Samen Spelen, Samen Delen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
SAMEN SPELEN, SAMEN DELEN ONDERZOEK NAAR DE VERHOUDING TUSSEN UTRECHTSE FILMTHEATERS, 2000-2005 Naam Marjo Wanink Studentnummer 3491870 Cursus BA Eindwerkstuk Studiejaar 2012-2013 (Blok 1) Thema Nederlandse film- en bioscoopgeschiedenis Begeleider Dr. C. Pafort-Overduin Datum 5 november 2012 De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina | 1 Inhoud INLEIDING __________________________________________________________________ 2 1. UTRECHTSE FILM- EN BIOSCOOPCULTUUR VANAF 1970_____________________ 5 1.1. DE BLOEIENDE BIOSCOOPCULTUUR VAN DE JAREN ZEVENTIG ________________________ 5 1.2. DE OPKOMST VAN FILMFESTIVALS IN DE JAREN TACHTIG ___________________________ 5 1.3. DE GROTE PLANNEN IN DE JAREN NEGENTIG _____________________________________ 6 1.4. BELANGRIJKE SPELERS OP DE UTRECHTSE FILMMARKT _____________________________ 7 2. ALGEMENE KENMERKEN VAN DE FILMTHEATERS _________________________ 9 2.1. LOCATIE EN CAPACITEIT ____________________________________________________ 9 2.2. PROGRAMMADOELSTELLINGEN EN ONDERLINGE VERHOUDINGEN ____________________ 10 3. PROGRAMMERING VAN DE FILMTHEATERS 2000-2005 ______________________ 12 3.1. METHODE ______________________________________________________________ 12 3.2. HET GROTE, DIVERSE AANBOD VAN ‘T HOOGT___________________________________ 13 3.3. DE BRITSE EN AMERIKAANSE ARTHOUSEFILMS IN SPRINGHAVER ____________________ 13 3.4. DE RECENTE BIOSCOOPFILMS IN CITY/MOVIES __________________________________ 14 3.5. HET LOUIS HARTLOOPER COMPLEX: RECENTE EUROPESE KWALITEITSFILMS ___________ 14 4. INTERPRETATIE VAN DE ONDERLINGE VERHOUDING _____________________ 15 4.1. VOOR DE OPENING VAN HET LOUIS HARTLOOPER COMPLEX ________________________ 15 4.2. NA DE OPENING VAN HET LOUIS HARTLOOPER COMPLEX __________________________ 16 CONCLUSIE ________________________________________________________________ 17 BIBLIOGRAFIE _____________________________________________________________ 19 LITERATUUR ________________________________________________________________ 19 BRONNEN __________________________________________________________________ 21 BIJLAGEN __________________________________________________________________ 23 1. TABELLEN _______________________________________________________________ 23 2. LEGENDA DATASET _________________________________________________________ 27 Variabelen _______________________________________________________________ 27 Toelichting variabelen ______________________________________________________ 27 3. DATASET FILMLADDERS 2000, 2003 EN 2005 _____________________________________ 29 De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina | 2 Inleiding In de jaren zestig van de vorige eeuw werd Utrecht door journalist Jan Blokker betiteld als filmhoofdstad van Nederland. Twintig jaar later opperde filmjournalist Piet van Lierop een soortgelijke gedachte; volgens hem werden alle sleutelposities binnen de Nederlandse filmwereld ingenomen door Utrechters.1 Anno 2012 is de opvatting dat Utrecht een belangrijke rol speelt binnen de Nederlandse filmcultuur in bescheidener vorm terug te vinden op de website van het Nederlands Film Festival. “Jaarlijks, aan het begin van het najaar, vindt het Nederlands Film Festival plaats. Tien dagen lang is Utrecht de filmhoofdstad van Nederland, waar de Nederlandse film het erepodium krijgt dat het verdient”.2 Niet alleen journalisten, maar ook filmhistorici hebben zich verdiept in de positie van Utrecht binnen de Nederlandse filmcultuur. Eind jaren negentig werd zelfs een grootschalig project gestart om systematisch de geschiedenis van film, bioscoop, radio en televisie in Utrecht in kaart te brengen.3 Zo deden Klaas de Zwaan en Bert Hogenkamp en Herman de Wit in 2009, in het kader van het Utrecht Poject, onderzoek naar de ontwikkeling van de film- en bioscoopcultuur tussen 1986 en 2009.4 Daarnaast onderzocht Rebecca Boon in 2002 de geschiedenis van de operateur tussen 1955 en 2002.5 Uit de publicaties van Boon, De Zwaan en Hogenkamp en De Wit, blijkt dat Utrecht beschikt over vier verschillende filmtheaters: ’t Hoogt, Springhaver, City/Movies en het Louis Hartlooper Complex. De drie eerstgenoemde werden geopend in de jaren zeventig en de laatstgenoemde in 2004.6 De auteurs noemen in hun publicaties een aantal kenmerken (locatie en programmadoelstelling) van de filmtheaters. Ook wordt de verhouding tussen een paar van de theaters beknopt beschreven. Een analyse van het daadwerkelijke programma-aanbod of de verhouding tussen alle vier filmtheaters, wordt in deze publicaties echter achterwege gelaten. Dergelijke analyses zijn ook niet te vinden in andere onderzoeken met betrekking tot Utrechtse film- en bioscoopcultuur. 1 Bert Hogenkamp en Herman de Wit, “De beleving van film moet de essentie zijn. Van bioscoop naar cultiplex 1980-2009” in Sensationele voorstellingen en passend vermaak. Film en bioscoop in Utrecht, red. Bas Agterberg et.al. (Utrecht: Stichting Matrijs, 2009): 171. 2 “Festival & historie” Nederlands Film Festival – 29-10-2012 http://www.filmfestival.nl. 3 “Utrecht Project. De geschiedenis van film, radio en televisie in de stad Utrecht” Utrecht Project – 29-10- 2012 http://www.utrechtproject.nl. 4 Hogenkamp en De Wit, 166-181; Klaas de Zwaan, “Laat u hersenspoelen. Filmhuis en arthouse 1968-1980” in Sensationele voorstellingen en passend vermaak. Film en bioscoop in Utrecht, red. Bas Agterberg et.al. (Utrecht: Stichting Matrijs, 2009): 152-165. 5 Rebecca Boon, In het kader van de Utrechtse projectie: Onderzoek naar de geschiedenis van de Utrechtse operateur van 1955 tot heden (Utrecht: Universiteit Utrecht, 2002). 6 Hogenkamp en De Wit, 180; Klaas de Zwaan, 158, 163-164. De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina | 3 Binnen de filmwetenschappen zijn wel andere onderzoeken te vinden waarin de verhouding tussen verschillende bioscopen en/of filmtheaters wordt geanalyseerd aan de hand van hun programma-aanbod. Bijvoorbeeld de publicatie van Liesbeth van de Vijver en Daniël Biltereyst uit 2010 over de filmexploitatie in Gent in de jaren dertig. Voor hun onderzoek hebben zij een dataset opgesteld met betrekking tot de programmering van 29 Gentse bioscopen tussen 1933 en 1936. Aan de hand van deze data hebben Van de Vijver en Biltereyst onder andere programmastrategieën van de verschillende bioscopen kunnen analyseren.7 Kathleen Lotze en Philippe Meers deden in 2010 onderzoek naar de (machts)verhouding binnen de Antwerpse bioscoopsector tussen 1950 en 1975. Zij hebben hiervoor onder andere de programmering van Antwerpse bioscopen in de jaren 1952, 1962 en 1972 geanalyseerd.8 Met mijn onderzoek wil ik verder gaan waar filmhistorici als Boon, De Zwaan en Hogenkamp en De Wit zijn gebleven: ik analyseer de verhouding tussen de vier Utrechtse filmtheaters aan de hand van hun programma-aanbod. Ook besteed ik aandacht aan de cultureel-historische context waarin de filmtheaters werden geopend. Hiermee hoop ik de momenteel veronderstelde kenmerken van deze filmtheaters in een breder perspectief te kunnen plaatsen. Ik richt mij op de periode 2000 - 2005, om na te gaan of de verhouding tussen de drie oudste filmtheaters is veranderd met de komst van het Louis Hartlooper Complex. De vraag die in deze scriptie centraal staat, is: wat was precies de verhouding tussen de filmtheaters 't Hoogt, Springhaver, City/Movies en het Louis Hartlooper Complex in Utrecht in de jaren 2000 tot en met 2005? Het onderzoek wordt uitgewerkt aan de hand van drie deelvragen. Wat waren de belangrijkste ontwikkelingen binnen de Utrechtse film- en bioscoopcultuur vanaf de jaren zeventig? Wat waren de algemene kenmerken (locatie, capaciteit en doelstelling) van de vier filmtheaters? Hoe zag het programma van de vier filmtheaters eruit in de periode 2000 tot en met 2005? Door de focus op aspecten zoals programmering en cultureel- historische context, sluit dit onderzoek aan bij de gedachtegang van New Cinema History. Richard Maltby omschreef in 2011 New Cinema History als een interdisciplinaire benadering binnen filmhistorisch onderzoek, waarbij het bestuderen van sociale en culturele aspecten binnen de film- en bioscoopgeschiedenis centraal staat. Binnen deze benadering wordt de voorkeur gegeven aan onderzoek op microniveau, bijvoorbeeld bioscoopgeschiedenis van een bepaalde regio.9 7 Liesbeth van de Vijver en Daniël Biltereyst, Hollywood versus lokaliteit. Het (on)gelijke aanbod van Amerikaanse en Europese film in de jaren dertig in Gent” Tijdschrift voor mediageschiedenis 13.2 (2010): 61. 8 Kathleen Lotze en Philippe Meers, “Citizen Heylen. Opkomst en bloei van het Rex-concern binnen de Antwerpse bioscoopsector (1950-1975)” Tijdschrift voor mediageschiedenis 13.2 (2010): 81-82. 9 Richard Maltby, “New Cinema Histories” in Explorations in New Cinema History. Approaches and Case Studies, red. R. Maltby, D. Biltereyst en P. Meers. (Oxford: Wiley-Blackwell 2011): 3-40. De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina | 4 Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, is gebruik gemaakt van primair en secundair bronmateriaal. Informatie uit secundaire literatuur zoals Boon, De Zwaan of Hogenkamp en De Wit is gebruikt om de ontwikkeling van de Utrechtse film- en bioscoopcultuur te beschrijven. Daarnaast is de adviesnota Het filmhuis voorbij gebruikt om drie verschillende typen films te definiëren die in de filmtheaters werden vertoond: kwetsbare kwaliteitsfilms, arthousefilms en bioscoopfilms.10 Het primaire bronmateriaal bestaat voornamelijk uit filmladders, die van 2000 tot en met 2005 wekelijks werden gepubliceerd in het (AD)