BOOR En SPADE 20
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
MEDEDELINGEN VAN DE STICHTING VOOR BODEMKARTERING BOOR en SPADE 20 VERSPREIDE BIJDRAGEN TOT DE KENNIS VAN DE BODEM VAN NEDERLAND STICHTING VOOR BODEMKARTERING, WAGENINGEN DIRECTEUR: Ir. R. P. H. P. VAN DER SCHANS Soil Survey Institute, Wageningen, The Netherlands Director: Ir. R. P. H. P. van der Schans 1981 H. VEENMAN & ZONEN B.V. -WAGENINGEN ISBN 90 278 1113 X INHOUD/CONTENTS Voorwoord 7 1. BAKKER, H. DE en B. A. MARSMAN, Kruinige percelen 9 Cresty fields: fields with an elevated centre and lower margins (summary p. 35) 2. BAKKER, H. DE, G. EBBERS en C. HAMMING, Dr. W. C. H. Staring, Een beknopte beschrijving van zijn aardkundige kaarten en van zijn woongebied 39 Dr. W. C. H. Staring. A brief description of his geoscientific maps and his area of residence (summary p. 60) 3. DEKKER, L. W., Sporen van turfstekerijen in West-Friesland . 62 Excavation marks in West-Friesland (summary p. 70) 4. DEKKER, L. W., Daliegaten en kleiputten in het Hollands- Utrechtse veengebied: sporen van kleiwinning voor verbetering van de bodemvruchtbaarheid 72 'Daliegaten' and 'kleiputten' in the peat district of the provinces Zuid-Hol land, Noord-Holland and Utrecht: marks of clay exploitation for soil fertil ity improvement (summary p. 85) 5. KLEINSMAN, W. B., De bodemopbouw en enkele historische aspec ten van het ruilverkavelingsgebied 'Schagerkogge' 88 Stratification of the soil material and some historic data of the reallotment area 'Schagerkogge' in the province of Noord-Holland (summary p. 106) 6. WALLENBURG, C. VAN, Kalifixatie en sedimentatiemilieu bij kalk- rijke zeekleigronden op de Zuidhollandse Eilanden 108 Potassium fixation of calcareous marine clay soils in fresh, brackish and salt-water sediments in the southwestern part of the Netherlands (summary p. 123) 7. BROEK, J. M. M. VAN DEN, Ouderdom en vorming van de dalop vulling van de Roode Beek tussen Schinveld en Sittard 124 Age andformation of the bedfilling of the Roode Beek between the residences Schinveld and Sittard in the province of Limburg (summary p. 143) 8. VERVLOET, J. A. J., Historische geografie en planologie, een ver anderende relatie binnen het geografische vakgebied 145 5 Historical geography and physical planning, a changing relation within the discipline of geography (summary p. 159) 9. BUITENHUIS, A., H. VAN HET LOO, A. A. DE VEER en J. J. DE GRUIJTER, Een vergelijking van landschaps- en bodemkaart van een deel van de Veluwe 160 Relation between physiognomic landscape map and soil map in the surround ings of Leuvenum, Veluwe (summary p. 182) 10. CLINGEBORG, A. E., Het Groninger Woudgebied, een voormalig veenlandschap? 184 The 'Groninger Woudgebied' as a former peat area ( summary p. 203) 11. VOORT, W. J. M. VAN DER, De bodemkundige variatie binnen twee enkelvoudige legenda-eenheden (Rn44C en Rd90A) op de bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50000 206 Degree of purity in the area of two single mapping units (Rn44C and Rd90A) on the soil map of the Netherlands, scale 1:50000 (summary p. 223) 12. VOORT, W. J. M. VAN DER, Kalk in stroomruggronden 225 Calcium-carbonate contents of natural levees in river clay areas (summary p. 239) Trefwoordenregister van Boor en Spade 1 t/m 19 241 Publikaties van de Stichting voor Bodemkartering 280 6 VOORWOORD Tijdens de voorbereiding van de nu voor u liggende editie hebben wij ons afgevraagd, of Boor en Spade nog een functie heeft. De eerste twee Boor en Spades hadden de vorm van een jaarboek, waarin naast beschrijvingen van karteringsobjecten en gegevens over de organisatie vooral voordrachten en elders gepubliceerde artikelen werden opgenomen. Van no. 3 af werd Boor en Spade echter geleidelijk een uitgave van niet elders gepubliceerde artikelen. Voor uitvoerige verslagen van onderzoek had de Stichting voor Bodemkartering de serie De Bodemkartering van Nederland. Aanvankelijk had men dus in feite slechts de beschikking over drie publi- katie-kanalen: 1. Boor en Spade, 2. nationale en internationale tijdschriften en 3. serie De Bodemkartering van Nederland. Geleidelijk breidde zich ech ter het aantal mogelijkheden uit. Men startte met de series Bodemkundige Studies, Soil Survey Papers, Landschapsstudies en (gestencilde) rapporten van onderzoek. De resultaten van de karteringen, schaal 1:200000 en 1:50000, werden en worden verwerkt tot NEBO-boeken en 50000-toelich- tingen. Bovendien verschijnen er sedert 1970 jaarverslagen in gedrukte uit voering. De uitbreiding van de publikatiemogelijkheden had voor Boor en Spade tot gevolg dat zij binnen de Stichting voor Bodemkartering haar centrale plaats verloor. Wetenswaardigheden, opgedaan bij de 200000 en 50000-karteringen, werden in de bijbehorende toelichtingen opgenomen. En wat de plaatsing van artikelen over het onderzoek betreft, dacht men niet meer in eerste instantie aan Boor en Spade, maar ging men zieh via de vaktijdschriften duidelijker op bepaalde groepen van geïnteresseerden richten, daarbij de grenzen van de bodemkunde overschrijdend en bijdra gend tot een interdisciplinaire gedachtenwisseling. Deze overwegingen en ook de aflopende belangstelling, die samenhangt met de vermelde ontwikkelingen, zijn de aanleiding geweest om te besluiten het publikatiebeleid versterkt via andere bestaande kanalen te richten op specifieke groepen van geïnteresseerden en met Boor en Spade 20 de serie te stoppen. De Directeur, Ir. R. P. H. P. van der Schans 7 KRUINIGEPERCELEN Cresty fields: fields with an elevated centre and lower margins H. de Bakker en B. A. Marsman1 ) INLEIDING In landschappen die weinig door de mens zijn beïnvloed, zijn de grenzen tussen de bodemeenheden uitsluitend het gevolg van natuurlijke factoren. Deze grenzen worden op bodemkaarten altijd als vloeiende lijnen weer gegeven. Bovendien worden de aansluitingen aan andere bodemgrenzen ge tekend volgens een logisch systeem dat gebaseerd is op de relevant veronder stelde bodemvormende factoren. In Nederland zijn echter veel landschappen sterk door de mens beïn vloed. In dergelijke landschappen komen veel niet-natuurlijke bodemgren zen voor. Voorbeelden hiervan zijn: grenzen tussen opgehoogde gronden en hun omgeving (zoals tussen enkeerdgronden en podzolgronden) en grenzen tussen afgegraven en niet-afgegraven gronden. Dit soort bodemgrenzen laat men in de karteringen meestal samenvallen met perceelsgrenzen; het zijn dan ook strakke grenzen met veelal rechte hoeken. Antropogene profielmodificaties die slechts een gedeelte van een perceel beslaan, worden op bodemkaarten vrijwel nooit aangegeven. Deze kunnen pleks- of strooksgewijs voorkomen. Voorbeelden van eerstgenoemde zijn: bezandingen bij perceelsinritten en -doorgangen; vergravingen op de plaats van voormalige gras- of bietenkuilen, verstoringen bij melkbochten e.d. Strooksgewijs voorkomende afwijkende gronden hebben veelal een min of meer systematisch patroon, waardoor de aard van de afwijkingen min of meer voorspelbaar is. Ze worden vaak aangetroffen langs sloten en vaarten, boven drainsleuven en gedichte voormalige greppelsystemen. Zo noemt Van der Knaap (1958, blz. 16) een voorbeeld van bodemverschillen i.v.m. de ligging langs vaarten: 'De zandigste gronden liggen grotendeels in stro ken langs de tochtsloten, vooral daar waar deze de zandondergrond ondiep snijden, '. Een ander voorbeeld vindt men op de bodemkaarten van de IJsselmeerpolders waar de belangrijkste van deze verschijnselen wel op kaart gebracht zijn; zo zijn in de Noordoostpolder de zgn. vloeigronden en tochtwallen onderscheiden (Wiggers et al., 1962, blz. 100-103). Het voorkomen van afwijkende gronden binnen percelen is voor de karte ring van belang voor zover zij in een bepaald gebied frequent worden aan getroffen, hun verbreiding min of meer systematisch is en hun aanwezigheid uit uitwendige terreinverschijnselen kan worden afgeleid. 1 ) Afd. Bodemclassificatie, Stichting voor Bodemkartering. 9 Fig. 1. Verkaveling met akkers in het zuidelijk deel van de in 1524 bedijkte Galathee Polder, in het oosten van het eiland Goeree-Overflakkee. De akkers en de gedichte greppels zijn relic ten uit de tijd van de open drainage; de meeste percelen hebben nu buizendrainage (foto Geallieerde Luchtmacht, 18 maart 1945, schaal 1:10000) Fig. 1. Ridge-and-furrow fields in the southern part of the Galathee Polder (embanked in 1524), situated in the east of the island Goeree-Overflakkee. The ridges and furrows are relics from the time of the open drains, nowadays most fields are tile-drained In dit artikel wordt een voorbeeld behandeld van systematische bodem- verschillen binnen één perceel; door langdurig toegepaste speciale cultuur maatregelen in het verleden zijn nl. de zgn. kruinige percelen in het noorde lijk zeekleigebied ontstaan. PROBLEEMSTELLING Vrijwel alle graslandpercelen in de rivierklei- en zeekleigebieden zijn in de lengterichting opgedeeld in 5 à 10 akkers of meten elk met een breedte tus sen 10 en 20 m (zie bijv. fig. 48, blz. 119, Stichting voor Bodemkartering, 1960/1965). De akkers zijn gescheiden door ondiepe greppels, die soms niet meer zijn dan begroeide laagten. De hoogteverschillen tussen de akkers en de laagten liggen in de orde van grootte van enige decimeters. Vóór de invoering van de buizendrainage vertoonden de meeste bouw landpercelen in het zuidwesten een zelfde beeld. Nu is dat alleen nog te her kennen aan kleine hoogteverschillen (10 à 20 cm) tussen de middens van de akkers en de vroegere greppels. Deze akkers zijn vaak 18 à 25 m breed. Op de luchtfoto's, die in veel publikaties van de Stichting voor Bodemkarte ring zijn opgenomen, is dit goed te zien. De meeste van deze