordt ‘gelabeld’ aan te pakken. Wordt deze vraag met ‘ja’ beant- voor studenten. Dit wordt vaak gecombineerd met een incentive voor woord, dan helpt de medicijnwijzer vervolgens activiteiten van studenten in de vorm van een huurkorting. De inzet bij de keuze voor het ‘basisrecept’ dat het meest van studenten is voornamelijk gericht op persoonlijke ondersteuning voor de hand ligt. Voor de medicijnwijzer is een voor volwassenen en kinderen en op groepsactiviteiten. stroomschema ontwikkeld dat partijen die iets Voorbeeldprojecten: willen met studenten in een buurt of wijk behulp- Amsterdam Slotermeer zaam kan zijn. De eerste keuze in het schema is Eindhoven Woensel-West het bepalen van het hoofddoel: de buurt verbete- Rotterdam Tarwewijk ren, studenten in de wijk aan het werk zetten of studenten huisvesten? Hierbij gaat het dus om de manier waarop een bepaalde buurt wordt aange- 2. SOCIALE ACUPUNCTUUR vlogen: wat is het doel dat bereikt moet worden? Dit recept is geschikt om extra capaciteit te krijgen voor Vervolgens worden nadere keuzes gemaakt – maatschappelijke programma’s. Studenten zetten zich op verschillende bijvoorbeeld over de vraag wie de regie voert, de locaties in voor bewoners. Zij kunnen zelf ook in het gebied (gaan) wonen, studenten zelf of de professionals – en komt men maar dat is niet per se noodzakelijk. Ook hier gaat het om ondersteuning uiteindelijk uit bij één van de vijf basisrecepten. van volwassenen en kinderen en groepsactiviteiten. Deze basisrecepten zijn afgeleid van geslaagde Voorbeeldprojecten: projecten in de praktijk. Om de behandeling com- Amsterdam Osdorp pleet te maken is er een ‘bijsluiter, die is te vinden Amsterdam Transvaalbuurt op de website van Platform Corpovensita: Den Haag Zuidwest www.corpovenista.nl Groningen De Hoogte VOORWAARDEN VOOR SUCCES

3. DE WOONCAMPUS WAT KUNNEN STUDENTEN WEL EN NIET? Door de realisatie van grootschalige studentenhuisvesting wordt Let op: studenten hebben zeker bepaalde vaar- het aandeel zelfredzame bewoners in de buurt vergroot. Het digheden, maar zijn geen wonderdokters. Door draagvlak voor voorzieningen neemt toe. Studenten kunnen ook in hun jeugdige leeftijd, en het feit dat ze nog in de buurt actief zijn, maar in deze omvang zorgt de woonachtigheid opleiding zijn, hebben ze begeleiding nodig van van de studenten in of grenzend aan de buurt alleen al voor docenten of wijkprofessionals. Ze hebben wel positieve impulsen. een duidelijke meerwaarde door hun frisse blik, Voorbeeld: creativiteit en hun benaderbaarheid. Sommige Amsterdam Houthavens bewoners mijden het contact met officiële instan- ties, maar willen wel praten met studenten annex medebewoners. Houd rekening met leeftijd en 4. MAATSCHAPPELIJKE STAGE onervarenheid van studenten. Gecompliceerde of Studenten doen ervaring op met inzet voor bewoners. Dat gebeurt meervoudige problematiek van bewoners moet door deelname aan activiteiten in de wijk met name in scholen en aan professionals worden overgelaten. buurthuizen. Dit kan bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding betekenen voor kinderen op school, maar ook rechtshulp aan bewoners of het OVER WELK GEBIED HEBBEN WE HET? assisteren bij wijkevenementen. Voor de studenten zijn de activiteiten EN WELKE EFFECTEN STREVEN WE NA? waardevol, omdat ze praktijkervaring aan hun opleiding toevoegen. De inzet van studenten kan op verschillende De studenten krijgen studiepunten of de activiteit telt als stage. niveaus effecten hebben. Er zijn effecten voor de Voorbeeld: buurt, voor de individuele wijkbewoner en voor Amsterdam De Baarsjes (BOOT) de student zelf. Om een effect op buurtniveau Arnhem Presikhaaf te bereiken (de hele buurt gaat erop vooruit) is een behoorlijk grootschalige inzet van studenten noodzakelijk. Daarentegen kunnen effecten voor 5. EIGEN STUDENTENINITIATIEF individuele bewoners al met een bescheiden inzet Bij dit recept is de regie vanuit professionals het kleinst. worden bereikt, denk bijvoorbeeld aan huis- Studenten nemen zelf het initiatief voor een project en werkbegeleiding of een ‘maatjes’-project. Het is voeren de regie over de activiteiten. van groot belang om hierover van tevoren na te Voorbeeld: denken. Dat geldt ook voor de effecten voor de Utrecht Hoograven studenten zelf. Wordt er louter gemikt op het op- doen van ervaring in het kader van de studie, dan voldoet elk type opdracht. Is er een andere doel- stelling – bijvoorbeeld studenten langdurig aan een wijk binden door ze er ook te laten wonen – dan moet de opdracht daarop worden aangepast.

DE INZET VAN STUDENTEN IS NIET GRATIS! De inzet van de studenten kost weinig, let erop dat de noodzakelijke kosten voor organisatie en begeleiding een project alsnog duur kunnen maken. Dit maakt aandacht voor schaalgrootte, doorlooptijd, organisatie en continuïteit van groot belang. 026 WIJKEN EN WEGEN

TIPS VOOR EEN SUCCESVOLLE Amsterdam, INZET VAN STUDENTEN De Baarsjes: buurtwinkel - Analyseer het probleem (diagnose) en bepaal het doel (wat wil je bereiken); BOOT is de Buurtwinkel voor Onderwijs, - onderzoek welke behoefte er is onder Onderzoek en Talentontwikkeling. In drie bewoners en sluit hierbij aan; krachtwijken van Amsterdam werken - maak de afweging of je studenten inzet en wekelijks zevenhonderd studenten aan waar hun meerwaarde ligt; projecten in de wijk, aangestuurd vanuit de - maak tijdig duidelijk wat je van de studenten BOOT-buurtwinkels. Projecten ontstaan op verwacht en wat zij kunnen verwachten; verzoek van bewoners of één van de partner- - bepaal vooraf of studenten na het project of organisaties (zoals Ymere in stadsdeel De na hun studie kunnen blijven wonen; Baarsjes). Kenmerkend voor het aanbod van - ga na of studenten gemotiveerd èn capabel BOOT is dat het programma aanvullend of zijn om de beoogde taken uit te voeren; ondersteunend is op het bestaande aanbod - selecteer studenten en medewerkers op van diensten en activiteiten in de wijk. Het motivatie, capaciteiten en enthousiasme; vaste programma bestaat uit de volgende - zorg voor voldoende begeleiding, maar houd diensten: schoolwerkondersteuning voor de organisatie overzichtelijk; kinderen, juridisch spreekuur, maatschap- - maak strakke afspraken over de tijdbesteding pelijk spreekuur, atelier Stedelijke Ver- voor de wijk en controleer dit ook; nieuwing. Daarnaast komen er ook veel - ga ook bewust om met (de beloning van) losse vragen vanuit de wijk binnen bij de huidige bewoners die zich vrijwillig inzetten; BOOT-locaties waar studenten mee aan - passie bij alle betrokkenen is de belangrijkste de slag gaan. De studenten verdienen drive voor succes; studiepunten met hun werkzaamheden. - maak kosten en baten inzichtelijk, dit verhoogt draagvlak en is goed voor continuïteit.

Eindhoven, Woensel-West: grootschalige inplaatsing

Al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw wordt Woensel-West gezien als een wijk met problemen, die op diverse manieren zijn bestreden. Het project met ‘ingeplaatsten’ is één van de sociale interventies in de wijkaanpak. Corporatie Trudo verhuurt in Woensel-West geen woningen meer op de ‘normale’ manier, maar alleen nog via ‘inplaatsing’. Om de instroom van probleemhuurders een halt toe te roepen worden nieuwe huurders geselecteerd. Woningen die vrijkomen, worden toegewezen aan huurders die op één of andere manier een maatschappelijke bijdrage willen leveren aan de wijk, waaronder studenten. In speciale huurovereenkomsten is vastgelegd dat de bewoners in ruil voor huurkorting deelnemen aan een zinvolle activiteit voor de wijk. Meer informatie en verder lezen

Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek ‘Student en stadsbuurt, samen sterker’ van Atrivé, uitgevoerd door Sera Koolmees en Fokke de Jong. Op de website van Corpovenista staat het complete onderzoeks dossier van ‘Studenten en Stadsbuurt’. Daarnaast ligt er een verband met een Corpovenista-onderzoek: de kennis- bank ‘Wat werkt in de wijk’ (WWidW). Inzet van WWidW is om vooraf betere keuzes te maken in de interventies die op een bepaalde wijk worden losgelaten. De medicijn- wijzer en de basisrecepten sluiten hier naadloos op aan. Op de website van ‘Wat werkt in de wijk’ zijn twee ‘archetypes’ voor de inzet van studenten uitgewerkt. 028 WIJKEN EN WEGEN

‘BEZINT EER ‘MEER HALEN UIT SYNERGIE GE BEGINT’ TUSSEN STAD EN STUDENTEN’ Victor Dreissen, Woonbron Noek Pouw, Stichting DUWO Senior adviseur Markt en Beleid Manager Bestuurszaken, Communicatie en Innovatie

‘Studenten bewust inzetten voor het ver- ‘Als studentenhuisvester wordt DUWO regelmatig met de verwachting sterken van wijken is voor veel corporaties geconfronteerd dat wij als verhuurder “onze studenten” ook nog wel een actueel onderwerp. Wij merkten dat er in even stimuleren om de buurt vooruit te helpen. Zo nodig geholpen door het land steeds meer initiatieven ontstonden een financiële prikkel van onze kant, zoals een huurkorting. DUWO is en besloten als Platform Corpovenista een daar terughoudend in en vindt dat studenten vooral moeten studeren en goede inventarisatie te maken. Verschillende genieten van het studentenleven. De student is, als inwoner sec van die partijen tonen nu interesse in ons onderzoek stad, ook al een grote aanwinst.’ zoals bijvoorbeeld de landelijke koepel van stu- dentenhuisvesters, KENCES. Zij gaan ook met ‘Buurtwerk mag geen voorwaarde zijn om een kamer te kunnen bemach- dit thema aan de slag en wij brengen als plat- tigen en voor werk moeten studenten gewoon betaald worden. Want form graag onze kennis in.’ dat geld kunnen ze goed gebruiken. Voor een woning echter – zo vindt DUWO – moeten ze, net als ieder ander, betalen wat het kost.’ ‘Samen met Atrivé heeft onze werkgroep de “Medicijnwijzer” gemaakt. We hebben vooral ge- ‘Omdat natuurlijk onverkort voor alle studentenprojecten geldt dat het probeerd een praktisch hulpmiddel te maken om sympathieke en goed bedoelde initiatieven zijn, wekt DUWO met deze mensen, die in hun praktijk overwegen studen- kritische houding ook onbegrip op. Bij DUWO nam de behoefte toe om ten in te zetten, vooraf een goede afweging te nut en noodzaak van studentenprojecten beter in beeld te krijgen en kunnen laten maken. Uit de onderzochte projec- zijn wij één van de initiatiefnemers geweest voor dit onderzoek. Met de ten destilleerden wij een aantal “basisrecepten” “Medicijnwijzer” hebben we nu een realistisch en bruikbaar kader in han- met aanbevelingen hoe je als corporatie studen- den voor studentprojecten. DUWO verwacht dat met dit instrument de ten in kunt zetten. De belangrijkste conclusie kwaliteit en het succes van studentenprojecten toeneemt. Zo kan er nog van het onderzoek is wat mij betreft “bezint eer meer gehaald worden uit de synergie tussen de stad en haar studenten.’ ge begint”. Dat is op zich niets nieuws, maar voor dit thema wel uitermate relevant.’

‘Rotterdam heeft de ambitie om jonge hoge- ropgeleiden langer te binden aan de stad. Ons Te Woon-concept, in combinatie met het ver- loten van woningen, maakt ons woningbezit al goed toegankelijk voor een brede doelgroep. In bepaalde gebieden overwegen we nu extra in te zetten om (ex-)studenten aan te trek- ken. Bijvoorbeeld op Coolhaveneiland in het Rotterdamse willen we panden die voorheen ingezet werden voor maatschappelijke opvang bestemmen voor studentenhuisvesting. We kijken dan op een gestructureerde manier wat de betekenis voor de omliggende buurt kan zijn. Dit onderzoek en de “Medicijnwijzer” helpen Woonbron hierbij.’ Tekst: Kees de Graaf ‘Sociale Beeld: Maarten Corbijn en fysieke werelden weer verbinden’ Micha de Winter over de jeugd in de wijk

Hoogleraar maatschappelijke opvoe- dingsvraagstukken Micha de Winter werkt niet direct voor corporaties. Daar zou toch maar eens veran- dering in moeten komen, want hij begeeft zich wel voor een belangrijk deel in hetzelfde werkveld: buurten en wijken. Hoe de jeugd van tegen- woordig daar opgroeit heeft zijn bij- zondere belangstelling. En De Winter heeft ook een mening over hoe het fysieke en het sociale domein zich beter tot elkaar kunnen verhouden: woningcorporaties kunnen in de verbindende schakel vormen. 030 WIJKEN EN WEGEN

De jeugd die buiten op het universitaire Uithofterrein in Maar de jongeren die het betreft staan wel heel erg in de spot- Utrecht geniet van de eerste lentezon hoort wellicht niet tot lights, mede omdat ze soms overlast in buurten veroorzaken. de groep waar het gesprek met De Winter over zal gaan. Dat Als je het mij vraagt: het gaat aardig goed met de Nederlandse zou overigens een onderzoekje waard zijn: waar komen deze jeugd, maar het feit dat er honderdduizend Nederlandse kin- studenten grosso modo vandaan? Zijn dat de stadsbuurten deren per jaar worden verwaarloosd: dat zijn er wel veel. en -wijken waar de corporaties van Platform Corpovenista hun Ook zijn er teveel kinderen met depressies en ADHD.’ werkgebied hebben? Of komen ze vooral uit de randgemeen- ten en vinden ze van daaruit hun weg naar de grote stad? Komt daar dan ook de neiging tot Het is ook de vraag of zij ooit het stempel ‘probleemjongere’ ‘problematiseren’ vandaan? opgeplakt hebben gekregen, doorverwezen van instantie naar ‘Daarmee houdt men natuurlijk ook de eigen sector in stand. instantie en weggejaagd uit het publieke domein omdat ze Het aanbod schept zijn eigen vraag. Het aantal psychologen ‘overlast’ zouden veroorzaken. Het zijn issues waar Micha is niet voor niets in korte tijd vervijfvoudigd. En het is zelfs de Winter dagelijks mee te maken heeft, in zijn net nieuw doorgedrongen in ons taalgebruik. Kinderen die al op jonge betrokken werkkamer op de kelderverdieping van het Lange- leeftijd zeggen: “Ik voel me een beetje depri.” En er zit iets van veldgebouw. Het is even zoeken naar kamer H03 – wie even de maakbaarheidsgedachte achter: waarom zou je accepteren niet oplet komt zomaar in een psychologielab terecht, waar dat het niet goed gaat met jou of met je kind? Wat bewezen studenten zich tegen betaling in geld of studiepunten aan een belangrijke rol speelt is de voortgaande individualisering. onderzoek kunnen laten onderwerpen – maar het lukt. Op Vroeger was opvoeding iets wat binnen de gemeenschap één van de boekenkasten van De Winter hangt een tekst van gebeurde. Dat was nog niet eens zo heel lang geleden. De Loesje die mooi als kapstok kan dienen: ‘Verbeter de wereld, pastoor kwam regelmatig even langs om te kijken hoe het begin bij de ouders.’ De Utrechtse hoogleraar, geboren in het ging, de buren hielden een oogje in het zeil. Dat is in korte tijd Brabantse Oss, haakt erop aan: ‘Ik leg het accent iets anders. veranderd; opvoeden is een soort privéproject geworden. Als Mijn laatste boek heet niet voor niets “Verbeter de wereld, be- er dan iets met het kind is, dan ga je naar de deskundige. Daar gin bij de opvoeding”. Er zijn meer partijen die te maken heb- zijn er veel van en dat stimuleren we ook. We moraliseren ben met de opvoeding van kinderen, zeker in stadsbuurten.’ minder en problematiseren liever. Dat komt ook omdat we zijn vergeten dat opvoeden altijd gepaard gaat met gedonder. Naar aanleiding van het publiceren van dat laatste De naamgever van dit instituut, Langeveld, zag de opvoeding boek heeft u in de media gesteld dat de Nederlandse als een strijdtoneel. Kinderen willen vrijheid en het is aan de jeugd onnodig wordt geproblematiseerd. Wanneer u volwassenen om dat in toom te houden. De moeilijkheden blij- door de oogharen naar het welbevinden van de jonge- ven gewoon bestaan. Kinderen zullen blijven klagen dat zij als ren anno 2012 kijkt, welk beeld ontstaat dan? enige van de klas vroeg thuis moeten komen na het stappen, ‘De discussie over de jeugd in de wijken ontaardt al snel in dat is van alle tijden. Er is per definitie een clash, maar daar vaagheden. Een getal dat veel genoemd wordt is dat 85 houden we niet meer van.’ procent van de kinderen het goed doet. De andere 15 pro- cent zou in meer of mindere mate problemen kennen. De Waarom gaan ouders die strijd met hun kinderen groep met uitgesproken ernstige problemen is minder dan niet meer aan? één procent. Oftewel: de meeste kinderen groeien goed en in ‘We plakken er liever een etiket op. Dan is het gelabeld en behoorlijke harmonie op. Hoe je die cijfers vervolgens leest, daarmee is het probleem ook van het kind zelf geworden en daarin bestaan twee scholen. Het glas is half vol of half leeg. van een “gewone” opvoedkwestie tot een zaak voor profes- De ene school zegt: die vijftien procent is heel veel! Daar moet sionals. Het draagt allemaal bij aan de tendens van problema- veel meer jeugdzorg op gezet worden! Veel meer begeleiding! tiseren. Met zeer kwalijke gevolgen. Artsen die bijvoorbeeld De andere school zegt: internationaal gezien is die vijftien drukke kinderen vol gieten met Ritaline. Zeker, het kind wordt procent helemaal niet zo slecht.’ er rustig van. Maar feitelijk dienen ze dat kind wel speed toe. Of deze ontwikkeling te keren is? Lastig. Ik merk het aan de En welke positie neemt u zelf in in dat debat? studenten die hier komen: zij willen “moeilijke kinderen gaan ‘De cijfers zullen wel ongeveer kloppen. Het aantal echte helpen”. Dat is dus niet eenvoudig. Ze zouden eigenlijk het probleemgezinnen en probleemkinderen is inderdaad beperkt. omgekeerde moeten doen en kinderen normaliseren. Kinderen zijn divers; vroeger viel een wat drukker kind ge- boos reageerden richting school en inmiddels wordt woon binnen de standaarddeviatie. Nu behandelen we steeds meteen de advocaat erop gestuurd. Ik dacht eerst: dit is meer kinderen binnen die groep. Ouders willen dat – “Ik weet een anekdote, maar het blijkt schering en inslag. Vanuit toch zeker dat mijn kind ADHD heeft.” – en politici ook. Hans pedagogisch oogpunt is dat totaal verkeerd. Kinderen Achterhuis heeft dat in 1980 al gesignaleerd in zijn “Markt gedijen niet in een vechtmilieu.’ voor welzijn en geluk”.’ U raakte al even aan het belang van de gebouwde Terugkerend naar de netwerken die vroeger betrok- omgeving, bij het belang van ontmoetingsplaatsen ken waren bij de opvoeding van kinderen, in hoeverre in de wijk. Welke rol speelt de ruimtelijke inrichting hadden deze hun basis in de buurt? van buurten? ‘Katholieke kinderen hadden bijvoorbeeld altijd een peter en ‘De manier waarop de gebouwde omgeving in elkaar zit is van meter. Familieleden waren medeverantwoordelijk voor de grote invloed op het gedrag. Buurten kunnen zó gebouwd zijn opvoeding. Dat moeten we overigens ook niet idealiseren; dat mensen geen contact met elkaar krijgen. Ik werd door een we moeten niet terug naar die “gezellige” tijd van vroeger. stedenbouwkundige in de Alblasserwaard gewezen op twee Maar de lokale netwerken rond gezinnen waren wel sterker. nieuwbouwwijken. In de ene waren de voortuinen groot, in de Uit onderzoek blijkt dat die netwerken van groot belang zijn andere de achtertuinen. In de eerste wijk waren veel mensen voor het opgroeien. Kinderen die in dunne of afwezige netwer- op straat, de kinderen speelden buiten. In de tweede kon je ken worden opgevoed, krijgen later meer problemen. Josine een kanon afschieten. Een ander voorbeeld: ik was in Eindho- Junger-Tas heeft aangetoond dat jeugdcriminaliteit direct ven, waar een buurt last had van jongerenoverlast. Wat bleek: samenhangt met de “social efficacy” (de zelfredzaamheid) in die jongeren zaten op een plein waar een gebouw op zo’n buurten. Als mensen niet bereid zijn jongeren te corrigeren manier omheen was gebouwd, dat het als een soort klankkast in het publieke domein, als jongeren geen ontmoetingspunten fungeerde. Dan is het probleem al bijna ingebakken. In de hebben: dan gaat het eerder mis. Zelfs bij ernstige zaken zoals stedenbouwkundige opzet wordt daar weinig over nagedacht. kindermishandeling blijkt de kwaliteit van de sociale omgeving In mijn visie moet de gebouwde omgeving het samenleven van van groot belang. Dat is het zwakkere onderdeel van de hui- mensen op een goede manier faciliteren. In de civil society- dige civil society: we zijn zo geïndividualiseerd dat we houden andere mensen mede toezicht op jouw kinderen; er is als burgers steeds minder met elkaar regelen, en steeds een gedeelde verantwoordelijkheid. Dat moet die omgeving eerder professionals inschakelen. En daarvoor betalen we nu wel mogelijk maken. Andersom leren kinderen door het con- de prijs: een explosief gestegen vraag naar jeugdzorg tact met anderen dat ze daar rekening mee moeten houden. en overlast op straat.’ Wat leren kinderen nu van jongs af aan: bij klachten, bel de politie. Anderen moeten dus maar de verantwoordelijkheid Waarom laat de civil society het op dit nemen. Terwijl hangjongeren gewoon van alle tijden zijn. punt afweten? Laatst stonden er een paar met draaiende scootermotoren ‘In wat ik maar even de pedagogische civil society noem, onder mijn eigen raam. De moderne burger belt dan direct de hebben zich belangrijke veranderingen voltrokken. De kerk politie, maar je kunt ook even een praatje met ze maken.’ heeft aan belang ingeboet, maar ook familieleden zijn steeds verder uit elkaar gaan wonen. Dat ondermijnt de civil society. Plus dat in het onderwijs de marktwerking zijn intrede heeft gedaan. Dat plaatst mensen in een ander soort verhouding ten opzichte van elkaar. Ouders zijn “consumenten” gewor- Er zijn meer partijen den en de school is een “leverancier van diensten”. Daardoor die te maken hebben zijn ze niet meer samen aan het opvoeden. Men heeft het met de opvoeding dan wel mooi over het “pedagogisch partnerschap”, maar ik sprak laatst schooldirecteuren die openlijk zeiden: veel ouders van kinderen, zeker zijn onze vijand. Mensen slaan met hun vuist op tafel en als in stadsbuurten het hen niet aanstaat stemmen ze met de voeten. Vroeger wanneer kinderen naar huis werden gestuurd, kregen ze daar nog een keer op hun donder. Daarna kwam de fase dat ouders 032 WIJKEN EN WEGEN

Wat is in dit verband de bijdrage die we van de Niet voor niets zijn corporaties ooit ontstaan woningcorporaties kunnen verwachten? vanuit een sociaalmaatschappelijke behoefte. ‘De werelden van het fysieke en het sociale zijn heel erg uit ‘Ik begrijp dat ze op dit moment even andere zorgen elkaar gehaald. Voor het sociale hebben we het welzijnswerk, hebben, maar hun primaire doel was mensen verheffen en de corporaties zijn er voor de stenen. Terwijl het in buurten leefbare woonomgevingen creëren. Ze zijn ontstaan vanuit de om ecologische processen gaat; daar kun je niet zo’n kunst- Gemeinschaft. Niet alleen de stenen dus, maar ook: hoe wordt matige scheiding in aanbrengen. Natuurlijk hoeft een er tussen die stenen geleefd? Mensen hebben veel behoefte corporatie niet gelijk jongerenwerkers zelf in dienst te aan die gemeenschap, probeer dat als woningcorporatie nemen, maar deze werelden zouden veel meer bij elkaar mogelijk te maken. Dat is geen vorm van simpel determinisme, betrokken moeten worden. De weinige middelen die er op maar je kunt het wel mogelijk maken. Als corporaties nu mas- dit moment zijn; laten we die zoveel mogelijk bundelen. We saal ervoor kiezen om terug naar de stenen te gaan, vind ik zien dat de overheid allerlei taken laat liggen. Burgers moe- dat geen goede oplossing. Hun corebusiness is net zo goed de ten het maar gewoon zelf doen. Maar in veel buurten is toch leefbaarheid in de buurt. Ik besef dat ik wel erg als een oude behoefte aan een soort opbouwachtig werk, juist omdat de man klink, met die boodschap. “Het woongenot wordt niet civil society het niet zelf regelt. In die buurten is jongerenover- alleen bepaald door de stenen!” Maar zo zie ik het wel. Als last een veelgehoorde klacht, maar ook vrij simpel oplosbaar. mensen in een buurt niet meer met elkaar praten, gaan Met buurtbemiddeling bijvoorbeeld. Van belang is vooral dat ze uiteindelijk weg. iemand de verschillende partijen bij elkaar brengt. Dat kan En dat begint bij de jeugd. Mijn advies is dan ook: als er net zo goed een woningcorporatie zijn. Zij heeft per slot van problemen zijn in een buurt, ga met die jongeren praten. rekening zelf ook belang bij een leefbare buurt. In het project Beter nog: betrek ze actief bij een mogelijke herinrichting “De Vreedzame Wijk” dat ik momenteel begeleid spelen van de buurt. Laat ze in beeld brengen hoe zij hun dagelijkse corporaties ook een belangrijke rol.’ omgeving zien. Kinderen kunnen vaak hele rake observaties teruggeven aan beleids- en plannenmakers. Wanneer je ze betrekt in de planontwikkeling en besluitvorming, krijgen ze het idee dat de buurt ook van hen is. Anders blijft de straat anoniem en van iemand anders.’

Er is toch behoefte aan een soort opbouwachtig werk, juist omdat de civil society het niet zelf regelt, ga met die jongeren praten PHILLIPS DORP

Philipsdorp in Eindhoven, 771 huurwoningen van Woon- bedrijf, is een eeuw geleden ontstaan om te voldoen aan de groeiende behoefte aan woonruimte voor arbeiders van Philips. De wijk is geliefd om haar eigen karakter en de betaalbare woningen. Alle huurwoningen worden gereno- veerd. Rond 2017 is het klaar. Dan is deze 100-jarige weer klaar voor de toekomst.

beeldessay FEMKE REIJERMAN Het idee van het fabrieksdorp ging uit van een gezonde woning, een moestuin, en werk op korte afstand. Philips- dorp werd gebouwd rond een centraal groengebied. Dat park -met toen een eenvoudige tribune voor de voetbal- club- kennen we nu als het internationale centrum voor profvoetbal en business; PSV. De gemiddelde woonduur is 16 jaar; de langste woonduur is 71 jaar. Gemiddelde kale huur (prijspeil 2010) is € 343,00 per wo- ning. Er zijn in de wijk circa 50 verschillende woningtypes. “Het was veel werk, maar het is zeker de moeite waard geweest. Het huis is mooi, lekker licht; het voelt alsof ik hier altijd al heb gewoond.” Ine Cornet woont al 22 jaar in Philipsdorp. De binnenzijde van haar nieuwe woning is al klaar en authentiek gerenoveerd. Stucwerk is opgeknapt, de nieuwe badkamer betegeld, het toilet en de deuren zijn vervangen.

Philipsdorp heeft allerlei bewoners: jongeren, jonge gezinnen, en senioren. Er zijn opvallend veel één en tweepersoons huishou- dens. Bovendien is het een starterswijk: er stromen vooral pas afgestudeerde hbo-ers, academici en 35-plussers in. Deze dames hebben elke week een koffiekransje. Als de uitvoering in volle gang is zijn er ongeveer 60 tot 80 wissel- woningen in gebruik, waar de be- woners ongeveer 2 tot 2,5 maand wonen. Daarna keren ze terug Bouwvakker Tim Kessels aan het werk naar hun gerenoveerde woning. in een van de huizen Er zullen naar schatting 680 tot 690 huishoudens onder het sociaal plan vallen.

Woonstad Rotterdam werkt aan sterke buurten in onze wijken. Naast onze kerntaken verbin- den we wonen, leren, zorg en economie door ons vastgoed strategisch in te zetten. Bij deze integrale aanpak werken we actief samen met onze partners: klanten, gemeente, scholen, Woonstad zorginstellingen en bedrijfsleven. Woonstad zorgt zo voor kracht Rotterdam in de buurt. kiest voor Een greep uit onze activitei- ten: aanpak winkelgebied West kracht in de Kruiskade in het , buurt renovatie rijksmonument Justus van Effen in , woningdif- ferentiatie in , kluswo- ningen voor starters op Katend- recht, en woonzorgcomplex Blijvenburg in Overschie. 034 WIJKEN EN WEGEN

LEEFSTIJLEN IN HET WOONDOMEIN 2 036 WIJKEN EN WEGEN Leefstijlen: beter zien of beeld- vorming ?

André Ouwehand, Eva Bosch en Wenda Doff

Woningcorporaties, gemeenten en project- siasme gebruiken. Maar leidt het ook tot een ontwikkelaars gebruiken de leefstijlbenadering beter resultaat in de wijk, tot projecten die in onderzoek naar woonvoorkeuren, project- beter afgestemd zijn op de behoeften van ontwikkeling, woonruimteverdeling en beheer. bewoners? Leidt sortering op basis van leef- Ze hebben het over ‘rode bewoners met een stijl tot een hogere woonwaardering? Kortom, vleugje geel’ of zeggen dat ‘groene bewoners helpt de leefstijlbenadering om een beter zicht botsen met rode bewoners’. De opdeling van te krijgen op de veranderingsprocessen in wij- de wereld in vier kleuren leidt tot een nieuw ken zodat je gefundeerd kan ingrijpen, of leidt soort taal. Een taal die believers met enthou- het slechts tot oppervlakkige beeldvorming? Gedeelde nieuwsgierigheid gebiedsontwikkeling en woonruimteverdeling en beheer. Ze zijn voorzien van reacties van corporatiemedewerkers, Eén van de onderwerpen die Platform Corpovenista opdrachtgevers voor toepassing van die methoden in de agendeerde, was het vergroten van de kennis over de praktijk. In dit artikel geven we een korte beschouwing toepassing van ‘branding ’ en van de leefstijlbenadering van de betekenis van de toepassing van leefstijlen in de in de aanpak en ontwikkeling van wijken. Branding is het wijkontwikkeling. We stellen ons daarbij de vraag of we met schetsen van een ‘gewenste toekomst’ van de wijk, zowel in ons onderzoek een bijdrage hebben kunnen leveren aan de termen van fysieke structuur als sociaal klimaat, waardoor lopende discussie. partijen, in het bijzonder potentiële kopers en huurders, een beeld krijgen van hoe de sfeer er zal zijn en wat voor Een vaag begrip mensen er zullen komen wonen.1 Een aantal corporaties past die methoden al jaren toe, sommige corporaties wilden de Iedereen gebruikt het begrip leefstijl, maar de veelheid mogelijkheden verkennen en andere corporaties hadden van methoden en gebruikers heeft geleid tot evenzoveel reserves. Na het in beeld brengen van de ervaringen en definities en dat vertroebelt de discussie. Sommige het inventariseren van de vragen leidde dit tot een groot methoden baseren de leefstijl op vertoond gedrag. Soms onderzoeksproject waarin we als onderzoekers met Platform gaat het alleen om waardeoriëntatie: de persoonlijke Corpovenista, het Nicis Institute, de gemeenten Den Haag, waarden en normen die aan de leefstijl en het gedrag ten Leeuwarden, Maastricht en Rotterdam, Vestia en ERA grondslag liggen. Er zijn methoden die sociaaldemografische Contour gingen samenwerken. Ook in dit consortium was er en sociaal-economische kenmerken wel in de definitie een mix van ‘believers’ en sceptici en alles wat er tussenin betrekken en ook methoden die dat niet doen. In Nederland valt, maar bovenal: een gedeelde nieuwsgierigheid naar de zijn vier modellen die regelmatig gebruikt worden. Ze zijn resultaten van de toepassing van dit soort methoden. ontwikkeld door private onderzoeks- en adviesbureaus: Smart Agent Company (SAC), Motivaction, TNS NIPO en Het gebruik ‘leefstijl’ als concept en de verdere ontwikkeling Experian. De definities verschillen, evenals het aantal en toepassing van de verschillende methoden in het groepen dat ze onderscheiden, van vier tot tien groepen, woondomein maakt sinds de eeuwwisseling een ware die laatste nog nader onderverdeeld tot in totaal 44 revival door.2 En vanaf dat moment is er sprake geweest van typen. Hoe kleiner het aantal leefstijlen, hoe makkelijker discussie over nut en noodzaak van het leefstijlonderzoek het begrip in de communicatie te hanteren is, zoals bij dat door private onderzoeksbureaus is ontwikkeld. In die de ‘rode’, ‘groene’, ‘gele’ en ‘blauwe’ belevingswereld die discussie staan praktijk en wetenschap nogal eens tegenover SAC hanteert. Heel wat betrokken professionals weten elkaar. Vijf punten staan daarbij centraal: 1- de vaagheid van ondertussen wat daar zo’n beetje mee bedoeld wordt. het leefstijlbegrip; 2- de betrouwbaarheid van de ontwikkelde Maar tegelijkertijd leidt zo’n vierdeling, als je ermee moet methoden; 3- de veranderlijkheid van leefstijl; 4- nut en werken tot de opmerking dat het te grof is. Daarom houdt noodzaak ten opzichte van een aanpak op basis van de Woonbron in Dordrecht in de woonruimteverdeling vast aan meer traditionele sociaaldemografische en economische de oude zesdeling van SAC, omdat die meer overeenkomt kenmerken; en 5- de commodificatie die onlosmakelijk met de praktijk. Ook heeft die corporatie noodzakelijkerwijs verbonden lijkt met het leefstijlonderzoek en branding. een nadere onderverdeling gemaakt naar leeftijd in bepaalde Met het laatste bedoelen we dat in toenemende mate het groepen. Gebruikers van het model van Experian met de handelen en de resultaten daarvan worden geïnterpreteerd opdeling in 10 groepen en 44 typen, gaven aan dat het model in financiële termen en relaties worden beschouwd als bij gebiedsontwikkeling in de analysefase – je zou kunnen onderdeel van een markt van vraag en aanbod. De werkelijke zeggen: in de backoffice – heel bruikbaar is. waarde voor de mens wordt daarmee snel verdrongen. Het onderzoek moest dus zicht geven op de praktijk en de Betrouwbaar? daadwerkelijke effecten van het toepassen van leefstijlen en branding , en daarmee de discussie een stap verder brengen, Met alle vier bureaus hebben wij prettige gesprekken gehad. en uit de sfeer halen van ‘believers’ versus academische Zij hebben zich de discussie over de betrouwbaarheid kritiek. De volgende artikelen in dit boek gaan verder in van hun methoden ook aangetrokken. In recente jaren is op de uitkomsten van ons onderzoek op het terrein van al steeds meer openheid gegeven over de basis van hun 038 WIJKEN EN WEGEN

methoden. Ze geven genuanceerd aan wat je er nu wel en van woonvoorkeuren of woonsatisfactie, baseren ze niet onder moet verstaan. Maar elk bureau blijft bovenop hun uitkomsten vooral op een analyse van de meer zijn eigen definitie en methode zitten en geeft geen traditionele sociaaldemografische en sociaal-economische openheid over de complete vragenlijst of eigen dataset. kenmerken van huishoudens. Die verklaren ook het Zij geven daarvoor als reden dat daarmee het grootste deel van het gedrag. bedrijfskapitaal zou worden aangetast. Onafhankelijke Uit de casestudies naar gebiedsontwikkeling en controle en analyse is daardoor onmogelijk. Laat staan dat woonruimteverdeling komt naar voren dat de we de methoden op betrouwbaarheid kunnen vergelijken. leefstijlgroepen wel verschillend zijn. Je ziet verschil in voorkeur naar diversiteit en contact met buren. Juist in Keuze en dynamiek dat contact met buren laten ze bijvoorbeeld ook verschil in gedrag zien. Maar projecten die voor de ‘rode’ doelgroep zijn Een ander belangrijk discussiepunt is de stabiliteit van de ontwikkeld scoren net zo goed bij personen met een andere leefstijl. Dat roept niet alleen discussie op tussen praktijk leefstijl. Die toonden óók belangstelling voor diezelfde en wetenschap, maar ook binnen de academische wereld. Is projecten en kochten of huurden er een woning. leefstijl iets onveranderlijks dat iemand zijn hele leven met Als leefstijl werd toegepast in de woonruimteverdeling zich meedraagt? Of is het als de huid van een kameleon (mede) als selectiecriterium wie bij wie komt te wonen, die zich aanpast aan de omgeving, bij mensen niet zozeer leidde dit echter nauwelijks tot een hogere waardering van de fysieke omgeving als wel het netwerk of de levensfase de situatie. ‘Passend’ wonende huishoudens komen in de ene waar men in verkeert. Het is het verschil tussen de visie case tot een iets hogere woonwaardering, maar in de andere van Bourdieu waarbij afkomst en klasse de leefstijl in zeer niet. ‘Botsende’ huishoudens ervaren in één van de cases belangrijke mate impliceren en de zienswijze van Veblen wel iets meer overlast. Maar nadat toewijzing op basis van en Schulze die de eigen keuze en keuzemogelijkheden leefstijl werd ingevoerd is in beide cases het aantal bewoners benadrukken. Wij hebben geconstateerd in ons onderzoek dat aangeeft dat de overlast is toegenomen iets groter naar de toepassing in de woonruimteverdeling dat er dan het aantal dat zegt dat het is afgenomen. Algemene vraagtekens gezet moeten worden bij de veronderstelling maatschappelijke ontwikkelingen, zoals een afgenomen dat leefstijl een onveranderlijk kenmerk is. Wij raden tolerantie, spelen hier ook een rol. De positieve beoordeling dan ook aan om bij toepassing uit te gaan van dynamiek. door bewoners van toepassing van het instrument moet naar Meet van tijd tot tijd opnieuw, en stel zo nodig bij. In de onze mening ook in dat daglicht geplaatst worden. Ze zien gebiedsontwikkeling zie je dat huishoudens verschillende het als een mogelijkheid om meer controle te verkrijgen levensfasen doormaken. Ze stellen dan ook verschillende over hun omgeving. eisen aan hun woning en woonomgeving. Het is weinig duurzaam om te redeneren vanuit een enge koppeling Ondanks deze bescheiden resultaten, spreken toch tussen een leefstijl en het daarbij behorende woonmilieu. vrijwel alle betrokken professionals in positieve zin over In een meer robuuste benadering kunnen woonmilieus het leefstijlonderzoek. Dat is voor de hand liggend in het wel enige verandering in de behoeften opvangen, zonder voorbeeld van gebiedsontwikkeling in Le Medi. Daar heeft door te slaan naar het idee van een geheel leefstijl-/ een sterk ideeënrijke groep van partijen leefstijlonderzoek levensloopbestendige wijk (zie ook het artikel en branding gebruikt om hun ideeën te toetsen en verder ‘De gemiddelde buurt bestaat’ niet elders in dit boek). fijn te slijpen. Maar bepaalde medewerkers zijn ook positief over leefstijlonderzoek in bijvoorbeeld Stokhasselt, De meerwaarde van een meer Theresia’s Rozen of Malberg, waarin de resultaten van dat waardegeoriënteerde benadering onderzoek later vrijwel geheel terzijde zijn geschoven. Het lijkt wel of de inzet van de methode boven kritiek verheven We hebben in totaal negen casestudies gedaan in de is en verworden is tot een mantra. Ook al gebruikt men de verschillende delen van ons onderzoek. In bijna alle cases is uitkomsten nauwelijks, het instrument wordt wel positief leefstijl alleen gebruikt als een extra gegeven. Ook als echte beoordeeld. Sommige architecten en stedenbouwkundigen ‘leefstijlbureaus’ als Smart Agent Company of Motivaction die we spraken stellen zich nogal gereserveerd op. Sommige een onderzoek doen naar de ontwikkeling zien het wel als een potentiële extra verrijking, maar relativeren ook herhaaldelijk de betekenis. Ze plaatsen en veilig en adequaat toezicht, zal het weinig opleveren. vraagtekens bij de leefstijlspecifieke ruimtelijke uitwerking Alleen varen op leefstijltypering, alleen denken in een van voorkeuren. Ze wijzen op de lange termijn, op hun eigen vierdeling van de wereld in rood, groen, geel of blauw, is vakmatige analyse en ambachtelijke kennis. onverstandig. Dan vervormt de toegevoegde waarde die leefstijlonderzoek kan hebben tot een karikatuur, tot puur De belangrijkste meerwaarde van de toepassing van beeldvorming. Dat belemmert het beter kijken. Dan raakt leefstijlonderzoek ligt misschien in de functie van de taal. In de werkelijke waarde of het werkelijke gedrag buiten het woondomein gaat het vrijwel altijd om processen waarbij beeld. En ontstaat het beeld dat het alleen een methode meer partijen betrokken zijn. In de Rotterdamse regio is om de zaak beter te vermarkten, terwijl de intrinsieke spreken vrijwel alle partijen met waardering over waarden buiten beeld verdwijnen. Kortom, dan heeft ‘De Grote Woontest’. Zij koppelen dat aan de leefstijlanalyse leefstijlonderzoek weinig van doen met de geleefde wereld van SAC, terwijl het onderzoek voor het overgrote deel en alles met de geplande wereld waarin het alleen nog gaat bestaat uit ‘gewone’ vragen en een analyse op basis van om het verhuren en verkopen van huizen. traditionele kenmerken. Onmiskenbaar is dat het onderzoek, in dit geval met toevoeging van leefstijl als één van de aspecten, een samenbindende rol heeft vervuld. Dat stellen Over de auteurs ook betrokken onderzoekers van de gemeente: het heeft André Ouwehand, Eva Bosch en Wenda Doff zijn niet zozeer heel andere zaken aan het licht gebracht, onderzoekers werkzaam bij Onderzoeksinstituut OTB maar de situatie wel veel beter verwoord. van de Technische Universiteit Delft. Beter zien of beeldvorming en GSQQSHM½GEXMI

In onze rondtocht door de praktijk van de toepassing van het leefstijlonderzoek hebben we heel verschillende indrukken opgedaan. Toepassing van leefstijlonderzoek is in bepaalde kringen absoluut in. Er is een trouwe schare van ‘believers’. In veel situaties heeft het onmiskenbaar gefunctioneerd als taal, en enthousiasme en focus opgeleverd. Sommigen Noten gebruiken het onderzoek zeer bewust en kritisch als extra 1. Zie: Reinders, L., ‘Branding en de culturele politiek van aanvullend gegeven in de analyse van wijk en stad en het stedelijke vernieuwing’, in: Reijndorp, A. en Reinders, L., De bedenken van noodzakelijke interventies. Maar we hebben alledaagse en de geplande stad, SUN/Trancity, Amsterdam, 2010. gezien dat dat niet het geval was als het niet kritisch 2. Het gebruik van leefstijlen en het koppelen van leefstijlen aan is ingebed in het hele werkproces. In die situaties zijn woonmilieus heeft al een langere geschiedenis (zie: Nio, I., ‘Van resultaten van leefstijlonderzoek even later weer net LSQSKIRI[SSRZPIOOIRXSXKIIPKVSIRI¾EXWHIJVEKMIPIVIPEXMI zo makkelijk overboord gezet. tussen leefstijlen en woonmilieus’,. in: Reijndorp, A. en Reinders, De onderzochte toepassingen in de woonruimteverdeling L., De alledaagse en de geplande stad, SUN/Trancity, Amsterdam, zijn beide goed doordacht. Men is niet over één nacht ijs 2010. En: Ouwehand, A.; Doff, W. en Adriaanse, C., Voorkeur voor gegaan. Het onderzoek in die cases heeft uitgewezen dat de een leefstijl? Een onderzoek naar leefstijlmethodieken in het toegevoegde waarde beperkt is geweest, maar daarom nog woondomein, Platform Corpovenista, Hilversum/Delft, 2011. niet onbelangrijk. We zien in die situaties ook dat toepassing van leefstijlen ook voor iets anders staat: voor het organiseren en verkrijgen van controle over de hedendaagse diversiteit aan bewoners en hun gedrag. Zo wordt het door de betreffende corporaties ook verwoord en door bewoners zeer sterk begrepen. Maar als die niet gekoppeld wordt aan het garanderen van een basaal niveau van schoon, heel 040 WIJKEN EN WEGEN Stokhasselt en sociale stijging in de Pucciniflat van WonenBreburg

WonenBreburg is zowel in Tilburg als Breda hard aan de slag op het gebied van wijken en wijkontwikkeling. Een voorbeeld hiervan is een project in de Tilburgse wijk Stokhasselt. In deze wijk zijn 3 op de 4 woningen sociale huurwoningen van WonenBreburg. Op (bijna) alle indicatoren, zoals werkloosheid en leefbaarheid, scoort de wijk onder het stedelijk gemiddelde. De wijk is in 2009 benoemd tot impulswijk. 10 jaar lang werken allerlei partijen, waaronder WonenBreburg, in deze wijk hard aan drie doelen: ieder gezin een kostwinner; geen gezin onder de armoedegrens; ieder kind een startkwalificatie.

In de Pucciniflat, één van de grotere flats in de wijk, voeren we op dit moment groot onderhoud uit. Voor WonenBreburg een kans om te kijken of we nog meer voor de bewoners kunnen betekenen. Daarom creëren we tijd en ruimte voor ‘sociaal onderhoud’. Een frontlijnwerker en een casemanager van sociale zaken bezoeken ieder gezin in deze flat. Vervolgens werken zij, samen met WonenBreburg, aan een sociaal stijgingstraject voor ieder gezin. Halverwege 2013 loopt dit project af en kunnen eind- resultaten benoemd worden, maar we zien nu al dat een groot deel van de flatbewoners positief reageert op het bezoek en de hulp van de frontlijnwerker. De drempel om hulp te vragen en accepteren wordt zo een stuk lager! Leefstijl- benadering en branding

geografie. Le Medi in Rotterdam telt 93 koopwo- Het gebied ningen (opgeleverd in 2008) en in het voortraject werden zowel de leefstijlbenadering als branding is een product toegepast. Theresia’s Rozen in Tilburg omvat 112 koop- en huurwoningen (opgeleverd in 2009) en hanteerde de leefstijlbenadering. Malberg in Maastricht is een hele wijk waarvan drie Op een woningmarkt waar de vraag steeds bepalender complexen zijn onderzocht met koop- en huur- wordt, moeten de bouwende partijen iets bijzonders in de woningen (bewoond vanaf 2006) en kende aanbieding hebben. Dat vergt voorwerk. Bijvoorbeeld door vooral branding en in de beginfase ook de leef- stijlbenadering. Behalve de verschillen hebben middel van branding: je voorziet een woonomgeving van de drie projecten ook overeenkomsten. Het gaat een merk met kernwaarden, die aansluiten bij een bepaalde in alle gevallen om herstructureringstrajecten, (gewenste) categorie kopers en/of huurders. Een ander waarbij woningen uit een hoger prijssegment aan middel is de leefstijlbenadering: je brengt leefstijlen en de de buurt worden toegevoegd. De initiatiefnemers bijbehorende woonwensen van de doelgroep in kaart, zodat waren gemeenten, corporaties en ontwikkelaars, je het project daarop kunt afstemmen. De grote vraag is na- soms samen (Le Medi en Malberg) en soms zelf- tuurlijk: werkt dat? In hoeverre dragen deze instrumenten standig (Theresia’s Rozen). bij aan een op de doelgroep toegesneden woonproduct? Versterkt proces En zien we dat terug in de woonwaardering van de mensen Het onderzoek naar de drie projecten biedt die ernaartoe verhuizen? Aangezien leefstijlbenadering verschillende inzichten in de manier waarop de en branding in Nederland al volop in gebruik zijn, vallen de instrumenten worden ingezet en de resultaten antwoorden te achterhalen door onderzoek in de praktijk. daarvan. Branding fungeerde in Le Medi als een Wat overigens niet wil zeggen dat deze niet weerbarstig is... middel om de neuzen van de samenwerkende par- tijen dezelfde kant op te krijgen. Door met elkaar na te denken over het merk en de kernwaarden, Zo relatief nieuw als leefstijlbenadering en branding zijn, zo wijdverbreid werd het samenwerkingsproces versterkt. In Mal- vinden ze toepassing. In het onderzoek kwamen achttien projecten in berg werden op basis van branding kernwaarden beeld en dat was nog geen uitputtende inventarisatie. Drie daarvan geformuleerd om het woningbouwprogramma werden geselecteerd als casus, op basis van verschillen in omvang, inhoudelijk vorm te geven. Ze werden gebruikt eigendomsverhouding, toepassing van één of beide instrumenten en als conceptuele input voor de stedenbouwkundige 042 WIJKEN EN WEGEN

en architectonische plannen. Daarnaast is een Type mensen bij elkaar ontwikkeld merk geschikt om richting te geven De bedoeling van branding en leefstijlbenadering is dat bewoners en aan de marketing van – en communicatie rondom complex beter bij elkaar passen, en dat de bewoners onderling bij elkaar – een project. De leefstijlbenadering, met zijn passen. Het valt immers te verwachten dat de complexen voldoen aan de onderzoek naar sociaal-culturele en sociaalpsy- kernwaarden van de branding en/of de woonpreferenties van de betref- chologische kenmerken van toekomstige bewo- fende leefstijldoelgroep die voor het gebied geformuleerd zijn. Daardoor ners, werkt als een verkenning van de doelgroep. is het ook te verwachten dat een bepaald ‘type’ mensen bij elkaar komt te Voor wie gaan deze woningen gebouwd worden? wonen. In de praktijk van de drie onderzochte projecten blijkt dit niet altijd Dit kan een bijdrage leveren aan het Programma zo te zijn. Zo vloeien de functionele kwaliteiten van woningen, waar veel van Eisen of, in een latere fase, de toetsing van bewoners op af zijn gekomen, niet voort uit de branding of leefstijlbena- het ontwerp. dering. Voor de woonomgeving is dat in bepaalde gevallen wel zo, maar Een autofabrikant als Volvo doet zijn uiterste de waardering die bewoners daarvoor hebben laat verschillen zien. Zo best om een voertuig te maken dat zich qua fungeren de binnenstraten en het plein van Le Medi, ontwikkeld conform ontwerp, eigenschappen en marketing richt op branding en leefstijl, zoals bedoeld als ontmoetingsruimte. Mensen met een specifieke doelgroep: het veilige vehikel voor kinderen waarderen de ruimte als speelterrein voor de kinderen, mensen het hele gezin. Maar als een alleenstaande dame zonder kinderen ervaren de bijbehorende akoestische effecten soms als de showroom binnenloopt en het juiste bedrag overlast. Hun leefstijl is minder belangrijk. op tafel legt, krijgt ook zij gewoon haar Volvo Branding en leefstijlbenadering leiden tot een imago van gebieden. Ze mee. Branding en leefstijlbenadering in gebieds- krijgen een profiel, in fysiek en sociaal opzicht. In Le Medi is dit goed uitge- ontwikkeling zijn marketinginstrumenten, maar werkt en overgekomen en speelde het bij mensen ook mee in hun koopbe- geen selectiemiddel. Als het gebied als product slissing en de latere woonwaardering. Het imago was echter al ontwikkeld eenmaal staat, mag iedere huurder of koper voordat branding en leefstijlbenadering werden ingezet. De instrumenten erin trekken. Toch zijn in Le Medi, Malberg en hebben het imago wel verder versterkt. Dat is deels ook te zien in het Theresia’s Rozen voornamelijk mensen komen Sportkwartier-Zuid, één van de complexen in Malberg. In Theresia’s Rozen te wonen die overeenstemmen met de branding, en de twee huurprojecten in Malberg is het door ontwikkelende partijen benoemd in traditionele termen als huishouden, bedoelde fysieke en sociale profiel onduidelijk gebleken voor bewoners. inkomen en leeftijd. De lijn van A naar B is niet al Ook het verband tussen het bij elkaar passen van bewoners en hun woon- te ingewikkeld: wie het bouwprogramma aanpast waardering is in het onderzoek niet duidelijk naar voren gekomen. op de ‘gebrande’ doelgroep, kan die mensen ook De projecten zijn niet hoger gewaardeerd door de beoogde doelgroepen. verwachten. Eengezinswoningen trekken gezin- Naast de eerder in dit artikel genoemde positieve aspecten valt aan nen, flats met liften senioren. branding en leefstijlbenadering een andere belangrijke waarde toe te De leefstijlbenadering laat dit verband in de kennen. De instrumenten, en met name de leefstijlbenadering, creëren bij onderzochte projecten minder sterk zien. Zowel de bouwende partijen een gevoel voor wie ze het doen. Door leefstijlen en Le Medi als Theresia’s Rozen zijn gericht op woonwensen in kaart te brengen, ontstaat een scherpe focus tijdens het de rode doelgroep, maar er wonen niet alleen ontwikkelingsproces. Dit zal de kwaliteit van het eindproduct doorgaans mensen met een rode leefstijl. In Le Medi komt ten goede komen. En dat is toch zeker wat waard. de verdeling praktisch overeen met de verdeling zoals die al aanwezig is in de wijk. In Theresia’s Rozen zijn er iets meer rode huishoudens aange- Meer informatie trokken dan in de wijk al aanwezig zijn. Leefstijl- profilering leidde in deze projecten dus niet tot Dit artikel is gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Branding sterke leefstijlsortering. Huurders die verhuisden en leefstijlen in gebiedsontwikkeling’ van Eva Bosch, Bart Sleutjes in het kader van een herstructurering, werden al en André Ouwehand, Onderzoeksinstituut OTB/Technische helemaal niet geleid door aspecten van de woon- Universiteit Delft. Het rapport is te vinden op de website van omgeving die door leefstijl of brand zijn ingege- Platform Corpovenista > Diversiteit en leefstijl > Onderzoek 2.1 ven. Voor hen waren de beschikbaarheid van een ‘branding’ en leefstijlen in de wijk woning en hun urgentie belangrijk. ‘KIJKEN NAAR WAT ER IS ‘EEN ABSOLUTE STAP VOORUIT’ EN DAAROP REAGEREN’ Camiel van Esch, Wonenbreburg %RRIQEVMIOI%EVXW0I½IV consultant Ontwikkelaar Maatschappij & Markt

‘Wij werken al langer met gericht marktonderzoek en de po- ‘Leefstijlbenadering heet bij Lefier woonbeleving. Daar doen sitionering van gebieden. In de praktijk blijkt dat leuk om te we veel mee. Zo hebben we in Groningen stadsbreed in kaart doen. Mensen met bepaalde woonvoorkeuren zitten tijdens laten brengen welke woonbelevingsgroepen er zijn en wat een klantenpanel namelijk ineens echt bij je aan tafel. Je ziet wij aanbieden. Het doel hiervan is om vraag en aanbod beter de verschillen. Bewoners met voorkeur A verschillen van op elkaar te laten aansluiten. We gebruiken het dus reactief, bewoners met voorkeur B, zoals bezoekers van een hard- in plaats van pro-actief. We kijken en luisteren eerst naar wat rockcafé verschillen van bezoekers van een bruine kroeg. er is en waar het is, en daar reageren we op. Je moet niet Ze zijn anders, ademen een andere sfeer. Cijfers krijgen zo een bepaald woonmilieu ergens tussen willen persen waar de een gezicht. Dat is enorm handig als je namens de corporatie omgeving het niet kan absorberen. We zijn niet op zoek naar met een architect aan tafel zit. Je kunt hem dan heel con- de ultieme maakbaarheid, maar naar omgevingssensitiviteit.’ creet meegeven waar je naar op zoek bent. Bijvoorbeeld: “Je bouwt voor mensen die houden van privacy.” Voor de ‘De conclusies van het onderzoek vind ik maar zo-zo. Naar architect is dat ook lekker. Hij hoeft het dan niet te doen mijn idee kun je ook een andere kant op concluderen. Feit met vage termen als “mooi” en “leuk”, maar krijgt redelijk is wel dat leefstijlbenadering of woonbeleving een nieuwe precieze aanwijzingen. Ik ben ervan overtuigd dat dit bij- gedeelde taal is voor ontwikkelende partijen. We leren draagt aan de kwaliteit van de woningen.’ elkaar beter te verstaan. Daarnaast is het bijzonder handig in de communicatie. Bijvoorbeeld bij het dagelijks beheer ‘Spanning tussen traditionele keuzecriteria en instrumenten en het wijkgericht werken. Als je kunt benoemen welke als branding en leefstijlbenadering neem ik niet waar. Ik zie kernwaarden mensen in een wijk hebben, helpt dat om ze het als een piramide. Onderin zitten mensen zonder keuze- passend te benaderen. Daarbij moeten we wel uitkijken mogelijkheden. Zij zijn gewoon blij met een dak boven hun voor zaken die we allemaal voor lief nemen en die te snel hoofd. Daarboven zitten mensen die iets meer geld hebben leiden tot een veroordeling. Als bewoners niet verknocht zijn en een keuze willen kunnen maken tussen bijvoorbeeld een aan hun buurt en geen maatschappelijke inzet tonen, worden tuin en een ruim dakterras. Uiteindelijk kom je bij groepen ze al snel bestempeld als ongeïnteresseerd. Maar misschien terecht die zich volledige vrijheid in hun keuzes kunnen zijn verknochtheid en inzet geen absolute waarden. We veroorloven. Die willen dat álle aspecten naar hun zin zijn, moeten in de huid van de klanten kruipen om ze zowel in inclusief zaken als sfeer en locatie. Hoe totaler het plaatje gesprekken als bij het aanbieden van woningen op de juiste moet of mag zijn, hoe harder je branding en leefstijlbenade- manier te benaderen.’ ring nodig hebt.’ ‘Het onderzoek betoogt dat leefstijlprofilering niet altijd ‘Het onderzoek vormt absoluut een stap vooruit in de ont- leidt tot leefstijlsortering. Maar mensen maken hun wikkeling van dit nog jonge vakgebied. Het is een bouwsteen afwegingen op financiële, functionele en culturele gronden. waarmee we allemaal verder kunnen. De discussie tussen Daarbij leggen ze prioriteiten aan en doen ze concessies, “believers” en “critici” woedt nog steeds. Maar mede dankzij die per levensfase kunnen verschillen. Dat wil dan nog dit onderzoek kan die met meer diepgang gevoerd worden.’ niet zeggen dat de leefstijlsortering niet geslaagd is. De truc is om het aanbod dusdanig te vergroten, dat mensen zo min mogelijk concessies hoeven te doen. Natuurlijk kampen we nu met een gespannen markt. Maar dat ontslaat ons niet van de verplichting om te proberen om wezenlijke keuzes aan te bieden.’ 044 WIJKEN EN WEGEN

‘GEEN TOVERMIDDEL, MAAR EEN HULPMIDDEL’ Martine van Sprundel, Woonbron Manager Markt & Beleid

‘Het onderzoek vormt een bevestiging van het feit dat branding en leefstijlbenadering er toe doen. Als Woonbron gebruiken we deze instrumenten, om te kijken wat de woonconsument echt wil. Eén van de drie cases uit het onderzoek, Le Medi, is een project waarin wij participeerden. Hierin hebben de instrumenten echt een goede bijdrage geleverd aan het woonplezier en de afzet. Het was één van de eerste keren dat we op deze manier te werk gingen. We leren nog steeds bij. Een belangrijke les is dat je niet te rechtlijning moet zijn in de typeringen van klantsegmenten. Je moet blijven nadenken over de beweegredenen en motivaties achter getoonde wensen en verschijningsvormen. Bijvoorbeeld burencontact: het gaat meestal niet om wèl contact versus géén contact, maar om een genuanceerde invulling van de condities waaronder en de intensiteit waarmee. Mensen zijn ook niet “rood” of “groen”, maar hebben een voorkeur die de “meeste overeen- komsten vormt met” een bepaalde leefstijlrichting.’

‘Mensen maken complexe afwegingen als ze voor een woning kiezen. Natuurlijk kijken ze ook naar de prijs/kwaliteit van woningen. En wie op zoek is naar een eengezinswoning, zal daar zijn vizier op richten. Maar als dergelijke keuzes gemaakt zijn, volgt de vraag waar je dat type woning gaat zoeken. Welke buurten spreken je aan en welke woningen daarbinnen? Op dat moment kunnen branding en leefstijl een rol gaan spelen. Het is dus geen kwestie van of-of, maar van en-en.’

‘Veel corporaties doen iets met leefstijlbenadering en branding of willen er aan beginnen. Voor hen is dit onderzoek nuttig. Met de drie cases bevat het veel materiaal, waaraan je kunt zien wat werkt en wat niet. Het is een stap in de richting van meer evidence-based beleid, in plaats van “geloof”. Dat neemt niet weg dat het een moeilijk onderwerp is om wetenschappelijk te onder- zoeken. We werken niet met een laboratoriumopstelling. Hoe zou het met een ontwikkeling gegaan zijn als branding en leefstijlbena- dering achterwege waren gebleven? Die vraag valt niet te beant- woorden; je kunt het niet even overdoen. Maar op basis van onze ervaringen zijn branding en leefstijlbenadering instrumenten die elkaar goed aanvullen. Gezamenlijk vormen ze geen tovermiddel, maar een zeer bruikbaar en nuttig hulpmiddel.’ ‘Ons Soort Mensen’: geen waarde of meerwaarde?

Leefstijl en woonruimteverdeling

Soort zoekt soort, maar niet bij de verdeling van woonruim- In Dordrecht past Woonbron het POL-model (Pas- te. Potentiële huurders hebben het immers lang niet altijd send via Optie middels Loting) toe bij de toewij- voor het uitzoeken. Bovendien weten zij zelden hoe de zing van ruim 7.000 woningen. In Zoetermeer doet Vestia iets soortgelijks, met EigenStijl bewonerssamenstelling van hun nieuwe portiek, complex Wonen, voor 381 woningen in de buurt Palenstein. of straatje is. De keuze om tussen verwante zielen te gaan In beide gevallen maken ze gebruik van een inde- wonen, valt dan lastig te maken. Het lijkt dan ook zinvol dat ling van bewoners naar leefstijl (zie kader). Beide corporaties daarbij een handje helpen. Verhoging van leef- corporaties doen dit al een jaar of vijf. Dat maakt baarheid en verlaging van overlast vormen daarbij vaak het mogelijk om te onderzoeken welk effect de het doel. Buren die qua leefstijl bij elkaar passen, heb- woonruimteverdeling naar leefstijl heeft. Onder- ben per slot van rekening minder onderlinge problemen tussen zijn er wel bijna twintig projecten/expe- rimenten overwogen of van start gegaan waar en wonen (dus) prettiger. Maar is dat ook zo? Levert het leefstijl wordt gebruikt in de woonruimteverde- segmenteren van bewoners naar leefstijl bij de woonruim- ling, maar die lopen doorgaans veel korter. teverdeling een bijdrage aan een hogere woonwaardering Tot de jaren negentig van de vorige eeuw was het door bewoners? Een onderzoek naar twee praktijkgevallen bij veel corporaties gebruikelijk om huurders, die levert het begin van een antwoord op. kandidaat waren voor een vrijgekomen woning, uit te nodigen op een spreekuur. Tijdens dat 046 WIJKEN EN WEGEN

gesprek ontstond voor de corporatie een gefun- Een tweede inzicht komt met name voort uit de ervaringen in Palenstein. deerd beeld of de kandidaat paste bij de portiek Volgens de bewoners zijn het vooral de renovatie en het intensiever be- of het complex. Na 1990 kwam het aanbodmodel heer die hebben bijgedragen aan de positieve ontwikkeling van de wijk en in zwang. Via advertenties kregen gegadigden de leefbaarheid. Schoon, heel en veilig is dus een onmisbare voorwaarde te zien welke woningen beschikbaar waren. voordat je verder gaat sturen op basis van leefstijlen. Deze voorwaarde Vervolgens maakten zij, in anonimiteit, zelf de lijkt bovendien niet leefstijlgebonden. In Palenstein konden de bewoners keuze om zich er voor in te schrijven. Ontoe- hun stem uitbrengen op vast te stellen leefregels. Tekenend daarbij is reikende informatie en de gehanteerde criteria dat de bewoners van de verschillende woonstijlflats kozen voor dezelfde maakten het maken van een goede, positieve zeven regels. In beide voorbeelden hebben bewoners wel veel vertrouwen keuze voor grote groepen kandidaat-huurders in het instrument. vrijwel onmogelijk. Dit leidde dit tot een toename Een derde inzicht dat het onderzoek oplevert, is dat de leefstijlsortering van ‘mismatchen’ tussen bewoners en woonom- niet zo groot is als verondersteld. In Palenstein wonen minder mensen geving, en dus tot ontevredenheid. De huidige ‘passend’ dan de corporatie op basis van verhuurgegevens presenteert. beweging, richting woonruimteverdeling op grond Zoals (bijna) alles in het leven, lijken ook leefstijlen veranderlijk. Het ver- van leefstijl, vormt hier een reactie op en past in dient aanbeveling om daar bij woonruimteverdeling recht aan te doen, en een bredere maatschappelijke trend. Het beeld bewoners niet vast te pinnen op een ooit vastgestelde leefstijl. Dat zou van Nederland als baken van tolerantie is in het alsnog kunnen leiden tot ‘mismatchen’. Het POL-model is dynamisch op- nieuwe millennium immers in hoog tempo afge- gezet: de leefstijl van de bewoner en de dominante leefstijl van het portiek brokkeld. Op portiekniveau vertaalt dit zich al- worden indien nodig aangepast op basis van nieuw verkregen informatie. licht in minder begrip voor overlast, veroorzaakt door buren die er een ander levenspatroon en/of andere normen op na houden. Een nieuw toewij- Schoon, heel en zingssysteem dat er op gericht is meer ‘in control’ veilig vormt te zijn, door woningen alleen nog maar aan te bieden aan bij elkaar passende bewoners, valt dan de basis al snel in goede aarde. Woonruimteverdeling naar Niet alles mengen leefstijl past in de geest van de tijd. Het onderzoek maakt duidelijk dat toewijzing op basis van leefstijl niet het enige antwoord is op leefbaarheidsproblemen. Belangrijker is het om de Beperkt maar zinvol ondergrens van schoon, heel en veilig goed te bewaken. Zorg ervoor dat Hoe zit het nu met de effecten? Het onderzoek de collectieve ruimtes netjes en schoon zijn en dat het toezicht goed is naar het POL-model in Dordrecht en EigenStijl georganiseerd. Investeer daarnaast in de klantenrelatie. Maak van wo- Wonen in de buurt Palenstein levert op hoofd- ningzoekenden/kandidaat-huurders èn zittende huurders meer dan een lijnen drie inzichten op. De eerste is dat hoewel nummer in de registratie. Woningzoekenden waarderen het gesprek met bepaalde uitgangspunten van de leefstijltoepas- de corporatie waarin zij hun wensen kenbaar kunnen maken, maar waarin sing bevestigd worden, de toegevoegde waarde ook duidelijk wordt welke van die wensen realistisch zijn. Goede voorlich- van leefstijlsegmentatie voor de woonwaardering ting vooraf is van eminent belang voor het maken van positieve woon- positief, maar bescheiden is. Verschillende leef- keuzes. Daarbij kan leefstijl een hulpmiddel zijn. Zorg ook voor voldoende stijlen hebben, zoals verondersteld, verschillende kennis over de zittende bewoners. Het past in deze tijd waarin bewoners oriëntaties en voorkeuren ten opzichte van het behoefte hebben aan meer controle. Velen van hen vragen de corporatie wonen en samenleven. In Dordrecht blijken bewo- om de verantwoordelijkheid te nemen voor hun woongenot. Een belang- ners, die volgens hun eigen leefstijl passen bij rijke discussie is hoe corporaties daarop kunnen inspelen, zonder andere het portiek, hun woning en buurt hoger te waar- bewoners en woningzoekenden tekort te doen. deren, en ervaren bewoners wier leefstijl botst Ondanks dat het onderzoek laat zien dat homogeniteit naar leefstijl iets meer overlast. De verschillen zijn niet groot. slechts een bescheiden invloed heeft op de woonwaardering, houden de Toch kan dat voor individuele bewoners net het onderzoekers geen pleidooi voor ‘alles met elkaar mengen’. Een zekere verschil maken. mate van homogeniteit kan een bijdrage leveren aan prettig wonen. LEEFSTIJLEN De gehanteerde leefstijlindelingen komen voort uit de indeling van Smart Agent Company. Het gaat om typeringen als ‘dynamische individualisten’, ‘terugtreders’ en ‘samenlevers’ en, in het doorontwikkelde model, om de rode, gele groene en blauwe belevingswereld die bijvoor- beeld een introverte en een extraverte leefstijl representeren (zie voor meer informatie ‘Voorkeur voor een leefstijl, een onderzoek naar leef- Leefstijlen stijlmethodieken in het woondomein’ van André Ouwehand, Wenda Doff zijn & Carlinde Adriaanse, 2011, te downloaden via de website van Platform Corpovenista > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > Diversiteit veranderlijk en leefstijl > Onderzoek 2.1 ‘branding’ en leefstijlen in de wijk) www.corpovenista.nl

Homogeniteit kan bijdragen Meer informatie Dit artikel is gebaseerd op het onderzoeksrapport aan prettig ‘Soort bij soort. Leefstijlen in de woonruimteverdeling wonen en het beheer’ van Wenda Doff en André Ouwe- hand, beide werkzaam bij het Onderzoeksinstituut OTB/Technische Universiteit Delft. Het rapport is te downloaden via de website van Platform Corpovenista > Diversiteit en leefstijl > Onder- zoek 2.1 ‘branding’ en leefstijlen in de wijk 048 WIJKEN EN WEGEN

‘KIJKEN NAAR WAT BEWONERS MEEBRENGEN’

Dick Reinders, Woonbron Senior beleidsadviseur ‘IN COMBINATIE EEN STERK MIDDEL’ ‘Woonbron past in Dordrecht bij de verdeling van haar woningen het model POL toe. Dat Ronald Camstra, Vestia staat voor Passend via Optie middels Loting. Hoofd Corporate Communicatie Het onderzoek wijst uit dat daar inmiddels in stevige mate segmentering naar leefstijl plaats- ‘Het onderzoek heeft interessante resultaten opgeleverd, zeker voor vindt. De aanpak blijkt te werken, en daar zijn ons. Eén van de onderzochte complexen, Palenstein in Zoetermeer, wij natuurlijk blij mee. Wat mij wel opvalt, is dat is van Vestia. Zo’n zes jaar geleden zijn wij daar van start gegaan met in het onderzoek gezocht is naar het verband verhuren op basis van leefstijl (destijds EigenStijl Wonen genaamd). Het tussen POL en de mate waarin bewoners overlast onderzoek laat nu zien dat ruim driekwart van de bewoners enthousiast ervaren. Dat was niet onze primaire inzet. Daar is. Natuurlijk zijn er mensen die zelf nog geen nieuwe buren hebben hebben we met de onderzoekers veel discussie gekregen. Zij gaven aan dat zij, zodra het zover is, vertrouwen hebben over gehad. Wij zien het model vooral als een on- in een passende toewijzing. Dus ook die groep is positief. Een ander dersteuning bij het verhuurproces. Het helpt ons interessant resultaat is dat verschillen in leefstijlen “hard” zijn, net zoals om bewoners, die bij elkaar passen, bij elkaar te traditionele criteria als leeftijd en inkomen. Mensen met een gele leef- brengen. Zij zullen wat gemakkelijker met elkaar stijl zijn ontmoetingsgericht en blijken in de praktijk ook vaker koffie te omgaan, bijvoorbeeld bij het gebruik drinken met hun buren. Dat bevestigt ons in onze aanpak. Tegelijkertijd van de gemeenschappelijke ruimtes.’ moeten we voorzichtig zijn. Palenstein is een complex van drie flats met 380 inwoners. De respons was slechts 37 procent. Het aantal responden- ‘Het onderzoek juicht het gesprek dat wij met ten is misschien te klein om harde conclusies te trekken.’ woningzoekenden voeren toe. Daar hebben wij bij de start van POL bewust voor gekozen. Wij ‘Langzaam maar zeker kunnen we steeds meer bij elkaar passende interviewen woningzoekenden om kennis met ze bewoners naar een complex geleiden. Maar we moeten ook oog houden te maken. Je krijgt dan een goed beeld van wat voor de kleine groep mensen die al in een flat woonden en hierdoor nu iemand mee zal brengen naar een complex. Soms steeds meer buren krijgen waar zij zelf juist niet bij passen. Misschien in letterlijke zin, zoals een hond. Ons uitgangs- kunnen we die voorrang geven bij het doorschuiven naar een andere punt was in dergelijke gevallen altijd: iemand met woning, waar wel meer mensen van hun kleur wonen.’ een hond plaatsen we niet in een portiek waar al een blaffende hond aanwezig is. Door het onder- ‘Palenstein is, in de periode dat leefstijlverhuur is gaan lopen, gere- zoek kunnen we een dergelijk uitgangspunt nu noveerd en voorzien van intensief beheer. De onderzoekers proberen beter heroverwegen.’ uiteen te rafelen welke maatregel nu welk resultaat heeft bewerkstelligd. Ik denk dat je ze moet combineren. Renovatie en beter beheer hebben ‘Wij geven portieken etiketten mee, bijvoorbeeld vrijwel direct effect. Maar hoe lang beklijft dat? Leefstijlbenadering is “vitaal”, “kritisch” of “mager”. Het onderzoek juist iets van de lange termijn. Je bent afhankelijk van het aantal ver- toont aan dat portieken met minder gunstige huizingen en vrijkomende woningen om mensen passend bij elkaar te etiketten ook minder gewaardeerd worden. kunnen plaatsen. Dus terwijl dat loopt, moet je ook iets anders doen. Dat biedt ons een aanknopingspunt om daar wat Bijvoorbeeld tijdelijk een extra huismeester aanstellen. Als je de leefstijl- meer op te gaan sturen. De leefstijlbenadering benadering met andere maatregelen combineert, versterken ze elkaar.’ zal daar zeker ook een rol bij kunnen spelen.’ Eigen Haard: Dit is Nuh Een van onze belangrijkste partners in de wijk.

Op woensdagmiddag trekt hij een Portiekportier-t-shirt aan. Samen met zijn zus Feliz controleert hij portieken. Dingen die er niet thuis horen krijgen een sticker. Bewoners wordt vriendelijk gevraagd hun rommel te verwijderen.

De kinderen leren van de wijkbeheerders van Eigen Haard. Samenwerken. Voor hun omgeving zorgen. Het is belangrijk werk.

In de buurt van Nuh renoveert Eigen Haard woningen. Kinderen van de Narcis Queridoschool interviewden hun ouders en dachten mee over het verbeteren van de woningen.

Vroeg geleerd is oud gedaan! Door kinderen te betrekken investeert Eigen Haard in de bewoners van nu en van de toekomst.

Nuh wil later Burgemeester van Amsterdam worden. Eigen Haard wenst Nuh veel succes bij zijn verdere loopbaan! 050 WIJKEN EN WEGEN

DE ONTWIKKELING VAN BUURTEN EN WIJKEN 3 052 WIJKEN EN WEGEN De gemiddelde buurt bestaat niet Buurten hebben eigen dynamiek en functie in de stad

Bij beleidsmakers en bestuurders is het sturen de vraag hoe zinvol dat ‘gemiddelde’ denken op gemiddelden een vertrouwde bezigheid. en doen wenselijk is. Uit onderzoek in drie Vooral buurten die zich onder het stede- Nederlandse steden blijkt dat de opkomst en lijk gemiddelde bevinden – en daarmee de neergang van buurten veel minder aan vaste ‘verkeerde lijstjes’ aanvoeren – baren hen regels is gebonden dan wordt gedacht. Ook zorgen. Ingrijpen is volgens hen noodzakelijk, hebben buurten vaak een eigen functie in een in vele gevallen via de lijn van de woning- groter geheel. Conclusie: kijk eerst goed wat voorraad. Meer differentiatie van woningen er precies in een buurt gebeurt en hoe een en bevolkingsopbouw moet de buurt weer buurt zich verhoudt tot het grotere stedelijke op het goede spoor brengen. Het is echter geheel, alvorens tot ingrijpen over te gaan. Het functioneren van buurten wordt in veel gevallen afgele- zen uit statistische gegevens. Daar is op zich niets mis mee, ook onderzoekers maken van diezelfde gegevens gebruik. Hoe de gegevens gebruikt worden en vooral hoe ze geïn- terpreteerd worden: daar gaat het soms mis. In de eerste Corpovenista-periode (2002-2007), toen het accent lag op Geld en waarde wetenschappelijk onderzoek, heeft UvA-hoogleraar Sako De Musterd daar een stevig statement over neergelegd. Ten Een eerste onderzoek richt zich op het verband tussen de tijde van de selectie van de veertig Vogelaarwijken wezen ontwikkeling van huishoudinkomens en woningwaarden, met Van Gent, Musterd en Ostendorf (2009) erop dat er alleen bijzondere aandacht voor ontwikkelingen over tijd. Vaak gebruik gemaakt werd van statische gegevens. Bovendien wordt een sterk en eenduidig verband tussen inkomens gemiddelde was het de vraag in hoeverre bepaalde variabelen geschikt en woningwaarden verondersteld: in downgradingbuurten zijn om de opkomst of neergang van een buurt te meten. gaan ze beide omlaag, in upgradingbuurten gaan ze allebei Verhuismobiliteit werd bijvoorbeeld aangedragen als een omhoog. De conclusie voor Amsterdam, Den Haag en Tilburg indicator die erop zou duiden dat er iets grondig mis is met is dat slechts in 29,7 procent van alle buurten de ontwikke- buurt een buurt. Het gevolg van een dergelijke aanduiding is vaak lingen gelijk opgaan. Het zijn de buurten aan de bovenkant dat er in een buurt wordt ingegrepen, veelal met fysieke en onderkant van de woningmarkthiërarchie. Rijke buurten herstructureringsmiddelen zoals sloop/nieuwbouw. worden steeds rijker, arme buurten met lage inkomens en In de tweede Corpovenista-periode (2007-2012) is gepro- lage woningwaarden raken steeds verder achterop ten op- bestaat beerd een beter licht op deze materie te werpen. De drie zichte van het stedelijk gemiddelde. Opvallend is echter dat steden Amsterdam, Den Haag en Tilburg hebben de handen in meer dan de helft van de onderzochte buurten dit verband ineen geslagen en samen met de UvA, Nicis en Corpovenista niet opgaat. In sommige gevallen is bijvoorbeeld sprake van het programma ‘Veranderende huishoudens en functies van een sterke groei in de inkomensontwikkeling, terwijl de ont- niet woonmilieus’ opgezet. Binnen dit programma worden ver- wikkeling van de woningwaarden achterblijft. Daarnaast kan schillende onderzoeken uitgevoerd, waarbij het functioneren er sprake zijn van een ‘time lag’: eerst maken de inkomens van buurten is gerelateerd aan een veelvoud van factoren. een opgaande ontwikkeling door en pas later de waarde van In dit artikel passeren deze onderzoeken en enkele uitkom- het vastgoed. De werkelijkheid blijkt dus complexer dan de Buurten hebben sten ervan kort de revue. (veelal Angelsaksische) literatuur ons wil doen geloven. eigen dynamiek We onderscheiden drie factoren die een belangrijke rol spe- en functie in de stad Zwarte doos len in deze complexe patronen tussen inkomens en woning- waarden, die nader onderzocht moeten worden: Het functioneren van buurten is te beschouwen als een - De rol van instituties als de overheid en woningcorporaties zwarte doos: je moet hem openmaken om precies te kunnen heeft effect op de samenhang tussen upgrading en downgra- zien wat er aan de hand is. Het is zaak om zoveel mogelijk ding van inkomens en woningwaarden. Hun ingrijpen zorgt alle denkbare invloeden in de analyse te betrekken. Het ervoor dat vraag en aanbod in Nederland minder goed hun gaat daarbij in de eerste plaats om een meer dynamisch werk doen dan bijvoorbeeld in Noord-Amerika; begrip van de ontwikkelingen die zich in een buurt afspelen: - de levensfase en leefstijl van huishoudens. Naast variabe- de ontwikkeling over tijd moet diepgaander in de analyse len als demografie, werk, opleiding en huishoudensomvang worden betrokken. In de tweede plaats moet afstand geno- zijn aspecten als levensloop en cultuur van belang om te men worden van ideaaltypische verbanden zoals we die in de verklaren waarom bepaalde huishoudens voorkeuren hebben literatuur over buurtontwikkeling vaak tegenkomen. Er is er voor bepaalde buurten; veel minder sprake van eenvoudige causale verbanden dan - meer aandacht is nodig voor de structuren die bepalen of vaak wordt gedacht. We illustreren beide stellingen aan de huishoudens zich al dan niet gemakkelijk in een buurt kun- hand van drie studies, waarin achtereenvolgens, inkomens, nen vestigen, zoals de specifieke structuur van de woning- woningwaarde, verhuisdynamiek en leefstijlen in verband voorraad in de buurt. Ook de reputatie van een buurt worden gebracht met de opkomst en neergang van buurten. (‘opkomend en hip’, ‘getto’) speelt hierin mee. 054 WIJKEN EN WEGEN Buurt als roltrap

Een tweede studie heeft betrekking op de relatie tussen ver- huisdynamiek en de upgrading en downgrading van buurten. Veel verhuizingen binnen een buurt worden doorgaans als een ongewenste situatie beschouwd. Het zou duiden op een gebrek aan sociale cohesie en binding met de buurt, wat weer leidt tot leefbaarheidsproblemen en een neerwaartse spiraal van de buurt. Voor Amsterdam en Den Haag is dit nader onderzocht, voor de periode 1999-2008. De conclusie is dat de relatie tussen verhuisdynamiek en de ontwikkeling van buurten complexer is dan vaak wordt verondersteld. Zo vinden bijvoorbeeld de meeste verhuizingen plaats in upgradingbuurten. Opvallend, aangezien upgrading vaak als een positief proces wordt gezien en veel verhuizingen als zorgwekkend wordt betiteld. Wanneer de inkomensontwik- keling erbij wordt betrokken, blijkt dat de instromers veelal een sterke inkomensgroei doormaken. Dit duidt erop dat de buurt als een ‘roltrap’ kan fungeren: instromende huishou- dens maken na hun komst in de buurt een sociale stijging door. Dat proces doet zich zowel in upgrading- als downgra- dingbuurten voor. Een uitzondering zijn de upgradingbuur- ten met een hoge sociaaleconomische status. Deze buurten De relatie tussen upgrading- en downgradingprocessen en lijken meer als eindstation te functioneren in de wooncar- de sociaal-economische status van buurten in Amsterdam, 1999-2008. rière van huishoudens. Deze bevindingen zetten vraagtekens bij de beleidsambitie van veel gemeenten en corporaties om enerzijds de in- stroom van lage inkomens te beperken en anderzijds mid- den- en hogere inkomens aan te trekken. Wanneer een buurt functioneert als ‘doorgroeibuurt’ is er geen probleem en is ingrijpen evenmin noodzakelijk.

De relatie tussen upgrading- en downgradingprocessen en de sociaal-economische status van buurten in Den Haag, 1999-2008. De buurt als jas De resultaten laten zien dat een verandering van huishoud- type vaak gepaard gaat met een verhuizing naar andere De derde studie die we hier noemen vormt een uitwerking buurten. Daarmee worden beleidsideeën over levensloop- van het hierboven genoemde begrip ‘levensfase’. Voor bestendige buurten tegengesproken. Ze verzetten zich Amsterdam is onderzocht wat de relatie is tussen de ook tegen de negatieve werking van verhuismobiliteit. De levensloop van huishoudens en hun voorkeur voor bepaalde metafoor van de jas is op deze stadsbuurten van toepassing: buurten. Uit een analyse van 800.000 verhuizingen in de je trekt de jas aan bij binnenkomst in een buurt. Hij zit eerst hoofdstad tussen 2000 en 2007 komen vijf typen ‘huishoud- nog even iets te ruim, maar past na verloop van tijd prima, transities’ naar voren: het ouderlijk huis verlaten (starter), tot hij te krap wordt – dan is het tijd om te verhuizen. En daar van alleenstaande naar samenwonen (nieuwgevormd kop- is niets mis mee, want in een nieuwe buurt (een trap hoger pel), krijgen van eerste kinderen (nieuw gezin), verlaten van op de woningmarktladder) trek je gewoon weer een nieuwe eigen kinderen uit ouderlijk huis (empty nest) en scheidin- jas aan. gen. Op basis van de verhuisstromen kunnen we aanwijzen waar deze transities vaker voorkomen dan elders in de stad. Conclusie: dynamiek is goed Het leidt tot de volgende typologie van buurten: De overallconclusie van de drie onderzoeken luidt dat de upgrading en downgrading van buurten niet in simpele Entreebuurten modellen of causale onewayverbanden te vangen is. Vaak Deze buurten hebben een toegankelijke woningvoorraad is er veel meer aan de hand dan statistische momentopna- voor starters op de woningmarkt. Dit betekent over het mes doen vermoeden. Wie goed beleid voor een buurt wil algemeen lage inkomens en hoge verhuismobiliteit. ontwikkelen, moet zowel opschalen als inzoomen. Opschalen om een buurt in een stedelijk kader te plaatsen (wat is de Scharrelbuurten functie van een buurt?), inzoomen om te zien wat de levens- Het zijn de buurten rond het centrum: het domein voor stijlen en daarmee woonvoorkeuren van individuele huis- alleenstaande volwassenen. Ze stromen uit als nieuwe houdens zijn. Voor corporaties en andere beleidsmakers is koppels. de les dat er niets mis hoeft te zijn met wijken die onder het stedelijk gemiddelde scoren. Ook deze woonmilieus heeft de Hokbuurten stad nodig. Deze woonmilieus kunnen binnen de stedelijke Voordat men samenwoont, is het gebruikelijk om samen te hiërarchie als doorgroeibuurten functioneren. Huishoudens wonen zonder kinderen. Koppels hebben dezelfde woonvoor- met een lager inkomen kunnen instromen en sociale stijging keuren als alleenstaanden, maar vragen meer woonruimte. doormaken. Probeer dus niet krampachtig deze buurten Ze verlaten de buurt weer als nieuwe gezinnen. naar het stedelijk gemiddelde te trekken, maar bekijk eerst de rol van de buurt voor zowel instromende, blijvende als Opvoedbuurten verhuizende huishoudens. Dit zijn de buurten in de stedelijke periferie. Ook in Amsterdam-Zuid (Willemsparkbuurt) en Amsterdam-Oost (Oosterparkbuurt) wordt het opvoeden van kinderen beter mogelijk geacht dan elders in de stad (respectievelijk in Meer informatie en verder lezen stadshuizen en grotere huurwoningen). - Teernstra, A. & W. van Gent (2012), Puzzling Patterns in Neigh- bourhood Change: upgrading and downgrading in highly regulated Vluchtbuurten urban housing markets. Urban Geography, nr. 33, vol. 1, pp. 91-119. Dit zijn de buurten met betaalbare particuliere huurwonin- - Teernstra, Annalies (2012), De buurt als roltrap. gen, waar mensen na scheidingen en financiële tegenspoed Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, nr. 2, pp. 50-55. snel terecht kunnen – veelal ook in de periferie van de stad :ER+IRX; 71YWXIVH  )IRWXEHWKISKVE½I Amsterdam gelegen. van het leven. Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, nr. 3. - Van Gent, W.P.C., Musterd, S., and Ostendorf, W. (2009) Bridging XLI7SGMEP(MZMHI#6I¾IGXMSRWSR'YVVIRX(YXGL2IMKLFSYVLSSH Policy, Journal of Housing and the Built Environment, 24 (3), pp 227- 396.

056 WIJKEN EN WEGEN

‘EEN NIEUWE KIJK’ ‘GEMIDDELDE SCORE ZEGT NIET ZOVEEL’ Paul Tholenaars, Woonbedrijf Adjunct-directeur /MVWXMR1IVMRKE0I½IV Procesmanager Emmen Revisited ‘De uitkomsten van het onderzoek leveren een nieuwe kijk op buurten in de stad op. Het voegt volgens mij fundamenteel iets toe aan de wijkaan- Bij de analyse van de situatie in een wijk of dorp pak. Het is in feite niet interessant om naar een gemiddelde score van een besteden wij, naast statistische gegevens, veel wijk te streven, zo stellen de onderzoekers, maar wel om naar de functie aandacht aan de beleving van de bewoners. van een buurt in een stad te kijken. Een wijk die onder het gemiddelde Wat vinden zij dat er moet gebeuren? Ook als scoort is niet per definitie slecht, en kan voor bewoners in een bepaalde het programma is geschreven, leggen we het levensfase ook een passende en dus goede wijk zijn. Ook in Eindhoven nog een keer voor aan de bewoners.’ krijgen afzonderlijke buurten aan de hand van een buurtthermometer een score toegekend. Die behoefte is er blijkbaar.’ ‘Ik ben blij om in het onderzoek te lezen dat er niet alleen naar cijfers gekeken moet worden. ‘Uit onderzoek blijkt nu ook dat verschillende wijken in een stad van Een wijk met een gemiddelde score op basis van betekenis kunnen zijn voor een bepaalde levensfase. Bewoners trekken in verschillende indicatoren zegt vaak niet zoveel. een andere levensfase naar een andere buurt. Dat is een andere manier Wij hebben het onlangs zelf meegemaakt toen de om naar ontwikkelingen in de wijk te kijken. Verhuizen wordt al snel als nieuwe Atlas voor gemeenten uitkwam. Emmen een probleem gezien, omdat men veronderstelt dat de bewoner weggaat eindigde op de laatste plaats; er was alleen naar omdat hij niet op een goede plek woont. Vooral als hogere inkomens uit statistische gegevens gekeken. Zoals de afstand een wijk wegtrekken, wordt dat vaak als een negatieve ontwikkeling voor tot de zee, de aanwezigheid van een historische die wijk gezien. Maar dat hoeft helemaal niet het geval te zijn. Die wijk binnenstad en hoe hoog het betaalde voetbal waar de rijkere bewoners wegtrekken, is voor de intredende bewoners speelt. Daar hebben wij natuurlijk niet echt vaak wel een goede wijk. Als je dat accepteert, heb je al veel gewonnen èn invloed op. Of de bewoners het eens zijn met die bespaard.’ laatste plaats op de lijst is maar de vraag. Dat is niet onderzocht.’ ‘Woensel is een hele grote wijk in Eindhoven. Als je er door de straten rijdt, zie je een aaneenschakeling van hetzelfde type eengezinswoningen met ‘De conclusie dat er niets mis hoeft te zijn met een voortuintje. Als we alleen naar de fysieke kenmerken van Woensel een wijk die onder het gemiddelde scoort, vind kijken, dan ziet de wijk er eentonig uit. Maar in dat grote gebied in Eindho- ik een wijze les voor ons als professionals. Wij ven zijn wellicht wel verschillende buurten te onderscheiden die ieder hun hebben toch de neiging om juist die wijken aan eigen functie hebben. Als je daar kennis van hebt, kun je als corporaties je te pakken. Als je puur naar de cijfers kijkt, kan interventies daarop afstemmen en een functie van een buurt versterken een wijk het etiket “slecht” krijgen, terwijl die of juist veranderen. Je kan buurtvoorzieningen bijvoorbeeld gerichter buurt juist een duidelijke functie kan hebben in inzetten.’ een stad. Die waarschuwing neem ik in ieder geval ter harte. Al is Emmen eerder een groot dorp dan ‘Met dit nieuwe inzicht komen de aloude overwegingen niet te verval- een stad, en zijn er minder verschillende buurten len. Dus we houden oog voor de fysieke factoren. In een buurt waar de in de gemeente dan in Den Haag of Amsterdam, woningen slecht zijn onderhouden, moeten we onderhoud plegen. Maar wij kunnen zeker ons voordeel doen met infor- we weten dus ook dat niet alle buurten succesvol hoeven te zijn, zolang matie over de levensfase van bewoners en waar er maar dynamiek in de wijk zit. Ik vergelijk het met de groep werklozen zij graag willen wonen. Voor mij is dat nog een in Nederland. Zeg, we hebben driehonderdduizend werklozen, dan is het tussenstap. Ik ben er ook voorstander van om te overzien als het ieder jaar om andere mensen gaat. Een jaar geen werk leefstijlen toe te passen bij de ontwikkeling van hebben is vervelend, maar overkomelijk. Problematischer wordt het als een gebied.’ diezelfde groep werklozen nooit meer aan een baan komt.’ Het discours in de stad Beleidsvisies en de stedelijke dynamiek

Als een stedelijke beleidsvisie er eenmaal ligt, vaak in de vorm van een kloek rapport met de nodige bijlagen, ziet Stad in balans dat er indrukwekkend uit. Er is op gestudeerd, deskundige mensen hebben ernaar gekeken, de betrokken partijen Voor Amsterdam, Den Haag en Tilburg zijn de zetten hun handtekening eronder. Maar welke partijen beleidsvisies van de afgelopen twintig jaar door- gespit. Daaruit blijken de nodige verschillen, met zijn erbij betrokken en wat is hun visie op de ontwikkeling name ook bij de rol van de lokale actoren. Om met van buurten? In hoeverre klinken hun eigen aannames, de kleinste stad te beginnen: begin jaren negentig opvattingen en denkbeelden hierin door? Onderzoek in komt herstructurering in Tilburg prominent op Den Haag, Amsterdam en Tilburg geeft inzicht in de de politieke agenda te staan. Dat past binnen een menselijke factor. Een blik in de human black box. breder beleid om het imago van arme industrie- stad te doorbreken. De kwaliteit van buurten en Binnen het Nicis-project ‘Veranderende buurten en veranderende mensen’ wijken moet omhoog. De eindbeelden die men zijn diverse deelonderzoeken verricht. Het onderzoek kijkt enerzijds naar daarbij nastreeft veranderen in de loop van de de dynamiek die zich in buurten en wijken voltrekt. Anderzijds worden de tijd: van ‘complete stad’ naar ‘ongedeelde stad’ vigerende beleidsvisies onder de loep genomen: hoe verhouden die visies en ‘stad in balans’. Meer continuïteit zit er in de zich tot die dynamiek? Hoe verhouden die beleidsvisies zich onderling? thema’s die hier onder hangen. Gebiedsgericht En welke visie sluit nu eigenlijk het beste aan bij die dynamiek? Eén van de werken is hier al lang de traditie en gemengd deelonderzoeken concentreert zich op de aannames die personen hierbij bouwen de sleutel ‘om grootschalige segregatie hebben over de ontwikkeling van stadswijken. Wie een aantal beleidsvisies te voorkomen’. Lang is vastgehouden aan het van verschillende steden doorneemt, merkt dat er bepaalde normatieve wijkniveau, zowel bij de differentiatie van de opvattingen zijn over wat ‘goede’, ‘goed functionerende’ of ‘slechte’ wijken woningvoorraad als bij de realisatie van voorzie- zouden zijn. De gemiddelde, sociaal gemengde wijk functioneert in veel ningen. De combinatie van voorzichtige sloop en steden als een ideaalbeeld. Wijken die zich onder dat gemiddelde bevin- renovatie is veelal ingezet om die differentiatie den, moeten worden aangepakt. Maar wat voor denkbeelden zijn daarin van de woningvoorraad te bereiken; een middel verdisconteerd? Met een mooi woord: hoe ziet het lokale ‘discours’ over dat alle betrokken partijen onderschreven. Ze de stad eruit en wie drukt zijn stempel daarop? zien het niet zozeer als panacee voor alle proble- 058 WIJKEN EN WEGEN

men, maar wel als mogelijkheid om een gebied elkaar toe te trekken. Ook is er een aanpak op regionaal niveau. geleidelijk te ‘liften’. Stedelijke herstructuering speelt daarbij een belangrijke rol: De ‘nieuwe realiteit’ op de woningmarkt brengt herstructurering en nieuwbouw, in daartoe aangewezen ‘centrale vernieu- hier nu hardhandig verandering in. De huidige wingsgebieden’, zijn ‘de sleutels tot succes’. Maar ook in Den Haag heeft tendens in visie en beleid getuigt van een zwaar- de economische malaise vergaande gevolgen. De visie op stedelijke her- der accent op kleinere stappen (‘sociale stijging’ structurering staat weliswaar nog steeds overeind, maar de haalbaarheid in plaats van complete differentiatie); op een van het ‘eindplaatje’ lijkt niet langer realistisch. Gedwongen door de crisis kleinschaliger aanpak; op (verduurzaming van) overheerst de pragmatiek bij het vormgeven van de stedelijke herstructu- de bestaande woningvoorraad (in plaats van de rering; partijen geven er steeds meer hun eigen invulling aan. De keuzes nieuwbouwopgave); op een vraaggeoriënteerde van de corporaties worden vooral ingegeven door hun financiële positie. markt, met oog voor individuele woonwensen Daarmee is het streven naar een ‘vitale en ongedeelde stad’ en derhalve (keuzevrijheid, zeggenschap); op verbreding het daadwerkelijk tegengaan van de segregatie sterk onder druk te komen van de betrokken partijen (bouwprocespartijen), staan. Zoals één van de geïnterviewden het verwoordt: zowel op lokaal als regionaal niveau, en op een ‘De mengingsverhalen verdwijnen een beetje uit het beleid.’ Men komt zwaarder accent op betaalbare koop en middel- terug van het streven om hele dure woningen in arme wijken te bouwen, dure huur in plaats van sociale huur. De focus is omdat de afzet hiervan problematisch is. De ambitie van ‘veel, hoog, verschoven van nieuwbouw naar de bestaande overal en altijd,’ die de gemeente jarenlang voorstond, maar de corpora- voorraad. Sociale stijging van individuen staat ties niet altijd deelden, lijkt verlaten. Er wordt veel meer ‘vraaggestuurd’ voorop, het lokale impulswijkenbeleid (gericht ontwikkeld op de woningmarkt dan voorheen. op werk, inkomen, scholing), ontwikkeld door Wat betreft de wijkaanpak is het beeld in Den Haag anders dan in Tilburg. gemeente en corporaties, moet daar een belang- In tegenstelling tot Tilburg heeft Den Haag wel ‘Vogelaarwijken’. Mede rijke bijdrage aan leveren. Hoewel gemeente, daardoor is het ‘discours’ hier veel meer verbonden met het nationale corporaties en bewoners zich in Tilburg steeds beleid. Dat verklaart termen als ‘prachtwijken’ en ‘krachtwijken’ in de unaniem achter een gezamenlijke beleidsvisie Haagse wijkaanpak. Ook kan hier bijvoorbeeld een zin als: ‘De krachtwij- scharen, zowel wat betreft wonen als de aanpak ken moeten op een voor Den Haag gemiddeld niveau worden gebracht,’ van achterstand, zijn er wel degelijk verschillen worden opgetekend. in opvatting. Zo hechten bewoners bijvoorbeeld sterk aan ‘buurtbeleving’, maar nemen gemeente Onzekere toekomst en corporaties dat niet als vertrekpunt in hun be- leid. Zij richten hun beleid veeleer op het individu In alle steden is de toekomst ongewis. Het is duidelijk dat het beleid op of het gezin. Ook is men in het algemeen wel voor het gebied van stedelijke herstructurering – zoals dat de afgelopen decen- het differentiëren van de woningvoorraad, maar nia vorm heeft gekregen –niet op diezelfde wijze kan worden doorgezet. verschillen partijen van mening over het precieze De economische crisis en de nieuwe realiteit op de woningmarkt doen zich schaalniveau waarop dat vorm moet krijgen (wijk, keihard gelden; eindbeelden worden daarmee verlaten, tijdslijnen opge- buurt, straat). rekt. De pragmatiek overheerst. Het heeft ook gevolgen voor de ambities die worden verdisconteerd in de beleidsvisies: minder ‘groots en meesle- Segregatie tegengaan pend’, en tegelijkertijd met meer oog voor de wensen van de bewoners’ en met betrokkenheid van meerdere partijen. Bezien in het kader van Den Haag heeft – meer dan andere steden – last het grotere Nicis-onderzoek – hoe verhouden de beleidsvisies zich tot de van een tweedeling tussen armere en rijkere dynamiek die zich in buurten en wijken voltrekt - zijn dat zeer interes- gebieden, zowel binnen de stad als tussen de stad sante wendingen. Daarmee zou ook het ‘discours’ rondom de stedelijke en de omliggende gebieden. Al jarenlang is het herstructurering kunnen veranderen. Wellicht komt er meer ruimte voor doorbreken van de ‘segregatie’ in Den Haag dan de ‘couleur local’. Een goed voorbeeld is de manier waarop in Amsterdam ook een centraal issue in stedelijk beleid. Met alle de Structuurvisie 2040 tot stand is gekomen: in een open planproces en mogelijke middelen wordt geprobeerd het ‘zand’ met veel meer ruimte voor andere partijen dan de usual suspects. Wellicht (waar de rijkere bewoners wonen) en het ‘veen’ dat daarmee ook het ‘discours’ in de beleidsvisies een andere invulling en (waar de armere wijken zijn gelegen) dichter naar vocabulaire krijgt Meer informatie

Dukes, T., Visies op stedelijke herstructurering en verschillen naar actoren: deel- rapportage Den Haag, AISSR/UG, Amsterdam, 2012. Dukes, T., Visies op stedelijke herstructurering en verschillen naar actoren: deel- rapportage Tilburg, Amsterdam: AISSR/UG, Amsterdam, 2012.

De rapportages geven de resultaten weer van een deelonderzoek van een groter Nicis-onderzoek, ‘Veranderende huishoudens en functies van woonmilieus’. Bij dat onderzoek zijn verschillende partijen betrokken: Platform Corpovenista, de gemeenten Den Haag, Tilburg en Amsterdam, Nicis en de Universiteit van Amsterdam. Ook van Amsterdam verschijnt nog een deelrapportage. Genoemde rapportages komen medio 2012 online. 060 WIJKEN EN WEGEN Ymere: goed samenspel

Goed samenspel in én voor de wijk loont, zo leert ons drie jaar wijkaanpak. Samen kunnen we de impact van onze investeringen enorm vergroten en nét dat extra zetje geven dat nodig is. Juist door samen te werken vanuit één gedeelde visie op de wijk. Weten wat er speelt, kansen zien en die benutten. Ymere is meer dan een verhuurder. Wij werken aan leefbare wijken met perspectief. Om mensen in staat te stellen in zichzelf te investeren. Door de crisis dreigen allerlei partijen, ook het Rijk, de wijkaanpak de rug toe te keren. Laat dat niet gebeuren. Wijkgericht werken heeft zich bewezen en is - juist door diezelfde crisis - in onze aandachtswijken extra hard nodig. Piet Hein Eek over het nut van het niet organiseren

Tekst: John Cüsters Beeld: Maarten Corbijn

‘Het toelaten van toeval biedt meer zekerheid op succes’ 001 DE WIJK 062 WIJKEN EN WEGEN

In de stedelijke vernieuwing en ontwikkeling worden veel zaken als waar aangenomen die, als je er goed over nadenkt, eigenlijk onlogisch zijn. Zoals het idee dat creativiteit en commercie niet samen kunnen gaan, of de notie dat wonen en werken altijd gescheiden moeten worden. De internationaal vermaarde meubelontwerper Piet Hein Eek kent nog meer vreemde uitwassen van de cultuur om in Nederland alles te organiseren, zoals het bij elkaar plaatsen van woonwinkels aan een woonboulevard of van creatievelingen in een speciaal daarvoor gecreëerde broedplaats. Het zijn praktijken die voorbij gaan aan wat mensen willen en economische kansen laten lig- gen. Eek propageert een werkwijze waarbij meer aan het toeval wordt overgelaten. Zijn stedelijke projecten bewijzen dat het werkt. En in de huidige crisistijd heeft hij de wind in de rug.

Een woonwijk heeft identiteit nodig, vindt Piet Het bedrijf van Eek betrok het fabrieksgebouw in 2010. De Hein Eek. Wie vanaf het station van Eindhoven gemeente benaderde eigenaren van gronden en gebouwen in naar zijn fabriek aan de Halvemaanstraat fietst, Eindhoven met de vraag of ze Eek wilden huisvesten. De fabriek snapt wat hij bedoelt. Onderweg passeer je in Strijp R bleek het meest geschikt. Ook de ontwikkelaar was straten met grote gesloten gebouwen, evenals enthousiast over de komst van Eek. Heeft Eek een idee waarom? keurige woonstraatjes met nette huizen en win- ‘De gemeente en de ontwikkelaar hebben begrepen dat mensen willen kels die onderling betrekkelijk inwisselbaar zijn. wonen in een omgeving die karakter en een eigen identiteit heeft. Ze Plots sta je aan de rand van Strijp R, vroeger het wilden ons daarom als trekker voor dit gebied, ook omdat ze wisten dat terrein waar de beeldbuizen van Philips werden wij nationale en internationale publiciteit trekken. Toch bleef het natuurlijk geproduceerd, nu een braakliggend gebied waar een gok om een productiebedrijf midden in een woonwijk te plaatsen. Amvest in totaal zo’n vijfhonderd woningen wil Willen mensen wel in de buurt van een fabriek gaan wonen? Het antwoord ontwikkelen. Op het terrein staan nog drie oude is ja. De huizen die zijn gepland direct grenzend aan ons bedrijf zijn rela- gebouwen en in één daarvan, de voormalige ke- tief goed verkocht. Mensen wonen blijkbaar liever naast onze fabriek dan ramische werkplaats van Philips, huist het bedrijf naast een andere woning.’ van Piet Hein Eek. In het hart van het gebouw ligt de grote werkplaats waar de meubels en andere Wat leidt u daaruit af? producten van Eek worden gemaakt. Eromheen ‘Dat het een raar idee is om wonen en werken te scheiden. Nederland liggen de andere onderdelen van het bedrijf: de is daar al heel lang mee bezig. Het combineren van wonen en werken galerie, de winkel, de grote evenementenruimte werd al voor de Tweede Wereldoorlog opeens als iets afschuwelijks en het restaurant. Nog voordat de eerste wonin- gezien. Daarvoor in de plaats kwam onder de Nederlandse bevolking gen in Strijp R klaar zijn, is er al een levend hart de vermeende rijkdom dat je zelf mag weten waar je woont, in plaats dat de wijk smoel geeft. van dat je woont in de buurt van je werk. Het is om tal van redenen volkomen knots dat we dat normaal zijn gaan vinden en ik ben blij dat we daar nu hard van terugkomen.’ Met uw fabriek worden niet alleen wonen en werken gecombineerd. iedereen die normaal geen commerciële ruimte Er is ook een combinatie van een werkplaats met een winkel, galerie, kan betalen. Dus niet alleen kunstenaars, maar evenementenruimte en restaurant. Waarom? ook iemand die skateboards opknapt, een winkel ‘Ik had het gevoel dat als we hier alleen onze eigen producten hadden met breiproducten of een filatelist. Zo combineer staan, we mensen te weinig zouden bieden. Als je uit Duitsland komt en je creativiteit en commercie.’ drie uur in de auto hebt gezeten, is het prettig dat je hier ook een hapje kunt eten en aanvullende producten en kunstwerken kunt zien. De eve- Waarom kan dat niet in normale gebouwen en nementenruimte is meer een toeval. We hadden ruimte over in de oude winkelstraten? kantine van de fabriek. Het is een schot in de roos om daar evenementen ‘Omdat er in Nederland zoveel geld is en het te organiseren. Er blijkt enorm veel behoefte te zijn aan evenementen- allemaal zo netjes is georganiseerd dat commer- ruimtes. Het leuke is dat je daardoor andere doelgroepen hiernaartoe ciële ruimtes per definitie duur zijn. Dat is feitelijk trekt. Normaal trekken wij alleen mensen uit onze eigen fuik, nu nodigen een uiting van luxe. In Nederland bestaan geen de organisatoren van een congres, lezing of feest hun eigen mensen uit. achterstandsbuurten waar je voor een habbe- Daarmee wordt dit gebied snel bekend bij veel meer mensen dan wan- krats ruimte kunt huren omdat er een hoer naast neer de ruimte er niet zou zijn. Het maakt de fabriek tot een nog grotere zit of iets anders verschrikkelijks dat de waarde publiekstrekker dan we hadden verwacht.’ verlaagt. In alle grote steden van de wereld is die ruimte er wel. In Berlijn heb je hele buurten met Wat zegt dat over hoe Nederland functies organiseert? activiteiten waarvan je je afvraagt hoe mensen ‘Normaal gesproken zou een bedrijf als het onze aan een woonboulevard ervan kunnen leven. Maar dat kan omdat de komen te liggen. Daar zitten bedrijven die allemaal hetzelfde doen en ver- ruimtes zo goedkoop zijn. We vinden die buurten kopen. Je gaat er als klant naartoe als je bijvoorbeeld een bank wilt kopen. allemaal fantastisch, ze worden platgelopen door Honderdduizenden vierkante meters showroom voor klanten die een bank toeristen. In Nederland bestaan ze echter niet. gaan kopen. Maar misschien wil die klant ook nog een schilderij boven de Daarmee haal je echter een stuk dynamiek uit de bank en lekker eten. In plaats van al die woonwinkels netjes georganiseerd onderkant van de markt weg. Maar ook steden- op een rij te zetten, is het leuker, lucratiever en slimmer om alles op een bouwkundig haal je ontwikkelkracht weg. In de rij te zetten wat een klant leuk zou kunnen vinden. Ik vind het totaal onlo- grote steden van de wereld zijn het juist de goed- gisch om steeds dezelfde functies bij elkaar te plaatsen. Als je bankfilialen kope gebieden waar het meeste gebeurt. Daar bij elkaar zet, is het niet aannemelijk dat een bankier aan zijn buurman een zitten de mensen die geen geld hebben, maar wel product verkoopt, want die is ook bankier. Maar is zijn buurman een lood- goede ideeën.’ gieter, dan kan die bij een lekkende kraan wel eens van dienst zijn. Een gemengde omgeving is economisch gezien een veel logischer omgeving Hoe zou de overheid kunnen bevorderen dat die dan een georganiseerde en uniforme omgeving. Zo zijn er in de stedelijke buurten er in Nederland wel komen? ontwikkeling meer zaken die voor waar worden aangenomen maar eigen- ‘De overheid moet vrijplaatsen toelaten, door te lijk onlogisch zijn.’ faciliteren en voorwaarden te scheppen. Niet min- der en vooral niet meer. Dus niet zelf gebouwen Zoals? gaan opknappen om er vervolgens allemaal leuke ‘Dat er bijvoorbeeld een tegenstelling zou zijn tussen commercie en creati- jonge kunstenaars in te zetten, zoals gebeurt in viteit. Voor Brabant Culturele Hoofdstad ontwikkel ik momenteel een idee de broedplaatsen. In de grote voormalige indus- om in de Spoorzone in Breda een wijk te maken voor kunstenaars. Het triegebouwen in Strijp S zitten veel vormgevers, idee was dat de kunstenaars die wijk eerst zelf zouden maken, waarna ze grafische bureaus, muzikanten en andere crea- er kunst gingen maken en dan zou het na afloop van het jaar als Cultu- tievelingen. Ze doen allemaal leuke dingen, maar rele Hoofdstad weer worden afgebroken. Dat laatste wil ik sowieso niet. het is totaal onzichtbaar. Dat komt omdat de Ik ga niet iets bouwen om het na een jaar weer af te breken. Bovendien beleidsmakers graag iedereen in een hokje plaat- geloof ik niet dat kunstenaars eerst hun eigen atelier bouwen om er sen. De creatievelingen zelf hebben eveneens de vervolgens te kunnen schilderen. Dat is te idealistisch en kost alleen maar neiging zich achter de muren te verschuilen, want geld en energie. In plaats daarvan heb ik voorgesteld om met eenvoudige dan kunnen ze lekker hun eigen ding doen. Maar verplaatsbare eenheden goedkope commerciële ruimtes te maken voor als niemand dat ziet, is er geen enkele commer- 064 WIJKEN EN WEGEN

ciële uitwisseling tussen creatievelingen en hun publiek. Intussen kost het wel veel tijd en geld om iedereen bij elkaar te stoppen. Ik pleit er voor het juist niet te organiseren maar te laten gebeuren. Laat vrijplaatsen toe, zoek de grenzen op in de regelgeving of durf daar van af te wijken en ga vooral niet bepalen wie en wat waar mag komen. Als zich in een creatief gebied een pizzabakker wil vestigen, moet je dat toejuichen. Als je dan een kunstenaar bezoekt om eventueel een werk te kopen, kun je daarna nog een pizzaatje gaan eten. Daar heeft iedereen profijt van.’

Het niet alles willen organiseren is een werk- Wat u eigenlijk zegt, is dat er meer oog moet komen voor toeval en wijze die we in Nederland niet gewend zijn. meer ruimte om daar goed op te kunnen inspelen. Waarom vindt u dat ‘Klopt. Bij ons overheerst sterk de Angelsaksische zo belangrijk? cultuur om alles te willen vastleggen. Beleidsma- ‘Als ik met een schip de zee opga, heb ik meer zekerheid als ik goede kers willen zekerheid en duidelijkheid. Daarom omstandigheden creëer, als ik dus een goed en zeewaardig schip neem gaan ze alles beschrijven en vooraf vastleggen. met goede mensen aan boord. Wordt het dan onverhoopt slecht weer, heb Wat vervolgens niet in de beschrijving past, wordt ik meer kans van overleven dan wanneer ik vooraf de hele route uitstippel niet toegelaten, ook al past het misschien wel maar geen goed schip neem. We hebben in Nederland de neiging nauwkeu- in de doelstelling. Maar die doelstelling zijn we rig de route te bepalen en te denken dat het weer altijd goed zal blijven, al lang vergeten. We passen vooral de regeltjes in plaats van een goed schip te nemen. In dezelfde lijn ligt de neiging om toe. Door alles vast te leggen, ben je ook niet in precies te willen bepalen wat waar moet of mag komen. Dus zeggen we staat goed om te gaan met gewijzigde omstan- dat er op een bepaalde plek per se een tomatenplantje moet komen. Ook digheden. Volgens mij is dat één van de redenen al is het een zandbak, er moet een tomaat komen. Dus gaan we water ge- waarom grote aanbestedingsprojecten vaak zo uit ven en voegen we mest en chemicaliën toe. Uiteindelijk verschijnt er een de bocht vliegen. Er is vastgelegd dat een tracé armetierig tomatenplantje. Ik doe het liever anders: ik gooi het zand eruit, precies rechtdoor moet. Dus ga je niet een meter breng vruchtbare aarde terug en wacht dan af wat er gaat groeien. Dat afwijken, ook al zou dat in de praktijk handiger kan niet anders dan iets heel moois zijn. Onze cultuur is heel erg gericht zijn. Zo maak je onnodig extra kosten, terwijl het op een doel in de toekomst, dat koste wat het kost moet worden bereikt. uiteindelijk niemand wat kan schelen als de metro De enige zekerheid die je daarmee creëert, is dat je in de zandbak een een meter van de geplande route afwijkt.’ tomatenplantje krijgt. Maar dat kost dan wel ongelooflijk veel geld, tijd en energie. Ik werk liever aan de omstandigheden in plaats van aan onlogi- sche doelstellingen. Door goede omstandigheden te creëren, gebeuren er vanzelf goede dingen. Anders gezegd: als je toeval toestaat, is de zeker- heid dat iets gaat lukken veel groter dan wanneer je toeval wilt uitsluiten. Je weet alleen niet wat er dan precies gaat lukken, maar die uitkomst hoef ik vooraf ook helemaal niet te weten.’ Is uw manier van denken ook toepasbaar bij de transformatie van kantoorgebouwen? ‘Natuurlijk, dat is gewoon hetzelfde verhaal. Gebouweigenaren moeten dan wel hun gebruikelijke manier van denken laten varen. Ik heb wel mee- gemaakt dat een transformatie van een kantoor ging mislukken omdat het te duur zou worden er allemaal woningen van honderd vierkante meter in te maken. Maar waarom moet dat? Het was veel goedkoper er woningen van vijfhonderd vierkante meter in te maken. Dan ben je nauwelijks geld kwijt aan het maken van ontsluitingen en nieuwe muren. Mensen hebben de woning van hun leven en kunnen daarin doen wat ze willen. En als je dat op alle verdiepingen doet, kun je toch nog redelijk wat woningen kwijt. Je kunt het ook helemaal vrijlaten en mensen het zelf laten invullen. Maar dan moet je anders leren denken, niet vanuit standaardoplossingen maar vanuit het specifieke gebouw zelf. Dan moet je loslaten dat met zoveel vierkante meter altijd zoveel woningen moeten worden gemaakt.’

Gebeurt dat inderdaad? ‘We leven nu wel in een tijd waarin er meer ruimte is voor andere oplos- singen. De crisis stelt vooral in de vastgoedwereld veel op losse schroe- ven, maar het goede is wel dat hij met name toeslaat in die gebieden waar mensen vroeger slapend rijk zijn geworden. Waar ze met geld door middel van financiële producten nieuw geld maakten. Tegenwoordig is dat allemaal veel onzekerder geworden. Pensioenfondsen en Nederlandse spaarders zitten op miljarden euro’s die niet langer zo maar renderen. Dat geld moeten ze gaan investeren in goede initiatieven en projecten. Het sterke aan zo’n project als in de Spoorzone in Breda is dat je met een klein startkapitaal kan beginnen aan het eerste deel, om met de opbrengsten verder te kunnen. Daarmee ontstaan nieuwe mogelijkheden om geld te la- ten renderen. Omdat de oude wegen niet meer naar Rome lijken te leiden, komt er ruimte voor hele nieuwe wegen. Wat dat betreft, is dit een tijd met veel nieuwe kansen.’ 066 WIJKEN EN WEGEN

SCHUIVEN MET MENSEN EN STENEN 4 068 WIJKEN EN WEGEN Schuiven met mensen en stenen

De bijwerkingen van Herstructurering heeft de afgelopen jaren herstructurering geleid tot vele wijsheden van de koude grond. Er vindt sloop plaats, dus de sociale voorraad zal er in aantal wel op achteruit gaan. Bewoners van de woning die tegen de vlakte gaat, worden als ontheemden door de stad gejaagd. Ze krijgen daarbij wel een urgentiebewijs in de hand geduwd, maar daarmee minimaliseren zij dan weer de kansen van gewone woningzoekenden. En ja, in de wijken waar deze sloopurgenten terechtkomen, moeten toch wel problemen ontstaan door een te eenzijdige instroom van sociaal lager gepositioneerden. Maar is dat wel zo? Vijf steden met herstructureringsprojecten gingen onder de loep: Rotterdam, Den Haag, Breda, Groningen en Ede. De resultaten zijn, in ieder geval deels, verrassend. Het effect van herstructureringsprojecten op het herstructu- reringsgebied zèlf is vaak onderzocht. Dat geldt niet voor de bijwerkingen, zoals de mogelijke herverdeling van de sociale voorraad over een stad, de mate van verandering in slagingskansen voor de verschillende groepen woningzoe- kenden, de ervaringen van de huurders die gedwongen zijn om te verhuizen en last maar zeker not least het befaamde waterbedeffect: hebben sloopurgenten een negatieve impact op de wijken waar zij naartoe verhuizen? In drie van de vijf onderzochte steden is in kaart gebracht wat de herstructurering heeft betekend voor de kernvoor- raad. In Rotterdam is het aantal goedkope, sociale huur- woningen met 16 procent het sterkst afgenomen (20.600 woningen). In Den Haag is die afname beperkter (13 procent, 8.900 woningen) en in Breda zeer beperkt (3 procent, met Kansen van woningzoekenden nog geen 700 woningen). Hoe erg is deze krimp ? Het leidt in ieder geval op papier tot een grotere spanning tussen Wie gaat herstructureren, heeft een voorraad sociale vraag en aanbod. Dat kan betekenen dat meer mensen uit de huurwoningen nodig die groot genoeg is om bewoners van lagere inkomensgroepen aangewezen zijn op woningen met gesloopte woningen te herhuisvesten. Dit komt echter door wat hogere huren. Vooral Den Haag en Breda moeten om die de herstructurering zelf onder druk te staan, omdat die nu reden kernvoorraad en doelgroep kwantitatief scherp in de eenmaal mede bestaat uit sloop van sociale huurwoningen. gaten houden. In tegenstelling tot Rotterdam beschikken zij De vraag is of sloopurgenten de reguliere woningzoekenden niet over een overmaat in de sociale huursector. Het ziet er op de sociale huurmarkt verdringen. Het onderzoek wijst uit naar uit dat met name Den Haag het probleem in ieder geval dat dit in de onderzochte jaren (2000-2010) in grote lijnen deels weet op te lossen door op regionaal niveau voldoende niet het geval is geweest. De slaagkansen van de urgentie- bij te bouwen. loze woningzoekenden zijn, door de instroom van sloopur- Herstructurering heeft potentieel nog een ander gevolg genten nauwelijks veranderd. Op microniveau, in en direct voor de kernvoorraad: een concentratie van goedkope rondom herstructureringsprojecten zelf, is hier wel sprake woningen in bepaalde wijken en buurten. Dit blijkt niet of van. Bewoners die hier weer willen terugkeren, verdringen nauwelijks het geval te zijn. Herstructureringsprojecten gewone woningzoekenden. veroorzaken niet meer dan een bescheiden daling in de Overigens moet de term ‘slaagkans’ in de onderzochte totale voorraad sociale huurwoningen. De bulk hiervan blijft steden enigszins worden genuanceerd. De spanning op de geconcentreerd in de herstructureringswijken, elders blijft plaatselijke woningmarkt speelt hierbij een belangrijke rol. het aandeel sociale huurwoningen ongeveer gelijk. Stedelijk Het aantal sociale huurwoningen dat vrijkomt is zeer beperkt gezien groeien herstructureringswijken dus wel iets naar en de vraag blijft hoog. De economische crisis heeft boven- andere wijken toe. Een ander effect is dat het aantal goed- dien het aantal verhuizingen flink doen afnemen. De mutatie- kopere woningen terugloopt, terwijl het duurdere segment graad loopt terug en dat is voor woningzoekenden in dit deel (rondom de aftoppings- en liberalisatiegrens) toeneemt. van de woningmarkt geen goed nieuws. 070 WIJKEN EN WEGEN

Weinig Beleving van sloop impact sloopurgenten Met de slaagkansen van de sloopurgenten zelf zit het – dankzij de urgentie – redelijk goed. Maar hoe ervaren deze op woning- mensen het hele proces van het (moeten) zoeken naar zoekenden nieuwe woonruimte, de verhuizing en de ‘landing’ in hun nieuwe omgeving? Bijna tweederde van de sloopurgenten is redelijk tot goed te spreken over de begeleiding tijdens het herhuisvestingsproces. Onvoldoendes zijn het gevolg van de frustratie over het gedwongen karakter van de verhui- zing. Sloopurgenten voelen zich echter niet beperkt in hun woning- en buurtkeuze. Mensen die toch al weg wilden, zien dit als een kans. Hun relatief zwakke positie wordt versterkt door de toekenning van hun urgentiestatus. Ze krijgen voor- rang op andere woningzoekenden. Vooral voor mensen die in dezelfde wijk willen blijven wonen en voor grote gezinnen wordt extra goed gezocht door woonconsulenten. Zij waken ook voor huurders die onbewust opnieuw voor een sloopwo- ning kiezen. Ze belanden daardoor niet binnen afzienbare tijd weer in hetzelfde traject. Ontvangers niet negatief Sloopurgenten laten slechte woningen achter; die worden niet voor niets gesloopt. Ze gaan er dus qua woning op En dan het befaamde waterbedeffect: is daar sprake van? vooruit en ervaren dat ook zo. Het rapportcijfer voor hun De verhuizing van bewoners uit een sloopbuurt naar een woning stijgt met circa 25 procent, van een 6,1 voor de oude andere buurt zou in die ontvangende buurt tot problemen naar een 7,6 voor de nieuwe woning. Vooral meer kamers en leiden. Ervaren bewoners dat ook zo? In de onderzochte een betere staat van onderhoud dragen daar aan bij. Mensen steden zijn de instroombuurten vergeleken met controle- die in hun vorige woning ontevreden waren, maken dezelfde buurten. Conclusie: bewoners van ontvangstbuurten zijn tevredenheidssprong (maar deze is niet groot genoeg om meestal niet negatiever gestemd. Alleen in de twee Rot- hun achterstand goed te maken). Sloopt lijkt te leiden tot terdamse ontvangstbuurten en is dat een hogere woontevredenheid van sloopurgenten. anders. De instroom wordt hier gezien als verslechtering Ook over de buurten waar sloopurgenten naartoe verhuizen van de bevolkingssamenstelling. In Vreewijk speelt de grote is men tevreden. Het rapportcijfer stijgt hier van een 6,2 instroom van sloopurgenten een rol (2.800 huishoudens ten naar een 7,2. Factoren als de staat van onderhoud, de veilig- opzichte van een totale bevolking van 13.500 inwoners). heid en de sfeer spelen mee. Ontevredenheid komt voort uit Ook is er een sterk naar binnen gerichte (intolerante) cul- gebrek aan sociale contacten, de ligging, de bevolkingssa- tuur, waarbinnen nieuwkomers (en dus ook sloopurgenten) menstelling, criminaliteit en overlast. Deze negatieve erva- als een bedreiging worden ervaren. ringen worden, anders dan bij de woningen zelf, dikwijls niet De kans op het zo gevreesde waterbedeffect moet dus niet geheel gecompenseerd door de positieve. Dat is logisch: het overschat worden. Het is lastig sloopurgenten van reguliere is gemakkelijker om op voorhand een woning te beoordelen instromers te onderscheiden en sloopurgenten verspreiden dan een buurt. Reden temeer om dit aspect bij toekomstige zich sterk over hun stad. De aantallen die tegelijkertijd in sloopprojecten extra aandacht te geven (zie kadertekst). wijken landen, zijn klein en hebben daarom weinig invloed op hoe de zittende bewoners hun buurt ervaren. Maar er is wel een belangrijke kanttekening. Soms ontstaan problemen als veel sloopurgenten zich bij elkaar herhuis- vesten. Dat geldt op buurtniveau, maar zeker ook op het microniveau van straten en portieken. Een te grote opeenho- Meer informatie ping van nieuwkomers uit sloopwijken leidt daar eerder tot problemen, vooral als het gaat om mensen van wie bekend Dit artikel is gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Bijwerkingen is dat zij overlast of andere problemen veroorzaken. Groot- van herstructureringsoperaties. Verhuizingen, waterbedeffecten en scheepse waterbedeffecten lijken zich in Nederland niet voor veranderingen in de woningvoorraad’ van Hanneke Posthumus, te doen, maar het blijft oppassen geblazen. Reinout Kleinhans & Gideon Bolt (2012). Delft: Eburon. Het rapport en andere deelrapporten van dit onderzoek zijn te vinden op de website van Platform Corpovenista: www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > Wijkaanpak, concentratie en verplaatsing. TIPS VOOR WONINGCORPORATIES Wat moeten corporaties leren van het onderzoek over waterbedeffecten? f Zorg voor een zorgvuldige informatievoorziening. Breng in kaart welke informatie bewoners op welke wijze willen ontvangen; f neem ‘rouwverwerking’ op in de begeleiding; f bied (meer) informatie over de sociale sfeer en het karakter van potentiële ontvangstwijken; f zet sterk in op bemiddeling bij conflicten tussen sloopurgenten en zittende bewoners en breng deze in kaart door evaluatie na de verhuizing; f zorg ervoor dat duidelijk is wat in een buurt speelt; zo kunnen conflicten worden voorkomen. 072 WIJKEN EN WEGEN

‘DE MYTHE IS DOORGEPRIKT’

Raimond Fraanje, Woonstad Rotterdam Programmamanager

‘Verrassend geruststellend. Zo mag je de uitkomsten van het onderzoek naar mijn mening wel typeren. Rondom herstruc- tureringen hing toch altijd het zware vermoeden dat je de problemen daarmee verplaatste naar een ander gebied. ‘ENORME STEUN IN DE RUG’ Dat blijkt nu, op basis van grondig onderzoek, niet het geval te zijn. De mythe is doorgeprikt. Als corporatie zijn we daar Camiel van Esch, WonenBreburg heel blij mee. Het betekent dat we op de ingeslagen weg Consultant verder kunnen, mits we zorgvuldig te werk blijven gaan.’ ‘Het onderzoek vormt een enorme steun in de rug om ‘Uit andere onderzoeken was al duidelijk dat herstructurering door te gaan met herstructurering, waar dat nog nodig goed is voor het gebied waar het plaatsvindt. Daarnaast blij- is. De veronderstelde negatieve bijwerkingen blijken mee ken bewoners, die er gedwongen door moeten verhuizen, bijna te vallen. De kernvoorraad neemt niet schrikbarend af, allemaal beter terecht te komen. Dat wisten we ook al door de slaagkansen van andere woningzoekenden worden eigen onderzoek, naar aanleiding van andere projecten. Nu is door sloopurgenten niet sterk verminderd en grootscha- eveneens duidelijk geworden dat omringende wijken er niet lige problemen in de ontvangende wijken blijven uit. Deze onder te lijden hebben. Het onderzoek toont bovendien aan bevindingen komen voor mij niet als een volslagen ver- dat herstructureringen in Rotterdam niet leiden tot een tekort rassing, maar de stelligheid waarmee ze gepresenteerd aan sociale huurwoningen. Er zijn hier nog altijd meer dan worden wel. Ook dat is bemoedigend.’ genoeg sociale huurwoningen, die bovendien geografisch re- delijk gespreid blijven. Zelf hadden we op onze eigen beperkte ‘Of dit betekent dat WonenBreburg ook volop doorzet manier hier ook al eens wat sommetjes op los gelaten. Het is met herstructureringen; da’s een ander verhaal. De prettig om die door degelijk onderzoek bevestigd te zien.’ economische crisis leidt tot heroverwegingen. Bovendien zijn wij een heel eind gevorderd met het concept ‘Stad ‘Er is één punt dat we niet uit het oog mogen verliezen. in balans’. Wij hebben inmiddels geen wijken meer waar Het onderzoek geeft duidelijk aan dat herstructureringen op tachtig procent uit sociale huurwoningen bestaat. Met microniveau wel degelijk nadelige gevolgen kunnen hebben. nieuwbouw hebben we de sloopbalans en de omvang van Dat is dus het niveau waarop je er meer aandacht aan moet de kernvoorraad bewaakt. De stad vraagt momenteel in besteden. We moeten de gedwongen verhuizers tijdig voorbe- mindere mate om herstructurering.’ reiden en goed begeleiden. Dat is beter voor hen èn voor de nieuwe buurt waar ze terechtkomen. Bij bewoners die overlast ‘Als er in een buurt problemen zijn, wordt wel geroepen geven, moet je helemaal zorgvuldig zijn. Stel dat je een com- dat het komt door instroom van herstructureringskan- plex sloopt waarin drie overlastgevers wonen. Die moet je dan didaten. Op basis van het onderzoek kunnen we zeggen uit elkaar plaatsen, naar verschillende bestemmingen. En de dat dit inhoudelijk niet klopt. Overigens zien wij zo’n instanties in de ontvangende buurt moeten van hun komst op opmerking zeker wel als een signaal. Als er ergens drie de hoogte worden gebracht. Dat is een belangrijke les uit dit probleemgezinnen komen te wonen, is dat altijd een punt onderzoek: de negatieve effecten van herstructurering vallen van aandacht. Of ze nou zijn verhuisd in het kader van enorm mee, maar op microniveau is aandacht vereist.’ een herstructurering, of vanuit een andere context.’ Overschie, Rotterdam met ruim 7.500 woningen en 16.000 inwoners. Zelfstandig tot 1942, toen geannexeerd en gebruikt voor sociale woningbouw, nu grotendeels van Woonstad Rotterdam en een klein deel van Woonbron. De naoorlogse wijken -Oost en –West, 4.000 wonin- gen, vormen samen een van de zeven Vogelaarwijken van Rotterdam. De ver- nieuwing is al in de jaren tachtig gestart.

beeldessay MAARTEN overschie LAUPMAN De eerste naoorlogse woningen, op de we- deropbouwdag in 1947 met trots bezocht door de bestuurders van Rotterdam, zijn gerealiseerd in twee en drie lagen hoog. Nog steeds een geliefde woonmilieu. Schilder Anton Vrede woont er al jaren. Later volgde de hoogbouw, voor een deel langs de steeds drukker wordende A13. Maar achter die hoogbouw is ruimte voor groen en speelplaatsen. Veel woningen zijn gebouwd met toepassing van allerlei systeembouw- methoden: Welschen, BMB, etc. Met veel ingebakken problemen vanaf het begin. Eind jaren ’80 start de eerste vernieuwingsgolf met nog steeds als schoolvoorbeeld van ingrijpende renovatie, onder andere het complex Welschen VII. Langs de A13 ook renovatie, deels nood- gedwongen: de geluidscontouren laten niets anders toe.

Afgelopen jaren is in het westelijk deel een nieuw winkelcentrum gerealiseerd. Daar is ook de we- kelijkse markt te vinden die druk bezocht wordt. Bij de vernieuwing in Kleinpolder-Oost die voor de komende jaren op stapel staat is de winkelvoorziening op de Abtsweg een van de aandachtspunten. Ver- spreid liggende winkelvoorzienin- gen met een afnemend economisch draagvlak is een van de lastige problemen van naoorlogse wijken. Overschie ligt ingeklemd tussen de Schie, Rotterdam-The Hague- Airport en de A20 en wordt door- sneden door de A13. Toch heeft het een groen karakter, waar je zo buiten de wijk en zelfs de stad bent en waar ook de nieuwe wijk Park wordt gebouwd.

Waterbedeffect niet overschat- ten, toch blijft het oppassen 074 WIJKEN EN WEGEN Gevolgen Europese regels voor de wijken

EU-Effect: minder diversiteit, meer segregatie

Corporaties mogen maximaal tien procent van hun woningen met een huur tot € 653 toewijzen aan huishoudens met een inkomen van boven de € 33.000. Sinds ‘Brussel’ dit bepaalde, is uitgebreid de noodklok geluid voor de gevolgen op individueel niveau. Terecht, want genoemde huishoudens dreigen hardhandig tussen wal en schip te raken. Ze verdienen teveel voor ‘goed- kope’ huurwoningen, maar te weinig om in de vrije sector te hu- ren of een goede woning te kopen. Maar wat zijn de gevolgen op wijkniveau? Dat brengt het onderzoek ‘Inkomensbeperking sociale huur in aandachtswijken’ in kaart. De resultaten geven reden tot zorg, maar bieden ook houvast om het EU-effect in te dammen. In de ‘aandachtswijken’ staat de leefbaarheid onder druk. Daar kan van alles worden gevonden. Van de EU-maatregel gaat aan ten grondslag liggen. Een te grote concentratie van lage inkomens, een hoe dan ook een negatief effect uit. Zeker op de laag opleidingsniveau en/of bepaalde etnische groepen blijkt in de praktijk langere termijn komt het de diversiteit van de sa- snel tot problemen te kunnen leiden. Daarom proberen gemeenten en cor- menstelling in de aandachtswijken niet ten goede. poraties vaak tot een mix van bewoners te komen. Eisen stellen aan wie er Er is daar al sprake van een concentratie van lage in de vrijkomende woningen komt wonen is een instrument. Door de toewij- inkomens en een ondervertegenwoordiging van zing en de hoogte van de huurprijs daarop af te stemmen, kan de komst van hoge inkomens. Door de EU-maatregel neemt het huishoudens met een hoger inkomen gestimuleerd worden. Sinds 2011 wordt aandeel lage inkomens toe van 69 tot circa 75 vrije toepassing van dit instrument gehinderd door Europese regelgeving. procent en het aandeel hoge inkomens (boven Deze beperkt de toewijzing van woningen met een huur tot € 653 aan huis- € 43.000) neemt af van 18 tot circa 16 procent. houdens met een inkomen boven de € 33.000 tot tien procent. Wat zijn de Het aandeel middeninkomens zakt van 13 naar effecten hiervan op de samenstelling van de aandachtswijken? En kunnen circa 10 procent. corporaties de eventuele ongewenste effecten bestrijden? Maximale inzet? In- en uitstroom De EU-maatregel heeft geen noemenswaardige Feitelijk heeft de maatregel van de EU twee effecten. Minder huishoudens gevolgen voor de bevolkingsverdeling naar etni- met hogere inkomens krijgen toegang tot een bepaald deel van de woning- citeit. De gemiddelde leeftijd in de wijk verandert voorraad. In de tweede plaats zullen dergelijke huishoudens die reeds een evenmin. Wel is er een kleine verschuiving in woning in die voorraad huren, minder snel verhuizen. Zij worden dan ge- de leeftijdsopbouw; de aandelen jonge (35-) dwongen om van daaruit de stap te zetten naar het duurdere huursegment en oudere (65+) huishoudens nemen iets toe. of een vaak al even dure koopwoning. Er ontstaat dus minder instroom van Ook het type huishoudens verandert: meer een- hogere inkomens, terwijl de reeds aanwezige hogere inkomens langer blij- persoonshuishoudens en minder huishoudens ven zitten. Dit betekent echter niet dat er niets verandert aan het aandeel met kinderen. De selectie op inkomen zorgt er- hogere inkomens. De beperkte instroom doet zich namelijk jaarlijks voor en voor dat het aandeel huishoudens met betaald daardoor neemt het aandeel hogere inkomens op langere termijn af, van het werk afneemt en de uitkeringsafhankelijkheid in huidige gemiddelde van 25 procent naar 14 procent. de wijk toeneemt. De EU-maatregel biedt corporaties echter een instrument om dit tegen te Corporaties die de negatieve effecten willen gaan. Zij mogen immers nog altijd tien procent van de ‘goedkope’ woningen indammen, moeten de inzet van de beschikbare aan hogere inkomens toewijzen. Als de corporaties hier maximaal gebruik middelen grondig onderzoeken en waar mogelijk van maken, neemt hun aandeel aanzienlijk minder af: tot twintig procent. inzetten. Een maximale inzet van liberalisering Wordt van de vrije ruimte de helft benut, dan komt dat aandeel uit op en verkoop vermindert de invloedssfeer van de circa 17 procent. Conclusie: de EU-maatregel bevordert de (ongewenste) EU-maatregel van 9 tot 4 à 5 procent in 2025. segregatie van inkomens. De corporaties kunnen dit ongewenste effect Als de corporaties dat weten te combineren met met ongeveer de helft indammen, door de vrije toewijzingsruimte maximaal optimale inzet van de vrije toewijzingsruimte, te gebruiken. blijft daar 2 à 2,5 procent van over. Een substan- tiële vermindering dus. Andere ingrepen kunnen Liberalisering en verkoop evenzeer helpen, zoals doorgaan met herstruc- De corporaties hebben nog twee middelen om het EU-effect te temperen: turering en het op andere wijze ‘importeren’ van liberalisering van de huren en verkoop van woningen. Hiermee wordt de extra huishouden met hogere inkomens. ‘goedkope’ sociale voorraad verkleind en dus ook het aantal woningen waarop de EU-maatregel impact heeft. Voor liberalisering komen tot 2025 Meer informatie ongeveer 85.000 woningen met meer dan 142 punten in aanmerking. Voor Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek ‘Inkomens- verkoop zijn dat ongeveer 95.000 woningen, met minder dan 142 punten. beperking sociale huur in aandachtswijken’ van RIGO Doorrekening van deze aantallen leidt tot de constatering dat het effect van Research en Advies, uitgevoerd door Peter Berkhout de EU-maatregel in het beste geval met een kwart kan worden getemperd. en Kees Leidelmeijer. Het onderzoek is te vinden Per wijk moeten corporaties kijken wat de beste aanpak is. Voor de wonin- op de website van Platform Corpovenista: gen die in de verkoop gaan moeten uiteraard nog wel voldoende kopers www.corpovenista.nl > onderzoeksthema’s Plat- form Corpovenista > Prijs en de wijk. 076 WIJKEN EN WEGEN

‘WERKING INSTRUMENTEN NIET OVERSCHATTEN’

Jan Kraak, Ymere Senior adviseur Strategie

‘Eigenlijk had ik verwacht dat de effecten van de EU-maatregel ingrijpender zouden zijn. Dus dat is een meevaller. Toch blijft het oppassen geblazen, want het gaat hier over gemiddelden per wijk. Stel dat je een complex hebt van een paar honderd woningen met een hoge mutatiegraad, dan kan de impact wel degelijk groot zijn. Je krijgt dan veel instroom van lage inkomens en dus een versterkt effect van de EU-maatregel, met alle gevolgen van dien. Dergelijke gevallen moet je goed in de gaten houden.’

‘Positief is natuurlijk ook dat de maatregel niet leidt tot extra etnische segregatie en dat de effecten zich vooral op de langere termijn zullen voordoen. We hebben dus tijd om bij te sturen. Ik denk wel dat we de werking van de drie daarvoor genoemde instrumenten niet moeten overschatten. De tien procent vrije toewijzingsruimte is niet echt vrij. Die gebruiken wij namelijk ook om voorrang te geven aan bijvoorbeeld verplegers en agenten, in aandachtswijken en andere wijken. Liberalisering en verkoop zijn op zich goede instrumenten. Maar in hoeverre zijn ze toepasbaar in aandachtswijken? Mensen die het geld hebben om duur te huren of te kopen, zijn waarschijnlijk niet in eerste instantie geïnteresseerd in woningen in die wijken. Voor ietsje meer geld zitten ze namelijk in een betere wijk. De vraag is voor welke lagere prijs mensen bereid zijn om in een “min- dere” wijk te wonen.’

‘Bij Ymere bezien we de effecten van de EU-maatregel in een breder perspectief. We brengen de opeenstapeling van recente maatregelen in kaart en overwegen nu hoe we daar onze strate- gie op afstemmen. Financieel is er voor corporaties minder mogelijk dan voorheen. Wij gaan er daarom minder breed in, maar focussen ons op specifieke wijken waar wij veel huurders hebben en die qua leefbaarheid slecht scoren. Daar willen we sturen op de voorraad, maar ook inzetten op onder meer maat- schappelijk onroerend goed en sociale stijging. Steeds zullen we per wijk kijken: wat is gewenst en kunnen we het betalen, of realiseren we het met andere partijen? Zo doen we wat binnen ons vermogen ligt.’ ‘EEN GOEDE BASIS ‘DIT MAAKT DE DISCUSSIE OM OP DOOR TE GAAN’ VOOR ONS GEMAKKELIJKER’ Ivo Vermaas, Portaal Adriaan Hoogvliet, De Alliantie Directeur Strategie en onderzoek Manager Markt en Strategie ‘Wij maken absoluut gebruik van de instrumenten ‘De EU-maatregel is in de huidige vorm niet echt wat wij willen. Het belem- die het EU-effect kunnen indammen. Je ziet dat mert ons in de wijze waarop wij kwetsbare groepen willen huisvesten. Aan onder meer terug in ons huurbeleid, dat bestaat de andere kant behoeft het wel enige nuancering. Het spookbeeld was: die uit een soort drietrapsraket. Voor de primaire maatregel is een ramp, straks wonen er alleen nog maar arme mensen in doelgroep rekenen we huren van 80 procent van de wijken. Dat beeld is door het onderzoek weerlegd. De effecten spelen wat maximaal voor een woning gevraagd mag op korte termijn slechts in beperkte mate. Maar op de langere termijn worden. Voor de mensen met inkomens tussen zijn wel gevolgen te verwachten. Dat kunnen we niet op zijn beloop laten. de 33.000 en 43.000 euro doen we nu ook iets, Gelukkig hebben we daar verschillende instrumenten voor. Vooral in de door voor hen op 90 procent te gaan zitten. liberalisering van de huurprijzen zie ik mogelijkheden. De recente wijzigin- Voor inkomens boven de 43.000 euro vragen gen in de huurwetgeving, op het gebied van puntentoevoeging en dergelij- we marktconforme huren. Portaal kan, op basis ke, maken dat instrument beter inzetbaar. Voor verkoop verschilt het per van de kwaliteit van onze woningen, 10 procent gebied. In Amsterdam zien wij nog steeds een sterke markt, maar Almere van de voorraad naar die hogere inkomensgroep vormt weer een heel ander verhaal. Door de economische omstandig- toebrengen. Dat gaan we ook doen. Al moeten we heden lijken deze twee instrumenten communicerende vaten geworden. natuurlijk wel de daadwerkelijke verhuurbaarheid Door de crisis daalt de verkoop en stijgt de vraag naar huurwoningen, in de gaten houden. Al met al sturen we met ons wat liberalisering weer in de kaart speelt.’ huurbeleid op het vormen van sterke wijken. We deden dat altijd al, maar hebben het in verband ‘De invulling van de tien procent vrije ruimte verschilt ook per stad. In met de EU-maatregel bijgesteld.’ Amsterdam is dat percentage voor een belangrijk deel vergeven aan sloopurgenten die we moeten herhuisvesten vanwege herstructurering. ‘Verkoop als instrument ligt wat lastiger. In een stad als Hilversum, waar veel minder herstructurering aan de orde Daar moeten we sowieso al flink aan trekken. is, kunnen we er wellicht wel gebruik van maken. Maar er is nog een knop De recente wijziging van de politieke setting zal waar we aan kunnen draaien: renovatie-sloop-nieuwbouw. Nieuwe wonin- daar, met de aangekondigde veranderingen in de gen kunnen we dusdanig prijzen dat de middeninkomens er ook in mogen. hypotheekaftrek, ook weer gevolgen voor kunnen Hetzelfde geldt voor oude woningen waarvan we de kwaliteit verbeteren.’ hebben. We blijven alle ontwikkelingen, inclusief het gedrag van onze huurders en kopers, voort- ‘Het onderzoek maakt duidelijk dat we met inzet van de drie instrumen- durend scherp volgen. Bij het derde instrument, ten plus de aanvullende knop op de goede weg zijn. Dat is prettig, want de tien procent vrije ruimte, zijn wij voor een deel hiermee kunnen we dat ook hard maken richting politiek en andere betrok- afhankelijk van de vijf verschillende regio’s waar ken partijen. Discussies over bijvoorbeeld het al dan niet volharden in de wij actief zijn. Maar binnen de daar gemaakte wijkaanpak zijn voor ons nu wat gemakkelijker te voeren.’ afspraken voor woonruimteverdeling, zetten wij in op maximale benutting van de vrije ruimte.’

‘Het onderzoek heeft ons bevestigd in door ons ingeslagen weg. In feite heeft het de informatie opgeleverd waar we naar op zoek waren. We weten nu immers zeker dat we dit doen op grond van doorgerekende resultaten en niet op basis van een onderbuikgevoel.’ 078 WIJKEN EN WEGEN

Samen Actief Zichtbaar Betrouwbaar Creerend/op- lossend Respectvol Persoonlijk

Meer weten? Kijk op www.woonbedrijf.com of op www.woonbedrijfinbeeld.com voor ons visueel jaarverslag. John Mollenkopf over stedelijke vernieuwing in Nederland en de Verenigde Staten

Tekst: Kees de Graaf Beeld: Maarten Corbijn

‘Het is belangrijk dat we van elkaar leren – aan beide kanten van de oceaan’ 080 WIJKEN EN WEGEN

John Mollenkopf is regelmatig in Nederland. Als directeur van het Center for Urban Research van The Graduate Center van de City University of New York was hij gastdocent aan de Universiteit van Amsterdam. Momen- teel zit hij in het International Scientific U volgt de Nederlandse ontwikkelingen op het gebied van huisvesting Review Committee van het Nicis Institu- en stedelijke vernieuwing al vrij lang. Kunt u vertellen wanneer deze te, waar hij Nederlandse collega’s advi- samenwerking is begonnen? seert bij hun onderzoek op het gebied ‘In 1998 kwam ik voor het eerst diepgaand in aanraking met de Nederlandse situatie, toen de Universiteit van Amsterdam mij vroeg om van stedelijke vernieuwing. Dit heeft gastdocent te worden. Ik heb Amsterdam natuurlijk goed leren kennen, hij onder andere gedaan in de vorm maar ben ook in steden als Rotterdam, Leiden en Utrecht geweest. In de van artikelen in deze publicatie van daarop volgende jaren ben ik regelmatig in Nederland geweest. Onlangs Platform Corpovenista over thema’s heeft het Nicis-programma me gevraagd een rol te spelen als kritisch als leefstijlen, het waterbedeffect en de beoordelaar, samen met collega’s uit het Verenigd Koninkrijk, Zweden en verschillende functies van stadswijken. Italië. We beoordelen de studies van het Nicis op basis van onze compa- ratieve kennis van hoe steden zich ontwikkelen van de industriële tot de Mollenkopf is dus zowel insider als out- postindustriële fase. Deze ontwikkeling brengt een enorme economische sider: hij kijkt met een trans-Atlantische herstructurering met zich mee, die van grote invloed is op onze steden. blik naar de toekomst van Amerikaanse Binnen die context richten we ons op de rol van het overheidsbeleid, een en Nederlandse steden. thema dat me na aan het hart ligt, omdat ik ooit als stadsplanner heb gewerkt voor de stad New York. Daarom ben ik vooral geïnteresseerd in hoe overheden stedelijke vernieuwing beïnvloeden.’

Hoe belangrijk vindt u het dat de trans-Atlantische uitwisseling van kennis wordt gestimuleerd? ‘Het is heel belangrijk om van elkaar te leren. Zo heeft Fred Martin, die samenwerkte met woningcorporaties in Amsterdam Nieuw-West, jaren- lang groepen Nederlandse stadsdeskundigen naar New York meegenomen en ik organiseerde dan uitstapjes naar Brooklyn en andere delen van de stad. Zo heb ik een stuk of honderd medewerkers van Nederlandse wo- ningcorporaties en lokale overheidsinstellingen ontmoet. Het was heel interessant om hun mening te horen over de New Yorkse situatie. Daar stond tegenover dat zij ook dingen van ons konden leren. Nederlandse woningcorporaties worden bijvoorbeeld gestimuleerd om meer onderne- mings- en marktgericht te werken. In dat opzicht kunnen zij iets opsteken van hun collega’s in Amerikaanse steden, die al veel langer in die positie verkeren. Ook besteden we in de Verenigde Staten meer aandacht aan bewonersparticipatie. Zo kunnen – en moeten – we dus op diverse fronten van elkaar leren.’ U hebt een aantal publicaties van Nederlandse wetenschappers beter doorstaan dan de meeste andere landen. gelezen over internationaal stedenbouwkundig onderzoek. Hoe Een andere overeenkomst is het groeiende aantal beoordeelt u de kwaliteit van Nederlandse wetenschappers? immigrantenpopulaties in de stedelijke gebieden. ‘De sociale wetenschappers in Nederland horen tot de beste ter wereld. Gentrificatie is eveneens een gemeenschappelijke Ze werken volgens de Angelsaksische traditie en hun onderzoek is altijd trend. Maar er zijn ook grote verschillen. van topkwaliteit. Een groot deel van hun werk wordt natuurlijk in het In Nederland is de huizenmarkt veel ingrijpender Engels gepubliceerd. Uw academische populatie heeft er geen moeite gereguleerd, de socialewoningbouwsector is mee zich in deze taal uit te drukken. Dat geeft een voorsprong op de col- groter en Nederland is een sterke welvaartsstaat, lega’s in Frankrijk en Duitsland, die zich tot hun moedertaal beperken. ondanks recente pogingen van jullie nationale We houden goed in de gaten wat er in Nederland wordt gepubliceerd. overheid om daar verandering in te brengen. Gezien het feit dat Nederland een klein land is met maar zestien miljoen De levensstandaard ligt nog altijd behoorlijk hoog inwoners, ligt de wetenschappelijke productie per hoofd van de bevolking en het bruto nationaal product per hoofd van de extreem hoog.’ bevolking stijgt. Nederland is in veel opzichten ook een “gelijkwaardig” land, en er is zeker meer Hoe benaderen Nederlandse en Amerikaanse wetenschappers gelijkheid dan bij ons. In dat opzicht is Nederland stedelijke thema’s? Is er een verschil in methodologie? dus bewonderenswaardig. ‘Onze manier van werken is grotendeels hetzelfde, maar het aandachts- Als je kijkt naar de wijken aan beide zijden van gebied verschilt soms. “Sociale cohesie” is bijvoorbeeld een prangende de oceaan, dan zijn wijken die Nederlanders als kwestie in Nederland en veel mensen maken zich daar zorgen over. In de “slecht” omschrijven nog niets vergeleken met Verenigde Staten zijn we eraan gewend geraakt dat onze cultuur gefrag- onze probleemgebieden. Verwoestingen als die menteerd is. Het concept van de smeltkroes hebben we achter ons gela- we in de jaren zeventig in de South Bronx zagen, ten. Maar onderwerpen als gentrificatie, verplaatsingspatronen en onge- zijn in Nederland een onbekend fenomeen. Daar- lijkheid staan aan beide zijden van de Atlantische Oceaan op de agenda. naast kennen we in de Verenigde Staten een veel Het enige wat vergelijkend onderzoek soms lastig maakt is het feit dat we sterkere rassenscheiding dan in Nederland. En onze data niet op dezelfde manier verzamelen. Daarnaast kunnen concep- bij ons heeft de nationale overheid veel minder ten die vergelijkbaar lijken iets anders impliceren. Bijvoorbeeld: iedereen invloed op het stedelijk beleid. Nederland staat die in de Verenigde Staten wordt geboren uit buitenlandse ouders, is bekend om zijn polders: jullie bestaan hangt af automatisch Amerikaans staatsburger. Wat er met hen gebeurt wanneer van het winnen van de strijd met het almaar zij ons onderwijssysteem doorlopen, is natuurlijk een andere vraag, maar stijgende zeeniveau.’ in essentie zijn ze Amerikanen van geboorte.’ Als u kijkt naar zowel Amerikaanse als Neder- Wanneer u Amerikaanse steden met hun Nederlandse tegenhangers landse steden, welke factoren dragen dan bij vergelijkt, wat is dan uw algemene indruk op dat punt? aan hun succes of falen? ‘Er zijn veel overeenkomsten. Zo hebben beide landen een transitie on- ‘Succesvolle steden zien er aantrekkelijk uit en er dergaan naar een diensteneconomie. Nederland heeft deze verschuiving is een goede balans tussen de private sector en 082 WIJKEN EN WEGEN

instellingen uit de non-profitsector, zoals univer- met name het openbaar vervoer. In het derde voorbeeld worden grootste- siteiten. In die steden vindt gentrificatie binnen delijke gebieden gestimuleerd tot een meer regionale aanpak, zodat een de huizenmarkt plaats en stijgen de huizenprijzen. brug wordt geslagen tussen de belangen van de binnenstad en die van de San Francisco en New York zijn daar bekende buitenwijken. Het is lastig dat we geen grootstedelijke overheid hebben die voorbeelden van. Vanzelfsprekend zit daar ook ruimtelijke ordening in de regio kan coördineren. Elke stad heeft zijn eigen een keerzijde aan: hoe kunnen gemarginaliseerde agenda en voert zijn eigen projecten uit. Grootstedelijke versnippering is groepen met een laag inkomen hun weg vinden in een groot probleem. Deze interessante projecten zijn nu echter nog veel deze steden? Omdat onze arbeidsmarkt flexibeler te kleinschalig om de benodigde grote verandering in het stedelijke beleid is, doen deze steden het relatief goed in de eco- te kunnen bewerkstelligen.’ nomische crisis. Bij ons maken jonge academici zich minder zorgen over hun toekomst dan bij- In uw boek Place Matters gaat u nog een stap verder met uw pleidooi, voorbeeld in Duitsland of Nederland. Ondanks de door te stellen dat overheidsmaatregelen in de Verenigde Staten donkere wolken die zich momenteel samenpak- schadelijk zijn voor stedelijke vernieuwing. ken, blijf ik optimistisch over de toekomst van de ‘De centrale stelling in dit boek is dat de economische kloof tussen arm en Nederlandse steden. Nederland heeft dan wel niet rijk en de almaar uitdijende steden en buitenwijken in Amerika niet alleen het mooie weer van de mediterrane landen, maar het gevolg zijn van individuele keuzes in een vrije markt. Integendeel, verder hebben jullie alle kwaliteiten in huis om deze problemen zijn juist het gevolg van kortzichtig overheidsbeleid. een duurzame weg naar de toekomst te kunnen Door onze manier van financieren van woningen en het indelen van de creëren. De nadruk die wordt gelegd op openbaar ruimte heeft men de groei aan de randen van onze steden gestimuleerd, vervoer, het stimuleren van fietsen en de zorg- terwijl jullie overheid dat veel meer binnen de perken heeft gehouden. Jul- vuldige manier waarop jullie met de natuurlijke lie hebben hier en daar wel een snelweg door de stad lopen, maar bij ons omgeving omgaan, dragen daar allemaal aan bij.’ is dat massaal toegepast. Alles is ontworpen om de automobilist te plezie- ren. Amerikaanse beleidsmakers zouden eens moeten nadenken over jullie Wat kunt u in dit verband zeggen over steden idee van een kilometervergoeding per gereden kilometer op de snelweg. als Detroit, die geconfronteerd worden met Dus in mijn boek stel ik inderdaad dat het federale overheidsbeleid in de een enorm verval als gevolg van economische Verenigde Staten tussen 1946 en nu antistedelijk beleid is geweest. herstructureringen? Gaan deze steden het zelfstandig redden of hebben ze hulp nodig Eén van de thema’s waar wetenschappers aan beide zijden van de van de nationale overheid? Atlantische Oceaan zich mee bezighouden is de introductie van ‘Steden als Detroit, Cleveland, Saint Louis en middeninkomensgroepen in probleemwijken. zelfs grote steden als Philadelphia hebben grote Hoe kijkt u daar tegenaan? Kunt u iets zeggen over de effecten? problemen. Anders dan in Nederland is er bij ‘Samen met Sako Musterd en Robert Sampson van Harvard organiseer ik ons nauwelijks sprake van een stedelijk beleid op een conferentie over dit thema voor het Centre for Urban Studies van de nationaal niveau. Zelfs de regering-Clinton heeft UvA. We willen onderzoeksresultaten vergelijken en onze jonge weten- geen strategie in die richting ontwikkeld. schappers de gelegenheid geven met elkaar in contact te komen. Het is De regering van Obama financiert een aantal een goed voorbeeld van een trans-Atlantische samenwerking. Waar het interessante pilotprojecten van tussen de tien tot gaat om huisvesting voor de middeninkomens pakt elke stad het weer twintig miljoen dollar. Als Obama er ooit genoeg anders aan. In Chicago is 25 procent van de woningvoorraad afgebroken stemmen voor weet te vinden in het Congress, en vervangen door woningen voor gezinnen met een middeninkomen. zouden deze zich wellicht tot een nationaal model Onder de woningen die zijn afgebroken bevonden zich ook de Robert Tay- kunnen ontwikkelen. Een voorbeeld van zo’n pro- lor Homes, flats van zestien verdiepingen die meer weg hadden van een ject is een programma om scholen in de binnen- gevangenis, vergelijkbaar met jullie Bijlmerflats. In dat opzicht is het beeld stad en maatschappelijke organisaties meer met in de steden enorm veranderd. Wat betreft het effect op de wijken: je elkaar in contact te brengen. Een ander voorbeeld kunt niet verwachten dat de nieuwkomers een vriendschappelijke relatie is Transit Oriented Development, een project aanknopen met de mensen die er al woonden. Maar in de meeste gevallen waarbij woningbouw en andere infrastructurele zal hun komst een positief effect hebben op de reputatie van de buurt. De investeringen beter op elkaar worden afgestemd, nieuwkomers zijn soms in staat meer lokale voorzieningen te bepleiten. En daar kan de hele populatie in de wijk van profiteren, bijvoorbeeld wan- neer een lokaal metrostation wordt opgeknapt of er meer winkels in de wijk komen. Sommige wetenschappers hebben als tegenargument dat het verplaatsen van arme huishoudens ertoe kan leiden dat ze minder goed vertegenwoordigd zijn waardoor hun politieke invloed wordt ondermijnd. En in de middenklasse is men altijd bang dat de komst van lagere-inkomensgroepen de wijk naar een gevaarlijk omslagpunt kan duwen. Maar uit ons onderzoek is niet gebleken dat dit daadwerkelijk het geval is. Het gaat hier meer om burgerlijke onrust.’

Een ander thema dat u aansnijdt in uw recente artikel ‘The Dutch Orange and the Big Apple’, waarin u Nederland met de stad New York vergelijkt, is de noodzaak dat de overheid meer ‘vanaf de onderkant’ te werk gaat. In Nederland is stadplan- ning lange tijd van bovenaf opgelegd in de vorm van blauwdrukken. Hoe doet Amerika het op dat punt? ‘Sinds de War on Poverty die in de jaren zestig begon, hebben de Verenigde Staten vijftig jaar ervaring kunnen opdoen met burgerlijke betrokkenheid. We hebben talloze manieren ontwikkeld om betrokken te zijn, al zijn sommige organisaties die voor dit doel zijn opgericht soms wat bureaucratisch en te veel naar binnen gericht. Maar als mensen het gevoel hebben dat ze door een bepaalde ontwikkeling worden bena- deeld, kunnen ze in principe hun stem laten horen.’

Ten slotte wil ik het hebben over de rol van woningcorporaties in de stedelijke omgeving. In Nederland is er een voortdurend debat gaande over de vraag in welke mate woningcorporaties zouden moeten bijdragen aan de kwaliteit van de woningen en het wonen zelf. Hoe doen hun Amerikaanse tegenhangers het? ‘Onze woningcorporaties zijn kleiner, kennen niet zo’n lange geschiede- nis en ze zijn vaak gelieerd aan een specifieke lokale belangengroepe- ring, zoals een kerk. Toch spelen ze een belangrijke rol in de kwaliteit van onze wijken. In New York hebben de burgemeesters de afgelopen decennia miljarden dollars in betaalbare woningen gestoken. Burgemeester Bloomberg heeft woningbouw tot speerpunt van zijn beleid gemaakt. Meestal gaat het om woningen voor de lage midden- inkomens. Niemand bouwt huizen voor de mensen die echt arm zijn. Die groep moet zich redden met de bestaande sociale huurwoningvoor- raad. Gedurende de afgelopen twintig jaar zijn er in dat segment geen woningen bij gebouwd. Maar zoals ik al eerder heb gezegd: elke stad heeft op dit punt zijn eigen aanpak.’ 084 WIJKEN EN WEGEN

AANPAK VAN DE WIJK GEBIEDS- GERICHT WERKEN 5 086 WIJKEN EN WEGEN Dicht bij jezelf blijven in de wijk

Gebieds-

Taco Brandsen gerichte aanpak Liesbeth Collignon Mark Rouw als persoonlijke opgave

De gebiedsgerichte aanpak is in een impasse beland. Er wordt veel onderzoek naar wijkaanpak verricht, maar de toepassing is een probleem. Hoe kan het gat tussen de steeds maar verder voortschrijdende inzichten en de praktijk worden gedicht? Dit essay is een pleidooi voor een hernieuwde nadruk op initiatief van onderop. Een succesvolle aanpak mobiliseert de aanwezige krach- ten en sluit aan bij initiatieven die er reeds zijn. Het gaat om personalisering, kleinschaligheid en lokale kennis. De gebiedsgerichte aanpak als persoonlijke zoektocht die ieder voor zich moet ondergaan. In 2009-2010 ontwikkelden de Radboud Universiteit Nijmegen en Maar daarna blijkt dat diens medewerkers de Partners+Pröpper gezamenlijk een methodiek voor de integrale gebiedsge- afspraak niet uitvoeren. richte aanpak (die tot voor kort bekend stond als de ‘wijkaanpak’). Bijkomend probleem is dat partijen op verschil- lende schaalniveaus werken. Voor sommige Dat was dapperder dan het nu lijkt. Er waren reeds vele studies over ge- organisaties (zoals basisscholen) is de wijk het schreven. Deze verbeterden weliswaar het inzicht in de praktijk, natuurlijke schaalniveau. Voor anderen is dat maar leidden ook tot een zekere kennisverzadiging. Oftewel een gevoel schaalniveau echter slechts een administratieve dat meer informatie steeds minder oplevert. De problemen waren goed eenheid of een werkgebied binnen een groter in beeld gebracht, maar we slaagden er niet de verworven inzichten om te geheel, zoals bij woningcorporaties en zorginstel- zetten naar een wezenlijke verbetering van de integrale aanpak van wijken lingen. Voor weer anderen (zoals bewoners) is en buurten. Daarin lag de opgave van de nieuwe methodiek: dichten van een wijk juist veel te groot. Hun belevingswereld het gat tussen voortschrijdend inzicht en de praktijk. Dat was niet een- is eerder de buurt of straat. voudig, want het ging om méér dan simpelweg een paar vuistregels of richtlijnen. Een gebiedsgerichte aanpak is te ingewikkeld om even af te Onvoldoende herkenbaarheid ‘vinken’. Een buurt of wijk is immers geen braakliggend terrein, maar een Een gebied is niet zozeer een statische eenheid, levend ecosysteem waarover niemand het overzicht heeft. Ieder moet zelf als wel een levend ecosysteem. De wijkaanpak in dit gebied verkennen, de sociale en fysieke plattegrond invullen en keuzes het verleden kwam soms overeen met de werk- maken over zijn eigen pad. Een methodiek kan geen routekaart zijn, hooguit wijze van kolonisten. Zij wilden beschaving naar een kompas. een land brengen – ook als daar al beschavingen bestonden. De integrale gebiedsgerichte aanpak Belemmeringen voor succes boet dan rap in aan effectiviteit en draagvlak. Er wordt onvoldoende gebruik gemaakt van reeds Er zijn vele problemen die de samenwerking binnen buurten en bestaande sociale structuren en de kennis van wijken belemmeren. En daarmee een integrale aanpak van de buur- het terrein die daar aanwezig is. Het is veel effec- ten en wijken in de weg staan. We noemen de meest hardnekkige: tiever als bewoners zaken doorvertellen. Al is het alleen al voor de bekendmaking van initiatieven Onduidelijke verwachtingen en de verspreiding van informatie. Mooier is het Om te beginnen: wat kunnen we van een integrale, gebiedsgerichte aanpak wanneer bewoners sociale controle op uit elkaar verwachten? Dat is lang niet altijd duidelijk. In een wijk of buurt komt een uitoefenen, zodat regels effectiever worden nage- aantal grote maatschappelijke ontwikkelingen en problemen samen. Denk leefd. En nog mooier is het, als bewoners zelf initi- aan verval van traditionele sociale bindingen en gezagsverhoudingen, atieven gaan nemen om hun wijk te verbeteren. bureaucratisering, integratie van nieuwe groepen, verschuivingen in de arbeidsmarkt, veranderingen in de maatschappelijke cultuur. De vraag is Gebrek aan continuïteit ook in hoeverre zulke grote vraagstukken door een gebiedsgerichte aanpak Gebiedsgerichte projecten hebben vaak een kunnen worden opgelost. Eenzelfde probleem speelt op organisatieniveau. tijdelijke financiering. Veel initiatieven renderen Wat moet de precieze bijdrage van een organisatie aan de gebiedsgerichte echter pas, als ze over een langere periode wor- aanpak zijn? Wordt het succes of falen van de wijkaanpak afgemeten aan den voortgezet. Dat geldt met name voor pogin- álles wat in wijken plaatsvindt, dan wordt het moeilijk er zinnige uitspraken gen om duurzame verbindingen tussen instanties over te doen. en burgers op te bouwen. De welzijnswerker die na twee jaar investeren eindelijk een netwerk Te weinig draagvlak heeft opgebouwd wordt overgeplaatst of ontsla- Een tweede probleem is de samenwerking tussen de in een gebied werkza- gen omdat een nieuwe gebiedsmanager ‘toch op me organisaties. Integraal werken lukt vaak niet doordat het overleg tussen een ander thema wil insteken’. Zo verdwijnt het organisaties niet van de grond komt. Een nog hardnekkiger probleem is dat gezicht van de organisatie. de samenwerking binnen organisaties strandt. In eerste instantie zijn afspraken gemaakt tussen vertegenwoordigers van verschillende organisaties. Neem bijvoorbeeld een afspraak met een bestuurder. 088 WIJKEN EN WEGEN

Een alternatieve aanpak Liefde voor het kleinschalige Het verkennen van dat wat al bestaat vraagt om waardering voor het De hierboven beschreven aanpak heeft tot een unieke en het kleinschalige. Veel kansrijke initiatieven worden gedreven impasse in het verbeteren van wijken geleid. We van onderop, door één of enkele sleutelpersonen. Dit zijn personen met komen niet verder. Hoe kan het anders en beter? toevallig de juiste combinatie van vaardigheden. Zij hebben het doorzet- Hieronder geven we kort de kern van onze alter- tingsvermogen om op kleine schaal veel te bereiken. Hun werk is vaak natieve aanpak weer: slechts beperkt reproduceerbaar, omdat het nauw samenhangt met de in- dividuen. Toch is het de optelsom van dit soort initiatieven die gezamenlijk Personalisering als strategie een wijk naar boven trekt en als zelfcorrigerend mechanisme functioneert. Genoemde problemen zijn welbekend. Ze zijn Instanties moeten leren met dit kleinschalige om te gaan – niet negeren, dermate geworteld in de structuren van beleid maar ook niet doodknuffelen. Er bestaat geen model voor. en organisaties, dat ze onoverkomelijk lijken. De We zijn prachtige projecten tegengekomen, bijvoorbeeld voor de re-inte- enige oplossing: radicaal breken met traditionele gratie van langdurig werklozen, die misschien twintig mensen aan de slag denkwijzen. We moeten met andere ogen naar de helpen. De reactie die men dan ontmoet: ‘Maar wat als er twintigduizend problematiek leren kijken. De verschillende pro- langdurig werklozen in de stad zijn?’ Of deze: ‘Wat heb je aan een initia- blemen hebben één gemeenschappelijke noemer, tief, als het niet kan worden “uitgerold” naar andere plekken?’ Misschien namelijk een spanning tussen persoonlijke binding zijn het logische reacties, maar ze zijn dodelijk voor vernieuwing en eigen en energie enerzijds en de werking van formele verantwoordelijkheid. Onze conclusie: veel kleine lampjes maken veel licht. structuren anderzijds. Iedereen denkt intuïtief te weten wat er moet gebeuren, maar slaagt er niet Gebruik lokale kennis in dat te vertalen naar formele doelstellingen. Wie Wie effectief wil werken in deze omgeving en een eigen koers wil vinden, overtuigd raakt van het belang van de gebiedsge- moet eerst het terrein leren kennen. Dat kan door zelf op pad te gaan en richte aanpak, loopt binnen zijn organisatie stuk informatie te verzamelen, bijvoorbeeld door huisbezoeken te verrichten. op institutionele belangen. Mensen vertrouwen Maar dergelijke zoektochten zijn zeer arbeidsintensief en vormen vaak geen organisaties, maar personen. En organisa- slechts een momentopname. Effectiever is het zoeken naar die perso- ties zijn weliswaar permanent aanwezig in de wijk, nen in een omgeving, waar de informatie van nature heen stroomt. Daar maar door persoonswisselingen hebben ze geen kunnen signalen al in een vroeg stadium opgevangen worden. Dat kun- gezicht. Als dat de wortel van het vraagstuk is, nen individuele burgers, professionals of lokale ondernemers zijn. In het ligt daar dan niet ook het begin van de oplossing? verlengde daarvan moet zicht ontstaan op de ‘sociale plattegrond’ van De aanpak moet, veel meer dan voorheen, van een gebied. Vertrouwensbanden worden niet op commando gecreëerd. onderop worden vormgegeven. In Nederlandse Probeer er achter te komen waar deze vorm van sociaal kapitaal reeds wijken en buurten is een schat aan denk- en werk- bestaat. Onder bewoners, tussen en binnen organisaties. Daarnaast kun- kracht aanwezig, die onvoldoende wordt benut. nen organisaties zelf investeren in lokale wijsheid, door professionals Er zijn vele organisaties actief, elk met specialis langer en beter zichtbaar in de wijk actief te laten zijn. tische kennis en professionele krachten. Onder de bewoners zijn er actieve individuen en sociale Verbindende personen en plaatsen netwerken; zij willen zich inzetten voor een betere Het proces van personalisering dat van belang is richting bewoners, is ook buurt. Een succesvolle aanpak mobiliseert deze essentieel om organisatorische obstakels te doorbreken. Onderzoek wijst krachten en sluit aan bij initiatieven die er reeds daarvoor consequent op het belang van sleutelpersonen. Niet alleen in de zijn. Externe middelen kunnen daarbij een duwtje buurt, maar ook binnen organisaties. Deze zorgen ervoor dat processen in de rug geven. Ze moeten (en kunnen) echter op elkaar aansluiten, dat personen elkaar vinden, dat er aandacht blijft niet doorslaggevend zijn. bestaan voor afstemming of dat dilemma’s op het juiste moment worden aangepakt. Zij kunnen met een zekere onafhankelijkheid over schotjes heen springen en tussen kamers heen en weer wandelen. Daardoor dragen ze bij aan een continue wisselwerking tussen straat, werkvloer en bestuur. De keuze van de juiste personen verdient dan ook tijd en aandacht. Het vereist ook ruimte om mensen met uitgebreide sociale netwerken in en rond een gebied langdurig op hun plek te laten. Dergelijke verbindende personen bevinden zich ook buiten organisaties. Zo wordt vaak gewezen op het belang van (kleine) lokale middenstanders. Simpelweg door hun aanwezigheid en hun directe belang bij een veilige, schone omgeving kunnen zij belangrijke ambassadeurs zijn van de wijkaanpak. Even belang- Over de auteurs rijk is dat er plekken zijn, waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten. Niet Taco Brandsen is hoogleraar bestuurskunde aan de alleen georganiseerde ontmoetingen (bijvoorbeeld een bijeenkomst in Radboud Universiteit Nijmegen. een buurthuis), maar ook spontane interacties (bijvoorbeeld een praatje Liesbeth Collignon werkte tot juli 2011 als adviseur/ in de supermarkt). Ook hier geldt weer dat de lokale middenstand een rol onderzoeker bij Partners+Pröpper. kan spelen. Winkels en buurtcafés zijn bij uitstek plaatsen waar mensen Mark Rouw is Manager Jeugd, Veiligheid en Leefbaar- samenkomen. Daarnaast zijn scholen belangrijke sociale ontmoetingsplek- heid bij Partners+Pröpper ken, die meer benut kunnen worden.

Tijdelijkheid en houdbaarheid Meer informatie Initiatieven hebben over het algemeen een beperkte houdbaarheidsduur. Deze bijdrage is een ingekorte versie van een eerder Worden ze langer voortgezet, dan verzuren ze. Bewonersoverleg is een gepubliceerd, gelijknamig essay. Het verwoordt de typisch voorbeeld. Trajecten moeten een duidelijk eindpunt hebben. De visie achter de benadering van de onderzoekers en is opgave is een evenwicht te vinden tussen de continuïteit – noodzakelijk gebaseerd op de volgende informatiebronnen: om het eerder genoemde sociaal kapitaal op te bouwen – en de tijdelijk- heid die arrangementen vitaal houdt. - Een uitgebreid onderzoek naar eerder verschenen rapporten rond dit thema; Naar een realistische aanpak - een aanvullende studie van succesvolle voorbeelden van de integrale gebiedsgerichte aanpak, bestaande Een hernieuwde nadruk op initiatief van onderop kan de integrale gebieds- uit veertig interviews in vier Nederlandse wijken; gerichte aanpak een nieuwe vitaliteit geven. Personalisering, kleinschalig- VI¾IGXMIFMNIIROSQWXIRFMRRIRLIXRIX[IVOZER heid en lokale kennis zijn essentieel om de huidige impasse te doorbreken. Platvorm Corpovenista. Vanuit deze basis kan een constructief samenspel tussen alle betrokkenen worden vormgegeven. Ieder moet hierbij blijven nadenken welke bijdrage Vervangen door: anderen aan de aanpak kunnen leveren en wat hij of zij vanuit zijn ex- Voor een meer uitgebreide beschrijving van onze pertise kan bereiken. Dat is een andere manier van plannen. Het lijkt op bevindingen en overwegingen verwijzen wij naar een zoektocht in een vreemd land. Het is geen bouwproces, waarbij alles het essay en de tussenrapportages op de website zoveel mogelijk van tevoren moet vastliggen. Een planmatige aanpak lijkt van Corpovenista, alsmede naar de daaruit voort- wellicht harder en realistischer, maar dan hoeven we slechts te wijzen op gekomen discussie in het Tijdschrift voor de resultaten uit het verleden. We zijn er nauwelijks verder mee gekomen. Sociale Sector (december 2010-maart 2011). De beslissende stap voorwaarts begint met een herwaardering van per- www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s soonlijke verantwoordelijkheid en de gedrevenheid om door te pakken. Platform Corpovenista > De organisatie van de Zijn dat clichés? Misschien, maar algemene richtlijnen worden onvermij- wijkaanpak > Onderzoek 6.1: Hoe pakken we de delijk clichés en open deuren als ze niet concreet worden verwezenlijkt. wijk aan? Wij kunnen geen radicaal nieuwe inzichten geven, die opeens tot een doorbraak in de gebiedsgerichte aanpak zullen leiden – en die inzichten www.socialevraagstukken.nl > Dossiers > zullen er ook niet komen. De wil moet er zijn om bestaande inzichten te Falende wijkaanpak > De prachtwijken gaan verwezenlijken. Dat kan alleen vanuit intrinsieke motivatie en een wel- er niet komen doordachte, eigen koers. Juist dat maakt de gebiedsgerichte aanpak in de kern tot een persoonlijke opgave. 090 WIJKEN EN WEGEN

Op weg met de gebiedsnavigator

Betere Problemen in wijken worden dikwijls en met wisselend succes geadresseerd met een integrale, gebiedsgerichte samen- aanpak. Samenwerking blijft echter een lastig te nemen horde. De tijd is rijp om de aanpak een stap verder te werking brengen, met een praktische methodiek: de Gebiedsna- vigator. Het is geen toverformule, maar een bron van door juiste inspiratie om effectief samen te werken. Centraal staan bestaande relaties, kennis en middelen, de persoonlijke vragen te energie van professionals en de inrichting van een stellen constructief samenspel tussen betrokken partijen.

In het voorafgaande essay analyseren Taco Brandsen, Liesbeth Colliginon en Mark Rouw waarom de gebiedsgerichte aanpak in het ene geval wel slaagt en in het andere niet. Belangrijkste conclusie: de samenwerking tussen betrokken partijen vormt een groot obstakel. Vier probleemfactoren zijn benoemd, met één gemene deler: de tegen- stelling tussen persoonlijke binding en energie enerzijds en formele structuren anderzijds. Een methodiek die de gebiedsgerichte aanpak een stap verder brengt, moet dan ook uitgaan van ‘het persoonlijke’, van herkenbaarheid. Samenwerking is een doorlopend proces van interactie en kritische zelfreflectie. Betrokkenen moeten met elkaar blijven nadenken over welke bijdrage zij èn de andere betrokkenen kunnen leveren. Dat vraagt om systematische gesprekken en elkaar de juiste vragen stellen. Maar hoe doe je dat? De Gebiedsnavigator helpt bij de afbakening van het gebied waarop de inzet wordt gericht. Ook maakt het de leefwereld inzichtelijk van iedereen die in het gebied woont, werkt en recreëert. Ten slotte helpt de navigator bij het inrich- ten van een integrale aanpak en het leveren van maatwerk per gebied. Drie pijlers, vier stappen De Gebiedsnavigator kent drie pijlers. De eerste is het openen van continu bezig met verkennen, plannen en evalue- persoonlijke energie. Het draait daarbij om vragen als: waar krijg jij ren. Tenslotte komt in vraag 4 de vraag: wat heb energie van, vind je het leuk om andere professionals te ontmoeten en je met de gebiedsgerichte aanpak gerealiseerd? er mee samen te werken, hoe zit dat met de personen waarmee je samen- Een evaluatie hoeft niet altijd een diepgaand werkt en hoe kan je daar op inspelen? Stel deze vragen aan jezelf, maar onderzoek te zijn. Intervisie of een zelfanalyse ook aan de anderen in het team. met een projectteam in een middag kunnen veel De tweede pijler is het inrichten van constructief samenspel. Dit vraagt, nuttige informatie opleveren. om te beginnen, om rust en ruimte om na te denken en ideeën te laten ontstaan. Daarnaast moet er sprake zijn van vrijheid, tijd en ruimte om Batterij aan vragen ideeën in te brengen. Het draait hier dus om openheid en een goede sfeer, Voor alle pijlers en stappen draagt de Gebiedsna- waarin mensen gemotiveerd worden om samen iets op te bouwen. vigator vele vragen aan die betrokkenen, door ze Belangrijke bouwstenen zijn verbindende communicatie, een passende te beantwoorden, op weg helpen om de integrale werkvorm, het (be)vestigen van commitment, het voeden van het proces aanpak succesvol uitvoerbaar te maken. Het met energie en hulpmiddelen en ten slotte buiten de gebaande paden instrument vormt daarmee een ware vragenbat- durven treden. terij, maar dat doet recht aan de complexiteit die Pijler nummer drie, het inrichten van een cockpit, bestaat uit vier stap- nu eenmaal kleeft aan problemen in de wijken. pen: verkennen, ontwerpen, uitvoeren en evalueren. De verkennende stap De andere kant van de Gebiedsnavigator is dat houdt in dat je probeert aan te sluiten op reeds aanwezige sleutelperso- het betrokkenen een volledig praktisch handvat nen (bewoners en professionals), overlegvormen, netwerken, lopende biedt om samen effectief te zijn. Dat leidt tot min- initiatieven en recente kennis over de stand van zaken in de wijk. der doublures, de bundeling van krachten, Vervolgens beantwoord je tien vragen: besparing op kosten en meer resultaten met minder middelen. - Wat is de opgave; - langs welke weg kan de opgave gerealiseerd worden; - is realisatie van de opgave afhankelijk van de inzet van derden; Meer informatie - welke partijen zijn in beeld; Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek - wat leer ik als ik kijk vanuit het perspectief van de andere partijen; ‘Een methode voor gebiedsgericht werken’ van - wat is de betekenis van deze partijen voor het realiseren van de opgave; Partners+Pröpper (Jurgen de Jong en Mark Rouw) en - wat is de gemeenschappelijke noemer en wat zijn de verschillen bij de Radboud Universiteit (Taco Brandsen en Jan-Kees de start van het proces; Helderman). Zie voor het volledige onderzoek: - is er een basis voor samenwerking c.q. is interactief werken van www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s toepassing; Platform Corpovenista > De organisatie van de - wat zijn de procesdoelen; wijkaanpak. - wat is de stand van zaken en wat is er tot nu toe bereikt?

Werken met tegenstellingen In de ontwerpende stap wordt aan de hand van tegenstellingen gewerkt, om daarmee de wijkstrategie scherper te krijgen. Denk aan top-down ver- sus bottom-up, zelfdoen en loslaten, tijd nemen en daadkracht. Je hoeft niet voor één van de uitersten te kiezen, schuiven stellen mag ook. Aan de hand van de uitkomsten worden inhoudelijke aanpak, de strategie richting partijen en de procesaanpak bepaald. Tijdens stap 3 – realiseren – ga je gericht aan de slag met het uitvoeren van het plan van aanpak. Het plan op papier geeft houvast, maar perma- nente improvisatie blijft nodig en wenselijk. Tijdens het realiseren blijf je 092 WIJKEN EN WEGEN

VERKENNEN ‘REFLECTIE OP DE EIGEN PROFESSIE’ EVALUEREN DE PLANNEN WIJK- NAVIGATOR Wouter Rohde, Woonbron Directeur Strategie

REALISEREN ‘Bij Woonbron werken wij momenteel niet met de Gebiedsnavigator. Dat komt omdat onze wijkaanpakken al uitgedetailleerd zijn. We maken daarbij gebruik van een ander model en willen onze medewerkers niet overstelpen met teveel verschillende methodieken. Maar dat wil niet zeggen dat we de Gebiedsnavigator in de nabije toekomst INRICHTEN VAN DE niet gaan inzetten. Vanwege de bezuinigingen moeten we COCKPIT ons beleid bijstellen. De Gebiedsnavigator is een mooi instrument om te evalueren wat we tot nu toe gedaan heb- MET ben. De vragen die het aanreikt, vormen een middel om de ENERGIE SAMEN AAN geesten losser te maken. Het raakt aan veel aspecten van DE SLAG gebiedsgericht werken en zal ons helpen om keuzes te

INRICHTEN OPENEN maken voor een nieuwe strategie.’ CONSTRUCTIEF PERSOONLIJKE SAMENSPEL ENERGIE ‘De onderzoekers hebben goed werk verricht. Ze maken duidelijk dat gebiedsgericht werken een kwestie is van het nemen van veel kleine stapjes om tot iets moois te komen. En dus niet van één blauwdruk die tot een grote verande- BIJDRAGEN AAN ring moet leiden. In één moeite door hebben ze daar een DE WIJK SAMEN ORGANISATIE methode voor ontwikkeld, zodat je er in praktische zin ook MET ANDEREN WAARIN JE MENSEN WERKT echt mee aan de slag kunt. De bijbehorende vragenlijsten OPENEN zorgen ervoor dat alle betrokkenen reflecteren op hun eigen PERSOONLIJKE ENERGIE professie en zich niet meteen laten meeslepen door hun PERSOONLIJKE DRIJFVEREN PERSOONLIJKE eerste ingevingen. Dat begint al met de eerste vraag, over OMGEVING PERSOONLIJKE de opgave. Het is een aspect dat vaak onderschat wordt. De KENMERKEN Gebiedsnavigator draagt er toe bij dat je het met zijn allen eens bent over wat er te doen staat. Zo voorkom je dat je langs elkaar heen werkt. Dat is, zeker als je over de grenzen

VERBINDENDE van je eigen organisatie heen werkt, van groot belang.’ COMMUNICATIE

OUT OF PASSENDE THE BOX WERKVORM DENKEN STIMULEREN CONSTUCTIEF SAMENSPEL

CAPACITEIT MIDDELEN COMMITMENT KENNIS ‘NAVIGATOR ‘EEN BRENGT DENKMODEL ‘ONDERKANT’ VOOR DOENERS’ IN HET VIZIER’ Koj Koning, Woonbedrijf Districtsmanager Tongelre Riks Helder, Ymere Strategisch adviseur ‘In gebiedsgerichte projecten werk je eigenlijk altijd samen met andere partijen. Op de vraag waarom zo’n samenwer- ‘Corporaties zijn al geruime tijd bezig met gebiedsgericht king goed of slecht verloopt, krijg je vaak als standaard werken. Dat doen we vanuit onze professionaliteit en met de opmerking: ‘dat ligt aan de mensen, of ze wel of niet een beste bedoelingen. Daarbij hebben wij de neiging om vooral klik met elkaar hebben’. Maar zo simpel en plat kan het toch te kijken naar wat wij denken dat nodig is. Maar we moeten niet zijn? Vanuit die vraag is de Gebiedsnavigator ontwik- het eigenlijk omdraaien: waar hebben de bewoners behoefte keld. Het zet je aan om met elkaar vanuit niet-onderbouwde aan? Bewegingen moeten niet op gang komen van bovenaf, veronderstellingen, emoties en andere wolligheid tot scherp- maar van onderop. Vervolgens moeten wij bekijken hoe wij te te komen. De batterij aan vragen die de navigator stelt, dat kunnen ondersteunen. Dat is waar de Gebiedsnavigator zie ik niet als overdaad maar als een hulpmiddel dat je aan je op wijst. En door middel van de aangereikte vragen helpt het denken zet. Er gebeurt iets in je hoofd, je gaat op zoek het je om bij wijkprojecten steeds in het oog te houden voor naar wat je vanuit je eigen rol in een project belangrijk vind. wie je het doet. Daar moet je ook strak in zijn. De praktijk Op die manier komen alle betrokkenen sterker in de discus- heeft vaak uitgewezen dat projecten anders uit je handen sie te staan en ben je in staat om samen te formuleren wat glippen. De Gebiedsnavigator brengt de beweging van on- de gezamenlijke doelen zijn.’ derop in het vizier én houdt je bij de les.’ ‘Bij Woonbedrijf hebben wij de navigator in een fictieve ‘Jammer genoeg zijn we er bij Ymere niet aan toegekomen setting uitgeprobeerd. Dat verliep prima. Momenteel wordt om met de navigator aan de slag te gaan. Dat heeft te maken het ingezet in een daadwerkelijk project. Ook dat gaat goed, met organisatorische, budgettaire en planmatige omstan- maar de begeleiding vanuit Partners+Pröpper is er nog digheden. Maar we hebben er wel workshops aan gewijd en wel bij nodig. De Gebiedsnavigator is een denkmodel voor herhalen dat waarschijnlijk nog een keer. Want het gedachte- doeners; de mensen die met hun poten in de wijk staan. Het goed van de navigator heeft invloed op onze interne discus- beantwoorden van de batterij vragen uit de navigator is niet sies. Mede in verband met de nodige bezuinigingen kijken hun ding en dus even wennen. Dat zal naar mijn mening ech- we naar de effectiviteit van onze projecten. Daarin staat ter wel de moeite waard zijn. We willen pas in een samenwer- centraal dat we niet willen denken vanuit Ymere, maar van- king stappen als partijen van zichzelf en van elkaar begrijpen uit de wijk. Wat is zinvol voor de bewoners? De Gebiedsna- wat ze willen bereiken en waarom.’ vigator stimuleert en geeft handvatten om initiatieven uit de buurten op een professionele manier te ontdekken en ‘Sommige vragen uit de navigator lijken misschien een open te ondersteunen in plaats van verloren te laten gaan. Dat deur. Toch is het goed ze te stellen. Want wat voor de ene geeft zowel Ymere als de bewoners meer perspectief en partij vanzelfsprekend is, kan voor de ander volkomen nieuw ontwikkelmogelijkheden op de langere termijn; dat is sociale zijn. Bovendien kan het helpen om over iets door te praten. duurzaamheid. Als professionals denken wij te vaak vanuit Waar de één bijvoorbeeld denkt dat hij aan een uurtje praten bestaande structuren. De Gebiedsnavigator helpt je om er met een lokale sleutelfiguur wel genoeg heeft, kan de ander net even anders naar te kijken. Bij ons niet als geadopteerd daar heel anders over denken! In die zin is de Gebiedsnaviga- instrument, maar wel als invloedrijke bron van inspiratie.’ tor eigenlijk een soort reality check. Het dwingt je om voor jezelf alles scherper te krijgen. Zo vormt het een correctie op je eigen instinctieve inzichten.’ 094 WIJKEN EN WEGEN Benodigd: een lenige organisatie Alternatief voor reorganisatie Niet iedere corporatie kiest ervoor om er een reorganisatie tegenaan gooien om gebiedsgericht werken optimaal te faciliteren. Aan de andere kant mag wel verwacht worden dat de wijkopgave ook organisatorisch serieus genomen wordt. Het gaat om het wel en wee van bewoners en in elk initiatief worden – goed georganiseerd of niet – geld, tijd en energie gestoken. Gelukkig is er een alternatief voor een reorganisatie. Of een corporatie nu functioneel, geografisch of hybride georganiseerd is, met zogenaamde aanvullende coördinatiemechanismen kunnen effectiviteit Zo werkt en efficiëntie van gebiedsgericht werken sterk verbeterd worden. Corporaties zien die mecha- een corporatie nismen nog vaak als lapmiddelen en kennen er binnen de organisatie niet voldoende waarde aan gebiedsgericht toe. Te snel wordt alleen gekeken naar compe- tenties en houding van mensen (lijnmanagers, project- en programmamanagers) als panacee voor problemen die voortvloeien uit de organisa- Corporaties zijn meestal functioneel of geografisch tiestructuur. ‘De structuur maakt niet uit, het gaat georganiseerd. Dat vormt geen ideaal kader voor gebieds- om de mensen die het doen,’ wordt dan gezegd. gericht werken. Als corporaties er aanvullende coördine- Dat is te gemakkelijk. Het is de moeite waard om rende mechanismen voor inbouwen, zal gebiedsgericht projectmatig en programmatisch werken een werken effectiever en efficiënter verlopen. In een tijd volwaardige plek in de organisatie te geven. waarin middelen schaarser en kosten bespaard moeten worden, is dit urgenter dan ooit.

Veel corporaties hebben in het vorige decennium, op instigatie van de gemeentelijke overheid en/of uit eigen overtuiging, de wijkaanpak om- armd. Projecten ten behoeve van leefbaarheid, veiligheid, sociale stijging en andere doelstellingen schoten als paddenstoelen uit de grond. Toch was deze opgave in strategisch opzicht niet van voldoende belang om er ook de organisatiestructuur op (her) in te richten. Corporaties zijn, om Benodigd: bedrijfseconomische of historische redenen, meestal functioneel, geo- grafisch of in een tussenvorm georganiseerd. Daar zit onmiskenbaar een aanvullende zekere logica achter en is vanwege die logica begrijpelijk. Maar deze struc- coordinerende tuur maakt het moeilijker om gebiedsgerichte opgaven op de juiste manier mechanismen op te pakken. De inzet van de juiste mensen en ook de sturing blijken dan lastig te organiseren. Medewerkers die op gebiedsniveau knopen zouden moeten doorhakken, ontbreekt het aan beslissingsbevoegdheid. De wijze waarop opgeschaald moet worden, is onduidelijk en/of neemt veel tijd in beslag. Ook is het lastig kennis en wijzen van aanpak uit te wisselen. Deze situatie komt de effectiviteit en efficiëntie van het gebiedsgericht werken niet ten goede. 096 WIJKEN EN WEGEN

Lenig worden Wat van corporaties gevraagd wordt, is lenigheid. Ze moeten dermate flexibel zijn, dat ze binnen Slim hun bestaande structuren de goede aanvullende werken mechanismen opnemen om gebiedsgerichte opgaven optimaal aan te pakken. Hoe word je zo is juist nu lenig? In de eerste plaats door een programma- van en projectorganisatie een volwaardige plek te belang geven in relatie tot de bestaande (lijn)organisa- tie. Bepaal niet alleen welke projecten worden uitgevoerd, maar ook hoe ze worden opgezet en Slim werken binnen welke kaders. Alleen zo kun je sturen op Een reorganisatie om gebiedsgericht werken te optimaliseren, wordt niet de kwaliteit van de uitvoering. Organiseer struc- bepleit. Wel wordt een lans gebroken voor het aanpassen en vernieuwen turele inbreng vanuit de wijken en de wijkteams van de organisatie. Natuurlijk hebben corporaties in het huidige tijdsge- en neem dit op in gebiedsvisies, die de inhoude- wricht ook veel andere zaken aan hun hoofd. Veranderingen op de markt, lijke basis vormen onder projectplannen. Een EU-regels, eisen vanuit de nationale overheid en de daaruit voortkomende centrale pool van project- en programmamana- noodzaak tot kostenbesparingen vragen om de nodige aandacht die ook gers kan uitgroeien tot een expertisecentrum organisatorische effecten heeft. Dat neemt echter niet weg dat corpora- waar iedereen van elkaars ervaringen leert. ties, als leidende of ondersteunende partij, een rol willen blijven spelen Zoek, bij voorkeur binnen de eigen gelederen, in de wijkaanpak. Juist nu de middelen schaarser worden, is het zaak om sleutelfiguren die projecten en programma’s slim te werken. Lange tijd is er van alles gedaan om gebiedsgericht werken in goede banen kunnen leiden. Selecteer ze op invulling te geven. Maar echt goed doordacht was het vaak niet. De hierbo- competenties als analytische kwaliteit, verbin- ven geformuleerde aanbevelingen kunnen daar structureel een positieve dingskracht en gevoel voor bestuurlijke en inter- draai aan geven. Als je gebiedsgericht werkt, doe het dan goed. Breng organisatorische verhoudingen, zodat ze intern daarvoor intern de juiste, aanvullende coördinatiemechanismen aan. Dat en extern op de juiste knoppen kunnen drukken. maakt het ook mogelijk om de samenwerking met externe partijen een Verzorg hiervoor waar nodig begeleiding en (bij) nieuwe dimensie te geven. Binnen een programmatische aanpak kan alles scholing. Al deze ingrepen maken het mogelijk op elkaar afgestemd en aangesloten worden; sociale stijgingsprojecten op om gebiedsgericht werken beter in te bedden in bouw- en renovatieprojecten, projecten van gemeente op projecten van de bestaande organisatiestructuur. Maar dat is corporaties en andere partijen. Gebiedsgericht werken wordt daarmee niet genoeg. Ook factoren als managementstijl, effectiever en efficiënter. Dat verdienen de wijken èn de corporaties die er bedrijfscultuur en systemen dienen open te staan geld, tijd en energie in steken. voor gebiedsgerichte projecten en programma’s. En juist als de organisatiestructuur er niet op is ingericht, is het des te noodzakelijker de inzet op gebiedsgericht werken wel in de strategie op te nemen. Daarmee formuleert een corporatie Meer informatie dat zij er hoe dan ook belang aan hecht, wat een Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek ‘Zo organiseert een steun in de rug betekent voor de medewerkers corporatie gebiedsgericht Werken. Verkenning passende die ermee aan de slag gaan. organisatievormen voor corporaties’ Magdeleen Sturm, Lysias Group (november 2010). Het rapport is te vinden op de website van Platform Corpovenista: Een www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > De organisatie van de wijkaanpak > Onderzoek 6.2: gebiedsgericht volwaardige werken en de organisatie van een corporatie. plek in de organisatie Lefier wil Lefier is actief partner in onze buurten, wijken werken aan en dorpen. We werken vanuit een heldere visie, wijk- en dorpsgericht en zijn in gesprek met een kansrijke onze bewoners. Waar het nodig is, leveren wij een bijdrage aan de leefbaarheid van buurten, omgeving wijken en dorpen. Waar het gaat om onze inzet zullen wij ons laten leiden door het principe dat mensen zelf leefbaarheid maken. We nemen het daarom niet over, maar kiezen voor acti- vering. Leven in een kansrijke omgeving helpt mensen om hun mogelijkheden te benutten. Daarom hebben we naast de woning aandacht voor woonbeleving en inspiratie. 098 WIJKEN EN WEGEN

‘BEVESTIGING VAN ‘NOODGEDWONGEN AD HOC DE INGESLAGEN WEG’ AANPAK WERKT OOK’

Marnix Wentink, Eigen Haard Joyce Gödeke, Haag Wonen Hoofd Concern- en Voorraadstrategie Manager Personeels- en organisatieontwikkeling

‘Aanvankelijk hadden wij bij Eigen Haard geen ‘Het onderzoek naar de organisatie van gebiedsgericht werken is aparte structuur voor gebiedsgericht werken. ongeveer drie jaar geleden van start gegaan. In de tussentijd is er We vlogen het vooral aan vanuit onze wijkaan- nogal wat veranderd, voor de sector als geheel en voor onze cor- pak, maar dachten op een gegeven moment: hier poratie specifiek. De financiële plaatjes laten een ander beeld zien. moeten we iets mee. Dat ging stap voor stap. Wij hebben een andere directie gekregen die, door die gewijzigde Eerst hadden we wijkteams en daarna een afde- omstandigheden, juist weer meer op een functionele organisatie is ling Gebiedsontwikkeling, die onder Strategie gaan koersen. Dit betekent dat je innovatief moet zijn om ook nog viel. Maar dat gaf nogal wat ruis. De lijnorganisa- gebiedsgericht te kunnen opereren. Het onderzoek biedt handvat- tie bleek te dominant te zijn om gebiedsgericht ten om dit te doen. De conclusies lijken voor de hand te liggen, werken genoeg ruimte te geven. Nu valt het maar ze zijn nu wel onderbouwd. Projectmatig werken is een onder onze ontwikkelingspoot. We hebben een pleidooi waard. In eventuele discussies over dit onderwerp is dat hulpconstructie aangebracht en die dwars op nu gemakkelijker hard te maken.’ onze lijnorganisatie gezet. Er zijn nu wijkteams met een wijkstrategie en een wijkvisie. Zij wer- ‘Wij zouden graag, zoals het onderzoek aanbeveelt, structureel ken in opdracht van de lijnorganisatie. Dat gaat een projectorganisatie neerzetten. Gezien de omstandigheden is beter, maar nog niet vlekkeloos. Het heeft denk ons dat (nog) niet gegeven. Maar we slagen erin om vragen met ik tijd nodig om zich te bewijzen. Bovendien zijn betrekking tot gebiedsgericht werken ad hoc op te lossen. Zoals ook de omstandigheden veranderd, bijvoorbeeld het onderzoek vermeldt, is het daarbij van groot belang dat je doordat projectensteun is komen te vervallen. goed zicht hebt op de potentie van je medewerkers. Dat stelt ons Wij buigen ons nu over de vragen welke rol wij in staat om, indien nodig, de juiste mensen tijdelijk uit de organisa- nu precies hebben en welke rol we willen spelen.’ tie te halen om een klus te klaren. Zij moeten over bepaalde com- petenties beschikken. Vooral analytisch vermogen en resultaat- ‘Terwijl het onderzoek liep, waren wij al bezig om gerichtheid zijn belangrijk om zaken te vertalen naar een goede binnen onze organisatie gebiedsgericht werken oplossing. Door onze grondige beoordelingscyclus weten we wat een goede plek te geven. De resultaten maken we in huis hebben. Daardoor weten we precies wie de toppers zijn duidelijk dat iedereen dezelfde problemen heeft en wie nog moeten bijleren.’ met dit onderwerp. Afhankelijk van de structuur worden die op verschillende manieren opgelost. ‘Onze ad hoc benadering is niet ideaal, maar werkt meestal wel. Als je regionaal georganiseerd bent, doe je dat We hadden bijvoorbeeld problemen in enkele complexen, waar anders dan wanneer je functioneel georgani- een aanvankelijk toegezegde renovatie moest worden omgezet seerd bent. Dat is ook logisch. Het onderzoek in sloop. Begrijpelijkerwijs leidde dat tot onrust. Daar hebben we levert misschien geen baanbrekende nieuwe projectmatig enkele mensen op in kunnen zetten. Zij hebben de inzichten op. Maar het bevestigt ons wel in de onrust gekanaliseerd en werkbare plannen opgesteld om de sloop door ons ingeslagen weg.’ voor alle partijen zo goed mogelijk te laten verlopen. Dankzij deze flexibiliteit slagen we erin om zoiets toch effectief en efficiënt aan te pakken. De kunst is voor ons om projecten zo kort mogelijk bui- ten de reguliere organisatie te laten lopen. We proberen het snel op te zetten en dan terug in de lijn te brengen. Bij Haag Wonen hebben we op diverse fronten nog wel een weg te gaan. Maar deze aanpak voor gebiedsgericht werken functioneert heel redelijk.’ ‘HET IS NIET IETS WAT JE ERBIJ DOET’

Marie José Backx, Woonbedrijf Districtsmanager

‘Bij sommige organisaties, zoals diverse gemeentes, is gebiedsgericht werken ondergebracht in een aparte afdeling. Vanuit die afdeling maken ze afspraken met de medewerkers buiten en met de partijen met wie ze in een project samenwerken. Maar dat werkt niet. Het nakomen van hun eigen deel van de afspraken krijgen ze intern maar moeilijk voor elkaar, juist omdat ze een aparte afdeling vormen. Dat gaat ten koste van de slagvaardigheid. Gebiedsgericht werken is niet iets wat je erbij doet. Daarom hebben wij Woonbedrijf zeven jaar geleden onze hele organi- satie gebiedsgericht ingericht. Ons motto is: we werken gebiedsgericht waar het kan, centraal waar het moet.’

‘Toch bevat het onderzoek ook voor mij nuttige aanknopingspunten. Want ook al hebben wij gebiedsgericht werken al ingebed in onze organisatie, het loopt niet altijd zoals wij willen. Het onderzoek heeft mij vooral nog eens bewust gemaakt van de valkuil dat de gebieden zich kunnen ontpoppen tot eilandjes. Dan ben je alsnog los van elkaar dezelfde wielen aan het uitvinden. Het blijft van groot belang om voldoende intern te delen. Wij hebben dat gestructureerd in een tweewekelijkse bijeenkomst. Hier komen de districtsmanagers van de gebieden samen, om kennis en ervaringen uit te wisselen. Zo vergroten we de kwaliteit en de efficiëntie van onze inspanningen. Alleen door onze gebiedgerichte plannen met elkaar te delen, kunnen we voorkomen dat we op verschillende locaties dezelfde fouten maken. Of verschillende afspraken maken met dezelfde instanties.’

‘Het onderzoek bevat haalbare aanbevelingen voor corporaties. Er is terecht van uit gegaan dat een volledige reorganisatie voor weinigen op- portuun zal zijn. Nu staat er een praktisch verhaal, waarmee corporaties gebiedsgericht werken beter uit de verf kunnen laten komen.’ 100 WIJKEN EN WEGEN Van bewoners- Iedereen kent ze wel, de blanke heren op leeftijd die in de bewonerscommis- sies de lakens uitdelen. Een uitvloeisel commissie van de bewonersparticipatie die sinds de jaren zestig een grote vlucht heeft tot genomen. Bewoners werden steeds mondiger. Gemeentes en corporaties vuurkorf- hadden wat uit te leggen als ze wat wilden doen in de wijk. Sterker nog: ze bijeenkomst moesten luisteren en bewoners serieus betrekken bij het maken van plannen. De rokerige en volle zaaltjes halen we ons nog wel voor de geest. Het kon Bewoners- daar stevig aan toe gaan. Participatie werd steeds volwassener. Het werd participatie wordt ten slotte allemaal netjes vastgelegd steeds informeler (Overlegwet). Ook ontstonden steeds meer andere en lossere vormen van participatie. Nu dat er allemaal is, groeit JUDITH VAN EL, HAAG WONEN de verwarring. Wat moeten we met de ‘Corporaties moeten zo slim zijn om participatie – formeel en informeel? natuurlijke momenten te benutten’ Past het nog wel op elkaar, naast el- ‘Voor een groot deel van onze bewoners blijken bewonerscommissies kaar? Gaat nog wel mee met zijn tijd, geen aanlokkelijke vehikels om met ons in gesprek te gaan. Ik zie dat nu individualisering, informalisering als onderdeel van een maatschappelijke ontwikkeling. Op scholen voelen van organisaties en de one-issue- weinig ouders ervoor om lid te worden van de medezeggenschapsraad. gerichtheid van mensen stevig aan Want als ze ergens mee zitten, stappen ze gewoon rechtstreeks op de docent af. Of neem vrijwilligerswerk: daar is vaak veel animo voor. Maar de traditionele aanpak zagen? Waar mensen doen dat wanneer het hen uitkomt en wanneer dat aansluit op moet het naartoe, in een tijd waarin hun interesses. Zo is het met veel bewoners ook. Er is een probleem, ze juist corporaties zich zouden moeten steken er tijd en energie in om het op te lossen en klaar. Wat ze meestal legitimeren bij bewoners? Vragen die niet willen, is vier keer per jaar verplicht vergaderen en met notulen en Platform Corpovenista prikkelden om afvinklijstjes in de weer zijn.’ participatie opnieuw op de agenda te zetten en te kijken waar we staan. De vorm staat vrij ‘Er is geen toverformule om formele en informele bewonersparticipatie te- Bureau Inicio maakte een inventarisa- gen elkaar af te wegen of te vervlechten. Elke corporatie heeft een groep tie, gevolgd door een workshop waarin formeel betrokken bewoners. Het werk dat zij doen heeft zeker waarde. de resultaten werden besproken. Twee Samen met hen moet je een proces aangaan om te komen tot nieuwe deelnemers blikken terug en vooruit. vormen waar er ruimte is voor structurele en meer kortdurende vormen van betrokkenheid. Wellicht hebben zij het gevoel dat er aan hun positie aan te spreken. Per initiatief beoordelen we of en gemorreld wordt. Daar moet je zorgvuldig en met respect mee omgaan. hoe we ons daarvoor willen inspannen. Zo kan het Tegelijkertijd moet je als corporatie zo slim zijn om natuurlijke momenten, zinvol zijn om een keer tussen vier en half zeven waarop bewoners betrokkenheid tonen, te benutten. Dat doet zich bijvoor- ergens in een portiek te gaan staan om in- en uit- beeld voor bij groot onderhoud. Bepaalde bewoners blijken geïnteresseerd lopende bewoners vragen te stellen. We draaien en willen meedenken. Die moet je daarna misschien als aanspreekpunt projecten om kinderen mee te laten doen, of om proberen vast te houden. De vorm waarin dat gebeurt, staat wat mij be- een wijk drempelvrij te krijgen voor rolstoelen, treft vrij. Formaliteit is geen doel op zich. Het doel is wel om bewoners rollators, scootmobiels en kinderwagens. Soms te betrekken op een manier die zij zelf als prettig ervaren.’ ontstaat iets vanuit bewoners zelf. Zoals een groep ouderen die met ons in gesprek wilde gaan Waardedenken over seniorenvoorzieningen in hun wijk. Met hen ‘De discussie over dit onderwerp binnen Corpovenista heeft interessante, heb ik direct een rondje projecten gedaan, zodat externe vergezichten opgeleverd. Zo kwam ook het “waardedenken” ter ze konden zien wat we op dat gebied zoal doen. Ik sprake. De vraag of mensen zich willen inzetten, hangt af van waar ze geloof in dat soort organisch tot stand gekomen waarde aan hechten. Sommige bewoners gaan er helemaal voor als zij betrokkenheid.’ iets belangrijk vinden en er veel geoorloofd is. Andere handelen graag vanuit bestaande kaders en een omschreven taak. Daar zitten grote Lamp aandraaien of vergaderen verschillen tussen, waar je op in kunt spelen. Voor mij zijn dat waardevolle ‘Onder bewoners heb je doeners en denkers. Die constateringen. Ze zijn confronterend, inspirerend en zetten je aan het moet je op verschillende manieren benaderen. denken. Het is hoe dan ook noodzakelijk om het gesprek over dit onder- Zo hebben wij onze lampeniers; bewoners die werp binnen corporaties en met bewoners periodiek gaande te houden. waar nodig lampen aandraaien of vervangen. Die Anders ga je over tot de orde van de dag en kom je er niet aan toe om vinden het heerlijk om op die manier mee te doen. dit met elkaar goed te regelen.’ Maar die moet je niet achter een vergadertafel zetten. Daar zijn weer andere bewoners voor, die zich daar wel op hun plaats voelen. Die kun je ERIC LUGTMEIJER, PARTEON daar dan dus ook voor benaderen. Zo kom je tot een mengvorm van formele en informele bewo- ‘Je hebt doeners en denkers’ nersparticipatie, met een diversiteit aan verschij- ‘Als corporatie heb je de neiging om vanuit de eigen organisatie, en dan ningsvormen die recht doet aan de diversiteit aan ook nog vanachter een bureau, plannen te bedenken. Dan loop je dubbel bewoners. Het was nuttig om over dit onderwerp risico dat het niet aansluit op waar werkelijk behoefte aan is. Je moet luis- van gedachten te wisselen met collega’s van an- teren naar de mensen voor wie je de plannen maakt. In ons geval zijn dat dere corporaties. Nieuwe inzichten heeft het mij de bewoners. Als je hen laat meedenken, krijg je simpelweg betere ideeën. niet opgeleverd, maar het is wel een vliegwieltje Bij Parteon draait de formele bewonersparticipatie behoorlijk goed. Het is geweest om de gedachten over bewonerspartici- een levendig geheel, dat vorig jaar op een haar na tot beste van Nederland patie in beweging te houden.’ werd uitgeroepen. Ik vind dat we die formele participatie moeten behou- den. Als directie vinden we het belangrijk, en we ondersteunen het. En ja, Meer informatie ook bij ons worden de huurdersverenigingen voornamelijk bevolkt door De workshop van Platform Corpovenista over be- autochtone mannen van boven de vijftig. Maar van die beperkte repre- wonersparticipatie heeft een bundel opgeleverd sentativiteit moet je niet zo’n punt maken. Dat is nu eenmaal zoals het is. (‘Bewonersparticipatie: vastgeroest of lenig?). Deze is Waar het om gaat, is dat deze bewoners er veel tijd en energie in steken te vinden op de website: www.corpovenista.nl > om met ons mee te denken. Wij worden daar beter van.’ onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > 3. bewonersparticipatie. Hier zijn ook enkele Vele kleuren essays over dit onderwerp in opgenomen ge- ‘Naast die formele vorm van participatie willen we ook nieuwe vormen schreven in opdracht van het platform. laten bestaan, in vele kleuren. Dat is nodig om andere groepen bewoners 102 WIJKEN EN WEGEN

Kerntaak als maatwerk

Debat over de toekomst van corporaties Verschil maken Dat er geen overeenstemming bestaat over waar het met de woningcorporaties naartoe moet, blijkt al uit de probleemanalyse tijdens het atelier. Waar zit de werkelijke urgentie? Volgens Klaas Mulder van Laagland’advies is er geen sprake van een ‘terugkeer’ naar de kerntaken. Corporaties moeten veeleer kijken hoe ze het verschil kunnen maken voor de kwetsbaren in deze samenleving. Dat vraagt een dóórontwikkeling van de kern- taken die corporaties sinds jaar en dag hebben. Volgens Mulder hebben de corporaties de kwets- baren uit het oog verloren, door zich teveel met niet-wonen projecten bezig te houden. Profes- sionals luisteren alleen nog maar naar elkaar en Wat is het speelveld waarop corporaties zich willen – en niet naar de mensen om wie het werkelijk gaat. vooral nog kunnen – bewegen? Dat is een uiterst actuele De sector heeft de huisvesting van de primaire doelgroep op prioriteit zeven gezet. De signalen discussie met de aanstaande parlementaire enquête over van mensen die echt hulp nodig hebben worden de woningcorporaties. Maar die discussie is al langer niet opgepikt. En dan gaat het niet om het souter- actueel, door de economische crisis en de EU-regels. rain van de volkshuisvesting, maar om de begane Het Platform Corpovenista organiseerde in februari 2011 grond van gewone mensen, aldus Mulder. samen met kenniscentrum KEI een atelier onder de noemer Andere deelnemers aan het debat leggen de ur- ‘Kerntaak als Maatwerk’. Een impressie van het debat, gentievraag elders. Zo legt Jos de Blok, succesvol dat onder leiding stond van Felix Rottenberg. entrepreneur van de Buurtzorg Nederland-formu- le en voormalig wijkverpleegkundige, het accent op de kloof tussen beleidsmakers aan de ene kant ‘Back to basics’, ‘terug in het hok’, ‘terug naar de kerntaak’, het zijn kreten en de uitvoerders op de werkvloer van de wijken die binnen corporatieland en daarbuiten de laatste tijd veelvuldig vallen. aan de andere kant. Dat is althans zijn conclusie Gedwongen door de EU-regels (zie ook elders in deze publicatie) moeten wanneer hij kijkt naar hoe de wijkverpleegkundi- corporaties het grootste deel van vrijkomende woningen toewijzen aan gen van zijn organisatie werken in de wijken. bewoners met een lager inkomen. Daarnaast is hun verdiencapaciteit voor Zij weten zich daar prima te redden. nieuwe projecten fors aangetast door de crisis. De verkoop van bestaande huurwoningen is bij veel corporaties teruggevallen. Verder zorgen nieuwe Deskundige handwerkers regels ervoor dat de rente voor leningen voor nieuwe projecten betaald De oplossing van De Blok: creëer systemen op het moet worden uit de cashflow. Ook daardoor neemt de investeringscapa- laagste niveau die zelfontwikkelde oplossingen citeit van corporaties af. Een situatie die niet verbetert door de aange- aandragen. De individuele verpleegkundige weet kondigde nieuwe heffingen uit Den Haag. Niet in de laatste plaats is de prima waar behoefte aan is en kan ook prima de maatschappelijke discussie over de rol van corporaties aangewakkerd. verbinding leggen naar andere partijen. Omdat Uit de hand gelopen projecten en gevallen van fraude en malversatie doen hij of zij denkt vanuit de specifieke context en de het imago van corporaties weinig goed. Het gevolg van dit alles: ze passen specifieke vraag van het huishouden waar hij bij hun verdienmodel aan, voeren kostenbesparingen door en passen de stra- betrokken is. Daar zijn geen generieke oplossin- tegische doelstellingen aan. Terug naar de kerntaak dus, maar wat is deze gen vanuit de overkoepelende organisatie voor precies? Hoe kijken partijen van binnen en buiten de te bedenken. Blok verwacht dan ook dat over tien sector hier tegenaan? Vijftien jaar na de brutering lijkt de toekomst van jaar veel van de huidige organisaties zijn verdwe- de woningcorporaties ongewisser dan ooit. Een communis opinio is in nen. Hiërarchische organisatieconcepten hebben ieder geval nog ver te zoeken. hun langste tijd gehad. In plaats daarvan ontstaan 104 WIJKEN EN WEGEN

logische netwerken van deskundige ‘handwer- gezin en een prettig huis – waar kinderen bijvoorbeeld goed hun kers’. Zelforganisatie heeft de toekomst. Daarmee huiswerk in kunnen maken. houdt De Blok een pleidooi voor een herontdek- king van de ambachtelijkheid: doe vooral wat je Gelijkgestemde bewoners moet doen en vraag hulp als je er niet uitkomt. De opmerkingen van Schiller roepen de vraag op wat het ‘gewone leven’ Op de werkvloer werkt dat erg goed, maar dat van mensen is en hoe woningcorporaties daaraan bij kunnen dragen. Is gaat volgens De Blok niet vanzelf. Zo is het lerend hier een eenduidige definitie voor te formuleren? In hoeverre is het nood- vermogen van de wijkverpleegkundige in 25 jaar zakelijk om heel scherp te benoemen ‘waar je van bent’ als corporatie? enorm afgenomen; alle kennis is onderuit gegaan. En kunnen we bijvoorbeeld leren van het buitenland op dit punt? Volgens Dat moet weer helemaal worden opgebouwd, zo Jan Kees Helderman (Radboud Universiteit Nijmegen) kunnen de Duitse geeft hij aan. Genossenschaften als lering en inspiratie dienen; een organisatievorm Sommige deelnemers bespeuren een parallel in die dicht bij onze coöperaties komt. Daarin gaat het vooral om goed en de corporatiesector. Zij wijzen erop dat met name plezierig wonen, waar op een gegeven moment een element van thuiszorg in het middensegment bij corporaties de ambach- aan is toegevoegd. Deze vorm kennen wij niet meer, aldus Helderman.De telijkheid hard terugloopt. Er wordt volgens hen coöperatie is verstatelijkt en vermarkt, waardoor uiteindelijk ook ver- alleen maar taakgericht gewerkt. Beleidsmensen vreemding is opgetreden. die met wijken bezig zijn, maar niet weten wat er Volgens Wouter Rohde van corporatie Woonbron is een te nauwe inka- speelt. Maar ook opzichters die zich na werktijd dering van waar corporaties voor zijn echter ongewenst. Hij gruwt naar het liefst zo snel mogelijk uit hun buurt uit de eigen zeggen van al die ‘kleine hokjes’. De suggestie van de coöperatie voeten maken. Dat is een veenbrand waar men vindt Rohde evenwel een interessante. Niet voor niets gaat Woonbron de zich grote zorgen om maakt. Wie weet nog waar focus meer richten op groepen gelijkgestemde mensen die prettig samen de volkshuisvesting voor staat? willen wonen. Het wonen moet daarmee weer van de mensen zelf worden. De woningcorporatie biedt daarbij wel zaken aan, maar schrijft niet voor. Institutionele drukte Mensen maken zelf de keuzes, hoe lastig dat ook te realiseren is met Bij de probleemanalyse wordt door sommigen de systemen als de woonruimteverdeling. Het faciliteren van woonplezier: het vraag gesteld of Nederland overgeorganiseerd is een megaoperatie om een organisatie als die van Woonbron daartoe om is. Volgens een deel van de aanwezigen bij het te turnen, aldus Rohde. Het gaat vooral om beter te luisteren in plaats van atelier is dat zeker het geval. Daarom kan het je eigen werk op te dringen. Ton Selten (op dat moment nog bestuurder ook geen kwaad om ‘back to basics’ te gaan en van Lefier, red.) verbindt hier een tijdsdimensie aan. Corporaties moeten hier en daar stevig in het takenpakket te schrap- eraan bijdragen dat mensen vijftig jaar lang normaal – dat wil zeggen goed pen. Daar ligt volgens hen de werkelijke urgentie. en actief – kunnen leven. Het gaat om krachtige gemeenschappen waar- Heinz Schiller van de Utrechtse welzijnsorgani- binnen een ieder recht heeft op goed wonen en werken. Corporaties kun- satie Doenja wijt dit aan de ‘hardnekkige wens nen een rol spelen in het laten ontstaan van gemeenschappen die primair van verdelende rechtvaardigheid’. Als voorbeeld hun eigen leven regelen, door flexibel mee te bewegen in de levensfasen wijst Schiller op het feit dat zijn organisatie ook van mensen. Daar moeten corporaties ook andere partijen op vinden, in de nieuwe wijk Leidsche Rijn actief moet zijn, aldus Selten. omdat de politiek vindt dat elke wijk recht heeft op welzijnsaanbod. Maar tachtig procent van deze Chaos en orde wijk functioneert prima en daar is dat aanbod Met dat laatste punt raken we aan het thema van de samenwerking met helemaal (nog) niet nodig, aldus Schiller. Het andere organisaties in de wijken. Hans Boutellier, directeur van het Ver- geeft naar zijn idee alleen maar een hoop insti- wey Jonker-instituut en auteur van De improvisatiemaatschappij maakt tutionele drukte. De staat dwingt Doenja echter op dit punt de vergelijking met de jazzmuziek. In de jazz is chaos, maar alles overal te leveren. Zijn oplossing is daaraan toch ook orde. Er is een thema, er is ritme. Er zijn goed gekwalificeerde gerelateerd: schrappen in de overkill aan kernta- spelers, die onderling respect voor elkaar hebben. Er is ook een bepaalde ken. En vervolgens uitgaan van wat mensen zelf traditie waaruit men stamt en op voortbouwt en er is interactie met een nodig hebben – in plaats van te redeneren vanuit publiek. Voeg daar een lichte vorm van leiderschap aan toe – iemand geeft het eigen instituut. Volgens Schiller is dat ‘het een knikje – en het swingt, aldus Boutellier. Hij waarschuwt dat het verlam- gewone leven’: een geregeld leven, met werk, een mend kan werken om in onze samenleving te blijven roepen ‘hoe ingewik- keld het allemaal is’. Naar zijn idee moeten we (h)erkennen dat we door Deelnemers aan het rondetafelgesprek goed te improviseren kunnen werken aan een stabiele samenleving. Par- tijen moeten daartoe duidelijke rollen spelen. De kunst is elkaar te vinden Voorzitter in de kernfunctie van de organisatie. Lang hebben we volgens Boutellier Felix Rottenberg gezien dat iedereen alles ging doen, tot en met de politie die ging voetbal- len met jongeren. Dat heeft de chaos alleen maar bevorderd. In plaats Deelnemers daarvan moet iedereen weer beginnen door vanuit de eigen kernfunctie Jos de Blok te redeneren, om van daaruit de verhouding met andere kernfuncties te Buurtzorg bekijken. Eerst smal kijken en van daaruit weer naar het grotere geheel, Hans Boutellier de grotere samenhang. Doe datgene wat je goed kunt, in relatie tot wat de Verwey-Jonker Instituut ander doet, zo geeft Boutellier aan. Eppi Fokkema Resteert nog wel de vraag wie de aanvoerder moet zijn en het ‘knikje’ Atrivé geeft waarop de anderen inhaken. Boutellier vindt dat daar geen gene- Jan-Kees Helderman rieke antwoorden op gegeven kunnen worden. Per thema moet worden Radboud Universiteit Nijmegen bekeken wie het beste het voortouw kan nemen. Bij het thema psychiatri- Klaas Mulder sche patiënten doet de ene dat, bij een ander thema een ander. Daar moe- Laagland’advies ten partijen geen grote systemen voor willen ontwikkelen; veel te lastig. Wouter Rohde Zijn advies: benoem vanuit de eigen kernfunctie als corporatie een aantal Woonbron thema’s en geef daarbij aan wat de andere partijen zijn die hun rol daarin Heinz Schiller moeten spelen. Dat is niet zo ingewikkeld om te doen, aldus Boutellier. welzijnsorganisatie Doenja Utrecht Ton Selten Te weinig precies 0I½IV Aan het einde van het debat constateert KEI-directeur Olof van de Wal Jeroen van der Velden dat er progressie zit rondom het begrip kernfunctie: wat zijn de groepen KEI waar de corporaties voor willen werken, wat willen zij hen bieden en welke Olof van de Wal beroepsethiek hoort daar bij? Met andere woorden: er ontstaat consensus KEI over de driehoek tussen opgave, ambachtelijkheid c.q. vakmanschap en kernfunctie. Per regio c.q. stad moeten woningcorporaties deze driehoek voor zichzelf benoemen en afstemmen op de kernfuncties die door andere partijen worden geleverd. Tegelijkertijd constateert Van der Wal dat we in de definitie van een en ander nog te weinig precies in zijn: ‘We lopen toch weer snel tegen allerlei beleidsideologie aan, de oogkleppen komen snel weer op.’ In een vervolg moet het daarom vooral gaan om twee vragen: hoe benoemt een corporatie wat hij in de breedte doet en vooral: wat gaat een corporatie in de toekomst vooral niet meer doen? Het zijn vragen die de komende jaren, in een mogelijk vervolg op Platform Corpovenista, prima aan de orde kunnen komen. 106 WIJKEN EN WEGEN Haag Wonen hoopvolle voorwaartse beweging in de wijk Zorgeloos wonen in een veilige, schone wijk voor alle huurders: dat is waar je het uiteindelijk voor doet. Voorwaartse bewegingen in de wijk – vanuit Haag Wonen, partners maar vooral ook onze bewoners – zijn even hoopvol als broos. Bezuinigingen pakken nadelig uit voor de wijkaanpak. Haag Wonen gaat echter - met minder geld - onverminderd door. Voorbeelden zijn de Brede Buurtschool Rivie- renbuurt, duurzaam onderhoud (steeds meer op initiatief van bewoners), nieuwbouw waar nodig, veiligheidslabels, maar ook het opleiden van toe- zichthouders voor het werken in complexe wijken. Onze bewoners zorgen intussen voor een rustige jaarwisseling (Schilderswijk), hun kinderen maken schoon en doen klusjes (Zeeheldenkwartier) en hou- den ondanks de crisis het hoofd boven water (weder- om minder huisuitzettingen door huurachterstand). ‘De professionals snel de wijk uit en de bewoners achter het stuur, daar gaat het om’

Mary Fiers over de rol van bewoners in de stedelijke vernieuwing

Tekst: John Cüsters Beeld: Maarten Corbijn 108 WIJKEN EN WEGEN

Dit voorjaar vierde Mary Fiers haar

tienjarig jubileum in de Eindhovense Tien jaar actief in de stedelijke vernieuwing. U heeft de bloeiperiode van politiek. De huidige wethouder Wonen, de integrale wijkaanpak meegemaakt. Een aanpak waarbij veel gemeenten Wijken, Ruimte en Burgerparticipatie met maatregelen op meerdere domeinen wijken naar een stedelijk gemid- begon in 2002 als raadslid en is nu bezig delde probeerden op te krikken. Hoe kijkt u terug? Hebben gemeenten in met haar tweede termijn als lokaal be- de voorbije periode inderdaad, zoals elders in dit boek wordt beweerd, te vaak gestreefd naar gemiddelde wijken? stuurder. Fiers is een warm voorstander van een grotere rol van bewoners in de ‘Ik vind het een karikatuur om te stellen dat gemeenten zouden streven wijkaanpak. Natuurlijk kunnen profes- naar het gelijktrekken van wijken, zodat ze op bepaalde criteria allemaal dezelfde scores gaan behalen. Iedere wijk is anders. Er is geen gemiddelde sionals tijdelijk een belangrijke onder- wijk, zoals er ook geen gemiddelde mens is. Diversiteit is belangrijk. Het steunende rol spelen in het mobiliseren hoeft niet overal hetzelfde te zijn. Maar je kunt je ogen niet sluiten voor van de eigen krachten in een wijk. Maar het feit dat in sommige delen van de stad een cumulatie van problemen ze denken te vaak vanuit problemen en bestaat. En als die problemen een uitstraling hebben naar het leefklimaat te weinig vanuit de potenties en sterke in een wijk, is dat aanleiding voor een gebiedsgerichte en geconcentreerde punten van een wijk. Alleen met scherpe- aanpak. Als een buurt hoge werkloosheidspercentages kent, groeien kinderen op in een klimaat waarin ’s ochtends niemand opstaat en naar re analyses, stevige bewonersorganisa- zijn werk gaat. Dat versterkt het probleem van de werkloosheid. Gaat het ties en professionals die zichzelf kunnen om sec individuele gevallen, dan is het een probleem dat je niet gebiedsge- relativeren, zal het lukken de focus in de richt hoeft aan te pakken.’ aanpak te verleggen. Hoe identificeer je of een probleem gerelateerd is aan een gebied? Verval je dan toch niet snel in het streven naar een statistisch gemiddelde? ‘Een gemeentelijke overheid ontkomt er niet aan doelstellingen te koppe- len aan keiharde output, dus aan statistische gegevens. Maar ze moet ook kwalitatief bekijken in hoeverre haar inzet rendeert. Kwalitatieve analyses zijn van groot belang om te beoordelen hoe een wijk er daad- werkelijk voor staat. In Eindhoven werken we met buurtanalyses op basis van statistische gege- vens en gesprekken met experts die het gebied goed kennen, waaronder bewoners en ondernemers in de buurt en de professionals van de betrok- ken organisaties. Dat willen we nog gaan uitbreiden met de cijfermatige gegevens van andere organisaties zoals het welzijnswerk en woningcor- poraties. Op die manier proberen we de analyses scherper te maken. In het algemeen vind ik dat een belangrijke uitdaging voor de toekomstige stedelijke vernieuwing, hier in deze stad en elders.’ gemeenten, de allerslechtste delen van de voor- raad nu wel grotendeels gesloopt en vervangen. Verder worden we ook beter in de analyse van wat precies aan de hand is in een wijk en van de oplossingen die daarbij horen. We zijn ons er beter van bewust dat je met fysieke structuren ook sociale structuren sloopt. Dat het probleem niet wordt opgelost door vierhonderd woningen plat te gooien.’

Wat bedoelt u met een scherpere analyse? Is grootschalige sloop nu definitief ‘Als er alleen maar op papier een probleem is in een postcodegebied verleden tijd? terwijl niemand in de wijk dat probleem in de praktijk ervaart, ben je niet ‘Laten we vooral niet naar de andere kant door- slim bezig. Ook omdat alle partijen nu minder middelen hebben om te slaan. Er moet geen sloopvrees ontstaan. Met de investeren, is het zaak gerichter te kijken naar wat er aan de hand is in hoeveelheden woningen die nu worden gesloopt, een buurt. Daarvoor zal het nodig zijn om dieper in te zoomen op de situ- moet iedere woning in Nederland iets van drie- atie ter plekke, waardoor de aanpak fijnmaziger en specifieker wordt. Als honderd jaar blijven staan. Dat is niet realistisch. in een klein gebied alleen een fysieke opgave speelt, kun je volstaan met Natuurlijk kun je met nieuwe renovatietechnieken bijvoorbeeld een grootschalige renovatie. Zijn in een gebied relatief veel de levensduur van woningen fors verlengen, maar bewoners in behandeling bij de geestelijke gezondheidszorg, dan wordt de op sommige plekken zul je toch slechte woningen aanpak daarop gericht. Dat is effectiever dan in een groter postcodege- moeten blijven vervangen door toekomstbe- bied met iedereen alles aan te willen aanpakken.’ stendige huizen. Belangrijk is dat we dat proces zorgvuldig aanpakken. Ik zie wel dat gemeenten en corporaties in den lande daarin meer ervaring In hoeverre is er in een fijnmaziger aanpak nog ruimte voor de rol die hebben opgedaan, zodat ze niet meer elke keer in buurten op een hoger schaalniveau voor de hele stad kunnen spelen? dezelfde valkuilen stappen. Ze beseffen dat sloop ‘Dat moet natuurlijk nooit worden vergeten. Iedere stad heeft buurten bij bewoners per definitie tot een rouwproces waar starters een goedkope woning kunnen vinden, waarna ze de buurt leidt. Een proces waarbij bewoners overigens veel weer om uiteenlopende redenen verlaten. In Eindhoven is dat bijvoorbeeld aan elkaar kunnen hebben. In Eindhoven raden Woensel-West, één van de krachtwijken. We hebben er expliciet voor we bij sloopprocessen bewonersorganisaties altijd gekozen dit de volkswijk met betaalbare woningen te laten die het altijd aan om te praten met bewoners die het allemaal is geweest. Geen grootschalige sloop dus om mensen de mogelijkheid te al een keer hebben meegemaakt.Vervangen door: geven in de eigen buurt wooncarrière te maken. Buurten en wijken zijn De praktijk leert dat dat de pijn kan verzachten nooit eilandjes op zichzelf. Ze hebben een functie in de stedelijke context. en het geeft de bewoners meer onderhandelings- Om terug te komen op de eerdere discussie over het statistisch gemid- kracht. Ze maken elkaar wijzer.’ delde: het gaat er niet om te streven naar gemiddelde buurten, maar naar buurten waar de bewoners voldoende kansen hebben. Als die kansen U haalt de positie van de bewoners aan. ontstaan omdat er heel goedkope woningen zijn, is dat prima. Sommige Welke rol spelen zij in de wijkaanpak? buurten zullen op bepaalde criteria dus altijd anders blijven scoren. Niet ‘Een centrale rol. Wat mij betreft hebben per definitie slechter, maar anders.’ bewoners de zwaarste stem in de wijkaanpak. Beleidsmakers, of ze nu bij de gemeente of de Er is in de wijkaanpak een duidelijke omslag gaande naar minder corporaties werken, denken nog heel vaak in sloop en meer kleinschaligheid. Herkent u dat? problemen. Het zijn de bewoners en ondernemers ‘Ja. Die omslag is al langer gaande en heeft verschillende oorzaken. Er die het beste in staat zijn te benoemen wat de zijn natuurlijk de actuele verslechterde financieel-economische omstan- kracht is van hun wijk. Kijkend naar de toekomst digheden. Daarnaast zijn in Eindhoven, maar ik denk ook in veel andere moet dat veel meer centraal komen te staan: wat 110 WIJKEN EN WEGEN

is er goed in een wijk en hoe kun je dat versterken? Daarvoor wie in de wijkaanpak de regie voert. Op sommige domeinen, moet de zeggenschap van bewoners en ondernemers over de zoals de aanpak van criminaliteit, zijn het toch het Openbaar toekomst van hun wijk worden vergroot en dienen gemeenten Ministerie, de politie en de gemeente die dat doen. Op andere en corporaties zich bescheidener op te stellen. Mensen wonen domeinen kunnen de bewoners beter de regie nemen. Aan gemiddeld langer in een wijk dan een professional op zijn baan de wijkvernieuwing dragen veel partijen een steentje bij. Ze zit of een gemiddelde wethouder op zijn stoel. Zij kennen de hebben allemaal hun eigen verantwoordelijkheid. Het is zaak wijk veel beter dan de professional of bestuurder die in- en dat ze samen helder krijgen waar ze naartoe willen en wie op uitvliegt.’ verschillende gebieden het best het voortouw kan nemen. Dat is niet altijd en overal dezelfde partij.’ Heeft u ideeën over hoe de zeggenschap van bewoners concreet kan worden versterkt? In een meer uitnodigende stedelijke vernieuwing zal een ‘Wijkvernieuwing is een proces van lange adem dat mensen gemeentebestuur meer moeten loslaten. Durft u zelf met elkaar tot een goed einde moeten brengen. De sleutel- zaken aan het toeval over te laten? woorden daarin zijn vertrouwen, continuïteit en duidelijkheid. ‘Dat suggereert dat dat nu niet het geval zou zijn. Je leeft in Om het vertrouwen bij bewoners te verkrijgen en houden, een schijnwerkelijkheid als je als bestuurder denkt alles onder moeten professionals veel langer in een wijk actief blijven. Dat controle te hebben. Veel dingen gebeuren vanuit toeval, of lukt alleen als instellingen hun beloningsstructuren zodanig keuzes die andere partijen maken. Het is een illusie te menen inrichten dat hun beste mensen in de frontlinie werken en niet dat een bestuurder kan zeggen welke kant het op moet. Het achter een bureau, met een redelijk mandaat om vanuit eigen gemeentebestuur is een spil in een complex netwerk, onder inzichten te kunnen handelen. Dat maakt de kans van slagen andere op het gebied van de stedelijke ontwikkeling. Het feit van de vernieuwing aanzienlijk groter. Je kunt allerlei mooie dat Philips op enig moment heeft besloten de productie te ver- beleidsambities hebben, maar het staat of valt met de passie plaatsen naar lagelonenlanden, maakt dat de herontwikkeling en betrokkenheid waarmee mensen in het complexe netwerk van de bedrijventerreinen Strijp S en Strijp R nu de grootste van de wijk samen iets voor elkaar krijgen. Verder pleit ik voor stedelijke opgaven van Eindhoven zijn. Dat heeft echt niemand duidelijkheid in de besluitvorming. Te vaak hebben bewoners twintig jaar geleden in de stadsvisie opgenomen. Inmiddels het gevoel dat ze jaren meepraten, terwijl de besluiten uit- heeft ook de Technische Universiteit een enorme internatio- eindelijk toch elders worden genomen. In de praktijk kan dat nale ambitie neergelegd, met grote gevolgen voor de stede- soms niet anders. Bepaalde besluiten kunnen niet anders dan lijke ontwikkeling. Natuurlijk is de gemeente daarbij betrokken worden genomen door de gemeenteraad of de Raad van Com- en speelt ze een rol. Maar er zijn heel veel ontwikkelingen, missarissen van de corporatie. Wees daar vanaf het begin zo van de vergrijzing van de bevolking tot de economische crisis, helder mogelijk over. Maar laat de bewoners tegelijkertijd ook waar je als bestuurder vooral de rol hebt goed op zaken te beslissen over de zaken waarover ze prima zelf een besluit anticiperen, kansen te creëren en benutten en te zorgen dat kunnen nemen.’ de stad tegen een stootje kan. Natuurlijk zet je een stip aan de horizon, maar dat doe je samen en die stip wordt met en door KEI en Nicis pleiten in een essay in maart van dit veel andere partijen ingevuld.’ jaar voor een uitnodigende stedelijke vernieuwing. Professionals en bestuurders scheppen de randvoor- Een gemeente die in een uitnodigende stedelijke vernieu- waarden en laten ruimte voor lokale initiatieven uit wing meer loslaat: gaat ze dan niet zaken over de schutting de buurten en wijken zelf. Mee eens? gooien en bewoners laten opdraaien voor bezuinigingen? ‘In beginsel wel. Er moet een goede balans zijn tussen de inzet ‘Dat gebeurt zeker als we er een nieuw dogma van maken. In van bewoners en die van professionals. Uiteindelijk moet het de zin van: we deden het eerst allemaal zelf, nu concluderen doel toch zijn om de professionals zo snel mogelijk de wijk we dat het niet werkt, dus hupsakee, eigen verantwoordelijk- uit te krijgen. Mensen hebben zelf veel kracht, maar soms heid. Met golfbewegingen bestaat altijd het risico dat dat ge- is er tijdelijke ondersteuning nodig omdat dingen niet goed beurt. Aan de andere kant staan bewoners gewoon te trappe- lopen. Die ondersteuning kan faciliterend zijn, maar soms len om zaken zelf op te pakken. Een mooi voorbeeld is hoe we kan het beter zijn dat de professional even het voortouw in deze gemeente met de subsidies omgaan. In de wijkaanpak neemt. Er is daarom geen eenduidig antwoord op de vraag krijgen wijken eigen middelen op basis van de inwoneraantal- len. De wijkorganisaties bepalen zelf waar ze de middelen aan besteden en hoe ze het geld verdelen. Dat blijkt uitstekend te werken. Het afgelopen jaar is maar één keer aan profes- sionals gevraagd als mediator op te treden. In alle andere gevallen kwamen de bewoners er zelf uit en bleken ze uitste- kend in staat eigen verantwoordelijkheid te nemen. Je ziet dat bewoners een euro eerst tien keer omdraaien alvorens hij wordt uitgegeven. Wijken hoeven zich ook niet meer met een bonnetjesoverzicht bij de gemeente te verantwoorden over de besteding van hun gelden. Ze verantwoorden zich op basis van de gedane activiteiten. We beseffen dat ze ons met een bonnetjesverantwoording makkelijk om de tuin kunnen leiden als ze dat zouden willen. Het is een nietszeggende oefening. Daarom passen we een systeem van visitatie toe: de ene buur- torganisatie gaat bij de andere op bezoek om te kijken hoe het geld is besteed. Bewoners weten zelf veel beter of dat op een goede manier is gebeurd. Belangrijker is nog dat we zo een lerend element inbouwen. Hiermee hebben we een systeem gemaakt dat veel goedkoper is en waarin bewoners het heft in eigen handen nemen. Een systeem dat niet meer is gebaseerd op controle, maar op vertrouwen en op mensen.’

U was bestuurslid van KEI kenniscentrum stedelijke ver- nieuwing. Hoe kijkt u tot slot aan tegen de kennisontwikke- ling in het werkveld van de stedelijke vernieuwing? ‘Er wordt heel veel kennis ontwikkeld en geproduceerd. Ook het onderzoeksprogramma van Corpovenista is een enorme en heel waardevolle bron van kennis. Mijn beeld is wel dat niet iedereen in de stedelijke vernieuwing voldoende van al die kennis gebruik maakt. Dat komt misschien door de hectiek van alledag, maar ook door de manier waarop de kennis wordt aangeboden. Er is nog wel een verbetering mogelijk om de toegang laagdrempeliger te maken. Daarnaast vind ik het van groot belang ook de kennis bij bewoners te vergroten. Hoe zorg je nu dat bewonersorganisaties zowel lokaal als lande- lijk meer met elkaar in contact worden gebracht? De lokale overheid zou daar een visitatiesysteem voor kunnen opzetten. Meer kennis bij de bewoners dwingt de professional om scher- per te worden en beter beslagen ten ijs te komen. Zo wordt hij geprikkeld het nog beter te willen doen.’ 112 WIJKEN EN WEGEN

ONTWIKKELEN DELEN EN LEREN 6 114 WIJKEN EN WEGEN Elkaar beter leren verstaan Jochum Deuten Gemeenschappelijke wijktaal brengt effecten interventies in beeld

Bij wijkontwikkeling is een groot aantal facto- een gemeenschappelijke taal, waarmee betrok- ren in het spel. Er is dus welhaast per definitie kenen elkaar kunnen verstaan, verdient daar- een groot aantal partijen bij betrokken. Waar om bijzondere aandacht. Het doel: meer zicht mensen samenwerken en samen kennis willen krijgen op de effecten van interventies en – opdoen is taal een onmisbaar instrument – als uitvloeisel daarvan – het leveren van beter hebben we het over hetzelfde en begrijpen we werk in de wijken. Het is een maatschappelijke elkaar? In de praktijk blijkt diezelfde taal – of plicht, een blijk van professionaliteit en in tij- liever talen – vaak echter eerder een struikel- den van toenemende schaarste van middelen blok dan een hulpmiddel. De ontwikkeling van bovendien geen overbodige luxe. van mechanismen en onderzoeksmethoden’. Met daarbij drie kanttekeningen over wat er nodig was: een juiste verwach- ting (de canon moet niet teveel beloven, maar ook niet te weinig), een gemeenschappelijke grond (qua gereedschap en taal) en een nieuwe professionaliteit (effecten benoemen en registreren moet ‘gewoon’ worden voor de wijkprofessional). De gereedschapskist rond het meten van effecten is in een aantal jaren tijd al behoorlijk gevuld geraakt. De gemeen- schappelijke taal wordt echter nog niet gesproken. In een essay geschreven voor Corpovenista (‘Een lingua franca voor betere wijkinterventies’) heb ik een voorzet gegeven hoe in deze lacune kan worden voorzien. Die lacune is enerzijds ontstaan doordat er verschillende eigenaren zijn In enkele jaren heeft het denken over effectiviteit een van kennis en anderzijds doordat verschillende disciplines behoorlijke vlucht genomen in de wijkontwikkeling. Waar nu bezig zijn met een wijk. Al die disciplines hebben hun eigen volop wordt nagedacht over ‘wat werkt in de wijk’ (tevens beroepsstandaarden, jargon en vakmatige idealen. De één de naam van een landelijke kennisbank over effectieve vindt een project geslaagd wanneer het vastgoedrendement wijkinterventies) en andere meetmethoden (zie pagina XX groot is, een tweede wanneer het draagvlak bij bewoners in deze publicatie), stonden woningcorporaties pakweg vijf maximaal is en een derde wanneer het er mooi uitziet. Het jaar geleden nog aan het begin van deze ontwikkeling. Voor gevolg: ons kennisreservoir is weliswaar groot, maar ver- een Corpovenista-expertmeeting gaven George de Kam deeld in allemaal kleine schotten. Een gemeenschappelijke (bijzonder hoogleraar Maatschappelijk ondernemen met taal kan helpen om deze schotten te doorboren, de kennis te grond en locaties, Radboud Universiteit Nijmegen) en ik in laten stromen en de ‘canon’ op te tekenen. het voorjaar van 2010 onze visie op taal- en kennisontwik- keling over de effectiviteit van investeringen in leefbaarheid Grammatica van een wijktaal (‘Effectmeting voor leefbaarheid, wat werkt?’). We consta- teerden daarbij – een ervaring die we hadden opgedaan door Gevoed door ervaringen die zijn opgedaan in het SEV-pro- Jochum Deuten het nodige veldwerk onder de vlag van onder meer SEV gramma ‘Het maatschappelijke harder’ (2005-2010) hebben en KEI – dat het bij effectmetingen van investeringen in de we vijf onderdelen benoemd voor een grammatica van wij- wijk eigenlijk helemaal niet gaat om de meting zèlf. Uiter- kinterventies: de interventie, de effecten van de interventie, aard vergt die meting kunde en creativiteit, maar het draait de veranderingstheorie die de interventie onderbouwt, de ef- vooral om het blootleggen van de veranderingstheorie die fectmeting om te registreren of effecten inderdaad optreden de betrokkenen in de praktijk hanteren. We merkten dat en ten slotte de kosten die gepaard gaan met de interventie. mensen moeite hebben te benoemen hoe hun activiteiten tot Ik laat deze onderdelen kort de revue passeren, waarbij per effecten leiden. En als je niet weet welke effecten je precies onderdeel ook wordt aangegeven waar de belangrijkste wilt bereiken voor de bewoners en de wijk, dan weet je ook uitdaging ligt om te komen tot een ‘vaktaal voor de wijk’. niet wat je moet meten. De interventie Mechanismen in beeld Het weten of iets werkt begint met een goede omschrij- ving. Wat behelst de interventie, welke activiteiten worden Om greep te krijgen op deze materie hebben we bij de SEV verricht? Belangrijk daarbij is ook de context waarin de de Effectenarena ontwikkeld. Dat bleek een schot in de interventie wordt verricht. Pawson onderscheidt voor deze roos van professionalisering. Vele professionals hebben er contextbeschrijving vier lagen: de individuele capaciteiten kennis mee gemaakt en zeer uiteenlopende projecten zijn er van de hoofdrolspelers, de inter-persoonlijke relaties die mee ontleed. Bepaalde relaties tussen effecten werden dan de interventie dragen, de institutionele setting waarin de veelvuldig genoemd. Dat zijn klaarblijkelijk de ‘werkzame me- interventie zich voltrekt en het infrastructurele systeem chanismen’ waar professionals vaak op vertrouwen. De Kam (steun uit de organisatie, middelen, draagvlak). Het beschrij- en ik constateerden dat we toe moesten naar een ‘canon ven van deze lagen is nog niet zo eenvoudig. Het zijn sociale 116 WIJKEN EN WEGEN

constructen: door mensen gedefinieerd en gecommuniceerd. te kijken in andere steden, experts te raadplegen of een Bovendien zijn ze niet statisch; ze gaan een relatie aan met gedegen analyse uit te voeren zoals een maatschappelijke de interventie zelf (actie-reactie). Elke interventie is daar- kosten-batenanalyse (MKBA). Tot slot het bewijzen na afloop mee per definitie uniek. van de interventie: lichter of zwaarder onderzoeken of de De uitdaging is om in dit landschap van steeds (net) verschil- theorie heeft gewerkt. lende projecten toch een vorm van orde aan te brengen. De uitdaging op dit terrein ligt met name in de verbinding Dat kan door archetypen van interventies te beschrijven, van onderzoekers/wetenschappers en wijkprofessionals, waarin de kennis van diverse lokale partijen op een abstrac- theorie en praktijk. Door de archetypische beschrijvingen en ter niveau wordt samengevoegd. Daarmee ontstaat er een de effectenclassificatie, wordt deze verbinding van praktijk- gedeeld referentiepunt voor vakmensen. Daarom onder- en wetenschappelijke kennis een stuk makkelijker. scheiden we binnen de kennisbank ‘Wat werkt in de wijk’ nu unieke, lokale praktijkinterventies en meer generieke arche- De effectmeting type-interventies. Die laatste zijn al een flinke stap richting Om de veranderingstheorie te beproeven – en effectiviteit onze ‘canon’. van interventies vast te stellen – is het kijken naar feitelijk gerealiseerde effecten van groot belang. Treden de vooraf De effecten van de interventie verwachte effecten ook daadwerkelijk op? Die effectmeting In een wijk wordt aan vele interventies gewerkt (in Arnhem kan op allerlei manieren plaatsvinden: door het monitoren zijn er wel eens 473 (!) geteld), met evenzoveel effecten. De van de score op een aantal indicatoren, maar ook door kwa- ervaringen bij het SEV-programma leidden tot een lijst van litatief onderzoek. Essentieel voor elke vorm van meten is 160 verschillende maatschappelijke effecten, die professio- om vooraf duidelijke doelen te stellen en te bepalen wanneer nals nastreven. Onderdeel van een taal is dan ook een clas- een interventie succesvol is. sificatie: welke effecten passen bij elkaar en zijn in zekere zin Hier ligt een volgende uitdaging voor de wijktaal. Er wordt ‘familie’? De voordelen van een effectordening zijn evident: in dit land al veel gemonitord, maar het gaat vaak alleen om het geeft structuur aan het denken van vakmensen en het output (het aantal opgeleverde woningen bijvoorbeeld). Dit geeft een kapstok voor informatie en kennis. In andere vak- zegt nog weinig over de gerealiseerde effecten. Ook zijn het gebieden werken vakmensen al jaren met dit soort gedeelde vaak algemene wijk- of buurtcijfers: een niveau waarop vele classificaties. interventies door elkaar spelen. Een overzicht van kant- De uitdaging is om een indeling van effecten te maken, om en-klare indicatoren – op verschillende niveaus – kan een daarmee een standaard neer te zetten die vervolgens geza- lerende cultuur met evalueren en effectmeting aanwakke- menlijk wordt onderhouden. Bij het inrichten van de classifi- ren. Daarom suggereert ‘Wat werkt in de wijk’ ook passende catie (waarbij we kunnen leren van andere beroepsgroepen) indicatoren bij de effecten die de professional gebruikt bij is het vinden van goede begripsomschrijvingen van groot het beschrijven van zijn/haar interventie. belang. Participatie is voor een welzijnswerker immers iets anders dan voor een stedenbouwkundige. Binnen de kennis- De kosten en opbrengsten die gepaard gaan bank ‘Wat werkt in de wijk’ heeft een (voorlopige) effector- met de interventie dening inmiddels een herkenbare plaats gekregen. De financiële ruimte voor investeringen in wijkontwikkeling is tegenwoordig een stuk minder dan bijvoorbeeld vijf jaar De veranderingstheorie geleden. Daarom willen we het beste halen uit elke te inves- In de planfase van een interventie is er geen zekerheid dat teren euro. Inzicht in kosten en opbrengsten is noodzakelijk. de verwachte effecten ook werkelijk zullen optreden. Er zijn Op het oog lijkt dit de minst grote uitdaging. Wat iets kost, slechts veronderstellingen: de veranderings- of beleidsthe- dat weten we toch wel? Toch blijkt dat vaak juist niet het ge- orie. Een wijkprofessional met vakmanschap zorgt voor een val. Uitgaven worden lang niet altijd goed geboekt en defini- zo goed mogelijke onderbouwing. ties zijn niet helder. Reken je bijvoorbeeld de inzet (uren) van De uitdaging ligt hier op drie terreinen. Allereerst het benoe- personeel mee? Wat doe je met inkomsten die je op termijn men van de verwachte effecten en hoe ze zouden ontstaan. verwacht, en met restwaarden? Daar zijn vele keuzes in te De Effectenarena kan hierbij helpen. Vervolgens het orga- maken en iedere organisatie trekt daar haar eigen lijn in. niseren van kritiek: het beproeven. Zijn er aanwijzingen dat Aan de opbrengstenkant is er nog minder eenduidigheid. Zo het misschien niet zo werkt als we veronderstellen? Door leveren effecten vaak besparingen op. Dat merken soms de investeerders, maar soms ook andere partijen in hun kas- stromen. Maar hoe drukken we de waarde uit van effecten die zich niet vertalen in een kasstroom? Daarvoor zijn mo- netaire waarderingstechnieken beschikbaar zoals die in een MKBA worden gebruikt. Eenduidige afspraken over hoe die toegepast moeten worden in het sociale domein van wijkont- wikkeling ontbreken nog grotendeels. En de logische vervolgstap: vind je een manier om de incas- serende partijen te verleiden hun opbrengst weer in zetten ten bate van je project (‘value capturing’)? Welke verdienmo- dellen en samenwerkingsrelaties kun je daarvoor inzetten?

Schematisch kunnen de verschillende uitdagingen voor de gemeenschappelijke wijktaal als volgt op WERKZAME een rij worden gezet: KERNIDEEËN

OPTIMAAL MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT SYNTHESE

EFFECTIEVERE INTERVENTIES

RENDEMENT LOKALE UITZICHTEN BEPALING EVALUATIES & GOEDE PROJECT ONDERZOEK ONDERBOUWING

UITDAGING BOEKHOUD- INTERVENTIE LOKALE EFFECT BIBLIOTHEEK VOOR LINGUA KUNDIGE TYPOLOGIE BEPROEVING INDELING INDICATOREN FRANCA LEIDRAAD

ONDERDELEN INPUT ACTIVITEITEN VERANDERINGS GRAMMATICA EFFECT & THEORIE EFFECTEN WIJKONTWIK- METING CONTEXT KELING 118 WIJKEN EN WEGEN

Uitzichten langs het pad Bestemming bereikt?

De koers richting een gemeenschappelijke vaktaal voor Ook nu, terwijl er aantoonbaar vooruitgang in dit veld is wijkontwikkeling is hiermee uitgezet. Vraag is dan wel: hoe geboekt, blijft een nuance op zijn plaats. Het ontwikkelpad interessant is die reis? Medio 2010 hebben we een viertal naar een gemeenschappelijke wijktaal leidt niet tot kant-en- ‘uitzichten’ voor onderweg benoemd. De eerste twee lagen klare interventies, die gegarandeerd werken. Evenmin liggen op dat moment vrij snel om de hoek: het maken van een universeel geldige theorieën in het verschiet. In de wereld goede projectonderbouwing en het identificeren van inter- van wijkinterventies is dergelijke ‘zekere’ kennis niet te koop. venties die werken. De grammatica die hierboven is beschre- Maar het vergezicht van steeds iets meer kennis vergaren ven is uitgewerkt in de kennisbank ‘Wat werkt in de wijk’. die ook praktisch inzetbaar is, moet voldoende aanlokkelijk Corpovenista heeft het initiatief genomen voor de ontwik- zijn om stappen te blijven zetten. Er zijn krachten die daarbij keling van een webapplicatie, waarin interventiebeschrijvin- behulpzaam zijn: de maatschappelijke, politieke en economi- gen te vinden zijn – met een bijzondere aandacht voor hun sche druk op corporaties om hun maatschappelijke baten te effectiviteit. Wijkprofessionals èn wetenschappers kunnen optimaliseren en zichtbaar te maken en, zeker ook, de eigen daarin aan de hand van een ‘wizard’ met acht stappen hun professionele behoefte om het werk in de wijk beter te doen. eigen interventies beschrijven. Door dit samen met een col- lega te doen krijgen ze beter vat op hun eigen interventie. Per beschrijving wordt ook een oordeel gevraagd over de effectiviteit. Bij de archetypebeschrijvingen doet een des- kundige redactieraad dat. Voor de twee andere ontwikkelstappen moeten we nog wat langer op reis: het vinden van kernideeën en het kiezen voor optimaal maatschappelijk rendement. Door als vakgemeen- schap een veelheid van interventies steeds op dezelfde manier te beschrijven zal uiteindelijk een beperkt aantal kernideeën zichtbaar worden, zo is de verwachting. Door Over de auteur deze steeds gerichter en steviger te onderzoeken, in ver- schillende lokale praktijken, worden we steeds zekerder over Jochum Deuten is vrij gevestigd adviseur en onderzoeker. Het dat ze werken en leren we over de voorwaarden waaronder inzichtelijk maken van maatschappelijke effecten is zijn specialiteit. dat dan is. Lokale professionals kunnen die kennis vervol- Hij maakt rendementsanalyses van uiteenlopende interventies gens op eigen maat inbakken in hun projecten. Samen met en verzorgt trainingen en workshops rond het thema. Voor de SEV de gemeenschappelijke wijktaal wordt het dan steeds beter ontwikkelde Deuten de Effectenarena: een basisinstrument voor mogelijk om per interventie de benodigde financiële input maatschappelijk rendement dat ondertussen is uitgegroeid tot af te zetten tegen de opbrengsten. een landelijke standaard. Hij nam met diverse partijen in 2011 het initiatief voor een nieuwe landelijke kennisbank voor effectieve wijkinterventies: ‘Wat werkt in de wijk’.

Meer informatie

De artikelen die Jochum Deuten eerder over dit onderwerp schreef zijn te vinden op www.jochumdeuten.nl/bronnen.html Parteon werkt meer gericht aan wijken dan wijkgericht

Het werkgebied van Parteon is Zaanstad. In Zaanstad wonen bijna 150.000 inwoners, waar- van ongeveer een derde in een woning van Parteon woont. Zaanstad is eigenlijk maar deels een stad te noemen. Meer is het een verzameling van kernen met één middelgrote stad: Zaandam. Met het nieuwe en veelbespro- ken stadscentrum Inverdan is het misschien nu net iets meer een stad geworden. Wellicht dat Parteon daarom geen traditie kent van sterk wijkgericht werken; de vele ker- nen zijn vaak dorps. Daarnaast kiezen wij voor een sterkte focus op complexniveau. Natuurlijk, Parteon heeft ook wijkmonitors, wijkvisies en wijkregisseurs. Maar wij werken meer gericht aan wijken, dan dat wij alles wijk- gericht organiseren. Het is een middel en geen doel. 120 WIJKEN EN WEGEN Op zoek naar het effect Drie methoden voor interventie-effect-analyse naast elkaar

De zoektocht naar ‘Wat werkt in de wijk’, waar Platform Corpovenista in de laatste jaren veel in heeft geïnvesteerd, is al langer aan de gang. Het past in de ontwikkeling vanaf ongeveer 2005 om het maatschappelijk rendement van corporaties en van interventies in buur- ten duidelijk in beeld te krijgen. Twee doelen speelden daarbij een rol: zicht krijgen op de daadwerkelijke investe- ringen en daar verantwoording over kunnen afleggen en zicht krijgen op de effectiviteit en efficiency van interven- ties. In dit artikel zetten we drie belang- rijke analysemethoden om daar vat op te krijgen op een rij: het trechtermodel dat is ontwikkeld door de Rijksuniver- siteit Groningen samen met Arnhemse corporaties, het 10 voor MKBA-initiatief en uiteraard ‘Wat werkt in de wijk’, dat in platformverband is ontwikkeld. De rode draad in de drie methodes: vooraf proberen in beeld te brengen welke effecten een interventie in de wijk gaat hebben. Dat blijkt niet eenvoudig. Het trechtermodel

Het Gemeenschappelijk Overleg Woningcorporaties Arnhem (GOW) legt in zijn er directe en indirecte effecten op de wijk. 2006 een vraag neer bij onderzoekers van het Instituut voor Integratie en Belangrijkste aanbeveling: evalueren komt niet ná Sociale Weerbaarheid van de Rijksuniversiteit Groningen. ‘We investeren interveniëren. Vooraf, tijdens en na de interventie veel in de leefbaarheid van de wijken, maar het gevoerde beleid resulteert is het een integraal onderdeel van het proces. niet onmiddellijk in een beleving van verbetering. Investeren in “stenen” alleen is niet voldoende, zo blijkt. Hoe kan de “sociale weerbaarheid” worden vergroot?’ Ze starten gezamenlijk een vierjarig onderzoeksproject 10 voor MKBA in de aandachtswijken van Arnhem (Het Arnhemse Broek, Geitenkamp, Presikhaaf, Klarendal en Malburgen). Tien corporaties en Rigo Research en Advies vor- Sociale weerbaarheid is de ‘mate waarin de bewoners gedrag vertonen dat men samen kenniscentrum ‘10 voor MKBA’. MKBA gekenmerkt wordt door een houding die zowel actief als constructief is en staat voor maatschappelijke kosten-batenanalyse. waarbij passieve en destructieve houdingen worden vermeden wanneer Zij willen die werkwijze inzetten bij de professio- het gaat om het oplossen van problemen in de leefomgeving.’ Dit is door nalisering en legitimering van corporatieactivitei- de onderzoekers uitgewerkt in een model voor de verandering van gedrag ten in brede zin, waaronder de wijkenaanpak. Het en houdingen in de wijk. Agressief gedrag wordt ontmoedigd, negatieve en is een vervolg op de eerdere ervaringen die Yme- antisociale attitudes worden omgevormd tot positieve en sociale. Bewo- re heeft opgedaan met de toepassing van MKBA, ners worden gemobiliseerd en geactiveerd. onder andere bij de evaluatie van maatschappelijk Na twee jaar onderzoek resulteert een lijst van 505 (!) verschillende vastgoed op het Timorplein in Amsterdam. Kennis interventies, op de vijf thema’s integratie onder jongeren, beeldvorming ontwikkelen en delen omtrent de kosten en baten en conflicten, leefbaarheid en veiligheid, bewonersparticipatie en ouderen- van corporatieactiviteiten staat centraal. participatie. Alleen al op het gebied van de langdurige binnen- en bui- MKBA’s worden in dit land al langer uitgevoerd en tenlandse activiteiten in de vijf wijken vinden de onderzoekers meer dan geven het rendement van een interventie voor de 160 interventies die in potentie bijdragen aan sociale integratie en beeld- gehele maatschappij weer. MKBA’s worden vaak vorming. Na deze inventarisatie hebben de onderzoekers een typologie toegepast op investeringen waar publiek geld van interventies opgesteld, waarmee succes- en faalfactoren (afkomstig mee gemoeid is, zoals de Betuwelijn. Alle effec- uit wetenschappelijke literatuur) zijn verbonden. Twee soorten factoren ten die welvaart en welzijn beïnvloeden worden spelen de hoofdrol: kenmerken van de situatie waarin de interventie daarin meegenomen: kosten en baten, geprijsde plaatsvindt en kenmerken van de interventie zelf. Benadrukt wordt dat en niet-geprijsde effecten, effecten van nu en niet voorspeld kan worden welke interventie wel of niet werkt. Beproefde effecten in de toekomst. Dat gebeurt in acht stap- wetenschappelijke inzichten bieden echter wel een eerste inzicht in de pen (zie kader). kans van slagen.

Evaluatie als basis voor een succesvolle aanpak MKBA in acht stappen In het voorjaar van 2011 is een vervolgslag gemaakt. Op basis van het - De probleemanalyse; onderzoek in Arnhem (dat zes promoties heeft opgeleverd) is een evalua- - het vaststellen van projectalternatieven; tieaanpak ontwikkeld, in de vorm van een ‘trechtermodel’. Het model heeft - het vaststellen van de referentie drie fasen: voorbereiden van interventies, interventies uitvoeren en het (het nulalternatief); effect bepalen van interventies. Voor elke fase is een ‘beslisboom’ ontwik- - het bepalen van effecten; keld waarmee bepaald kan worden of er niets vergeten is. - het berekenen van de effecten; De trechter wordt uitgelegd aan de hand van het Russische matroesjka- - monetarisering poppetje: achter elke doelstelling gaat een andere schuil. Via strategisch (omzetten van de effecten in geld); beleid en operationeel beleid komen partijen uiteindelijk uit op concrete - overzicht van effecten; projectdoelstellingen en een specifieke interventie. Wie goed wil evalue- - analyses. ren, moet scherp hebben vanuit welke abstracte doelstellingen begonnen is en hoe deze vertaald zijn naar concretere doelen. Ook bij de effecten van de interventies is sprake van een trechter. Naast projectuitkomsten 122 WIJKEN EN WEGEN

MKBA’s verschaffen veel inzicht over wat wel en projectopzet. Op dit moment hanteert Ymere een MKBA-compact bij het wat niet werkt maar vooral ook in welke mate opstellen van projectvoorstellen voor maatschappelijk vastgoed, leerwerk- en hoe efficiënt. Ze kunnen zowel vooraf – ex bedrijven en huismeesters. ante – als achteraf – ex post – worden verricht. Omdat er nog betrekkelijk weinig informatie is, Op basis van de met ‘10 voor MKBA’ te verzamelen kengetallen kunnen zijn MKBA’s op dit moment nog een dure aange- straks voor een groot aantal interventietypes vergelijkbare MKBA-com- legenheid. Het vergt een flinke inzet aan tijd en pacts ontwikkeld worden. Het inzetten daarvan past in het streven van geld om een dergelijke analyse uit te voeren. Met Ymere om ‘meer uit minder te halen’ in de wijkaanpak. Ze wil putten uit ‘10 voor MKBA’ willen de deelnemende corpora- projecten die zich hebben bewezen. Nieuwe interventietypes blijven mo- ties en Rigo ervoor zorgen dat de gezamenlijke gelijk, maar bij de grotere geldt de richtlijn dat ze zo opgezet worden dat baten van dergelijke onderzoeken ruimschoots de achteraf een MKBA mogelijk is. Dat vraagt een nulmeting en een scherp kosten ervan overstijgen. plan van aanpak. Deelnemende corporaties hebben afgesproken ieder jaarlijks één MKBA uit te voeren naar een voor alle partijen interessante interventie. Wat werkt in de wijk In het najaar van 2011 heeft de selectie van projecten voor de eerste ronde plaatsgevonden. De kennisbank ‘Wat werkt in de wijk’ is ontwikkeld door Platform Corpove- De resultaten daarvan zullen in de loop van 2012 nista in samenwerking met KEI. Het is een instrument om kennis over beschikbaar komen en onderling gepresenteerd effectieve wijkinterventies te bundelen en makkelijker toepasbaar te en bediscussieerd worden. Vervolgens zullen maken voor de wijkprofessional. De kennisbank, die op 20 juni 2012 online die in het kenniscentrum verwerkt worden tot is gegaan, wordt overgenomen door KEI Kenniscentrum stedelijke ver- bruikbaar referentiemateriaal (kengetallen) voor nieuwing en de fusieorganisatie die ontstaat als KEI, Nicis Institute, Nirov vergelijkbare interventies. Rigo draagt zorg voor en SEV samengaan. De oorsprong van de kennisbank ligt halverwege de het beheer van dit kenniscentrum. Het is het looptijd van Platform Corpovenista. Bij een aantal deelnemers aan het plan om alle resultaten van de eerste ronde aan platform ontstaat in 2009 de behoefte om het begrip ‘leefbaarheid’ beter het eind van dit jaar tijdens een conferentie te meetbaar te maken. Het leidt tot een gezamenlijk met KEI georganiseerde presenteren. Op termijn is het de intentie om het expertmeeting en een debat begin 2010. Aan Jochum Deuten, effectmeter kenniscentrum te verbinden met de databank van bij uitstek, wordt gevraagd een eerste voorstel te doen voor een nieuwe ‘Wat werkt in de wijk’ (zie hiernaast). taal die dit mogelijk moet maken. Op de grote conferentie ‘De wijk: den- ken, doen en doorzetten’ van het platform, later dat jaar, wordt daarover MKBA-compact verder gediscussieerd. In de praktijk blijkt namelijk dat begrippen als so- De deelnemers van ‘10 voor MKBA’ hebben ook ciale stijging voor veel mensen een verschillende betekenis hebben. Daar de intentie om het MKBA-denken in de alledaagse komt bij dat partijen die betrokken zijn bij wijkontwikkeling vaak ‘opnieuw’ praktijk van de organisatie in te bedden. Ymere beginnen. Er wordt niet of onvoldoende voortgebouwd op beschikbare heeft RIGO in 2009 opdracht gegeven om, op kennis, het wiel wordt opnieuw uitgevonden. basis van de resultaten van een MKBA van een Met die twee constateringen in het achterhoofd wordt de ambitie voor een concreet project een ‘lichtvoetig’ afwegingsmodel centrale kennisbank geformuleerd: een online toegankelijk systeem voor te maken voor het betreffende interventietype. de vakgemeenschap, die zich daarmee en passant re-professionaliseert. Deze ‘MKBA-compact’ brengt de belangrijkste, in De accumulatie van kennis en ingevoerde ervaringen maakt het tevens een uitgebreide MKBA-ex post geïnventariseerde, mogelijk om analyses uit voeren. Vergelijkbare interventies kunnen wor- kosten en baten van een interventietype in kaart. den gebundeld en op hun effectiviteit nader worden onderzocht. Een dergelijk MKBA-compact geeft de gebruiker ‘Wat werkt in de wijk’ werkt volgens de principes van open source: de mogelijkheid om vooraf op simpele wijze infor- transparant, laagdrempelig, deelbaar en met minimale toegangskosten. matie over een project in te vullen om vervolgens Oftewel: halen en brengen en kennis niet voor jezelf houden. Gebruikers type, orde en grootte van effecten terug te krij- worden opgeroepen hun organisatie aan te melden, de eigen kennis be- gen. Toepassing van dit model bij de formulering schikbaar te stellen voor collega’s in het land en eventuele brondocumen- van een project helpt bij de optimalisering van de ten toegankelijk te maken. Het invoeren van de eigen interventie (ex ante of ex post) gebeurt aan de hand van zeven blokken met vragen. Daaruit rolt vervolgens een ‘effectenarena’ of een ‘effectenkaart’: sche- Meer informatie over het trechtermodel matische weergaven van de interventie in de wijk en de beoogde c.q. gere- Interventies voor een leefbare wijk, Van theorie naar aliseerde effecten. Partijen kunnen deze uitkomst bijvoorbeeld gebruiken praktijk en terug. Andreas Flache en Maarten Koek- om een investeringsplan mee te onderbouwen. koek. Uitgave: Van Gorcum, 2009. Kort voor lancering van de website bevatte de kennisbank meer dan honderd projecten. De verwachting is dat dit aantal snel gaat groeien. Van Weten wat werkt? Evaluatie als basis voor succesvolle tien veel voorkomende interventies zijn zogenaamde archetypen opge- wijkaanpak. Terry van Dijk en Maarten Koekkoek. steld: beproefde interventies die hun werking in de wijk bewezen hebben. Te downloaden via de website van het Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid van de Rijksuniver- siteit Groningen: http://www.instituutisw.nl Wie van de drie?

Voor de oppervlakkige lezer lijkt het misschien al snel op het populaire Meer informatie over ‘10 voor MKBA’ televisiespelletje van weleer met de onvermijdelijke vraag ‘Wil de ware De deelnemende corporaties zijn: interventie-effect-analyse nu opstaan?’ Maar dat doet de verschillende De Alliantie, Eigen Haard, Haag Wonen, initiatieven geen recht. Als eerste kunnen we stellen dat blijkt dat er op Patrimonium, Stadgenoot, WonenBreburg, verschillende plaatsen met veel inzet en aandacht gewerkt wordt aan Woonbron, Wooncompagnie, Woonstad dit onderwerp. De urgentie wordt daarmee alleen maar onderstreept. Rotterdam, Ymere. De drie ‘modellen’ hebben elk een eigen insteek en toepasbaarheid. Het Contact: [email protected] of trechtermodel heeft een schat aan kennis en achterliggend materiaal [email protected] over met name sociale interventies in kaart gebracht. Bij ‘10 voor MKBA’ gaat het erom een impuls te geven aan de kennisontwikkeling omtrent Meer informatie over maatschappelijke kosten en baten van corporatieactiviteiten. Het ontwik- ‘Wat werkt in de wijk’ kelt diepgaande kennis ten aanzien van een beperkt aantal interventies V65, verslag van de expertmeeting en het debat over en probeert de moeilijke slag naar monetarisering, het uitdrukken van de Rendement op het investeren in leefbaarheid; op zoek waarden in geld, te maken. Bij ‘Wat werkt in de wijk’ is de professionalise- naar een beleidstheorie, 26 februari 2010 te down- ring van de vakgemeenschap het belangrijkste issue op dit moment. Het loaden via www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s wil nadrukkelijk de brug slaan naar de dagelijkse praktijk en het zo goed Platform Corpovenista > onderzoeksthema 1.2 > mogelijk expliciteren van doelen en te verwachten effecten van allerlei Rendement op investeren in leefbaarheid. soorten interventies. De gemeenschappelijke noemer is het in beeld willen brengen van de De website van ‘Wat werkt in de wijk’: effecten van investeringen – zowel vooraf als achteraf. De opgave is om www.watwerktindewijk.nl die kennis uiteindelijk aan elkaar te verbinden, een ambitie die de deels Contact: Jeroen van der Velden: overeenkomende deelnemers van ‘10 voor MKBA’ en ‘Wat werkt in de [email protected] wijk’ zeer expliciet geformuleerd hebben. Ze hebben daarbij wel bedacht dat het soms beter is om niet gelijk alles aan alles te koppelen. Ze houden rekening met elkaars ‘taal’ zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan, maar kiezen ervoor parallelle trajecten af te leggen om een koppeling te kunnen maken met geteste en goed werkende methoden. De doelstelling is voor allen hetzelfde: het vergroten van effectiviteit en efficiëntie van werken in de wijk. 124 WIJKEN EN WEGEN

‘JE ONTDEKT WAT JE BLINDE VLEKKEN ZIJN’

Paul Peter Kruse, Woonbedrijf Manager districtsondersteuning

‘Het van elkaar leren wordt binnen Woonbedrijf erg gestimuleerd. Het project “Wat werkt in de wijk” sluit daar naadloos op aan. Ik zit zelf in de ontwikkelgroep van “Wat werkt in de wijk” en ben vanaf het begin nauw bij het project betrokken. In een-op-een-gesprekken met onder anderen onze wijkprofessionals vertel ik waarom ik in het project geloof. Wij kunnen veel leren van collega’s die met dezelfde vraagstukken te maken hebben. In de databank zijn de interventies in de wijk van andere corporaties direct in te zien. Je hebt heel gemakkelijk toegang tot een schat aan ervaringen, van projecten die geslaagd zijn, maar ook die minder geslaagd zijn en die je behoeden voor valkuilen. En als je meer wil weten kun je direct contact opnemen met diegene die de interventie heeft ingevoerd.’

‘De eerste reacties van mijn collega’s op de kennisbank waren soms gereserveerd. Alweer een nieuw project en de invoering zou veel tijd kosten, zo luidde het commentaar. Ik heb iedereen gevraagd om er vier uur tijd in te steken en dan een eigen afweging te maken. Wij gaan niemand verplichten om mee te doen. Het moet vanuit de professionals zelf komen. Tijdens een bijeenkomst hebben een paar collega’s met de webapplicatie van de databank kennisgemaakt. In duo’s hebben zij interventies ingevoerd en dat werkte. Zij ontdekten de meerwaarde van de kennisbank. Door een project in te voeren, moet je goed weten wat je nu eigenlijk wil bereiken. Door in duo’s te werken ga je elkaar vragen stellen. Je ontdekt wat je blinde vlekken zijn.’

‘Wij hebben nu twaalf interventies in de databank opgenomen. Die vari- eren van een project met moestuinen tot de inrichting van een sociëteit voor ouderen in de wijk. Steeds meer collega’s weten nu dat ze een goed verhaal hebben als de interventie volgens het systeem van “Wat werkt in de wijk” is ingevoerd. Hun voornemen is nu om gebiedsgerichte activiteiten voor de begroting van 2013 op te nemen in de databank. Het projectblad van de ingevoerde interventie kan dan dienen als onderbou- wing voor de aanvraag van het budget. Ik vind het mooi om te zien hoe de collega’s dit zelf oppakken.’ Lewenborg

In 1971 start de bouw Lewenborg in Groningen. Groen en gevarieerd moest het worden, met een autoluw karakter. Maar ook met hoogbouw langs de geplande, maar nooit gerealiseerde vrije ov-baan. De verwachte sterke groei van bevolking en werkgelegenheid bleven uit, leegstand van de hoogbouw volgt. Eind jaren tachtig verslechtert het imago. Lewenborg wordt een van 56 wijken in de wijkaanpak in 2003

beeldessay HARRY COCK Groen is de wijk zeker geworden, onder andere door de hand van Louis Le Roy die begin jaren ’70 furore maakte met zijn denkbeelden over natuurvorming. Er is nog steeds een groep vrijwilligers die zich inzet voor het beheer daarvan. Grote delen van Lewenborg zijn ge- realiseerd in laagbouw, met tuin en soms eigen vijver. Een van de speerpunten bij de vernieuwing was het centrum gebied. Na enig oponthoud is het uiteindelijk gelukt om dat in- grijpend te vernieuwen. Van een naar binnen gekeerd complex is het veranderd in een veel meer wervend en naar buiten open centrum. Het aantal winkels is uitgebreid. Het autoluwe karakter van Lewenborg is nog steeds een van de kern- kwaliteiten; een prima woongebied voor gezinnen met jonge opgroeiende kinderen. Daar hoort goed onderwijs bij en bij de vernieuwing is daar dan ook sterk op ingezet. Lefier, de gemeente en andere partners realiseer- den elders, aan de Lewenborgsingel, het Vensterhuis. Hierin werken alle partijen die betrokken zijn bij opvoeding en onderwijs samen.

Een deel van de hoogbouwflats is gesloopt en vervangen door nieu- we grondgebonden woningen. De ooit bedoelde vrije baan voor tram of bus is door de vernieuwing ver- anderd in een singel. Deze door- breekt de woonervenstructuur en zorgt voor een betere oriëntatie. De eengezinswoningen in de wijk zijn zowel in handen van particu- lieren als van woningcorporaties. Het bezit van woningcorporatie Lefier is de afgelopen jaren fors aangepakt en verduurzaamd.

‘DE UITKOMST KAN ‘DENKEN IN SOMS CONFRONTEREND ZIJN’ DOELEN EN EFFECTEN’

John de Bruijn, WonenBreburg Maurice Caniels, Portaal Beleidsadviseur Adviseur onderzoek en informatie

‘We liggen goed op schema. We willen voor de bouwvakvakantie veertig ‘Voor ons kwam het initiatief “Wat werkt in de interventies hebben ingevoerd. In Tilburg hebben we twaalf woon- wijk” precies op het goede moment. Wij waren al consulenten met wie ik samen achter de computer de projecten heb langer op zoek naar een methodiek die echt kan ingevoerd. Zij ontdekken steeds meer de waarde van de databank. De aantonen wat de effecten van interventies zijn. voorbereiding kost even tijd, maar je krijgt er veel voor terug. Door in En de nieuwe databank levert veel voorbeelden op te zetten op die projecten waarvan bewezen is dat ze effect hebben, van andere collega’s die in de praktijk hun waarde bespaar je euro’s. Elke leidinggevende moet eigenlijk bij de budgetaan- hebben bewezen. Een ander voordeel is dat onze vraag voor een project als voorwaarde stellen dat er in de databank professionals in de wijken nog meer gaan denken “Wat werkt in de wijk” naar andere praktijkvoorbeelden is gekeken.’ in doelen en effecten. Dat gebeurt automatisch als je de interventies telkens volgens dezelfde struc- ‘Als een interventie is ingevoerd, kunnen de gebruikers een print maken tuur moet invoeren.’ van de zogeheten “effectenarena”. Dat vind ik een mooi instrument. Op een A3 kun je precies zien wie wat heeft geïnvesteerd en wie van die ‘Bij Portaal hebben we in iedere regio een advi- investeringen direct of indirect profiteert. De uitkomst kan soms con- seur leefbaarheid gevraagd om als ambassadeur fronterend zijn. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een corporatie en voor “Wat werkt in de wijk” op te treden. Deze een welzijnorganisatie investeren en dat de gemeente daarvan vooral adviseurs hebben nu al toegang om de projecten profijt heeft. Bij een volgend project kun je in dat geval maar beter ook in het systeem in te voeren, maar straks kunnen de gemeente erbij betrekken.’ meer collega’s hiermee aan de slag. We hebben intern afgesproken dat elke nieuwe interventie ‘De ambitie van “Wat werkt in de wijk” is om zo snel mogelijk minimaal die meer dan vijfduizend euro kost, moet worden honderd interventies in de databank te hebben staan. Ik vind honderd ingevoerd in de kennisbank. De medewerker legt nog aan de lage kant. Ik heb liever duizend projecten die – op termijn – in in het vervolg geen projectplan meer voor aan de kennisbank staan. Als je dan bijvoorbeeld meer wil weten over een zijn of haar manager, maar een uitdraai van het project met huismeesters, dan is de kans groter dat je meer voorbeel- project dat is ingevoerd in “Wat werkt in de wijk”.’ den kan bekijken. Ik hoop dan ook dat collega’s van andere corporaties zich inspannen om de interventies in te voeren. In mijn ogen hebben de ‘Wij hebben nu zeventien interventies ingevoerd deelnemers van Platform Corpovenista een morele verplichting om dat die nog niet openbaar zijn. Dat gebeurt pas als we te doen. Dan hebben we er straks allemaal profijt van. De duizendste de kwaliteit voldoende vinden. Eén van de projec- interventie heeft veel meer waarde dan de tiende!’ ten is Pitstop in Amersfoort. In een zelfstandige woonvoorziening worden jongeren die risico lopen op maatschappelijke uitval begeleid. Doel is meer zelfredzaamheid en vertrouwen. Een adviesbu- reau heeft hierover een uitgebreid evaluatierap- port geschreven. Dat rapport is als pdf te down- loaden. Als de kennisbank straks voor iedereen toegankelijk is, moet je wel nadenken over wat je wel of niet openbaar maakt. Maar wij hebben in ieder geval de intentie om ook de minder suc- cesvolle verhalen online te zetten. Daar leer je tenslotte het meeste van.’ 126 WIJKEN EN WEGEN

Hoog op de agenda van Stadgenoot

Amsterdam staat er goed bij, maar in verschillende buur- ten is de woonkwaliteit nog niet zoals wij en onze klanten die zouden wensen. Vaak is er behoefte aan meer differentiatie van woningty- pen, voorzieningen en bewoners. Dat was zo en dat blijft zo, ook in crisistijd. In de werkwijze is echter een ver- schuiving te zien: minder sloop-nieuwbouw, meer opknap- pen van het bestaande vastgoed en meer samen met de huidige bewoners doen. Het is misschien minder groots en meeslepend dan we gewend waren en het gaat allemaal langer duren, maar het werken aan vitale wijken en buur- ten blijft hoog op de agenda van Stadgenoot staan. Hans Karssenberg (Stipo) en Perry Hoetjes (Platform Corpovenista) De omslag Hoe zeven woningcorporaties de aanpak van hun stedelijke vernieuwing door de crisis ingrijpend moesten wijzigen (en vier juist helemaal niet)

Het failliet van Lehman Brothers in 2008 werd het markeerpunt van een wereldwijde crisis, die zich in Het onderzoek is uitgevoerd door diepte-interviews met strategen en gebiedsmanagers bij elf woningcorporaties Nederland vertaalde in één van de met aandachtswijken: tien platformcorporaties Eigen Haard, grootste naoorlogse vastgoedcrises. Stadgenoot en Ymere (Amsterdam en regio), Haag Wonen Deze veranderde de aanpak van de (Den Haag), Lefier (Hoogezand, Stadskanaal, Emmen en omgeving), Portaal (Utrecht, Arnhem, Nijmegen, Leiden, stedelijke vernieuwing ingrijpend. Soest), Rentree (Deventer), WonenBreburg (Tilburg), Dit blijkt uit een onderzoek van Woonbedrijf (Eindhoven), Woonstad (Rotterdam) en Weller Stipo voor Platform Corpovenista. (Heerlen). De corporaties variëren in grootte van 4.500 tot De vraag is nu: welke alternatieve 80.000 woningen. Bij elkaar opgeteld vertegenwoordigen ze een bezit van 400.000 woningen. strategieën en aanpakken zijn er sinds 2008 inmiddels bedacht? 128 WIJKEN EN WEGEN

Deze elf corporaties vroegen we welke wijken zij als Vijf corporaties hebben veel in de fysieke vernieuwing van aandachtswijken beschouwen en welke gebieden daarbinnen hun bezit geïnvesteerd en hebben die fysieke investeringen sinds 2008 een omslag hebben gekend. In totaal zijn hieruit daardoor flink moeten bijstellen. Redenen zijn dat de 45 ‘omslaggebieden’ (met in totaal 63 gebiedsdelen) naar investeringscapaciteit de omvang van de corporatie te boven voren gekomen. Daarvan behoren er 22 tot de 40 door dreigde te gaan, dat de financiering moeilijker werd, en bijna toenmalig minister Vogelaar aangewezen ‘krachtwijken’. Er altijd dat de afzet verdween door marktuitval in de vrije is dus minimaal in 22 krachtwijken een grote omslag te zien; sector koop, waardoor kostendragers voor de vernieuwing het kunnen er meer zijn, want de overige 18 kwamen in dit wegvielen. De twee resterende corporaties nemen een onderzoek niet aan de orde. bijzondere positie in, omdat ze pas recent zijn begonnen en er nog niet echt een omslag te zien is. Strategie? Aantal gebieden met grote omslag na 2008

12 Bij de omslaggebieden is in de interviews gevraagd naar de 10 verschuivingen in doelstellingen, strategieën en middelen. 8 Daarbij zijn vooral veel verschuivingen op middelenniveau 6 naar boven gekomen. Doorvragend naar achterliggende 4 doelen en strategieën kwam naar boven dat dit vaak 2 moeilijk te benoemen is. Dat kwam door de lange looptijd 0 van projecten, door de grote samenstelling van partijen en personen met elk verschillende opvattingen, door de LEFIER YMERE WELLER PORTAALRENTREE complexe samenstelling van doelstellingen en ten slotte WOONSTAD EIGEN HAARDHAAG WONEN STADSGENOOT WOONBEDRIJF doordat veel corporaties voor de crisis behoorlijk volgend WONEN BREBURG waren op de gemeenten in de te hanteren doelstellingen.

Het vragen naar een verschuiving in doelen en strategieën impliceert dat er vanuit een eigen, weloverwogen beeld Soorten corporaties is gehandeld. Dat bleek in de interviews niet altijd aan te sluiten bij de praktijk. Corporaties geven aan dat het maar Heel bepalend voor de gezochte alternatieve aanpakken is de vraag is of ze wel zo expliciet hun doelen en strategie het soort corporatie. Vooral de combinatie van de (ervaren) hebben bepaald. Het is ook de vraag of de verandering door financiële mogelijkheden voor het doen van investeringen de crisis op die bewuste manier is ingezet. Het is niet zozeer en de focus van de corporatie (meer op fysieke ontwikkeling, de stuurman die het land ziet aankomen en tijdig het schip sociale ontwikkeling of beheer gericht) blijkt heel bepalend een andere kant opstuurt, alswel de wal die het schip keert. voor het effect dat de crisis heeft gehad. De gewijzigde omstandigheden dwingen de betreffende corporaties massaal tot een andere koers, vooral van sloop- Vier corporaties hebben hun structurele uitgaven nieuwbouw naar iets anders. gebaseerd op hun structurele inkomsten (huur) en niet op incidentele inkomsten uit grootschalige projecten of Waarom wilden we eigenlijk slopen? woningverkoop. Zij gaan gestaag door met de aanpak van hun aandachtsgebieden. De crisis heeft op hen geen groot Na 2008 blijkt dezelfde vernieuwing ook met hele andere effect. De crisis leidt eerder tot een grotere vraag naar middelen te kunnen worden uitgevoerd. Vaak gebeurt dit tot sociale huurwoningen. Ook blijken corporaties met een focus opluchting van de huurders. Gevraagd naar waarom er in het op beheer en sociale ontwikkeling beter in staat om hun verleden op zo’n grote schaal voor sloop-nieuwbouw was stedelijke vernieuwing door te zetten dan corporaties die gekozen lopen de antwoorden uiteen: soms om differentiatie sterk op de fysieke ontwikkeling zijn gericht. in de wijk te krijgen, soms vanwege de slechte staat van het vastgoed, maar minstens even vaak ook ‘omdat de gemeente het van ons vroeg’, ‘omdat de afschrijvingstermijn was afgelopen’, ‘omdat de collega’s dat ook deden’ of ‘zo deden we het nu eenmaal’. Voor de strategievergelijking werd tijdens dit onderzoek een vierdeling ontwikkeld, geïnspireerd op de strategiematrix Een aantal geïnterviewden geeft aan dat er, in elk geval in voor product/marktontwikkeling van Ansoff, geënt het verleden, weinig sprake was van een gefundeerd eigen op de specifieke opgave in stedelijke vernieuwing. De oordeel van hun corporatie. Daardoor werden ze vaak strategiematrix voor stedelijke vernieuwing gaat uit van volgend op wat de gemeente aangaf. Daarnaast speelde de product-markt-combinaties tussen de vraag (de huurders/ cultuur van bouwen en slopen. Komende uit veertig jaar lang klanten) en het aanbod (het vastgoed). Bij beide assen focus op nieuwbouw in weilanden – afgezien van de periode kan worden uitgegaan van het bestaande of van het van de stadsvernieuwing – was het kennelijk voor de hand nieuwe. De strategieën lopen met hun nummering op in liggend dat stedelijke vernieuwing met sloop-nieuwbouw kostenintensiteit. moest gebeuren. Een aardverschuiving Strategischer voorraadbeheer Op grond van de interviews is een reconstructie gemaakt Inmiddels hebben bijna alle elf geïnterviewde corporaties van de oude en de nieuwe strategie in de 63 gebiedsdelen een systeem van strategisch voorraadbeheer ontwikkeld om waar sinds 2008 een omslag is geweest. Ingedeeld in de hun bezit in de wijken en buurten te monitoren. Ze kunnen strategiematrix is er in deze onderzochte omslaggebieden daardoor beter beargumenteerde investeringskeuzes een ingrijpende verandering van strategie te zien, een ware maken. In het onderzoek zijn de systemen op een rij gezet. aardverschuiving in de stedelijke vernieuwing. In de figuur Ze hebben met elkaar gemeen dat veel scherper wordt hieronder is de oude strategie groen, en de nieuwe rood gekeken naar wat de opgave nu werkelijk is. Ook wordt aangegeven veel preciezer ingezoomd op buurt- en complexniveau, en soms zelfs daarbinnen. Daardoor is een meer situationele voor crisis na crisis en precieze aanpak mogelijk. De te kiezen aanpak per 60 complex(deel) wordt kortcyclischer bepaald, in de meeste 50 gevallen elke twee of drie jaar. 40 30 Strategiematrix 20 stedelijke vernieuwing 10 0

De onderzoeksvraag vanuit Platform Corpovenista was erop (SLOOP-) gericht om doelen, strategieën en middelen in de oude en (SOCIAAL)BEHEER RENOVATIE MARKTONT- WIKKELING AFGESTOTEN nieuwe situatie te vergelijken en te analyseren. Doordat het NIEUWBOUW (LAAG NIVEAU) de vraag is of altijd heel expliciet is gekozen kwamen de Aantal keren dat de oude en de nieuwe strategie genoemd is in dit onderzoek oude en nieuwe doelen onvoldoende expliciet op tafel. Wel bleek het mogelijk een vergelijking te maken tussen oude De dominantie van (sloop-)nieuwbouw van voor de crisis is en nieuwe strategieën. Vervolgens zijn per strategie de voorbij. Voor de crisis was het de aanpak in 76 procent van alternatieve middelen geïnventariseerd. de gebiedsdelen, na de crisis nog maar in 23 procent. De aanpak verschuift naar marktontwikkeling (het aantrekken van nieuwe doelgroepen in het bestaande vastgoed – van VASTGOED BESTAAND NIEUW KLANTEN (VERNIEUWD) 5 procent naar 30 procent), (sociaal) beheer (het bedienen

van de zittende huurders in het bestaande vastgoed – van RENOVATIE BESTAAND (SOCIAAL) BEHEER 8 procent naar 28 procent) en renovatie (het bedienen van (LAAG NIVEAU) zittende huurders met vernieuwing van het vastgoed – NIEUW (SLOOP-) MARKT- (VERNIEUWD) NIEUWBOUW van 11 procent naar 18 procent). ONTWIKKELING 130 WIJKEN EN WEGEN

Waar de strategie gericht blijft op de (kostenintensieve) In veruit de meeste gevallen kiezen partijen echter voor sloop-nieuwbouw verschuift de inzet van middelen naar een een andere strategie. In driekwart van de gebieden meer gefaseerde en situationelere aanpak van de sloop- is de strategie verschoven naar (sociaal) beheer en nieuwbouw, in kleinere brokken die passen bij het tempo doorexploiteren, marktontwikkeling en met hetzelfde dat de markt aankan en waar nog tot zo laat mogelijk de vastgoed trachten nieuwe doelgroepen te binden, of in definitieve beslissing voor wie wordt gebouwd kan worden beperktere mate laag niveau renovatie in bewoonde staat. uitgesteld. Daarnaast versoberen corporaties hun plannen De oriëntatie op behoud van bestaande huurders is fors en leggen ze taken weer terug bij andere partners. In een gestegen van 19 procent naar 47 procent en het behoud van aantal gevallen besparen ze op de fysieke ontwikkeling het bestaande vastgoed is gestegen van 13 procent naar 58 door ketenintegratie. Meer dominante woonproducten zijn procent. Bij de vernieuwing van het vastgoed kiest men bijna grondgebonden woningen, zelfbouw en vrije sectorhuur. de helft voor renovatie, terwijl dat aandeel voorheen nog maar 143 procent van de vastgoedvernieuwing was.

LAAG (SLOOP) MARKT (SOCIAAL) NIVEAU NIEUWBOUW ONWIKKELING BEHEER RENOVATIE

FASEREN TIJDELIJKE RENOVEREN BETER EN NIEUWE IN BEWOONDE ONDERHOUD OPDELEN DOELGROEPEN STAAT

SCREENING FASEREN ONTWIKKELEND ONTVLECHTEN INSTROOM EN BEHEREN OPDELEN

SOCIAAL VERSOBEREN KLUSWONINGEN DOOREXPLOITEREN ECONOMISCHE AANPAK

TAAK OVERLAST AFBAKENEN HUURVERHOGING ENERGIELABELS OP DE HUID

TAAK HERVERKAVELEN VRIJE SECTORHUUR AFBAKENEN

KETENINTEGRATIE VERKOOP

NIEUWE PRODUCTMARKT BRANDING COMBINATIE

De onderzoeksrapportage is te verkrijgen via de website van Platform Corpovenista : www.corpovenista.nl De reacties verschillen per woningmarkt. Corporaties en dat het roer ingrijpend om moest. In 2010 deelden ze dat in woningmarkten met (op termijn) meer vraag, zoals nieuws met hun huurders, die meest opgelucht reageerden. Amsterdam, kunnen aanboddifferentiatie op lange termijn In 2011 werd de verandering bespreekbaar met gemeenten, overeind houden. Crisis betekent hier vooral: temporiseren. ook omdat die dan zelf ook een stap terug moeten zetten. Corporaties in meer ontspannen woningmarkten, zoals In 2012 volgen de gemeente-organisaties en in de komende Rotterdam of Emmen, redden dit niet. Crisis betekent hier: jaren volgt nog een discussie over grondprijzen. de strategie moet op de schop. Deze periode van minimaal vijf jaar is zeer langdurig als je de maatschappelijke kosten die dit met zich meebrengt Een waaier aan alternatieve middelen in aanmerking neemt. Het lage tempo heeft hoofdzakelijk te maken met verschil in belangen, maar ook met te zeer Het onderzoek levert een rijke oogst aan nieuwe middelen dichtgetimmerde en inflexibele samenwerkingsafspraken. die sinds de crisis zijn bedacht, heruitgevonden en zijn ingezet. Er zijn verdeeld over de vier strategieën meer Eindige menging en springplankwijken dan 31 alternatieve middelen gevonden voor de aanpak van de stedelijke vernieuwing. In het onderzoek worden Het beeld van de ongedeelde stad en sloop-nieuwbouw als ze beschreven en voorzien van praktijkvoorbeelden en middel voor meer differentiatie lijkt eindig. Er wordt minder citaten uit de interviews. In het schema hieronder worden de gestreefd naar het behalen van het stedelijk gemiddelde in gevonden alternatieven weergegeven. een wijk, vaker wordt de discussie gevoerd over het belang van springplankwijken voor de stad en welke investeringen In de onderzoeksrapportage beschrijven we de mitsen dan nodig zijn om die springplankwijken goed te houden. en de maren per nieuw middel: onder welke condities is Ook wordt er zowel politiek als maatschappelijk een lagere het alternatieve middel voor andere woningcorporaties kwaliteit geaccepteerd, wat de nieuwe vraag oproept waar herhaalbaar in hun eigen praktijk, en hoe robuust is het de ondergrens ligt. alternatieve middel op de langere termijn? Naar een meer sociaal- Meer strategie nodig economische aanpak?

Op bezitsniveau beredeneren de corporaties hun In tegenstelling tot wat verwacht zou kunnen worden is er investeringsoverwegingen situationeler, kortcyclischer, echter maar beperkt sprake van een omslag van fysieke naar preciezer, minder vanuit het systeem en meer vanuit sociaal-economische maatregelen. Juist in tijden waarin de precieze opgave. Op gebiedsniveau is er nog maar huurders het door de haperende economie, de grotere beperkt sprake van een expliciet handelen vanuit doelen werkloosheid en de hogere bezuinigingen financieel zwaar en strategieën. De beperktere middelen zijn leidend en hebben vallen de investeringen van gemeenten op dit gebied veranderen de strategieën en soms de doelen, in plaats van weg, en trekken corporaties daardoor ook hun cofinanciering andersom. De situatie dreigt te ontstaan waarin de middelen terug. Er ontstaat wel een nieuwe filosofie, niet meer gericht de strategie en de doelen gaan aansturen, in plaats van op structurele middelen, maar op incidentele investeringen andersom. die gericht zijn op eigen initiatief van huurders en die zo snel mogelijk op eigen benen te laten staan. Een containerschip met hoge maatschappelijke kosten In de onderzochte omslaggebieden verandert de relatie met de zittende huurders ingrijpend. De corporatie is niet meer Een andere opvallende overstijgende conclusie is hoe lang gericht op het afscheid nemen van de zittende huurders. Het het in de onderzochte gebieden duurt om daadwerkelijk zou logisch kunnen zijn dat dit zou leiden tot meer co-creatie tot een nieuwe strategie te komen: in de meeste gevallen en het aanboren van de investeringskracht van bewoners. minimaal vijf jaar, en waarschijnlijk vaak nog langer. De grote Dit gebeurt al wel meer in het sociale domein (althans met lijn is dat na het begin van de crisis in 2008 de corporaties de inzet op eigen verantwoordelijkheid) maar nog beperkt in in 2009 zelf doorkregen dat het lang zou kunnen gaan duren het fysieke domein. 132 WIJKEN EN WEGEN

In 2004 werden in de KEI-publicatie N7 de principes Gemeenten en investeerders voor een nieuw type stedelijke vernieuwing beschreven: tegenover de planmatige vernieuwing moest een meer De relatie met de gemeente is sterk verbeterd. Door natuurlijke, continue vernieuwing komen. Natuurlijke de gemeentelijke bezuinigingen is er in de ogen van de wijkvernieuwing gaat uit van een cyclische vernieuwing corporaties een evenwichtiger gesprek mogelijk over de met een open einde, past het tempo aan aan het tempo investeringen die zij moeten doen. Tegelijkertijd komen er van de wijk, werkt niet toe naar een gemiddelde maar nog grote opgaven aan voor de onderlinge relatie, vooral naar een profiel, werkt vanuit sectorale samenhang, gaat door het wegvallen van investeringen in veel gemeenten in uit van improvisatie, witdrukplanning en een zorgvuldige het sociale domein en de nog te voeren discussie over de samenwerking. Recent is dit verder uitgewerkt in het grondwaarde. KEI essay ‘Stedelijke vernieuwing op uitnodiging’.

Opvallend genoeg komt in de interviews niet naar boven De crisis heeft een breuk veroorzaakt met de planmatige dat corporaties actief op zoek zijn naar een nieuwe relatie vernieuwing; wie de veranderingen van de afgelopen met collega-corporaties in hetzelfde gebied en met nieuwe vier jaar overziet kan zien dat de stedelijke vernieuwing soorten mede-investerende partners, afgezien van enkele behoorlijk deze sfeer van natuurlijke wijkvernieuwing voorbeelden van ketenintegratie. Ondanks de veelheid aan terecht is gekomen. Wel zijn er nog werelden te win- nieuwe ideeën over ‘synchroniciteit’, het samen laten vallen nen, zoals de concrete uitwerking van het organisch van investeringen tussen gebiedspartijen onderling om ontwikkelen, het juist nu vinden van wegen om een samen een sterker effect te bereiken, wordt dit in de sociaal-economische aanpak te bieden en het intensiever praktijk nog beperkt toegepast. samenwerken met andere investeerders in de wijken.

Portaal wonen leven werken

Wij zijn er voor onze huurders. Om te beginnen bouwen we betaalbaar en onderhouden wij onze woningen goed. Maar onze betrokkenheid gaat ver- der: we willen ervoor zorgen dat onze huurders blij zijn dat ze bij Portaal huren. Dat geldt ook voor onze huurders die begeleid wonen. Samen werken wij aan schone en veilige buurten zonder overlast. We sti- muleren werkgelegenheid in de wijken, zodat mensen een inkomen kunnen verdienen. Tegelijkertijd helpen we daarmee huurders bijvoorbeeld in huis of tuin. Samen maken mensen hun wijk leefbaar. Wij juichen het toe als mensen meedoen en als ’t nodig is en waar nodig helpen we een handje. Zo bouwen wij aan kansrijke buurten waar iedereen zich thuis voelt. 134 WIJKEN EN WEGEN De next generation aan het woord

Vijf jonge corporatie medewerkers over de erfenis van Platform Tekst: Kees de Graaf Corpovenista Beeld: Nout Steenkamp Aan de muur een snedig, ietwat opruiend citaat van Steve Jobs – ‘Why join the navy if you can be a pirate’ – en aan tafel vijf mede- werkers van Platform Corpovenista-corpora- ties. De nieuwe generatie in corporatieland, die zich onder leiding van voorzitter Koj Koning buigt over verleden, heden en toe- komst van dit platform. Een gesprek over het nut: wat hebben we ervan opgestoken, hoe brengen we de kennis verder in de eigen organisatie en welke kennisvragen doemen op wanneer we het over het wonen in 2020 hebben? Maar ook over de waarde die een netwerk als Platform Corpovenista kan heb- ben, ook in de toekomst. ‘De gesprekken met andere corporatiemensen bij de leergang, daar heb ik heel veel aan gehad.’ De next generation aan het

Over wat Platform woord Corpovenista henzelf heeft opgeleverd

Drie van jullie hebben de Platform Corpovenista-leer- ook iets van intervisie en bij elkaar in de keuken kijken. gang gevolgd, de anderen kennen Platform Corpovenis- Dat werkt goed.’ ta goed – onder meer door deelname aan onderzoeken. Van Gelderen: ‘De openheid tijdens de bijeenkomsten van de Wat is jullie nu het meeste bijgebleven? Wat was echt Vakgemeenschap is heel groot. Medewerkers van Woonbron smashing? En wat is belangrijker: het netwerk of het en Vestia die openhartig vertelden over hun betrokkenheid onderzoeksprogramma? bij scholen en een campus en aangaven: zo hebben we in het verleden gedaan, maar dat gaan we in de toekomst zeker Helleman: Het onderzoek naar gebiedsgericht werken vind niet meer doen. Dat zijn uitkomsten die je normaal gespro- ik sterk. Goed van de onderzoekers om niet eerst 26 eerdere ken niet zo gauw boven tafel krijgt.’ onderzoeken over te gaan doen. In plaats daarvan is alle Oosterbaan: ‘Ik heb bij Platform Corpovenista nooit het bestaande kennis gebundeld in één essay en is er een hand- gevoel gehad dat je bepaalde dingen niet kon delen. Ook bij leiding gemaakt. Een instrument waarmee we binnen onze de leergang was het altijd heel open.’ organisatie echt iets kunnen.’ Van Gelderen: ‘Klopt. Ik denk ook dat het nodig is om bij pro- Oosterbaan: ‘De kracht van Platform Corpovenista is dat zij jecten in de wijkaanpak, die liggen op of soms over de grens het debat mee kan aanjagen. In het klein vond dat al plaats van onze primaire taak, kennis te delen. Dat je dan open bent bij de leergang. Kennis uit het hele land kwam daar samen. over wat niet werkt en tegen welke dilemma’s je aanloopt.’ Heel inspirerend, net als de Platform Corpovenista-dagen op Metsemakers: ‘Ik heb echt genoten van de lezingen van locatie. Uit die formule is nog meer te halen.’ Micha de Winter en aansluitend een real life-verhaal van Vos: ‘Ik wil graag leren en anderen helpen met de kennis die de directeur van basisschool Bloemhof in Rotterdam-Zuid, ik hebben opgedaan. Ik ben daar in mijn praktijk mee bezig; Wim Pak. Heel boeiend, heel aanvullend. Het heeft mij ertoe het is niet zo dat je één keer het licht ziet en dan klaar. De aangezet om meer vanuit het kindperspectief naar een wijk kwaliteit van de leergang was goed – vooral inderdaad de te gaan kijken. We hebben één van onze buurten door die bril gesprekken met vakgenoten die we daar hebben gevoerd – laten onderzoeken door een groep studenten en dan blijkt: en ik grijp daar vaak op terug. Ook in de contacten: ik ben nu het is daar helemaal niet fijn voor kinderen om te spelen. Het bezig met een participatieproject in Groningen, daar ga ik kwartje viel.’ morgen voor overleggen met een collega uit Rotterdam.’ Vos: ‘Ik was onder de indruk van de lezing van Joop Hofman Helleman: ‘Een goede methode in dit verband is de Vakge- over de autocipatieladder. Het heeft me laten inzien dat meenschap Sociale Stijging die dit voorjaar door Platform ik tijdens gesprekken met de wijk ook best iets terug mag Corpovenista is opgestart. Dan kruipen corporaties bij elkaar verlangen. Het is een kwestie van geven en nemen.’ die op een bepaald thema naar verdieping zoeken. Het heeft 136 WIJKEN EN WEGEN Over de kennis en de toepasbaarheid daarvan

Al die onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan: stapjes. Het was iets dat ik zelf al had gedacht: als wij in Slo- wat gebeurt er eigenlijk met al die informatie? Zet je tervaart een leerbedrijf voor tien bewoners opzetten, gaat het ook echt om in kennis die voor jouw dagelijkse prak- niet heel Nieuw-West daarvan profiteren. Ik heb de onder- tijk werkt? Landt het ook echt op jouw eigen werkvloer? zoekers uitgenodigd en er een kennisdeelsessie voor Ymere Kun je het gebruiken? En hebben externe partners er aan besteed. Dat was nuttig. En wat ik er zelf vooral van heb ook iets aan? Gaat het wel eens in een pakketje naar de geleerd, is om vooraf nog scherper de doelen te formuleren. wethouder of de bewoners? Wat, voor wie en hoe: dat soort vragen.’ Helleman: ‘Ik vind dat ook een nuttig onderzoek. Er is heel Helleman: ‘De eerste fase van Corpovenista was erg acade- concreet gemaakt: wat doen corporaties hier nu feitelijk misch. Ik heb in mijn geheugen gegraven maar kon van die aan? Het vormde voor ons een vertrekpunt om er verder fase eigenlijk geen onderzoeksresultaten terughalen die echt over na te denken.’ zijn blijven hangen, alleen iets over woonkeuzegedrag in Van Gelderen: ‘Dat geldt bij ons voor het onderzoek naar concentratiegebieden.’ leefstijlen. Als wij daar in de toekomst iets mee willen, is dat Oosterbaan: ‘Van die onderzoeken waarin het vooral ging onderzoek heel nuttig. Dat scheelt een hoop uitzoekwerk. Ik over significatieniveaus, als ik het goed heb.’ hoop alleen dat voldoende mensen ervan op de hoogte zijn. Helleman: ‘Typerend in die fase was dat onderzoekers onder Ik denk dat we nog een slag kunnen maken in kennis delen de “resultaten” vooral verstonden hoeveel erover gepubli- en resultaten van onderzoek in de eigen praktijk toepassen.’ ceerd werd in internationale vaktijdschriften. Terwijl ik dan Oosterbaan: ‘De “Wat werkt in de wijk”-databank die mo- denk: wat is hiervan nu daadwerkelijk overgedragen aan de menteel wordt gevuld kan daar ook bij helpen. Ben ik met het praktijk? Bij het gebiedsgericht werken gingen de onderzoe- goede bezig? Dat is misschien niet veel meer dan gewoon kers (van onder andere Partners+Pröpper, red.) nu langs goed projectmatig werken, maar zo’n databank brengt wel bij de corporaties, om het gesprek aan te gaan. Dat werkte de kennis bij elkaar op een manier die eerder niet bestond. goed. In het verleden van Corpovenista was de vorm vaak Je eigen voorstel voor een nieuw project wordt beter als niet aantrekkelijk. Veel te veel papier. Dan vroeg je je af: hoe je even kan spieken hoe een ander het heeft gedaan. En je moet ik dit nu weer laten landen in de organisatie?’ kunt die persoon bovendien even bellen. Dat maakt ons werk Oosterbaan: ‘Ik vind het onderzoek over de waterbedeffec- gemakkelijker. Plus: je kunt zoeken naar archetypes waarvan ten echt heel interessant. Maar de valkuil is er ook. Stel dat bewezen is dat ze werken. Daar zit de koppeling met het vele je het optreden van die effecten “significant” kan bewijzen, onderzoek dat is verricht op het gebied van de wijkaanpak. en wat dan? Je werkt als corporatiemedewerker in Tilburg- Overigens moet de bruikbaarheid van de databank zich nog Noord en denkt: wat doe ik er nu mee? Het is niet eenvoudig bewijzen, daar kun je pas over twee jaar iets van zeggen.’ om onderzoek toepasbaar te maken. Dat geldt overigens Metsemakers: ‘En je moet ook durven als corporatie om je nog in sterkere mate voor het onderzoek over leefstijlen eigen failures in zo’n databank neer te zetten. Die zijn pas en woonruimteverdeling. Het toewijzen op leefstijlen bleek echt leerzaam.’ minder doeltreffend dan aanvankelijk gedacht.’ Helleman: ‘Maar pas op dat men vanuit zo’n database klak- Vos: ‘Je kunt lang niet altijd direct iets doen met de onder- keloos projecten gaat zitten kopiëren. Check vooral ook wat zoeksresultaten in je eigen praktijk. Maar je kunt er bijvoor- er in de wijk zelf leeft. Luister naar bewoners.’ beeld wel een collega mee helpen, die net met dat betref- Metsemakers: ‘Bewoners hebben vaak een heel scherp fende onderwerp bezig is.’ gevoel voor wat je waar wel of niet moet doen. We moesten Van Gelderen: ‘De werkgroep van Corpovenista waar ik aan bijvoorbeeld de plek voor een ontmoetingsruimte kiezen; dan deelneem, heeft het onderzoek naar sociale stijging laten kan honderd meter naar links of naar rechts een wereld van verrichten door de DSP-groep. Een groot aantal stijgings- verschil maken of zo’n voorziening wel of niet werkt. Bewo- projecten van corporaties is onderzocht, vijf jaar na de grote ners kunnen dat zelf haarfijn aangeven.’ hype over dit onderwerp. De uitkomsten: verwacht er niet Vos: ‘Ik merk juist dat die bewoners ook heel geïnteresseerd teveel van op wijkniveau, als er effecten zijn, dan vooral op zijn in wat we binnen Platform Corpovenista-verband al- individueel niveau. En: we moeten meer denken in kleine lemaal doen. Als een thema aan de orde is gebruik ik onder- zoeksresultaten uit beschikbare rapporten. Bewoners vragen dan waar ze die informatie kunnen vinden. Zo deel je kennis. Daarbij moeten we ook relativeren: als corporaties hebben we zeker niet de wijsheid in pacht. Er zit ook veel knowhow bij onze partners, die moet je net zo goed gebruiken.’ Metsemakers: ‘Ik heb één van onze projecten in de databank “Wat werkt in de wijk” samen met een bewoner ingevuld. Die vond dat geweldig. Wat zit er nog meer in, vroeg hij. En: klik daar eens op. Dat is leuk. Het triggert. Met de kennis die hier in zit, kunnen bewoners worden geholpen om hun eigen agenda voor de wijk te formuleren.’ Helleman: ‘Begrijp me goed: ik heb niets tegen deze kennis- uitwisseling. Maar het gevaar van zo’n lijst met allemaal best practices is dat er zomaar lukraak iets wordt gekozen. “Hé, een weekendschool, leuk. Gaan we ook doen.” Pas dus opmet het zo maar in de eigen praktijk neergooien van successen uit andere steden.’ Koning: ‘De moestuin, die is momenteel helemaal in.’ Oosterbaan: ‘Als er iets duidelijk is, dan is het dat copy paste niet werkt. Maar daar staat tegenover dat je soms gewoon ook niet weet wat er in de rest van Nederland allemaal wordt bedacht. Voor mij is Amsterdam Nieuw-West nu de referen- tie, maar Nederland is veel groter. In “Wat werkt in de wijk” zijn ook voorbeelden van geslaagde interventies en zoge- naamde archetypes te vinden.’ Van Gelderen: ‘Plus suggesties hoe je het succes kunt me- ten. Ook waardevol.’

Over de afstand tussen denkers en doeners

Jullie werken in heel verschillend georganiseerde corporaties. Hoe delen jullie zelf de opgedane Platform Corpovenista-kennis in jullie eigen organisatie en met partners of bewoners?

Helleman: ‘Ik ben overgestapt van mijn plek in de Schilders- wijk naar een meer algemene beleidsfunctie. Ik vraag me echter wel af wat zinvoller is: beleidsmedewerkers in een hok zetten zodat ze nog meer papier maken? Of ze in de wijk laten rondwandelen om te kijken wat daar echt nodig is en op basis daarvan beleid maken?’ Metsemakers: ‘Beleidsmedewerkers bij gemeenten en corpo- raties hebben de neiging aan hun stoel vast te plakken. Het is juist belangrijk dat ze buiten komen.’ Vos: ‘Heel belangrijk.’ 138 WIJKEN EN WEGEN

Oosterbaan: ‘Maar soms vraagt de organisatie dat ook van ze. Wij hebben ook mensen die zelden buiten lopen en nooit op een plein hebben gezeten om bewoners aan te spreken. Zeker in grote organisaties is er nu eenmaal soms een grote afstand tussen praktijk en theorie. Je kunt veel van elkaar vragen, maar ook niet alles. Neem het schrijven van wijkvi- sies: dat hoeven we echt niet altijd aan de afdeling beleid te vragen. Dat moeten de wijkbeheerders samen met de bewoners doen, van onderop.’ Vos: ‘Bij mijn kennismaking met Platform Corpovenista viel me dat wel enorm op: medewerkers van sommige corpora- ties die zeiden: “Ik heb helemaal geen klantencontacten.” Ik denk dan: hoe kun je je werk dan goed doen? Dan organiseer je dat toch, ook al heb je een grote organisatie?’ Metsemakers: ‘Wij zetten onze Raad van Commissarissen ook in een ruimte met onze meest kwetsbare huurders. Dan leren ze heel snel: hier doen we het voor.’ Oosterbaan: ‘Bij een beleidsmedewerker vastgoed is het niet zo heel erg als deze niet zo veel klantcontacten heeft. Je moet ook naar de functie kijken die iemand in een organisa- tie bekleedt. Je hebt nu eenmaal ook mensen nodig voor de visies en de strategische vergezichten.’ Van Gelderen: ‘Ieder zijn stiel. Sommigen zijn heel goed in het schrijven van beleidsstukken, anderen zijn beter in het en beleid over de resultaten van het waterbedonderzoek gesprek met de klant.’ te hebben. Zij kunnen dat onderzoek gebruiken voor hun Vos: ‘Maar ik blijf erbij: als je nooit een klant ziet en spreekt, werk, bijvoorbeeld rond strategisch voorraadbeleid. Ik ben lijkt het mij toch wel lastig om bij een corporatie te werken.’ nu zelf veel meer tactisch-operationeel in de wijken bezig. Het lukt nog wel om met wijkbeheerders de “Wat werkt in de wijk”-formats in te vullen, maar als ik bewoners zou moeten Wensen voor de toekomst meenemen in een discussie over waterbedeffecten: dat wordt veel te academisch. Ik zie daarom veel meer in een Hoe moet het nou verder met Platform Corpovenista goede bundeling van wat er aan resultaten ligt, om daarmee volgens jullie? Hoe kijken jullie daar tegenaan? Wat kennis te delen.’ zijn de opgaven van de toekomst? En wat heb je daar Helleman: ‘Het moet dus niet alleen meer over de inhoud nog voor kennisontwikkeling voor nodig? En hoe gaan, maar zeker ook over de vorm.’ organiseren we dat? Oosterbaan: ‘Ik zou voorstellen: zestig procent onderzoek en Van Gelderen: ‘Met name op het punt van “hoe krijg ik de veertig procent marketing en branding. Er is nog zoveel niet kennis terug in de organisatie en vertaal ik het naar de prak- goed in de markt gezet.’ tijk?” ben ik wel kritisch over Corpovenista. Hoe wordt onze Van Gelderen: ‘Laat een ambassadeur van Platform praktijk er nu beter van, wat levert het op voor bewoners? Corpovenista door het land trekken om presentaties te ge- Dat is best heel ingewikkeld. In een eventueel vervolg moet ven. Of dat er powerpoints komen waarin de highlights daar meer aandacht aan worden besteed.’ al staan, dat je daar zelf snel je eigen presentatie mee Oosterbaan: ‘Ik pleit ervoor: ga niet weer opnieuw onder- kan maken. Dat maakt het implementatieproces een stuk zoek doen. Er is al zoveel onderzocht. Ik merkte bij Wonen eenvoudiger. Voor veel rapporten en boeken is soms lastig Breeburg dat het leuk is om het met de afdeling strategie bepalen wie dat nu echt moet lezen in onze organisatie. Wie informeer je, en hoe? Ymere is een grotere club, dus dat soort vragen spelen. Net als voor mezelf geldt voor veel collega’s: liever een artikel van twee pagina’s dat een onder- zoek goed samenvat, zoals ook de bedoeling van dit boek, dan een heel rapport doorworstelen.’ De deelnemers aan het gesprek Oosterbaan: ‘Misschien helpt het wanneer iemand erover twittert: ik heb nu dit interessante artikel gelezen. En dat je Frank Metsemakers, Woonbedrijf dan gelijk door kunt klikken.’ Coördinator gebiedsontwikkeling. Heeft een beleidsfunctie Helleman: ‘Als er een vervolg komt, zou ik aanbevelen om voor een stadsdeel van 6.500 woningen. Volgde afgelopen beter op zoek te gaan naar de kennislacunes. Nu heb je nog jaar de Platform Corpovenista-leergang. wel eens het gevoel dat er sprake is van een herhaling van Twitter: @fmetsemakers zetten. Dan komt er zo’n project- of wijkbeschrijving voorbij die al in vijf andere boeken heeft gestaan.’ Gerben Helleman, Haag Wonen Van Gelderen: ‘Je kunt voor het vervolg van Corpovenista Werkte eerder bij OTB en KEI, maakte overstap naar de drie agenda’s laten bepalen. Eén door de stuurgroep, één praktijk. Eerst sociaal projectleider in de Schilderswijk, nu door mensen uit de ‘front office’ en één door bewoners. senior beleidsmedewerker. Is meer van de mensen dan Benieuwd of en hoe de agenda voor Platform Corpovenista van de stenen, naar eigen zeggen. dan verschilt.’ Blogt op persoonlijke titel: http://stadslente.blogspot.com Vos: ‘Probeer dan wel meer aansluiting te vinden bij lande- lijke verschillen. In delen van Nederland hebben we echt met 7ERHVE:SW0I½IV andere ontwikkelingen te maken, denk aan de krimp. We Volgde de Platform Corpovenista-leergang en verdeelt haar hebben het daar niet meer over de vrijheid van onderwijs; werktijd tussen Stadskanaal – waar ze gebiedsontwikkelaar door de bevolkingskrimp zijn we al blij als we in dorpen één is en werkt aan wijkvisies – en de stad Groningen. school open kunnen houden. Dat is toch wat anders dan wat Daar is ze als projectleider participatie momenteel in de Randstad speelt. Maar het is wel goed als iemand uit bezig met opstellen van een nieuw participatiemodel. Rotterdam komt kijken en zijn visie daar op geeft. Wij doen al heel veel in de vorm van lokale en regionale samenwer- Anne Oosterbaan, de Alliantie kingen; een netwerk als Platform Corpovenista kan voor een Huidige functie: gebiedscoördinator in Slotervaart (Nieuw- frisse blik zorgen.’ West). Daarvoor volgde ze een traineeschap bij Aedes en Oosterbaan: ‘Met elkaar moeten we bepalen wat de overstij- werkte onder meer bij WonenBreburg (Tilburg) aan beleid gende thema’s zijn die op ons afkomen. Neem bijvoorbeeld en praktijk. Werkte daar onder meer aan de maatschappelijke huisvesting waar de gemeente de ‘Wat werkt in de wijk’. handen vanaf trekt. Dat speelt al over vijf jaar! Daar moeten we nu mee aan de slag.’ Marlies van Gelderen, Ymere Van Gelderen: ‘Het zou zonde zijn wanneer ieder voor Psychologe van huis uit, stadssocioloog in wording en zich dat weer gaat onderzoeken. Maar: doe dan niet alleen werkzaam bij de Taskforce Wijkaanpak. Mede-initiatiefne- onderzoek. Maak het praktisch, faciliteer een netwerk. mer van de vakgemeenschap Sociale Stijging. Rolde Werk ook samen met andere clubs, zoals SEV, KEI of bij toeval de corporatiewereld in, werkt er nu tien jaar. De Vernieuwde Stad. ’ Metsemakers: ‘Ik voeg daar aan toe het thema van het Koj Koning, Woonbedrijf “loslaten”. Er zijn momenteel geluiden in de trant van “geef Districtsmanager Tongelre en lid van de redactie van deze de wijk terug aan de bewoners”, maar hoe doe je dat dan publicatie. Twitterde kort voor het begin van de bijeenkomst concreet? Participatie, zelfredzaamheid, empowerment, civil dat ze in gesprek ging met de nieuwe lichting corporatie- society, meedoen: allemaal mooie begrippen, maar nog een medewerkers van Platform Corpovenista. hele worsteling om het handen en voeten te geven. Twitter @kojkoning 140 WIJKEN EN WEGEN

Hoe kun je het organiseren, zonder dat je in de valkuil valt dat professionals het zelf weer gaan regelen.’ Van Gelderen: ‘Als je aan jongeren vraagt: “Wat willen jullie dan in de wijk?”, dan komen ze in eerste instantie niet veel verder dan: een buurthuis. Of ze hebben geen zin erover na te denken en gaan weer voetballen. Je moet echt willen in- vesteren in contact, vertrouwen opbouwen en laten zien dat je wil en kan aansluiten bij hun wensen. En graag samen met partners! Wij “oefenen” nu met nieuwe vormen van infor- mele participatie, waardevol om dat met elkaar te doen.’ Helleman: ‘Er is ook een tussenweg: sluit meer aan op be- staande initiatieven en hulpbronnen. Iemand die nu een cate- ringbedrijfje aan huis heeft, maar graag wil uitbreiden, kun je meestal goed helpen, omdat jij als corporatie vaak overzicht hebt in welk buurthuis een grote keuken beschikbaar is. Dus meer doorverwijzen en verbinden.’

Na het gesprek met de next generation van Platform Corpovenista verlaten we de Blue Ocean-zaal. Tegen zeven uur ’s avonds zit er nog een enkeling te werken aan de tafels van Seats2Meet in Utrecht. Deze meeting was in ieder geval geslaagd.

EEN PAAR VAN DE CONCLUSIES OP EEN RIJ:

Platform Corpovenista heeft de netwerkbelofte waarge- maakt. Leergangen en andere ontmoetingen worden als zeer inspirerend ervaren.

Een eventueel vervolg van het platform moet meer inzetten op communicatie en kennisdeling dan op ‘puur’ wetenschap- pelijk onderzoek. De relatie met de werkvloer kan nog beter worden gelegd.

Meer oog voor verschillen tussen regio’s. Het werken in Stadskanaal is anders dan in Amsterdam. Maar laat juist wel corporaties uit die gebieden bij elkaar in de keuken kijken.

De uitgevoerde onderzoeken worden als waardevol betiteld. Niet alles wordt direct door iedere corporatie opgepakt, maar het ligt makkelijk grijpbaar ‘op de plank’.

Pas op voor copy paste: niet iedere interventie in een wijk die op de ene plek goed werkt, heeft hetzelfde effect op een andere plek. De deelnemers aan het gesprek In de Rivierenwijk te Deventer investeert Rentree, samen Frankmet Metsemakers, de gemeente, Woonbedrijf in een breed pakket van maatregelen. CoördinatorDoor woningen gebiedsontwikkeling. te slopen en Heeftte bouwen, een beleidsfunctie en een betere voorinfrastructuur een stadsdeel aanvan te6.500 leggen, woningen. bijvoorbeeld. Volgde afgelopen Naast deze jaarmeer de Platform ‘harde’ Corpovenista-leergang. kant van de wijkvernieuwing, Twittert: is@fmetse- er ook aandacht makers.voor de ‘zachte’ kant. Zo is er ondersteuning voor activiteiten op het gebied van gezondheid, leefstijl, sport, wijkeconomie, Gerbenkunst- Helleman, en cultuur. Haag Een Wonen brede school biedt naschoolse mogelijk- Werkteheden eerder voor bij de OTB jeugd, en KEI, en ookmaakte in het overstap jeugdwerk naar dewordt geïnves- praktijk.teerd. Eerst Daarnaast sociaal zijnprojectleider er individuele in de Schilderswijk, trajecten voor nu buurtbewo- seniorners beleidsmedewerker. met een grote afstand Is meer tot van de de arbeidsmarkt. mensen dan van De resultaten de zijnstenen, goed: naar huisbezoeken eigen zeggen. leiden tot individuele trajecten richting zorg, werk en welzijn. De school presteert bovengemiddeld. SandraEigenaren Vos, Lefier van panden doen mee in het verbeterplan voor Volgdehun degebouwen. Platform Corpovenista-leergangOok is er meer sport inen deverdeelt wijk, en haar krijgen het werktijdzorgaanbod tussen Stadskanaal en de wijkeconomie – waar ze gebiedsontwikkelaarnieuwe impulsen. Door meer is ensamenwerking werkt aan wijkvisies tussen – enparijen de stad wordt Groningen. 1+1 in de Daar Rivierenwijk is ze nu 3. als projectleider participatie momenteel bezig met opstellen van een 1nieuw participatiemodel.+ 1 3 door Anne Oosterbaan, de Alliantie Huidigesamenwerking functie: gebiedscoördinator in Slotervaart (Nieuw- West). Daarvoor volgde ze een traineeschap bij Aedes en werkte onder meer bij WonenBreburgin (Tilburg) aan beleid en praktijk.Rivierenwijk, Werkte daar onder meer aan ‘Wat werkt in de wijk’. Marlies van Gelderen, Ymere Psychologe van Deventerhuis uit, stadssocioloog in wording en werkzaam bij de Taskforce Wijkaanpak. Mede-initiatiefnemer van de vakgemeenschap Sociale Stijging. Rolde bij toeval de corporatiewereld in, werkt er nu tien jaar.

Koj Koning, Woonbedrijf Districtsmanager Tongelre en lid van de redactie van deze publicatie. Twitterde kort voor het begin van de bijeenkomst dat ze in gesprek ging met de nieuwe lichting corporatieme- dewerkers van Platform Corpovenista.

Tekst: Kees de Graaf Beeld: Nout Steenkamp 142 WIJKEN EN WEGEN

Havensteder is een belangrijke speler in de kern van de stads regio Rotterdam. Wij investeren in krachtige wijken. Dit zijn wijken waar mensen goed wonen en leven. Waar kwali- tatieve woningen staan in verschillende prijsklassen. Waar scholen, gezondheids- centra en winkels zijn. En waar ondernemers zich graag vestigen. Wij kijken per wijk waar kansen en mogelijkheden liggen. Havensteder Daar steken wij geld in. huis voor huis

Met 50.000 verhuurbare straat voor straat objecten is Havensteder een robuuste partij in de wijk voor wijk stadsregio Rotterdam. Een betrokken speler die bouwt aan een levendige en veer- krachtige stad. Huis voor huis. Straat voor straat. Wijk voor wijk

144 WIJKEN EN WEGEN

Colofon

Redactie Kees de Graaf Guus Haest Koj Koning André Ouwehand

Redactieraad Perry Hoetjes Pim Hogenboom Adriaan Hoogvliet Marjon van Weersch Geert van Woerden

Eindredactie: Denise Vrolijk

Teksten (tenzij anders vermeld) Kees de Graaf Marc Mijer Lisette Vos

Fotografie Harry Cock beeldessay Lewenborg, 14-15, 94, 102, 143 Maarten Corbijn 29, 32, 61, 65, 79, 83, 107, 111 Maarten Laupman beeldessay Overschie, 50-51, 112-113 Jan van der Leer 84-85 André Ouwehand 19, 34-35 (bew. Jesse Wellink),44, 47, 59, 69, 70, 71, 73, 86, 132 Femke Reijerman beeldessay Philipsdorp Nout Steenkamp 8, 13, 134, 137, 138, 139 Luuk van der Lee ©, Hollands Hoogte 27, Hans van Rhoon ©, Hollands Hoogte 66, 67

ISBN (print)

978-90-5199-529-9 Ontwerp: Studio Boot

ISBN (online) Drukker: Almedeon

978-90-5199-530-5

NUR 755 Published by IOS Press under the imprint of Delft University Press

Legal notice: The publisher is not responsible for the

use which might be made of the following information. IOS Press bv

Nieuwe Hemweg 6b

Copyright 2012 by Platform Corpovenista 1013 BG Amsterdam

No part of this book may be reproduced in any form by Fax (020) 6870019

print, photoprint, microfilm or any other means, without E-mail [email protected]

written permission from the copyrightholder www.iospress.nl