Heiligen FoRUM

Heiligen en zaligen tussen Rijn en Maas

De spirituele plaatsen tussen Rijn en Maas · www.bedevaart-aan-de-maas.nl Inhoud

Heiligen en zaligen tussen Rijn en Maas

Voorwoord Pagina 3 De spirituele plaatsen tussen Rijn en Maas Pagina 5 Wat is eigenlijk een heilige? Pagina 6 Norbert van Xanten Pagina 10 Thomas a Kempis Pagina 14 Petrus Canisius Pagina 19 A. Janssen/H. Stollenwerk/H. Stenmanns Pagina 24 Karl Leisner Pagina 34 Titus Brandsma Pagina 38 Karel Houben Pagina 42 Pagina 46 Plaatsen waar heiligen en zaligen vereerd worden Pagina 51 Andere spirituele plaatsen Pagina 55 Mariabedevaartplaatsen tussen Rijn en Maas Pagina 57 Jezus- of drievuldigheidsbedevaartsplaatsen Pagina 61 Copyright, bronnen, colofon Pagina 63

2 Voorwoord

Het gebied tussen Rijn en Maas is een zeer afwisselend cultuurlandschap met talrijke bezienswaardigheden en natuurschoon dat uitnodigt tot ontspanning en fietstoch- ten. Maar deze regio heeft nog veel meer te bieden.

Er is nauwelijks een gebied in Duitsland en Nederland met zo’n concentratie aan grote historische persoonlijkheden die medebepalend zijn geweest voor het spiritueel gezicht van Europa in het tweede millennium. De karakteristieke sporen die zij hebben achtergelaten zijn tot op de dag van vandaag zicht- baar. Het zijn kloosterstichters, kerkleraren, medepatronen van Europa, voorbeelden voor de Europese jeugd, schrijvers van religieuze literatuur, mystici en filosofen, priesters en martelaren. Ze zijn hier geboren, ze hebben hier geleefd, ze hebben hier gewerkt, ze zijn van hier uitgegaan. Het zijn bijzondere per- soonlijkheden met zeer uiteenlopende spiritualiteiten, levens- lopen en levenstaken waarvan ieder op zijn manier ons nu nog iets te zeggen heeft en betekenis kan geven. Kortom: wie naar de spirituele wortels van Europa zoekt, kan de regio tussen Rijn en Maas niet over het hoofd zien.

En ten tweede: de regio tussen Rijn en Maas bezit aan weerskanten van de grens een opmerkelijke concentratie aan mariaheiligdommen en plaatsen van Christus- en heiligenver- ering die sinds mensenheugenis een bedevaarttraditie levendig houden. De meeste daarvan zijn slechts van regionale of plaat-

3 selijke betekenis, liggen een beetje afgelegen en verborgen te wachten op ontdekking door de bezoeker. Andere – in de eerste plaats Kevelaer – zijn landelijk bekend en trekken jaarlijks dui- zenden bedevaartgangers.

Deze brochure beoogt een eerste kennismaking te zijn met de rijkdom van deze spirituele regio, tien belangrijke persoon- lijkheden uit het geestelijke leven kort voor te stellen, verschei- dene spirituele plaatsen te beschrijven en de belangstelling van de lezer te wekken voor een ontdekkingsreis die van geheel an- dere aard is.

4 De spirituele plaatsen tussen Rijn en Maas

50 NIEDERLANDE

12 errijn Arnheim ed Ijs N 18 se l 15 Waal R Nijmegen he in 3 Kranenburg Wissel Kleve Kalkar 59 Marienbaum 50 GochUedem 31 Wesel Boxmeer 57 N Ginderich ie Xanten r 73 Kevelaer s Sonsbeck Kapellen 3 Smakt Aengenesch Issum Venray M 42 50 a Geldern Tienraij a Kamp- s Duisburg Lintfort 43 Eindhoven 3 u 67 Genooi Kempen 52 R 67 Venlo DEUTSCHLA Süchteln 2 61 Viersen 57 Düsseldor Roermond 52 Mönchen- t f Sint Odilienberg Gladbach r Ophoven E Echt Wassenberg Birgelen 46 57

BELGIEN 61

2 Munstergeleen 44 4 K 76 R u r

61 Maastricht 4 4 13 553 2

5 Wat is eigenlijk een heilige?

Heilig – wat is dat? Het woord “heilig” wordt in theolo- gisch-kerkelijke taal gebruikt. De woordstam “heil” wijst erop dat “heilig” iets te maken heeft met “heil”, redding, verlossing, toevlucht, evenals met “heel”, “heel zijn”, met gezond, geheel, zonder wonde, zonder dat er iets ontbreekt, volmaakt. Heilig in de eigenlijke zin is alleen God. Alleen Hij is echt volmaakt!

Maar hoe zit het met de mens? Kunnen wij volmaakt zijn?

Paus Benedictus XVI schrijft in zijn encycliek over de hoop: “Het leven is niet slechts een product van de wet- ten en het toeval van de materie, doch in alles en tegelijk ook boven alles staat een persoonlijke wil, staat een Geest, die zich in Jezus als Liefde heeft geopenbaard.” God heeft iedere mens persoonlijk geschapen – uit liefde en voor de liefde. Hij plaatst eenieder van ons in een bijzondere tijd, in een bepaald land, gezin en volk. Ieder heeft zijn persoonlijke talenten en levenskan- sen, en ieder heeft zijn vrije wil. Dit zijn de randvoorwaarden voor ons leven. God heeft met ieder van ons stellig een bedoe-

6 ling gehad. Hij roept ons altijd weer – wij kunnen hierop ant- woorden of ook niet! Als wij nu deze gedachte van God in ons ruimte geven en haar ontplooien, verwerkelijken wij onszelf. God wil onze volle ontplooiing. Gehoorzaamheid tegenover de wetten van God en persoonlijk geluk en vrijheid zijn dus geen tegenstellingen! God wil onze heiligheid. Daarom geeft hij ons hierbij hulp – theolo- gisch genade genoemd. Want uit eigen kracht zijn wij niet in staat om werkelijk goed en ‘heil’ te zijn.

De heiligen zijn dus in bijzondere mate zelfverwe- zenlijkte personen. Ze zijn het echter niet omdat ze zo sterk waren. Ze zijn het omdat ze zich in deemoed voor goddelijke genade hebben opengesteld en hier- door sterk zijn geworden. Ze hebben niet eigengerech- tig op hun autonomie en vrijheid gepocht, maar de smeekbede in het onzevader serieus genomen: “Uw wil ge- schiede, op aarde zoals in de hemel!”

Heiligen zijn dus men- sen die zich in bijzonde- re mate open hebben gesteld voor de genade Gods. Zij doen midden in het dagelijkse leven hun best om voortdurend met God in gesprek te blijven en zo zijn wil beter te

7 herkennen. Zij hebben de concrete uitdagingen van hun leven in vertrouwen op Gods kracht aangenomen. Dit alles is ze niet in de wieg gelegd, maar zij hebben uit vrije wil hun leven lang getracht dit te doen. Ondanks veel tegenspoed en tekortko- mingen hebben ze iedere dag weer opnieuw in deemoed begonnen en hun leven afgestemd op de goddelijke wil. Zo hebben zij in hoogste mate hun levenstaak vervuld, ieder op zijn eigen manier en niet zonder littekens die de geestelijke strijd bij hen heeft achtergelaten.

Hoezo vraagt men heiligen om voorspraak?

Heiligheid wordt niet individueel verwezenlijkt. De mens is van nature een op gemeenschap georiënteerd wezen. In de ge- loofsbelijdenis spreken de christenen daarom uitdrukkelijk van gemeenschap der heiligen. Hiermee worden de gedoopte gelovigen op aarde, maar ook de zielen van de overledenen en de heiligen in de hemel bedoeld. Allen nemen deel aan ons leven. Wij kunnen hun vragen om voor ons en ons verzoek te bidden. De heiligen om voorspraak bij God aan te roepen is volgens de leer van de katholieke kerk “goed en nuttig”. Dit wordt echter niet als verplichtend of zelfs als noodzakelijk voor het heil be- schouwd.

Zalige of heilige – wat is het verschil?

Een heilige staat niet hoger in rang dan een zalige wat zijn voorbeeldfunctie voor een christelijk leven betreft. Met de

8 zaligverklaring staat de kerk ervoor in dat de desbetreffende “Dienaar Gods”, aldus het kerkelijke taalgebruik, op voorbeeldige en heldhaftige wijze een christelijk leven heeft geleid en in de loop van zijn leven door zijn persoonlijke antwoord op de hem door God verleende genade de verscheidene trappen van vol- maaktheid heeft beklommen. Dit wordt in vermoedelijk een van de strengste en meest veeleisende processen ter wereld onder- zocht. In een zogeheten ‘bekentenisprocedure’ moet hierbij minstens één wonder worden aangetoond dat onbetwijfelbaar berust op voorspraak van de heilige. Martelaren daarentegen kunnen zalig worden verklaard ook zonder dat er een wonder is bewezen. De zaligverklaring is een belangrijke handeling van de kerk, die de geestelijke weg van een persoon openbaar als doel leidend erkent.

Een zalige kan in een tweede stap heilig worden verklaard als vaststaat dat hij over de hele wereld wordt vereerd. Ook hier vindt nog een keer een procedure plaats waarin dit wordt onderzocht. Voor iedere heiligverklaring moet minstens één wonder zijn bevestigd. In dit proces wordt duidelijk dat de heilige niet meer ‘eigendom’ van een gemeenschap of een kleine regio is, maar tot de groten van de wereldkerk behoort.

9 Norbert van Xanten

De heilige Norbert leefde in een zeer bewogen tijd die door ingrijpende veranderingen wordt gekenmerkt. Als hij in 1080 wordt geboren, is de investituurstrijd al in volle gang. Vijf jaar later sterft paus Gregorius VII, de paus uit Duitsland die zich er met alle kracht voor heeft ingezet dat de kerk onafhankelijk blijft van het keizerdom.

Als Norbert 15 jaar oud is, roept paus Urbanus II op de synode van Clermont (26 november 1095) tot de eerste kruistocht op. Het doel van die kruistocht is de toegang tot de heilige plaatsen in Palestina, die door de Turkse Seltsjoeken geblokkeerd wordt, weer voor de Christenen vrij te maken. In Köln volgt de 26 jaar oude Norbert de politiek van zeer nabij. Norbert stamt uit een geslacht dat tot de hoge adel wordt gerekend. Door zijn vader, Heribert graaf van Gennep, wordt hij voor een geestelijke loopbaan bestemd. Norbert is eerst kanunnik aan de St.-Victordom te Xanten en treedt dan in dienst van de aartsbisschop van Köln: een positie die hem enerzijds als sub- diaken in de geestelijke stand met daaraan verbonden inkomsten verheft en anderzijds zo’n geringe status geniet dat hij toch een werelds leven kan leiden. Als adviseur van Hendrik V trekt hij 1010/11 mee naar waar de heerser paus Paschalis II gevangen neemt om zijn koninklijke rechten te sterken en zijn kroning tot keizer af te dwingen. De investituurstrijd (de strijd tussen de geestelijke en wereldlijke macht om de benoeming van geestelijken) is weer in volle gang.

10 Rond 1115 voltrekt zich de eigenlijke kentering van Norbert. Volgens de legende is hij op weg naar Verden waar een jonge vrouw in een damessticht op hem wacht. Norbert is vast van plan om de geestelijke stand te verlaten en met zijn geliefde ervandoor te gaan. Onderweg slaat direct naast hem een bliksem in en hij valt. Diepbewogen trekt hij zich enkele weken terug om tot inner- lijke inkeer te komen. Daarna verzoekt hij om wijding tot prie- ster, hij geeft zijn functies bij aartsbis- schop en keizer op, verdeelt zijn bezittin- gen en vermogen onder de armen en verkondigt als rondtrekkend prediker in Duitsland, Frankrijk en België de christelijke leer van Gods liefde, verzoe- ning en oordeel. De bisschop van Laon had hem graag als her- vormer in zijn bisdom gehad, maar de geestelijken daar vinden Norbert te streng en sturen hem weg. In plaats daarvan biedt de bisschop hem enkele plaatsen aan om een eigen klooster te stichten. Hij begint dan in 1120/21 met 13 kameraden in Prémontré met de bouw van een klooster dat zich tot moeder- klooster van de grootste koorherenorde van de kerk zal ont- wikkelen.

11 Maar de politiek blijft een rol spelen. Lothar III van Supplinburg is intussen tot Duitse koning gekozen. Tijdens de rijksdag te Speyer in 1126 wordt Norbert benoemd tot aartsbisschop van Magdeburg. In Magdeburg heeft hij bijna dezelfde weerstan- den als in Laon te overwinnen. Zijn voortvarende aanpak van hervormingen en zijn nauwgezette ambtsuitoefening worden ne- gatief onthaald. Hij kan slechts ternauwernood ontsnappen als er een opstand tegen hem plaatsvindt. Zijn volhardende geduld leidt ten slotte echter tot een inwendige vernieuwing in zijn diocees. In 1129 verandert hij het al bestaande Onze- Lieve-Vrouwesticht te Magdeburg in een premonstratenzer- klooster. Dit klooster wordt het uitgangspunt voor het werk van de premonstratenzers in het oosten en voor hun missie onder de Wenden en Slaven.

Door de koning tot aartskanselier van het rijk voor Italië be- noemd, begeleidt Norbert koning Lothar in 1132/33 op zijn tocht naar Rome. Eerder is er in Rome wegens meningsverschillen tussen twee rivaliserende families een pauselijk schisma ontstaan: twee pausen eisen de cathedra petri, de Heilige Stoel van Petrus, en daarmee de ambtsvolmacht voor zich op. Innocentius II, die naar Frankrijk vlucht, kan de heilige Bernard van Clairvaux voor zich winnen, die samen met Norbert koning Lothar tot wapenhulp verplicht. Lothar voert Innocentius naar Rome en ontvangt de keizerlijke kroon van hem. Er is echter niet alleen in 1136/37 nog een tweede tocht naar Rome door Lothar nodig, maar vooral ook de persoonlijke invloed van Bernard en eindelijk de dood van tegenpaus Anacletius II in 1138 om definitief een einde te maken aan het schisma (de scheuring binnen de kerk). Norbert beleeft dit echter niet meer. Besmet met malaria, keert

12 hij verzwakt uit Rome terug en herstelt niet meer. Zijn leven loopt op 6 juni 1134 in Magdeburg ten einde. Op 28 juli 1582 wordt hij door paus Gregorius XII heilig ver- klaard. Als Magdeburg protestants wordt, brengt men in 1626 Norberts relikwieën over naar een kapel van de abdijkerk Strahov in Praag.

De orde van de premonstratenzers

Samen leven in de abdij (communio), samen bidden (contem- platio) en naar buiten toe werken in de zielzorg (actio) zijn drie prioriteiten in het religieuze leven van de premonstratenzers. Tijdens zijn bloeitijd had de orde meer dan 600 zelfstandige kloosterstichtingen in heel Europa. Thans zijn er na een bijna volledige ondergang door reformatie, secularisatie en commu- nisme weer 41 zelfstandige abdijen, stichten en priorijen. Circa 1.400 broeders en zusters van de heilige Norbert werken op het ogenblik op alle vijf continenten. De bekendste van hen is zeker de in 2003 overleden ‘spekpater’ Werenfried van Straaten die meteen na de Tweede Wereldoorlog op voorbeeldige wijze in België en Nederland giften voor vluchtelingen in Duitsland in- gezameld en zo een belangrijke bijdrage tot verzoening van de Europese volkeren geleverd heeft. Dit hulpinitiatief heeft zich verder ontwikkeld van hulp voor de vervolgde kerk achter het IJzeren Gordijn tot de huidige internationale hulporganisatie Kerk in Nood. Met de abdij van Hamborn (Duisburg), de abdij van Berne (ten oosten van ´s-Hertogenbosch) en de priorij Sint-Catharinadal (Oosterhout bij Tilburg) is de orde ook heden nog present in het gebied tussen Rjin en Maas.

13 Thomas a Kempis en de moderne devotie

“Nergens vind ik zekerder rust dan met Christus en mijn boek in mijn cel. In alle dingen heb ik rust gezocht en niet gevonden dan slechts met een boekje in een stil hoekje.” Welke moderne bestsellerauteur zou ooit op de gedachte komen iets dergelijks als zijn grafschrift uit te zoeken? Degene die dit deed, is de meest succesvolle schrijver van alle tijden. Zijn boek is na de Bijbel met meer dan 3.500 oplagen het meest vertaalde en gedrukte werk van de wereldliteratuur. In alle eeuwen heeft het boek een grote invloed op grote geesten uitgeoefend. Ook vandaag de dag heeft het niets aan actualiteit ingeboet. Wie is de schrijver? En om welk boek gaat het? – Het gaat om Thomas a Kempis en zijn werk ‘De Imitatione Christi’ – ‘Over de navolging van Christus’.

De geschiedenis van de schrijver is snel verteld. Hij is ver- moedelijk rond 1380 in Kempen aan de Nederrijn als zoon van een ambachtsman geboren. Thomas Hemerken (‘Hamertje’) is zijn burgerlijke naam. Al in zijn prille jeugd komt hij 1392 als scholier in Deventer in contact met de Broeders des Gemenen Levens. In 1399 treedt hij toe tot de koorheren van Augustinus in het klooster op de Sint-Agnietenberg bij Zwolle waar zijn oudere broer Johannes prior is. In1413 tot priester gewijd, woont hij daar 72 jaar tot aan zijn dood op 25 juli 1471.

14 Zijn wereld is een wereld van boeken. Vier keer kopieert hij de Heilige Schrift met de hand. Dat is in die tijd een gebruikelijke methode, de boekdrukkunst wordt immers pas in 1455 door Gutenberg uitgevonden. Naast de levensbeschrijving van Geert Groote en de Kroniek van Sint-Agnietenberg schrijft Thomas talrijke ascetische, historiografische en biografische werken. Zijn tot geestelijk leven inspirerende schriften zijn getuigenis- sen van een praktische, licht mystiek getinte vroomheid.

Bij zijn hoofdwerk, de ‘Navolging van Christus’, was het auteurschap lange tijd omstreden. Men dacht het geschrift aan Geert Groote te moeten toeschrijven, althans wat de belang- rijkste en geestelijk sterkste passages be- treft. Nu is echter Thomas algemeen als auteur erkend. Hij is echter niet helemaal onschuldig aan de verwarring rond het auteurschap, omdat hij in de door hem zelf ge- schreven exemplaren het met een voor monniken typische be- scheidenheid steeds over de ‘klerk’ heeft en niet over de ‘schrijver’.

15 De Navolging van Christus is een praktisch handboek over het inwendig leven en bestaat uit vier boeken: 1. Vermaningen dienstig tot het geestelijk leven 2. Opwekkingen tot het inwendig leven 3. Over de inwendige troost 4. Over het Allerheiligste Sacrament des Altaars

Thomas ideeën zijn gekenmerkt door eenvoudig, moreel-exis- tentieel nadenken over het leven van Jezus, over God en de ziel die tot geestelijk leven en tot losmaking van de wereld wordt geleid. Christus is de vertrouwde vriend van de ziel, die haar bij de lasten van het aardse leven troost toespreekt.

Moderne devotie

Het boek De navolging van Christus is een belangrijk ge- schrift van de moderne devotie (devotio moderna), een van Geert Groote (1340 in Deventer geboren) uitgaande praktisch- mystieke beweging die een grote verbreiding kende in Duitse en Nederlandse gebied. Persoonlijke vroomheid en inwendige navolging van het spirituele en alledaagse voorbeeld van Jezus Christus zijn kenmerkend voor deze beweging en onderscheiden haar van uitwendige kerkelijke vroomheid.

De historische bijkomende omstandigheden laten de betekenis van deze beweging vermoeden. Het pausdom wordt aan het begin van de 14de eeuw afhankelijk van Frankrijk en verplaatst zijn zetel naar Avignon. Het is de tijd van de grote kerklerares Catharina van Siena die de paus ervan wist te overtuigen weer

16 naar Rome terug te keren. Het is de tijd van het grote westerse schisma in 1378, als een tijdlang drie pausen tegelijk om er- kenning dingen. Pas het concilie van Konstanz 1414-1418 maakt een einde aan de scheuring. John Wyclif in Engeland en Jan Hus in Bohemen verkondigen hun radicale stellingen. In 1453 valt Konstantinopel in handen van de Turken. Cultureel begint in Italië ongeveer rond 1420 de vroege renaissance. Met de moderne devotie breekt iets nieuws open dat niet radicaal is en van ketterij verdacht wordt. Ze toont, ingebonden in de Kerk en traditie van Rome en uitgaand van de Heilige Schrift, een praktische weg van verbondenheid met Christus. Ook in onze turbulente tijd biedt ze een veilig anker.

Geert Groote

Als magister en kanunnik voert Geert Groote in Aken en Utrecht een vrij losbandig leven dat zich pas in 1374 onder invloed van zijn geestelijke mentor Hendrik van Kalkar in- grijpend verandert. Hij leidt voortaan een zeer sober en geeste- lijk leven en trekt zich graag in kloosters terug. Behalve met de studie van de bijbel, houdt hij zich zeer intensief bezig met het werk van de kerk- en woestijnvaders, in het bijzonder met dat van de kerkleraar Augustinus.

Geert Groote sticht in 1379 een lekengemeenschap voor vrouwen waarin jonge vrouwen en weduwen zonder reguliere kloostergeloften in gehoorzaamheid, armoede en kuisheid sa- menleven. Hijzelf is slechts diaken, wordt echter rondtrekkend prediker

17 met grote invloed. Hij onderwijst een praktische navolging van Christus, die vooral uit boete, ommekeer en contemplatie bestaat. Daarmee bevordert hij impliciet een ‘innerlijke’ hervorming van de gehele kerk en clerus. De weerstand laat niet lang op zich wachten. In 1383 wordt bij de bisschop van Utrecht een preek- verbod voor niet-priesters doorgezet, ‘op maat gesneden’ voor meester Geert. Hij beleeft de opheffing ervan niet meer, omdat hij op 20 augustus 1384 aan de pest sterft. Zijn invloed werkt echter nog na zijn dood door. De lekenbroederschappen van de Broeders des Gemenen Levens en de Augustijner-koorheren van de Windesheimer congregatie worden in het leven geroepen. Ook het klooster op de Agnietenberg bij Zwolle, waar Thomas a Kempis leefde, behoort hiertoe. Thomas heeft Groote niet persoonlijk gekend. Als deze overlijdt, is hij pas vier jaar oud. De schakel tussen beiden vormt Florentius Radewijns, scholier van Groote en leraar van Thomas.

18 Petrus Canisius

De geschiedenis herhaalt zich niet! Maar er zijn in de geschiedenis perioden die veel op elkaar lijken. Als Petrus Canisius vandaag weer zou terugkeren, zou hij in bepaald opzicht zeker het gevoel van een déjà vu hebben, zo van ‘dat komt me bekend voor!’ Hij is beslist een actuele heilige die ons ook nu nog, meer dan 400 jaar na zijn dood, richting kan geven.

Petrus Canisius wordt op 8 mei 1521 als oudste zoon van Kanis geboren. Zijn vader is burgemeester van Nijmegen dat in die tijd tot het Duitse hertogdom Gelre behoort. Als hij veertien jaar oud is, schrijft hij zich in bij de universiteit van Köln. Hij komt in aanraking met Peter Faber, de eerste jezuïet die in Duitsland werkzaam is.

De jezuïetenorde steekt nog in de kinderschoenen. In 1534 leggen Ignatius van Loyola en zes vrienden op Montmartre in Parijs de gelofte van armoede en ongehuwd leven af. Op 15 april 1539 bekrachtigen de vrienden bij een feestelijke gelofte hun beslissing en leggen het fundament voor een nieuwe orde die ze de naam Sociëteit van Jezus geven. Het apostolaat en de dienst aan de naaste zijn de elementaire doelstellingen van deze nieuwe orde. Hun oogmerk om in alle hoeken van de aarde apostolisch werkzaam te worden, doet hen vanaf het begin naar een nauwe binding met de paus streven. Ignatius is ervan overtuigd dat hervorming van de kerk slechts van binnenuit mogelijk is, vanuit een verdiepte vroomheid en ontmoeting met

19 Christus. Niet afkeer, maar toewijding aan de wereld teneinde de wereld voor God te winnen, is zijn programma. Voor Petrus Canisius is dit een uitdaging naar zijn hart. Hij treedt op 8 mei 1543, op zijn 22ste verjaardag, als eerste in Duitsland geboren novice en achtste jezuïet überhaupt in de Socië- teit van Jezus in.

Na deze levens- bepalende beslissing zet Petrus Canisius zijn studie in Köln voort. Samen met Pe- ter Faber sticht hij in de domstad de eerste vestiging van de jezuïeten- orde. Als baccalaureus* in de theologie begint hij 1545 eerste colleges te geven en maakt hij naam als briljante prediker. In juni 1546 ontvangt hij de priesterwijding.

Juist in diezelfde tijd probeert de Keulse aartsbisschop Herman van Wied zich bij de protestantse zaak aan te sluiten en het keurvorstendom Köln in een erfelijk familievorstendom om te vormen. Dit wordt ten stelligste door de clerus afgewezen. De clerus van Köln stuurt de jonge, diplomatisch begaafde Canisius als hun onderhandelaar naar de keizer in Ulm. De keizer zet de keurvorst ten slotte af en Köln blijft katholiek. Met

*academische graad 20 deze missie is Canisius in het hart van de politieke en religieuze uiteenzettingen van zijn tijd beland.

Hij wordt als waarnemer naar het concilie van Trente gezon- den en promoveert uiteindelijk in 1549 te Bologna tot doctor in de theologie. Op aandringen van hertog Willem IV van Beieren reist hij met twee medebroeders naar Ingolstadt. De universiteit daar was na de dood van Johannes Eck, de grote tegenspeler van Martin Luther, in 1543 zeer in niveau gedaald. Canisius wordt rector van de universiteit. Daar echter het toegezegde jezuïetencollege niet door de hertog wordt ingericht, roept Ignatius zijn jezuïeten in 1552 weer terug.

Voor Petrus Canisius begint dan een periode van contrare- formatorische activiteit in Beieren, Oostenrijk en Bohemen. Van 1552-54 werkt hij als hoogleraar, dom- en hofprediker in Wenen, 1555/56 in Praag. Drie keer krijgt hij de functie als aartsbis- schop van Wenen aangeboden, drie keer weigert Canisius. Hij ziet zijn levenstaak in de inperking en overwinning van het protestantse schisma (de afscheiding van de protestanten van de katholieke kerk) en in de hernieuwing van de katholieke kerk in Duitsland.

De catechese, het godsdienstonderwijs, ligt hem bijzonder na aan het hart. Hij besteedt vooral aandacht aan de opleiding van kinderen en het gewone volk. Zo zorgt hij ervoor dat op veel plaatsen scholen gebouwd, geschikte leraren gezocht en boeken aangeschaft worden. Hij schrijft drie catechismussen: de grote catechismus die binnen 130 jaar 400 oplagen beleeft, de voor gebruik in Latijnse scholen bestemde kleine catechismus

21 en de in twaalf Europese talen vertaalde kleinste catechismus. Als eerste provinciaal van de Opper-Duitse provincie van de jezuïetenorde legt hij de grondslag voor uitbreiding van de jezu- ïetenorde in Duitsland. Hij sticht talrijke colleges, o.a. in Ingol- stadt, Dillingen, Innsbruck, München, Wenen en Praag.

Petrus Canisius is een veelgevraagd raadgever. Zowel keizer Ferdinand I als paus Gregorius XIII vertrouwen hem de Duitse kerkpolitiek toe. Hij treedt op de rijksdagen van Regensburg en Augsburg op, neemt deel aan het godsdienstgesprek van Worms (1557) en aan de laatste bijeenkomst van het concilie van Trente. In 1558 is hij gast op de Poolse rijksdag te Petrikau.

In het jaar 1580 gaat hij naar Fribourg in Zwitserland en legt er de grondslag voor dat deze katholieke stad in een voor de rest protestants gebied uitgroeit tot een bolwerk voor de katholieke hervorming in Zwitserland. Hier overlijdt hij op 21 december 1597 na een vervuld, strijdbaar leven.

Canisius was een hoogbegaafde persoonlijkheid; dienover- eenkomstig veelzijdig was ook zijn inzet voor kerk en wereld. Hij was concilietheoloog, theologiehoogleraar, onderwijshervor- mer, adviseur in kerk en politiek, biechtvader, volksmissionaris, gevangenisaalmoezenier, theologisch-praktisch schrijver, maar bovenal zielzorger en prediker. Hij was spaarzaam met woor- den, maar wat hij zei en schreef had gewicht. Hij is in belang- rijke mate medebepalend geweest voor het geestelijk gezicht van zijn eeuw en personifieert de katholieke hervorming van de 16de eeuw.

22 Petrus Canisius werd in 1925 door Pius XI heilig verklaard en tot kerkleraar uitgeroepen. Leo XIII noemde hem na de heilige Bonifatius de “tweede apostel van Duitsland”.

23

“Het is vreemd”, schrijft P. Nikolaus Blum SVD, de eerste opvolger van Arnold Janssen als generaaloverste 1902 in zijn dagboek, “bij andere congregaties vindt men heilige mannen in het begin. Bij ons geen spoor te bekennen. Wellicht is het begin van de andere congregaties in de publicaties ook te sterk opgesmukt. Nu, hoe het ook zij, bij ons is er tot dusver – en dat is binnenkort 27 jaar – nog geen teken van heiligheid te bekennen.” Dit hoewel de drie Steyler kloostercongregaties zich buitengewoon storm- achtig ontwikkeld hadden. Kan heiligheid zo onopvallend verschijnen dat de aanwezigen er niets van merken? – In het geval van Arnold Janssen lijkt dit zo te zijn.

Arnold Janssen wordt op 5 november 1837 als tweede van elf kinderen in Goch geboren. Zijn vader heeft een bescheiden voermansbedrijf. Na het eindexamen van de middelbare school te Gaesdonck besluit Arnold om in Bonn de lerarenstudie voor wiskunde en natuurwetenschappen te volgen en daarnaast ook filosofie te studeren, om zich vervolgens in Münster voor theo- logie in te schrijven en in 1861 tot priester gewijd te worden.

Zijn eerste baan als leraar brengt hem naar Bocholt; de school daar staat net voor een nieuw begin. De directeur van zijn school bericht later: “Hij bereidde zijn lessen met vlijt voor, hield het onderhoud van de natuurkundige instrumenten goed bij, (...) corrigeerde de schriftelijke opgaven nauwgezet; - maar de harten

24 van zijn leerlingen wist hij niet te veroveren (...)”. En verder:Janssen “was altijd een man van het gebed, maar verder niet erg gemak- kelijk in de omgang, bovendien was hij weinig toeschietelijk.“

In 1867 neemt Arnold Janssen de leiding van het gebeds- apostolaat in het bisdom Münster over. Tijdens de schoolvakanties is hij voortdurend in heel Duitsland voor deze zaak op pad. Hij vraagt zich af of hij niet ergens anders meer goeds zou kunnen be- reiken dan met zijn werk als leraar; maar, zo zegt Janssen later terugblikkend zelf: “Mijn bisschop zei tegen mij: ‘U bent in de goddelijke voorzie- nigheid.’ En ik prakke- seerde er verder niet over en deed wat mijn taak was; en later bij de stichting van het missiehuis werd mij duidelijk dat ik op de juiste positie voor de voorbereiding was geweest.”

Intussen is de ‘Kulturkampf’ (cultuurstrijd) hevig ontvlamd. Vele bisschoppen en priesters worden gearresteerd en veroor- deeld tot gevangenisstraffen en hoge geldboetes. In deze situatie besluit Janssen in januari 1874 om de Kleine bode van

25 het Heilig Hart van Jezus uit te geven. Hij wil over de katholieke missies in binnen- en buitenland op bevattelijke en interessante wijze berichten.

In mei 1874 valt zijn oog op een krantenberichtje. De aposto- lische prefect van Hongkong, bisschop Giovanni T. Raimondi, vertoeft in Duitsland. Arnold Janssen zoekt hem op om zich over het missiewerk te informeren. Hierbij betuigt hij zijn spijt over het feit dat er in Duitsland in tegenstelling tot andere lan- den geen missiehuis is. Bisschop Raimondi stimuleert hem “aan de slag te gaan”. Janssen aarzelt, maar de gedachte eraan laat hem voortaan niet meer los. Hij stelt zijn idee aan aartsbis- schop Melchers van Köln voor. “Wij leven in een tijd waar alles onzeker is en onder schijnt te gaan, en dan komt u en wilt nog iets nieuws op touw zetten?” Zo luidde de reactie van de Keulse opperherder. Arnolds antwoord: “Juist omdat er zo veel ten onder gaat, moet er op een andere plek iets nieuws ontstaan.” En bisschop Paredis van Roermond – in dit bisdom ligt Steyl – heeft blijkbaar gezegd: “De heer Janssen, rector van de ursulinen in Kempen, is bij mij geweest. Hij wil een missiehuis stichten. Stelt u zich eens voor – en hij heeft niets. Of hij is een zot, of hij is een heilige.”

Arnold Janssen zet zijn weg vastberaden voort. “Volgens mij zou ik tegen Gods heilige wil handelen als ik het (het project) zou opgeven. Daarom heb ik eraan vastgehouden, ben ik ermee doorgegaan om ervoor te werken, en ik twijfel er niet aan dat de lieve God het werk wil en dat hij de ware agens* is die Zich verwaardigt onze armzalige krachten voor dit doel te gebrui- ken”, schrijft hij in een brief uit die tijd. Hier wordt zijn geijkte

*de veroorzakende kracht 26 uitspraak al hoorbaar: “Niet ik, maar de Heer was het!”

Op 16 juni 1875, de 200ste herdenkingsdag van de ver- schijningen van het Heilig Hart van Jezus voor Margareta Maria Alacoque, is het zover: Arnold Janssen ondertekent het koopcontract voor een kleine voormalige herberg in Steyl. Hij zegt zijn baan bij de ursulinen in Kempen op en verhuist naar Steyl – een pastoor, twee seminaristen en een eerste ‘missie- leerling’ zijn de bewoners van het huis. Op 8 september 1875 vieren ze de feestelijke inwijding van het nieuwe missiehuis.

In plaats van intredingen van priesters en seminaristen die door de cultuurstrijd werkloos geworden en ontheemd zijn, komt het echter na acht maanden tot een intern meningsver- schil vanwege de ascetisch strenge denkbeelden van rector Arnold Janssen. Twee van de drie gegadigden verlaten Steyl. Arnold Janssen en Johann Baptist Anzer, de latere bisschop van Shandong, blijven achter en bewerkstelligen een nieuw begin. Het missiehuis krijgt de naam St.-Michaël, en de orde noemt zich Congregatie van het Goddelijk Woord of Societas Verbi Divini (SVD).

Het nieuwe begin lukt. In de komende maanden doen theolo- giestudenten en nieuwe priesters hun intrede. Johann Baptist Anzer wordt op 15 augustus 1876 tot priester gewijd. Al in januari 1876 was er een kleine drukkerij geopend. En in augustus wordt met een royale nieuwbouw begonnen – hoewel nog geen 5% van de benodigde bouwsom beschikbaar is. Verdere gebou- wen zullen volgen. In augustus 1878 doet de Zuid-Tiroolse wereldgeestelijke Josef Freinademetz zijn intrede in Steyl. Later

27 wordt hij samen met Arnold Janssen zalig en heilig verklaard. Op 2 maart 1879 worden de eerste missionarissen van Steyl naar China uitgezonden, in het begin naar Hongkong naar bis- schop Raimondi. De ruggengraat van het missiehuis vormen echter niet theo- logiestudenten en priesters, maar missieleerlingen die in ge- staag toenemende getale naar Steyl komen. In november 1875 komen er drie Latijnleerlingen, in het zomersemester 1879 zijn het al 60 leerlingen, zeven jaar later al rond de 200. Arnold Janssen kan nu profiteren van zijn ervaringen als scholier en leraar van gymnasia in opbouw: de cirkel van de voorzienig- heid sluit zich.

In januari 1878 krijgt de Kleine bode van het Heilig Hart van Jezus een broertje: de eerste uitgave van de Stad Gods ver- schijnt. De acribisch verzamelde adressen uit Janssens tijd als rondtrekkend apostel dragen nu rijkelijk vrucht. Het blad maakt met zijn publicaties een stormachtige ontwikkeling door en verbreidt de boodschap van het gebed en van de missie in alle Duitstalige gebieden. Tegelijkertijd werpt het een overschot af dat dringend benodigd wordt voor het onderhoud en de verdere uitbreiding van het missiehuis en later van de missies en vesti- gingen van de congregatie. Arnold Janssen is dus de eerste die de moderne massacommunicatiemiddelen en de methoden van de directe marketing systematisch en met groot succes benut. Tot die tijd concentreren zich alle inspanningen op de uitbrei- ding van Steyl, de opleiding van missieleerlingen tot missiona- rissen en missiebroeders en op de ondersteuning van de kleine Chinamissie in Shandong. Vanaf 1888/89 echter expandeert de congregatie met stichtingen in Rome en St. Gabriël in Mödling

28 bij Wenen. Daarna volgen in 1892 het Heilig Kruis in Neisse/Silezië – de cultuurstrijd was intussen geëindigd, 1898 St. Wendel/ Saarland en 1904 St. Rupert/Bischofshofen bij Salzburg. Niet alleen de missie in China, ook de congregatie breidt zich uit: 1889 naar Argentinië, 1892 naar Togo, en nog tijdens het leven van Arnold Janssen komen Ecuador, Brazilië, Nieuw Guinea, USA, Chili, Japan en de Filippijnen erbij. 1909, in het sterfjaar van Arnold Janssens, bestaat de Steyler congregatie uit bijna 600 ordebroeders, 430 priesters en ongeveer 500 missiezusters. Arnold Janssen leidt de congregatie met veel omzichtigheid. Leest men zijn brieven, dan is men verbaasd over de wijsheid en het inlevingsvermogen waarmee hij, die Europa nooit verlaten heeft, zich kan inleven in andere culturen en geheel andere zeden, gebruiken en mentaliteiten. Dit vermogen valt alleen te verklaren door zijn intensieve gebedsleven. Hoeveel nachten heeft hij in de bovenkerk van Steyl wel niet doorgebracht met bidden! Maar laat ons nu terugkeren naar de beginconstatering: van heiligheid “bij ons geen spoor te bekennen”, had P. Nikolaus Blum in zijn dagboek geschreven. Arnold Janssen deed “iets gewoons – maar op bijzondere wijze”, heeft kardinaal Rossi ooit gezegd. Zijn diepe gebedsleven liet hem de vingerwijzingen van God herkennen. Hierbij was hij zich sterk bewust van zijn tekortkomingen en kleinheid. Hij gaf zich altijd met diep ver- trouwen over aan de goddelijke beschikking. “Niet ik, maar de Heer was het!” – dit is het resumé van zijn onspectaculaire heiligheid.

29 en

Als Arnold Janssen in de herfst van 1874 voor het eerst zijn plan om een Duits missiehuis te stichten, publiek maakt, meldt zich als eerste een vrouw. Maar de tijd is nog niet rijp voor Arnold Janssen. Hij wacht op een vinger- wijzing van boven. In de loop van de jaren, melden zich echter steeds weer vrouwen die zich willen aansluiten bij het werk van Arnold Janssen.

Eén van de eersten is Helena Stollenwerk, een 28 jaar oude boerendochter. Het is haar grootste wens om naar de missie in China te gaan. Ze stamt uit het Eifeldorp Rollesbroich waar ze op 28 november 1852 is geboren. Al vanaf haar vroegste jeugd voelt ze zich aangetrok- ken tot de vereniging Kindsheid van Jezus (thans het pauselijke kindermissiewerk). Vooral de berichten over de weeskinderen in China hebben indruk op haar gemaakt.

30 Arnold Janssen kan haar echter niets beloven, omdat nog niet te voorzien is wanneer en of überhaupt missiezusters in Steyl zullen komen. Hij biedt haar alleen aan om als tweede keukenhulp te werken. Helena neemt het aanbod aan en komt op 29 december 1882 naar Steyl.

Theresia Sicke, de eerste keukenhulp, laat zich aansteken door de geestdrift van Helena, missiezuster te worden. Beiden stellen een dagrooster voor zichzelf op, bidden samen, leven zeer een- voudig en voelen zich als toekomstige missiezusters. Het werk neemt ze zeer sterk in beslag, want de keuken is een groot bedrijf en het missiehuis beleeft een stormachtige groei. Er blijft voor hen nauwelijks tijd over om bij te komen. De werkomstandighe- den zijn armoedig en hard. Steeds meer vrouwen sluiten zich bij de beide vrouwen aan. Onder hen is Hendrina Stenmanns die er in 1884 bij komt. De jaren gaan voorbij, het missiehuis groeit, maar de stichting van een zustercongregatie laat op zich wachten. Doch het geduld en het uithoudingsvermogen van de vrouwen zijn heldhaftig. Ze zijn naar Steyl gekomen om missiezusters te worden en werken in plaats daarvan jarenlang als dienstbodes in de keuken en de wasserij.

Pas in 1889 is het zover: de noodzakelijke ruimte kan ter be- schikking gesteld worden. Op 7 december ‘s avonds nemen de vrouwen hun intrek in hun klooster. De 8ste december 1889 wordt beschouwd als stichtingdatum van de missiecongregatie van de Dienaressen van de Heilige Geest, zoals de missiezusters van Steyl officieel heten. De kennismaking met het kloosterleven kan beginnen. De schaar van zusters is intussen aangegroeid tot 16 postulantes die met het blauwe ordekleed worden bekleed.

31 Helena, nu zuster Maria, wordt overste, en Hendrina Stenmanns, nu zuster Josefa, haar assistente. Er begint een periode van inten- sief leren. Naast de catechismuslessen (het godsdienstonderwijs) leren sommigen om aan de breimachine te werken, schoenen te repareren, paramenten* te borduren enz. Anderen worden als verpleegsters opgeleid. Twee zusters worden naar het seminarie voor leraressen in Xanten gestuurd. Ze moeten zich informeren over de opbouw en de vakken om in Steyl een seminarie te kunnen leiden. Ook een talenopleiding maakt deel uit van het programma: op het lesrooster staan Spaans en Engels. In 1895 vertrekken de eerste vier zusters naar Argentinië. Januari 1897 reizen vier zusters naar Togo. Maar zuster Maria behoort niet tot degenen die worden uitgezonden. De weg naar China is geblokkeerd. Daar woedt de Bokseropstand waarvan al twee Steyler missionarissen het slacht- offer zijn geworden. China is nu te gevaarlijk voor de zusters.

Voor Arnold Janssen is missiewerk zonder steun in het gebed ondenkbaar. Hij is een man van het gebed en heeft zijn congre- gaties een intensieve gebedsgeest ingeprent. Daarnaast over- weegt hij al vroeg een groep slotzusters voor het ‘eeuwige gebed’ vrij te stellen. Daarom wordt op 8 december 1896 de congregatie van de Steyler aanbiddingszusters gesticht, Dienaressen van de Heilige Geest van de Altijddurende Aanbidding luidt de officiële naam. Zes zusters ontvangen het roze ordekleed. Twee jaar later treedt zuster Maria (Helena Stollenwerk) op bijzondere wens van Arnold Janssen van de missiezusters over naar de aanbiddings- zusters. Haar is echter niet meer veel tijd gegund. Ze overlijdt 47 jaar oud op 3 februari 1900. Pas in 1905, vijf jaar na haar dood, kunnen de eerste missiezusters naar China worden uitge- zonden.

* liturgische kerkgewaden en voorwerpen van textiel 32 Hendrina Stenmanns, sinds de overgang van Helena Stollen- werk naar de aanbiddingszusters overste van de missiezusters, drukt met vooruitziende blik haar stempel op de ontwikkeling van de orde. Bij haar overlijden in 1903 telde deze 278 zusters in Steyl, Argentinië, Togo, Nieuw Guinea, USA en Brazilië. Moeder Josefa bezit zowel een onmiskenbare zin voor praktisch-mense- lijke zaken als een natuurlijke Godsverbondenheid en vroomheid. Zij is een uitstekende leermeesteres voor toekomstige missiezus- ters. Ze is gewend om voor anderen te zorgen: op 28 mei 1852 als oudste van zeven kinderen uit een kleermakersgezin in Issum/ Nederrijn geboren, hoort ze door haar tante, een franciscaner non, al vroeg van het kloosterleven. Ze wil ook graag het klooster ingaan. Wegens de cultuurstrijd en door de dood van haar mo- eder in 1878 moet ze haar wens echter lange tijd uitstellen. Haar eerste zorg geldt dan de jongere broers en zusters. Pas als ze 32 jaar is, vindt ze haar weg naar Steyl, waar ze met Helena Stollen- werk tot het dragende fundament voor de groeiende orde en tot een lichtend voorbeeld wordt. Het is typerend voor beide medestichteressen dat ze jarenlang hun doel om missie- en kloosterzuster te worden in het oog hiel- den. Daarvoor hadden ze veel over. Ze hadden vertrouwen in hun droom, in het verlangen in hun hart om al hun krachten, hun hele leven voor het werk van de geloofsverbreiding in te zetten. Ze gingen een ongewone weg om hun ontvangen roeping mis- siezuster te worden, trouw te blijven. Zij waren in staat zich op steeds nieuwe situaties in te laten en daarin voor zichzelf de wil van God te herkennen.

“Van heiligheid – bij ons geen spoor te bekennen?” Het is heiligheid die zich ongemerkt openbaart!

33 Karl Leisner

“Waar veel schaduw is, is ook veel licht!” Men is geneigd om het bekende gezegde zo om te draaien als men zich het leven van deze jonge man voor ogen houdt. Misschien is het licht niet direct te zien, misschien bedekken machtige tijdsomstan- digheden dit licht, maar het is er en het baant zich uitein- delijk een weg.

Karl Leisner wordt op 28 februari 1915 in Rees/Nederrijn ge- boren. Zijn ouders zijn afkomstig uit Goch. Ze ver- huizen 1921 naar Kleve waar Karl Leisner 1934 zijn einddiplo- ma van de middelbare school haalt. Zijn jeugd wordt overschaduwd door de grote economische crisis, de neergang van de Duitse Weimarrepubliek en de machtsover- name door Adolf Hitler. Het openbare leven is al gelijkgescha- keld, de parlementen zijn van hun macht beroofd, vakbonden en partijen zijn opgeheven als Karl Leisner in mei 1934 zijn studie in de filosofie en theologie in Münster begint en de functie van diocesane jong sergeant eerste klasse (1934–1936) aanvaardt.

34 De diocesane jong sergeant eerste klasse staat onder speciale observatie van de Gestapo. Karl slaagt erin om in de jongerenbij- eenkomsten zoiets als enthousiasme voor Europa over te brengen. Hierover zijn aantekeningen in zijn dagboeken te vinden. Op 23 april 1938 noteert hij, nadat hij tot diep in de nacht het boek Europa van August Winnig heeft gelezen: “Ik ben sprakeloos. Ik vind bij hem wat ik op de een of andere manier alles al een keer heb bespeurd in het gebeuren van de tijd: Christus, het geheim van de kracht van Europa. Zeker het grootste, diepste en meest onnaspeurlijke. Al het andere berust op hem. Ik ben neergeknield en heb God bedankt en hem gevraagd om mij de juiste plaats in de grote samenhang van de dingen te geven. Alles is genade en roeping. Heer, waar wilt gij dat ik heen ga? Daar ga ik heen – ook in nacht en nood en leed. Ja, geef mij bevel!” Natuurlijk vindt de Gestapo iemand die zoiets schrijft, zeer verdacht.

Op zijn sterfbed zal Karl Leisner in zijn dagboek schrijven: “Tussendoor bekijk ik prachtige foto’s uit dr. Cormans Europaboek van uitgeverij Atlantis uit Zürich. Ik ben op weg, ben verbaasd en ik verheug me. Slechts één ding: jij arm Europa, terug naar je heer Jezus Christus! (Daar is je bron voor het mooiste wat je draagt.) Terug naar de frisse bronnen met goddelijke, waarachtige kracht!! Heiland, laat mij hierbij een beetje instrumentum voor u zijn, o ik smeek het u!” Doch laat ons de draad van deze levensschets weer opnemen: na twee externe semesters en de verplichte rijksarbeidsdienst keert Karl terug naar Münster, treedt april 1938 in het priester- seminarie in en wordt op 25 maart 1939 door bisschop Clemens August Graf von Galen, de 2005 zalig verklaarde ‘leeuw van Münster’, tot diaken gewijd.

35 Op 8 november 1939, de Tweede Wereldoorlog is al uitgebroken, mislukt de aanslag door de verzetsstrijder Georg Elser op Adolf Hitler. Karl – die wegens een tbc-aandoening in een sanatorium vertoeft – zegt hierover: “Jammer, dat hij* er niet bij was.” Een medepatiënt verraadt hem. De volgende dag wordt hij gearres- teerd en na een verblijf in de gevangenissen van Freiburg en Mannheim op 16 maart 1940 in concentratiekamp Sachsenhausen in ‘preventieve hechtenis’ genomen. Op 14 december 1940 belandt hij ten slotte in concentratiekamp Dachau, waar hij vierenhalf jaar tot zijn bevrijding door de Amerikanen gevangen blijft zitten.

Een kernspreuk uit zijn dagboeken luidt: “Dat is het laatste wat mijn leven zin geeft: Christus te leven in deze tijd! Christus, als gij niet bestaat, dan wil ik niet bestaan. Gij bestaat, gij leeft, neem mij aan, ik sta geheel tot uw dienst.” Karl heeft deze woor- den niet teruggenomen toen in plaats van de vervulling van zijn apostolische dadendrang de pure passie van de ziekte en van het concentratiekamp van hem werden verlangd.

Zijn medegevangenen bevestigen dat in deze zware tijd waarin het instinct tot zelfbehoud de mens zo gemakkelijk tot blind egoïsme leidt, het licht van zijn stralende onbaatzuchtigheid juist toen pas echt begon te schijnen. De kracht hiertoe putte hij, aldus zijn medegevangenen, uit zijn dagelijkse lezingen in het Nieuwe Testament, de nabijheid van het eucharistische brood en het voor- beeld van de moeder des heren, aan wie hij zich als ‘Nederrijner’ in Kevelaer en later beïnvloed door de Schönstattbeweging, een internationale geestelijke vernieuwingsbeweging in de katholieke kerk die zich o.a. tegen nationaalsocialistische idealen keerde, bijzonder toevertrouwde.

*Hitler, noot v.d. red. 36 De belangrijkste gebeurtenis in het leven van Karl Leisner is vermoedelijk de gedenkwaardige adventszondag Gaudete op 17 december 1944. Die dag wordt hij in de kapel van priester- barak nummer 26 in concentratiekamp Dachau door de Franse bisschop van Clermont, Piguet, in aanwezigheid van priesters uit meer dan 20 Europese landen in het geheim tot priester gewijd. De Europese naties bevinden zich nog in oorlog, terwijl hier als een lichtpunt in de duisternis zichtbaar wordt hoe de mensen in Europa een weg tot eenheid kunnen vinden.

Geen systeem is perfect, ook een concentratiekamp niet! Alles wat voor de wijding nodig is, wordt in het geheim het kamp bin- nengesmokkeld. Paramenten, de bisschopsstaf en de bisschops- ring worden door gevangenen gemaakt. Zijn eerste mis als pas- gewijd priester viert Karl Leisner op 26 december 1944, het feest van de heilige Stefanus, de eerste martelaar van de kerk. Daarna kan hij de mis nog slechts één keer celebreren: op 25 juli 1945, het apostelfeest van de heilige Jakobus. Deze 25 juli is ook de dag van de laatste aantekening in zijn dagboek dat hij na zijn bevrijding uit concentratiekamp Dachau heeft bijgehouden. Wat Karl Leisner ook onder alle nationaalsocialistische beulsknechten heeft moeten lijden, hij vergeeft het hun in de slotzin: “Zegen ook, Allerhoogste, mijn vijanden.” Op 12 augustus 1945 overlijdt Karl Leisner in Planegg bij München. Zijn gebeente rust “ad Sanctos” in de martelarencrypta van de dom te Xanten. “Christus, het geheim van de kracht van Europa”, zo citeert paus Johannes Paulus II Karl Leisner op 8 oktober 1988 voor 42.000 jongeren uit geheel Europa in Straatsburg om hem als voorbeeld voor ogen te houden.

37 Titus Brandsma

“Haat niet met haat beantwoorden, maar met liefde. Dit is wellicht een van de grootste beproevingen van de morele krachten van de mens”, zegt Johannes Paulus II in zijn preek ter gelegenheid van de zaligverklaring van Titus Brandsma op 3 november 1985 in Rome. Hij refereert hierbij aan berichten over de houding van deze Neder- landse karmeliet in de laatste dagen en uren voor zijn ge- welddadige dood in de ziekenbarak van concentratiekamp Dachau op 26 april 1942.

Of Titus Brandsma tijdens de vijf weken in het kamp te Dachau ook zijn lijdensgenoot, de jonge diaken en latere pries- ter Karl Leisner, heeft leren kennen, die immers slechts op een steenworp van Nijmegen en Boxmeer vandaan aan de Duitse kant van de Nederrijn woonde, is niet bekend.

Anno Sjoerd Brandsma wordt op 23 maart 1881 in Oege- klooster bij Bolsward in Friesland geboren. Zijn ouders hebben een boerenbedrijf en maken kaas. Het zijn op-en-top Friezen, aan traditie gehecht en diep katholiek. Vijf van de zes kinderen zullen in verschillende orden intreden. Alleen dochter Gatske zal trouwen en de boerderij voortzetten.

Zeventien jaar oud, doet Anno zijn intrede in het noviciaat van de karmelieten te Boxmeer en noemt zich voortaan Titus Brandsma. Na zijn priesterwijding in 1905 studeert hij aan de pauselijke universiteit, de Gregoriana in Rome en promoveert

38 1909 in de filosofie. In Nederland teruggekeerd, doceert hij eerst aan het eigen studiehuis van de karmelieten, het Filosoficum te Oss, en wordt dan aan de in 1923 opgerichte ka- tholieke universiteit van Nijmegen hoog- leraar in de geschie- denis van de naklas- sieke wijsbegeerte, fi- losofie van de geschie- denis en geschiedenis van de mystiek. Van 1932 tot 1933 is hij rector van de uni- versiteit.

Zijn belangstelling gaat vooral naar de mystiek uit. Titus Brandsma’s verzameling mystiek-religieuze geschriften omvat meer dan 70.000 gefotografeerde pagina’s die later allemaal in de oorlog worden vernield. Hij vertaalt de werken van de heilige Theresia van Avila en houdt zich voornamelijk bezig met de moderne devotie van Geert Groote, Thomas a Kempis e.a. Samen met andere collega’s richt Titus Brandsma Ons Geestelijk Erf op, een tijdschrift gewijd aan de studie van de spiritualiteit in de Nederlanden. Hij stimuleert de verering van de heilige Bonifatius en zet zich mede in voor de bouw van een Bonifa- tiuskapel in Dokkum, de plek waar de heilige op 5 juni 754 door de toen nog heidense Friezen werd vermoord.

39 Titus Brandsma helpt bij de herleving en stabilisering van de Duitse provincie van de orde van de karmelieten in Bamberg en concreet bij de heropening van het klooster in Mainz 1924. Twee keer bezoekt hij Therese Neumann, de beroemde gestig- matiseerde, in Konnersreuth en schrijft hierover.

De orde stuurt hem in 1935 naar de USA om daar lezingen te houden en kloosters van de orde te bezoeken. Vlak voor zijn vertrek benoemt de aartsbisschop van Utrecht, mgr. De Jong hem tot geestelijk adviseur van de Nederlandse katholieke journalistenvereniging waar journalisten van meer dan 30 ka- tholieke persbladen lid van zijn. In die hoedanigheid treedt hij al in de jaren dertig openlijk op tegen het nationaalsocialisme en antisemitisme en stelt de dictatuur in het buurland aan de kaak. Na de bezetting van Nederland door Duitse troepen in 1940 wordt pater Titus op de ‘zwarte lijst’ gezet en in het ver- volg zeer nauwlettend door de Gestapo in het oog gehouden.

De katholieke bisschoppen in Nederland laten steeds weer waarschuwend hun stem horen. Al op 26 januari 1941 hebben ze verklaard dat alle katholieken die het naziregime ondersteunen, geëxcommuniceerd zijn. Nu gaat het erom dat de katholieke dagbladen geen gehoor moeten geven aan de nieuwe wet en geen reclame en propaganda van de met de Duitse bezetters collaborerende Nationaalsocialistische Beweging moeten gaan afdrukken. Op 30 december 1941 heeft Titus Brandsma een ge- sprek met de aartsbisschop van Utrecht. Hij neemt de taak op zich om de uitgevers en chefredacteurs persoonlijk te bezoeken en dit directief aan hen over te brengen. Veertien uitgevers kan

40 hij bezoeken tot hij op 19 januari 1942 in Nijmegen door de geheime politie wordt gearresteerd.

“Pater Titus Brandsma dient wegens systematische voorbe- reiding van een tegen de Duitse bezettingsautoriteiten gerichte oppositionele beweging onmiddellijk gearresteerd en naar een concentratiekamp gebracht te worden”, zo luidt het arrestatie- bevel. Hij komt in de gevangenis van Scheveningen terecht en wordt opgesloten in cel 577 van het ‘Oranjehotel’– zoals de ge- vangenis in de volksmond heet wegens de vele Nederlandse verzetsstrijders die daar vastzitten. Hier schrijft hij zijn in Nederland zeer populair geworden gedicht over zijn eenzaam- heid en zijn beleving van de goddelijke aanwezigheid. Hier be- gint hij ook met een biografie over Theresia van Avila, die hij bij gebrek aan papier op de randen van het boek ‘Jezus’ van Cyril Verschaeve schrijft. Intussen is hij naar het politiedoorgangs- kamp Amersfoort gebracht. Daar houdt hij op Goede Vrijdag, 3 april 1942, een voordracht voor zijn medegevangenen over Geert Groote en de zin van het lijden van Christus en de mens. Na een hernieuwd verblijf van drie weken in het ‘Oranjehotel’ wordt hij op 16 mei naar Kleve verplaatst en daar veroordeeld. “Hij denkt het christendom tegen het nationaalsocialisme te moeten beschermen” verklaart de rechter. Op 13 juni vertrekt het transport naar concentratiekamp Dachau waar hij op 19 juni aankomt. Daar wordt hij steeds weer tot bloedens toe geslagen en mishandeld. Aan hem, die aan een chronische nierkwaal lijdt, worden biologische experimenten gedaan. Op 26 juli om 14 uur wordt hij door een injectie met gift gedood.

41 Karel Houben

Er zijn zo veel wegen naar God als er mensen zijn die op zoek naar God gaan. In de kerk bestaat een grote verschei- denheid aan charisma’s. Hier wijst de apostel Paulus in de brief aan de Korintiërs op (1 Kor. 12:4-11). Iedere genade- gave “wordt geschonken tot welzijn van anderen”.

Karel Houben straalt een uitzonderlijk charisma uit. Het wijst rechtstreeks naar Christus. “Want Hij (Christus) genas er velen, zodat allen die een kwaal hadden, op Hem aandrongen om Hem aan te raken.” (Mc. 3:10). In deze navol- ging staat Karel Houben. Hij handelt als afgezant van de goddelijke barmhartigheid of beter ge- zegd: door hem handelde en handelt ook nu nog de goddelijke barm- hartigheid zelf.

De grote heiligen tussen Rijn en Maas die wij tot nu toe in deze brochure hebben beschreven, waren daadkrachtige personen die midden in de controversen van hun tijd stonden. Bij Karel Houben

42 liggen de dingen echter heel anders.

Op 11 december 1821 wordt Joannes Andreas Houben, zo luidt zijn burgerlijke naam, als vierde van elf kinderen uit een molenaarsgezin in Munstergeleen geboren. Door het contact met de jonge kapelaan Henricus Göbbels groeit geleidelijk de wens in hem priester te worden. Eerst moet hij in het leger, maar na drie maanden actieve dienst kan hij weer naar huis omdat zijn vader hem vrijgekocht heeft. In die tijd hoort hij voor het eerst van de passionisten.

Na afloop van zijn tijd als reservist is hij eindelijk vrij om dat te doen waarover hij zo lang nagedacht en waarvoor hij gebeden heeft: op 5 november 1845 doet hij zijn intrede bij de passioni- sten. Hij neemt de kloosternaam Karel van Sint Andries aan. Bij zijn priesterwijding vijf jaar later kan er niemand uit zijn fami- lie aanwezig zijn, ook niet zijn jongere broer Peter , die intussen in het diocesane priesterseminarie is ingetreden. Dat is moeilijk voor de jonge Karel, die altijd een familiemens is geweest. Wat hij nog niet weet: hij zal niemand uit zijn familie terugzien.

In 1852 wordt pater Karel naar Engeland uitgezonden. Daar waren de passionisten twaalf jaar nadat de katholieke kerk weer was toegelaten, met hun werk begonnen. Doch Engeland is voor hem slechts een doorgangsstation. Op 9 juli 1857 zet Karel voor het eerst voet op Ierse bodem. Enkele maanden ervoor was Mount Argus, het eerste klooster van de passioni- sten, in een oud, verwaarloosd fabriekscomplex niet ver van Dublin geopend. De passionisten delen hier het lot van de arme

43 bevolking: ondervoeding, uitputting, armoede. In zijn gebed en in de meditatie van het lijden van Jezus voelt Karel zich intensief met Jezus en met deze mensen verbonden. Hier breekt voor de eerste keer zijn bijzondere charisma door: een moeder brengt haar twaalfjarige jongen die verlamde benen heeft, naar pater Karel opdat hij hem zegent. “Groot was mijn verbazing”, zo be- richt pater Sebastian Keens, een medebroeder van Karel, “toen ik ineens de jongen genezen voor het klooster zag lopen”. De faam van pater Karel verspreidde zich snel. Velen komen en vragen hem om zijn zegen. Hij wordt naar zieken geroepen en steeds vindt hij woorden van aanmoediging en troost. Veel mensen die zich bij ziekte en in geestelijke nood tot hem wen- den, berichten over buitengewone ervaringen en genezingen.

Weldra ontstond echter ook weerstand. Een arts verwijt hem in een lezersbrief een kind van medische verzorging afgehouden en daardoor zijn gezondheidstoestand geruïneerd te hebben. Het verwijt is niet terecht, maar baart toch onrust en opzien. Ook gehaaide zakenlieden mengen zich onder de hulpzoeken- den die voortdurend bij pater Karel voorspreken. Ze verkopen in de dorpen water in flessen en kruiken dat zogenaamd door pater Karel is gezegend.

De toeloop van mensen is zo groot dat pater Karel volledig overwerkt raakt. De kloosteroversten sturen hem daarom in de zomer van 1866 naar Engeland. Maar ook hier wordt pater Karel dag en nacht naar zieken geroepen, hij deelt de sacramenten uit, blijft tot ‘avonds laat in de biechtstoel, geeft catechismusles en preekt. Steeds weer komen er mensen uit Ierland over om hem te spreken en om door hem gezegend te worden.

44 In 1874 keert Karel weer terug naar Mount Argus. Dit wordt al gauw bekend en dagelijks komt een niet aflatende stroom zieke en lijdende mensen naar hem toe. Ondanks een ernstige beenkwaal als gevolg van een ongeval, loopt hij tot 100 keer per dag de 59 treden van de trap af om bezoekers te zegenen en met hen te praten. Aan het eind van zijn krachten, let hij niet op zijn gezondheid in zijn dienst aan de armen en zieken. Ook zijn plicht om aan het koorgebed mee te doen, vervult hij stipt tot aan het einde toe. Zijn laatste mis viert hij op 8 december 1892, het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Daarna is hij te zwak om zijn kamer te verlaten. Hij overlijdt op 5 januari 1893.

Wat is er nu zo bijzonder aan hem? Het is het feit dat hij in voortdurend gesprek met God was, zo berichten het zijn mede- broeders. Het gebed en zijn volledige overgave aan de godde- lijke wil maakten Karel Houben tot een persoonlijkheid waar- door de goddelijke genade naar de lijdenden kon stromen. Niet zijn uiterlijk werkzaam-zijn als zegenende priester maakte hem tot een heilige: dit werkzaam-zijn was enkel het gevolg van een buitengewone vervulling van de wil van God alsook van zijn diepe eenheid met God en het lijden van Christus. Niet alle zieken werden na de zegen van Karel lichamelijk gezond; evenals ook Christus niet iedereen genas die naar hem toe kwam. Velen hielp hij echter om hun kruis beter en dapperder te dragen. De boodschap van de heilige Karel Houben is dat leed en pijn – uit de geest in navolging van Christus gedragen – niet zinloos zijn.

45 Edith Stein

“Teresia Benedicta a Cruce”, schrijft Johannes Paulus II in zijn motu proprio (een apostolische brief) van 1 oktober 1999 waarin hij Edith Stein tot medepatrones van Europa verklaart, “sloeg met haar hele bestaan als filosofe, mystica en martelares een brug tussen haar Joodse wortels en de verbondenheid met Christus. Ze deed dit doordat ze met feilloze intuïtie in dialoog stond met het moderne filoso- fische denken en doordat ze ten slotte door haar marte- laarschap in de vreselijke en beschamende Shoah als het ware de gronden uitschreeuwde die voor God en de mens pleiten. Zo is zij een symbool van menselijk, cultureel en religieus pelgrimschap geworden dat de diepe kern van de tragedie en de hoop van het Europese continent belichaamt. (...) Alles in haar drukt de pijn van de zoektocht en de last van het existentiële pelgrimschap uit. Ook nadat ze in de vrede van het contemplatieve leven bij de waarheid was aangekomen, moest ze het geheim van het kruis tot het laatste toe ervaren.”

Vier leidmotieven vallen op in deze zinnen van de paus, die Edith Stein op bijzondere wijze karakteriseren: vrouw, jodin/ atheïste/christen, filosofe/mystica en martelares. Edith wordt als laatste van elf kinderen op 12 oktober 1891 geboren in een joods koopmansgezin te Breslau. De moeder neemt na het plotselinge overlijden van de vader de leiding over van de zwaar met schulden belaste houthandel. Ze is een

46 sterke, dappere en verstandige vrouw die diep verbonden is met het joodse geloof. Haar kinderen laat ze de nodige vrijheid, maar bij haar thuis worden de joodse rituelen en gebruiken geleefd. Reeds in haar jeugd gaf Edith blijk van een bijzondere intellectuele begaafdheid. Op de leeftijd van dertien jaar besluit ze te stoppen met bidden; tot haar eenentwintig- ste blijft ze atheïste. Na het eindexamen van de middelbare school laat ze zich in 1911 aan de univer- siteit van Breslau in- schrijven voor de vak- ken germanistiek en ge- schiedenis. Ze wil lerares worden. Uit belangstelling volgt ze bovendien filosofische en psychologische colleges. Maar de psychologie stelt Edith diep teleur. Op haar vraag: ‘Wat kenmerkt de mens?’ heeft deze nog prille wetenschap geen adequaat antwoord. Haar docenten herleiden alle psychi- sche opwellingen tot eenvoudige zintuiglijke waarnemingen. Het is in die tijd dat ze het werk Logische onderzoekingen van de Göttingse filosoof Edmund Husserl in handen krijgt, een werk dat radicale kritiek uitoefent op het moderne scepticisme. De door Husserl toegepaste methode van de fenomenologie (leer van de verschijnselen) elektriseert de studente Edith en

47 laat haar niet meer los. Ze verhuist in 1913 van Breslau naar Göttingen en wordt daar in het instituut van Husserl opgeno- men. De “onvoorwaardelijke radicaliteit” van fenomenologische vraagstellingen, de vordering om alle meegebrachte vooroor- delen uit te schakelen, passen precies bij Ediths verlangen tot de kern van de menselijke persoon door te dringen en het we- zen van de zielsrealiteit te leren kennen, schrijft haar biograaf Christian Feldmann. Wat is werkelijkheid? Wat is waarheid? Deze vragen zullen haar niet meer loslaten. Ze breiden zich uit tot een zoektocht naar de onverwoestbare realiteit, naar het eeuwige zijn: is God waarheid?, is God werkelijkheid? “Eindig en eeuwig zijn”, noemt Edith haar filosofisch hoofdwerk later. Door de ontmoeting met Max Scheler gaat er voor haar een nieuwe wereld open, de “wereld van waarden”. “Ze leidde mij nog niet naar het geloof”, schrijft Edith later. “Maar ze openbaarde mij een gebied van ‘fenomenen’ waaraan ik nu niet meer blind voorbij kon gaan. (...) De grenzen van de rationalistische voor- oordelen waarbinnen ik zonder het te weten was opgegroeid, vielen weg en plotseling stond de wereld van het geloof voor mij. (...) Deze worsteling om duidelijkheid speelde zich nu met veel pijn in mij af en liet me dag en nacht niet tot rust komen. (...) Het was voor de eerste keer in mijn leven dat ik voor iets stond wat ik niet met mijn wil kon afdwingen”, beschrijft Edith haar zielstoestand in die tijd. Maar ook praktische ervaringen leiden haar tot het geloof. Bijvoorbeeld de religieuze getuigenis van de vrouw van haar collega Adolf Reinach, die 1917 in de oorlog sneuvelt en wiens filosofische nalatenschap Edith moet ordenen. Edith verwacht een verbitterde weduwe, beleeft echter een sterk gelovige vrouw die haar laat zien dat liefde ook tot over de dood reikt.

48 Het gesprek met de weduwe slaat als een bliksem in; Edith is nog niet tot geloof gekomen, maar ze geeft voor zichzelf toe dat ze vurig wenst te kunnen geloven. Ze begint in het Nieuwe Testament te lezen. De ontmoeting met het christendom is voor Edith geen aan- leiding om haar joodse wortels af te zweren, maar leidt er in tegendeel toe die in hun hele volheid opnieuw te ontdekken, wat haar echter niet onbegrip aan de kant van haar familie be- spaart. Onuitsprekelijk verdriet bereidt haar de afkeuring van haar moeder wegens haar overgang tot het katholicisme na de doop van Edith op 1 januari 1922 in Bad Bergzabern. Al daarvoor voelt ze zich tot het kloosterleven aangetrokken. Haar geestelijk raadsman acht de tijd hiervoor echter nog niet rijp. Daarom neemt ze in 1922 een baan aan als lerares Duits aan het meisjesgymnasium van de dominicanessen van St.-Magda- lena in Speyer, die ze tot 1932 heeft. Naast het lesgeven ontplooit Edith veel werkzaamheden op sociaal gebied. Tevens zet ze zich actief, bijna strijdlustig in voor een vrouwvriendelijk beleid in de maatschappij. Indringend zijn haar geschriften waarin ze de rijkdom van het vrouw-zijn en de missie van de vrouw vanuit een menselijk en religieus gezichts- punt onderzoekt. Rond 1930/31 onderneemt ze een nieuwe poging zich te habiliteren, die echter weer mislukt. In het voor- jaar van 1932 neemt ze ten slotte het aanbod voor een baan aan het Duitse Instituut voor wetenschappelijke pedagogiek in Münster aan, waar ze een docentschap voor vraagstukken op het gebied van vrouwen- en meisjesonderwijs aanvaardt. Na de machtsovername door de nationaalsocialisten zijn de dagen van de jodin en strijdster voor vrouwenemancipatie in Münster snel geteld. Nu is de weg voor haar vrij: op 14 oktober

49 1933 doet Edith haar intrede in de Karmel te Keulen en heet voortaan Teresa Benedicta a Cruce. In de teruggetrokkenheid van het klooster met zijn intensieve dag- en werkrooster neemt de novice ook verder iedere kans waar om haar filosofi- sche en schrijverswerkzaamheden voort te zetten. Doch er was geen ontkomen aan de gebeurtenissen in de buitenwereld. Na de Rijkskristalnacht vlucht Edith naar de Karmel in Echt/Neder- land. In 1940 trekt het Duitse leger Nederland binnen. Als op 11 en 26 juli 1942 de Nederlandse bisschoppen openlijk protesteren tegen de deportaties van joden, reageren de nationaalsocialis- ten hierop met de deportatie van ook katholieke joden. Edith Stein wordt op 2 augustus 1942 gearresteerd en op 7 augustus 1942 gedeporteerd naar het concentratiekamp Auschwitz. Daar komt ze op 9 augustus aan en wordt waarschijnlijk on- middellijk erna in de gaskamers gedood.

50 Plaatsen waar heiligen en zaligen vereerd worden

Xanten De naam Xanten, afgeleid van ad Sanctos, d.w.z. ‘naar de heiligen’, wijst op een oude, uit oerchristelijk-Romeinse tijd stammende bedevaarttraditie. Centrum van de stad is het St.-Victorstift, de dom, tussen 1263 en 1517 gebouwd, met laatromaanse koorhal en rijk uitgerust met talrijke altaren en gotische altaarstukken. In de crypte bevinden zich twee grafsteden uit de Romeinse tijd, drie graven van martelaren uit de nationaalsocialistische tijd, de zalige Karl Leisner, Gerhard Storm en Heinz Bello, en in steenblokken ingesloten aarde uit drie concentratiekampen. Aan de ingangspoort naar de ringmuur van de dom ligt de cel van de heilige Norbert. Xanten is met zijn historische stadskern rondom de dom, met marktplein en stadsmuur zowel in spiritueel als historisch- toeristisch opzicht een ‘zwaargewicht’ in de regio. In het noor- den van de stad ligt het archeologische park Colonia Ulpia Traiana, een Romeins legerkamp met veel – deels weer opge- bouwde – gebouwen.

Goch De stad Goch is de geboorteplaats van de heilige Arnold Janssen. De driebeukige gotische baksteenkerk St.-Maria Mag- dalena is zijn doopkapel en sinds 2005 als bedevaartskerk door de kerk erkend. In de in 1982 gewijde Arnold Janssenkerk staan de originele

51 doopvont, het altaar waar de heilige in Steyl de mis heeft ge- vierd en een marmerblok met een relikwie van hem. Het geboortehuis van de heilige Arnold Janssen is als mu- seum ingericht. De begraafplaats van Goch herbergt nog het graf van de ouders van Arnold Janssen. In het internaat Gaes- donck zijn er verschillende verwijzingen die aan de beroemde leerling herinneren.

Steyl/Venlo Het kloosterdorp Steyl was de plaats waar de heilige Arnold Janssen leefde en werkte. Hier stichtte hij 1875 zijn eerste missiehuis. De drie kloosters van de missionarissen van Steyl, van de missiezusters en de aanbiddingszusters zijn evenals de uitgebreide parken en tuinen met hun grotten in architectuur en tal van sierende details vervuld van de spiritualiteit en theo- logie van de kloosterstichter. Het missiemuseum is wat de pre- sentatie aangaat zelf een unicum. De sterfkamer van Arnold Janssen met de originele meubels is behouden gebleven, de werkkamer dient nu als gebedsruimte. De heilige zelf is bijgezet in een bronzen sarcofaag in de onder- kerk van St.-Michaël. In de kerk van de missiezusters bevindt zich het graf van de beide medestichteressen, de zalige Helena Stollenwerk en de zalige Hendrina Stenmanns. Ook de kapel van de aanbiddingszusters is open voor bezoekers. Zowel de missionarissen in het missiehuis St.-Michaël als de missiezusters in het Heilig Hartklooster beschikken over een eigen gastenvleugel en bieden het hele jaar door een veelzijdig geestelijk programma aan.

52 Issum In de geboorteplaats van de zalige Hendrina Stenmanns kan men op de ‘Moeder Josefawegen’ wandelen, bijv. van het ou- derlijk huis naar de St.-Nicolaaskerk, waar het originele doop- vont en een reliekschrijn van de zalig verklaarde Hendrina Stenmanns staan.

Echt In Echt is de herinnering aan de heilige Edith Stein tastbaar aanwezig in het stadsbeeld. De Nederlandse stad was haar laatste toevluchtsoord voordat ze door de nazi’s naar Auschwitz werd gedeporteerd. Aan de gevel van de Karmel in de Bovenste- straat 48 is een gedenkplaat aangebracht, daarnaast ligt de kapel van het klooster. Op het kerkplein aan het eind van de straat komt de bezoeker een monument van Edith Stein tegen, en in de parochiekerk is een zijaltaar gewijd aan de heilige pa- trones van Europa.

Nijmegen In de geboorteplaats van de heilige Petrus Canisius herinnert maar weinig aan deze grote kerkleraar. Een gedenksteen mar- keert de plaats waar zijn geboortehuis heeft gestaan. Zijn wan- delstaf en schoenen worden als relikwieën in de jezuïetenkerk bewaard en in het museum bevindt zich een origineel portret dat hem als jongen toont. De nagedachtenis aan de zalige Titus Brandsma wordt door de karmelieten in ere gehouden. De voormalige St.-Jozefparo- chiekerk is in 2004 omgedoopt tot Titus Brandsma Gedach- teniskerk en hoort nu bij het nieuwe karmelietenkloosterj. De karmelieten onderhouden daar een spiritueel centrum in de

53 geest van de mystiek van Titus Brandsma en bieden een om- vangrijk spiritueel programma aan.

Kleve In de stifts- en proosdijkerk St.-Maria Hemelvaart worden in een zijkapel Karl Leisner, Titus Brandsma en andere verzets- strijders tegen het nationaalsocialisme herdacht. In het ouder- lijke huis van Karl Leisner in de Flandrische Strasse 11 is een ontmoetingscentrum ingericht. Aan de gevangenis is een ge- denkplaat aangebracht die aan de zalige Titus Brandsma herin- nert die hier voor zijn deportatie naar het concentratiekamp Dachau gevangen heeft gezeten.

Munstergeleen Aan de rand van het dorp in de gemeente Sittard-Geleen is in het geboortehuis van de heilige Karel Houben een kapel aan hem gewijd. Geboortehuis en kapel worden door de Neder- landse passionisten onderhouden.

Roermond In de St.-Christoffelkerk bevindt zich de St.-Jacobskapel met de grootste relikwie van de heilige Jacobus buiten Santiago de Compostela (een been van de onderarm – die inderdaad in Santiago ontbreekt).

Smakt In dit stadsdeel van Venray staan de drukbezochte St.-Jozef- kapel uit het jaar 1699 en een pelgrimshuis waar bezoekers kunnen verpozen.

54 Süchteln De heilige Irmgard wordt als stadpatrones vereerd. Centrum van de Irmgardisverering is de Irmgardiskapel op de Heiligenberg. Hier vindt op 4 september of op de zondag na de 4de september het zogeheten Irmgardisoctaaf plaats. Hoogtepunt van de viering is de Irmgardisprocessie waarbij de reliekschrijn met beenderen van de heilige Irmgard van de parochiekerk St.-Clemens langs een kruisweg met knievalstaties naar de Irmgardiskapel op de Heiligen- berg wordt gedragen

Sonsbeck Sinds 1759 is de bedevaart naar de heilige Gerebernus gedocu- menteerd. De kerk heeft een bijzonderheid: een kruipaltaar!

Andere spirituele plaatsen die voor het publiek openstaan

Kempen In Kempen zetten de Thomasvereniging, de Thomasstichting en het Thomasarchief in het cultuurforum Franciscanenklooster zich in om het aandenken aan de grootste zoon van de stad levendig te houden. In het centrum van de grotendeels behouden gebleven oude binnenstad herinneren een plaquette op de plaats van het geboortehuis en een monument aan Thomas van Kempen. In de naburige proosdijkerk staat nog het originele doopvont. In het museum voor Nederrijnse sacrale kunst neemt een schrijn met relikwieën van de heilige Thomas a Kempis een ereplaats in. Er bestaat verband met de heilige Arnold Janssen die 1874 kape- laan bij de ursulinen werd en in Kempen het eerste nummer van zijn tijdschrift Kleine bode van het Heilig Hart van Jezus uitgaf. In 1995 werd in de Mülhauserstrasse een Arnold Janssenkapel gebouwd.

55 Sint Odilienberg, ten zuidoosten van Roermond, met een basiliek uit de 11de eeuw, is een schilderachtig dorp op een heuvel gelegen.

Kloster Kamp, ten noorden van Kamp-Lintfort Deze oude cisterciënzerabdij werd tot 2002 door karmelieten be- woond. Thans huisvest het klooster een geestelijk-cultureel centrum.

Wissel, ten noorden van Kalkar Stiftskerk St.-Clemens, een juweel van romaanse bouwkunst in de regio uit het midden van de 12de eeuw.

Het ‘Betklösterchen’ (bidkloostertje) in Uedem De contemplatieve zusters hebben zich in een kleine, nieuw ge- bouwde vleugel teruggetrokken en het hoofdgebouw overgelaten aan de Congregatie van de Zaligsprekingen, een nieuwe katholieke orde. Gasten, hetzij alleen of in groepen, zijn welkom.

Mönchengladbach In het munster St.-Vitus op de abdijberg staat de avondmaalschrijn met een stuk stof als relikwie en andere soorten relikwieën die als van de avondmaaltafel van Jezus stammend vereerd worden. Iedere zeven jaar wordt het doek aan de gelovigen getoond. De Mönchen- gladbachse bedevaart is sinds de 15de eeuw gedocumenteerd.

Heiligelandstichting bij Nijmegen Het Bijbels openluchtmuseum – museumpark Orientalis brengt het culturele en dagelijkse leven van het Nabije Oosten in beeld. Centraal hierbij staan vooral de religieuze werelden van het jodendom, het christendom en de islam in vorm van huis- en straatensembles. Ze worden in workshops en met animaties tot leven gewekt. 56 Mariabedevaartplaatsen in de regio tussen Rijn en Maas

Kevelaer, sinds 1642 Mariabedevaartplaats, is de belang- rijkste spirituele plaats aan de Nederrijn. Ieder jaar trekken meer dan 800.000 bedevaartgangers naar het genadebeeld van de Troosteres der bedrukten in de zeshoekige genadekapel op het kapelplein. Rondom het heiligdom zijn de kaarsenkapel (1643-45), de Mariabasiliek (1859-64), de biechtkapel, de sacramentskapel en het priesterhuis gegroepeerd. Samen met de mooie gevels van de burgerhuizen vormen ze een harmonisch historisch en- semble.

Relikwieën en afbeeldingen van heiligen zijn voornamelijk te vinden in de heiligengang van de biechtkapel, aan de deuren van de basiliek alsook in en op het altaar van het forum Pax Christi. De priesterwijding van Karl Leisner in concentratiekamp Dachau is in het ‘portaal der verzoening’ van de Mariabasiliek weergegeven.

Het clarissenklooster en de kloosters van de clemenszusters, van de voorzieningszusters en van de zusters van de Gemeenschap van het Lam getuigen evenals de broedergemeenschap van de canisianen van de sterke aanwezigheid van een kloosterlijk-con- templatief leven in de stad. Een kruisweg van ca. 1.2 km lengte met 15 staties, een meditatieweg met kunstwerken van Bert Gerresheim tussen de St.-Antoniuskerk en de Mariabasiliek, de orthodoxe Johanneskapel met haar iconostase in de Amsterdamer Strasse en een Arke Noë-bron op de Luxemburger Platz zijn een bezoek waard.

57 Het Nederrijnse museum voor volkskunde en cultuurgeschie- denis in de Hauptstrasse geeft een levendig beeld van leven en geschiedenis van de hele regio.

Aengenesch (aan de es) in de driehoek van Geldern/Is- sum/Kapellen. Sinds 1431 Mariabedevaartsoord met een kerk in laatgotische stijl en met een barokke puntgevel. Hier wordt het genadebeeld van de Moeder der Smarten vereerd.

Marienbaum, tussen Kalkar en Xanten gelegen, is ook thans nog een plaats met een levendige regionale bedevaart- traditie. De bedevaartsgeschiedenis begint in het jaar 1430 als volgens de sage een verlamde herder in de kroon van een trap- vormige eik een Mariafiguur ontdekt en daarna gezond wordt. Er zijn talrijke kostbare kunstwerken in de kerk. Op het kerkhof- terrein is een kruisweg te vinden. Het kleine museum is slechts na afspraak met de pastorie toegankelijk.

In Ophoven bij Viersen staat de parochie- en bedevaartskerk St.-Maria Hemelvaart, een voormalige romaanse kloosterkerk uit de tweede helft van de 12de eeuw. Het rond 1700 verbouwde sacrale kleinood herbergt een aantal kostbaarheden.

Birgelener Pützchen, een bedevaartskapel met een genadebeeld van de Moeder der Smarten en de Willibrordus- bron. In de volksmond wordt verteld dat het water uit de bron vooral oogkwalen geneest. Het Birgelener Pützchen trekt sinds 1718 pelgrims en wandelaars aan. Het ligt idyllisch in het bos tussen Wassenberg en Birgelen. Langs de weg van Birgelen naar de kapel staat een boskruisweg.

58 Tienraij – ook Klein Lourdes genoemd. Al in het jaar 1440 wordt hier Maria vereerd als troosteres der bedrukten. Op initia- tief van pastoor Maessen groeide het kleine dorp vanaf 1874 uit tot een bedevaartsoord. In 1877 ontving Tienraij van paus Pius IX dezelfde geestelijke privilegiën als Lourdes, wat de toe- stroom van pelgrims nog meer bevorderde. Ook de heilige Arnold Janssen deed met zijn missieleerlingen een bedevaart hierheen. De oude kapel werd afgebroken en vervangen door een grote hallenkerk waarin ook de grot van Lourdes getrouw naar het origineel is gebouwd. Een buitenkruisweg in de buurt van de kerk en een weg ter aanschouwing van de Zeven Smarten van Maria zijn rondom het kerkhof aangelegd. Voor de bedevaarts- groepen staan een parochiezaal direct naast de kerk en een klein hotel-restaurant voor een bijprogramma ter beschikking.

De Mariabedevaartskapel van Genooi (gemeente Venlo) was oorspronkelijk in 1631 als kopie van de kapel van Loreto gebouwd. Dit is echter na diverse verbouwingen en uit- breidingen, voor het laatst in 1917 door de architect Pierre Cuypers, nu nauwelijks nog te zien. Het genadebeeld van de Moeder Gods van Genooi stamt ongeveer uit 1630. Naast de kapel staat een schuur die in het kader van een sociaal project met geestelijke gehandicapten verbouwd is tot een rustplaats voor bedevaartgangers die hier kunnen vertoeven.

De Kapel Onze Lieve Vrouw in ‘t Zand bij Roer- mond is een van de drukst bezochte bedevaartskerken in Ne- derland. Alles begon met de wonderbaarlijke vondst van een Mariabeeld door een Poolse edelman die daar als herder en kluizenaar leefde. In de zijkapel is de ontstaansgeschiedenis op

59 keramische tegeltjes afgebeeld. De eerste kapel dateert van 1418. De huidige bedevaartskerk stamt voor het grootste deel uit 1896 en is door de redemptoristen gebouwd die de - vaartplaats onder hun hoede hebben. Zij bieden een omvang- rijk spiritueel programma aan, o.a. zogenoemde kapeldagen, dat voor pelgrimsgroepen ook individueel samengesteld kan worden.

In Ginderich (deelgemeente van Wesel aan de linkerkant van de Rijn) wordt geprobeerd om de sinds de 12de eeuw ge- documenteerde bedevaart naar het genadebeeld in de kerk Maria Hemelvaart te doen herleven. Deze bedevaart werd wegens een in het jaar 1640 uitgevaardigd verbod door de keurvorst van Brandenburg sindsdien niet meer gehouden.

60 Jezus- of drievuldigheids- bedevaartsplaatsen

De regio tussen Rijn en Maas heeft twee van dit soort bedevaartsplaatsen: aan de Duitse kant vlakbij de grens de stad Kranenburg en de gemeente Boxmeer aan de Maas aan de Nederlandse kant.

Kranenburg De huidige laatgotische bedevaartskerk St.-Petrus en Paulus uit de 15de eeuw heeft in een stenen torentje een houten corpus, het “Kranenburgse kruisheiligdom”. Het is het oudste kruisheiligdom – niet het oudste kruis – dat wordt vereerd door de gelovigen in het gebied tussen Rijn en Maas. Ook de heilige Arnold Janssen is aan een kant van de stenen reliek afgebeeld. Ter gelegenheid van het 500ste jubileum in 1808 kreeg Kranenburg bovendien een kruisrelikwie – een splinter uit het kruis van Golgota, ingesloten in een zegenkruis. Sindsdien wordt hiermee de kruiszegen gegeven. Daarnaast bezit de kerk waar- devolle kunstschatten: bijvoorbeeld de Kranenburgse levens- boom, een moderne plastiek ter herinnering aan de 65.000 oorlogsslachtoffers die 1945 bij heftige gevechten rondom het Reichswald de dood vonden. In de stadskern van Kranenburg zijn nog meer bezienswaar- digheden te vinden: het museum Katharinenhof met een collectie religieuze kunstwerken van de Keulenaar Kasimir Hagen uit de 18de en 19de eeuw alsook moderne kunst (een zaal is aan Joseph Beuys gewijd), de Mühlenturm (volkskundige

61 collectie) en de Stadtscheune (oude ambachten). In Kranen- burg bevindt zich tevens het Duitse informatiecentrum van het 21.000 ha grote grensoverschrijdende natuurreservaat De Gelderse Poort. De bedevaartskalender geeft een overzicht van alle bede- vaarten in het jaar. Hoogtepunt is het kruisfeest als het kruis op de zondag na het feest van de Kruisverheffing op 14 sep- tember wordt rondgedragen.

Boxmeer De parochiekerk St.-Petrusbasiliek (basilica minor) heeft een Heilig-Bloedrelikwie. Haar geschiedenis gaat terug tot het jaar 1400. Een priester twijfelde tijdens de consecratie aan de ver- andering van het brood en de wijn in het lichaam en bloed van Christus. Toen zou de kelk met bloed zijn overgelopen. In de kostbaar gesmede zilveren reliekschrijn uit het jaar 1656 wordt het met bloed bevlekte kelkdoek bewaard. De reliekschrijn staat in een kleine kapel, rechts van de hoofdingang. De huidige kerk is in 1951/52 als baksteenbouw nieuw gebouwd. Ieder jaar wordt er op de zondag na Sacramentsdag (14 dagen na Pink- steren) een bloedprocessie gehouden.

62 Copyright afbeeldingen

Cover: © Pixelio.de/KlausM, © IKLK-Archiv, Pagina 25: © SVD · SSpS © SVD · SSpS, Pagina 30: © SVD · SSpS Pagina 5: www.kartengrafik.de Pagina 34: © IKLK-Archiv Pagina 6-7: © KNA-Bild, © Edith Stein Archiv · Pagina 39: © KNA-Bild Karmel Maria vom Frieden, © Steyl-Archiv · Kempen Pagina 42: © Postulatie generaal passionisten · Rome Pagina 11: © KNA-Bild Pagina 47: © Edith Stein Archiv · Karmel Maria Pagina 15: © Steyl-Archiv · Kempen vom Frieden Pagina 20: © KNA-Bild

Bronnen

Norbert von Xanten www.steyl.eu www.opraem.de/nl www.steyler-missionarinnen.de www.kathpedia.com www.worldssps.org www.en.wikipedia.org/wiki/Norbert_of_Xanten Karl Leisner Thomas a Kempis Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon Thomas-Verein Kempen e.V. (www.bautz.de/bbkl/) www.karl-leisner.de Petrus Canisius Otto Pies, Stephanus heute, St. Benno-Verlag, 1962 www.jesuiten.org Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon Titus Brandsma (www.bautz.de/bbkl/) Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon (www.bautz.de/bbkl/) A. Janssen/H. Stollenwerk/H. Stenmanns www.carmelnet.org/titus Stefan Üblackner SVD, Arnold Janssen – www.titusbrandsmainstituut.nl Ein Leben im Dienste der Weltkirche, Nettetal 2003 Gabriele Hölzer SSpS, Helena Stollenwerk – Karel Houben Eine Frau im Aufbruch, Nettetal 1995 Paul Frencis Spencer, Het Leven van de zalige Gabriele Hölzer SSpS, Hendrina Stenmanns – Karel van Mount Argus, 1988 Eine Frau unter Gottes Segen, Venlo 2008 Udo Haltermann, Die Mission des guten Herzens, Edith Stein in 2/85 Geist und Auftrag, Sondernummer Johannes Paul II., Motu Proprio 1.10.1999 Lebensbild von Mutter Josefa Stenmanns, Steyl 1985 Christian Feldmann, Edith Stein, Jüdin – www.mutter-josefa.de Atheistin – Ordensfrau, Herder Verlag 1998 www.steyler.de www.carmelite.com

Colofon

Uitgever: Project ”Euregionale belevingswereld Auteur: Dr. Norbert Neuhaus van Arnold Janssen“ Ontwerp en redactie: Bergmoser + Höller Agentur, Partner: Kom.M GmbH Aachen, Duitsland Markt 2 · 47574 Goch · Duitsland Druk: Druckerei Giesen Rotationsdruck GmbH, www.bedevaart-aan-de-maas.nl Rheinberg, Duitsland 63 Heiligen FoRUM

g bij het we do e el d h r o a o a r t W De spirituele plaatsen tussen Rijn en Maas Arnold Janssen  www.bedevaart-aan-de-maas.nl G o r ch lae Steyl Keve Project ”Euregionale belevingswereld van Arnold Janssen“ Kom.M GmbH · Markt 2 · 47574 Goch (D)

Kofinanziert durch das EU-Programm INTERREG III A der Euregio Rhein-Waal & euregio rhein-maas-nord, das Wirtschaftsministerium Nordrhein-Westfalen und die Provinz Gecofinancierd door het EU-programma INTERREG III A van de Euregio Rijn-Waal & euregio rijn-maas-noord, ministerie van Economische Zaken Nordrhein-Westfalen en de Provincie Limburg