Academiejaar 2007 -2008

Een wankele grens tussen feit en fictie?

Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van de graad van licentiaat in de taal- en letterkunde: Germaanse talen, door Ezra Leegwater Prof. Dr. Jurgen Pieters

2

Voorwoord

Dankbetuiging

Ik zou allereerst professor dr. Jurgen Pieters willen bedanken voor de lessen poëtica die de communicatie met de doden als centraal thema hadden. Het was hier dat ik voor de eerste maal in aanraking kwam met dit onderwerp en de vele schrijvers gerelateerd tot dit subject. Vooral Jorge Luis Borges is mij bij gebleven en staat aldus in deze scriptie centraal. Tijdens de studie over deze schrijver heeft professor dr. Jurgen Pieters verscheidene bruikbare tips gegeven bij het eigenlijke schrijfproces en bij mijn zoektocht naar bruikbare literaire bronnen. Hierbij wil ik zowel hem als de andere twee lezers bedanken om de tijd te nemen om deze studie door te lezen.

Referenten Titelblad

Foto: Foto van Jorge Luis Borges in het hotel Beaux te Parijs 1969

Bron: Borges, Parijs, foto: Pepe Fernández, 1969 http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/d/d5/Jorge_Luis_Borges_Hotel.j pg (20/3/2006)

3

4

Inhoudstafel

1.Inleiding ...... 5 2. Biografische gegevens ...... 6 2.1 Jorge Luis Borges ...... 6 2.1.1 Familie ...... 6 2.1.2 De kindertijd ...... 7 2.1.3 Jeugd ...... 8 2.1.4 Borges als volwassene ...... 9 2.1.4.1 Eerste literaire werken ...... 10 2.1.4.2 Internationalisering en zijn afschuw voor Perón ...... 12 2. 1.4.3 Liefde en Blindheid: hand in hand? ...... 15 2.1.5 Zijn laatste jaren van toenemende bekendheid ...... 17 2.1.6 Borges‟ verzamelde werken ...... 19 3. Borges met betrekking tot feit en fictie ...... 21 3.1 Wat is fictie? ...... 22 3.1.1 Algemeen ...... 22 3.1.2 Volgens Borges ...... 24 3.2 De verschillende aspecten van Borges fictie ...... 25 3.2.1 Tijd ...... 25 3.2.2 Het autobiografische aspect ...... 29 3.2.2.1 Ruimte en omgeving ...... 29 3.2.2.2 Vertelperspectief ...... 31 3.4 El Aleph ...... 31 3.5 Het verslag van El Brodie ...... 43 3.6 Het Boek van Zand ...... 49 3.8 De Maker ...... 55 4. Conclusie over de grens tussen feit en fictie ...... 61

5

1.Inleiding

De eerste keer dat ik in contact kwam met de schrijver Jorge Luis Borges was tijdens één van de lessen Poëtica van Professor Pieters met als onderwerp de conversatie met de doden. Deze lessen wekten bij mij een interesse voor de besproken schrijvers, meer bepaald voor Margaret Atwood van wie ik “Negotiating with the dead: A writer on Writing” las. Hierin komt een fragment van Borges‟ werk aan bod, met name het kortverhaal “Borges and I” uit “De Maker”. Het was Borges‟ manier van schrijven die meer op een spel leek dan op een echt verhaal. De vragen die waren gerezen na het lezen van het kortverhaal hebben mij aangezet om meer van Borges‟ literatuur te lezen. Waarom creëert hij die verwarring? Welke elementen in de tekst brengen dat gevoel bij de lezer teweeg? Wat wil hij eigenlijk aan de lezer vertellen? Wat is waar en wat is verzonnen? Na meer werken te hebben geraadpleegd kwam ik tot de conclusie dat er een speciale relatie tussen feit en fictie bestond. Mijn doel is dan ook om met behulp van een aantal boeken en artikels, betreffende zijn literatuur, de verhouding tussen feit en fictie te verduidelijken. Eerst zal ik de lezer een biografisch overzicht geven om later op te kunnen terugvallen als ik vergelijkingen maak tussen de verhalen en biografische gegevens. Vervolgens leg ik met behulp van een aantal theoretische werken het centrale begrip “fictie” uit. Na een gemeenschappelijke definitie voor mij en de lezer te hebben vastgelegd, geef ik een korte uitleg wat fictie voor Borges betekent en op welke vlakken deze zich hoofdzakelijk manifesteert. Daarna zal ik uit vier centrale werken van Borges‟ oeuvre concrete voorbeelden bespreken waarin de speciale relatie tussen feit en fictie duidelijk geïllustreerd wordt. De veelvuldige analyses van de kortverhalen hebben als doel om telkens weer te laten zien hoe Borges feit en fictie op een speciale manier laat versmelten. Ik ben ervan overtuigd dat ik bij veel van de verhalen tot éénzelfde conclusie zal komen en hoop dat de lezer deze herhaling begrijpt. Mijn bedoeling is om zoveel mogelijk voorbeelden te bespreken waarin die zelfde relatie tussen feit en fictie aan bod komt. Ik hoop dat het op het einde van dit onderzoek duidelijk zal zijn hoe feit en fictie zich t.o.v. elkaar verhouden en wat Borges‟ achterliggende bedoeling hiervan is.

6

2. Biografische gegevens volgens James Woodall1

2.1 Jorge Luis Borges

2.1.1 Familie

De familie Borges had al een zekere faam behaald vóór de geboorte van Jorge Luis Borges, echter niet door literaire prestaties maar door militaire overwinningen. Manuel Isidor Suàrez, geboren in 1799 en overgrootvader van Leonor (moeder van de schrijver), was een soldaat in de vele “onafhankelijkheidsoorlogen” die Argentinië in de achttiende eeuw heeft gekend. Miguel Estanislao Soler, de grootoom van Jorge Luis, was een militair boegbeeld in de oorlogen voor de bevrijding van Argentinië van de Spaanse heerschappij. Eveneens aan de kant van Borges‟ vader bestaat deze aanwezigheid van belangrijke militaire personae; bijvoorbeeld Francisco Borges Lafinur die op zijn vijftiende reeds deelnam aan zijn eerste veldslag: de slag bij Caseros in 1852. Deze familiale mythologie van oorlogsfiguren heeft een diepgaande indruk achter gelaten op Borges hetgeen merkbaar is in zijn fictie doorheen zijn gehele literaire carrière. Samen met deze invloed van moeders kant, blijkt Borges‟ anglofilie door de familiale banden aan vaders kant te verklaren te zijn. Fanny, de moeder van Jorge Guillermo Borges2, was namelijk van Engelse origine en zorgde voor een belangrijke invloed op Borges met betrekking tot Engeland, de Engelse taal en de Engelse literatuur.

11 “The man in the mirror of the book: a life of Jorge Luis Borges”, James Woodall, Hodder and Stoughton, , 1996. 2 Jorge Guillermo Borges was de vader van de schrijver. 7

2.1.2 De kindertijd

Op 24 augustus 1899 wordt Jorge Luis Borges geboren te calle Tucumán 840, Buenos Aires. Omwille van de identieke naam met zijn vader kreeg hij al snel de bijnaam “Georgie”. Met deze naam zal ik ook in de verdere bespreking van zijn jeugd naar hem verwijzen. Een jaar later, 4 maart 1901 werd Norah, zijn zus, geboren. Door deze uitbreiding van het gezin zag de familie Borges zich genoodzaakt te verhuizen naar een groter huis in één van de meest obscure wijken van Buenos Aires, Palermo genaamd. Dit stadsdeel heeft een diepe indruk achter gelaten bij Borges. Zijn alledaagse ervaring met betrekking tot het getto vertaalt hij later in zijn carrière naar een wereld vol fictie, sterk verschillend aan de realiteit. Palermo als locatie blijft identiek, maar de tijd verandert. Hij geeft in zijn fictie dus niet het Palermo weer zoals hij dat ervaren had als jongere maar beeldt Palermo uit als het getto ten tijde van de negentiende eeuw. Borges gebruikt met andere woorden de tijd als hulpmiddel om de realiteit om te vormen naar fictie. De basis voor zijn anglofilie, buiten de familiale invloeden gerekend, versterkte toen zijn ouders besloten om in 1903 een Engelse gouvernante aan te nemen. Miss Tink hielp vooral mee in het huishouden maar hielp eveneens om het Engels van de kinderen te verbeteren. Borges oefende zijn Engels door de gehele bibliotheek met Engelse literaire werken van zijn vader door te nemen. Hij legt hiermee de basis voor zijn drang naar fictie waar hij later zo gretig van gebruik maakt als “short-storyteller”. Het belang van dit lezen op jonge leeftijd mag zeker niet onderschat worden in zowel de algemene ontwikkeling van Borges‟ literaire opvattingen als zijn observatie van de realiteit rondom hem. Hij begint een toenemende drang te vertonen om het magische uit het werkelijke te identificeren en dit dan te versterken zodat uiteindelijk enkel maar het magische overblijft.

“ […] and Borges came to believe that life, his life, was literature. […] Books were Borges‟s touchstone for reality, how he interpretated the World.”3

33 “The man in the mirror of the book: a life of Jorge Luis Borges”, James Woodall, Hodder and Stoughton, London, 1996, p. 15. 8

Borges filtert het magische uit het realistische en lijkt fictie als de enige vorm van realiteit te zien. Bij hem kreeg elk realistische element een magische karakter en vormde dat element voortaan de realiteit die Borges elke dag waarnam. De fictie wordt als het ware de enige echte realiteit voor hem. Vooraleer hij echt begon te schrijven was er reeds een basis gelegd voor deze “Borgiaanse wereld”4. Als kind leefde hij reeds in een soortgelijke wereld van fictie. Hij speelde met zijn zus in de tuin allerlei spelletjes vol magische elementen. Een typisch voorbeeld is de reis waarbij ze “in een raket naar de maan reizen”. In de realiteit hadden ze een chinees scherm gebruikt om zo van de trap af te glijden. De invloed van literatuur op Borges is nergens zo duidelijk merkbaar als in de naam van één van de denkbeeldige vrienden die zij beiden hadden uitgevonden.

“ There was the red windmill, and a palm tree; under it, Georgie and his sister acted out their games, playing with two imaginary companions, Quilos and The Windmill.5

2.1.3 Jeugd

In 1908, drie jaar later dan gebruikelijk, begint Georgie aan zijn schoolopleiding aan de staatsschool calle Thames6. Deze periode wordt gedomineerd door pesterijen. Door zijn late schoolstart mocht Georgie immers drie jaar overslaan en onmiddellijk van start gaan in het vierde jaar. Dit gegeven, gecombineerd met zijn Eton-uniform7 gaf de schooljongens genoeg aanleiding om hem te plagen. Buiten de school had Georgie niet veel contact met zijn leeftijdgenoten maar had wel een intensief contact

4 Met Borgiaans doel ik hier op de omgekeerde wereld van Borges waar de fictie primeerde over de realiteit. 5 “The man in the mirror of the book: a life of Jorge Luis Borges”, James Woodall, Hodder and Stoughton, London, 1996, p. 16. 6 Niet genaamd naar de Engelse rivier the Thames maar naar een Argentijnse generaal. 7 Eton is een van de meest bekende ”public schools” in Engeland. Door zijn Engelse achtergrond wordt het duidelijk waarom Jorge Borges zijn zoon in uniform naar school stuurde. 9 met de vrienden van zijn vader als die op bezoek kwamen. 8 Zij hebben eveneens een grote invloed gehad op de fantasie van deze schrijver in spe. Deze figuren brachten de “ruwe werkelijkheid” binnen in de magische wereld van Borges. Georgie legt reeds hier een basis voor zijn latere techniek van verwikkelingen tussen fictie en realiteit. In 1914 zag de familie zich gedwongen een reis naar Europa te maken. Het zicht van Jorge Borges was aanzienlijk verslechterd na 1911. Om z‟n gezichtsvermogen niet volledig te verliezen, was een operatie in Genève nodig. Voor de kinderen betekende deze reis het hoogtepunt van hun imaginaire fantasie. Vooral voor Georgie worden deze jaren in het buitenland als de katalysator gezien voor het universele karakter dat zijn latere schrijverschap zou kenmerken.

2.1.4 Borges als volwassene

De daaropvolgende tien jaar reist Borges samen met zijn familie doorheen Europa. Hij brengt een vluchtig bezoek aan Parijs en Cambridge om midden april 1914 aan te komen op de eindbestemming, Genève. Hij leert via deze veelvuldige reizen niet enkel Europa kennen, ze bieden hem ook de mogelijkheid zijn literaire kennis grondig uit te breiden. Hij leest alles waar hij maar zijn handen op kon leggen: Daudet, Zola , Maupassant, Thomas Carlyle, Chesterton, Thomas de Quincey, etc. Zijn befaamde geletterdheid blijft één van zijn troeven doorheen zijn leven. Jorge Borges volgde de intellectuele ontwikkeling van zijn zoon minutieus. Hij merkte echter op dat de jongen op seksueel vlak de maturiteit miste van een normale volwassen man. Georgie krijgt zijn eerste seksuele ervaring bij een prostitué bij wie zijn vader hoogstwaarschijnlijk eveneens klant was. Deze ervaring heeft Georgie getekend voor het leven. De coïtus beziet Borges met angst als een moment waarop hij controle over zichzelf verliest. Deze angst resulteert in een sociale handicap met betrekking tot vrouwen, die hem heel zijn leven blijft parten

8 Een concreet voorbeeld hiervan zien we in het literair stuk(monoloog) ”Evaristo Carriego(1930). De omgevingen hierin aangehaald waren afkomstig waren van verhalen verteld door Carriego, een vriend van Georgies vader. 10 spelen.

2.1.4.1 Eerste literaire werken

De volgende periode beschouw ik als de aanvang van het schrijverschap van Borges en zal ik aldus geen onderscheid meer maken tussen vader en zoon. Georgie wordt vanaf nu Borges en zijn vader zal ik als “de vader van Borges” weergeven. De eerste officiële literaire activiteiten vinden hun aanzet in Buenos Aires, in 1921, na de terugkeer van de familie Borges naar Argentinië. Ondanks de welvaart die Buenos Aires begin twintigste eeuw ervaart, stond de intellectuele wereld er zo goed als stil. Het klimaat waarin Borges zijn carrière begon was allesbehalve een bloeiende literaire periode.

[…] poetry , and in general literature and art, was the most boring and incidental aspect of the life of the country.”9

Voor deze jonge schrijver blijkt dit juist een aanleiding te meer om met behulp van zijn poëzie de literatuur nieuw leven in te blazen. In november 1921 ontstaat het tijdschrift ”Prisma” waarin Borges geëngageerd verscheidene artikels publiceert die vooral als doel hadden de algemene tendens van het blad en de specifieke tendens binnen zijn poëzie te promoten: het “ultraism”.

“Ultraism in Seville and Madrid was a desire for renewal, it was a desire to surround that moment in art with a new cycle; a poetry written as if in big red letters on the leaves of a calendar and whose proudest emblems – aeroplanes, antennae and propellers – speak eloquently of a chronological contemporaneity. Ultraism in Buenos Aires was the longing to reach an absolute art which did not depend on the unfaithful prestige of mere utterance, and whose linguistic staying power would equal that of the certainty of beauty.”10

Zoals zal blijken is “Prisma” het begin van een reeks tijdschriften waarin Borges zich weet voor te engageren. 1922 was het geboortejaar van “Proa”. Dit nieuwe

9 “The man in the mirror of the book: a life of Jorge Luis Borges”, James Woodall, Hodder and Stoughton, London, 1996, p. 50. (Vervolg zie bijlage 3) 10 “Entretien avec Jorge Luis Borges”, Jean de Milleret, p.213.

11 tijdschrift was het communicatiemiddel van de ultraisten met het publiek. Buiten zijn literaire activiteiten blijkt Borges op sociaal vlak eveneens succes te boeken. Midden 1922 ontmoet hij zijn eerste echte liefde: Concepción Guerro. Deze relatie blijkt krachtig maar van kortstondige duur te zijn. In de lente van 1923 reist de familie Borges nogmaals naar Europa. De aanleiding blijkt dezelfde te zijn: De vader van Borges heeft een tweede oogoperatie nodig. Borges laat zijn verloofde achter in Buenos Aires en bij zijn terugkomst lijkt zij geen prioriteit te hebben. Zijn verblijf in Europa, meer bepaald in Madrid en Lissabon, heeft een diepe indruk achtergelaten, heeft hem als het ware wakker geschud: zijn lot als schrijver is niet, zoals hij vroeger dacht een Europees schrijver te worden maar zijn doel als schrijver is veel specifieker, namelijk de vermenging van de Argentijnse en Europese cultuur op het gebied van literatuur. In dit opzicht is hij te vergelijken met de Mexicaanse schrijver Alfonso Reyes die eveneens streeft naar een samensmelting van culturen. Door zijn manier van schrijven bezorgde Borges Latijns Amerika een helder beeld van de westerse cultuur, hij vertaalde met zijn literatuur als het ware de gehele westerse cultuur via beelden die voor Zuid-Amerikanen duidelijk waren. Later breidt Borges zijn centrale stelling uit door zijn zoektocht naar een balans tussen die Europese invloeden, bij hem aanwezig, en zijn Argentijnse erfenis. De evolutie die hier merkbaar is, is die van een beginsituatie met verschillende tegenpolen(Argentijns - Europees) naar een samensmelting van de polen. Een gelijkaardig patroon komt eveneens voor in een onderdeel van “Communicatie met de doden” namelijk het tijdsaspect, waar heden, verleden en toekomst tegenover elkaar komen te staan. Dit onderwerp zal uitvoerig worden besproken in een later hoofdstuk. Na de publicatie van “Legenda policial” (=police tale) in 1927 dat later uitgegeven wordt als “Streetcorner man” is er een merkbare tendens waarbij Borges zich meer op proza begint te focussen. Hij gaat over van het schrijven van pure poëzie naar het creëren van kritische artikels en kortverhalen. Borges zelf beschouwt deze evolutie als een noodzakelijke stap in zijn evolutie als schrijver. Op 22 mei 1927 pleegt één van Borges‟ goede vrienden zelfmoord. De aanleiding is nooit geweten maar volgens de schrijver had het te maken met moeilijkheden op liefdesvlak. Dat deze tragedie nog lang als een zwarte schaduw over Borges bleef hangen, merken we zes jaar later als Borges eveneens met de gedachte rondloopt om zich van het leven te ontnemen. OokBij Borges is 12 eveneens het gemis aan affectie , grotendeels te wijten aan zijn fobie, de aanleiding voor zijn suïcidale gedachten.

2.1.4.2 Internationalisering en zijn afschuw voor Perón

Het eerste nummer van het tijdschrift “Sur” in 1931 was de eerste én grootste fase in het internationalisatieproces van Borges. Via dit tijdschrift verspreidde hij zijn visie op het fictionele proces. Naast de professionaliteit die Borges “leerde” bij “Sur”, stond zijn bekendheid op internationaal vlak centraal. Veel van zijn werken11 waren nog steeds enkel maar in het Spaans te verkrijgen. In 1928 kwam daar echter verandering in met de ontmoeting tussen Borges en Néstor Ibarra, een jonge Bask van Argentijnse afkomst. Als student filosofie aan de universiteit van Buenos Aires, ontdekte hij de werken van Borges. Ibarra besloot al snel dat deze werken een vertaling naar het Frans verdienden. Zijn toewijding met betrekking tot het vertalen betekende een tweede grote stap in de evolutie van Borges‟ toenemende internationale faam. In Oktober 1936 krijgt Borges er nog de positie als redacteur van het blad El Hogar (The hearth) bovenop. In dit tijdschrift toont Borges zijn verworven internationale literaire kennis door vooral artikels te schrijven die betrekking hebben tot verschillende internationale auteurs zoals bijvoorbeeld Virgina Woolf, T.E. Lawrence, Benedetto Croce en Spengler. In december van datzelfde jaar verrijkte hij het blad “Sur” met het gedicht “Insomnia” waar hij een eerste aspect aanhaalt, waardoor hij zijn internationaal bekendheid verwierf: het tijdsaspect en hoe hij ermee omgaat in zijn fictie12. Op 24 februari 1938 sterft zijn vader. Borges zakt nog verder weg in zijn depressie waar hij mee kampte sinds de zelfmoord van een goede vriend in 1927. De invloed hiervan op zijn leven was tweeërlei. Op het sociale vlak

11 Hiermee bedoel ik zijn kritische artikels en beginnend proza. 12 Dit fenomeen wordt verder verklaard in het latere hoofdstuk ”Tijd en fictie” genaamd. 13 trekt Borges zich nog meer terug en geeft uiteindelijk de indruk een kluizenaar te willen worden, dit vooral naar het andere geslacht toe. Anderzijds had dit traumatisch verlies een positief effect op zijn literaire productie. De periode van neerslachtigheid die volgde was als het ware het begin van een nieuwe fase in de evolutie van zijn schrijverschap: de overgang van essays naar het schrijven van romans. Naast deze achterliggende traumatische oorzaak is er evenwel een concretere aanleiding te vinden. Op kerstavond 1938 loopt Borges de trap op naar hun appartement in het Las Heras-gebouw. Diep in gedachten verzonken merkt hij het pasgeschilderde, openstaande raam niet op waar hij zijn hoofd danig aan verwondt dat hij wordt afgevoerd naar het plaatselijke ziekenhuis waar hij maandenlang zweeft tussen leven en dood. Tijdens zijn revalidatie krijgt hij klaarheid over wat zijn volgende stap zal zijn: een roman schrijven. Zijn eerste twee werken verschijnen kort na zijn ongeval en blijken later twee van zijn meest centrale boeken van zijn gehele oeuvre te worden. “Pierre Menard”(mei 1939) behandelt het thema rond de originaliteit van de schrijver. In dit boek stelt Borges de vraag of het in de twintigste eeuw nog mogelijk is om een originele schrijver te zijn. Aan de hand van een parodie schetst hij het leven van een criticus die zijn leven wijdt aan het onderzoeken van een reconstructie van het werk van Cervantes “Don Quixote”. Als bron gebruikt de criticus enkele papieren van een zekere Pierre Menard, een Frans postsymbolistisch dichter. Door het verhaal als het ware te herschrijven wil de dichter een identiek spiegelbeeld geven van het origineel. Met andere woorden, Menard streeft ernaar Cervantes zelf te worden. De ironie ligt verborgen in de absurditeit waarmee de criticus beweert dat de twee teksten identiek zijn. “Tlön” is het tweede werk dat Borges schrijft na zijn “bekering”. De hoofdhandeling in het verhaal is de ontdekking van een nieuwe planeet; een sciencefiction sfeer lijkt met andere woorden het boek te overheersen. De sfeer krijgt daarentegen een heel andere vorm als we dieper ingaan op de achterliggende gedachte van Borges tijdens het schrijfproces. Borges zag dit boek als een kans om de realiteit, de werkelijkheid te bekritiseren zonder bepaalde mensen tegen hun schenen te schoppen. Door het 14 fictionele karakter van het werk kon hij zich kritisch uiten zonder verantwoording te moeten afleggen. Dat “Tlön” niet enkel fictioneel was, beklemtoont de schrijver enkele maanden later in het tijdschrift “Sur”, met als verklaring dat “Tlön” als een metafoor moet worden gezien voor de globale catastrofe die zich in de werkelijkheid voordeed. De vermenging van fictie en realiteit komt in dit werk tot een hoogtepunt en bewijst zodoende eens te meer de virtuositeit van Borges.(Hierover zal meer uitleg volgen in één van de volgende hoofdstukken waar “Tlön” uitvoerig zal besproken worden.) Rond 1946 zien we een evolutie in de kritiek die Borges op de maatschappij uit. Deze wordt van een veel directere aard als hij openlijk opkomt tegen de dictator “Juan Domingo Perón” die in 1946 verkozen wordt tot president van Argentinië. Was Borges dan alleen in zijn koortsachtige kruistocht tegen deze leider? Wat was het dat Borges zo anti - Perón maakte? Door zijn Europese opvoeding had hij reeds een grondige studie gemaakt van het fascisme en diens methodes. Perón vertoonde een groot aantal fascistische trekken in zijn beleid. Hij verbood het bestaan van politieke partijen en bereidde het Argentijnse volk voor op een autocratisch bestuur. In “Conjectural Poem”13 schrijft Borges “ The gauchos have won/ victory is theirs, the barbarians “. Het is duidelijk dat dit geen verborgen boodschap meer is maar een openlijke uiting van kritiek ten opzichte van Perón. Waarom liet het volk Perón zijn gang gaan? Perón straalde als president iets charismatisch uit en gaf de indruk een Argentijnse staat te kunnen leiden zonder repressies en bloedvergieten. Borges keek echter verder dan zijn neus lang was en zag wat er werkelijk gaande was: “[…] a great number of Argentines are becoming Nazis without being aware of it” schreef hij in de Montevideo krant na Peróns verkiezingsoverwinning. Dit is maar één van de vele aanvallen die hij uitvoerde tegen het fascistische regime. Volgens zijn opvatting moest de schrijver het als zijn taak zien deze onrechtmatigheden aan te vechten. In “Sur” schrijft hij:

13 “Conjectural Poem”, uit “Selected Poems”, Borges,p.95-96. 15

“ […] dictatorships foster oppression, […] dictatorships foster servitude, dictatorships foster cruelty: more abominable is the fact that they foster idiocy... […] To fight the stupidities of such regimes is amongst the writer‟s many duties”14

Hij zal nog zijn hele leven lang met behulp van artikels, romans en andere verbale hulpmiddelen Perón blijven bevechten.

2.1.4.3 Liefde en Blindheid: hand in hand?

Mede door zijn kritiek op Perón leert Borges een belangrijke vrouw in zijn leven kennen: Estela Canto. Zij was een slanke, donkerharig vrouw met mooie, donkere ogen. Hun grootste overeenkomst was hun afschuw voor Perón. Hoewel Borges zich onmiddellijk fysiek tot haar voelde aangetrokken, was hun relatie één van vele “ups and downs”, vooral te wijten aan Borges angst voor zijn seksualiteit (seksuele betrekkingen). Zijn afhankelijkheid van Leonor, zijn moeder, maakte het er niet beter op. Van belang is dat in deze periode Estela één van de grote drijfveren van zijn geluk was en dit manifesteerde zich in een uitmuntende expressiviteit op het literaire vlak. Eén van zijn meesterwerken ontstaat tijdens zijn relatie met haar : de Aleph. De oorsprong van de titel had te maken met een kinderspeeltje dat hij gevonden had, namelijk een soort van caleidoscoop. Het toestel in het boek ligt bij een zekere Beatriz thuis in de kelder en Borges15, de verteller, begeeft zich naar daar om het te bestuderen. Daar in de kelder maakt hij een soort van buitenlichamelijke ervaring mee, die hij vergelijkt met het moment van een orgasme. Dit wijst nogmaals op zijn angst voor het seksuele contact, vooral nu hij een relatie had met Estela. Borges‟ persoonlijke gevoelens en angsten worden weerspiegeld in de emoties die het hoofdpersonage in “De Aleph” doorworstelt bij het bestuderen van het mysterieuze voorwerp. Naast zijn psychologische problemen begint ook Borges‟ gezichtsvermogen zijn leven diepgaand te beïnvloeden. Zoals zijn vader krijgt Borges op latere leeftijd te maken met

14 ”Palabras pronunciadas por Jorge Luis Borges en la comida que le ofrecieron los escritores”, Sur 142, August 1946. 15 Borges gebruikt zijn eigen naam voor de verteller en de plaatsen besproken in het boek vertonen gelijkenissen met Buenos Aires. Meer hierover in een verdere bespreking van de Aleph in een later hoofdstuk betrekking hebbend op feit en fictie. 16 een steeds verslechterend zicht. Mogelijk is er hier sprake van een genetisch overdraagbare ziekte aan de ogen, want deze “blindheid” gaat terug in de familiegeschiedenis naar de tijd van zijn grootmoeder. Groot is de klap voor de schrijver als hij in 1954 van zijn dokter verneemt dat hij zich maar beter onthoudt van enig lees –of schrijfactiviteit voor de rest van zijn leven. Toch lijkt deze tegenslag hem niet tegen te houden om literair actief te blijven. Zijn blindheid treedt in rond het jaar 1927, het jaar waarin hij de eerste van zijn uiteindelijk acht operaties ondergaat. Hoewel Borges vanaf zijn jeugd verzorgd werd door zijn ouders en doorheen zijn gehele carrière altijd hun volledige steun had, valt het hem nu pas voor de eerste maal op hoe afhankelijk hij is van zijn naasten. Later, als Leonor 16niet meer in staat is om voor hem te zorgen, zien we dat de vrouwen in zijn leven deze taak overnemen. Zo zien we dat de vrouwelijke “compagnons” die hij zijn laatste levensjaren mee op reis door Europa neemt, niet zijn geliefden zijn maar vaak zijn begeleiders om hem door de rituelen van het alledaagse leven te helpen. Buiten zijn verminderde onafhankelijkheid bezorgt zijn blindheid hem een nieuw probleem, namelijk dat schrijven niet meer zijn enkele bron van inkomsten kan blijven. Na enkele laagbetaalde jobs aan de universiteit in Buenos Aires krijgt hij in 1955 de eervolle positie van “ Director of the Nation Library”. Opmerkelijk is hij door de verandering naar deze job, gecombineerd met zijn bijna volledige blindheid, een laatste beslissende fase in de evolutie van zijn schrijverschap meemaakt. Hij verschuift de nadruk van “story - teller”(kortverhalen) terug naar poëzie. Hoewel sommigen dit stadium als een regressie interpreteren, ben ik van de overtuiging dat deze periode in zijn schrijverschap niet minder kwalitatief is dan een andere. Poëzie blijkt makkelijker te onthouden, hetgeen voor een constante literaire productie, niettegenstaande dat hij een leed aan een met de dag verergerende slechtziendheid. Hij schreef de werken niet zelf, maar dicteerde hij ze wel aan mensen in zijn buurt: het was en blijft Borges‟ literatuur. Die mensen bleken vaak zijn vrouwelijke reisgezellen te zijn. Hoewel hij nooit met hen seksuele betrekkingen had, werkte hij vaak zeer

16 Leonor is zijn moeder. 17 nauw met hen samen, zij waren als het ware zijn ogen en handen in zowel het sociale als het literaire leven.

2.1.5 Zijn laatste jaren van toenemende bekendheid

In de laatste jaren van zijn leven stijgt zijn faam tot een ongekende top. Hoewel Borges grote internationale bekendheid verwierf door de grote hoeveelheid vertaalde werken naar het Frans, bleef hij maar matig internationaal bekend ten opzichte van de faam die hij in de vroege jaren zestig verwierf. Allereerst bracht het ontvangen van eretitels vanzelf eer en bekendheid met zich mee. Midden 1961 krijgt hij de “Prix Formentor” toegereikt. De “Prix Formentor” had als doel een auteur van willekeurige nationaliteit, wiens oeuvre na zijn dood een blijvend effect zou hebben op de ontwikkeling van moderne literatuur, in de algemene belangstelling te zetten. De instantie die de prijs uitreikte, zorgde ervoor dat het werk van de auteur verspreid werd naar een zo groot mogelijk publiek. Deze prijs was destijds te vergelijken met de Nobelprijs, maar door diens toenemende politieke karakter genoot hij toch minder aanzien dan deze laatste. Naast de hulp die hij kreeg om wereldwijd verspreid te worden, was zijn literatuur toonaangevend op het vlak van de moderne literatuur. Zijn theorieën over schrijven herstructureren grondig de moderne visie op het schrijfproces en de filosofie er rond in een wereld gedomineerd door een naoorlogse sfeer van literaire desperaatheid.

“For literatures everywhere, Borges was a way out. His intellectual rigour, decorated with that twinkling veneer of comic playfulness, was both a reflection of, and an answer to, the fractured cultures of Europe. Borges‟s stories, moreover, were entertaining. It was a relief to find a World-class writer who did not insist on strictly representational fiction, on a primordial psychological seriousness. After 18

Borges, it seemed, writers could return, refreshed, to a new, knockabout narrative freedom.” 17

Borges staat niet enkel borg voor diepzinnige, doordachte theorieën, maar eveneens voor zijn duidelijkheid in het presenteren van zijn visies door middel van fictie, hetgeen in die periode een uitzondering was in literatuurtheorieën.18 De laatste jaren van zijn leven brengt Borges met María Kodoma door. Op haar twaalfde was zij reeds door haar Japanse vader geïntroduceerd aan Borges. Later maakt zij deel uit van de studiegroep Oud-Noors die Borges leidde. Haar laatste contact met de schrijver zal één van lange duur blijken. Rond 1975 neemt Kodoma de taak van Leonor over en begeleidt vanaf dan Borges op zijn vele reizen naar en in Europa. Hoewel de relatie voor een buitenstaander redelijk gevoelloos leek, was het tegendeel meer dan waar. Kodoma was de eerste vrouw aan wie Borges zijn gevoelens voor haar durfde mee te delen zonder de bijhorende ongemakkelijke gevoelens die hij anders bij vrouwen ervaart. Het is alsof hij zich vrij voelt bij Kodoma ondanks de intensiviteit van hun relatie; vrijheid; alsof ze elkaar vrij lieten maar toch een hechte band hadden.

“It is very important to know that we were both very independant people. I could not have supported being wrapped in him as if by an octopus, and nor he. From time to time, we must have had our possessive moments, and we had a joke: “Octopus dixit”[Octopus spoke]. Neither he nor I could be the octopus; there had to be a beautiful relationship, one which should exist between two people who love each other: respect for freedom, and sharing everything, and never to lie.”19

Het “octopus”- verschijnsel is een grote aanleiding waardoor vroegere relaties van Borges vaak op de klippen liepen, zoals de relaties met Castelo, Elsa,… waarbij hij zich steeds gevangen voelde of onder druk

17 “The man in the mirror of the Book”, James Woodall,p. 195. 18 Zie bijvoorbeeld ”Finnegans Wake” van Joyce wiens boek een weinig mensen lazen en werkelijk begrepen wat de schrijver probeerde te verkondigen met zijn experimentele fictie. 19 Interview, María Kodoma, Buenos Aires, 20.11.94 19 werd gezet. Hij ervoer geen van beide belemmeringen in zijn relatie met Kodoma. Het succes van hun relatie werd bezegeld door hun huwelijk op 24 april 1986. Acht weken na hun huwelijk, op zaterdag 14 juni 1986, overlijdt de schrijver in zijn appartement te Genève, waar hij eveneens begraven wordt.

2.1.6 Borges‟ verzamelde werken

 1923 Fervor de Buenos Aires  1925 Luna de enfrente  1925 Inquisiciones  1926 El tamaño de mi esperanza  1928 El idioma de los argentinos  1929 Cuaderno San Martín  1930 Evaristo Carriego  1932 Discusíon  1935 Historia Universal de la infamia  1936 Historia de la eternidad  1941 El jardín de senderos que se bifurcan  1943 Poemas  1944 Ficciones  1949 El Aleph  1951 La muerte y la brújula  1952 Otras inquisiciones  1958 Poemas  1960 El hacedor  1961 Antología personal  1964 Obra poética  1965 Para las seis cuerdas  1969 Elogio de la sombra  1969 El otro, el mismo  1970 El informe de Brodie 20

 1972 El oro de los tigres  1974 El libro de arena  1975 La rosa profunda  1975 Prólogos  1976 La moneda de hierro  1977 Rosa y azul  1977 Historia de la noche  1979 Obras completas en colaboración  1979 Borges, oral  1980 Siete noches  1981 La cifra  1982 Nueve ensayos dantescos  1983 25 agosto 1983 y otros cuentos  1985 Los conjurados  1986 Textos cautivos  1989 Obras completas

Zie vervolg van Borges‟ biografie in bijlage 2.

21

3. Borges met betrekking tot feit en fictie

Het eerste gedeelte van dit centrale stuk van de scriptie gaat over fictie en de speciale manier waarop Borges hiervan gebruik maakt in zijn oeuvre, vooral in de bundel “Het verslag van Brodie”, “de Aleph”, “De maker” en “Het boek van zand”. Om een goed inzicht te krijgen in Borges‟ gebruik van fictie in deze werken, is het belangrijk om vanuit een degelijke en duidelijke basis te vertrekken. Enkele belangrijke vragen zullen daarom het uitgangspunt vormen van deze studie: Wat is fictie? Wat houdt het precies in? Hoe zien wij fictie? Deze vragen zullen gedeeltelijk in oppositie en gedeeltelijk in overeenkomst staan met de vragen: “Wat is fictie voor Borges? Wat houdt die fictie in zijn werken precies in en hoe gaat hij er mee om?” In een later deel van dit hoofdstuk zal ik de focus verschuiven naar de realiteit ten opzichte van deze fictie. Uiteindelijk is het mijn bedoeling om aan de hand van concrete voorbeelden te constateren hoe fictie en feit zich handhaven in de literatuur van Borges. Ik zou graag, zoals in de wiskunde, een bewijs uit het ongerijmde aanhalen. Met andere woorden laten we aannemen dat er een grens bestaat tussen de twee(bij Borges alleszins), dan zal ik proberen aan te tonen dat dit tot een tegenspraak leidt of zelfs het tegendeel bewijst.

22

3.1 Wat is fictie?

3.1.1 Algemeen

Allereerst is het van belang om het centrale begrip “fictie” op een correcte en bruikbare manier te definiëren. Het is mij namelijk opgevallen dat velen onder ons niet precies weten wat fictie inhoudt, waarbij zelfs woordenboeken niet één en dezelfde definitie blijken te handhaven. In de bijlage heb ik een lijst toegevoegd van zowel de elektronische vorm van de verschillende definities als een kopie uit een aantal vermaarde woordenboeken die ik raadpleegde om klaarheid te krijgen over wat fictie nu juist inhoudt. Fictie volgens de e-bronnen wordt gezien als een literair product, gebaseerd op de verbeelding van diens schrijver. Imaginair en verzonnen zijn twee van de termen die steeds herhaald worden in de populaire definitie van fictie. Er bestaat met andere woorden geen zekerheid of fictie gebaseerd moet zijn op realiteit of niet; de ene definitie vermeldt het begrip “realiteit”, de andere weer niet. Eveneens in de wetenschappelijke werken kan vastgesteld worden dat men niet volledig begrijpt wat het begrip fictie inhoudt. “The World Book Dictionary” legt in zijn definitie de klemtoon op het belang van de fantasie terwijl het etymologische woordenboek van Van Dale het begrip fictie omschrijft als “niet op werkelijkheid berustende voorstelling”20. Al deze bronnen halen belangrijke facetten aan van wat fictie nu eigenlijk is maar geven ons geen totaalbeeld. Door het gebrek aan éénduidigheid rond de betekenis van het centrale begrip in deze scriptie, heb ik gekozen om de definitie te volgen die Gregory Currie in zijn “The Nature of Fiction”21 voorstelt. Volgens hem is fictie het product van een communicatieve actie, meer bepaald een

20 Etymologisch woordenboek, Van Dale, p.264 21 The Nature of fiction, Gregory Currie 23 fictiecreërende handeling vanwege de acteur. Currie haalt eveneens de grens aan tussen realiteit en fantasie die in de populaire definitie centraal staat. Volgens hem bestaat “waarheid” in fictie maar met de connotatie dat iets waar is in een mogelijke wereld: hij veronderstelt als het ware dat iets fictioneels “waar” is in de fictionele wereld: “[…] truth in fiction is truth in a possible world”22. Als voorbeeld geeft hij het personage Sherlock Holmes van Doyle. In het fictionele werk is het waar dat Holmes rookt maar in de reële wereld hoeft dat niet perse het geval te zijn. Om het begrip fictie te verstaan is het belangrijk te weten dat alles wat fictie is, zich situeert in een fictionele wereld en niet in de reële wereld. Dit is een van de redenen waarom de populaire definities te kort schieten: zij vergelijken fictie met de reële wereld en concluderen dat er een grens moet bestaan tussen de twee. Volgens mij bestaat er wel degelijk een grens maar niet tussen fictie en de werkelijkheid maar tussen de fictionele wereld en de reële wereld. Het is van belang dat de lezer niet de vergelijking maakt tussen of iets waar of niet waar is tussen de twee werelden, maar eerder binnen de twee werelden. Fictie kan dus in de fictionele wereld een “known fact23” zijn. De verklaring hier gegeven over wat fictie is, heeft zoals eerder gezegd tot doel de lezer een volledige begrip te geven wat de term betekent. Tegelijk probeer ik hiermee aan te tonen dat de “grens” tussen feit en fictie die ik hier zal bespreken, niet te maken heeft met of iets waar of niet waar is maar eerder doelt op het vergelijken van informatie tussen de fictionele wereld en de reële. De bedoeling is om wat op het eerste gezicht een vermenging van feit en fictie blijkt te zijn, te ontrafelen en vast te stellen in hoeverre de fictionele wereld en de reële wereld op elkaar afgestemd zijn. Ik wil benadrukken dat ik met behulp van enkele biografieën de informatie , in de verhalen gepresenteerd, zal vergelijken met de realiteit.24 Niet om deze te ontkrachten maar, zoals eerder gezegd, om de balanssituatie te onderzoeken tussen de fictionele wereld en de reële.

22 The Nature of fiction, Gregory Currie,p. 54. 23 The Nature of fiction, Gregory Currie,p.73 24 Met de term ”realiteit” doel ik op de werkelijkheid in de ”reële wereld”. 24

3.1.2 Volgens Borges

Raphaël Lellouche verduidelijkt aan de hand van zijn boek “Borges ou l‟hypothése de l‟auteur” dat Borges een gelijkaardige visie vertoonde met betrekking tot het begrip fictie volgens Currie. Ondanks dat Borges hier niet woordelijk dezelfde termen als Currie gebruikt, is het aanneembaar dat Borges op het eerste zicht toch doelt op een afstand tussen de waarheid in fictie en de waarheid in de werkelijkheid:

“La fiction n‟est pas seulement le récit imaginaire, c‟est-à-dire un discours dont le rapport au monde réel est suspendu, mis entre parenthéses.”25

Lemm stelt met zijn boek “De literator als filosoof” dat een aantal belangrijke filosofen Borges beïnvloed hebben. Zo zou Borges‟ visie op fictie en waarheid mede door de filosoof Hume geïnspireerd zijn:

“Selon lui, une “fiction” n‟admet aucune vérité, et arbitraire. Envisagée ainsi du Point de vue de la “vérité de fait”, la fiction est bien entendu factice, ni vrai ni fausse, sans objet, gratuite. Elle n‟a pas affaire à des objets empiriques.”26

Zoals bij Currie staat de fictie bij Hume niet in relatie tot “empirische objecten” , met andere woorden er bestaat een reële wereld waarin die objecten zich bevinden: “de reële wereld”. Aannemelijk zou dan zijn dat de fictionele objecten tot een fictionele wereld zouden behoren. Net hierin ligt het verschil in de visies van Currie en Borges. Volgens de laatstgenoemde is fictie niet te situeren in de fictionele wereld: “La fiction ne se reduit pas au fictum, au “monde fictionnel[…] “ Tot welke “wereld” behoort fictie dan? Borges pleit dat fictie niet beschouwd zou moeten worden als een wereld maar eerder als een spel met de lezer, een spel waarbij bedrog en misleiden centraal staan. Dit misleiden is niet een leugen, die het foute voorstelt in plaats van de waarheid, maar is als het ware de “waarheid in vermomming”. De rol van de auteur is die van de misleider en de lezer heeft de rol van de gedupeerde. Dit spel van misleiden en bedriegen wordt

25 ”Borges ou l´hypothése de l‟auteur”, Raphaël Lellouche,p. 340 26 ”Borges ou l´hypothése de l‟auteur”, Raphaël Lellouche,p. 340 25 in zijn literatuur vaak vermomd met behulp van het beeld van de droom waarbij de persoon die droomt zijn creatieve mogelijkheden ongelimiteerd kan gebruiken. In een later deel van deze scriptie zal ik hier uitgebreid op terugkomen met behulp van concrete voorbeelden.

3.2 De verschillende aspecten van Borges fictie

Het spel dat Borges met fictie speelt, manifesteert zich op een aantal vlakken in zijn literatuur. Allereerst is er het aspect van de tijd waar Borges in vele verhalen van gebruik maakt waardoor de communicatie met de doden en het verleden tot stand wordt gebracht. Vervolgens het (auto)biografische aspect waarbij zowel omgeving en vertelperspectief aan bod komen. Bij elk aspect zal ik een korte toelichting geven en waar mogelijk Borges‟ intentie erachter te verklaren. De theoretische onderbouw kan voor een deel worden teruggevonden in “Vertelduivels: handboek verhaalanalyse” van Luc Herman & Bart Vervaeck. Het volgende hoofdstuk zal dus een uitgebreidere bespreking geven van deze verschillende aspecten in vier van zijn bekendste werken: “Het verslag van Brodie”, “De Aleph”,“De Maker” en “Het boek van zand”.

3.2.1 Tijd

Ik zal allereerst een toelichting geven van Borges‟ visie op dit fenomeen met behulp van één van zijn vroege essaybundels, “De geschiedenis van de eeuwigheid” genaamd, waarin hij een definitie van tijd probeert te geven. Borges ontdekt dat tijd “een metafysisch, natuurlijk mysterie” is “dat vooraf gaat aan de eeuwigheid.”27. Het mysterieuze aan tijd is juist dat iedereen éénzelfde besef van tijd heeft, hetgeen een gemeenschappelijke geschiedenis mogelijk maakt. Naast die algemene tijdsopvatting staat er een individuele tijdsopvatting. Gezien tijd een mentaal proces is, bevindt zich het mysterie in de samenwerking tussen deze verschillende

27 Jorge Luis Borges, ”De geschiedenis van de eeuwigheid”, p.14 26 tijdsopvattingen. Borges illustreert de algemene en individuele tijd mijn inziens frequent in zijn werken door verschillende personages en tijden door elkaar te laten lopen, hetgeen resulteert in een gevoel van verwarring bij de lezer. Een grondige analyse van de verhalen in kwestie zal onthullen dat hetgeen op het eerste gezicht verwarring lijkt, eigenlijk een afwisseling van algemene en individuele tijd blijkt te zijn. Ik zou durven stellen dat Borges hier gebruik maakt van het eerder vermelde spel van bedrog en misleiden. Opmerkelijk is wel dat hij onderscheid maakt tussen deze twee soorten tijden maar bij het definiëren van het begrip “tijd” de nadruk meer op diens simultane eigenschap legt: de tijd moet niet als een “aaneenlassing van verleden, heden en toekomst”28 gezien worden maar als een simultane toestand van tijden. In de Enneaden van Plotinus wordt deze simultaniteit als volgt beschreven:

“[…] ,nu Socrates, dan een paard; altijd één geïsoleerd ding dat men vat en duizenden die verloren gaan; maar de Goddelijke Intelligentie omvat alle dingen tegelijk. Het verleden zit in het heden, evenals de toekomst. Niets gaat voorbij in die wereld, waarin alle dingen voortbestaan, kalm in de gelukzaligheid van hun conditie.”29

Naast het feit dat er geen wezenlijk onderscheid tussen de verschillende tijden is, kan er geargumenteerd worden aan de hand van dit fragment dat Borges probeerde tijd in zijn verhalen een filosofische ondergrond te geven; in zijn fictionele wereld “gaat er niets voorbij, alle dingen blijven erin voortbestaan”30. Hij pleit als het ware om zijn fictie als tijdloos te bezien, ondanks de vele tijdsvermeldingen en vermengingen. Nu het verleden toch aangehaald wordt, zou ik graag hier een korte toelichting willen geven over de oorzaak dat ik überhaupt aan deze scriptie begon : communicatie met het verleden, meer bepaald het gesprek met de doden naar aanleiding van “De tranen van de herinnering” van Jürgen Pieters. De volgende passage is een van de kiemen voor mijn bestaand interesse met betrekking tot de relatie die er heerst tussen literatuur en tijd:

28 Jorge Luis Borges, ”De geschiedenis van de eeuwigheid”, p.15. 29 Selected Works of Plotinus. Translated by Thomas Taylor. London, 1817. 30 Ik verwijs hiermee naar citaat 26. 27

“Pas in het schrijven en in de daad van verbeelding waarvan dat schrijven tegelijk momentum en resultaat is, kunnen heden en verleden daadwerkelijk samenvallen.”31

Dit samenvallen van de actie van het schrijven en de simultaniteit binnen het begrip tijd32 herken ik ten volle bij de schrijver Borges. In het volgende hoofdstuk zullen concrete voorbeelden uit zijn werken dit verduidelijken. Als laatste opmerking met betrekking tot de communicatie met het verleden is het van belang te vernoemen dat deze communicatie in een aantal verhalen zelfs evolueert tot een gesprek met de doden. Vaak wordt het verleden namelijk gepersonifieerd door een dode, een gestorven persoon. De lezer treedt als het ware in contact met de dode via de literatuur(verhalen) van Borges. Het is dus meer dan enkel een terugkeer in de tijd. Zoals de schrijver zelf beweert is het meer alsof verleden, heden en toekomst naar eenzelfde tijdstip herleid worden. Een concrete illustratie van zijn visie op tijd geeft Borges reeds aan de hand van een anekdote waarvan hij in de essaybundel “ De Geschiedenis van de eeuwigheid” een korte uiteenzetting geeft. Opmerkelijk is dat dit werk op een gelijkaardige manier als het boek der Enneaden33 is opgebouwd. In het zesde en laatste deel verkondigt Borges pas zijn eigen visie op tijd en eeuwigheid. Hij vergelijkt die eeuwigheid met behulp van een uitleg die hij reeds in 1928 in het stuk met titel “Sentirse en muerte”(zich in de dood voelen) had gegeven.34 Hierin verklaart hij aan de hand van een korte anekdote hoe tijd een illusie is. Op een avond wandelt hij door de buurt Barracas en beschrijft ondertussen uitvoerig de omgeving. Plots stopt de beschrijving en krijgen we als lezer een moment van stilte, rust waarbij het ik-persoon het concept tijd relateert tot de zo juist gegeven beschrijving van het straatbeeld:

“ Ik stond naar die eenvoud te kijken. Ik dacht ongetwijfeld hardop: Dit is hetzelfde als dertig jaar geleden… Dat tijdstip giste ik: in andere landen pas geleden, maar

31 Jürgen Pieters, De tranen van de herinnering, p.171 32 Betrekking hebbend op het samenvallen van heden, verleden en toekomst. 33 De Enneaden van Plotinus. 34 Uit ”El idioma de los argentinos”(de taal van de Argentijnen) 28

hier , aan deze veranderlijke kant van de wereld, al heel ver weg.[…] De voor de hand liggende gedachte ik ben in de achttiende eeuw was niet langer een verbale benadering van wat ik voelde, maar verdiepte zich tot werkelijkheid.”35

Doordat de omgeving hetzelfde blijft op juist die plaats op twee verschillende tijdstippen, argumenteert Borges dat het concept tijd een illusie is. Dit is een merkwaardige visie als men bedenkt dat het dus onmogelijk was voor de schrijver dat een ruimte dezelfde eigenschappen zou bezitten na een eeuw tijd. Men zou daaruit kunnen afleiden dat voor Borges de tijd enkel bestaat als er verandering aanwezig is. Dit is echter niet zo zoals later zal blijken omwille van Borges‟ geloof in het principe van de cirkelvormigheid van de tijd. Een tweede toelichting is die van een meer verhaaltechnische aard. Deze richt zich op de verhouding tussen de tijd van de geschiedenis en die van het verhaal. Ten opzichte van mijn eerste toelichting bij dit deel zou je kunnen argumenteren dat dit een drogere, theoretischere benadering is van het concept tijd. Ik ga niet de gehele theorie uit de doeken doen maar ik wil wel een basis leggen voor het mogelijk gebruik van bepaalde verhaaltechnische termen in de komende verhaalanalyses. Het concept “tijd” in een verhaal kan volgens Herman & Vervaeck ontleed worden in drie delen: duur, volgorde, frequentie. Met duur wordt de relatie bedoeld tussen de tijd die nodig is om het verhaal te “vertellen” 36 en de tijd die zich in het verhaal afspeelt, respectievelijk verteltijd en vertelde tijd genaamd. Volgens Mieke Bal zijn er 5 soorten relaties te onderscheiden tussen de verteltijd en vertelde tijd: De ellips, versnelling, scène, vertraging en pauze. Bij het onderdeel “volgorde” is het van belang dat er duidelijkheid bestaat wat een analepsis en een prolepsis inhoudt en welke relatie die ten opzichte van de tijd kunnen leggen: intern, extern en gemengd. Een laatste onderdeel binnen de onderdeling van “tijd” is “frequentie” hetwelk de verhouding beschrijft hoe vaak een bepaalde gebeurtenis voorkomt in een verhaal: singulatief, iteratief en repetitief. Ondanks dat ik niet de

35 Jorge Luis Borges, ”De geschiedenis van de eeuwigheid”, p.38. 36 Eigenlijk bedoelt men de tijd die nodig is om het verhaal te lezen. 29 structuralistische verhaalanalyse zal gebruiken wil ik hiermee aantonen dat bepaalde begrippen ervan toch aanbod zullen komen.

3.2.2 Het autobiografische aspect

In dit stuk zullen een tweetal belangrijke dimensies kort besproken worden van de autobiografische nasmaak die een aantal van Borges‟ boeken achterlaten bij de lezer. Allereerst is het van groot belang om de nadruk te leggen op de centrale vraag betreffende dit deel: Schrijft Borges over zichzelf en over zijn omgeving? Zo ja, wat is zijn doel hiermee? Een tweede cruciale vraag behandelt de onzekerheid van de lezer betreffende het waarheidsgehalte. Waar speelt de schrijver met de realiteit, waar niet? Dit spel van waarheid en bedrog37 manifesteert zich in een tweetal belangrijke facetten: de ruimte en het vertelperspectief. Tijd had eveneens hier kunnen besproken worden maar ik vond het beter om aan dat facet, door het belang ervan in Borges‟ literatuur, een eigen paragraaf te wijden.

3.2.2.1 Ruimte en omgeving

Ik wil hiermee kort belichten wat typerend was voor de omgeving die Borges beschrijft in een groot deel van zijn literatuur. Het doel is zeker niet een “standaardruimte” te definiëren waar Borges in zijn oeuvre steeds gebruik van maakt maar eerder een aantal eigenschappen aan te halen die aan bod zullen komen in het volgende hoofdstuk. Met behulp van deze kenmerken38 zal het eenvoudiger zijn autobiografische elementen te herkennen in zijn werk. Voor eerst is het belangrijk om de theoretische onderbouw toe te lichten waarop ik dit onderdeel baseer. In het boek “Vertelduivels” van Luc Herman en Bart Vervaeck wordt het begrip “setting”

37 Zie pagina 25 in deze scriptie. 38 Het inleidende hoofdstuk over Borges‟ leven in het begin van deze scriptie dient eveneens als hulpmiddel bij het herkennen van autobiografische elementen in zijn fictie. 30 oftewel “Chronotoop” zoals Bachtin het placht te noemen, verduidelijkt. Zij definiëren het als een tijdruimtelijke situering ofwel een tekstuele combinatie van tijd(chronos) en ruimte(topos). Het belang van de chronotoop wordt verklaard aan de hand van een eenvoudig voorbeeld: “ Een achtervolgingsscène kun je enkel beschrijven als je het voorbijrazende decor laat zien.” Met andere woorden “Acties zijn niet los te maken van de setting”.39 Maarten Steenmeijer schrijft in “De Strijd tegen tijd en vergetelheid”40 dat de fantasierijke werelden en encyclopedische labyrinten die Borges construeert niet de kern van zijn werk zijn, maar enkel maar eromheen zwerven.Borges‟ typische setting is het 19 de eeuwse stadsbeeld van Buenos Aires. Veel van zijn levensjaren heeft hij doorgebracht in dit “labyrint” van straten zoals hij het zelf noemt. In de bijlage zijn foto‟s toegevoegd van de stad en enkele sfeerfoto‟s uit het boek “Album Borges” samengesteld door Jean Pierre Bernés. Dit om een beeld te geven over hoe de stad eruit zag tijdens zijn leven. Zelf beschrijft hij de buurt in Buenos Aires als armoedig, maar met een gelukzalige uitstraling.

“ Ik omschrijf het nu als volgt: die zuivere voorstelling van homogene dingen – avondrust, oplichtend muurtje, landelijke geur van kamperfoelie, oeroude modder […]”41

Naast de ruimtelijke beschrijvingen weerspiegelt zijn fictie vaak elementen die betrekking hebben op de cultuur die hem omringde, maar eveneens op diegene die hem niet omringde. Zo geeft hij altijd blijk van in een getto te hebben rondgedwaald als kind, maar niets was minder waar. Borges is in een beschermde omgeving opgegroeid die vooral bestond uit een tuin en de privé bibliotheek van zijn vader. Hierdoor kan geargumenteerd worden dat bepaalde elementen die op het eerste gezicht autobiografisch overkomen, eigenlijk afkomstig zijn uit verhalen of anekdotes en niet uit persoonlijke ervaringen.42 Zo spreekt hij over gaucho‟s43, een soort

39 Vertelduivels, Herman & Vervaeck, p.63 40 “De strijd tegen tijd en vergetelheid: Het weemoedige universum van Borges”, Maarten Steenmijer, Vrij Nederland, 14-1-1989. 41 Jorge Luis Borges, De Geschiedenis van de Eeuwigheid, p.39 42 Ik zal dit concretiseren in de bespreking van onder andere “De geschiedenis van Rosendo juárez” uit het boek “Het verslag van Brodie” in het volgende hoofdstuk. 31

Argentijnse cowboys, die naar zijn beschrijvingen marginale types lijken te zijn, die lijken te overleven in de samenleving als boeven. Borges situeert deze figuren vaak in ruwe, luidruchtige bars waar overmatig alcoholgebruik en messengevechten frequente plaatsvinden. Hier is eveneens een kleine aanpassing van de realiteit aanwezig. Zoals ik al beweerde zijn Gaucho‟s eigenlijk de benaming voor Argentijnse cowboys. Zoals het woord “cowboy” al zegt, staat het woord gaucho voor iemand die vee houdt. Zij leven samen met hun vee op de pampa‟s44 en halen hun hoofdinkomst uit de verkoop van gedroogd vlees en rundsleer. Hun reputatie blijkt niet één te zijn van marginale boeven maar eerder één van harde en hardwerkende arbeiders45. Vermoedelijk heeft Borges zich laten beïnvloeden door andere fictionele werken, die mogelijk in de bibliotheek van zijn vader stonden, betreffende zijn beeld van de gaucho´s.

3.2.2.2 Vertelperspectief

Het belangrijkste aspect van het vertelperspectief is de relatie tussen de vertelinstantie en het vertelde. Borges gebruikt in zijn literatuur vaak de ik- persoon als vertellende instantie, hetgeen de lezer frequent voor het mysterie zet of verteller en ik – persoon één en dezelfde zijn. Is Borges te identificeren met de verteller als wel met het ik -personage in het vertelde? Het doel van het onderzoek naar welk vertelperspectief een verhaal heeft is om de relatie tussen verteller en vertelde te ontleden. De verschillende vertelinstanties van Herman & Vervaeck zullen bijgevolg sporadisch aan bod komen in de analyses. Naast deze vertelinstantie is er nog het onderscheid in de betrokkenheid van de verteller ten opzichte van het vertelde46.

3.4 El Aleph

43 In de bijlage is een foto van een Gaucho te zien in traditioneel kostuum. 44 Het woord “pampa” komt uit het Quechua (Indiaanse taal) woord voor "vlakte". 45 Informatie over Gaucho is van http://en.wikipedia.org/wiki/Gaucho gehaald. 46 ”Vertelduivels: handboek verhaalanalyse”, Luc Herman&Bart Vervaeck, Antwerpen,2001, p.93. 32

Biografie van Tadeo Isidoro Cruz

Het verhaal behandelt het thema dat Borges frequent aanhaalt in deze bundel, met name de tijd en meer bepaald de eeuwige terugkeer ervan. Een soldaat heeft tijdens één van zijn laatste nachten een hardnekkige nachtmerrie waarbij hij al schreeuwend wakker schiet. Niemand heeft een idee waar de nachtmerrie over ging, maar de volgende dag wordt hij dood aangetroffen in een naargeestig rietland. Zijn zoon, Tadeo Isidoro Cruz, gaat eveneens in dienst als soldaat. Tijdens zijn legerdienst geraakt hij in een messengevecht verwikkeld en ziet zich gedwongen te vluchten. Na ettelijke dagen wordt hij door de politie omsingeld in datzelfde rietland( waar zijn vader in gestorven was) en na een hevig gevecht overmeesterd. Jaren later gaat het verhaal dat Cruz, als hoofd van de plattelandspolitie de opdracht kreeg een booswicht gevangen te nemen dat zich in een rietland verschuilde. Zoals blijkt zal deze man, Martín Fierro, een deserteur, zich even moedig verzetten als dat Cruz dat zoveel jaren terug deed toen ze hem kwamen arresteren in datzelfde rietland. Tijdens de strijd begint Cruz te begrijpen dat hij en deze deserteur éénzelfde lot delen, dat zij als het ware dezelfde persoon waren: “Hij begreep zijn inwendige lot als wolf, niet als herdershond; hij begreep dat hijzelf de andere was.47” Als Cruz dit beseft, smijt hij zijn uniform aan de kant en begint tegen zijn eigen soldaten te vechten, aan de zijde van de deserteur. Als lezer merk je de overeenkomsten op tussen de verschillende personages naarmate je verder leest: het zijn allemaal soldaten, ze hebben allemaal iets op hun kerfstok. De plaats is steeds dezelfde, namelijk het rietland. Het enige verschil tussen hen is de tijd waarin hun verhalen zich afspelen. Kees Fens haalt reeds in zijn artikel “De nederlaag tegen de literatuur”48 aan dat het proza van Borges niet de nadruk legt op het verloop van tijd maar de herhaling ervan. Ondanks het feit dat situaties in hun uiterlijke vorm van elkaar verschillen, zowel in tijd als qua personages, zijn ze in wezen gelijk aan elkaar. Fens drukt het als volgt uit: “[…] de dingen moeten opnieuw gebeuren vanwege het principe van de herhaling.”49 Het lijkt erop dat de mens niet alleen zijn leven leeft maar ook dat van vele anderen, uit verschillende tijden

47 “De Aleph”, Borges, p. 320 48 ”De nederlaag tegen de literatuur”, Kees Fens, 9-1-1989 49 ”De nederlaag tegen de literatuur”, Kees Fens, De volkskrant 9-1-1989 33 en van verschillende plaatsen. Het feit dat “hijzelf de andere was” zoals het in het verhaal verwoord wordt, gecombineerd met het concept dat de mens het leven leeft van zichzelf maar ook van vele anderen, doet de metafysische vraag rijzen: “Wie zijn wij eigenlijk? Wie ben ik als individu?”. Het is met dit gevoel van onzekerheid en verwarring dat Borges zijn lezer achterlaat. Alsof hij enkel maar stof wil doen opwaaien en de rest aan ons, als lezer, overlaat om uit te zoeken hoe het nu werkelijk zit.

Emma Zunz

Dit kortverhaal gaat over een vrouw die (via een brief) te weten komt dat haar vader overleden is waarop zij beslist om een lang verborgen geheim te onthullen. Haar vader had namelijk de schuld gekregen van een fraudezaak waarbij hij zowel zijn werk als zijn bezittingen verloor. De daadwerkelijke schuldige is echter de baas van de fabriek waar zij te werkgesteld is, dhr. Aarón Loewenthal, en ze vat het plan op hem te vermoorden. Als voorbereiding op de moord besluit ze zich te onteren door zichzelf te “verhuren” als hoer aan één van de zeemannen uit de lokale haven. Na de moord te hebben gepleegd, belt zij de politie en vertelt dat haar baas haar heeft verkracht, waarop zij hem uit zelfverdediging dodelijk heeft verwond. De auteur toont de vrouw initieel als zwak en onkundig met een “ziekelijke” angst voor mannen. Haar zwakte blijkt een deel te zijn van de rol die ze speelt om tot haar doel te komen: de dood van haar baas. Pas in de laatste alinea‟s wordt het benadrukt dat heel de act (haar zwakheid, de bezoedeling,…) deel van een plan uitmaakte om Loewenthal te kunnen vermoorden: “Daarna nam ze de telefoon van de haak en herhaalde wat ze zo vaak zou herhalen, met die en met andere woorden[…]”.50 Het contrast tussen haar zwakheid in het begin van het verhaal en de kracht die ze uiteindelijk toont, geeft blijk van een vlijtige en een doelgerichte voorbereiding. Deze voorbereiding blijkt uit hoe de moord door haar “toneel” als het ware transformeert in een overtuigend geval van zelfverdediging: “Hij heeft me verkracht en ik heb hem vermoord.”51 Borges lijkt de lezer met behulp van de geschetste evolutie van Emma een idee te willen geven over welke impact feit en fictie hebben op het beeld dat wij als lezer

50 “De Alpeh”, Borges,p.328 51 “De Alpeh”, Borges,p.328 34 tijdens het lezen krijgen. Emma is helemaal niet verkracht, toch gelooft iedereen haar. Het wordt duidelijk voor de lezer dat feit en fictie niet conform hoeft te zijn aan fantasie en waarheid. Zowel in de reële wereld als in de fictionele is er een verschil mogelijk tussen wat waar en niet-waar is. Zoals Gregory Currie reeds stelde: “[…] truth in fiction is truth in a possible world”52. In “Emma Zunz” is de reden waarom Loewenthal vermoord wordt een leugen, maar Emma‟s toon, haar schaamte, de haat zijn reëel. De omstandigheden, het tijdstip en bepaalde eigennamen waren fictief. Ondanks het ongelooflijke karakter van de geschiedenis komt het toch overtuigend over omdat het in hoofdzaak waar is53. Persoonlijk denk ik dat dit verhaal een illustratie is van zijn methode als schrijver, met name hoe hij iets overtuigend laat overkomen bij de lezer. Door genoeg “feiten” in één verhaal te vernoemen, negeert de lezer de leugens, de onjuistheden, want voor hem is het belangrijk dat de geschiedenis in hoofdzaak waar is.54 Borges vraagt van zijn lezer dat deze over de onwaarheden heen leest, als het ware “blind” ervoor zou zijn. Kees Fens beaamt deze instelling van Borges in zijn artikel voor de Volkskrant: “[…] lezen is een zaak van verblinding”55. Verblinding staat in Borges‟ oeuvre nauw in verband met het thema “ droom”. Zoals hij reeds in “De Maker” aanhaalt, is verblinding vergelijkbaar met ervaringen zoals duisternis en zelfs van de nacht. De nacht is op haar beurt het domein van de droom. Borges leed aan een verslechterend zicht met als uiteindelijke resultaat: totale blindheid. Voor hem werd het leven dan ook als een constante droom ervaren, waar herinneringen centraal stonden, maar zich kenmerkten door vaagheid56. Iets wat wij allemaal wel ervaren in dromen, is diezelfde wazigheid die bepaalde details kunnen hebben. Ondanks dat de elementen in de droom vaak gebaseerd zijn op de realiteit, lijkt het onmogelijk om een exact beeld te creëren. Vaak is dan de enige oplossing de ontbrekende informatie zelf aan te vullen met eigen fantasie. Een gelijkaardige methode past Borges in zijn schrijven toe, waardoor zijn fictie zich typeert door de vrijheid, de mogelijkheid in zijn Borgiaanse droomwereld.

52 The Nature of fiction, Gregory Currie,p. 54. 53 “Emma Zunz” uit “De Alpeh, Borges,p.328. 54 Zie voetnoot 49 voor referentie. 55 ”De nederlaag tegen de literatuur” uit De Volkskrant, Kees Fens, 9-1-1989.

35

“Als ik schrijf, probeer ik te zijn niet tegenover de dingen die op dat moment echt gebeuren, maar tegenover mijn bijzondere droom op dat moment.”57

Voor Borges hangt de relatie tussen feit en fictie volgens hem nauw samen met de droom: “Zo wordt, geloof ik, literatuur gemaakt, gewoon door dromen.”58

Het schrift van God

Het verhaal handelt over een man, een priester, die opgesloten zit in een kerker. Tijdens één van zijn slapeloze nachten herinnert de man zich de overleveringen van God waarin verhaald wordt dat Hij voorzag dat er aan het einde der tijden veel ellende en verval zou plaatsvinden. Op de eerste dag van de Schepping creëerde Hij een toverspreuk waardoor dat kwaad bezworen kon worden.

“Niemand weet waar hij haar neerschreef en met welk lettertekens[…] wie weet had ik de inscriptie van Qaholom duizenden malen gezien en hoefde ik haar alleen nog maar te begrijpen.” 59

De man begint doorheen zijn herinneringen te bladeren op zoek naar deze spreuk: “ Op een nacht voelde ik dat ik vlak bij een nauwkeurige herinnering was; voor hij de zee ziet, voelt de reiziger zijn bloed tintelen.”60 Mogelijkerwijs kan dit “zoeken” als allegorie gelden voor Borges‟ manier van schrijven, zijn blindheid indachtig, waarbij hij zich baseert op zijn herinneringen. In het artikel “Een draad van Zand” beaamt T. van Deel deze indirecte methode van het weergeven van eigen ervaringen die Borges hanteert. In het algemeen komen autobiografische gegevens bij Borges vaak in een fictioneel jasje aan bod, waardoor de lezer niet meteen door heeft dat de schrijver eigenlijk over zichzelf aan het schrijven is.

“Hij neemt altijd een grote afstand in acht en zet zijn denkbeelden en ervaringen nooit min of meer direct maar altijd via omwegen op papier.”61

57 ”De nederlaag tegen de literatuur”, Kees Fens, uit De Volkskrant , 9-1-1989. 58 ”De nederlaag tegen de literatuur”, Kees Fens, uit De Volkskrant , 9-1-1989. 59 “De Aleph”, Borges, p.377-378. 60 “De Aleph”, Borges, p.377. 61”Een draad van Zand”, T. Van Deel, uit Trouw, 12-1-1989,. 36

Het is via omwegen zoals vergelijkingen, gesprekken met fictieve personages, in fictieve omgevingen en tijden dat Borges als persoon schuilt. Hij laat zich enkel kennen via zijn fictie, waardoor de lezer vaak gedwongen is een autobiografische kennis te bezitten en zich eveneens dient bewust moet zijn van Borges‟ talloze fictionele thema‟s.62 Als we dieper ingaan op de herinneringen en de blindheid die daar mee gepaard gaat, kunnen we vaststellen dat de droom die de priester die nacht in de kerker heeft, symbool staat voor de opvattingen die Borges koestert aangaande de waarneming van de werkelijkheid. Volgens Borges is fictie zoals een droom: een mengeling van feit en fictie, van waarheden en fantasieën; als we uit deze droom ontwaken, blijven we nog steeds in een droomwereld. Onze werkelijkheidsopvatting is namelijk een door ons waargenomen beeld van de werkelijkheid en dus beïnvloed door onze vooroordelen, opinies en gedachten. Als schrijver reconstrueert Borges het verleden niet maar construeert hij die.

“Wat hij schrijft is niet zoals het is geweest is, maar zoals hij zich verbeeldt dat het geweest is[…] Borges is er zich maar al te goed van bewust dat de werelden die hij oproept simulaties zijn[…]”63

Naast Steenmeijers visie vinden we een gelijkaardige visie op Borges‟ werkelijkheid terug bij Ger Groot in het artikel “Het ene woord dat alles zegt”64. Daarin zegt hij dat Borges‟ kracht schuilt in de fantasieën die niet in de wereld ingrijpen maar eerder gaan over de wereld als geheel, met andere woorden de voorwaarden die maken dat de werkelijkheid er als een “wereld” uitziet. Zo kan eveneens mijn analyse beschouwd worden als een constructie en niet een reconstructie van Borges‟ fictionele wereld. Mijn visie wordt immers evenwel beïnvloed door mijn ideeën en gedachten. Ik creëer een werkelijkheid door de afleidingen die ik maak uit de gelezen verhalen. Dit kan eveneens gezien worden als een poging om uit Borges‟ literatuur een min of meer sluitende werkelijkheid te halen.

62 Ik heb een aantal van de belangrijkste van deze fictionele thema‟s kort toegelicht in het inleidende hoofdstuk “De verschillende aspecten van Borges fictie”. 63”De strijd tegen tijd en vergetelheid: Het weemoedige universum van Borges”, Maarten Steenmijer, uit Vrij Nederland, 14-1-1989. 64 ”Het ene woord dat alles zegt”, Ger Groot, uit NRC Handelsblad, 20-11-1989. 37

Het wachten

De achterliggende idee van het verhaal heeft te maken met Borges‟ droomachtige vorm van literatuur, zoals reeds werd aangehaald in “Het Geschrift van God”. In “Het wachten” ligt de nadruk minder op het droomachtige karakter en meer op de wazigheid die de grens tussen droom en werkelijkheid kenmerkt. Iets dat fictioneel is, hoeft daarom niet ver van de waarheid te liggen. De geschiedenis vertelt de moord op een onbekende man die zich bewust is van zijn nakende dood door een steeds terugkerende droom. Zijn moordenaars blijven steeds deel van de droom uitmaken maar de omstandigheden lijken steeds te veranderen. Naast het voorbeeld van “Emma Zunz” merken we dat de schrijver vaak de “waarheidsgetrouwheid” van kleine details verwaarloost en de nadruk legt op het feit dat de hoofdhandeling waar is. Het droomachtige karakter wordt nog meer versterkt als Borges een van zijn geliefde thema‟s aanhaalt, namelijk het fenomeen van de droom in een droom.65 Als de man zijn moordenaars uiteindelijk werkelijk zijn kamer ziet binnenkomen draait hij zich om om de slaap te hervatten, alsof hij de realiteit als één van zijn vele dromen beschouwt. Hij blijkt niet meer in staat te zijn om droom en realiteit van elkaar te scheiden: “[…] om de moordenaars te veranderen in een droom, zoals ze dat zo vaak waren geweest, op dezelfde plek, op hetzelfde tijdstip?”66. Opmerkelijk is dat beide mannen, het hoofdpersonage in “Het Schrift van God” en die in “Het wachten” het noodlot fatalistisch ondergaan. In het eerste verhaal sterft het personage eenzaam liggend in de kerker terwijl hij de formule kent waardoor hij zich van alle ellende zou kunnen bevrijden: “Daarom spreek ik de formule niet uit, daarom laat ik toe dat de dagen mij, liggend in de duisternis, vergeten.”67 In het tweede verhaal zou het hoofdpersonage hebben kunnen vluchten door te luisteren naar de waarschuwingen die zijn dromen hem gaven, toch kiest hij om te blijven wachten en te sterven: “In die magie ging hij op toen het schot hem uitwiste.”68 Deze citaten hebben geen ander doel dan te illustreren wat Guy Possons in zijn artikel “Borges ten voeten uit” als kritiek op Borges aanhaalt, namelijk diens diepgaande metafysische ingesteldheid.

65 Een techniek die hij reeds in “Het geschrift van God” gebruikt. 66 “De Aleph”, Borges, p.403. 67 “De Aleph”, Borges, p.382. 68 “De Aleph”, Borges, p.403. 38

“[…] het heeft een diepe verankerde fatalistische inhoud, het beschrijft de mens als marionet, als een willoos werktuig van de Goden en het leven als een labyrint dat nergens heen gaat.”69

De man op de drempel

Het is belangrijk te weten dat dit verhaal twee essentiële aspecten van Borges‟ literatuur beklemtoont. Ten eerste belicht ik het aspect van het vertelperspectief, meer bepaald de onduidelijkheid over wie achter het ik-persoon schuilgaat. Vervolgens zal het aspect van de tijd aan bod komen waarbij vooral de klemtoon op de illusie ervan zal liggen. Aan de hand van deze analyse zal duidelijk blijken dat tijd en vertelperspectief nauw samenhangen. Het verhaal begint op een typisch “Borgiaanse” manier, meer bepaald met een boodschap van de verteller die rechtstreeks aan de lezer gericht is. Hierin beweert deze uitermate getrouw een vertelling van een zekere Christopher Dewey te zullen reconstrueren zonder “bijkomstige kenmerken toe te voegen of, door stukjes Kipling in te lassen, het exotische aspect van het verhaal aan te dikken.”70 Na de korte inleiding waar duidelijk de inslag van biografische elementen merkbaar is, begint het verhaal, opmerkelijk genoeg, in de ik-vorm, hetgeen de lezer in verwarring brengt over de exacte identiteit van het ik- personage. De precieze oorzaak van de verwarring ligt in de directe aanspreking van de lezer. Deze verwacht min of meer dat het “ik” uit dit stuk niet dezelfde is als het “ik” uit de inleiding. In het inleidende stuk vertelt de ik-persoon de lezer dat hij een tekst zal reconstrueren uit een aantal gehoorde verhalen, vandaar dat niemand een homodiëgetische, allodiëgetische verteller verwacht in het eigenlijk verhaal. In het inleidende stuk blijkt de verteller evenzo duidelijke overeenkomsten met de auteur te vertonen. Een paar gegevens bevestigen de biografische inslag: zowel Bioy Casares als Christopher Dewey, vrienden waarmee Borges nauw heeft samengewerkt worden vernoemd, de Latijnse uitspraak van Christopher Dewey blijkt eveneens uit de realiteit gegrepen te zijn. De biografische gegevens buiten beschouwing gelaten, blijft de verteller eveneens de lezer rechtstreeks aanspreken: “De exacte geografie van

69 Citaat van Eduardo Gabano geciteerd door H. Ter Nedden en J. Uven in “Uit de bek van de hel. Schrijvers in Latijns Amerika.” 70 “De Aleph”, Borges, p.404. 39 de gebeurtenissen die ik ga vertellen doet er heel weinig toe”71. Veel van de verhalen in de bundel “De Aleph” zijn in de ik-vorm geschreven en het is volgens Guy Posson niet uitzonderlijk “dat Borges zijn lezers daarmee soms ook in het ootje neemt.”72. In dit verhaal is echter hiervan geen aanwijzing te vinden en blijft het een mysterie wie de ik- persoon is. Het verhaal gaat over een man van schotse afkomst, Glencairn, die in een anoniem moslimland de orde komt herstellen. Spijtig genoeg schijnt deze man niets anders te doen dan de corruptie aan te moedigen. Op een dag blijkt deze man plots verdwenen te zijn. Het ik- personage krijgt de opdracht uit te zoeken wat er gebeurd is. Hier rijst de vraag nogmaals bij de lezer wie de “ik” eigenlijk voorstelt. Het personage lijkt een soort van rechercheur of privé detective te zijn. Dat dit personage dan enige gelijkenis met Borges zou hebben, is moeilijk te geloven. Eveneens zijn bepaalde acties van het “ik” niet kenmerkend aan de schrijver, bijvoorbeeld “Een van die nauwkeurige leugenaars gaf ik een stomp in het gezicht”73. In het laatste deel van het verhaal wordt beschreven hoe het “ik” een adres krijgt waar hij de Schot zou kunnen vinden. Daar aangekomen ontmoet hij een oude man die hem het verhaal van de Schot vertelt. Deze raamvertelling vertoont gelijkenissen met wat Koos Genen in zijn artikel beschrijft als “een droom in een droom”. Volgens mij wordt hier nogmaals de gelijkheid bevestigt tussen droom en literatuur binnen Borges‟ repertoire. Genen beweert immers dat schrijven bij Borges, samenhangt met de extatische toestand van een droom: “Als de lezer voelt dat de droom een antwoord is op een echte droom, dan leest hij door.”74 Het gebruik van de methode van de raamvertelling resulteert uiteindelijk in een overgang van een homodiëgetische, allodiëgetische verteller (het“ik”-personage) naar een hetereodiëgetische, allodiëgetische verteller (de oude man op de drempel). Het tweede essentiële aspect van Borges‟ schrijven heeft betrekking op het fenomeen van de tijd. Er dient vermeld te worden dat dit verhaal geen vertelde tijd bezit, hetgeen een structuralistische analyse bemoeilijkt. De focus zal eerder liggen op de verschillende tijdsopvattingen van de verschillende vertelinstanties, waarmee Borges een concretisering geeft van zijn hypothese over de eeuwige

71 “De Aleph”, Borges, p.404. 72 “Borges zaait wantrouwen”, G. Posson, uit De Standaard, 4-11-1977. 73“De Aleph”, Borges, p.406 74 ”De nederlaag tegen de literatuur”,Kees Fens , uit De Volkskrant, 9-1- 1989 40 herhaling van de geschiedenis, meer bepaald de cirkelvormigheid van de tijd . De man vertelt het ik- personage het verhaal van de Schot alsof het lang geleden gebeurd is en hij moeite moet doen om het zich te herinneren:

“Die gebeurtenis vond plaats toen ik een kind was.[…] De tijd die voorbij is, blijft in het geheugen; ik ben ongetwijfeld in staat wat toen gebeurd is weer boven te halen.”75

Iets later bevestigt de man weer, dat de geschiedenis met de Schot iets van een hele tijd terug is. Het verhaal eindigt met dat de ik- persoon die het huis, waar de man op de drempel zat, binnengaat en daar de terechtstelling van de Schot ontdekt. Er wordt met andere woorden door een hogere instantie dan de verteller, een spel gespeeld met de tijd. De enige hogere instantie dan de verteller is in dit geval de schrijver Borges. Dat beide executies zich hebben voorgedaan maar op verschillende tijdstippen toont aan dat Borges de tijd als een spel beziet, waarmee hij het principe van de herhaling wil aantonen, namelijk “Het spel gaat altijd door, altijd volgens dezelfde regels gespeeld, alleen de spelers wisselen.”76

De geschiedenis van de krijger en de krijgsgevangen vrouw

Allereerst zou ik de twee grote delen van het verhaal willen schetsen door middel van een korte samenvatting. Vervolgens zal ik proberen de relatie tussen de verhalen te verduidelijken. Het eerste deel behandelt de geschiedenis van de Lombardische krijger Droctulft, die zich tegen zijn eigen volk keerde door te deserteren en de vijand te helpen in de verdediging van hun stad. Het volgende deel vertelt het verhaal van een jonge Engelse vrouw die als krijgsgevangene bij de indianen belandt. Uiteindelijk blijkt dit de plaats voor haar in de wereld te zijn en weigert ze terug te keren naar de geciviliseerde wereld. Het tweede deel zou biografische elementen kunnen bevatten daar het Borges verteld werd door zijn Engelse grootmoeder. Dit laatste deel zou als het ware, in relatie tot de titel van deze scriptie, als “feit” bestempeld kunnen worden. Het eerste stuk daarentegen

75 De Aleph, Borges, p. 407 76 “De Nederlaag tegen de literatuur”,Kees Fens, uit De Volkskrant, 9-1-1989 41 is gebaseerd op een verhaal dat Borges in een boek van Croce77 heeft gelezen. De relatie tussen fictie en feit, dat het centrale thema uitmaakt van dit onderzoek, wordt hier met de twee delen van het verhaal geïllustreerd. Borges wist met andere woorden maar al te goed dat zijn lezer zich door de verhaalstructuur zou laten beïnvloeden en zou proberen om erachter te komen hoe deze twee zich ten opzichte van elkaar verhouden. Een ander verschil tussen beide verhalen is de tijd waarin het zich afspeelt, de vertelde tijd. Volgens Borges ligt er duizenddriehonderd jaar tussen het lot van de krijger en dat van de krijgsgevangen vrouw. Toch is er één opvallend detail dat deze twee verhalen een gelijkaardig, bijna identiek karakter geeft: het mysterie achter de drang die hen drijft. Borges geeft zelf een verklaring voor die drang, namelijk dat de mens daarover niets heeft te zeggen. De mens leeft, zoals al eerder aangehaald, niet enkel zijn eigen leven maar ook het leven van vele anderen “uit verschillende tijden en van verschillende plaatsen – in de wereld.”78

De theologen

De theoloog Aurelianus wijdt zijn leven aan het weerleggen van de argumenten van een aartsketter. Hun eindeloze godsdienstige polemiek eindigt in de beschuldiging van ketterij van Johannes van Pannonië en vervolgens diens dood op de brandstapel. Als Aurelianus in de hemel komt ontdekt hij dat Johannes en hij eenzelfde persoon zijn voor God. In Borges‟ essaybundel “De geschiedenis van de eeuwigheid” wordt dit ingewikkeld dispuut verklaard met behulp van de verschillende visies op tijd van filosofen zoals onder andere Plato, Schopenhauer, Marcus Aurelius,…. Als de omloop van de planeten cyclisch79 is dan is de geschiedenis eveneens cyclisch:

“[…] na de afloop van ieder platonisch jaar worden dezelfde individuen opnieuw geboren om hetzelfde lot te vervullen.”80

77 “La poesia”, Croce, p.278. 78 ”Een draad van zand”, T. Van Deel, in Trouw, 12-1-1989. 79 “De geschiedenis van de eeuwigheid”, Borges,p.93. 80 “De geschiedenis van de eeuwigheid”, Borges,p.93. 42

Deze visie wordt in het verhaal bevestigd door de aanhangers van sekte “Monotonoi” die geloofden dat “de geschiedenis een cirkel was en dat niets is wat niet is geweest en niet zal zijn”81. In het hoofdstuk “De cirkelvormige tijd” uit de essaybundel “De geschiedenis van eeuwigheid” beweert Borges, dat Marcus Aurelius een gelijkaardige visie op tijd had:

“Bedenk dat alle dingen draaien en opnieuw zullen draaien in dezelfde banen, en dat het voor de toeschouwer geen verschil maakt of hij ze een eeuw lang of twee eeuwen lang of oneindig ziet.”

De slotzin vertoont duidelijk een overeenkomst met die van “De geschiedenis van de krijger en de krijgsgevangen vrouw”.

“Het is juister te zeggen dat Aurelianus in het paradijs ontdekte dat voor de onpeilbare goddelijkheid hij en Johannes van Pannonië […] één enkele persoon waren.”82

Het verdwijnen van de grens tussen deze twee personen kan volgens mij als voorbeeld dienen voor de trend in Borges‟ oeuvre, waarbij grenzen vervagen zowel tussen personages, tijd(en), settings, met andere woorden de grens tussen feit en fictie blijkt lijkt niet te bestaan.

De dode

In dit verhaal zien we een heterodiëgetische schrijver die onzeker schijnt te zijn over de waarheid van zijn schrijven. Hij geeft toe dat hij de bijzonderheden van het avontuur niet kent en ze zal moeten aanvullen, mochten ze hem ooit bekend worden. Door deze verdedigende en onzekere stelling aan te nemen, behoedt hij zich reeds voor eventuele kritiek op de waarheid van het verhaal die vanwege de lezer zou kunnen komen. Deze ingesteldheid rechtvaardigt het gebruik van fictie op de plaats waar de verteller de “bijzonderheden” niet kent. In het verhaal zijn er weinig biografische gegevens te bespeuren, op het thema van de gaucho na. Mijn inziens geeft Borges hier een realistischer beeld over deze mensen dan in

81 “De theologen”, uit “De Aleph”, Borges,p.298. 82 “De theologen”, uit “De Aleph”, Borges,p.309. 43 zijn andere verhalen83. Borges schets de ontwikkeling van een jonge knaap naar een volwassen man die na een steekpartij het land moet ontvluchten. In Uruguay ontmoet hij in een kroeggevecht de leider van een bende gaucho‟s, Azevedo Bandeira genaamd. Deze leert hem de kunst van het veedrijven. “[…] binnen een jaar is hij een gaucho. Hij leert goed in het zadel zitten, de veestapels in kuddes verdelen, slachten, de snoerende lasso en de vellende werpkogels hanteren, slaap, stormen, vrieskou en zon weerstaan, met gefluit en geroep het vee opdrijven[…]”84 In werkelijkheid heeft Borges nooit contact gehad met gaucho´s, laat staan in hun midden geleefd. Het criminele karakter van deze mensen, die in realiteit gewone veefokkers waren, is door Borges verzonnen. Zoals eerder vermeld, stel ik dat de oorzaak hiervoor te zoeken is in zijn jeugd, vooral de tijd waarin hij als kind zijn vaders bibliotheek verslond.

3.5 Het verslag van El Brodie

In het voorwoord op deze bundel probeert Borges de lezer een beeld te geven van de reden waarom hij schrijft. Hij vertelt dat hij met zijn verhalen wil “verstrooien en ontroeren”85 maar zeker niet overtuigen. Zijn eigen opvattingen zouden volgens hem nooit zijn literaire werk zijn binnengedrongen. Mijn inziens is het een illusie dat Borges‟ mening volledig los van zijn werk zou staan.:

“Als de mens meent, dat hij feiten denkt, bestudeert hij zijn eigen gevormde beelden over die feiten. De mens leeft in spiegels van zichzelf, zijn wereld is een spiegelzaal, waarin hij zijn eigen bewustzijn ontmoet in elk feit.”86

Uit concrete voorbeelden uit deze en de andere bundels zal blijken dat Borges toch een stuk van zijn persoonlijke opvatting(en via fictieve personages uitdrukt, waardoor de grens tussen feit en fictie in vraag kan worden gesteld. De schrijver karakteriseert zijn schrijven als een monotoon iets, meer bepaald op het vlak van de gebruikte thema‟s.

83 ”Martín Fierro” uit “De Maker”, ”De geschiedenis van Rosendo Juárez” uit “Het verslag van Brodie”,”Juan Muraña” uit “Het verslag van Brodie”. 84 “De Alpeh,” , Borges, p. 292. 85 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.216. 86 Uit ”Opmerking over Borges en diens effect op de lezer”, Koos Genen in De Nieuwe Linie 25-11-1967. 44

“De nieuwsgierige lezer zal bepaalde overeenkomsten opmerken in de verhalen. Slechts enkele thema‟s hebben mij in de loop van de tijd beziggehouden; ik ben zeer beslist monotoon te noemen.”87

Ik wil aan de hand van “deze geleide droom”88, zoals Borges zijn eigen literatuur noemt, deze thema‟s ontdekken en hun verhouding ten opzichte van tijd, ruimte, omgeving en vertelperspectief) onthullen.

De ontmoeting

Vooraleer ik een korte samenvatting geef, gevolgd door een aantal opmerkingen, vind ik het van belang om eerst het vertelperspectief te analyseren. De verteller schijnt het vertelde te hebben meegemaakt, wat hem karakteriseert als homodiëgetische verteller. Er zijn nergens aanwijzingen te vinden die duiden op een verschil in identiteit tussen het “ik” en de verteller. Verhaaltechnisch is er sprake van zowel een homodiëgetische, als een extradiëgetische allodiëgetische verteller. Naar analogie met de verteller en het ik-personage lijkt volgend citaat op een gelijkaardige relatie tussen de verteller en Borges te duiden: “Hoe het ook zij, hier komt het verhaal, met de onvermijdelijke variaties veroorzaakt door de tijd[…]”89 Het citaat lijkt als doel te hebben de schrijver te verdedigen tegen mogelijke kritiek over het waarheidsgehalte van het verhaal, hetgeen typerend voor Borges is. De onzekerheid over het vertelde komt nog explicieter tot uiting door het feit dat de verteller de haciënda waar de geschiedenis zich afspeelt, niet exact weet te situeren.

“Ik weet niet precies waar dat is; laten we ons maar zo‟n schaduwrijk en vreedzaam dorp in het Noorden voorstellen dat via een helling schuin naar de rivier afloopt en niets te maken heeft met de uitgestrekte stad of vlakte.”90

De verteller verzint ter plekke een omgeving die bij het verhaal zou kunnen passen, hetgeen ontkrachtend werkt op de realistische, biografische sfeer die er

87 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.218. 88 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.218. 89 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.245. 90“Het verslag van Brodie”, Borges,p.245. 45 vanaf de aanvang van het verhaal hangt. De verhouding tussen het biografische en het fantastische is eens te meer een voorbeeld van het reeds vernoemde spel dat Borges speelt met de lezer. Als resultaat van dit spel ervaart de lezer onzekerheid over het “feitelijke” karakter van bepaalde gegevens binnen de grenzen van de fictionele wereld van het verhaal. Zoals Currie stelt, is er binnen de fictionele wereld eveneens een verschil waarneembaar tussen waar en niet waar, tussen fictie en feit. Als een lezer het gevoel krijgt dat een verhaal biografische is, dan zal hij mogelijkerwijs verwachten dat de rest van de geschiedenis eveneens een zekere graad van waarheid weerspiegelt, ondanks de fictionele inslag. Als de lezer dan merkt dat de verteller passages verzint, dan helt het gevoel van onzekerheid tenslotte over naar ongeloof. De lezer begint bepaalde gegevens, of misschien zelfs alles, als “fictie” binnen de fictie te zien. Het verhaal gaat over een feest dat door alcohol en spelen uit mondt in een zwaardduel. Het sleutelelement is te vinden in de slotfase van het verhaal, waarbij de tegenstanders Duncan en Maneco elkaar bevechten met twee antieke wapens die in een ver verleden het bezit waren geweest van twee aartsvijanden: Juan Almanza en Juan Almada. Het magische aan deze strijd is dat hij steeds opnieuw wordt uitgevochten. Zelfs na de dood van de twee aartsvijanden lijkt hun haat verder te leven in hun wapens. Toen Duncan en Maneco vochten, was het alsof “ de wapens met elkaar vochten, niet de mannen.”91 De strijd illustreert de cirkelvormigheid van de tijd, meer bepaald het principe van de herhaling. De strijd tussen de twee aartsvijanden zal dus doorgaan zolang de wapens blijven bestaan. “Wie weet of het verhaal hier is afgelopen, wie weet of ze elkaar niet weer zullen ontmoeten.”92

Juan Muraña

Het is duidelijk uit de inleiding op het eigenlijke verhaal dat de biografische verwijzingen naar de verteller Borges wijzen. De ik-persoon vertelt hoe hij tijdens zijn jeugd niet speelde op straat, maar in de bibliotheek van zijn vader zat te lezen. De verteller kondigt reeds kritiek aan die verder in het verhaal door een oude schoolvriend, een zekere Emilio Trápani, geuit zal wordt: “Iemand gaf mij je

91 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.252. 92“Het verslag van Brodie”, Borges,p.253. 46 boek over Carriego te leen. Daarin heb je het de hele tijd over boeven; vertel me eens Borges, wat weet jij eigenlijk van boeven?”93 Naast de expliciete verwijzing naar de identiteit van de verteller, stelt de verteller via een personage in zijn verhaak de vraag in hoeverre hetgeen hij vertelt te betrouwen is. Met deze kritische noot wil Borges de lezer als het ware de wind uit de zeilen nemen. In plaats van kritiek te krijgen van de lezer, bespaart hij zichzelf hierna die moeite. Zoals reeds blijkt uit de inleiding heeft Borges daarentegen weinig of zelfs geen appreciatie voor de lezer die als “politieagenten naar kleine vergissingen zoeken”. 94 Ter verdediging van deze scriptie waarbij de zoektocht naar de grens tussen feit en fictie centraal staat, wil ik zeggen dat het niet mijn bedoeling is om aan de hand van de verschillen en opmerkingen Borges‟ werk te ontkrachten en diens waarde te ontkennen. Mijn doel met deze analyse is, zoals eerder gezegd, de grens tussen feit en fictie te onderzoeken. Of iets waar of niet waar is, verkleint of vergroot de waarde van het werk in mijn ogen op geen enkele manier. Het verhaal vertelt de geschiedenis van één van de bekendste boeven van Buenos Aires: Juan Muraña. Na zijn plotse verdwijning blijft zijn vrouw Florentina alleen achter. Zij woont samen met haar zus en diens zoon (de verteller Trápani). Door de lage conjunctuur lukt het hen niet om de huur te betalen, waardoor de huisbaas dreigt hen op straat te zetten. Volgens Florentina zou haar man, Juan Muraña, dat nooit toelaten. De volgende dag blijkt de verhuurder met een mes vermoord te zijn; het slot verraadt dat Juan niet de dader is maar zijn vrouw Florentina. Ergo ligt hierin een overeenkomst met het vorige verhaal “De ontmoeting”. Juan Muraña leeft verder doorheen zijn dolk.

“Juan Muraña was een man[…] die de smaak van dood kende en later een dolk is geworden, en nu de herinnering´is aan een dolk en morgen de vergetelheid, totale vergetelheid.”95

Florentina is zoals Uriarte en Duncan slechts het gereedschap en misschien zal, zoals bij “De ontmoeting”, het gevecht zich oneindig aantal keren blijven herhalen. De dolk zal zich dan, zoals de zwaarden in “De ontmoeting”, doorheen

93 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.254. 94 Voorwoord, uit “El Brodie”, Borges, p.219. 95 ”Juan Muraña” uit “El Brodie”, Borges, p. 260. 47 verschillende personen tot in het oneindige blijven manifesteren. Doch merken we dat Borges dit oneindige karakter in “Juan Muraña” bekritiseert; mensen worden vergeten en zo zullen uiteindelijk wapens en zelfs de herinneringen aan die wapens tot “de totale vergetelheid”96 behoren. Naar mijn inziens zijn de verhalen een metafoor in zijn schrijven tegen het vergeten te worden. Zijn literatuur probeert de vergetelheid te trotseren. Met “Juan Muraña” beklemtoont de schrijver echter dat elke poging tot vereeuwiging een vergeefse is, dat de enige eeuwige herhaling die van de vergetelheid is. Reeds in 1949 ,met “De Aleph”, probeert Borges de om het verleden te behoeden voor de vergetelheid maar ook hier blijkt Borges reeds te beseffen dat “het uitstel is van executie: vergetelheid is het enige dat eeuwig is.”97

De oude dame

Borges lijkt veel belang te hechten aan de herinnering en vooral de kracht ervan. De oude dame, die de vrouw was van de oorlogsheld kolonel Mariano Rubio, lijkt in het verleden te leven. Zij ervaart de werkelijkheid aan de hand van haar herinneringen: ze noemt de straten nog bij hun oude namen, Spanjaarden waren “godos” in haar ogen. Borges omschrijft met behulp van dit verhaal hoe herinneringen in het algemeen zijn leven beïnvloeden. Zijn blindheid schijnt rond 1955 reeds in een ver gevorderd stadium te zijn geweest. Ten tijde van het schrijven van “Het verslag van Brodie”(1970) deed hij reeds geruime tijd beroep op zijn geheugen om een beeld van de wereld rondom zich te hebben. Borges verkiest om het hoofdpersonage als een spiegel voor zichzelf te gebruiken. In dit geval staat de oude dame symbool voor de angst, de angst om vergeten te worden. Doch eindigt het verhaal zoals bij “Juan Muraña”. Het hoofdpersonage begrijpt dat er geen ontkomen aan is, de enige zekerheid die ze nog heeft is de vergetelheid: “Er restten haar nu geen andere genoegens dan het plezier dat het geheugen verschaft, en daarna de vergetelheid.”98 Hoewel de overeenkomst tussen het personage María Justina en de schrijver Borges groot is, lijkt de

96 ”Juan Muraña” uit “El Brodie”, Borges, p. 260. 97 ”De Strijd tegen tijd en vergetelheid: Het weemoedige universum van Borges” ,Maarten Steenmeijer, uit Vrij Nederland, 14-1-1989,. 98 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.265-266.

48 oorzaak van hun gebruik van hun herinneringen verschillend. Naast de ouderdom (zoals bij María) zorgt de blindheid ervoor dat de schrijver over zichzelf en zijn gedachten nadenkt, hetgeen resulteert in het verhaal “De oude dame”. De fictie blijkt als een spiegel te werken voor de schrijver zijn diepere emoties en gedachten. Hiermee wil ik benadrukken dat de Borges in zijn voorwoord van “Het verslag van Brodie” niet geheel eerlijk is geweest. Hij zegt dat hij zijn opvattingen nooit in zijn literair werk heeft laten binnendringen Toch is er sprake van impliciete verwijzingen naar Borges‟ persoonlijke opvattingen doorheen dit verhaal. Misschien zijn het niet diegenen waar hij in het voorwoord naar doelde, maar niettemin is er toch sprake van persoonlijke beschouwingen die hier zijn literatuur binnendringen. Als slot van de analyse van “Het verslag van Brodie” wil ik graag het volgende verhaal in de kijker zetten vanwege zijn unieke karakter binnen de bundel.

Guayaquil

De voelbare balans tussen feit en fictie die in Borges‟ werk steeds aanwezig is, lijkt in dit verhaal hier verstoord te zijn. Terwijl het fictionele nauwelijks of zelfs niet aanwezig lijkt te zijn, overheersen daarentegen de biografische elementen. Borges beschrijft de ontmoeting met een zekere Zimerman alsof het een dagboekinleg is. Het “ik” dat in het begin het schrijven van de tekst, zowel bekritiseert als analyseert, lijkt met zichzelf in discussie te treden. Naast de monoloog met zichzelf wordt de overeenkomst met een dagboek nog duidelijker door hetgeen verteld wordt: de schrijver herbeleeft als het ware de situatie door ze neer te schrijven, ik zou het een literaire introspectie durven noemen. Deze “constructie”99 wordt gekarakteriseerd door de tempus van het verhaal. De inleiding en het slot staan in de tegenwoordige tijd, terwijl het eigenlijke verhaal verteld wordt in de verleden tijd, waardoor de actie van het terugkijken op basis van herinneringen beklemtoond wordt. Ik denk dat Borges met deze tekst niets anders dan zijn eigen frustratie wilde uitdrukken over het feit dat niet hij maar Zimerman de reis voor de universiteit mocht ondernemen. De schrijver geeft namelijk in het slot van de tekst het gevoel dat alles maar een opwelling was, dat

99 Ik zie het neerschrijven van het beleefde als een constructie i.p.v. een reconstructie. Hiermee verwijs ik naar p. 36 in deze scriptie, meer bepaald de uitleg over constructie versus reconstructie. 49 dit schrijven enkel maar een uitdrukking was van die bepaalde frustratie: “ Ik herlees deze chaotische bladzijden, die ik spoedig in het vuur zal gooien. Het was een kort onderhoud geweest.”100

3.6 Het Boek van Zand

De ander

In dit verhaal wordt verteld over de ontmoeting tussen een jongere Borges(1918) en een oudere(1969). Op het eerste zicht het alsof Borges een schets geeft ,aan de hand van deze ontmoeting, betreffende een communicatie over de grenzen van de tijd heen. Het gesprek tussen beide begint aan de oever van een rivier die voor de oudere Borges Camrivier van Cambridge is, terwijl het voor de jongere de Rhône is die door Genève stroomt. Ondanks het opmerkelijke verschil in plaats, blijken zij elkaar toch te ontmoeten op éénzelfde bank aan éénzelfde oever van een rivier. De ontmoeting is met andere woorden zowel tijdloos als plaatsloos. De personages lijken uit hun werkelijke plaats en tijd te zijn geheven en in een fictionele wereld geplaatst te zijn waar factoren, zoals tijd en plaats, niet van belang zijn. De ontmoeting vertoont een grote verwantschap met de droom101, waarbij elementen uit de werkelijkheid worden vervormd en in de fictionele wereld van een verhaal worden geplaatst. Dit wordt door onder andere Ger Groot van het NRC Handelsblad bevestigd in zijn artikel “Omzwervende eruditie bij Borges”, waarin hij beaamt dat “waarheid en verbeelding samen een vreemde, enigszins unheimliche werkelijkheid”102 vormen binnen Borges‟ oeuvre. Welke methode gebruikt hij om dit voor elkaar te krijgen? Volgens Ger Groot, zwerft de schrijver “ongedisciplineerd door zijn geheugen en zijn boekenkast[…]”103, hetgeen nogmaals de vermenging van feit en fictie bij Borges bevestigt. Dat droom en literatuur bij de schrijver vaak moeilijk op te delen zijn, blijkt uit een

100 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.295. 101 Een thema dat Borges frequent in zijn literatuur gebruikt. Hierbij verwijs ik naar pagina 56 voor verdere uitleg over de droom en het gebruik ervan in Borges‟ literatuur. 102 ”Omzwervende eruditie bij Borges”, Ger Groot, uit NRC Handelsblad, 20-08-99. 103 ”Omzwervende eruditie bij Borges”,Ger Groot, uit NRC Handelsblad, 20-08-99. 50 artikel van T. van Deel : “in de wereld van Borges[…] in die wereld, waarin bovendien werkelijkheid, droom en literatuur een onontwarbare kluwen vormen[…]”104

Ulrica

De eerste regel geeft reeds aan dat de verteller Borges zelf zou kunnen zijn. Hij verzekert ons dat het verhaal waar is: “Mijn verhaal zal de werkelijkheid getrouw zijn, of althans mijn persoonlijke herinnering aan de werkelijkheid zijn, wat hetzelfde is.” Een gelijkaardige uitdrukking met betrekking tot de waarheid is te vinden in het artikel “Grenzen van ons kenvermogen” van F. De Keyser, waarin deze beweert dat dit Borges‟ manier is om een “aanneembare onwaarachtigheid voor te zijn en om tegelijk de lezer enigszins van de wijs te brengen.”105 Persoonlijk denk ik dat Borges hier één van zijn grote metafysische problemen aankaart: Bestaat er zoiets als dé werkelijkheid? De eerste regel schijnt hier reeds een antwoord op te geven. Op het eerste zicht lijkt de verteller te willen zeggen dat de herinnering identiek is aan de werkelijkheid. Wie Borges beter kent, weet dat hij van mening is dat onze herinnering de enige voorstelling van de werkelijkheid kan zijn. Ondanks dat Borges wil geloven in het bestaan van een echte werkelijkheid begrijpt hij dat zelfs die werkelijkheid enkel een beeld, een voorstelling ervan zou zijn. Zowel Koos Genen als Ger bevestigen dat Borges doorheen de jaren van de overtuiging was dat “we niet bestaan buiten onze eigen ficties[…]”106 en dat we als mens intuïtief aanvoelen, dat niets werkelijk is. Genen gebruikt de angst die Borges als kind ervaart, bij het zien van een spiegel, in zijn artikel als metafoor voor de angst die de schrijver ervaart bij het besef van de onbestaandheid van de werkelijkheid : “De mens leeft in spiegels van zichzelf, zijn wereld is een spiegelzaal, waarin hij zijn eigen bewustzijn ontmoet in elk feit.”107 Ondanks de persuasieve boodschap om als mens wakker te worden, is Borges er niet op uit om ons te overtuigen, maar zoals hij zelf zegt “Mijn verhalen willen, net als die van de Duizend-en-één Nacht,

104 ”Een draad van zand” ,T. van Deel, uit Trouw ,12-1-1989. 105 ”Grenzen van ons kenvermogen” ,F. De keyser, uit L.N. , 14-12-1977. 106 ”Brief aan iemand die nog nooit Borges gelezen heeft”, Willem Jan Otten, uit NRC Handelsblad, 9-12- 1988. 107 ”Opmerking over Borges en diens effect op de lezer”, K. Genen, uit De Nieuwe Linie, 25-11-1967. 51 verstrooien of ontroeren[…]”108. Het is alsof Borges dit schrijft voor zichzelf, om zelf wakker te kunnen worden uit de illusie dat er zoiets zou bestaan als dé echte werkelijkheid.

De nacht van de geschenken

De opmerking die de vader over Bacon in het verhaal doet, gelijkt op een opmerking die van Borges‟ vader afkomstig zou kunnen zijn. Diens interesse lag met name vooral op het filosofische vlak. Zoals reeds vermeld in het biografische hoofdstuk verbleef Borges als kind tijdens de zomervakanties op het platteland. In het verhaal verblijft het ik-persoon eveneens op de “boerderij van een paar neven”109 tijdens een zomervakantie. Als lezer identificeer je het “ik” met Borges door de vele biografische gegevens. De realistische sfeer in het begin van het verhaal, verdwijnt plots als er verteld wordt hoe het hoofdpersonage op dertienjarige leeftijd de liefde bedrijft met een zekere Cautiva. Het ontbreken van deze informatie in de verschillende biografische werken over Borges lijkt de identificatie met het ik-personage aan het wankelen te brengen. Volgens de biografische bronnen die ik geraadpleegd heb, zou Borges namelijk zijn eerste seksuele ervaring met een prostituee zijn geweest op aanraden van zijn vader. Zijn ervaring met die vrouw lijkt de oorzaak te zijn geweest voor zijn angst voor seksueel contact doorheen de rest van zijn leven. Dit staat in rechtstreekse oppositie met het overweldigende gevoel van zaligheid dat het “ik” beleeft tijdens het bedrijven van de liefde met Cautiva. Ik denk dat Borges met opzet verwarring bij de lezer zaait. Hij heeft hiervoor nooit een directe verklaring gegeven, waarop sommige lezers gefrustreerd reageerde: “deze verhalen vertonen de hoogst verontrustende neiging om hun lezer op een dwaalspoor te brengen, met een beetje pech op een dwaalspoor dat eindigt in een gesloten inrichting.”110 De intensiteit die Peter Veldhuisen in deze uitdrukking legt, lijkt mij overdreven maar geeft wel een beeld van de impact van de verwarring. Ondanks dat Borges geen directe verklaring heeft gegeven, denk ik dat men zelf een verklaring kan vinden als men zichzelf dwingt om buiten de tekst te denken. Volgens mij is de

108 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.216. 109 “Het boek van zand”, Borges, p.371. 110 ”Het voetvolk van Borges” ,Peter Veldhuisen, uit Parool, 24 april 1998,. 52 verklaring te zoeken in het gebruik van de metafoor “het labyrint”. Borges vergelijkt het leven met een labyrint waar de mens zijn gehele bestaan doorheen dwaalt zonder ooit de uitgang te vinden. Borges probeert dezelfde verwarring van het labyrint van het leven in zijn literatuur te reconstrueren.

Het Congres

Naast het verhaal “De nacht van de geschenken” vertoont eveneens dit verhaal eveneens een reeks biografische gegevens die een relatie lijken te leggen tussen het “ik” en de schrijver. Meer nog, dit verhaal vertoont eenzelfde labyrintische structuur als het vorige, meer bepaald op het vlak van overeenkomsten en verschillen met betrekking tot het leven van Borges. Een eerste overeenkomst is dat zij allebei oude mannen van rond de zeventig zijn en allebei lesgeven. Een tweede overeenkomst heeft te maken met het literaire werk dat het ik-personage geschreven had: “Korte studie van de analytische taal van John Wilkens”, hetgeen eveneens de titel is van een werk van Borges. Naast deze overeenkomsten zijn er een aantal verschillen die de identificatie tussen Borges en het “ik” bemoeilijken. De directeur van de Nationale bibliotheek tussen 1955-1973 was Jorge Luis Borges, hetgeen veronderstelt dat de ik-persoon, over zichzelf in het verhaal in de derde persoon praat hetgeen een bizarre sfeer creëert :

“De nieuwe directeur van de bibliotheek, is mij verteld, is een literator die zich met het bestuderen van de oude talen bezighoudt alsof de moderne niet rudimentair genoeg zijn, en met de demagogische verheerlijking van een imaginair Buenos Aires van messentrekkers. Ik heb hem nooit willen ontmoeten”.111

Een tweede verschil is het jaar waarop het ik-personage zijn geboortestreek verlaat: 1899. Dit is het geboortejaar van Borges, ergo is het onmogelijk dat Borges en “ik” éénzelfde persoon in dit verhaal uitbeelden. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik de overeenkomsten en verschillen niet aanvoer om aan te tonen dat Borges onjuistheden verkondigt, maar om de verwarring te schetsen die hij bij zijn lezers teweeg brengt. Dit spel met feit en fictie ,dat zo typerend

111 “Het boek van Zand”, Borges,p.332. 53 voor Borges is, probeert door verwarring de grens tussen realiteit en fantasie te laten verdwijnen. Borges probeert de lezer op een impliciete manier duidelijk te maken dat er niet zoiets bestaat als dé realiteit , enkel maar ons beeld dat wij “werkelijkheid” noemen.

Utopie van een vermoeid man

De vele biografische gegevens geven het verhaal een overwegend realistische sfeer: onder andere plaatsen zoals Texas en Oklahoma zijn plaatsen die Borges frequent bezocht heeft, het citeren van Emilio Oribe was evenzeer typerend voor de schrijver, het ik-personage is geboren in Buenos Aires en geeft les in Engelse en Amerikaanse letterkunde en is eveneens schrijver van fantastische verhalen. Ondanks de vele verwijzingen, naar zichzelf breekt Borges in het verhaal abrupt met deze realistische sfeer door de opkomst van het droomachtige karakter, hetgeen zijn verhalen zo vaak siert. Het hoofdpersonage loopt op een weg die hij niet weet te situeren, hij ontmoet een man van de toekomst die geen naam heeft, et cetera. De realistische indruk die de lezer aan het begin van het verhaal heeft, wordt doorheen het verhaal overspoeld door een vloedgolf van droomachtige elementen. Tijdens het gesprek met de man komt het “ik” erachter dat hij in rechtstreeks contact staat met de toekomst. De man met wie hij communiceert, is als het ware niet een man maar een personifiëring van de toekomst. Waar het Borges “ werkelijk om te doen was, was namelijk dat “snijpunt tussen het concrete en het abstracte dat hij als geen ander wist te benoemen.”112 Naast dát snijpunt valt de focus vooral op de snijpunten van de tijd. De man uit de toekomst laat duidelijk blijken dat het verleden en de toekomst niet van belang zijn, het enige dat voor hem belangrijk is, is het heden. De toekomst113wil “het gisteren vergeten.[…] We hebben nooit kunnen ontsnappen aan een hier en nu”114. Na het gesprek met de man verandert het verhaal in een lugubere machtmerrie. De man wordt opgehaald door een groepje mensen die hem helpen zijn bezittingen in te pakken en hem escorteren naar een gebouw, waar hij afscheid neemt van

112 ”Het eigengereide universum van Jorge Luis Borges”, Ilse Logie, uit Trouw, 27 november 1998, , p.21. 113 Dit begrip zal ik in de analyse van dit verhaal als synoniem gebruiken voor de man van de toekomst. 114 “Het boek van zand”, Borges, p.396-397. 54 de ik-persoon. De macabere sfeer die het verhaal van het begin af overheerst, wordt tegen het einde nogmaals in de verf gezet.

“ „Dat is het crematorium‟, zei iemand. De Chapelle ardente is binnen. „Ze zeggen dat dit een uitvinding is van een filantroop die, geloof ik, Adolf Hitler heette.‟ De bewaker, wiens lengte mij niet verbaasde, deed het hek voor ons open.”115

De man in kwestie hoort daar helemaal niet naartoe te worden geleid, hij is immers nog niet dood. Het beeld dat hier geschetst wordt is die van een concentratiekamp met een crematorium, een hek, bewakers, de eeuwige sneeuw116. Dit antinazistische beeld typeert Borges opvatting over de opkomst van het Nazisme en het antisemitisme dat ermee gepaard ging. Hoewel hij in dit verhaal nergens die termen gebruikt is het zijn bedoeling om de lezer tussen de lijnen te laten lezen en hem te doen begrijpen dat de uitroeiing van de joden geen “filantropisch” idee was, maar de gruwelijke waarheid van een nachtmerrie.

“Het zal wel blijven sneeuwen”, kondigde de vrouw aan.117

Het Boek van Zand

“Zeggen dat iets waar gebeurd is, is tegenwoordig een cliché in alle fantastische verhalen; maar het mijne is waar gebeurd.”118

In “Ulrica” probeert Borges de lezer te verzekeren dat het vertelde de werkelijkheid is met andere woorden wat op het eerste zich fictie lijkt te zijn, is eigenlijk het tegendeel. Desondanks is het moeilijk te geloven dat er een boek bestaat met een oneindig aantal bladzijden en waar geen enkele bladzijde ooit dezelfde is. Dit boek is het symbool voor die oneindigheid van tijd en ruimte waar Borges doorheen zijn oeuvre steeds weer op lijkt terug te keren :

115 “Het boek van zand”, Borges, p.399. 116 Deze sneeuw was eigenlijk stof van de verbrande lichamen dat uit de hemel kwam dwarrelen, hetgeen uit verschillende getuigenissen werkelijk zo lijkt te zijn geweest in de Duitse concentratiekampen tijdens W.O. II. 117 “Het boek van zand”, Borges, p.399. 118 ”Het boek van zand”, Borges, p. 419. 55

“Als de ruimte oneindig is bevinden we ons op ieder willekeurig punt in de ruimte. Als de tijd oneindig is bevinden we ons op ieder willekeurig punt in de tijd.”119

Die oneindigheid vinden we terug in dit magische boek, het boek van Zand, zo genaamd omdat “dit boek en het zand geen van beide een begin of een einde hebben.”120

3.8 De Maker

De titel verwijst naar Borges‟ visie op wat Maarten Steenmeijer “de eeneiige tweeling”121 heeft genoemd: tijd en vergetelheid. Borges probeert het verleden tegen het vergeten te behoeden door het “maken” van een Borgiaanse wereld waarin zowel tijd als plaats in elkaar samenvloeien. Ongeacht de inspanningen die Borges levert, is hij zich bewust dat het een “uitstel van executie”122 is. De vergetelheid is het enige dat eeuwig is. Hij illustreert aan de hand van het werk dat de mens tevergeefs probeert om de wereld in kaart te brengen, hetgeen leidt tot de illusie van ieder mens dat haar of zijn visie op dé werkelijkheid, de enige juiste is: “Wie zich hiervan bewust is, is gedoemd om bij zijn volle verstand voortdurend nieuwe werelden te creëren.”123.

Dreamtigers

Dreamtigers is niet zozeer een verhaal maar eerder een uitleg over de tijger en diens symbolistische betekenis voor Borges. Als kind bezocht hij vaak de dierentuin, waar hij uren voor de kooi van de tijgers bleef rondhangen. Als volwassene verminderde dit interesse, doch in zijn dromen bleef dit dier regelmatig opduiken. Borges begrijpt dat hij alle macht heeft in zijn dromen om de wereld te kneden naar zijn hand, zoals hij dat steeds doet in zijn literatuur. Terwijl hij probeert om een identiek beeld te creëren van de tijger, begrijpt hij dat

119 ”Het boek van zand”, Borges, p. 422. 120 ”Het boek van zand”, Borges, p. 421. 121 ”De strijd tegen tijd en vergetelheid” ,Maarten Steenmijer, uit Vrij Nederland, 14-1-1989. 122 ”De strijd tegen tijd en vergetelheid” ,Maarten Steenmijer, uit Vrij Nederland, 14-1-1989. 123 ”De Maker”, Borges, p. 454. 56 een droom nooit de volledige werkelijkheid kan weergeven. Zo blijkt hij geen nauwkeurig, “juist” beeld van de tijger te kunnen vormen:

“De tijger verschijnt, zeker maar als een opgezet dier, of zwak, of met bedenkelijke afwijkingen in de vorm, of onduldbaar groot, of te vluchtig, of iets van een hond of vogel.”124

Volgens Borges is de observatie van de werkelijkheid onderhevig aan éenzelfde probleem. Het beeld dat wij ervan hebben is geen “nauwkeurig, juist” beeld, maar vervormd en onvolledig zoals in een droom.125Vandaar dat Borges overtuigd is dat de droom en de literatuur éénzelfde doel hebben en zelfs als identiek kunnen gezien worden. “Zo wordt, geloof ik, literatuur gemaakt, gewoon door dromen.”126

De bedekte spiegels

In dit kortverhaal vloeien tijden en biografische gegevens geleidelijk in elkaar over tot de grens127 tussen beiden onmogelijk nog te onderscheiden is. De titel zelf kaart één van de grootste angsten van Borges aan, met name de angst voor spiegels. In “The man in the mirror of the book” citeert James Woodall een uitspraak ,van Borges uit 1971, waarin deze laatste toegeeft dat hij als kleine jongen reeds bevangen was door een vrees voor zijn evenbeeld, de angst dat deze weerspiegelingen een eigen leven zouden beginnen leiden. Innerlijk was hij bang voor “de feilloze,onophoudelijke werking[…] hun kosmische pantomime” 128waar spiegels tot in staat waren; zij zouden een exact beeld kunnen geven van dé werkelijkheid. Zijn literatuur geeft blijk van de vruchteloze zoektocht naar die realiteit maar verbergt tegelijk paradoxalerwijs zijn angst voor het bestaan ervan. Alweer lijkt het labyrintisch karakter van het leven aanwezig te zijn, hetgeen een

124 ”De Maker”, Borges, p. 457. 125 Uit persoonlijke ervaring kan ik mededelen dat het reconstrueren tijdens het dromen van een object of een gezicht uit de realiteit, nooit het resultaat geeft waar je als “maker” van de droom mee tevreden bent, het lijkt nooit juist, exact te zijn zoals je het wilde. Borges haalt dit gevoel van onmacht aan in “Dreamtigers”. 126 ”De nederlaag tegen de literatuur”, Kees Fens, uit De Volkskrant, 9-1-1989,. 127 Als er al vanaf het begin een grens was. 128 “The man in the mirror of the book: a life of Jorge Luis Borges”, James Woodall, Hodder and Stoughton, London, 1996, p. 212.

57

éénduidige interpretatie van zijn literatuur onmogelijk maakt en waardoor de achterliggende motieven een open, discussieerbaar karakter krijgen. Naast de spiegel als biografisch element werkt het evenzeer als een verbinding tussen tijden. Borges vertelt in dit kortverhaal hoe een meisje na een ontmoeting met hem helemaal krankzinnig wordt en alle spiegels die ze bezit, bedekt. Telkens zij in de spiegel kijkt, ziet ze zichzelf niet maar kijken “vele oude gezichten”129 haar aan. Het meisje ziet in de weerspiegeling van Borges, de gezichten van alle unitariërs waar haar familie in de loop van de eeuwen heeft tegen gevochten.

“Ze was de kleindochter en achterkleindochter van federalisten, zoals ik afstamde van unitariërs, en die oude tweespalt in ons bloed betekende voor ons een band[…]”130

Enerzijds verwijst het aspect van de spiegel naar biografische elementen, anderzijds wordt op deze manier een verbinding tussen tijden gecreëerd.

Delia Elena San Marco

Reeds vanad de eerste regel wordt er “wij” gebruikt in plaats van het in Borges‟ verhalen gebruikelijke “ik”. Wie er bedoeld wordt met die “wij” wordt pas op het einde van het verhaal duidelijk wanneer de verteller Delia aanspreekt:

“Delia: ooit zullen wij(aan welke stroom?) deze onzekere dialoog hervatten en wij zullen ons afvragen of we ooit, in een stad die opging in een vlakte, Borges en Delia zijn geweest.”131

Het verhaal lijkt op het eerste zicht autobiografisch: een sterftegeval, meer bepaald iemand die Borges kent. Wat haar relatie is met betrekking tot hem, is niet duidelijk uit het verhaal. Wel is het bekend dat hij met een zekere Delia Ingenieros heeft samengewerkt aan het kortverhaal “Odin”132én hij was vertrouwd met het “Plaza del Once” in zijn geliefde Buenos Aires. Zo zien we dat Borges met behulp van het vertelperspectief,(de geheimzinnige identiteit van de verteller) de lezer in spanning houdt. Doorheen het verhaal verraden de vele

129 ”De Maker”, Borges, p.460-461. 130”De Maker”, Borges, p.460-461. 131”De Maker”, Borges, p. 467-468. 132 Uit het boek ”Antologìa de la Literatura Fantàstica”. Zie bijlage 2. 58 biografische gegevens langzaam maar zeker wie zich achter het “ik” verbergt. Tegelijkertijd lijkt Borges zijn “traditionele” verwarring in stand te willen houden. Hij doet dit door subtiel af te wijken van de werkelijkheid. Zo heet de plaats in Buenos Aires, waar ze in het verhaal afscheid nemen niet “Plaza del Once” maar gewoonweg “Plaza Once”. Vervolgens is er in geen enkele biografie over Borges informatie over Delia te vinden die ons iets verteld over haar snelle dood, zoals die in het verhaal beschreven wordt. De overeenkomsten en de verschillen maken deel uit van de balans133 waar Borges in veel van zijn verhalen de nadruk op legt.

De getuige

De getuige is een verhaal over de dood van een Saks134. De verteller is volgens mij extra - en heterodiëgetisch. Ook geeft hij de indruk alwetend te zijn. Hij weet bijvoorbeeld waarover de man “droomt” en voorspelt eveneens diens dood.

” Voor de dageraad zal hij sterven en met hem zullen de laatste rechtstreekse beelden van de heidense riten sterven en zij zullen niet weerkeren; de wereld zal een beetje armer zijn als deze Saks gestorven is.”135

Op het einde van het verhaal stelt de verteller zich de vraag wat er met hemzelf zal gebeuren als hij sterft. Het overschakelen naar een intradiëgetische, autodiëgetische verteller136 laat vermoeden dat de verteller door de dood van de Saks geraakt is en over zichzelf begint na te denken. Er zijn verschillende aanleidingen die ons tegen het einde van het verhaal ervan overtuigen dat Borges hier autobiografisch schrijft. Een eerste aanleiding is zijn dualistische opvatting ten opzichte van de dood; enerzijds zijn schrik om te sterven, anderzijds zijn schrik om niet te sterven, onsterfelijk te zijn. De vraag die de verteller zichzelf stelt, lijkt sterk op de levensvraag van Borges: “ Wat zal er met mij gebeuren als ik sterf[…]”137 Een andere aanleiding is de vermelding van de

133 Balans tussen feit en fictie. 134 De Saksen zijn een Germaans volk uit het Noorden van Europa, een regio van het huidige Duitsland en het oostelijk deel van het huidige Nederland. (bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Saksen_(volk) ) 135 “De Maker”, Borges, p.478. 136 Volgens Herman en Vervaeck is dit een typisch voorbeeld van een autobiografisch verteller! 137 “De Maker”, Borges, p.479. 59 naam “Macedonio Fernández”. Het “ik” stelt zich de vraag wat de wereld zal missen als hij dood is, waarop hij zelf antwoordt “de stem van Macedonio Fernández”138 Fernández was zowel Borges‟ mentor als een goede vriend van de familie Borges. De laatste zin van het verhaal is een letterlijke overname uit “Labyrinths”, één van Borges‟ werken uit 1964. Mijn inziens heeft hij dit verhaal gebruikt om zijn eigen standpunt ten opzichte van de dood te illustreren. Zijn angst situeert zich echter niet enkel rond de dood, maar zoals ik zei, eerder rond zijn angst wat er met hem(als literaire entiteit) gaat gebeuren, “welke hartbrekende of broze vorm de wereld zal verliezen?”139. De verteller maakt zich ongerust over wat er van hem zal overblijven, hij wil met andere woorden niet vergeten worden. Dit is een aspect dat Borges reeds illustreerde aan de hand van de bundels zoals “El Aleph” en “El Brodie”.

Het verhaal van Ragnarök

Het begrip “labyrint” domineert volledig dit verhaal. In een groot aantal verhalen waar Borges feit en fictie laat samenvloeien, is een tweedeling te vinden waarbij in één deel het autobiografische aanbod komt en in het andere deel het fictieve. Deze twee delen versmelten uiteindelijk tot wat nu bekend is als de “Borgiaanse” wereld. Borges laat in dit verhaal geen twijfel mogelijk over de biografische aard van bepaalde gegevens, als lezer weet men met honderd procent zekerheid dat auteur en verteller éénzelfde persoon zijn. De faculteit van Filosofie van Letteren( aan de universiteit van Buenos Aires) met als toenamlige secretaris Pedro Henríquez Ureña, is die waar Borges in de jaren dertig actief was. Hun ontmoeting heeft dus werkelijk plaatsgevonden. Ondanks de biografische overvloed staat het thema “de terugkeer en moord op de goden” centraal in “Ragnarök140”. Dit fantastische thema begint zich te manifesteren tijdens de ontmoeting tussen de twee hoofdpersonages. Het landschap lijkt eerst te vervagen om dan te vervormen alsof we ons in een droom bevinden. Men hoort luide muziek, komende van de straat, alsof er een muziekgroep aan het spelen is. De spelers van de band stellen elk één van de Goden voor:

138 “De Maker”, Borges, p.479. 139 “De Maker”, Borges, p.479. 140 Volgens de Noorse mythologie is dit het beslissende gevecht over het lot van de goden waarbij het merendeel van hen zou gestorven zijn . 60

“[…] de ander stak met een weids gebaar een hand uit die een klauw was; een van de gezichten van Janus keek achterdochtig naar de kromme snavel van Thoth.”141

Een ontmoeting met de secretaris van de filologische faculteit loopt over in een concert op de straat door een muziekbandje van Goden. De overgang kan niet meer verwarrend zijn. Het opgeroepen realisme wordt “al binnen enkele alinea‟s volstrekt overweldigd […] door de onnavolgbare kronkels van zijn fantasie”142. Zoals eerder gezegd lijkt de grens tussen het feitelijke en het fantastische zich als in een droom te vermengen. Tijdens het dromen heeft de dromer volledige controle over wat en waar en hoe iets gebeurt in zijn droom. Hij is “de maker” van die wereld. Borges gebruikt diezelfde vrijheid in zijn literatuur: “Overigens is literatuur niets anders dan een geleide droom”143. De lezer is diegene die het verhaal opnieuw “droomt”: “Wij haalden de zware revolvers tevoorschijn (ineens waren er revolvers in de droom) en maakten vrolijk een eind aan het leven van de Goden”144 De cursief gedrukte commentaar van de verteller drukt een zekere verbazing uit over het plots verschijnen van die revolvers. Het weerspiegelt de kracht van de dromer (schrijver) die hij uitoefent over de droom (het gelezene) en hoe makkelijk die droom (literatuur) aan te passen is.

Borges en ik

De titel geeft blijk van een onderscheid tussen Borges en het ik-personage. De lezer is al snel geneigd beide als verschillende personen te bezien. Toch verraadt de eerste zin de speciale relatie tussen hen beide: “Het is de „ander‟, Borges, die de dingen meemaakte.”145 Het “ik” beleeft maar weinig terwijl Borges als het ware het leven van hun beide leeft. De schrijver krijgt gestalte door het werk dat hij schrijft. Het “ik” stelt dat Borges, de schrijver, een soort van creatie is door de maatschappij uitgevonden, meer bepaald door de lezers. Het ik- personage belandt hoe langer, hoe meer op de achtergrond: “Ik verlies alles en

141 “De Maker”, Borges, p.493. 142 ”Borges en het godsbewijs”, schrijver onbekend, uit , 8 januari 1999. 143 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.218. 144 “De Maker”, Borges, p.493. 145 “De Maker”, Borges, p.496. 61 alles is van vergetelheid, of van de ander.”146 Uiteindelijk zal het “ik” gewoonweg verdwijnen, ophouden te bestaan, opgeslokt worden door Borges. Ongeacht de gelijkenissen, blijkt er één grondig verschil te bestaan tussen beiden, hetgeen zich situeert binnen Borges‟ eigen denkwereld: Het “ik” blijkt zich bewust te zijn van deze tweedeling, het Borges-personage echter niet. Het slot van het kortverhaal beaamt deze dualiteit binnen de schrijver maar drukt evenzeer een gevoel van weemoed uit, een tragisch besef bij de schrijver dat hij nooit zal kunnen ontkomen aan Borges. De schrijver wordt zelf het labyrint dat hij zo vaak beschrijft:

“[…] alsof hij een doolhof intrekt, hij gaat zich verward voelen, zijn denken voelt hij overgaan in droom, zijn ervaringen worden de ervaringen van een ander, wie is hij?”147

4. Conclusie over de grens tussen feit en fictie

Toen ik voor het eerst “De Aleph” las, begreep ik dat Borges met zijn literatuur meer dan enkel wil “verstrooien en ontroeren”148. Zijn raadselachtige, door poëziegeïnspireerde in combinatie met een sterke autobiografische inslag hebben mij aangezet tot het onderzoeken van de verhouding tussen feit en fictie in vier van zijn centrale werken: De Aleph, Het verslag van Brodie, Het Boek van zand en De Maker. Als startpunt ben ik uitgegaan van de hypothese dat er wel degelijk binnen de besproken literatuur een grens bestaat tussen realiteit en fantasie. Met behulp van werken van Borges zelf149 en een grote hoeveelheid artikelen, heb ik de focus gelegd op twee centrale thema‟s: allereerst op tijd en ruimte en daarnaast op verteller en diens identiteit. Doorheen het onderzoek ben ik tot de ontdekking gekomen dat als er een grens zou bestaan tussen feit en fictie deze zich hoofdzakelijk op het vlak van de zopas vermelde thema‟s manifesteert. Een groot aantal van de verhalen behandelen verschillende tijden en omgevingen naar gelang iets fictioneel of realistisch is, hetgeen de lezer tijdelijk

146 “De Maker”, Borges, p.497. 147 ”Opmerking over Borges en diens effect op de lezer”, Koos Genen, uit de Nieuwe Linie, 25-11-1967. 148 “Het verslag van Brodie”, Borges,p.216. 149 Zoals bijvoorbeeld ”De Geschiedenis van de eeuwigheid”. 62 toelaat een structuur van het verhaal te maken. Deze structuur, van één tijd en één ruimte voor het werkelijke gedeelte van het verhaal en een andere structuur van tijd en ruimte voor het fictionele gedeelte, verdwijnt steeds middenweg het verhaal door het overlopen van tijden en settings in elkaar. Borges laat alles in elkaar overlopen tot er enkel een droomachtige wereld overblijft, waar hij de lezer vol verwarring in laat hangen. Met deze verwarring wil Borges de lezer bewust maken van het labyrintische karakter van het leven en de daarmee gepaard gaande vruchteloze zoektocht naar dé werkelijkheid. De enige zekerheid die hij zijn lezer geeft is die van het eeuwige karakter van de vergetelheid; de enige zekerheid die we als mens lijken te hebben, is die van vergeten te worden. Het continue verlangen van de mens om de wereld definitief in kaart te brengen is vergeefs, kunstmatig en hypothetisch en van een tijdelijk aard. “Wie zich hiervan bewust is, is gedoemd om bij zijn volle verstand voortdurend nieuwe werelden te creëren”150. Een tweede thema met betrekking tot de grens tussen feit en fictie heeft te maken met de identiteit van de verteller. Borges laat veel verhalen door een ik- verteller vertellen. Door verschillende vergelijkingen te maken tussen gegevens uit de verhalen en biografische gegevens, ben ik tot het besluit gekomen dat Borges een spel speelt met de lezer. Vaak laat hij door veelvuldige, biografische aanwijzingen de lezer in de waan dat er een connectie bestaat tussen het “ik”(de verteller) en de auteur. Volgens Guy Posson neemt Borges ons “in het ootje”151. Ik denk dat de verklaring wederom te vinden is in het labyrintische karakter van de “Borgiaanse wereld”

“waarin[…] werkelijkheid, droom en literatuur een onontwarbare kluwen vormen, is het moeilijk om van „ik‟ te spreken”152

De schrijver vertelt zijn lezer nooit rechtuit wie het “ik” is, omdat hij het blijkbaar zelf niet weet. Deze onwetendheid in combinatie met “dat ieder mens het hoofd moet buigen voor degeen die hij in zich draagt”153, leidt tot het vervagen van de identiteit van ieder mens. “Wie „ik‟ zegt, is misschien heel iemand anders, of alle

150 ”De strijd tegen tijd en vergetelheid: het weemoedige universum van Borges” ,Maarten Steenmeijer, uit Vrij Nederland, , 14-1-1989. 151 ”Borges zaait wantrouwen” ,Guy Posson, uit De Standaard, 4-11-1977. 152 ”Een draad van zand” ,T. van Deel, uit Trouw , 12-1-1989. 153 “De Alpeh”, Borges, p.320. 63 andere mensen”154. De concrete voorbeelden van biografische gegevens die ik in de vier bundels heb belicht hadden als doel deze droomwereld te illustreren. Zij hebben volgens mij meer dan dat gedaan. Uit de voorbeelden heb ik namelijk afgeleid dat er geen sprake is van een grens tussen feit en fictie, integendeel lijken deze twee factoren elkaar aan te vullen in het ontstaan van de “Borgiaanse” wereld die van hem één van de grootste magisch-realistische schrijvers van de 20ste eeuw gemaakt heeft.

“Wie anders plooit droom en werkelijkheid zo schijnbaar moeiteloos, wie anders weet met zo‟n overdonderende helderheid een maximum aan verwarring te stichten[…]”155

154 ”Borges zaait wantrouwen” ,Guy Posson, uit De Standaard, 4-11-1977. 155 ”Borges en het godsbewijs”, schrijver onbekend, uit Het Parool, 8 januari 1999. 64

Bibliografie

1.Primaire literatuur

BORGES, Jorge Luis, De Aleph 1949,(uitgeverij De Bezige Bij), ,1998, (De Aleph en andere verhalen).

BORGES, Jorge Luis, Het verslag van Brodie 1970,(uitgeverij De Bezige Bij), Amsterdam,1998, (Het verslag van Brodie en andere verhalen).

BORGES, Jorge Luis, Het boek van zand 1975,(uitgeverij De Bezige Bij), Amsterdam,1998, (Het verslag van Brodie en andere verhalen).

BORGES, Jorge Luis, De Maker 1960,(uitgeverij De Bezige Bij), Amsterdam,1998, (Het verslag van Brodie en andere verhalen).

2.Secundaire literatuur

BERNES, Jean-Pierre, Album Jorge Luis Borges, Évreux, 1999.

BORGES, Jorge Luis, De geschiedenis van de eeuwigheid, (vertaalt van het Spaans door Barber van de Pol), De Bezige Bij, Amsterdam, 1985.

CORNET, Pascal, Zij die uit zijn op verbazing in Knack, 29 juli 1998.

CURRIE, Gregory, The nature of fiction, Cambridge University Press, 1990.

DAUTZENBERG, j.a, Raadselachtige essays van J.L.B: Een wildernis van eruditie in De Volkskrant, 2-8-1985.

65

DE DECKER, Jacques, Jorge Luis Borges: “Le livre de sable” Nouvelles d’ailleurs et de la nuit in Le Soir, 13-12-1978.

DE KEYSER, F., Grenzen van ons kenvermogen in Het Laatste Nieuws, 14-12- 1977.

FENS, Kees, Symbolen rijgen tot verhalen in Tijd, Amsterdam, 14-10-1967.

FENS, Kees, De nederlaag tegen de literatuur in De Volkskrant, 9-1-1989.

GOEDEGEBUURE, Jaap, Doorlezen tot in het oneindige in De Haagse Post, 15- 6-1985.

GROOT, Ger, Omzwervende eruditie bij Borges in NRC Handelsblad, 20-08-99.

GROOT, Ger, Het ene woord dat alles zegt in NRC Handelsblad, 20-11-1989.

HERMAN&VERVAECK, Luc&Bart, Vertelduivels: handboek verhaalanalyse, Uitgeverij Vantilt & Vubpress, Nijmegen/Brussel,2001.

LELLOUCHE, Raphaël, Borges ou l’hypothèse del’auteur, Balland, 1989.

LOGIE, Ilse, Het eigengereide universum van Jorge Luis Borges in Trouw, 27 november 1998.

LOGIE, Ilse, De literaire wanhoop boven de cultus van het ik: Eerste deel van het verzameld werk van Jorge Luis Borges in Trouw, 13 maart 1998.

POSSON, Guy, Borges zaait wantrouwen in De Standaard, 4-11-1977.

ROGGEMAN, Willem M., Argentiniës belangrijkste schrijver: Jorge Luis Borges in Het Laatste nieuws, 4-7-1963.

66

STEENMEIJER, Maarten, De strijd tegen tijd en vergetelheid: het weemoedige universum van Borges in Vrij Nederland, 14-1-1989.

STEENMEIJER, Maarten, Van Borges is veel te leren in Nederlandse Letterkunde, Jaargang 11, september 2006, nummer 3.

STEENMEIJER, Maarten, Ontmoetingen met Borges, De Bezige Bij, Amsterdam, 2003. VAN DEEL, T., Een draad van zand in Trouw, 12-1-1989.

VAN VREKHEM,Georges, De Aleph: Jorge Luis Borges in Vooruit, 17-12-1964.

VELDHUISEN, Peter, Het voetvolk van Borges in Het Parool, 24 april 1998.

VERSCHOORE, N., Luis Borges is anders in Het Laatste Nieuws, 13-1-1977.

WOODALL, James, The man in the mirror of the book , ( Uitgeverij Hodder & Stoughton), London, 1996.

67

Bijlagen:

Bijlage 1:

Definities van fiction op het Internet in het Engels:

 a literary work based on the imagination and not necessarily on fact  fabrication: a deliberately false or improbable account wordnet.princeton.edu/perl/webwn  Fiction is the term used to describe works of the imagination. This is in contrast to non- fiction, which makes factual claims about reality. A large part of the appeal of fiction is its ability to evoke the entire spectrum of human emotions: to distract our minds, to give us hope in times of despair, to make us laugh, or to let us experience empathy without attachment. ... en.wikipedia.org/wiki/Fiction  Prose based on something that did not happen or has not happened, implementing plot and character to exemplify thought. www.christianfantasy.net/glossary.html  Writing that comes from the imagination, or writing that does not adhere to the facts related to true events. www.bookjobs.com/page.php  imaginative narrative in any form of presentation designed to entertain, as distinguished from that which is designed primarily to explain, argue, or merely describe; specifically, a type of literature, especially prose, as novels and short stories, but also including plays and narrative poetry. www.nde.state.ne.us/READ/FRAMEWORK/glossary/general_f-j.html  Literature in which the radical of presentation is the printed or written word, such as novels and essays. www.sil.org/~radneyr/humanities/litcrit/gloss.htm  Imaginary, invented writings, such as novels and short stories. www.isu.edu/library/research/glossary.htm  De Mille, J. The Lady of the Inn. New York, 1870. The Cryptogram. New York, 1871. www.bartleby.com/224/1100.html  Anything that is invented or imagined, especially a prose narrative. Although fiction may be based on actual events or personal experiences, its characters and settings are invented. Even if a story is set in an actual place and involves recognizable characters or details, we understand the story itself to be fictitious. library.thinkquest.org/23846/library/terms/  Books or novels of imaginary stories, made up by the author. www.tpl.toronto.on.ca/mul_esl_glossary.jsp  a literary form, most often prose narrative, drawn from imagination rather than solely from fact. www.mc3.edu/aa/lal/workshops/LiteraryDefinitions.html  Literary works which portray imaginary characters and events (especially novels and stories). The fiction collection is located on the second floor of the Library. www.lib.iup.edu/instruction/glossary.html  A story, book, or movie that is not based on fact, as in a novel. www.theghostwriter.net/glossary.html 68

 This refers to library materials that deal with imaginary characters and events. Fiction collections are not usually organized with a classification system. An exception to this might be classic literature, which is sometimes included in the non-fiction section. www.lili.org/forlibs/ce/able/course7/06classificationterms.htm  A literary work, in prose, that tells about imaginary people, places, and events. Examples of fiction include short stories, novellas, and novels. www.groton.k12.ct.us/curric/lacurric/lagloss.htm  A narrative created by the imagination, generally written in prose. www.moondance.org/2001/summer01/risingstars/literary.html  Imaginative works of prose, primarily the novel and the short story. Although fiction draws on actual events and real people, it springs mainly from the imagination of the writer. The purpose is to entertain as well as enlighten the reader by providing a deeper understanding of the human condition. See Exposition/Expository text, Nonfiction, Informational text, Novel, Short story www.armour.k12.sd.us/Mary's%20Classes/literary_terms_glossary.htm  This category refers specifically to Science fiction themed movies/titles. www.24houradultdvd.com/category.htm

69

Bijlage 2:

Vervolg bibliografie van Borges

Werken in samenwerking met Adolfo Bioy Casares:

 1942 Seis problemas para don Isidro Parodi  1946 Dos fantasías memorables  1946 Un modelo para la muerte  1955 Los orilleros- El paraíso de los creyentes  1967 Crónicas de Bustos Domecq  1977 Nuevos cuentos de Bustos Domecq

Werken in samenwerking met José Edmundo Clemente:

 1952 El lenguaje de Buenos Aires

Werken in samenwerking met Delia Ingenieros:

 1951 Antiguas literaturas germánicas

Werken in samenwerking met Margarita Guerrero:

 1953 El Martín Fierro  1957 Manual de zoología fantástica  1967 El libro de los seres imaginarios

Werken in samenwerking met Betina Edelberg: 70

 1955 Leopold Lugones

Werken in samenwerking met Mercedes Levinson:

 1955 La hermana de Eloísa

Werken in samenwerking met María Esther Vásquez:

 1965 Introducción a la literatura inglesa  1966 Literaturas germánicas medievales

Werken in samenwerking met Esther Zemboraín de Torres:

 1967 Introducción a la literatura norteamericana

Werken in samenwerking met Alicia Jurado:

 1976 Qué es el budismo

71

Bijlage 3:

Citaat uit “La nueva poesía argentina, Néstor Ibarra, Buenos Aires, 1930, pp.15-16 (Cited and translated by Sarlo “ Jorge Luis Borges: A Writer on the Edge” over de literaire toestand rond 1921 in Argentinie.

“ What can I say about the state of poetry then? Nothing could be more neutral and sluggish, nothing could be closer to decadence and death. The great [Leopold] Lugones had already given, twelve years earlier, of his best. Enrique Banchs in 1911 had offered almost his final word in La urna, which contains some of the strongest sonnets in our language: innovatory in its themes and eternal in its sensibility. Carriego was copied and diluted many times; the most famous name was that of the prolific and minor sencillista [literally „simplicist‟l, describing a school which drew on colloquial language and the everyday World] poet Fernández Moreno. But these values were either accepted or ignored, they were almost never discussed; poetry, and in general literature and art, was the most boring and incidental aspect of the country.”

72