Bi’j de scheve brug – An den Böcker

Harry Scholten, 2012

Het huis in Voorst, De Böcker, met adres Grensweg 3 (vroeger Voorst 18 of 287) was van 1817 tot 1983 thuis van een tak van de Scholten familie uit Voorst, Gemeente Oude IJsselstreek. Reden om de geschiedenis van huis, bewoners, buren en omgeving uit te zoeken en op te schrijven voor familieleden en belangstellenden. Het verhaal dat hier is weergegeven is samengesteld uit materiaal in boeken over Voorst, Gendringen en Dinxperlo, op internet (o.a. Algemeen Historisch Archief van J.H.G. te Boekhorst, Genlias, Genealogie in de Achterhoek en Genver), transcripties van kerkelijke doop-, trouw- en overlijdensboeken door Merner 1759 genealogische verenigingen als de Oostgelderse Stichting voor Genealogie en Boerderijonderzoek, aangevuld met materiaal uit het familiearchief, mondelinge overleveringen en hier en daar een vlotte eigen hypothese.

De oude naam van Grensweg 3 is ‘De Böcker’. Je komt op kaarten en in stukken ook wel de namen ‘Beuker’, ‘Bakker’ of ‘Bukker’ tegen. Vanouds werden namen van bewoners en huis vaak aan elkaar gekoppeld. Omdat er geen aanwijzingen zijn voor een andere achtergrond bijv. een relatie tussen naam en kenmerken in het landschap of met de omgeving is het aan te nemen dat ook deze naam verband houdt met een familienaam: Böcker. De oudste gevonden aanwijzing is een verwijzing in het ‘Oud rechtelijk archief – Gendringen en Etten’ met civiele procesdossiers 1573 – 1807. Daarin wordt verwezen naar een dossier van een zaak in 1606 tussen ‘Het huis Anholt’ en J. Böcker te Voorst. Waarschijnlijk betreft het visserijrechten en visvangst. De Böcker ligt tegen de rivier de Aa Strang aan, een zijrivier van de Oude IJssel. Het is bekend dat in de buurt van Grensweg 3 wel kreeft werd gevangen en dat sommige kreeft zelfs naar Den Haag werd gestuurd. De Aa Kadaster 1822 Strang is omstreeks 1890 gekanaliseerd en heeft daarbij een andere loop gekregen. Daarvoor was de stroom anders, een slingerend riviertje, dat regelmatig overstroomde, en was het ter hoogte van de Böcker behoorlijk moerasachtig. Deze situatie bestond al eeuwenlang. De Aa Strang liep oorspronkelijk van de bocht bij de Böcker in noordelijke richting achter het Hogevelt langs naar de Bontebrug en vandaar naar Ulft. Zie het kadasterkaartje uit 1822 op deze pagina. De huidige stroom vanaf ‘de scheve brug’ richting Ulft werd eerder Deurvorster beek genoemd.

De scheve brug, Böckers brug De brug zelf was tot 1860 nog eigendom van Kasteel Anholt. Op 22.12.1860 accepteert de gemeenteraad van Gendringen een afkoopsom van f 700 van de Vorst van Salm-Salm voor zijn onderhoudsverplichting en reserveert men f 500 voor vernieuwing van de Bukkersbrug. Op oude kaarten zie je soms nog wel de naam ‘Anholtsebrug’. Meestal zie je echter ‘Böckers brug’, ‘Beukersbrug’ of ook wel ‘Brug an den Böcker’. Deze combinatie van huis en brug is vaak gebruikt als herkenningspunt op kaarten. De brug werd in de plannen voor kanalisering van de Aa Strang rond 1890 aanvankelijk geschrapt. De bedoeling was de weg te verleggen over de zuidelijke oever naar de Engberger Brug en dan weer verder naar de Bontebrug. De Engberger brug lag vroeger in de weg van Huis Engbergen naar de Voorsterstraat bij de zogenaamde lindeboom. De Voorstse boeren hebben krachtig geprotesteerd tegen dit plan. Twee scherpe

1 bochten kort na elkaar in de nieuwe weg zou teveel worden voor paard en wagen. Het waterschap heeft uiteindelijk toch besloten om de Böckersbrug te handhaven.

Grensweg of Voorstsestraat De Grensweg of vroeger Voorstsestraat genaamd was ongeveer de grens tussen de invloedsferen van Huis Anholt en Huis Bergh. Grensweg 3 lag net in het gebied van Bergh. Bomen langs de Grensweg waren nog het bezit van Anholt. De Aa Strang, de Oude IJssel en de beek bij kasteeltje de Hardenberg vormden een permanent onderwerp van conflict tussen Anholt en Bergh. Visrechten waren voorbehouden aan adellijke huizen en werden als belangrijk recht beschouwd. Er zijn in het archief van Huis Bergh documenten uit 1657 met getuigenissen van oude bewoners uit Voorst over gewoonten en rechten m.b.t. visvangsten in de Aa Strang en water rond de Hardenberg. Hierbij is het belangrijk om te bedenken dat tot 1453 grote stukken grond en oude, belangrijke goederen als de Deurvorst en de Stakenborg onder Huis Ulft vielen. Uit geldgebrek is in 1453 veel verkocht aan Bergh. De Stakenborg bleef hierbuiten. Grote stukken van Breedenbroek, een fors deel van het Anholtse Broek en een deel van het gebied tussen Aa Strang en Breedenbroek zijn onder Bergh gekomen. Omdat Bergh al een bestuurlijke organisatie (rechtbank) in Gendringen had is het hele gebied inclusief Breedenbroek bij Gendringen ingedeeld en hoorde Breedenbroek kerkelijk aanvankelijk bij Ulft. Bergh heeft eeuwenlang geprobeerd om ook Anholt in bezit te krijgen, maar dat is nooit gelukt. Wel is er altijd gesteggeld over de grenzen en rechten in grenswateren.

Er is veel bekend over de Voorstsestraat en bewoners omdat van 1700 tot 1824 dit één van de belangrijkste wegen van het Westen van Nederland naar het Oosten (Duitsland) was. Het was een Hessenweg met o.a. postkoetsverbindingen. Het werd ook wel aangeduid als één van de grote wegen van Nederland. Enkele keren per week passeerde er een postkoets. Er was een tol bij de Wienelsbrug bij de Regniet (bij de Duitse grens) en bij de Bontebrug. Tot 1915 hoorde de Bontebrug (Oversluis) overigens bij Voorst. De Voorstsestraat was ook de verbindingsweg voor Dinxperlo en omgeving met het Westen van het land. Het Anholtse Broek en omgeving stonden nog grote delen van het jaar blank en waren per paard en kar nauwelijks te passeren en Silvolde was slecht te bereiken voor Dinxperlo. Den Dam in Breedenbroek was delen van het jaar al nauwelijks meer begaanbaar. De aanwonenden van de Voorstsestraat en anderen uit de heerlijkheden Gendringen en Etten moesten een deel van de weg onderhouden en moesten blijkbaar geregeld worden aangespoord om het werk te doen. Het stuk van de Regniet tot de Bontebrug was een laag en drassig stuk in de route. Men werd o.a. geacht te zorgen voor takkenbossen om onder wielen te kunnen leggen bij vastzittende wagens en om de begroeiing langs de weg open te houden om licht en lucht toe te laten zodat de weg beter zou drogen. Twee maal per jaar moest de weg in orde worden gemaakt, in voorjaar en najaar, bij gras en stro. In archieven zijn hier verschillende stukken over te vinden. Zie bijvoorbeeld de volgende stukken uit het archief van Bergh:

J.H.G. te Boekhorst – Minutenboek van Huis Bergh (1723–1735) – pag. 497 2-3-1735 986 [folio 293 verso]:

Missive aen de Magistraet der Stadt Over het Repareren van de Straete in Voorst onder Gendringen. Wij Frans Wilhelm &c &c &c WelEdele Aghtbaere Wijse Voorsienige Heeren Onse besondere goede Vrienden Wy hebben Reets tsedert Veele jaeren Successive ordres tot het Repareren der bekende Voorster Straet aen onsen Officier tot Gendringen Laten affgaan, gelyck Wy oock niet hebben opgehouwden, om van tyt tot tyt op het naedruckelijxte te urgeren een Werck waeraen soo wel het gemeene als ons Particulier Interesse gelegen is, nogtans onaengesien dese onse Sorge bevienden Wy tot ons LeetWesen, dat verscheijden tusschen comende Obstaculen, in Specie Seeckere geexpractiseerde dispuijten der besondere buijrschappen onder onse Heerlickheyt Gendringen Gehoorende, de hinderpaelen syn geweest, die dit Salutaire Werck tot nogh toe vertraeght en opgehouwden hebben; Wy gedencken daerinne tegenWoordigh op eene andere Wyse Voorsien, ende door het Nemen van Sulcke Mesures, waerdoor Wij Verhopen int Cort in Staet gestelt te Sullen worden UWelEdele Aghtbaere Begeerte te Connen Voldoen; Ons Versekert houwdende dat UWelE: Aghtbaere ons Voornemen Streckende tot WelSyn van het gemeen Sullen gelieven t’ondersteunen, ende tot des Selffs FaciLiteeringe het noodige te Contribueren, Waermede UWelE: Aghtbaere In de Protectie Van den Almogende Bevelende Verblyven Wel Edele Aghtbaere Wyse Voorsienige Heeren onse Besondere goede VriendenUWelEdele Aghtbaere / Dienst en VrientWillige / Vrient en Naebuijr «onderstont» / Frans Wilhelm grave tot den Bergh en Hohen Zolleren [in de marge:] «Superscriptio erat» Wel Edele Aghtbaere Wyse Voorsienige Heeren / de Heeren Borgermeester Schepenen en Raet Der Stat Doetinchem / tot Doetinchem. S Heerenbergh 2 Martij 1735. Soodane missive Mutatis Mutandis in Titulo geschreven aen de Koninglycke Pruyssische Regeeronghe tot Cleve

2

9-9-1735 1033 [folio 308 verso en 309 recto]: Ordre aen alle OnderScholtussen van Gendringen en Etten Wegens het Repareren van de Voorster Straete en om aen eenige onwillige [d, veranderd in:] Copie deses overtegeven, en daer van Relaas te doen. Wij Frans Wilhelm grave tot den Bergh &c &c &c Ons voorgekomen Zynde, dat eenige Ingesetenen onser Heerlickheeden Gendringen en Etten onder den Naem van Rott: en Buijrmeesteren Sigh onderstaen te VerWeijgeren Publicque Diensten tot het Repareren van de Voorster Straete by haer Verschult, Selffs Soo Verre, dat goet gevonden hebben Deese haere Incumberende Dienstpligtigheijt voor den Hove Provintiael Van Gelderlant op Futile Praetexten te Contesteren, Waer door aen Leydinge is gegeven, Dat de Werckelycke Reparatie tot nogh toe niet en is Voorgenoomen, Gelyck het te Vreesen Staet, dat bij Manckement van Finale S’Hoves Resolutie het tegen Woordige bequame Saijsoen Verder Sonder Werckelijcke Reparatie Sal Verloopen, ende aldus gebeuren, dat by den Aen naederenden Winter de Voorster Straete Sal Wesen Impracticabel tot merckelycke Schade vant Gemeen; Om Waerinne Soo veel Mogelijck te Voorsien Soo Lasten en ordonneren Wy hiermede Jan de Mutter, Jan Kramp, en alle onderscholtussen onser Heerlickheeden Gendringen en Etten een ijder in Haer District, om Sigh met Kennisse van onsen Drossard en Officier aldaer te Vervoegen by Henrick Lensinck tot Mechelen, Jan Bloemer tot Etten, Henrick Schutt tot Varsseler, Gerrit Aelders tot Ouhr, Jacobus Bucker tot Wieken Frederick Arentse Op de Melt, en Derck SWeeckhorst in Voorst, ende de Selve Sampt en voor Soo Verre een yder Sigh heeft onderstaen de Dienstpligtigheijt Voor den Hove van Gelderlant tot naedeel vant gemeen te Contesteren Van Gerigts Weegen Met OverLeveringe van Copie deses Serieuselyck aente Duijden; Dat Wy geresolveert hebben die Voorster Straete op de Vuijlste en Diepste Plaetsen eeniger maete te doen Repareren alleen om den Schade Vant gemeen by het aenstaende Winter Saijsoen aff te Wehren; Dat Wy ons uytdruckelyck Reserveren de Costen van dese Reparatie de Welcke Wy gedencken te Repeteren Van Soodane quaetWilligen, die door haere Wederreghtelycke Oppositie daer toe hebben aenLeydinge gegeven; Protesterende wel Specialyk, dat Wy hierdoor in het toecomstige ons direct nogh Indirect tot eenige Reparatie der Voorster Straete Sonder der Ingesetenen adsistentie gedencken te Chargeren; Ter Contrarie dat Wy om de Selve tot haere Verschulde Dienstpligtigheijt Verders te Obligeren Soodane Mesures Sullen Nemen als Wy te Rade Sullen worden; en Sullen voornoemde onderscholtussen van Hunne Verrightinge in Spatio deses Relateren: Signatum Op ons Slott S Heerenbergh Den 9en September 1735. «onderstont.» Frans Wilhelm grave tot den Bergh en HohenZolleren.

______

Het is bekend dat in het begin van de twintigste eeuw aanwonenden nog regelmatig blokken langs de weg moesten verplaatsen om karren te dwingen steeds een ander spoor te kiezen. Na de Bontebrug liep de route naar Doesburg en via de hessenwegen o.a. over de heide bij Ede en Lunteren naar Harderwijk. Van daar gingen mensen en goederen verder per boot naar Amsterdam. Het veengebied tussen Utrecht en Amsterdam was nog slecht begaanbaar. Later ging men via Amersfoort en Naarden naar Amsterdam. Rond 1847 werd de (verharde) weg tussen Anholt en Gendringen aangelegd en werden postroutes verlegd naar deze weg. In 1854 werd de weg van Dinxperlo naar Bontebrug voltooid en werd de Voorstsestraat een rustig, plaatselijk weggetje. Pas in 1951 werd het eerste stuk verhard, tussen Ulft en Café Van Hal. Een deel van de katholieke bewoners van Voorst hoorden bij de kerk en school van Ulft. Zij zullen waarschijnlijk de modderige Voorstsestraat en later Grensweg gemeden hebben en gebruik hebben gemaakt van zogenaamde kerkepaden. Van de Marmelhorstweg liep er een kerkepad parallel aan de Voorststraat langs de huizen met huidige nummers 1 t/m 7.

Als belangrijke route heeft de Voorstestraat vaak vreemde legers voorbij zien komen. Er zijn berichten uit 1813 dat Kozakken de verslagen Franse legers tot op onze grond achtervolgden en huis gehouden hebben. Bij het begin van de tweede wereldoorlog was de Regniet één van de eerste plekken waar de Duitse legers onze streek binnenvielen. In vroegere tijden vervulde het kasteel in Ulft een belangrijk rol in de Spaanse oorlog en de opstand van de Nederlanden. De Spaanse hertog Alva heeft er nog verbleven. Voorafgaand aan de Franse bezetting tussen 1672 en 1674 ten tijde van de contrareformatie en de Engels-Nederlandse oorlogen trokken Franse troepen vanuit het gebied van de Rijn samen met Keulse en Münsterse troepen onze streek binnen tot aan de Hollandse waterlinie. De bewoners van Voorst waren gewend om voortdurend onderworpen te zijn aan oorlogen tussen kasteelheren en staten. De schade door plunderingen in 1672 was echter dermate groot dat van hogerhand werd besloten dat herstelbetalingen aan de burgers nodig was. In een lijst uit 1672 over herstelbetalingen in opdracht van de overheid aan de bewoners van Gendringen en bijhorende dorpen i.v.m. oorlogshandelingen die meer schade aangericht hadden dan de gebruikelijke twisten, zien we onder Voorst o.a.:

3

______J.H.G. te Boekhorst – Oorlogsschade in de heerlijkheden Gendringen en Etten in 1672

De Bourschap Voorst gl – st: – Jan opt' Loo door de Munsterse ...... 62 – 10 – id~ door de staeten Ruitters van Duesborgh...... 1 – 4 – Derrick Imminck door de Munstersche ...... 29 – 17 – id~ door de Staeten Ruitter van Doesborgh...... 4 – 16 – Frerick op Garsseler door de munstersche ...... 69 – 15 – id~ door de Staeten Soldaten van Groll...... 6 – 0 – Hendrick Böcker door de munstersche ...... 27 – 5½ – id~ door de Staete Ruitter van Doesborgh ...... 1 – 16 –

______

Hier komen we weer een Böcker tegen. De archieven van Bergh moeten nog geraadpleegd worden of de Böcker als huis vrij is geweest, of de grond mogelijk gepacht was met recht van opstal of enig ander verband. Vlak tegen dit huis lagen wel bezittingen van Bergh. Het is ook goed denkbaar dat de bewoners andere stukken grond hebben gepacht of op één of andere wijze diensten hebben moeten verlenen aan Ulft of Bergh. Er gaan ook verhalen dat de bewoners in vroegere tijden kreeft hebben geleverd aan Den Haag. Dat moet dus ergens gedocumenteerd zijn. Mogelijk worden namen genoemd. Hopelijk bieden die documenten informatie over de vraag of er een familiaire relatie bestaat tussen de Böckers rond 1600 en latere bewoners.

Grensweg 1 Naast de Böcker lag Bartels, later Dieker. Op oudere kaarten wordt de naam niet vermeld. Het is dus van latere datum of minder bekend en daarom geen algemeen herkenningspunt. Op de oude documenten zie je meestal alleen Böcker en Bleuster (Marmelhorstweg). Bartels werd vroeger ook wel aangeduid als Dominicusstede. Het schijnt een wat bijzonder geval geweest te zijn: een hoeve zonder boerderij in eigendom van Bergh. De Dominicusstede is verbonden geweest met de Stakenborg. In ieder geval hebben beide een tijdlang dezelfde eigenaar gehad. Het Verpondingskohier 1657-1661 voor Gendringen meldt: ‘de dominekens stede tot leen gemaeckt voor t’ goedt Staeckenborch’. In 1661 zijn beide in het bezit gekomen van Geurt van Anssum. Hij was scholt in Gendringen. Van Anssum kon de Stakenborg verlossen van leenrechtelijke verplichtingen door als ruil de Dominicusstede onder leenrecht te brengen. Hierdoor zijn een aantal zaken rond de Dominicushoeve gedocumenteerd. Frans Derck van Anssum deed het goed over aan Derck Gelkingh. Het bleef in deze familie tot 1753. Door erfdeling verviel het aan Frederick Schutte en zijn vrouw Aleyda Brus. In 1789 erfde zoon Hendrik Schutte. Nog niet bekend is wanneer er een huis of boerderij gebouwd is en wanneer het leenrecht kwam te vervallen. Het is ook niet bekend waar de familie Schut oorspronkelijk vandaan kwam. Op het kaartje van Merner uit 1759 (pagina 1) staan bij de Böcker twee huisjes getekend. Vaak werden op kaarten huisjes als decoratie beschouwd en niet precies nagetekend. Hier lijken er echter wel degelijk twee huizen aangetroffen te zijn.

Waarom Grensweg 1 en 3 destijds zo dicht bij elkaar (een meter of tien) gebouwd zijn valt slechts te raden. Mogelijk zat er een klein kampje zo dicht bij de rivier. Erg hoog zal een eventueel kampje niet zijn geweest. Rond Grensweg 3 zijn in de grond heel wat slakken uit de hoogovens van Ulft te vinden. Men is kennelijk de omgeving aan het ophogen geweest. De ligging in de lagere delen bij een rivier zal eerder te maken hebben gehad met de vruchtbaarheid van het Historische Atlas 1843 land. De regelmatig overstromende rivier zette slib af. Voor

4 groentetuin, boomgaard en uitloop voor kippen en vee (weiland) was dit ideaal. De rest van de landbouwgrond kon wat verder weg liggen. Aan de andere kant van de Voorstsestraat lag de grond veel hoger en was het beter geschikt voor akkerbouw. Waarschijnlijk nam men de overlast van de overstromingen op de koop toe. Bouwland was schaars en opbrengsten waren gering. Mogelijk kon men zich niet veroorloven om het weinige bouwland waar men over kon beschikken te gebruiken voor huis en erf. Misschien waren het ook verwanten die het niet erg vonden bij elkaar te zitten. Het was heel gebruikelijk dat er meerdere families in één huis woonden. Privacy schijnt minder belangrijk geweest te zijn of door financiële situatie niet aan de orde te zijn geweest.

De oudste Schut die gevonden is tot zover in kerkboeken is Agnees Schutt in het (Onder-)trouw en proclamatieboek Nederduits Gereformeerde Gemeente Gendringen 1741-1813:

Den 4 febr. 1748 trouwt Gisebert Giseberts, zoon van wijlen Arendt Giseberts uijt Etten en Agnees Schutt, dogter van wijlen Barthelt Schutt uijt Voorst onder Gendringen. Den 25 febr. met attest na ter Borg versonden.

Den 6 jan. 1754 trouwt Fredrick Schutt, zoon van wijlen Barthelt Schutt uijt Voorst en Aleida Brus, dogter van wijlen Derck Brus uijt Voorst. Deze zijn den 27 jan. Alhier gecopuleert. (Op 6 januari in ondertrouw gegaan en op 27 januari in de kerk getrouwd.)

Deze vermelding maakt het waarschijnlijk dat Frederick en Aleida niet in 1753, maar pas in 1754 samen de Dominicusstede geërfd hebben. Duidelijk is ook dat een Barthelt Schutt in 1748 al in Voorst woonde. Mogelijk woonde hij al op Grensweg 1 als pachter.

De bovengenoemde vermelding in de boeken van de Gereformeerde Kerk in Gendringen betekent niet automatisch dat deze personen gereformeerd waren. Het katholieke geloof was vanaf 1587 in verboden en het gereformeerde geloof werd beschouwd als staatsgodsdienst. De kerkboeken (doop, - trouw en overlijdensboeken) vormden de officiële registers van de bevolking. De Burgerlijke Stand werd pas in 1811/1812 ingevoerd. Ook doop en huwelijk van katholieken en joden werden in het gereformeerde kerkboek geregistreerd. Ging men elders trouwen of wonen dan moest de dominee voor een uittreksel zorgen, een attest. Tussen 1600 en ca. 1670 was men streng in de leer en kon er niet officieel gedoopt en getrouwd worden in katholieke kerken. Tijdens de Franse oorlog tussen 1672 en 1674 werden de katholieke tradities in ons deel van Nederland deels in ere hersteld (contrareformatie). Na deze oorlog werd de vrijheid weer aan banden gelegd, maar de katholieken waren wel wat vrijer. Het gebeurde wel dat er in Anholt, Suderwick, Emmerik of Bocholt gedoopt en getrouwd werd en later namen werden ingevoerd in de gereformeerde kerkboeken. Het kan een hele kunst zijn om een bepaald persoon uit de grensstreek uit die tijd te traceren. Een Derck Venderbosch uit een gereformeerd doopboek in Dinxperlo zou in een katholiek kerk in Nederland geregistreerd zijn als Theodorus Venderbosch. Een pastoor in Suderwick heeft er echter Didericus Venderbosch van gemaakt. Door de verschillende inschrijvingen kunnen de trouwdata ook behoorlijk verschillen. Het kerkje aan de Regniet is speciaal voor de katholieken in Voorst en Gendringen door de Vorst van Anholt gebouwd. De tweede helft van de achttiende eeuw wordt men toleranter en worden vermeldingen in katholieke kerkboeken gebruikelijk. Het bevolkingsregister van 1820-1830 geeft inderdaad aan dat de familie Schut katholiek was.

In aanmerking genomen de gewoonte dat woonhuizen en bewoners vaak naar elkaar vernoemd werden, wordt bij het zien van de naam Barthelt de naam Bartelshuis wel duidelijk. In ieder geval was er dus waarschijnlijk voor 1748 al een huis met een familie Schut. Fredrik Schut komt als naam in allerlei documenten voor. Hij ondertekent een petitie aan de Graaf van Bergh in 1762 over een geschil over stukjes grond langs de Keijzersbeek met zijn eigen naam. Dit moet de erfgenaam van de Dominicushoeve zijn. Zijn buurman Garrit Verholt (Grensweg 3) was het schrijven nog niet machtig en moest zijn merk zetten. Op een kaart uit 1770 staat eveneens de naam van Freerick Schut vermeld. Kennelijk was de naam Bartelshuis nog onvoldoende ingeburgerd om op de kaart opgenomen te worden.

5

Omstreeks 1822 (tussen 1811 en 1832) zijn er in opdracht van de overheid kadastrale kaarten gemaakt met lijsten van eigenaren en nauwkeurige weergave van percelen. In 1843 zijn er opnieuw kaarten gemaakt in opdracht van het leger. Na de Belgische opstand in 1830 concludeerde men dat de topografische kennis van de grensstreken volstrekt onvoldoende was voor een goede verdediging van de landsgrenzen. Men is begonnen in Brabant en Limburg. Officieren gingen in de zomermaanden op pad om de omgeving op te nemen. ’s Winters werden de kaarten getekend. Nadat ook een deel van Gelderland klaar was is men echter gestopt. De kaarten uit 1843 geven veel informatie over het landgebruik, bossen e.d. Ze zijn vergelijkbaar met de latere stafkaarten. De kaarten voor 1822 zijn altijd gemaakt in opdracht van voornamelijk grootgrondbezitters en met een bepaald doel om grenzen van bezit aan te geven of om als bewijsstuk in een rechtszaak te dienen. Andere informatie is alleen toegevoegd als herkenningspunt en is van minder belang en waarschijnlijk niet volledig. Dimensies zijn gericht op het doel van de kaart, om een bepaalde situatie weer te geven. Tenslotte zijn kaarten soms een combinatie van een actuele situatie, vermeldingen in andere, oude documenten en getuigenissen.

Hierna volgen de Böcker en van Bartels op de kadastrale kaarten van 1822 en een lijst van eigenaren en grondgebruik van de aangrenzende percelen. Precies tussen Bartels en Böcker loopt de scheiding tussen twee kadastrale kaarten.

Perceelnummers kadaster 1811-1832 Gendringen Sectie C02

Nummer Eigenaar Beroep Woonplaats Landgebruik 174 Anton Arntzen particulier Ringenberg (Preussen) bouwland 175 Wessel Borggreve landbouwer Gendringen bouwland 176 Anton Arntzen particulier Ringenberg bouwland 177 id bouwland 178 Willem van Boksen klompenmaker Gendringen bouwland 179 B. Grootenhuis en Consorte landbouwer Gendringen bouwland 180 id bouwland 181 id huis en erf 182 id boomgaard

6

183 Karel Vorst van Hohensollern Sigmaringen weiland 184 Willem van Boksen klompenmaker Gendringen bouwland 185 Jan Gielis dagloner Anholt huis en erf 186 id bouwland 187 id hakhout 188 Willem van Boksen klompenmaker Gendringen bouwland 189 Anton Arntzen particulier Ringenberg bouwland 190 id bouwland 191 Willem van Boksen klompenmaker Gendringen huis en erf 192 id weiland 193 Bartolomeus Schut landbouwer Gendringen weiland 194 B. Grootenhuis en Consorte landbouwer Gendringen weiland 195 Karel Vorst van Hohensollern Sigmaringen willegenbosch 199 Willem van Boksen klompenmaker Gendringen uitweg als weiland 200 Anton Arntzen particulier Ringenberg bouwland

Perceelnummers kadaster 1811-1832 Gendringen Sectie C01

Nummer Eigenaar Beroep Woonplaats Landgebruik 39 Grotenhuis, B en Consorte landbouwer Gendringen hakhout 40 Bartolomeus Schut landbouwer Gendringen huis en erf 41 id id id bouwland 42 id id id hakhout 43 id id id hakhout 46 id lid id hakhout 47 id id id bouwland 48 id id id weiland

7

De zoon van Fredrik, Derk Hendrik (1757), trouwt op 23.04.1786 met ‘Lisabeth Dingelo d.v. wijlen Hendrik Dingelo uijt Voorst onder Gendringen [getrouwt 14 maij]’. Hun zoon Bartholomeus trouwt in 1825 op 29 jarige leeftijd met Bernardina Messing. In het bevolkingsregister staat hij vermeld als dagloner. Zoon Derk Hendrik trouwt in 1862 met Johanna Borkus uit Zeddam. Hij is in de periode 1863-1882 klompenmaker. De volgende bewoners zijn Bartholomeus Schut en Johanna Helena Vriezen uit Gendringen. Ze trouwen in 1901. Ze schijnen nog een ouderwetse huishouding gevoerd te hebben. Het verhaal werd verteld dat deze mensen nog twee maal per jaar de was deden, in het voor- en najaar. Ze waren dan een week bezig. De was werd op een steiger in de Strang uitgespoeld. Ze hebben J.G.J. van Hasselt 1770 de nodige tegenslagen te verwerken gehad. Uittreksels uit de Burgerlijke Stand geven aan dat ze vier kinderen kregen. Het volgende lijstje zegt veel:

01.08.1906 overlijdt Everdina Johanna, 19 maand oud 03.08.1906 overlijdt Aleida Theodora, 2 jaar oud 20.01.1907 overlijdt Theodorus Johannes, 4 jaar oud 18.05.1913 overlijdt Theodorus Johannes, 9 weken oud.

Het is niet duidelijk of er nog meerdere kinderen zijn geweest. I.v.m. privacy worden dossiers uit de burgerlijke stand pas 100 jaar na overlijden openbaar gemaakt. In ieder geval is er geen kind van Bartholomeus getrouwd tot ca. 1950 en lijkt deze tak M. Beijerink 1773 uitgestorven te zijn. Johanna Helena Vriezen overlijdt op 67 jarige leeftijd op 30.10.1936. Bartholomeus is in 1942, 72 jaar oud, in Doetinchem overleden. Logisch is te veronderstellen dat de volgende bewoners rond 1936-1937 zijn komen wonen: Engelbert Gerhardus Wilhelmina (Bertus) Dieker en Anna Maria Baars. Hun kinderen zijn er geboren. Hun oudste, Johannes Albertus, sterft 5 weken oud in 1940.

November 1948 gebeurt er een ramp. Op een koude dag wordt de kachel wat opgestookt met wat petroleum. Op zolder langs de schoorsteen is los stro gepakt. In ieder geval brandde het als een fakkel. Gelukkig stond de wind M. Beijerinck 1773 in het zuidwesten zodat alle vonken richting Strang waaiden. Anders was Grensweg 3 op een dergelijk korte afstand van een paar meter misschien ook meegenomen. Ze hebben nog wel van alles kunnen redden uit het brandende huis. Niet dat de buren op 3 er gelukkig mee waren. De kleren die naar binnen werden gebracht stonken zo naar rook dat men bang was dat er nog vuur in zou zitten en het vlam kon vatten. Dit was het einde van Bartelshuis. Het restant van het voorhuis is pas vele jaren later afgebroken. Het boerderijgedeelte bleef staan. Dichter bij de weg werd een nieuw huis gebouwd.

Grensweg 3

De lijst Oorlogsschade 1672 zoals eerder vermeld geeft de naam Hendrick Böcker als inwoner van Voorst. Niet duidelijk is waar deze Hendrik woonde. In de lijst in het Verpondingskohier1657-1661 volgt direct op de Dominicusstede een Heynrick Beucker als belastingplichtige voor 1657: ‘Heynrick Beucker int outboeck betaelt het’. Logisch is om te veronderstellen dat

8 dit om de buurman gaat. De namen Beucker en Böcker lijken voldoende op elkaar. Dit wordt bevestigd door de kaart van waar de huisnaam ‘De Beuker’ op voorkomt. Namen van mensen werden vaak verbasterd. Mogelijk zijn er nog andere ingangen onder verwante namen en moet de zoektocht dus verder gaan dan alleen Böcker. In documenten als doop- en trouwboeken, overlijdensregisters werden namen met de hand ingeschreven door ambtenaren, pastoors of dominees die vaak van elders kwamen, de plaatselijke namen niet kenden en ze daarom opschreven zoals ze klonken. Katholieke geestelijken waren tijdens de reformatie vaak in België (Rooms Nederland) of Frankrijk opgeleid en waren soms gericht op Franse klanken. Een bekend voorbeeld: Ter Wiel komt ook voor als Terwiel of als De Villes, Te Wille, Tewiel, Dewiel en Dewille. De mensen konden inschrijvingen zelf vaak niet controleren omdat ze niet konden lezen of schrijven. Daarnaast werd aangifte soms gedaan door buren die de exacte naam niet kenden, omdat mensen vaak beter bekend waren met bijnamen of boerderijnamen. Soms kom je hier pas achter door vermeldingen in de kerkboeken van peetoom- en tante, van ouders en geboorteplaats.

In het trouwboek van de Nederduits Gereformeerde Kerk van Dinxperlo wordt op 29.03.1663 aangetekend dat Lammert Beuckker zoon van Hendrick Beuckker in Voorst trouwt met Wendele Brussen uit Dinxperlo. Op 26.02.1682 trouwt Reijnt Grevinck uit Dinxperlo met Wendele Brussen weduwe van Lambert Bucker in Voorst. Helaas worden in de Gereformeerde Kerk meestal geen doopgetuigen vermeld. Peetoom en – tante waren meestal directe familie en de namen kunnen veel informatie geven. In de oudere boeken wordt geregeld zelfs alleen de naam van de vader vermeld. Hierboven in de extracten over de Voorstsestraat uit het archief van Bergh wordt de naam Jacobus Bucker uit Wieken vermeld. De vraag is ook of er hier verbanden zijn.

Perceel nr. 39 bij het huis van Schut op de kadastrale kaarten van 1822 is eigendom van ‘B. Grotenhuis en consorten’. De Böcker is rond 1822 ook eigendom van B. Grootenhuis en consorten. Een kopie uit de officiële lijsten geeft bewijs. Tegen die tijd woonden er twee families: Verholt en Hijman. Volgens de informatie van het kadaster is het huis nog niet opgedeeld over twee eigenaren en zijn beide families in ieder geval geen eigenaar van huis en grond. De toevoeging ‘en consorte’ wijst op een soort ongedeelde erfenis. Het is nog niet gelukt om B. Grootenhuis precies te traceren en om na te gaan of er een familie Grotenhuis of relatie gewoond heeft. Een mogelijke kandidaat is een Barend Jan Hendrik te Grotenhuis, geboren in 1778 in Gendringen, die in 1815 trouwde met Gerritjen Nagel. Dit echtpaar heeft grond gehad in Voorst. In 1901 namelijk koopt een latere bewoner van de Böcker, Johannes Bernardus te Kaat een stuk grond van de kinderen van een Barend Jan Hendrik te Gotenhuis: Theodora (getrouwd met Everhard Lamers), Jan Hendrik (getrouwd met Theodora Koldewei en later met Antonetta Rougoor), Hendrina (getrouwd met Arend Ruesink) en de erven van Derk Jan. De akte in bewaard gebleven in ons archief. Rond 1826 wonen bovengenoemde Barend en Gerritjen op de ‘Rousse’. In 1831 sterft Gerritjen. Berend Jan Hendrik hertrouwt in 1833, 53 jaar oud, met Jenneken Luijmes. Jenneken is weduwe van Johannes Teuwsen op ‘Engbergstede’. Het lijkt erop dat hij wat aan het zwerven is geweest in dezelfde tijd dat het kadaster een B. Grootenhuis als eigenaar van de Böcker geeft. De vermelding in het kadaster is maar een momentopname en het bezit kan dus van korte duur geweest zijn. In ieder geval is Barend in 1832 bij de afronding van dit deel van het kadaster weduwnaar met enkele kinderen en kan de vermelding ‘B. Grootenhuis en consorte’ op hem van toepassing zijn geweest.

Op de Böcker woonden rond 1830 twee families: Verholt en Hijman (Heijman). Niet bekend is wanneer het huis opgedeeld is. Tenminste als er ten tijde van Heynrick Beucker in 1657 al geen dubbele bewoning was. Gezien het verdere verloop van de bewoning lijkt het aannemelijk dat de Hijmans het noordelijk deel van het huis, naast de familie Schut, bewoonden. De eerste Hijman die op de Böcker is geboren, is Hermanus of Harmen, zoon van Roelof Hijman en Elisabeth Schut.

31 januarii 1780. Baptizatus est Hermanus. Parentes: Rolof Hijman et Elisabeth Schut. Patrini: Gerardus Wijers et Dorothea Terhorst. Testis: Wessel Tiggelhoven.

Harmen trouwt met een Aleida Scholten op 11.03.1805. Aleida is geen directe familie van de latere Scholtens op de Böcker. Vader Roelof en zoon Harmen zijn dagloner. Kleinzoon Henricus (geboren 29.07.1808) trouwt op 20.05.1836 met Hendrina Kolenbrander. Ze krijgen twee kinderen. Zoon Hermanus sterft 6 weken oud. Dochter Johanna trouwt op 13.11.1863 op 20 jarige leeftijd met Jan te Kaat en hij komt inwonen. Jan is een zoon van Johannes te Kaat uit Etten en Johanna Mölleman uit Zeddam. Hij is klompenmaker van beroep. Ze krijgen twee

9 kinderen: Anna Maria (trouwt in Essen, Duitsland) en Johannes Bernardus te Kaat. De laatste wordt ook klompenmaker. Hij trouwt op 16.04.1903 met Hendrina Epping uit Vehlingen. Ze verkopen in 1906 de boel en vertrekken naar Didam. Daar staat hij geregistreerd als landbouwer. Kennelijk heeft hij op een gegeven moment besloten om het klompenmakersvak op te geven en Voorst te verlaten. Wanneer de familie Hijman of Te Kaat eigenaar is geworden is nog niet bekend. Wellicht biedt het kadaster uitkomst.

De familie Verholt woont volgens de archieven al in 1749 op de Böcker. Wanneer precies ze er zijn komen wonen is niet bekend, maar onderstaande inschrijving wijst op 1749. De Verholts van Grensweg 3 zijn afkomstig van Silvolde. Uit het trouwboek van de Gereformeerde Gemeente Gendringen:

5.1.1749: Gerrit Verholt, zoon van Zeevert Verholt uijt Zilvolde trouwt met Grittje Miggelbrings, wedewe van Derck van Hall uijt Voorst onder Gendringen.

Grittje en Derck van Hall hadden twee kinderen: Henricus uit 1732 en Joannes uit 1738. Het is lastig te achterhalen wie deze Derck is geweest en waar hij vandaan kwam. Volgens de gebruiken zal hij gedoopt zijn als Theodorus, als hij tenminste katholiek was.

Grittje (ook wel Grietje of Margaretha genoemd) sterft in 1749. Gerrit Verholt hertrouwt in 1750 met Elisabeth Geurink:

1.2.1750: Gerrit Verholte, wewenaer van wijlen Grietjen Michgelbrinck uijt Voorst onder Gendringen en Elisabeth Geurink, dogter van wijlen Hendrick Geurink uijt Sinderen onder Varsevelt. Dese zijn den 20 febr. alhier gecopuleert. (Onder- en trouwboek Nederduits Gereformeerde Gemeente Gendringen).

Niet bekend is waar Grittje Miggelbrings is overleden. Het feit dat ze binnen een jaar overlijdt zou kunnen wijzen op overlijden in het kraambed. Elisabeth (Lijsbeth) Geurink hertrouwt na overlijden van Gerrit op 27.05.1770 met Gijsbert Roebroek uit Anholt. Niet bekend is of Gijsbert ook op De Böcker gewoond heeft of dat Lijsbeth naar Anholt is getrokken.

Eveneens niet bekend is wie er eerst was op de Böcker: Van Hal of Miggelbrings. Ofwel de vraag is of Grittje Miggelbrings bij Derck van Hall komt wonen of is Derck ingehuwd bij de Miggelbrings. Vanzelfsprekend is er ook de mogelijkheid dat Derck en Grittje beiden van elders zijn gekomen. Er bestaat echter een aanwijzing van een relatie tussen Miggelbrings en Böcker. Op 30.01.1725 trouwt een Theodorus Bocker in Ulft met Aleidis Michelbrink. Katholiek Voorst valt onder kerkelijk Ulft.

Aleidis Michelbrinck, dochter van Hendricus Michelbrinck en Joanna Horstinghs. Zij is gedoopt op 22.07.1705 in Ulft, getuigen: Aleidis Boerboom, Joannes Michelbrink Aleidis trouwde, 19 jaar oud, op 30.01.1725 in Ulft met Theodorus (Derk) Bukker (alias Miggelbrink). Kinderen van Aleidis en Derk: 1. Joanna Wilhelmina Bocker. Zij is gedoopt op 29.12.1725 in Ulft, getuigen: Gertrudis Bocker of Boeker, Henricus Michelbrink, Margaretha Michelbrink 2. Aleidis Bucker. Zij is gedoopt op 23.12.1728 in Ulft, getuigen: Wilhelmina Michelbrink, Henricus R(o)lingh 3. Hendrina Bukker. Zij is gedoopt op 19.11.1731 in Ulft. 4. Gerardus Bukker alias Miggelbrink. Hij is gedoopt op 26.09.1734 in Ulft. 5. Henricus Bucker. Hij is gedoopt op 01.11.1737 in Ulft. 6. Sophia Beucker. Zij is gedoopt op 13.09.1742 in Ulft. 7. Joanna Wilhelmina Bruker alias Miggelbrink. Zij is gedoopt op 15.01.1746 in Ulft.

Derk Bukker wordt ook wel Miggelbrink genoemd. Dit zou kunnen betekenen dat Derk is ingetrouwd bij een familie Miggelbrink. Omdat ook enkele kinderen het alias Miggelbrink meekrijgen bij de doop zal het een familie zijn op een boerderij dat al langere tijd bekend stond onder de naam Miggelbrink. Dit zal wel niet de Böcker zijn geweest, omdat deze naam als herkenningspunt al langere tijd in gebruik zal zijn geweest. In ieder geval kenden de families elkaar. Uit de namen van de ouders en de kinderen blijkt weer dat namen als Bukker, Bocker, Bucker en Beucker door elkaar gebruikt worden.

10

Een relatie tussen Van Hal en Bukker zien we in de volgende inschrijvingen in het Doopregister van de Rooms katholieke Statie Gendringen – Ulft:

26.08.1768: 26 Augusti. Baptizatus est Theodorus Wilhelmus. Parentes: Johannes van Hall et Eva van Vorden. Patrini: Henricus Bukker et Gesina Overgoor. 30.01.1770: 30 Januarii. Baptizatus est Gerardus Joannes. Parentes Joannes van Hal et Eva van Vorden. Patrini: Henricus Banning et Sophia Bukker

Ook hier geldt dat er formeel geen enkel bewijs is voor een relatie tussen onze Böckers en Van Hal’s en bovengenoemde inschrijvingen. Helaas ontbreken er delen van de Doop- en trouwboeken van de Rooms- katholieke Statie uit Ulft. Doopboeken vanaf 1679 tot 1811 (m.u.v. 1681-1696) en trouwboeken van 1678 tot 1732 (m.u.v. 1681-1695) en van 1755-1811 zijn bewaard gebleven. Sommige boeken zijn bovendien slecht leesbaar. In deze boeken is ook alle informatie uit Breedenbroek en Voorst te vinden. De boeken van de Nederduits Hervormde Kerk in Gendringen starten helaas pas in 1741.

Vervolg bewoningsgeschiedenis Grensweg 3 Gerhardus Henricus (Gerrit Hendrik) Verholt (12.06.1752), zoon van Gerrit Verholt en Elisabeth Geuring trouwt op 26.10.1777 met Joanna Brunsing (27.11.1746, Dinxperlo). Het echtpaar is een lang leven gegund. Johanna sterft op 17.10.1833 op 86 jarige leeftijd. Gerrit haalt 25.01.1847 de 94-jarige leeftijd. Het echtpaar krijgt zes kinderen: Gerardus (Gerrit) (1778), Theodorus (1781), Theodora (1782), Bernardus (1785), Henderica Verholt (1789) en Elisabeth Verhold (03.09.1795). Bij de laatste is kennelijk een schrijffout gemaakt en Verholt wordt Verhold.

Elisabeth trouwt op 05.08.1819 met Hendrik Jan Scholten (16.06.1788). Hij is de vierde en jongste zoon van Hendrik Jan Scholten (11.10.1744) en Catharina Margaretha Seinhorst (16.05.1745) van het Loo (Lohr) te Voorst. Vanaf tenminste 1741 woont de familie Scholten op het Loo. Afstammelingen komen ook o.a. terecht op Grensweg 7, De Pothut, de Koude Herberg, De Schop (Marmelhorstweg 3) en Marmelhorstweg 2. Hendrik Jan is van beroep wever. Het waren gebruikelijke combinaties: klompenmaker en keuterboer of wever en keuterboer. Hij was vierde in rang en hoewel zijn ouders waarschijnlijk redelijk grote boeren waren zal er niet veel geld zijn geweest. Het Loo was in die tijd een relatief grote boerderij met een ver verleden. Het oudst bekende huis uit Voorst. Het wordt al in 1329 beschreven als pachtgoed van het klooster in Vreden. In 1505 was het goed Loe onder Voorst nog in bezit van het Stift van Vreden. Het Archief van het Stift bevindt zich in het archief van het kasteel te Anholt. In 1830 is het nog steeds een pachtgoed, van Anholt. In die tijd hadden de boeren het zwaar. Opbrengsten waren niet groot, pachten waren hoog. Het jaarverslag van Gendringen uit 1820 bericht over dumpprijzen van Russisch graan. Wever als huisvlijt (Hendrik Jan Scholten) was niet meer lonend. De textielindustrie had alles overgenomen. Dagloners waren ook niet meer veel nodig. Na ca. 1830 waren de graanprijzen gekelderd en de boeren gingen steeds meer van akkerbouw over op veeteelt. Uit noodzaak gingen boeren over op aardappelteelt. Op de schrale zandgronden waren aardappelen goed te telen. Er zijn verhalen dat dagloners voor zowel ontbijt, middag- als avondeten aardappels aten. Bovendien vormden ze een goedkoop voer voor varkens. In 1845 brak ook hier de aardappelziekte uit. Men had dus minder oogstkrachten nodig. De kleine boeren zochten een uitweg. Het is aan te nemen dat in de lagere delen in de buurt van Grensweg 3 behoorlijk wat wilgen (hakhout) en populieren hebben gestaan. Klompen vormden daarom een interessant product. Ze werden zelfs wel geëxporteerd. Rond 1900 werd dit ook minder. Het is dus niet vreemd dat huiswerkers een andere bron van inkomsten zochten.

Een pikant feit is dat Hendrik Jan Scholten gereformeerd en Elisabeth katholiek is. Dit zal in die jaren zeker tot fricties geleid hebben. Dochter Johanna Catharina wordt geboren op ‘De Böcker’ 15.10.1819, twee maanden na het huwelijk. Hendrik Jan en Elisabeth wonen vervolgens eerst nog een aantal jaren in Klein Breedenbroek. Zoon Jan Hendrik wordt er geboren 15.05.1826. Zoon Gerrit Jan wordt geboren op ‘De Böcker’ op 04.06.1830. De kinderen worden katholiek gedoopt. Sindsdien is er een katholieke tak in deze Scholten familie.

11

De grootouders Scholten zullen niet blij zijn geweest. Ze behoorden tot een gelovige, gereformeerde familie. Carel Seesink, een rechtstreekse afstammeling van de tak die op het Loo bleef, was o.a. initiatiefnemer van kerk en school aan de Bontebrug. Catharina Seinhorst komt ook uit een streng gelovige familie die oorspronkelijk afkomstig is uit Lichtenvoorde. Familie van Catharina woonde op de Priester. Een dochter trouwde met een Evert Rosier. De families Seinhorst, Rosier en Sloetjes hebben veel familieverbanden. Ze kwamen samen in hun kerk in de Achterkerspel te Gendringen. Overal naaste en verre familie dus in Voorst.

Jan Hendrik (1826-1881) blijft op de Böcker. Hij trouwt op 05.09.1862 op 36 jarige leeftijd met Geertruida Ontwerp verbetering Ouden Yssel en Aa Strang 1884 Wieskamp (1836-1926). Zij krijgen 8 kinderen:

- Elisabeth Johanna (1864), getrouwd 1897 met Johannes Jacobus Goossen (Wisch) - Johannes Hendrikus (1866-1923), getrouwd 1903 met Geertruida Hendrika Belterman - Wilhelmus Bernardus (1867, overleden 9 mnd oud) - Hendrikus Antonius (1872-1912), woonachtig te Veldhunten, getrouwd 1898 met Willemina van Niersen - Anna Maria (1875), getrouwd 1903 met Antonius Johannes Ketelaar - Hendrik Jan (1878-1944), getrouwd 1907 met Dorothea Johanna Belterman - Wilhelmus Johannes (1881), getrouwd 1914 met Grada Engelina Ketelaar - Hendrikus Bernardus

Zonen Jan Hendrik (1866) en Hendrik Jan (31.1.1878) spelen een hoofdrol in het vervolg van dit verhaal. Jan Hendrik trouwt 31.10.1903 met Geertruida Hendrika Belterman, Hendrik Jan trouwt op 19.04.1907 met Dorothea Johanna Belterman. Geertruida komt van de Botterjan (Sniedersweg) in Voorst, dochter van Johannes Belterman en Anna Legeland. Dorothea komt van Beenenhuis, dochter van Hermanus Belterman en Aleijda Kock. Ze zijn verre familie. Dorothea is wel een schoonzus van Jan van Hal (Te Wiel) op Grensweg 7.

In 1830 woonden op de Böcker dus de families Hijman en Verhold. Op een ontwerptekening uit 1884 van het Waterschap ter verbetering van de Oude IJssel en de Aa Strang staat het huis verdeeld. Het stuk grond dat eerder eigendom was van Bergh en later Hendrik Aalders is dan eigendom van Geertruida Wieskamp en consorten. Wanneer het huis en grond in eigendom kwam is niet bekend. Zij zullen samen de erfgenamen zijn geweest. Jan Hendrik is immers al op 21.10.1881 overleden. Als beroep wordt op de overlijdensakte vermeld: landbouwer. In de huwelijksakte van Jan Hendrik en Geertruida staat hij nog als dagloner vermeld. Kennelijk probeerden ze een bedrijf op te bouwen. Eerder is gemeld dat er in 1762 een conflict was tussen o.a. Garrit Verholt en Freerick Schut en de Graaf van Bergh over stukjes grond langs de Keizersbeek. Deze beek mondde uit in de Aa Strang tegenover de Böcker. Het kadaster uit 1832 geeft aan dat eerdergenoemde B.Grotenhuis en consorte twee stukjes grond bezitten aan de overzijde van de Aa Strang langs de Ziegenbeek. Op oude kaarten mondt de Ziegenbeek uit in de Keizersbeek. Rond 1880 is dit kennelijk in het bezit van Jan Hendrik Scholten. In de Graafschapbode van 23.10.1880 wordt door Jan Hendrik ter veiling aangeboden: ‘50 stuks zware peppels en schotwilgen bij zijn huis aan de Aa en bij de Keizersbeek’. Waarschijnlijk is dit een voorbereiding op de kanalisatie van de Aa die kort daarop zal starten. Op 09.02.1902 verkopen de erven Scholten hun deel van het huis met erf aan buurman Jan te Kaat voor f 215,- en bepaald wordt dat het gekochte terstond in gebruik kan worden genomen. De akte is bewaard gebleven. Zij waren dus op enig moment eigenaar geworden van de helft van nr 3. Van te voren hebben ze een nieuwe boerderij (nr.5) op hun grond gebouwd. Op de tekening van het kadaster staat bij het zuidelijk deel van Grensweg 3 (aan de kant van nummer 5) een uitbouw. Deze uitbouw is later verdwenen. Waarschijnlijk huisde hierin een deel van de boerderij en is deze activiteit verhuisd naar Grensweg 5. Dit zou ook kunnen betekenen dat de latere bewoner van Grensweg 3, Hendrik Jan, al van plan was om niet een carrière als boer na te streven.

12

Op de Böcker is in 1902 Jan te Kaat dus eigenaar van het geheel. Hij woont er met zijn moeder, Johanna te Kaat- Hijman. Zoals eerder aangegeven heeft hij ambities en wil hij kennelijk boer worden i.p.v. klompenmaker. Hij koopt op 09.02.1901 een stuk weiland (kadaster C755) van de kinderen van Berend Jan Hendrik te Grotenhuis. Zij hebben het verkregen uit de erfenis van hun broer Derk Jan te Grotenhuis die het op 21.03.1900 zelf ook uit een erfenis verkregen heeft. De akte zit in het archief van Hendrik Jan Scholten. Via het kadaster is wellicht meer informatie te krijgen, evenals over de exacte locatie van het stuk weiland. Een paar jaar later (19.8.1906) besluit Jan te Kaat alles te verkopen aan Hendrik Jan Scholten voor f 2500, -. Deze akte is ook bewaard gebleven. Of het gehele bezit met alle grond is overgegaan op Hendrik Jan is (nog) niet bekend. De vraag is waarom Jan te Kaat alles verkocht. Een mogelijke reden is de staat van het huis. Misschien heeft hij er geen heil meer ingezien. De aanstaande bruid van koper Hendrik Jan was helemaal niet blij met zijn aanwinst. Zij kwam van Beenenhuis (Plantenweg) en liep altijd naar Ulft naar school. Geboren in 1882 zal dat tussen 1888 en 1894 zijn geweest. Zij zal het huis goed gekend hebben. Het is goed mogelijk dat de schoolkinderen niet de grote weg namen, maar het kerkepad. De kans is dus groot dat Dorothea het huis van dichtbij heeft gezien. Zij heeft verteld dat ze boos was omdat het oude huis eigenlijk een bouwval was. Kennelijk zag Hendrik Jan er wel brood in. Hij heeft het pand van een dubbel woonhuis naar een enkel verbouwd en heeft het smaller gemaakt. Er is een foto van hem, Dorothea en oudste dochter Leida voor een nieuw gemetselde muur van oude stenen met nog een gat van een steiger. Op basis van de leeftijd van Leida moet de foto op deze pagina uit voorjaar 1910 zijn. Hendrik Jan en Dorothea zijn op 19.04.1907 getrouwd. Ze krijgen 5 kinderen: - Aleida Geertruida (Leida) 16.10.1909 - Johanna Maria (Annie) 14.04.1911 - Johannes Gerhardus (Jan) 21.04.1913 - Hermanus Bernardus (Herman) 08.01.1915 - Maria Geertruida (Mietsie) 02.01.1019 - Wilhelmus Johannes (Wim) 18.10.1920

Hendrik Jan had het huis op 19.08.1906 gekocht. Op 1 september heeft hij het huis verzekerd voor f 1800. Het is een huis van steen en ‘grootendeels met gepopte pannen gedekt’. Op 1 mei 1910 wordt aangetekend dat het hele huis gedekt is met gepopte pannen. In 1906 is het huis nog ‘belend’. Mogelijk wordt bedoeld dat er een aangrenzend, belendend huis was, dus een dubbel huis. Op 28 november 1919 wordt aangetekend op de polis dat het huis ‘onbelend’ was geworden. Ze hebben dus wel een aantal jaren in de rotzooi gezeten.

Hoe de originele plattegrond van voor 1906 was is onbekend en ook niet gemakkelijk meer Dorothea en Jan juli 1934 te herleiden. Bij een verbouwing in de zestiger jaren is er een onbekende fundering of in ieder geval een aantal lagen muur van steen in leem gemetseld onder de vloer van de woonkamer in aanbouw gevonden. Plaats en functie waren volstrekt onduidelijk.

13

Hendrik Jan was zowel timmerman als boer. Een timmerman fungeerde vaak als een soort hoofduitvoerder. Hout voor schuren kwam soms uit het bos en als timmerman deed hij de balkenconstructie. ’s Winters was het vaak een slechte tijd. Zoon Jan had als extra bijverdienste schaatsen slijpen. De Aa Strang was in de twintiger- en dertigerjaren vaak bevroren. Bij de sluis bij de Stakenborg was een ijsbaan. Hij schijnt het goed in zijn vingers gehad te hebben.

In 1941 wordt het aannemersbedrijf van Hendrik Jan overgenomen door zijn zoon Jan. Hendrik Jan heeft de laatste periode van de oorlog niet meer meegemaakt toen naar zeggen Duitse soldaten het voorhuis van nr. 3 ingenomen hadden en er een behoorlijke rotzooi van maakten. De families Scholten, Rougoor (nr. 5) en van Hal (nr. 7) zaten de laatste weken meestal in een schuilkelder in de boomgaard tussen de drie huizen in. In nr. 3 waren nog sporen te vinden van granaatscherven. Eén van de zonen kreeg een scherf in zijn been toen ze voorzichtig probeerden het vee te voeren dat op stal stond in het achterhuis. Tot 1960 was er nog een veestalling, konden er twee koeien gestald worden en waren er varkenshokken. Daarna werd een deel van de stalling toegevoegd aan de werkplaats, de rest werd keuken. De familie Scholten heeft Grensweg 3 uiteindelijk in 1983 verlaten.

Grensweg 5 Overdracht van nr. 3 in februari 1902 aan Jan te Kaat betekent dat Grensweg 5 waarschijnlijk in 1901 gebouwd is. Het is logisch te veronderstellen dat timmerman Hendrik Jan het zelf ontworpen en gebouwd heeft. Hij tekende en bouwde. De hele familie Scholten woont dan dus op nr. 5. Jan Hendrik trouwt in 1903 met Geertruida Belterman. Jan Hendrik overlijdt in 1923, Geertruida hertrouwt met Theodorus Helmes in 1924. Theodorus Helmes bood ‘diens zeer vruchtbaar bouwplaatsje’, bestaand uit huis en schuur en 3.29.50 hectare, ter veiling aan op 15.02.1934 blijkens een advertentie in de Graafschapbode. Vee en landbouwwerktuigen worden erfhuisgewijs geveild op 17.04.1934 ‘wegens opheffing van het bedrijf’. Het archief van Hendrik Jan Scholten bevat een ontvangstbevestiging dat hij op 1 maart 1934 op een publieke veiling grond f 285,40 heeft betaald voor een stuk grond (‘een stuk bouwland gelegen te Voorst rechts van den weg van Ulft naar Anholt’) dat eigendom was van Theodorus Helmes. In 1934 komt Johan Bruil op no. 5. Geertruida Belterman overlijdt 12.09.1945.

Grensweg 7 De huidige boerderij Te Wiel is door Hendrik Jan Scholten ontworpen en gebouwd in 1923. Het oude huis van Te Wiel stond wat verder van de weg. Het is naar zeggen afgebrand tijdens een zomers onweer. Op oude kaarten staat het huis veel verder van de Grensweg dan nu. De reden is dus dat het verplaatst is.

Perceel 183 en 195 zijn nog eigendom van de Graven van Bergh (Karel Vorst van Hohensollern Sigmaringen). In 1837/1838 worden veel van de eigendommen van de Graaf te gelde gemaakt. Zie het volgende stuk uit de archieven van Bergh:

Stukken betreffende den verkoop van onroerende goederen in alle Berghsche bezittingen, 1837, 1838.

115. Eene in de buurschap Voorst nevens de strang, bij de huizen van J. Beijer, B.L. Schut en J. te Wiel gelegene weide, «het Rietje» of «Rieske» genaamd, bekend bij het kadaster sectie C,

14

No 183, voor 75 roed., 10 ell. [No] 195, [voor] 3 [roed.,] 30 [ell. dus te zamen voor 78 roed., 40 ell. [Kooper:] Hendrik Aalders landbouwer te Gendringen

Dagloner Jan Gielis uit Anholt is ondertussen verdwenen van Grensweg 7 en in 1837 woont er een J. te Wiel. Jan te Wiel is er waarschijnlijk rond 1834 komen wonen. Hij is afkomstig uit Spork en geboren in 1789 als zoon van Wilhelm te Wiel en Maria Mollenbeek. Hij trouwde met Christina Heutink (Hoetink, Hutink, 1790) uit Gendringen. De ouders van Jan komen oorspronkelijk uit Millingen. Zoon Jan Willem (1828, klompenmaker) trouwt 10.11.1858 met Antonia Roelofs (1822) uit Hummelo en Keppel. Hun dochter Dina (Berendina) Christina te Wiel trouwt 03.06.1896 met Antonius Belterman, klompenmaker en zoon van Jannis Belterman en Theodora Venneman. Op 12.06.1914 trouwt een nicht van Dina en Antonius, Maria Christina Belterman (Beenenhuus, 1886) met Johannes Gradus van Hal (Oer, 1882) en komt op Te Wiel wonen. Maria Christina is een jongere zus van Dorothea Scholten-Belterman op Grensweg 3.

Grensweg 9 Het Kadaster 1811-1832 geeft als eigenaar van Grensweg 9 en omringende percelen klompenmaker Willem Boksen. Het is zeer wel mogelijk dat hij als klompenmaker in deze omgeving met veel bomen voor klompen zelf het huis bewoond heeft. Het bevolkingsregister 1820-1830 geeft twee gezinnen als bewoners van Grensweg 9. Eén gezin bestaat uit Jan Robben (1785) en Sebilla Elspas (1794) met hun vier kinderen. Zij vertrekken in 1828 naar Oer. Het tweede gezin bestaat uit Coenraad Scholten (1783) en Elisabeth Bulterman (1793). Coenraad is een oudere broer van Hendrik Jan Scholten op Grensweg 3. Hij heeft eerst nog met zijn gezin in Megchelen gewoond. Zijn beroep is daar tapper. In het begin in Voorst wordt hij ook nog tapper genoemd, maar dat verandert snel in dagloner. Hij woont er met zijn 6 kinderen. Het bevolkingsregister van 1840-1850 geeft aan dat de familie op ‘De Pothut’ aan de Engbergseweg woont. Coenraad is er ook in 1840 is overleden.

Uit de bewoningsgeschiedenis van de buurt blijkt dat drie broers Scholten een tijdlang dicht bij elkaar gewoond hebben: Gerrit op de Schop (Marmelhostweg), Coenraad op Grensweg 9 en Hendrik Jan op Grensweg 3. Via het kerkepad tussen de verschillende huizen zullen ze veel contact gehad hebben.

Zoals te zien is uit de verkoopdocumentatie van het ‘Rieske’ uit 1837 woont ondertussen op de boerderij op Grensweg 9 ene J. Beijer. Johannes Beijer komt oorspronkelijk uit Isselburg en is linnenwever van beroep. Hij is in 1834 getrouwd met Elisabeth Visser. In 1861 trouwt Willem Tangelder uit Wisch met dochter Johanna Beijer (1835). Johanna overlijdt in hetzelfde jaar. Willem hertrouwt in 1862 met Hendrina Roeterink uit Dinxperlo. Het echtpaar verliest een serie jonge kinderen. In 1909 trouwt Jan te Boekhorst uit Stokkum met dochter Maria Berendina Tangelder. De familie Te Boekhorst woont er sindsdien.

Op de lijst van eigenaren van percelen rond de Böcker komt de naam Anton Arntzen voor. Hij is echtgenoot van Geertruid Witten die ergens rond Dinxperlo moet hebben gewoond. Zij was dochter van een legerofficier. Hun huwelijk is ingeschreven in het trouwboek van Dinxperlo van 1784. Hij woont in Ringenberg, bij Wesel. Deze Anton Michael Arntzen heeft meer bezit gehad. Rond 1840 begon men plannen te maken voor de aanleg van een weg tussen Gendringen en Breedenbroek. Bewoners uit Breedenbroek moesten via landwegen en een smal vlonder over de Aa Strang bij Holkenborg in Gendringen zien te komen. Het Gemeentebestuur van Gendringen moest in 1842 naar Ringenberg afreizen om te overleggen met Arntzen als eigenaar van de Bleuster. Hij schijnt behoorlijk dwars gelegen te hebben. Dreiging met onteigening schijnt nodig te zijn geweest. De weg werd overigens pas aangelegd rond 1930 toen men wegens uitbaggeren van de Aa Strang en Oude IJssel vanaf 1926 over grote massa’s zand beschikte. Wessel Borggreve woonde op ‘Stuyeshuus’ (Holkenborg).

Grensweg 3

15

Foto's 1975

16

17