Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Ward Boone

Ontlening in de Belgische voetbaltaal

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de taal- en letterkunde: Nederlands-Engels

Academiejaar 2014-2015

Promotor: Prof. dr. Timothy Colleman

Vakgroep Taalkunde

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Ward Boone

Ontlening in de Belgische voetbaltaal

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de taal- en letterkunde: Nederlands-Engels

Academiejaar 2014-2015

Promotor: Prof. dr. Timothy Colleman

Vakgroep Taalkunde

Woord vooraf Bij aanvang van het academiejaar 2014-2015 werden door de vakgroep Nederlandse Taalkunde een zestal onderzoekslijnen naar voren geschoven. Toen mijn oog op de zesde onderzoekslijn ‘Sporttaal’ viel, was de keuze snel gemaakt. Een masterproef met betrekking tot de sport- en specifieker voetbaltaal leek mij namelijk de uitgelezen kans om de twee dominantste factoren uit mijn (studenten)leven, taal en voetbal, te combineren. In dit voorwoord wil ik enkele mensen bedanken die doorheen de jaren een van beide (of beide) interessegebieden hebben gecultiveerd. Zonder hen kon deze masterproef immers onmogelijk tot stand komen. In de eerste plaats bedank ik mijn promotor Prof. dr. Timothy Colleman. Hij was bereid mij deze onderzoekslijn toe te kennen en stond mij steevast bij met raad en daad in de totstandkoming van deze scriptie. Ook naar het secretariaat van de Nederlandse Taalkunde gaat heel wat dank uit. Mevrouw Bouckaert stond toe dat ik veelvuldig boeken ontleende om ze vervolgens eindeloos te verlengen. Ze was zelfs bereid om artikels op te zoeken, in te scannen en vervolgens ook door te sturen. Met betrekking tot het voetbal wil ik vooral VK Watervliet, mijn broer Ivo en neven Karel en Klaas uitgebreid bedanken. Zij zijn tenslotte grotendeels verantwoordelijk voor mijn actieve en passieve voetbalkennis en -beleving. VK Watervliet, ook wel ‘de panters van de polders’ of ‘Vékawé’, heeft ervoor gezorgd dat dit onderzoek zich niet louter stoelt op kennis of opzoekingswerk, maar ook de nodige veldervaring. In dat kader draag ik deze masterproef ook op aan mijn overleden grootvader Albert Nuytinck die in 1971/1972 samen met heel wat andere Watervlietenaren de club uit de grond stampte. Met mijn broer Ivo en neven Karel en Klaas werden dan weer talloze uren FIFA ’98 t.e.m.’15 doorgebracht. Die hebben ervoor gezorgd dat de voetbalpassie en -kennis zich ook naast het veld verder ontwikkelde. Ter afsluiting gaan de grootste dankbetuiging uit naar mijn ouders en vriendin Adeline. Mijn ouders hebben mij in de afgelopen vier jaar (en ook daarvoor) onvoorwaardelijk gesteund. Ze verzekerden door hun zorgen dat ik in de drukkere periodes geen seconde tijd verloor. Mijn vader was daarenboven steeds bereid om werken na te lezen, te beoordelen en te bespreken. In die context bedank ik ook mijn schoonzus Carmen. Naar mijn vriendin Adeline gaat ten slotte niet alleen veel dank, maar ook veel liefde uit. Zij was er steeds met morele steun en voorzag in tijden van crisis de nodige relativering.

Inhoudsopgave

Lijst met afkortingen ...... V

Inleiding ...... 1

1. Theoretisch kader ...... 4 1.1. Inleiding ...... 4 1.2. Morfologische procedés ...... 4 1.2.1. Betekenisuitbreiding ...... 5 1.2.1.1. Metafoor ...... 5 1.2.1.2. Metonymie ...... 6 1.2.2. Bestaande productieve procedés ...... 6 1.2.2.1. Samenstelling ...... 6 1.2.2.2. Afleiding ...... 7 1.2.2.3. Samenstellende afleiding ...... 9 1.2.3. Incidentele analogische nieuwvormingen ...... 9 1.2.4. Procedés als klanknabootsing e.d...... 9 1.2.5. Leenwoorden ...... 10 1.2.5.1. Algemene opbouw van de woordenschat ...... 10 1.2.5.2. Stadia van ontwikkeling ...... 11 1.2.5.3. Manieren van ontlening ...... 13 1.2.5.4. Redenen van ontlening ...... 14 1.2.5.5. Aanpassingen van ontleningen ...... 16 1.3. Neologismen ...... 18

2. Onderzoeksmethodologie ...... 20 2.1. Voetbaltaal ...... 20 2.2. Werkwijze ...... 22 2.3. Gopress Academic ...... 25 2.3.1. Wat is Gopress Academic? ...... 25 2.3.2. Kranten en tijdschriften ...... 26 3.3.3. Werkwijze ...... 27 2.3.4. Voor en nadelen ...... 28 2.4. Supportersfora ...... 29

I

3. Resultaten van het onderzoek ...... 33 3.1. Winger ...... 33 3.1.1. Inleiding ...... 33 3.1.2. Betekenis ...... 33 3.1.3. Onderzoeksvragen ...... 36 3.1.4. Overzicht attestaties ...... 36 3.1.5. Attestaties doorheen de tijd ...... 38 3.1.6. Attestaties in kranten en tijdschriften ...... 40 3.1.7. Supportersfora ...... 43 3.1.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen ...... 47 3.1.8.1. Winger en zijn ‘vleugel’-varianten in de geschreven pers ...... 48 3.1.8.2. Winger en zijn ‘vleugel’-varianten op de supportersfora ...... 50 3.1.8.3. Alle synoniemen in de geschreven pers ...... 52 3.1.8.4. Alle synoniemen op de supportersfora ...... 54 3.1.8.5. Winger in het algemeen en als spelersrol ...... 55 3.1.9. Besluit ...... 58 3.2 Super Sunday ...... 60 3.2.1. Inleiding ...... 60 3.2.2. Betekenis ...... 60 3.2.3. Onderzoeksvragen ...... 62 3.2.4. Overzicht attestaties ...... 62 3.2.5. Attestaties doorheen de tijd ...... 64 3.2.6. Attestaties in kranten en tijdschriften ...... 68 4.2.7. Supportersfora ...... 70 3.2.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen ...... 71 3.2.8.1. Engelse oorsprong ...... 71 3.2.8.2. Leenwoordfase door stilistische kenmerken ...... 73 3.2.8.3. Receptie in de geschreven pers en op de supportersfora ...... 75 3.2.9. Besluit ...... 79 3.3. Tifo ...... 82 3.3.1. Inleiding ...... 82 3.3.2. Betekenis ...... 82 3.3.3. Onderzoeksvragen ...... 84

II

3.3.4. Overzicht attestaties ...... 85 3.3.5. Attestaties doorheen de tijd ...... 86 3.3.6. Attestaties in kranten en tijdschriften ...... 87 3.3.7. Supportersfora ...... 90 3.3.7.1. Ideologische aard van de sfeergroep ...... 91 3.3.7.2. Infrastructuur van de club ...... 93 3.3.7.3. Financiële mogelijkheden van de sfeergroep ...... 97 3.3.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen ...... 99 3.3.8.1. Standard en de Italiaans oorsprong ...... 99 3.3.8.2. Composita met tifo en aanhalingstekens ...... 103 3.3.8.3. Algemene doorbraak 2015 ...... 106 3.3.9. Besluit ...... 111 3.4. Clas(s)ico ...... 114 3.4.1. Inleiding ...... 114 3.4.2. Betekenis ...... 114 3.4.3. Onderzoeksvragen ...... 116 3.4.4. Overzicht attestaties ...... 116 3.4.5. Attestaties doorheen de tijd ...... 119 3.4.6. Attestaties in kranten en tijdschriften ...... 124 3.4.7. Supportersfora ...... 126 3.4.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen ...... 127 3.4.8.1. Spaanse oorsprong en Belgische clas(s)ico’s ...... 128 3.4.8.2. Receptie op de supportersfora ...... 131 3.4.8.3. Leenwoordfase door stilistische kenmerken ...... 135 3.4.9. Besluit ...... 137 3.5. Rabona ...... 140 3.5.1. Inleiding ...... 140 3.5.2. Betekenis ...... 140 3.5.3. Onderzoeksvragen ...... 143 3.5.4. Overzicht attestaties ...... 143 3.5.5. Attestaties doorheen de tijd ...... 145 3.5.6. Attestaties in kranten en tijdschriften ...... 147 3.5.7. Supportersfora ...... 148

III

3.5.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen ...... 151 3.5.9. Besluit ...... 154

4. Algemene vergelijking van de gegevens ...... 156 4.1. Inleiding ...... 156 4.2. Attestaties doorheen de tijd ...... 156 4.3. Attestaties in kranten en tijdschriften ...... 158 4.4. Supportersfora ...... 159 4.5. Neologismen en leenwoordfasen ...... 161 4.6. Algemene receptie en connotatie ...... 162

Besluit ...... 164

Bijlage ...... a

Lijst van bronnen en literatuur ...... i

60.125 woorden (incl. krantenartikels en forumberichten)

IV

Lijst met afkortingen

Afkorting Betekenis DM De Morgen DS De Standaard DT De Tijd GVA Gazet van Antwerpen GVD Grote Van Dale GVNT Groot Voetbalwoordenboek van de Nederlandse taal HBVL Het Belang van Limburg HLN Het Laatste Nieuws HNB Het Nieuwsblad INL Instituut voor Nederlandse Lexicologie SVM Sport Voetbalmagazine VDO Van Dale Online VT Voetbaltaal

V

Inleiding Als ‘spiegel van de cultuur’ (Van der Sijs 1996: XXXI) is taal voortdurend in verandering. Ze ontwikkelt zich door woorden of combinaties van woorden te creëren en evolueert door fonetische, syntactische of semantische structuren aan te passen. Vooral het lexicon wordt daarbij herhaaldelijk geïnnoveerd om naar concepten in de werkelijkheid te kunnen verwijzen. Gezien de internationaliserings- of ‘globaliseringstendens’ van 21ste eeuw wordt die werkelijkheid wel steeds gecompliceerder waardoor het Nederlands, net als in de periodes ervoor, sterk verandert (Den Boon 2010: 5). Volgens Van Bree (1996: 130) is het telkens maar de vraag hoe nieuwe zaken, begrippen en ideeën zo efficiënt mogelijk benoemd kunnen worden. De nieuwste lexicologische ontwikkelingen en nieuwe woorden of ‘neologismen’ vertonen verschillende patronen: ze nestelen zich vast in onze taal, komen plots op om vervolgens weer te verdwijnen, keren sporadisch terug als historische term of slagen er geheel niet in zich te profileren (Den Boon 2010: 5). Doorgaans vallen die ontwikkelingen vrij eenvoudig te traceren. Een gezaghebbend woordenboek zoals het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandste taal registreert online geregeld de nieuwste trends. Het duurt evenwel drie jaar alvorens een woord kans maakt om opgenomen te worden in de papieren versie (Sanders 2003: 326). Op de website van Van Dale staat daaromtrent het volgende te lezen:

Wat de Grote of Dikke Van Dale betreft, wordt een woord opgenomen als het gedurende circa drie jaar regelmatig wordt aangetroffen in het (schriftelijk) algemeen taalgebruik. Een woord moet dus gedurende een aantal jaren regelmatig voorkomen in kranten, tijdschriften, op radio en tv en op internet. Deze media moeten bedoeld zijn voor en gebruikt worden door een ruimer publiek. (Website Van Dale woordenboek: www.vandale.be/ondersteuning/redactie. Geraadpleegd op 16/04/2015).

In 2009 wees Lieselot Bellemans met haar scriptie Neologismen in de Belgische voetbaltaal op de lacunes die door een dergelijke opnamepolitiek kunnen ontstaan. Een specifiek jargon, zoals dat van de sporttaal, wordt vaak onderbelicht waardoor bijvoorbeeld typische voetbaltermen niet in de woordenboeken worden opgenomen. Ook Piet van Sterkenburg (1997: 337) kaartte die onvolledigheid al eens aan. Een decennium voor Bellemans’ onderzoek schreef hij in Taal in tijd en ruimte over de effecten van nieuwvormingen of ‘neologismen’ op het woordenboek. Daarbij rees eveneens de vraag hoe het komt dat woorden uit bepaalde registers zoals de jeugdtaal, sporttaal, scheikundige termen, enz. het woordenboek doorgaans niet halen (Van Sterkenburg 1997: 337). De Van Dale-redactie zelf is zich bewust van die ‘tekortkoming’ en motiveert haar keuze als volgt:

1

Woorden waarvan het gebruik beperkt is tot een bepaald vakgebied, bepaalde kringen of een bepaalde regio, worden dan ook niet opgenomen. Voorbeeld: woorden die alleen in de entomologie (insectenkunde) voorkomen, of alleen bij hockeyers of alleen op Terschelling worden niet opgenomen. Er moet sprake zijn van een zekere mate van verspreiding en van inburgering. (Website Van Dale woordenboek: www.vandale.be/ondersteuning/redactie. Geraadpleegd op 16/04/2015).

De scriptie van Bellemans verdiepte zich als een reactie op die onvolkomenheid in de lexicologische vernieuwingen binnen de voetbaltaal en voorzag verder nog een analyse van een zestal ontleende voetbaltermen. Deze masterproef plaatst zich in de algemene lijn van dat onderzoek en moet vanuit diezelfde optiek worden gelezen. Allereerst willen wordt er zes jaar na Bellemans’ analyse een licht geworpen op de recentste ontwikkelingen (2009-2014) binnen de Belgische voetbaltaal. De titel Ontlening in de Belgische voetbaltaal duidt meteen op de klemtoon van het onderzoek. Het draait in deze scriptie om een specifieke lexicologische tak van het voetbaljargon, namelijk de ontlening. Volgens Van der Sijs (1996: XXXI) zijn het immers de leenwoorden in het bijzonder die de cultuur weerspiegelen. Het onderzoek stemt tot hiertoe gedeeltelijk overeen met het tweede deel van Bellemans’ scriptie, waarin zes ontleende voetbalbegrippen de aandacht kregen. Daarnaast wordt er in dit onderzoek ook nagegaan in hoeverre de taalgebruiker, in dit geval de voetbalsupporter, de nieuwe woorden daadwerkelijk toepast. Tot nog toe werden bij soortgelijke lexicologische analyses hoofdzakelijk kranten en tijdschriften geraadpleegd. Net zoals bij Van Dale gelden die doorgaans als de basisindicatoren voor de verspreiding en inburgering van nieuwe woorden. In deze masterproef worden de gegevens uit de geschreven pers niet louter geanalyseerd, maar ook nog eens naast die van de verschillende online voetbalfora geplaatst. Als kloppend hart van elke voetbalvereniging brengen de supporters het voetbal tot leven. Ze stuwen vaak ‘hun’ team naar de overwinning, kunnen na tegenvallende prestaties de druk opdrijven of stellen het bestuur en algemeen beleid in vraag. Hun bevindingen en analyses bleven in een vorige eeuw nog bevangen in het stadion of tussen de vier muren van het stamcafé, maar tegenwoordig wordt alles ook veelvuldig gedeeld op het internet. Zo goed als iedere supportkern onderhoudt een online forum waarin voornamelijk clubnieuws maar ook algemeen voetbalnieuws uitvoerig wordt besproken. Samengevat wordt de frequentie van onze nieuwe termen zowel in de geschreven pers als op de populairste supportersfora nagegaan. Hoe ontwikkelen nieuwe termen zich op beide communicatiemedia? En met welke factoren moeten we rekening houden bij de interpretatie van die gegevens? Bij elke term wordt naast een uitvoerige analyse ook kort gepoogd een verband te onderscheiden tussen de geschreven pers en de online supportersfora. 2

Alvorens we overgaan tot het eigenlijke onderzoek volgt er eerst nog een overzicht van de structuur van deze masterproef. Na deze inleiding beginnen we in het eerste hoofdstuk met een schets van het theoretisch kader waarbinnen dit onderzoek zich plaatst. Er wordt hierbij hoofdzakelijk uitleg gegeven over de verschillende woordvormingsprocedés en vormen van naamgeving. De meeste aandacht gaat logischerwijs uit naar leenwoorden en ontlening, maar ook de metafoor, metonymie, samenstelling, afleiding, enz. komen even aan bod. Het hoofdstuk besluit met een uiteenzetting over het concept ‘neologisme’ en de bijhorende mogelijke interpretaties. In het tweede hoofdstuk beschrijven we de onderzoeksmethodologie. Er wordt onder andere uitgelegd waarom we ons focussen op de voetbaltaal, welke werkwijze er werd gehanteerd, hoe we de databank Gopress Academic raadpleegden en welke supportersfora werden gekozen. Gopress vormt de basis van ons onderzoek aangezien de databank toegang verleent tot talloze artikels uit verschillende kranten en tijdschriften. We leggen uit hoe de toepassing werd gebruikt en wat de voor- en nadelen waren. Daarnaast geven we ook de nodige basisinformatie over de verschillende supportsfora die werden geraadpleegd en motiveren we de selectie ervan. De resultaten van het onderzoek worden vervolgens in een derde hoofdstuk behandeld. De vijf ontleende begrippen die binnen deze scriptie centraal staan, zijn winger, Super Sunday, tifo, clas(s)ico, en rabona. Ze worden steevast volgens hetzelfde stramien gepresenteerd en geanalyseerd. Bij elke casus wordt er eerst ingegaan op de algemene betekenis en eventuele ontstaansgeschiedenis van de begrippen. Daarna komen de ruwe datagegevens aan bod om ze in een volgende stap te analyseren doorheen de tijd en hun frequentie binnen de verschillende kranten en tijdschriften te bekijken. Het is vervolgens de bedoeling een verband te onderscheiden met de resultaten van de supportersfora. Algemeen worden er per term ook een aantal extra onderzoeksvragen gesteld die specifiek ingaan op de behandelde begrippen en zorgen voor een gevarieerde benaderingswijze. Die vragen hebben bovendien doorgaans betrekking op zowel de geschreven pers als de supportersfora. Aansluitend op de bespreking van de afzonderlijke begrippen worden de resultaten in een vierde hoofdstuk nog eens kort en algemeen met elkaar vergeleken. Op het einde van deze scriptie wordt een overkoepelend besluit gevormd en poneren we met het oog op de toekomst nog enkele onderzoeksmogelijkheden.

3

1. Theoretisch kader

1.1. Inleiding De klemtoon van deze scriptie ligt op ontlening binnen de Belgische voetbaltaal. Het spreekt dan ook vanzelf dat leenwoorden en ontlening het leeuwendeel van de aandacht krijgen binnen dit theoretisch kader. Alle andere woordvormingsprocedés en vormen van naamgeving worden ook even belicht om de positie van ontlening binnen de lexicologie of woordleer duidelijk te maken. Omdat we in ons onderzoek gebruik maken van het begrip neologisme eindigt dit hoofdstuk met een uiteenzetting over het concept en de interpretatie die door ons werd gehanteerd. De opbouw van de volgende paragraaf stemt grotendeels overeen met Lieselot Bellemans’ masterproef aangezien hier een beroep wordt gedaan op een aantal dezelfde toonaangevende taalkundige werken. Voor de algemene structuur werd er ook teruggegrepen naar Cor van Bree’s Historische taalkunde waarin alles aangaande taalverwantschap, taalverandering en taalcontact wordt uitgelegd. Daarnaast kon het Leenwoordenboek van Nicoline van der Sijs niet ontbreken als richtlijn voor een scriptie omtrent leenwoorden en ontlening. Het werk biedt een overzicht van de talen waaruit het Nederlands geleend heeft, de soorten en redenen van ontlening en de manier waarop ontlening in zijn werk gaat.

1.2. Morfologische procedés In zijn Historische taalkunde maakt Van Bree (1996: 192) een onderscheid tussen vijf verschillende manieren van naamgeving of woordvorming. In wat volgt hanteren we diezelfde structuur en geven we bij elk van de vijf procedés de nodige uitleg:

 Met behulp van reeds bestaande woorden en betekenisuitbreiding: metafoor en metonymie  Met behulp van nieuwe woorden die volgens bestaande productieve procedés worden gemaakt: samenstelling, afleiding en samenstellende afleiding.  Met behulp van (incidentele) analogische nieuwvormingen.  Met behulp van woorden die niet met productieve procedés of met incidentele analogie kunnen worden verklaard maar die ontstaan door klanknabootsing of via letterwoorden, afkortingen en splinterwoorden.  Met behulp van leenwoorden.

4

1.2.1. Betekenisuitbreiding Zoals het begrip al doet vermoeden maakt de betekenisuitbreiding of -veralgemening gebruik van bestaande woorden die het in betekenis doet uitbreiden. De courantste procedés binnen deze tak zijn de metafoor en de metonymie (cf. infra). Taaleconomisch gezien is de betekenisuitbreiding de interessantste vorm van naamgeving aangezien er geen nieuw woord gemaakt of ontleend moet worden. Op die manier kan er zoveel mogelijk worden uitgedrukt met zo min mogelijk woorden. Verwarring en misverstanden zijn volgens zowel Van Bree (1996: 130) als Riemer Reinsma (1999: 8) geen probleem bij dit woordvormingsprocedé gezien de achtergrondkennis van de mens. Talige informatie wordt namelijk steevast geïnterpreteerd naargelang context en situatie. Verder wijst Reinsma er in Neologismen (1999: 8) ook op dat heel wat van die nieuwe betekenissen voortbouwen op bestaande betekenissen. Het is uiteindelijk heel wat economischer om bij een gekend woord een nieuwe (of gedeeltelijk nieuwe) betekenis te leren, dan een totaal nieuw woord en de daarbij horende betekenis. Een ondubbelzinnig systeem met een een-op-een-relatie tussen betekenis en vorm is in theorie best mogelijk, maar het grote nadeel is dat de taalgebruiker een aanzienlijk aantal extra woorden moet leren.

1.2.1.1. Metafoor De metafoor maakt gebruik van een bestaand woord om een nieuw fenomeen te benoemen dat weliswaar een gelijkenis vertoont met een bestaand fenomeen, maar er in werkelijkheid eigenlijk niet zozeer iets mee te maken heeft (Booij & Van Santen 1998: 127). Een recent voorbeeld van een voetbalmetafoor is de bus parkeren. De uitspraak parking the bus (in front of goal) werd door Chelsea FC-trainer José Mourinho geïntroduceerd en duidt op een uiterst defensieve tactiek waarbij zowat een volledig team zich ingraaft en achter de bal gaat spelen.

Zo voelt het als een tegenstander de bus parkeert. Chelsea kwam zaterdag tegen Sunderland niet verder dan een scoreloos gelijkspel. De thuisploeg groef zich in, de leider vond de oplossing niet, maar blijft wel ongeslagen. Het plan van trainer Gus Poyet was perfect, dat van José Mourinho niet. (‘Hazard dribbelt zich vast tegen Sunderland.’ In: Het Laatste Nieuws, 01/12/2014).

Door de context is het meteen duidelijk dat er hier niet letterlijk een bus voor het doel wordt geparkeerd. Toch blijft de gelijkenis tussen die letterlijke betekenis en de betekenis binnen het voetbaljargon wel duidelijk. Andere voorbeelden van voetbalmetaforen zijn onder andere de metronoom op het middenveld voor een middenvelder die als draaischijf het tempo bepaalt of een kanonskogel voor een keihard schot op doel.

5

1.2.1.2. Metonymie De metonymie maakt gebruik van een bestaand woord voor een fenomeen dat in een nauwe betrekking staat tot dat wat oorspronkelijk door het woord wordt benoemd (Booij & Van Santen 1998: 127). De samenhang die gedacht kan worden berust in dit geval wel op bepaalde relaties van reële verbondenheid, gaande van ruimtelijk en temporeel tot een geheel- deelrelatie of omgekeerd (Van Bree 1996: 127). Een voorbeeld uit het voetbaljargon dat ook door Van Bree (1996: 127) wordt gegeven is ‘Nederland verloor met 5-0 van Duitsland’. Het gaat hier om een geheel-deelrelatie of totem pro parte waarbij er een geheel wordt genoemd terwijl er een deel wordt bedoeld. Nederland refereert hier dus enkel naar het Nederlandse voetbalteam en niet naar het volledige land. Een omgekeerd voorbeeld of pars pro toto is ‘hij speelde ooit voor Oranje’. Daarbij wordt er verwezen naar een deel, in dit geval de oranje shirts, terwijl men juist het geheel bedoelt, opnieuw het Nederlandse elftal.

1.2.2. Bestaande productieve procedés Voor de bestaande productieve procedés samenstelling, afleiding en samenstellende afleiding werden naast Historische taalkunde ook nog het Morfologisch Handboek van het Nederlands en Morfologie: de woordstructuur van het Nederlands geraadpleegd. In dat eerste werk geven Wim de Haas en Mieke Trommelen een overzicht van de woordvorming met aandacht voor prefigering, samenkoppeling, suffigering en samenstelling. Morfologie: de woordstructuur van het Nederlands van Geert Booij en Ariane van Santen is een inleiding in de morfologische theorie. Daarin gaat het over morfologische structuren van woorden, verschillende types van woordvorming en de relatie van de morfologie tot andere grammaticale componenten.

1.2.2.1. Samenstelling Een samenstelling wordt door De Haas en Trommelen (1993: 359) gedefinieerd als ‘het koppelen van linguïstische elementen, in de regel zelfstandig voorkomende woorden, op basis van een determinant/determinatum-relatie tot een complex woord’. De relatie tussen determinant en determinatum heeft betrekking tot de manier waarop het basiswoord of determinatum verder gespecifieerd wordt door een ander woord. In afstandsschot bijvoorbeeld wordt het soort ‘schot’ verder geduid door de determinant ‘afstand’. De formule die hier doorgaans geldt is ‘AB is een soort B’ waarbij het linkerdeel A een nadere bepaling geeft van de categorie die door het rechterdeel B wordt uitgedrukt (Booij & Van Santen 1998: 147, De Haas & Trommelen 1993: 44). Het Morfologisch Handboek van het Nederlands (1993: 371) onderscheidt verder vier verschillende groepen samenstellingen:

6

 Nominale samenstellingen met een substantief als tweede deel of determinatum  Adjectivische samenstellingen met een adjectief als tweede deel of determinatum  Verbale samenstellingen met een werkwoord als tweede deel of determinatum  Restcategorie met voorzetsels en bijwoorden als determinatum

De vorming van samenstellingen is in regel dus niet beperkt tot bepaalde lexicale categorieën, maar onderling zijn er natuurlijk wel grote verschillen in productiviteit. De nominale en adjectivische samenstellingen zijn bijvoorbeeld heel wat productiever dan de verbale samenstellingen. Daarnaast vormt de restcategorie een vrijwel gesloten klasse die slechts een marginale rol speelt (De Haas & Trommelen 1993: 370-371). Ietwat vereenvoudigd ziet de structuur er zo uit:

 Nominale samenstellingen . Substantief met substantief als tweede deel: huisdeur, zonlicht . Adjectief met substantief als tweede deel: frisdrank, sneltrein . Werkwoord met substantief als tweede deel: zwijggeld, parkeerterrein . Voorzetsel met substantief als tweede deel: achtertuin, voorkamer  Adjectivische samenstellingen . Substantief met een adjectief als tweede deel: kurkdroog, beeldschoon . Adjectief met een adjectief als tweede deel: hoogzwanger, bleekblauw . Werkwoord met adjectief als tweede deel: kakelvers, drijfnat . Voorzetsel met adjectief als tweede deel: doornat, intriest  Verbale samenstellingen . Substantief met werkwoord als tweede deel: ademhalen, touwtrekken . Adjectief met werkwoord als tweede deel: grootbrengen, liefkozen . Werkwoord met werkwoord als tweede deel: stortregenen, zweefduiken  Restcategorie met samenstellingen als achterop, voluit, omlaag, enz.

Verder bevat het Morfologisch Handboek van het Nederlands (1993: 364-365) ook nog een uiteenzetting over de verschillende samenstellingsvormen. Dat overzicht wordt echter niet opgenomen binnen dit theoretisch kader aangezien onze klemtoon ligt op ontlening. In principe worden er verder in deze scriptie geen samenstellingen uitvoerig behandeld.

1.2.2.2. Afleiding De afleiding of derivatie is het tweede productieve woordvormingsprocedé. De Haas en Trommelen (1993: 6) noemen de afleiding ‘het procedé met behulp waarvan morfemen en

7 affixen verbonden worden tot gelede woorden’. Affixen zijn specifieke klankcombinaties die niet zelfstandig kunnen functioneren en dus geen volwaardige woorden zijn. Er wordt binnen die categorie traditioneel een onderscheid gemaakt tussen ‘prefixen’, zoals de -on- in ondiep, en ‘suffixen’, zoals de -es- in prinses (De Haas & Trommelen 1993: 6). Volgens Van Bree (1996: 164-166) kunnen er zich met betrekking tot de afleiding een viertal veranderingen in productiviteit voordoen. Een eerste mogelijkheid is de domeinuitbreiding van een productief afleidingsprocedé (Van Bree 1996: 164). Het suffix -ig- werd bijvoorbeeld oorspronkelijk enkel gebruikt achter substantiefstammen, zoals in machtig en handig. Na verloop van tijd werden andere afleidingen zoals gelovig plots anders geïnterpreteerd en zag men geloof- niet langer als een substantief- maar als een werkwoordsstam. Naar analogie werden vervolgens woorden als begerig en bevallig gevormd. Op een gelijkaardige manier komt de -ig- ook voor bij adjectiefstammen. Een woord als zoetig werd niet langer gezien als een afleiding van het substantief zoet, maar als een afleiding van het adjectief. Vandaaruit ontstonden vervolgens ook nattig, groenig, enz. (Van Bree 1996: 164). Naast domeinuitbreiding meent Van Bree (1996: 164-165) dat de output van de woordvormingsregel zich ook kan uitbreiden. In dit geval worden pakweg diminutieven niet enkel meer afgeleid van substantieven maar ook van andere woordsoorten. Voorbeelden zijn blauwtje, een ééntje of wij tweetjes (Van Bree 1996: 165). De derde mogelijkheid is dat bepaalde afleidingsprocedés hun productiviteit verliezen. Tegenwoordig worden er bijvoorbeeld geen nieuwe adjectieven meer gevormd met het achtervoegsel -zaam-. Dat suffix kwam oorspronkelijk enkel voor na substantief- en adjectiefstammen maar breidde zich later ook uit naar werkwoordstammen. Het afleidingsprocedé was ooit heel productief maar is mogelijk zijn doorzichtigheid kwijtgeraakt door steeds verder divergerende ontwikkelingen (Van Bree 1996: 165). Als vierde en laatste mogelijkheid onderscheidt Van Bree (1996: 165-166) procedés waarbij bepaalde patronen (opnieuw) productief worden. Een voorbeeld hiervan is hoe adjectieven op -esk- worden afgeleid van substantieven en eigennamen, zoals kafkaësk en komediantesk. Oorspronkelijk komt dit suffix uit de romaanse talen en werd het in het Nederlands enkel toegepast op Franse woorden, zoals burlesk (burlesque) en pittoresk (pittoresque). De eerste nieuwvormingen ontstonden waarschijnlijk door een expressieve behoefte die leidde tot incidentele maar tegelijk ook zeer opzettelijke uitbreiding. Hoe meer nieuwvormingen er vervolgens op dergelijke manier ontstonden, des te sneller het procedé zich automatiseerde tot een abstracte afleidingsregel (Van Bree 1996: 166).

8

1.2.2.3. Samenstellende afleiding De samenstellende afleiding is het derde en laatste productieve procedé. Er is in dit geval sprake van een gelijktijdige toepassing van zowel samenstellings- als afleidingsprocedés (Booij & Van Santen 1998: 171-174, Van Bree 1996: 168-169). Volgens De Haas en Trommelen (1993: 368) is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen samenstellingen op basis van een afleiding, afleidingen op basis van een samenstelling en samenstellende afleidingen. Net zoals Van Bree reserveren ze de term ‘samenstellende afleiding’ voor een woord dat het midden houdt tussen een samenstelling en een afleiding. Een voorbeeld is het woord bevelhebber waarbij de nominale afleiding hebber of de verbale samenstelling bevelhebben niet zelfstandig voorkomen. Er kan hier dan ook niet gesproken worden van een relatie ‘bevelhebber is een soort hebber’ (De Haas & Trommelen 1993: 368).

1.2.3. Incidentele analogische nieuwvormingen In de bovenstaande paragrafen werd uiteengezet hoe taalgebruikers woorden kunnen vormen volgens verschillende morfologische procedés. De Haas en Trommelen bemerkten zelfs hoe de nominale samenstelling recursief is en met andere woorden eindeloos kan doorgaan mits alle samenstellende delen substantieven zijn (1993: 372). De incidentele uitbreiding valt echter niet onder de categorie van de morfologische procedés. Ze ontwikkelt zich wel naar analogie met een productieve woordvormingsregel zoals de samenstelling of afleiding, maar is juist niet productief. Een voorbeeld dat al eerder werd vermeld is het suffix -zaam-. Van Bree noemt zwoegzwaam in plaats van werkzaam als voorbeeld (1996: 117). Daarbij is er sprake van ‘een incidentele uitbreiding van de tegenwoordig improductieve categorie van adjectieven die met -zaam- van werkwoorden zijn afgeleid’, zoals werkzaam en arbeidzaam (Van Bree 1996: 117). Aangezien het procedé een volledig nieuw woord opleverde, spreekt men in dit geval van een scheppende analogie.

1.2.4. Procedés als klanknabootsing e.d. In deze voorlaatste paragraaf behandelen we heel kort de verschillende manieren van naamgeving die woorden vormen die niet met productieve procedés of incidentele analogie kunnen verklaard worden. Van Bree vermeldt in dat verband de klanknabootsingen en klanksymbolische woorden, letterwoorden, afkortingen en splinterwoorden (1996: 149). Kenmerkend voor klanknabootsingen of onomatopeeën en klanksymbolische woorden is het verklarend verband tussen het woord en de benoemde zaak (Booij & Van Santen 1998: 10-11, Van Bree 1996: 35). Van Bree (1996: 35) merkt op hoe er bij dit proces vaak een identieke vocaalwisseling of reduplicatie optreedt: koekoek (onomatopee); rimram, tiktak

9

(klanksymbolische of klankexpressieve woorden), enz. Een tweede moderne trend is de vorming van letterwoorden zoals AVRO (Algemene Vereniging Radio Omroep). Binnen de voetbalwereld hebben vooral veel Nederlandse clubs letterwoorden in hun benaming: ADO Den Haag (Alles Door Oefening), AGOVV Apeldoorn (Alleen Gezamenlijk Oefenen Voert Verder) of NAC Breda (NOAD (Nooit Opgeven Altijd Doorzetten) ADVENDO (Aangenaam Door Vermaak En Nuttig Door Ontspanning) Combinatie). Daarnaast kunnen ook afkortingen voor nieuwe woorden zorgen, zoals het verkorte info voor informatie, depri voor depressief of karbo voor karbonade (Booij & Van Santen 1998: 11, Van Bree 1996: 149). Ten slotte noemt Van Bree ook nog splinterwoorden waarbij bepaalde delen worden samengenomen die apart helemaal geen betekenis dragen. Voorbeelden zijn chocomel en halvamel, respectievelijk gevormd door choco(lade) plus mel(k) en halv(e) plus mel(k) (Van Bree 1996: 149).

1.2.5. Leenwoorden Zoals eerder vermeld, wordt er in deze laatste paragraaf uitvoerig ingegaan op leenwoorden en ontlening. In de volgende subparagrafen is er aandacht voor de algemene opbouw van de Nederlandse woordenschat, de verschillende soorten en stadia van ontlening, de manier waarop ontlening in zijn werk gaat, de redenen voor ontlening en ten slotte de aanpassing van leenwoorden. Als leidraad wordt hier het Leenwoordenboek: De invloed van andere talen op het Nederlands van Nicoline van der Sijs gebruikt, aangevuld met Multiple Voices: An Introduction to Bilingualism van Carol Myers-Scotton en Leonard Bloomfields Language.

1.2.5.1. Algemene opbouw van de woordenschat Algemeen stelt Van der Sijs in haar Leenwoordenboek dat de moderne Nederlandse woordenschat opgedeeld kan worden in drie verschillende categorieën. Ze maakt daarvoor een onderscheid tussen erfwoorden, nieuwvormingen en ontleningen (Van der Sijs 1996: 1-9). De eerste categorie bestaat uit de oudste begrippen in het Nederlands. Voorbeelden als berk, hond, koe, moeder, melk enz. zijn typische erfwoorden die stammen uit de tijd waarin de Germaanse talen of zelfs de Indo-Europese talen nog een eenheid vormden (Van der Sijs 1996: 1). De woorden behoren tot de basiswoordenschat van de mens en benoemen doorgaans elementen van zijn directe belevingswereld. Omdat de erfwoordenschat na verloop van tijd communicatief niet langer voldeed, een samenleving evolueert immers voortdurend, werden daarnaast ook nieuwe begrippen gevormd (nieuwvorming) en/of ontleend (ontlening) (Van der Sijs 1996: 1). Voor de nieuwvormingen zoals de samenstelling, afleiding, klanknabootsing, letterwoorden, enz. verwijzen we terug naar de voorgaande paragrafen. In wat volgt ligt de focus volledig op die tweede categorie: leenwoorden en ontlening.

10

Ontlening is volgens Van der Sijs een overkoepelend concept dat drie verschillende types omvat: de betekenisontleningen, de vertalende ontleningen en ten slotte de leenwoorden en geleende uitdrukkingen of leenuitdrukkingen (Van der Sijs 1996: 9-12). De drie soorten staan hier net zoals in het Leenwoordenboek gerangschikt naargelang hun invloed op het Nederlands, gaande van minst naar meest beïnvloedend. Er is sprake van betekenisontlening wanneer er aan een bestaand Nederlands woord een extra betekenis wordt toegevoegd. De betekenis komt in dit geval van een specifiek woord uit een andere taal dat vaak als equivalent van het Nederlandse woord wordt aangevoeld. Een voorbeeld uit het Engels is de Reagan-administratie waarbij het begrip administratie al in het Nederlands bestond en de Engelse betekenis regering eraan werd toegevoegd (Van der Sijs 1996: 9). De tweede categorie van vertalende ontleningen vertaalt een vreemd woord door een eigen ‘inheems’ woord. Daarbij moeten wel de betekenis en samenstelling van het vreemde woord worden behouden. Binnen de vertalende ontleningen kan men heel strikt te werk gaan en letterlijk het origineel volgen, zoals in een leenvertaling, of juist een iets vrijere aanpak hanteren. Het Franse grand-père bijvoorbeeld werd in het Nederlands letterlijk vertaald door grootvader. Bij het Latijnse dens sapientiae, letterlijk kies der wijsheid, is de vertalende ontlening door verstandskies of wijsheidstand iets vrijer. De betekenis en samenstelling blijven door de letterlijke vertaling wel steeds dezelfde in zowel de brontaal als de ontlenende taal. Ook bepaalde uitdrukkingen kunnen op een gelijkaardige manier vertaald worden, zoals het hof maken voor het Franse faire la cour, we gaan ervoor voor het Engelse we go for it of burgerlijk recht voor het Latijnse ius civile (Van der Sijs 1996: 9-10). De laatste categorie ten slotte is de ontlening via leenwoorden en geleende uitdrukkingen. Volgens Van der Sijs is dit niet alleen de gebruikelijkste, maar meteen ook de ingrijpendste variant (1996: 10). Leenwoorden en geleende uitdrukkingen ontlenen immers een vreemd woord of vreemde uitdrukking zowel qua klank (en/of spelling) als qua betekenis. Van der Sijs geeft voorbeelden als het Latijnse imperium of het Engelse finish waarbij het ‘vreemd element’ gewoon wordt overgenomen (1996: 10). Afhankelijk van de fase waarin het leenwoord zich bevindt, kan het ook aan het Nederlands worden aangepast. In de volgende paragraaf hebben we het over de verschillende ontwikkelingsfasen van leenwoorden.

1.2.5.2. Stadia van ontwikkeling Aansluitend op de verschillende soorten ontleningen, merkt Van der Sijs op dat leenwoorden vier verschillende stadia van ontwikkeling of aanpassing kunnen doorlopen (1996: 10-11). De

11 veranderingen die hier worden aangehaald, hebben voornamelijk betrekking op leenwoorden uit niet-verwante talen. Woorden uit verwante talen worden namelijk vaak meteen aangepast wanneer ze worden ontleend (Van der Sijs 1996: 12) In een eerste fase wordt een vreemd woord door een bepaalde groep mensen in een specifieke context gebruikt. Het gaat hier dikwijls over termen die circuleren binnen hogere kringen, gebruikt worden door mensen met een specifieke talenkennis of wetenschappers die spreken over een bepaald gebied van de wetenschap of techniek (Van der Sijs 1996: 10). Strikt genomen is het begrip in deze fase nog geen leenwoord aangezien het als een ‘vreemd element’ binnen de eigen taal wordt beschouwd. Van der Sijs noemt exotismen als een klassiek voorbeeld van leenwoorden uit die eerste fase. Dergelijke termen benoemen specifieke concepten uit andere culturen, zoals het Arabische jihad (1996: 11). De ‘vreemde’ woorden uit de eerste fase worden doorgaans typografisch gemarkeerd door ze in cursief of tussen aanhalingstekens te zetten, zoals in de zin hij is op zoek naar zijn “roots”. (Van der Sijs 1996: 11). Wanneer bepaalde groepen van mensen een woord vaker buiten zijn specifieke context gaan gebruiken komt het in de tweede fase terecht. In tegenstelling tot de eerste fase wordt er nu wel over leenwoorden gesproken. Toch wordt het woord nog altijd als ‘vreemd’ ervaren omdat de klank, spelling of woordvorming dikwijls nog afwijkt van de Nederlandse standaard. Voorbeelden zijn meeting of thriller (Van der Sijs 1996: 11). In de derde fase wordt het leenwoord veelvuldig gebruikt, waardoor het raakt ingeburgerd. Door zich aan te passen aan het Nederlandse klank-, spellings- en/of woordvormingssysteem heeft het de status van bastaardwoord verkregen en wordt het onderdeel van het Standaardnederlands (Van der Sijs 1996: 11). Inheemse uitgangen kunnen vanaf nu ook vreemde gaan vervangen. Zo ontstaat fitheid naast het Engelse fitness of empirische voor het Engelse empirical. Ook Van Bree (1996: 291) merkt op hoe leenwoorden Nederlandse flexie-uitgangen kunnen krijgen of een rol gaan spelen in Nederlandse woordvormingsprocedés. Andere voorbeelden uit deze derde fase zijn sigaar of rugzak. Als algemene regel stelt Van der Sijs: hoe vaker een bepaald woord wordt gebruikt en hoe langer het in een taal voorkomt, des te meer het zich aanpast (1996: 11). Er zijn natuurlijk ook uitzonderingen waarbij bijvoorbeeld woorden hun oorspronkelijke meervoudsuitgang behouden, zoals flats of musea of reïnterpretaties waarbij een woord in het meervoud als enkelvoud wordt opgevat. Zo is macaroni in het Nederlands een enkelvoud terwijl het in het Italiaans een meervoud is. De -i- wordt hier niet als meervoudsuitgang ervaren, maar veeleer als stofnaam wat resulteert in een interpretatie als enkelvoud (Van Bree 1996: 291).

12

Om ten slotte tot de vierde en laatste fase te behoren, moet het leenwoord zodanig zijn ingeburgerd dat het niet meer als leenwoord wordt herkend. Het is met andere woorden ‘inheems’ geworden en gaat volgens Van der Sijs zelfs aansluiten bij de basiserfwoordenschat (1996: 11). Qua herkomst zijn er verschillen, maar alleen taalkundigen zouden zich daarvan nog bewust zijn. Samengevat zijn alleen de woorden uit de tweede en derde fase echte leenwoorden. In de eerste fase zijn ze namelijk nog ‘vreemd’ en in de laatste fase zijn ze al ‘inheems’ (Van der Sijs 1996: 11). Verder hoeft een woord niet per se alle fases te doorlopen. Van der Sijs merkt op hoe sommige woorden tussen twee fases blijven hangen of hoe woorden uit de tweede fase behoren tot specifieke dialecten en/of vaktalen, sporttalen, enz. Die laatste varianten maken bijgevolg geen deel uit van het standaard-Nederlands en ontwikkelen zich verder binnen hun eigen dialect, vaktaal, sporttaal, enz. (1996: 11-12).

1.2.5.3. Manieren van ontlening Tot nog toe hebben we al de verschillende soorten ontleningen behandeld en een blik geworpen op de verschillende fases waarin een leenwoord zich kan bevinden. Maar hoe gaat ontlening nu precies in zijn werk? Het algemene patroon volgens Van der Sijs werd hierboven al geschetst: een woord wordt eerst door een specifieke groep gebruikt, breidt zich vervolgens uit tot de grote massa en wordt ten slotte opgenomen in de algemene standaardtaal (Van de Sijs 1996: 13). We merkten daarbij op dat een leenwoord zich niet per se hoeft te verspreiden. Of een bepaald begrip uiteindelijk door een taalgemeenschap wordt overgenomen hangt immers af van verschillende factoren. Van der Sijs (1996: 14) en Myers-Scotton (2007: 210- 212) beklemtonen beiden het prestigebelang van de brontaal. Ontlening gebeurt doorgaans namelijk in één richting: van de meest prestigieuze taal naar de minder prestigieuze taal. Heel wat taalgebruikers ontlenen elementen van een andere taal omdat ze die ‘aantrekkelijker’ vinden. Het gaat in dit geval om ontleningen die meer socio-economische status hebben, een hoger beschavingsniveau veronderstellen of een politieke dominantie inhouden (Myers- Scotton 2007: 211). Verder moet de taalgemeenschap om te beginnen al over een zekere tweetaligheid beschikken om aan ontlening te doen. Ontlening gaat immers uit ‘van een of meerdere individuen die een zekere kennis van de brontaal bezitten’ (Van der Sijs 1996: 14). De ‘massa’ die het woord overneemt in een volgende fase zal vaak niet langer tweetalig zijn. Myers-Scotton (2007: 212) heeft het in dit verband over tweetalige innovators of innovatoren en adaptors of adaptoren. De groep innovators gaat een nieuw object of idee koppelen aan een nieuw woord waarna de adaptors de termen introduceren in de samenleving. Die laatste

13 groep bestaat doorgaans uit mensen die een centrale functie vervullen in de samenleving en openstaan voor nieuwe ontwikkelingen en verandering. Wanneer een groot deel van de bevolking tweetalig wordt, zijn er meer innovators waardoor het aandeel ontleningen logischerwijs zal toenemen (Myers-Scotton 2007: 212). Op het moment dat de grote massa een woord overneemt wordt het doorgaans vernederlandst of soms nog verder verbasterd (Van der Sijs 1996: 15). Uiteindelijk worden in het Leenwoordenboek drie verschillende manieren genoemd van ontlening:

 Mondeling en schriftelijk lenen door persoonlijk of schriftelijk contact. Het onderscheidt tussen die twee varianten wordt enkel gemaakt voor de oudere taal. In de moderne tijd zou er namelijk sprake zijn van een gelijktijdig mondeling (journaal) en schriftelijk (krant) contact (Van der Sijs 1996: 16-17).  Direct lenen uit een bepaalde taal of indirect lenen uit een of meerdere talen. Leenwoorden kunnen op deze manier doorheen verschillende talen zwerven (Van der Sijs 1996: 17).  Herhaald lenen waarbij dezelfde vorm uit meerdere talen wordt ontleend. Een voorbeeld is surprise dat oorspronkelijk uit het Frans werd ontleend, maar tegenwoordig op zijn Engels wordt uitgesproken. Omgekeerd kunnen woorden ook in verschillende vorm en betekenis geleend worden, zoals citrus uit het Latijn en citroen uit het Frans (Van der Sijs 1996: 17-18). Verder onderscheidt Van der Sijs ook nog leenwoorden die meer dan eens uit een taal geleend worden, begrippen die uit dezelfde taal maar vormelijk uit een verschillende tijd stammen, enz. (1996: 18)

1.2.5.4. Redenen van ontlening Naast de verschillende manieren van ontlening, kunnen we ons ook de vraag stellen waarom woorden worden ontleend. Van der Sijs meent dat er vele redenen zijn voor ontlening, maar maakt algemeen een onderscheid tussen twee grote categorieën: noodzakelijke ontleningen en niet-noodzakelijke ontleningen (1996: 25-26). Die tweedeling stemt overeen met Myers- Scotten (2007: 212-217) onderverdeling in cultural borrowings en core borrowings. Noodzakelijke ontleningen of cultural borrowings verwijzen naar bepaalde vernieuwingen of concepten (een nieuwe zaak, technische of wetenschappelijke ontwikkeling, enz.) die samen met hun naam worden overgenomen (exotismen). Deze ontleningen worden geregeld door meerdere talen overgenomen en vullen een lacune op in de woordenschat (Myers-Scotton 2007: 212, Van der Sijs 1996: 25). Er is in dit geval sprake van een benoemingsnood (Van Bree 2014: 35). Het verschijnsel is volgens Van der Sijs al zeer oud,

14 maar beperkt zich tegenwoordig veelal tot technologische of wetenschappelijke vernieuwingen, zoals telescoop, aluminium, enz. en nieuwe ideeën en begrippen zoals gentleman en taboe (1996: 25). Myers-Scotton (2007: 212) geeft auto(mobile) als typevoorbeeld van een wereldwijde cultural borrowing. Het woord deed namelijk zijn intrede bij heel wat culturen die voor hun contact met de westerse cultuur niet vertrouwd waren met gemotoriseerde voertuigen. Verder benadrukt zij ook de huidige hoofdrol van technologische ontwikkelingen binnen deze categorie (Myer-Scotton 2007: 213). Vooral computertermen zoals software, website of hard drive werden veelvuldig uit het Engels ontleend. De niet-noodzakelijke ontleningen of core borrowings worden ook wel ‘luxe- ontleningen, mode-ontleningen of ontleningen op grond van ‘raisons de coeur’ genoemd’ (Van der Sijs 1996: 25). Zoals de naam het zegt, zijn de ontleningen in dit geval niet noodzakelijk omdat er voor de begrippen al een inheems woord bestaat. Dat betekent echter niet dat de leenwoorden volledig samen vallen met een al bestaand woord. Van der Sijs (1996: 26) en Myers-Scotten (2007: 215) merken namelijk op dat er heel wat kleine verschillen kunnen bestaan tussen gelijkaardige begrippen. Zoals vermeld in de vorige paragraaf kan een woord uit een vreemde taal meer prestige hebben dan zijn inheemse variant. De culturele druk die zo ontstaat zorgt er dikwijls voor dat de variant uit de brontaal zijn dominantie verliest omdat men in het publieke discours het prestigieuzere leenwoord verkiest (Myers-Scotton 2007: 215). Typische voorbeelden zijn consultant voor adviseur of salesmanager voor verkoopleider (Van der Sijs 1996: 26). Verder kunnen leenwoorden ook een nuance omvatten die in onze taal nog niet bestaat, zoals brunette en blondine, of duiden ze liefkozing en bewondering aan. Een leenwoord kan ook omgekeerd een nuance bevatten die niet in de brontaal aanwezig is. Het Italiaanse pomodoro bijvoorbeeld verwijst in het Nederlands naar een speciale soort tomaat terwijl de Italiaanse term naar een tomaat in het algemeen refereert (Van der Sijs 1996: 27). Naast nuanceverschillen zijn er ook stilistische variaties, zoals tevreden en content, of heeft het Nederlands meer woorden nodig om iets uit te drukken, zoals in uit het voorafgaande logisch voortvloeiend tegenover consequent (Van der Sijs 1996: 26). Leenwoorden kunnen ook eenvoudigweg korter zijn dat het inheemse woord. Denk maar aan link voor schakel of verbinding. Als voorlaatste variatie onderscheidt Van der Sijs (1996: 27) de fatsoensoverwegingen of eufemismen, waarbij een vreemd woord als urineren of attaque minder grof klinkt dan respectievelijk pissen en beroerte. In de vaktaal ten slotte verkiest men leenwoorden omdat ze preciezer zijn en vaak een specificatie aanduiden, zoals tube voor een type buis. De termen zijn in dit geval geijkt en kennen een internationale verspreiding (Van der Sijs 1996: 27).

15

Leonard Bloomfield (1950: 444-495) maakte in Language al een gelijkaardig onderscheid in de redenen van ontlening. Net zoals Van der Sijs en Myers-Scotton heeft hij het ook over noodzakelijke ontleningen of cultural borrowings. De tweede categorie van niet- noodzakelijke ontleningen of core borrowings werd door hem nog verder opgedeeld in intimate borrowing(s) en dialect borrowing(s). De intimate borrowings zijn ontleningen die plaatsvinden binnen eenzelfde politiek en geografisch gebied. Door immigratie of veroveringen kunnen twee verschillende talen onderdeel worden van dezelfde politieke gemeenschap. In dat geval dringt de taal van de ‘hogere’ cultuur zich vaak militair, politiek en/of cultureel op ten koste van de inferieure taal en zijn ‘lagere’ cultuur (Bloomfield 1950: 461). Bij dialect borrowings past een bepaalde bevolkingsgroep elementen van zijn taal aan omdat ze willen gelijken op een andere bevolkgingsgroep. Volgens Bloomfield (1950: 476) behoort elke taalgebruiker tot een speech-group die niet alleen andere taalgebruikers imiteert maar ze ook beïnvloedt. Zoals ook Van der Sijs en Myers-Scotten opmerkten, proberen taalgebruikers vaak door die ontlening tot een andere, vaak prestigieuzere, speech-group te behoren.

1.2.5.5. Aanpassingen van ontleningen Toen we het hadden over de verschillende stadia van leenwoorden, werd al even aangehaald dat leenwoorden zich in de derde fase kunnen aanpassen aan het Nederlandse taalsysteem. Dat kan gebeuren in geslacht, klank, spelling en woordvorming (Van der Sijs 1996: 31). Een lidwoord en een geslacht zijn de eerste twee elementen die aan een zelfstandig naamwoord worden toegevoegd na ontlening. Wanneer een lidwoord wordt toegekend zijn er twee mogelijkheden volgens Van der Sijs (1996: 32): het woord wordt volledig met geslacht en lidwoord ontleend, of krijgt pas na ontlening in het Nederlands een geslacht en lidwoord. Het is niet altijd duidelijk waarom een woord een bepaald geslacht krijgt. Wat wel opvalt is dat er een grote overeenstemming heerst onder de taalgebruikers die de lidwoorden gevoelsmatig toekennen (Van der Sijs 1996: 33). Met betrekking tot de klank kan een leenwoord op drie verschillende manieren worden uitgesproken: volgens de spellinguitspraak, de etymologische uitspraak of de vernederlandste vorm (Van der Sijs 1996: 33). De spellinguitspraak volgt nauwgezet de spelling van het woord in kwestie waardoor iedere geschreven letter wordt uitgesproken. Voorbeelden zijn machine waarbij de laatste -e- wordt uitgesproken of de slotletters in interessant (Van der Sijs 1996: 33). Bij de etymologische uitspraak probeert de taalgebruiker zo goed mogelijk de originele uitspraak te behouden. Dat wil volgens Van der Sijs (1996: 33) ‘niet zeggen dat het

16 woord precies zo wordt uitgesproken als in de brontaal, maar het betekent dat de vreemde klanken door de dichtstbijzijnde Nederlandse klanken worden weergegeven’. De laatste variant hanteert een vernederlandste uitspraak waarbij de vreemde klanken door Nederlandse worden weergegeven. In tegenstelling tot de etymologische uitspraak wordt hierbij niet gepoogd om de vreemde klanken te benaderen. Het verschil tussen die twee uitspraakvarianten ligt dus in de mate van vernederlandsing (Van der Sijs 1996: 33). Een voorbeeld gegeven door Van der Sijs is goal, dat in de spellingsuitspraak klinkt als [chool], in de etymologische uitspraak als [gool] en in de vernederlandste uitspraak als [kool] (1996: 33). Vaak start een bepaald woord in onze taal met een etymologische uitspraak, maar verwerft het gaandeweg een vernederlandste uitspraak (Van der Sijs 1996: 33). Myers-Scotten (2007: 223) beklemtoont dat een leenwoord die ontwikkeling niet per se hoeft door te maken. Heel wat (tweetalige) taalgebruikers houden namelijk vast aan de etymologische uitspraak omdat ze blijk willen geven van hun ‘superieure’ tweetalige kennis. Op vlak van spelling kunnen leenwoorden ook veranderingen ondergaan. Er is hier een verschil tussen de oudere, ingeburgerde leenwoorden en de recentere vreemde woorden. De spelling van de ingeburgerde begrippen volgt in principe de uitspraak, terwijl vreemde woorden gespeld worden zoals in de brontaal (Van der Sijs 1996: 34-35). Op die manier deden letters die van oudsher niet voorkwamen in Germaanse talen, zoals c, q, x en y, hun intrede in het Nederlands. Daarnaast werden zo ook de diakritische tekens overgenomen zoals het accent aigu, accent grave, trema, de umlaut, enz. (Van der Sijs 1996: 35). Bij de woordvorming kunnen de veranderingen zich voordoen op verschillende vlakken: met betrekking tot zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, samenstellingen en afleidingen (Meyers-Scotton 2007: 224-226, Van der Sijs 1996: 35-37). De zelfstandige naamwoorden in het Nederlands hebben twee meervouden: op - en- en op -s- (met ook een beperkt aantal op -eren-). Volgens Van der Sijs komen de meervouden op -en- het meest voor en zijn ze vooral van toepassing op ingeburgerde leenwoorden terwijl de recentere leenwoorden een meervoud op -s- krijgen (1996: 35-37). Een voorbeeld daarvan is banken tegenover tanks. De uitgangen van de recente ontleningen uit het Engels en Frans komen overeen met het meervoud in die talen dat ook op -s- eindigt. Een verband zou hier echter niet aan de orde zijn, aangezien de meervoud -s- ook van toepassing is op ontleningen die in hun brontaal een heel andere meervoudsvorm hebben (Van der Sijs 1996: 36). Wanneer een begrip verder raakt ingeburgerd vinden we twee meervouden naast elkaar, zoals doctoren en dokters. De variant op -en- klinkt in dit geval iets deftiger (Van der Sijs 1996: 36).

17

Bijvoeglijke naamwoorden worden in het Nederlands gekenmerkt door een verbuigings-e, zoals fameus en fameuze. Ook al tonen deze vormen een overeenkomst met hun Franse oorsprong (fameux en fameuse), ze staan er volledig los van. Wanneer de geleende adjectieven eindigen op een klinker krijgen ze geen verbuigings-e, behalve bij de -u-, zoals extra, prima maar cruë. Tot slot volgen deze leenwoorden ook de vorming bij de trappen van vergelijking, zoals interessant, interessanter en interessantst (Van der Sijs 1996: 37). Werkwoorden die geleend worden, worden aangepast aan Nederlandse vervoeging, zoals passeren, passeerde, gepasseerd. De leenwoorden binnen deze categorie krijgen bijna altijd een zwakke verbuiging. De deelwoorden van de geleende werkwoorden worden met - ge- gevormd, waarbij sommige varianten al de rol van een bijvoeglijk naamwoorden hebben gekregen. Dat laatste toont aan dat ze volledig ingeburgerd zijn (Van der Sijs 1996: 37). Ten slotte kunnen ook samenstellingen en afleidingen gevormd worden door leenwoorden. Deze ontwikkeling zou een typisch kenmerk zijn van een vergevorderde inburgering (Van der Sijs 1996: 37-38). Voorbeelden zijn fabrieks-directeur, laserstraal, high-techbedrijf, enz.

1.3. Neologismen Tot hiertoe hebben we het zowel in de inleiding als in dit hoofdstuk al verschillende keren gehad over nieuwe woorden, nieuwvormingen of neologismen. Omdat de term ook in het verdere onderzoek geregeld wordt aangehaald, besluit dit theoretisch kader met de verschillende mogelijke interpretaties van het concept neologisme. In zijn artikel Neologismen in woordenboeken merkt Piet van Sterkenburg (1997: 337) op dat heel wat deskundigen het vaak oneens zijn over wat er precies verstaan moet worden onder een ‘neologisme’. Algemeen maakt hij een onderscheid tussen twee verschillende benaderingswijzen. De eerste benaderingswijze werkt vanuit een eng perspectief waarbij alleen nieuwe, al dan niet gelede, woorden in aanmerking. Daartegenover staat dan een ruimer perspectief dat ook de betekenisuitbreiding van een bestaand woord meerekent als neologisme. Met betrekking tot die brede interpretatie vermeldt Van Sterkenburg (1997: 337- 338) taalzuiveraar Maarten van Nierop, die alles wat op een bepaald moment aan het Nederlands wordt toegevoegd als neologisme beschouwd. Dat wil zeggen ‘ieder woord, iedere betekenis, ieder acroniem en ieder ander formatief’ (Van Sterkenburg 1997: 337). Ook Riemer Reinsma uit in Neologismen zijn voorkeur voor een ruime interpretatie. Volgens hem gaat het begrip neologisme veel verder dan alleen ‘nieuw gevormde’ of ‘ontleende’ woorden:

18

Alle nieuwe taalverschijnselen maken aanspraak op deze [neologismen] naam: een nieuwe manier waarop een klinker of medeklinker uitgesproken wordt, een nieuw achtervoegsel, een nieuw verschijnsel op het gebied van syntaxis, enzovoort. In dit boek gaat het over nieuwe betekenissen van woorden of uitdrukkingen, die ontstaan bij een bestaand woord, een bestaande uitdrukking (Reinsma 1999: 7).

Instellingen zoals Van Dale en het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) kiezen eveneens voor de ruime benaderingswijze (cf. supra). De opnamepolitiek van de Grote of Dikke Van Dale werd al in de inleiding vermeld. Van Dale Online definieert een ‘neologisme’ als een ‘nieuwgevormd woord, nieuwe zegswijze, gebruik van een bestaand woord in een nieuwe betekenis, syn. taalnieuwigheid’. Ook het INL benadrukt dat de betekenisuitbreiding onder hun interpretatie van ‘neologisme’ valt:

Ieder jaar komen er duizenden nieuwe woorden, neologismen, bij. Onder neologismen worden niet alleen nieuwgevormde woorden verstaan, maar ook al bestaande woorden met een nieuwe betekenis. Veel neologismen zijn minder nieuw dan ze lijken, omdat meestal twee al bestaande woorden worden samengevoegd in een nieuwe samenstelling. Bijvoorbeeld bomdatabank, fietssnelweg en hangoudere. Ook zijn er veel nieuwe samenstellingen waarin bestaande woorden verkort zijn. Zoals in alcomobolist 'automobilist die onder invloed van alcohol rijdt', bionade 'biologische limonade' en romkom 'romantische komedie'. (Website INL: www.inl.nl/onderzoek-a- onderwijs/lexicologie-a-lexicografie/neologismen. Geraadpleegd op 18/04/2015).

Van Sterkenburg (1997: 338) zelf gaat naar eigen zeggen nog een stapje verder door alles wat nog niet in de standaardlexica van onze taal beschreven is, als neologisme te beschouwen. Die doorgedreven verruiming zorgt er natuurlijk wel voor dat heel wat woorden die misschien al generaties lang ontsnapt zijn aan de aandacht van de standaardlexica en/of een respectabel bestaan leiden binnen gespecialiseerde vakjargons, ook onder die definitie vallen (Van Sterkenburg 1997: 338). De mate waarin die begrippen dan nog ‘neo’ zijn valt natuurlijk te betwisten. Het is in ieder geval wel duidelijk dat er binnen die tweedeling van benaderingswijzen nog heel wat ruimte over blijft voor nuances. In deze masterproef werd er ook uitgegaan van een ruime betekenis, al werd er wel niet zo ver gegaan als Van Sterkenburg. Begrippen of leenwoorden die al langer in het Nederlands gebruikt worden, zijn volgens ons dus geen neologisme. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dergelijke termen niet het onderzoeken waard zijn. De focus ‘ontlening’ belicht in deze masterproef dus maar een fractie van het totaalconcept neologisme.

19

2. Onderzoeksmethodologie Alvorens we in het derde hoofdstuk met ons onderzoek van start gaan, wordt er in dit derde deel nog een overzicht gegeven van de gehanteerde onderzoeksmethodologie. Allereerst motiveren we daarbij de keuze voor een uitgebreid lexicologisch onderzoek in de voetbaltaal. Waar ligt precies de meerwaarde van een dergelijk onderzoek? En waarom juist voetbaltaal? In een tweede paragraaf wordt de algemene werkwijze van dit onderzoek besproken. Hoe werden de analyses van de vijf termen winger, Super Sunday, tifo, clas(s)ico en rabona aangevat? Wat waren de verschillende stappen die werden uitgevoerd en zijn er nuances waarmee we rekening moeten houden? Het derde onderdeel van dit hoofdstuk biedt een uitgebreide beschrijving van Gopress Academic. Die online databank vormt de basis van het lexicologisch onderzoek en verleende ons de toegang tot een omvangrijk corpus van verschillende artikels uit zowel kranten als tijdschriften. In het kader van ons onderzoek is het belangrijk om mee te geven hoe de toepassing werd gebruikt, waarom bepaalde kranten en tijdschriften werden geraadpleegd en wat de voor- en nadelen waren. Ten slotte besluiten we dit hoofdstuk over de onderzoeksmethodologie met een paragraaf over de supportersfora. Op welke criteria hebben we ons gebaseerd bij de selectie van die fora? En wat zijn eventuele belangrijke nuances of waren onontkoombare hinderpalen? Zowel Gopress Academic als online fora werden immers niet specifiek voor taalkundig onderzoek ontwikkeld.

2.1. Voetbaltaal Wie door de sportkaternen van kranten of sommige (gespecialiseerde) tijdschriften bladert, kan vaak niet om het voetbal heen. De sport werd gedurende de 20ste eeuw alomtegenwoordig en kleurt sindsdien de sportverslaggeving van zowel geschreven als gesproken media. De dominante positie van het voetbal (en zijn jargon) is de eerste, misschien wel de belangrijkste, reden van ons onderzoek. Ze staat immers garant voor de meest essentiële vereiste om een lexicologische studie aan te vangen, namelijk een groot aantal bruikbare gegevens. Mochten we ons richten op de lexicologische ontwikkelingen van pakweg de rugby- of volleybaltaal zou dat aantal veel lager liggen. Andere sporten hebben in vergelijking maar een miniem aandeel in de sportverslaggeving en moeten kwantitatief hun meerdere erkennen in het voetbal. Een lexicologisch onderzoek van die andere sporten zou zich bijgevolg maar oppervlakkig kunnen voltrekken. Een initiatief als Gopress Academic maakt die gegevens uit de sportverslaggeving ook nog eens eenvoudig doorzoekbaar, waardoor onder andere een lexicologisch onderzoek van de voetbaltaal zich opdringt.

20

Daarnaast voldoet voetbaltaal niet alleen aan een kwantitatieve vereiste, ze levert ook interessant en dynamisch onderzoeksmateriaal. Verschillende analisten (Appel 1994: 142, Kantelberg 2008: 5, Van der Waerden 2006: 9) wezen al op de vitaliteit en flexibiliteit van de voetbaltaal, die probleemloos nieuwe deelnemers, nieuwe spelsystemen en veranderende tactieken weet te benoemen. In zijn ‘leeswoordenboek’ Voetbaltaal verwijst Kantelberg (2008: 5) zelfs naar het jargon als een essentieel instrument om ‘het onbeschrijfelijke beschrijfelijk te maken’. Daarbij is vooral het idioom de sleutel tot de voetbalwereld. Een analyse van ‘neologismen’ in de voetbaltaal is verder niet alleen taalkundig uiterst interessant, ze biedt de gewone voetballiefhebber ook een inkijk in de recentste ontwikkelingen van het voetbal. Den Boon (2010: 6) wijst er in zijn Van Dale Modern nieuwewoordenboek op dat nieuwe woorden uit een bepaalde periode steevast de tijd en context typeren waarin ze zijn ontstaan. Volgens hem raakt men door onderzoek van die woorden niet allen op de hoogte van de uitbreiding van de woordenschat, maar ziet men zo ook ‘de contouren van de veranderingen in de werkelijkheid’ (Den Boon 2010: 6). Die bevinding ligt duidelijk in lijn van de slagzin die al tweemaal in de inleiding werd vermeld, namelijk dat ‘neologismen’ en ook leenwoorden ‘spiegels zijn van een cultuur’ (Van der Sijs 1996: XXXI). Tot slot is er ook de lacune die door een lexicologisch onderzoek in de voetbaltaal wordt opgevuld. In de inleiding werd die problematiek al besproken en werd er onder andere terugverwezen naar de scriptie Neologismen in de Belgische voetbaltaal van Bellemans en het artikel van Van Sterkenburg in Taal in tijd en ruimte . Niet louter voetbaltaal, maar elke sport- of vaktaal ondervindt weinig erkenning van de gevestigde woordenboeken of standaardlexica. Een grote speler als de Grote Van Dale hanteert daaromtrent een strikte opnamepolitiek (cf. supra). Met het Voetbalwoordenboek van de Nederlandse taal (GVNT) door Kees van der Waerden en Voetbaltaal (VT) door Arno Kantelberg werden daarop wel al kleine tegenreacties geboden. Maar ook die bijdragen zijn maar gering en beide woordenboeken werden bovendien door Nederlanders geconcipieerd. Van der Waerden neemt wel enkele Vlaamse begrippen op, maar die uiteenzetting blijft relatief beperkt. Enkel Van Dale Online (VDO) biedt een positief vooruitzicht. Daarin worden de lexicologische trends (van o.a. de sporttaal) van de laatste jaren ‘voorlopig toegevoegd’. Als het begrip na een driejarige proefperiode nog altijd levenskracht vertoont, wordt het in de Grote Van Dale (GVD) opgenomen. Dit onderzoek mag uiteindelijk gezien worden als een pleidooi voor erkenning van de rijkdom van sporttaal (en vaktalen) in het algemeen.

21

2.2. Werkwijze In hoofdstuk drie focussen we dus op de analyse van vijf ontleende voetbaltermen. Die leenwoorden zijn van diverse oorsprong en komen uiteindelijk uit drie verschillende talen. De eerste twee casussen winger en Super Sunday zijn begrippen die beiden uit het Engels werden ontleend. Aangezien die taal historisch gezien procentueel zowat het grootste aandeel leenwoorden overleverde, konden voetbaltermen uit het Engels niet ontbreken (Vandenberghe, Devos & Serbruyns 1997: 157). Verder worden ook het Spaanse clas(s)ico en rabona, en het Italiaanse tifo aan een analyse onderworpen. Een dergelijke selectie van leenwoorden toont niet alleen de rijkdom van de voetbaltaal, maar focust tegelijk op de recentste ‘neologismen’. Termen zoals winger en tifo bestaan uiteraard al wat langer in het voetbal maar zullen bijvoorbeeld pas recentelijk frequenter opduiken en komen op die manier zeker in aanmerking voor ons onderzoek. Eens de selectie van onze leenwoorden voltooid was, werden de termen elk afzonderlijk in de zoekmachine van Gopress Academic ingevoerd. Voor elk leenwoord werd er eerst per onderzoeksjaar (2005-2014) zowel naar de enkelvoud- als meervoudsvorm gezocht. Die zoekopdracht resulteerde in een omvangrijk corpus aan ruw datamateriaal. Vervolgens werd er binnen dat corpus een onderscheid gemaakt tussen het totaal aantal attestaties (al de resultaten die die zoekopdracht in Gopress opleverde) en het bruikbaar aantal attestaties (al de geattesteerde artikels die bruikbaar waren voor ons onderzoek). Omdat die eerste zoekopdrachten doorgaans nog vrij breed waren en daardoor ook een pak irrelevante artikels opleverden, was het noodzakelijk een dergelijk onderscheid te maken. Het verschil in totaal aantal attestaties en bruikbare attestaties leverde verschillende soorten irrelevante of onbruikbare gegevens op. Bij het natellen van die attestaties werden de volgende richtlijnen omtrent het schrappen gehanteerd:

 Attestaties die binnen eenzelfde artikel meermaals voorkomen. Aangezien er per voetbalterm zowel naar de enkelvouds- als meervoudsvorm werd gezocht, is het best mogelijk dat beide vormen binnen eenzelfde artikel opduiken. Elke keer wanneer dat het geval was werd er maar één bruikbare attestatie geteld. Een belangrijk gegeven binnen ons onderzoek is dat we geïnteresseerd zijn in het totaal aantal kranten- of tijdschriftenartikels waarin een bepaald leenwoord wordt gebruikt en niet het totaal aantal individuele voorkomens van een leenwoord. Vanuit die optiek rekenen we dus per artikel één attestatie.

22

 Geattesteerde artikels die in verschillende regionale uitgaven van dezelfde krant verschijnen. Gopress beschikt naast een uitgebreid gamma kranten (Het Laatste Nieuws, De Morgen, Het Nieuwsblad, enz.) ook steevast over alle bijlagen en regionale uitgaven van die kranten (Het Nieuwsblad: Antwerpen, Dender, Kempen, Meetjesland – Leiestreek, Waasland, enz.; Gazet van Antwerpen: Mechelen, Metropool Noord, Metropool Stad, enz.). Wanneer we de lijst ruwe attestaties doornemen, kan het dus voorkomen dat hetzelfde geattesteerde artikel (van dezelfde journalist) in verschillende bijlagen en regionale edities opduikt. Ook in dit geval werden die gegevens telkens als één bruikbare attestatie beschouwd.  Dezelfde geattesteerde artikels die in verschillende kranten verschijnen. Heel wat hedendaagse kranten maken deel uit van dezelfde uitgeversgroep (cf. infra) en redacties wisselen daardoor geregeld verschillende artikels uit. Wanneer een geattesteerd artikel van dezelfde auteur in verschillende kranten werd opgenomen, werden ze ook maar als één bruikbare attestatie geteld. Soms brengt een redactie wel enkele wijzigingen aan in een overgenomen artikel. In dat geval werden er twee bruikbare attestaties aangerekend. We gaan er hier immers vanuit dat een andere taalgebruiker (redacteur of journalist) het artikel heeft doorgenomen en het leenwoord in kwestie heeft laten staan omdat ook hij/zij het gebruikt.  Diverse irrelevant artikels die niks met ons leenwoord te maken hebben. Naast de drie bovenstaande gevallen, verschenen er in de lijsten ook heel wat willekeurige, onbruikbare artikels. Dat kan gaan van namen die overeenstemmen met ons leenwoord (winger) tot toevallige overeenkomsten (basisschool ‘De Wingers’). Het spreekt vanzelf dat al die resultaten ook irrelevant waren voor ons onderzoek.

Nadat de lijsten met ruw datamateriaal volgens bovenstaande richtlijnen werden opgeschoond, konden we de gegevens doorheen de tijd bekijken. De bruikbare attestaties werden in een tabel geplaatst voor een afgebakende periode van tien jaar (2005-2014) en ook nog eens weergegeven in een grafiek. Vervolgens was het de bedoeling om verschillende tendensen te onderscheiden, pieken of dalen te verklaren en opvallende evolutievormen verder te duiden. In een daaropvolgende paragraaf werden de bruikbare attestaties per krant of tijdschrift opnieuw voor onze afgebakende periode (2005-2014) bekeken. Er werd nagegaan hoe vaak een leenwoord per krant geattesteerd werd en of er opvallende verhoudingen zijn tussen verschillende uitgeversgroepen. In de onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de verschillende kranten en tijdschriften die werden geraadpleegd.

23

Afkorting Krant Uitgeversgroep DS De Standaard Mediahuis (Corelio) HNB Het Nieuwsblad Mediahuis (Corelio) GVA Gazet van Antwerpen Mediahuis (Concentra) HBVL Het Belang van Limburg Mediahuis (Concentra) DM De Morgen De Persgroep HLN Het Laatste Nieuws De Persgroep DT De Tijd Mediafin

Afkorting Tijdschrift Uitgeversgroep KNACK Knack Roularta Media Group SVM Sport Voetbalmagazine Roularta Media Group

De afkortingen uit de eerste kolom van de tabellen worden vanaf nu systematisch toegepast in deze scriptie. Op die manier kunnen de analyses van de leenwoorden efficiënter worden samengesteld en blijven ze een pak overzichtelijker. In de eerste tabel staan de zeven kranten die voor ons onderzoek werden geraadpleegd. In alfabetische volgorde zijn dat DM, DS, DT, GVA, HBVL, HLN en HNB. In de tweede tabel staan de twee tijdschriften KNACK en SVM opgelijst. De reden waarom er juist voor de bovenstaande kanten en tijdschriften werd gekozen, wordt in de volgende paragraaf ‘Gopress Academic’ gegeven. In de laatste kolom van de tabellen zien we de vier overkoepelende uitgeversgroepen van zowel kranten als tijdschriften. Wat betreft Mediahuis werd er wel nog een onderscheid gemaakt tussen de kranten van het voormalige Corelio (DS en HNB) en Concentra (GVA en HBVL). In 2013 werden beide uitgevergroepen namelijk samengebracht onder de joint venture Mediahuis die meteen verantwoordelijk werd voor de publicatie van alle vier de kranten. Als we geattesteerde artikels van die Mediahuis-kranten bekijken moeten we dus rekening houden met die datum van samenvoeging. Mogelijks zorgt ze voor een groter aantal irrelevante artikels in de laatste twee jaren van onze afgebakende periode (2005-2014). Ook Mediafin is een voorbeeld van een joint venture die in 2005 het levenslicht zag. Het gaat hier om een samenwerking tussen De Persgroep en Rossel.

24

2.3. Gopress Academic

2.3.1. Wat is Gopress Academic? In de vorige paragraaf over de algemene werkwijze werd al even aangehaald dat onze vijf leenwoorden systematisch in de zoekmachine van Gopress Academic werden ingevoerd. Tot nog toe werd die toepassing omschreven als een omvangrijke databank die heel wat artikels bevat uit zowel kranten als tijdschriften. Maar wat zijn Gopress en Gopress Academic nu precies? Op de website van de onderneming staat over Gopress het volgende te lezen:

Gopress is de online persdatabank en persmonitoringdienst van alle Belgische kranten- en magazineuitgevers toegankelijk op alle desktop- en mobiele toestellen. Gopress wordt ondersteund door Mediargus en Pressbanking in opdracht van de Belgische uitgevers Mediahuis, Editions de l'Avenir, IPM, Mediafin, De Persgroep Publishing, Rossel en Roularta Media Group. (Website Gopress: www.gopress.be/info/nl/about. Geraadpleegd op 16/04/2015).

Wie onderzoek voert met betrekking tot de geschreven pers, welk onderzoek dan ook, kan niet om Gopress heen. Het initiatief is naar eigen zeggen de belangrijkste Belgische mediaresearch- en mediamonitoringsdienst en bekrachtigt die titel met een aantal indrukwekkende cijfers (Website Gopress Academic: academic.gopress.be/nl/vowb-faq. Geraadpleegd op 16/04/2015):

 22 kranten met alle regionale edities en 47 magazines  Meer dan 28 miljoen artikels uit print én online bronnen sinds 1988  Alle recentste nieuwsberichten van Belgische nieuwssites  Dagelijks aangevuld met meer dan 10.000 nieuwe artikels  Twitterberichten van Belgische journalisten  27.500 niet Academische gebruikers: journalisten, parlementairen en woordvoerders

De bovenstaande schat aan data die door Gopress systematisch wordt aangevuld, valt wel niet geheel vrij te consulteren. Op de gewone website (www.gopress.be) moet men zich tegen betaling registreren. Voor academici werd Gopress Academic (academic.gopress.be) in het leven geroepen. Daar kunnen docenten en studenten via hun universiteit de databank gratis raadplegen, maar ook openbare instellingen zoals bibliotheken bieden de dienst aan. Gopress Academic beschikt logischerwijs wel maar over een beperkte licentie waardoor niet alle archieven meteen beschikbaar zijn. Die restrictie vormde echter geen probleem voor ons onderzoek. De toepassing werd vooral gebruikt voor het systematisch verzamelen van taalkundige gegevens. Daarvoor bleek ze uitermate geschikt, ook al werd de databank niet specifiek ontwikkeld met het oog op taalkundig onderzoek.

25

2.3.2. Kranten en tijdschriften Uit dat aanzienlijke corpus van kranten en tijdschriften dat door Gopress Academic wordt aangeboden, moest er nog een specifiekere selectie worden gemaakt. Het spreekt vanzelf dat de grootste Vlaamse kranten en tijdschriften de voorkeur genieten in een onderzoek over ontlening in de Belgische voetbaltaal. Onze uiteindelijke selectie van kranten en tijdschriften stemt grotendeels overeen met die van L. Bellemans’ onderzoek Neologismen in de Belgische voetbaltaal. Een kapitaal verschil is echter dat we door de toevoeging van SVM aan de archieven van Gopress Academic een belangrijke speler, misschien wel de belangrijkste, in de sportverslaggeving meer hebben. Het gespecialiseerde tijdschrift werd namelijk pas enkele jaren na dat eerste lexicologische onderzoek van Bellemans toegevoegd De vertegenwoordiging van SVM was een belangrijke factor in het bepalen van onze afgebakende periode (2005-2014) aangezien het tijdschrift vanaf 2005 werd gearchiveerd. Door te focussen op de lexicologische ontwikkelingen van de laatste tien jaar kon het tijdschrift dus in ons onderzoek worden opgenomen. Daarenboven biedt tien jaar aan gegevens uit de sportverslaggeving een betrouwbare kijk op de lexicologische evoluties en ontwikkelingen (pieken en dalen) van onze leenwoorden. De andere kranten en tijdschriften die werden geselecteerd (cf. supra) werden al veel vroeger in Gopress opgenomen en keren ook een pak verder terug. Wanneer er gegevens uit die vroegste periodes (1988-2004) worden gebruikt, zal dat dan ook steeds duidelijk vermeld worden. In de onderstaande tabel worden tot slot de verschillende kranten en tijdschriften die werden geselecteerd nog eens opgelijst. Het overzicht geeft per geschreven bron ook mee hoever de archieven teruggaan in de tijd.

Krant of tijdschrift Archief De Tijd 1988 Het Belang van Limburg 1993 Knack 1995 Gazet Van Antwerpen 1996 De Morgen 1998 De Standaard 1998 Het Nieuwsblad 1988 Het Laatste Nieuws 1999 Sport Voetbalmagazine 2005

26

3.3.3. Werkwijze Hierboven werd er al vermeld hoe in de eerste stappen van ons onderzoek naar zowel de enkelvouds- als meervoudsvorm van elk leenwoord wordt gezocht. De lijsten die daarbij uit de zoekmachine van Gopress Academic rollen, zijn de ruwe data gegevens en vormen de basis van ons onderzoek. In deze paragraaf wordt die eerste stap (van de invoer van leenwoorden naar een lijst van ruwe gegevens) wat uitgebreider toegelicht. De zoekmachine van Gopress Academic beschikt immers over heel wat features en verschillende parameters die al dan niet gebruikt kunnen worden bij de zoektocht naar gegevens. Wanneer we een zoekopdracht in Gopress Academic invoeren, worden er eerst drie verschillende parameters ingesteld alvorens op ‘zoeken’ te drukken. Een eerste keuze heeft betrekking op het aantal woorden dat moet overeenkomen in de zoekresultaten. Er kan daarbij gekozen worden tussen ‘alle woorden’, ‘een van de woorden’ of ‘exacte zin’. De tweede parameter bepaalt in welke periode Gopress Academic resultaten moet gaan zoeken. Er kunnen een aantal ingestelde periodes gekozen worden (‘vandaag’, ‘gisteren’, ‘laatste week’, ‘laatste maand’, ‘laatste jaar’ of ‘alle archieven’) of de gebruiker kan handmatig een afgebakende periode invoeren. Daarbij kunnen ook vereisten in verband met de auteur, titel en inleiding van het artikel worden opgegeven. Wanneer het aantal woorden en de afgebakende periode vastliggen, moeten enkel nog de gearchiveerde kranten en tijdschriften worden gekozen. In een uitgebreid overzicht kan de gebruiker kiezen in welke kranten of tijdschriften Gopress Academic moet opereren. Er wordt een onderverdeling gemaakt in verschillende rubrieken (kranten, tijdschriften, persbureaus, verdwenen publicaties, websites en zelfs tweets) die over een lijst beschikken van de Vlaamse en Franstalige archieven die ze bevatten. Nadat deze drie parameters vastliggen, kan de gebruiker de zoekmachine van start laten gaan. De resultaten van de zoekopdracht kunnen in een tweede stap op verschillende manieren gesorteerd worden. Onder het totaal aantal zoekresultaten staat de sorteeroptie in Gopress Academic toe om de gegevens te ordenen volgens datum, relevantie of publicatie. In ons onderzoek werd er steevast gekozen om te sorteren volgens datum omdat het op die manier makkelijker is om dubbele artikels uit verschillende kranten of regionale uitgaven op te sporen. Naast die drie manieren van sorteren kunnen de resultaten ook in een uitgebreide en compacte weergave gepresenteerd worden. Bij een laag aantal resultaten biedt de uitgebreide weergave al wat meer context in het overzicht. Bij een hogere frequentie is de compacte weergave aangeraden. Beide weergaves geven hoe dan ook de titel, krant of tijdschrift en datum van publicatie weer. Naast het overzicht van resultaten worden in aparte lijsten ook de geattesteerde artikels per krant weergeven en biedt Gopress Academic suggesties van

27 verwante termen en hun frequentie binnen de gegeven zoekopdracht. Zowel die specifieke kranten als suggesties kunnen worden aangeklikt om ze in een nieuw venster uitgebreider te onderzoeken. Per resultaat staat Gopress Academic vervolgens ook toe om het volledig artikel in kwestie te gaan bekijken. Door op de knop met het pijltje te drukken wordt het artikel in een nieuw tabblad geopend en kan de gebruiker de context en relevantie van de attestatie nagaan. Links naast die knop staat de grootste troef van Gopress Academic met betrekking tot dit onderzoek. De sterretjesknop laat de gebruiker toe artikels toe te voegen aan een ‘Read Later’-lijst. Die lijst van artikels kan vervolgens geëxporteerd worden als een pdf-, html-, rtf- of xml-bestand dat niet alleen een overzichtelijke inhoudstafel bevat maar ook alle artikels in kwestie volledig opneemt. Op die manier kunnen de gestructureerde lijsten eenvoudig worden afgeprint en kan men de bestanden van bepaalde termen nog specifieker en efficiënter onderzoeken op de eigen computer.

2.3.4. Voor en nadelen In de bovenstaande paragraaf werd het belangrijkste voordeel van Gopress Academic net aangehaald. Er is echter wel nog ruimte voor enige verbeteringen. Zo moeten alle attestaties één per één aan de ‘Read Later’-lijst worden toegevoegd omdat Gopress Academic nergens toelaat een geheel aan resultaten meteen af te printen of aan de favorietenlijst toe te voegen. Bij een hoog aantal resultaten komt er dus het nodige scrol- en klikwerk aan te pas. Een tweede voordeel van de Gopress-zoekmachine is de mogelijkheid om verschillende Booleaanse operatoren te gebruiken. In totaal zijn er zes operatoren die kunnen worden ingeschakeld: AND, OR, NOT, NEAR, Fuzzy (~) en exacte zin (“”). Drie daarvan zijn in zekere zin overbodig omdat dezelfde restrictie door de eerder vermelde parameters kan worden ingeschakeld. Het gaat in dat geval om ‘alle woorden’ en AND, ‘een van de woorden’ en OR en ‘exacte zin’ en (“”). De overige Booleaanse operatoren en hun functies worden in de onderstaande tabel toegelicht (academic.gopress.be/nl/faq. Geraadpleegd op 16/04/2015).

Operator Functie NOT Een resultaat beperken, kan door het gebruik van de NOT-operator. De term die volgt op de NOT zal niet in de teksten voorkomen. NEAR Je bent op zoek naar twee gerelateerde termen die je in een tekst dicht bij elkaar wil zien voorkomen. Met NEAR kan je het maximum aantal woorden bepalen dat tussen beide zoektermen mag voorkomen.

28

Fuzzy (~) Je bent onzeker over de schrijfwijze van een naam, je wil alle gelijkaardige termen opzoeken, dan kan dit door gebruik te maken van een tilde.

Toch heeft Gopress Academic ook nog een aantal nadelen. Een tweede tekortkoming die we ondervonden heeft betrekking tot de zoekmogelijkheden van Gopress Academic. Sommige artikels die door Gopress werden gearchiveerd bevatten typfouten of lieten spaties wegvallen. Typfouten kunnen in theorie nog via de Booleaanse operator Fuzzy (~) opgespoord worden, maar wegvallende spaties zorgen voor grotere problemen. In dat geval worden twee woorden aan elkaar gekleefd en die attestaties kunnen op geen enkele manier worden opgezocht. Gopress Academic staat namelijk niet toe om naar delen van bepaalde woorden te zoeken. Een vorm als ‘Braziliaansewinger’ bijvoorbeeld kan dus onmogelijk worden opgespoord met de term winger. Vermoedelijk is het aantal attestaties dat zo voor ons onderzoek verloren is gegaan wel vrij beperkt, al kunnen we die vermoedens niet meteen nagaan. Er moet in dit geval vertrouwd worden op de grondigheid en efficiëntie van Gopress Academic. Een derde nadeel heeft betrekking tot de exacte grootte van het datamateriaal dat via Gopress Academic geraadpleegd kan worden. De toepassing geeft namelijk geen duidelijke informatie over de exacte omvang van de verschillende corpora (kranten en tijdschriften), het aantal artikelen die het bevat of het aantal woorden lopende tekst. Het is dus waarschijnlijk dat de onderzoeksjaren in beschikbaar datamateriaal onderlinge verschillen vertonen. Door elk jaar dezelfde kranten en tijdschriften te gebruiken, wordt dat probleem grotendeels opgelost en kan een diachrone vergelijking gerechtvaardigd worden. We moeten hier dus nogmaals vertrouwen op de grondigheid van Gopress Academic dat er zich niet al te spectaculaire verschillen voordoen. Kleine schommelingen vallen natuurlijk niet uit te sluiten en moeten bij elke analyse doorheen de tijd in het achterhoofd worden gehouden.

2.4. Supportersfora In deze laatste paragraaf bespreken we de grote meerwaarde van ons lexicologisch onderzoek, de online supportersfora. Bij elk leenwoord wordt het aantal bruikbare attestaties uit de geschreven pers vergeleken met de attestaties op de supportersfora. In de inleiding werd al aangehaald hoe de supportersfora tegenwoordig de onlinestamcafés zijn van de voetbalfanaten. Ook op sociale media worden dagelijks verschillende analyses en bevindingen aangaande het voetbal gedeeld, maar de supportersfora bieden een tweetal voordelen tegenover die populairdere media. Ze slaan ten eerste heel wat gegevens op van de afgelopen jaren en beschikken ten tweede over een zoekmachine, ook al is die vrij primitief en in

29 parameters beperkt. Wat betreft opbouw en structuur tonen de verschillende fora vaak heel wat gelijkenissen. Er is vanzelfsprekender wijs een overgroot deel aan onderwerpen over de voetbalclub in kwestie gaande van wedstrijdverslagen, transfers en scoutingsuggesties tot ticketinformatie en supportersacties. Daarnaast is er vaak ook een subcategorie over buitenlands voetbal en een variarubriek met een populair ‘supporterscafé’ en allerhande uiteenlopende onderwerpen. De supportersfora bevatten hoe dan ook een uitgebreid corpus aan geschreven voetbaltaal. Van alle verschillende tekstsoorten, benaderen ze waarschijnlijk het best het daadwerkelijke taalgebruik van de voetballiefhebber. Met betrekking tot ons onderzoek is het de bedoeling om de evoluties van de leenwoorden in zowel de geschreven pers als op de supportersfora te bekijken en te vergelijken. Is er bijvoorbeeld een gelijkenis in de pieken en dalen van een leenwoord? Het is hierbij belangrijk om mee te geven dat er puur kwantitatief geen parallellen worden gezocht. We hebben hier namelijk met twee verschillende taalplatformen te maken waardoor het waardevoller is om te zoeken naar gelijkenissen of verschillen aangaande de evolutie en verspreiding van een term. In de onderstaande grafiek wordt een eerste selectie van voetbalfora weergegeven. Die zeven grootste en meest toegankelijke fora uit de eerste en tweede Belgische voetbalklasse werden volgens hun oprichtingsdatum gerangschikt.

Ploeg Oprichting forum Website Cercle Brugge KSV 2001 http://www.cerclebruggeforum.be/index.php KAA Gent 2003 http://forum.kaagent.be/ Royal Antwerp FC 2004 http://www.wijzijnantwerp.org/forum/ FCO Beerschot Wilrijk 2005 http://www.kielserat.com/praatcafe/ Club Brugge KV 2006 http://www.blauwzwartforum.be/index.php SV Zulte Waregem 2007 http://www.esseveeforum.be/ KRC Genk 2010 http://www.blauwwit.be/forum/

Om verderop in deze scriptie een vergelijkend onderzoek op te stellen, werd er natuurlijk niet louter naar de oprichtingsdatums gekeken. Elk forum geeft namelijk ook mee hoeveel leden het telt, hoeveel onderwerpen er werden gestart en hoeveel berichten er tot dan toe al werden geplaatst. Die gegevens zijn een doorslaggevende factor om te bepalen welke fora we zeker willen gebruiken. In de onderstaande tabel staan de gegevens opgelijst zoals ze op 16/07/2015 het laatst werden gecontroleerd. De supportersfora werden geordend volgens berichtentotaal.

30

Ploeg Ledentotaal Onderwerpentotaal Berichtentotaal Club Brugge KV 3372 2297 2.428.892 Cercle Brugge KSV 3965 2545 592.580 FCO Beerschot Wilrijk 5891 9009 560.309 Royal Antwerp FC 5276 1453 542.189 KAA Gent 9474 3009 539.814 KRC Genk 3662 1025 347.768 SV Zulte Waregem 2091 1225 159.248

Met een overkoepelend totaal van 5.170.800 berichten leveren de supportersfora een aanzienlijk corpus dat een uitgebreide inkijk biedt in het taalgebruik van de gemiddelde supporter. Toch zijn de bovenstaande gegevens niet helemaal accuraat en mogen we ze niet blindelings vertrouwen. Alvorens we een vergelijkend onderzoeken tussen zowel de fora op zich als de fora en de geschreven pers kunnen opstellen, moeten we eerst rekening houden met de volgende nuances en factoren. Een eerste belangrijke factor is het verwijderen of verdwijnen van berichten. In de allereerste tabel staat telkens de oprichtingsdatum van ieder supportersforum. Voor die gegevens baseerden we ons op de registratiedatums van de beheerders en de moderatoren. Die datum wil echter niet zeggen dat elk forum ook gegarandeerd nog berichten uit die periode bevat. De beheerder van het Buffalo Forum wees ons erop dat een grote logge database de grootste vijand is van een vlot werkende website. Met de technologische capaciteiten van tien jaar geleden was het in die allereerste jaren gewoonweg veel eenvoudiger om oudere berichten te verwijderen. De laatste jaren zijn die websitecapaciteiten gelukkig wel toegenomen. Verder waren de gemiddelde forumbeheerders en moderatoren in de eerste plaats ook vooral voetballiefhebbers en geen echte IT-geschoolden of computertechnici. De verwijdering van gegevens hoeft echter niet altijd opzettelijk te gebeuren. Het supportersforum van Royal Antwerp onderging recentelijk een grondige sitevernieuwing. Het forum bevat tegenwoordig nog wel een archiefmap van zijn analyses en berichtgeving uit een vorig leven, maar die is helaas niet meer volledig. Onderwerpen uit het seizoen 2007/2008 worden bijvoorbeeld nog wel opgelijst, maar eenmaal men die berichten wil inkijken blijken ze verdwenen te zijn. Op de vraag of dat archief nog ergens anders kon worden geraadpleegd of later nog wordt toegevoegd, werd uiteindelijk geen sluitend antwoord gegeven. Een tweede hinderpaal is dat de zoekmachines van de supportersfora niet altijd naar behoren functioneren. Voor een omvangrijk corpus zoals dat van het Club Bruggeforum is het

31 spijtig dat berichten uit die vroegste periode niet verschijnen in de zoekresultaten, ook al werden ze nog niet verwijderd. Wanneer er bij wijze van proef gezocht werd naar een specifieke naam uit die allereerste berichtgeving, werd het bericht niet in de resultaten opgenomen en wordt er maar teruggegaan tot 2012, ook al staat de parameter binnen de zoekmachine op ‘Alle resultaten’. Het handmatig filteren van de zoekresultaten is een tijdrovend scrol-, klik- en turfwerk. De 5.170.800 berichten van het forum manueel doorzoeken is onbegonnen werk. De vraag naar een eventuele reden van dat disfunctioneren of het uitbreiden van de zoekfunctie bleef helaas ook hier onbeantwoord. De bovenstaande factoren en nuances zijn ontzettend bepalend geweest voor de definitieve selectie van de supportersfora. De zeven fora zoals die in de eerste tabel werden samengesteld bleken namelijk niet allemaal bruikbaar wat resulteerde in een alternatieve samenstelling. Daarbij moest er een evenwicht gevonden worden tussen fora met voldoende gegevens en fora met een naar behoren functionerende zoekmachine. Uiteindelijk moest er een keuze gemaakt worden tussen enerzijds een kwantitatief uitgebreid onderzoek dat met vijf verschillende supportersfora de evolutie in de afgelopen zes jaar (2009-2014) weergeeft. En anderzijds een chronologisch uitgebreid onderzoek dat net zoals in de geschreven pers tien jaar terugkeert (2005-2014) maar om die reden maar drie verschillende supportersfora omvat. Er werd gekozen voor die eerste optie omdat we met onze ‘neologismen’ vooral te maken hebben met termen die de laatste jaren sterk opkomen en daarom beter kwantitatief voldoende ondersteund worden voor die recentste periode.

Ploeg Oprichting Ledentotaal Onderwerpentotaal Berichtentotaal Cercle Brugge KSV 2001 3965 2545 592.580 FCO Beerschot Wilrijk 2005 5891 9009 560.309 KAA Gent 2003 9474 3009 539.814 KRC Genk 2010 3662 1025 347.768 SV Zulte Waregem 2007 2091 1225 159.248

Het omvangrijke corpus van het Club Brugge forum moest door zijn technische tekortkoming helaas achterwege gelaten worden. Het forum van Royal Antwerp werd gezien zijn onvolkomenheid ook niet geraadpleegd. Voor het forum van KRC Genk werd er in het eerst onderzoeksjaar 2009 een uitzondering gemaakt. We noteren voor dat jaar geen attestaties omdat het pas in 2010 werd opgericht, maar het supportersforum werd toch opgenomen omdat de invloed daarvan relatief klein is en er door die toevoeging ook een Limburgse club wordt vertegenwoordigd. 32

3. Resultaten van het onderzoek

3.1. Winger

3.1.1. Inleiding Het eerste begrip dat in deze masterproef aan bod komt, is winger. De uit het Engels ontleende voetbalterm is een goed voorbeeld van een leenwoord dat al jarenlang sporadisch werd gebruikt, maar door de ‘gelimiteerde’ focus van de woordenboeken en standaardlexica steeds aan een definiëring is ontsnapt. Strikt genomen valt winger niet meer onder onze algemene noemer van een nieuwvorming of neologisme. De allereerste attestatie uit ons volledig Gopress-corpus dateert namelijk al van 1994. Uit een snelle blik op de recentere attestaties blijkt evenwel dat winger zich pas vanaf 2005 nadrukkelijker manifesteert om in de daarop volgende jaren consequenter te worden gebruikt. Die evolutie resulteert in 2013 in een ‘voorlopige toevoeging’ aan VDO. Tot nog toe werd winger in alle andere woordenboeken (GVD, GVNT en VT) dus (nog) niet opgenomen. In wat volgt wordt er gepoogd de opvallende levensloop van de voetbalterm winger te doorgronden. Zoals bij alle analyses verduidelijken we na deze inleiding eerst de betekenis van het leenwoord winger. Vervolgens worden een aantal onderzoeksvragen gesteld die wat verderop in de casus uitvoerig worden beantwoord. Verder wordt er een blik geworpen op het ruwe datamateriaal en worden de bruikbare gegevens zowel doorheen de tijd als per krant en tijdschrift geanalyseerd. Nadien worden die resultaten nog eens vergeleken met de attestaties van de supportersfora. De casus eindigt ten slotte met een besluit.

3.1.2. Betekenis Winger werd uit het Engels ontleend en verwijst als algemene sportterm naar een bepaalde spelerspositie of -rol op het speelveld. Volgens onze enige definitie uit VDO is een winger een vleugelspeler uit het ijshockey. Het is enigszins opmerkelijk dat de term hier specifiek wordt toegeschreven aan één bepaalde sport, aangezien heel wat andere ploegsporten over een gelijkaardige positie als vleugelspeler beschikken. Dat de winger naast het (ijs)hockey ook in het basket, rugby en voornamelijk voetbal opduikt, hoeft dan ook niet te verwonderen.

Rugby: 'De conversie betekende 7-0, we kampeerden zelfs op de helft van Heusden- Zolder. ‘Winger Eyckman scoorde de tweede try, met conversie, 14-0. RC 9 startte flitsend na de wissel maar we snoepten de bal af en met een paar goeie kicks ging het onmiddellijk weer de andere richting uit’. (‘HC Brugge 28 – Heusden Zolder 7’. In: Bijlage Nieuwsblad “Brugge-Oostkust”, 15/11/2012)

33

Basket: "Gistel presenteerde degelijk basket en bleef wel dreigen", stelde Ruben Van den Eynde vast. […] Vincent Verbeeck speelde als snelle winger zijn beste wedstrijd tot nu toe, Gert Vanhove orkestreerde zoals altijd, maar Geel had deze keer ook de bank nodig om Fridenbergs, Van de Keere en co op de knieën te krijgen. (‘“Punten vielen vaak op het ideale moment”’. In: Bijlage Gazet van Antwerpen “Sport: Waasland”, 02/10/2013)

Het ontleende winger werd oorspronkelijk afgeleid van het Engelse wing oftewel ‘vleugel’, dat als verouderde voetbalterm wel door het GVNT werd opgenomen.

Wing; [verouderd]; vleugel; veldgedeelte langs de zijlijn waar de links- en rechtsbuiten aanvallende acties opzetten – ‘spelen over de wings’ (GVNT: 232).

Maar zoals in de inleiding al werd aangehaald, werd het afgeleide winger noch in de GVD, noch in het GVNT en noch in VT opgetekend. Alle drie die woordenboeken geven daarentegen wel een beschrijving van de synoniemen vleugelspeler en buitenspeler.

Vleugelspeler: (sportterm) speler die een plaats op een van de vleugels van een ploeg inneemt. Synoniem: buitenspeler (GVD)

Buitenspeler / buitenspits / vleugelaanvaller / vleugelspits; links- of rechtsbuiten – ‘spelen met twee vleugelspelers’ (GVNT: 211)

Zie Buitenspeler (VT: 158)

Buitenspeler: vleugelspeler (GVD)

buitenspits / vleugelaanvaller / vleugelspits / vleugelspeler; linksbuiten of rechtsbuiten – ‘het team speelde in een vier-twee-vier opstelling met twee buitenspelers’ (GVNT: 58)

Aanvaller die in de buurt van de zijlijn speelt. Synoniem: vleugelspeler (VT: 35)

Uit de grote hoeveelheid synoniemen blijkt allereerst dat winger een niet-noodzakelijke ontlening is. Er zijn namelijk genoeg inheemse varianten om de specifieke spelersrol aan te duiden. Verder vermelden de bovenstaande definities de essentie van een rol als winger in het voetbal. Het is een aanvallende vleugel- of buitenspeler die tegen de zijlijn speelt en zowel op de linker- als rechterflank uit de voeten kan. Zijn volledig takenpakket is wel aanzienlijk waardoor de prototypische winger van vele markten thuis moet zijn.

34

Uit ons verzameld corpus konden een aantal essentiële kwaliteiten voor de positie worden afgeleid. Een eerste belangrijke eigenschap is uithoudingsvermogen. Als buitenspeler is de winger vooral actief op de flanken, tegen de zijlijn van het speelveld. Hij heeft hoofdzakelijk aanvallende maar ook enkele verdedigende taken waardoor hij bij de omschakeling tussen die twee geregeld ‘zijn’ vleugel op en af moet gaan. De tweede eigenschap is doorgaans het belangrijkste wapen van de winger: snelheid. De vleugelspeler moet namelijk niet alleen razendsnel het speelveld kunnen oversteken, hij moet ook op enkele meters zijn tegenstander de baas kunnen in de één-tegen-één situatie. Dergelijke spelsituaties vereisen niet alleen snelheid over zowel de korte als lange afstand, maar ook wendbaarheid, lenigheid en balans. De één-tegen-één situaties brengen ons bij de derde kwaliteit. Op de dunner bezette flanken van het voetbalveld speelt de winger in een iets vrijere rol waardoor hij meer dribbels kan inzetten. Hij moet zijn tegenstanders dus niet alleen qua snelheid overtreffen, maar ook via passeerbewegingen voorbij kunnen gaan. Een vierde belangrijke eigenschap is de kunst om zowel in stilstand als beweging een perfecte voorzetten af te leveren. Via de flanken probeert een team vaak op te schuiven richting het doel van de tegenstander. Eenmaal die zone in het vizier komt, is de winger er voor verantwoordelijk om de aanvaller met afgemeten voorzetten te bedienen. De eerder vermelde snelheid en dribbelvaardigheden van de winger zijn tot slot vooral van belang voor een eventuele vijfde kwaliteit, het zogenaamde ‘naar binnen snijden/trekken/komen’. De speler verlaat daarbij zijn vleugel en zoekt na een eventuele passeerbeweging centraal op het veld naar een oplossing. Op die manier brengt de winger variatie in zijn spel en wordt hij voor de tegenstander minder voorspelbaar. Alle bovenvermelde kwaliteiten van een winger werden in een aanzienlijk aantal artikels meermaals aangehaald en verschenen logischerwijs ook verschillende keren terug binnen dezelfde winger-attestaties.

Gento, 'Paco' voor de vrienden, was de ster van de linkerflank. Hij dolde met zijn tegenstanders. Wie hem wou inhalen, moest trainen met jachthonden, werd wel eens gezegd. Hij was een 'winger' met natuurlijke souplesse, die zowel 'de lijn' kon doen als zeer onverwacht 'binnendoor' trok. (‘Real, de Koninklijke uit Madrid’. In: De Tijd, 2002)

Joaquín kan centraal op het middenveld meer dan behoorlijk uit de voeten, maar is in de eerste plaats een echte winger op de rechterflank. Snel, dribbelsterk én met een goede voorzet. (‘Joaquin, de man van 60 miljoen euro’. In: Het Nieuwsblad, 28/09/2005).

35

Net als Best is Ronaldo een echte winger, bestormt hij zowel de linker- als de rechterflank maar komt hij vlot in de as om te scoren, is hij rechtsvoetig maar gebruikt hij even makkelijk de linkervoet, zowel om te trappen als te dribbelen. Best had een minder uitgebouwd lichaam, had nog kortere bewegingen maar net als Cristiano Ronaldo nu zocht hij de passeerbeweging op hoge snelheid. (‘Beste van de wereld’. In: De Standaard, 03/04/2007)

Het lijdt geen twijfel meer dat een goede winger doorgaans een polyvalente speler is met talloze kwaliteiten. Het gros van hen ontpopt zich door scorend vermogen of verbluffende technische vaardigheden tot publiekslieveling of ploegvedette. De bekendste hedendaagse wingers zijn Gareth Bale, Arjen Robben, Neymar, Eden Hazard en Cristiano Ronaldo. Die laatste stond tevens in voor heel wat bruikbare geattesteerde artikels binnen ons onderzoek.

3.1.3. Onderzoeksvragen Alvorens we overgaan tot de ruwe datagegevens, worden er eerst nog een aantal bijkomende onderzoeksvragen geformuleerd. In deze eerste casus gaan we daarbij uit van één uitgebreide, overkoepelende invalshoek. Uit de betekenisomschrijving bleek alvast dat winger deel uitmaakt van een behoorlijke groep synoniemen. De GVD, het GVNT en VT hadden het onder andere over vleugelspeler(s), vleugelaanvaller(s), vleugelspits(en), buitenspeler(s) en links-of rechtsbuiten. Vier van die betekenisverwante woorden vallen in principe binnen eenzelfde categorie. Het gaat in dat geval om vleugelspeler(s), de daarvan afgeleide vleugelaanvaller(s) en vleugelspits(en) en het leenwoord winger(s) die allemaal met een ‘vleugel’ of wing te maken hebben. In een eerste onderzoeksvraag bekijken we welk van die vier synoniemen de bovenhand neemt in zowel de geschreven pers als de supportersfora. De resultaten en evoluties van elke ‘vleugel’-variant worden daarbij zowel absoluut als relatief met elkaar vergeleken. In een tweede onderzoeksvraag wordt er op een gelijkaardige manier ingegaan op buitenspeler(s) en links- of rechtsbuiten. Hoe verhouden die twee synoniemen zich tegenover de ‘vleugel’-varianten en binnen de totale groep synoniemen? Om dat vergelijkend onderzoek enigszins binnen de perken te houden, vielen andere varianten met bijvoorbeeld ‘flank’ (flankspeler(s), flankaanvaller(s), enz.) uit de boot. Als richtlijn werden de synoniemen gekozen zoals die door VDO, GVNT en VT (voorlopig) werden vastgelegd.

3.1.4. Overzicht attestaties De zoekopdracht ‘winger OR wingers’ werd in Gopress Academic aangevuld met de Booleaanse operator ‘NOT Debra’. Op die manier werden alvast 172 attestaties aangaande de Amerikaanse actrice Debra Winger achterwege gelaten. Uiteindelijk bleven er in het totaal 1029 winger-attestaties over waarvan er 836 bruikbaar waren voor ons onderzoek.

36

Totaal aantal attestaties vs. bruikbaar aantal attestaties

300

250

200

150

100

50

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Totaal aantal attestaties Bruikbaar aantal attestaties

Wat meteen opvalt aan de grafiek is dat er steevast een verschil is tussen het totaal aantal en het bruikbaar aantal winger-attestaties. Die jaarlijkse ongelijkheid valt (voor alle casussen) door verschillende redenen te verklaren. Om te beginnen werd via de Booleaanse operator ‘OR’ naar zowel de enkelvoudsvorm winger als de meervoudsvorm wingers gezocht. In drie artikels werden beide vormen geattesteerd. In de onderzoeksmethodologie werd al uiteengezet hoe er in dergelijk geval maar één attestatie per artikel wordt aangerekend. Het draait binnen dit onderzoek immers niet om het totaal aantal individuele voorkomens van een term, maar om het aantal geattesteerde artikels. Vanuit die optiek werden daarnaast ook 111 dubbele of driedubbele artikels weggelaten. Het ging daarbij om regionale uitgaven of krantenartikels die werden overgenomen binnen eenzelfde uitgeversgroep. Verder vielen er ook 27 winger-attestaties weg die met een andere sport hadden te maken. In de betekenisomschrijving werd al even aangehaald dat de winger ook in het hockey, basket en rugby opduikt. Zelfs voor het volleybal en waterpolo werd er telkens één attestatie opgetekend. Omdat we binnen deze casus focussen op de winger(s) in het voetbal, zijn die attestaties irrelevant voor ons onderzoek. De verdeling van die verschillende winger- attestaties in andere sporten ziet er als volgt uit.

Sport Rugby (Ijs)hockey Basketbal Volleybal Waterpolo Attestaties 2005-2014 17 5 3 1 1

37

Ten slotte waren er nog 52 andere irrelevante artikels van een heel diverse aard. Zo waren er bijvoorbeeld verschillende attestaties van namen als Jacques Winger, Russ Winger, Russel Winger, Carret Philippe Winger en Alexander Dahlstrøm Winger of verschenen er politieke artikels over ‘right and left wingers’.

LaFargue is een liberal, in Angelsaksische betekenis, zelfs een left winger. (‘De encycliek die in het geheime archief verdween’ In: De Morgen, 19/09/2006)

Obama's no right-winger. You might have serious issues with his Supreme Court justices or his moves on immigration or the Bush tax cuts. (‘Cheer Up, Republicans’. In: De Morgen, 08/11/2012).

Ook uiteenlopende instellingen met de term winger in hun benaming zorgden voor een aantal irrelevante attestaties.

In Leuven voerden ze actie op de bouwwerf van het nieuwe rustoord 'De Wingers', die - voor alle duidelijkheid - wél in orde is. (‘ABVV voert actie voor veilige bouwwerven’. In: Het Laatste Nieuws, 07/12/2006)

Matisse Vandeputte, die in het zesde leerjaar van basisschool De Wingers in Bavikhove zit, is dit jaar de burgemeester van de Harelbeekse kindergemeenteraad. (‘Kindergemeenteraad buigt zich over bib, sport en milieu’. In: Het Laatste Nieuws/Leiestreek, 17/12/2014)

3.1.5. Attestaties doorheen de tijd In deze vijfde paragraaf hebben we het over de verspreiding van de bruikbare winger- attestaties in de geschreven pers gedurende onze onderzochte jaren (2005-2014). De onderstaande tabel geeft per jaar het totaal aantal bruikbare attestaties weer.

Bruikbare winger-attestaties doorheen de tijd

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Attestaties 20 26 33 58 56 75 92 91 173 212

Wanneer we die gegevens een eerste keer bekijken, zien we dat winger gedurende de laatste jaren steeds frequenter in de voetbalverslaggeving opduikt. Door een jaarlijkse toename van tientallen winger-attestaties is er tussen ons beginjaar 2005 (20) en eindjaar 2014 (212) een verschil van 192 attestaties. In de inleiding werd kort vermeld dat de allereerste winger- attestatie wel al van veel vroeger dateert. Om aan te tonen dat het leenwoord voornamelijk in de laatste tien jaar zijn groeispurt heeft ingezet en, ondanks die vroege attestaties werden die primaire gegevens ook in een tabel geplaatst. Het begrip is evenwel wel minder ‘nieuw’ door die vroege attestaties.

38

Jaar 1994 1995 - 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Attestaties 1 1 - 3 6 5 8 6 10

In zijn vroegste periode komt winger hooguit tien keer voor en wordt de term slechts sporadisch gebruikt. Een vergelijking met onze recente gegevens toont duidelijk aan dat winger zich pas in de laatste tien jaar sterker manifesteert. In de onderstaande grafiek wordt de toename van die recente winger-attestaties nogmaals aanschouwelijk gemaakt.

Bruikbare winger-attestaties doorheen de tijd

250

212 200 173

150

100 92 91 75 58 56 50 33 20 26

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Een eerste piekje in onze grafiek vindt plaatst in 2008. Met 58 winger-attestaties bevestigt het jaar de geleidelijke groei van de drie voorgaande jaren 2005 (20), 2006 (26) en 2007 (33). In 2009 kent winger met 56 attestaties een zo goed als gelijk aantal resultaten als 2008. De term houdt hier dus min of meer een status quo. De volgende twee jaren schiet het leenwoord opnieuw de hoogte in. Dat resulteert in 2010 in 75 attestaties en in 2011 in 92 attestaties. Net zoals in 2009 houdt winger in 2012 opnieuw even halt met 91 attestaties. In 2013 piekt het leenwoord vervolgens verder met 173 attestaties. Onze afgebakende periode eindigt ten slotte met het hoogste aantal geattesteerde artikels. In 2014 culmineert winger met maar liefst 212 attestaties. Door de bank genomen is er in bijna elk jaar een toename in de winger-frequentie. Enkel in 2009 en 2012 komt de voetbalterm even tot stilstand met telkens ongeveer een gelijkaardig aantal attestaties als het voorgaande jaar. De grootste sprongen situeren zich in 2008, 2013 en 2014. In die jaren is er een toename van respectievelijk 25, 82 en 39 attestaties tegenover het voorgaande jaar.

39

3.1.6. Attestaties in kranten en tijdschriften Naast een analyse doorheen de tijd is het ook interessant om eens te kijken naar de verdeling van alle bruikbare winger-attestaties over de verschillende kranten en tijdschriften. Is er misschien een krant of tijdschrift dat het voortouw neemt met de verspreiding van de term? Kunnen we zien dat andere media op een gegeven momenten meegaan in de trend? Om een dergelijke analyse te kunnen maken, werden alle winger-attestaties uiteengezet in een tabel. Er werd daarbij aandacht besteed aan het totaal aantal bruikbare attestaties per jaar (2005- 2014) en per krant of tijdschrift.

Winger-attestaties in kranten en tijdschriften

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal HLN 7 6 10 27 18 41 35 34 35 43 256 HNB 6 1 7 6 6 6 7 9 59 61 168 SVM 3 7 6 17 14 9 15 19 22 12 124 HBVL 4 6 4 2 10 8 12 9 21 39 115 GVA 0 0 3 6 3 5 11 14 23 30 95 DM 0 4 1 0 3 4 10 4 3 13 42 DS 0 2 2 0 2 1 2 2 10 13 34 KNACK 0 0 0 0 0 1 0 0 0 1 2 DT 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Totaal 20 26 33 58 56 75 92 91 173 212 836

De bovenstaande tabel bevat heel wat gegevens en wordt dan ook het best systematisch geanalyseerd. In de analyse doorheen de tijd merkten we al op dat winger vooral de laatste twee jaren grote kwantitatieve sprongen maakt. Met 173 attestaties in 2013 en 212 attestaties in 2014 onderscheiden die resultaten zich van alle voorgaande jaren. Wanneer we die twee jaren per krant bekijken, springen vooral HNB, HBVL, GVA en DS in het oog.

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal HNB 6 1 7 6 6 6 7 9 59 61 168 HBVL 4 6 4 2 10 8 12 9 21 39 115 GVA 0 0 3 6 3 5 11 14 23 30 95 DS 0 2 2 0 2 1 2 2 10 13 34 Totaal 10 9 16 14 21 20 32 34 113 143 412 Alle vier die kranten vertonen in 2013 en 2014 een duidelijk verschil met hun voorgaande periode. Meer dan de helft (256) van het totaal aantal winger-attestaties (412) komt uit de laatste twee jaar. Dat die evolutie zich net in deze vier kranten doorzet, is niet geheel toevallig. HNB, HBVL, GVA en DS maken immers allemaal deel uit van hetzelfde mediabedrijf Mediahuis dat in 2013 het licht zag. Zoals in de onderzoeksmethodologie werd

40 aangehaald is het geheel normaal dat artikels (en dus ook tendensen) binnen eenzelfde uitgeversgroep worden overgenomen. In DS doet de evolutie zich voor op de kleinste schaal. De krant heeft dan ook een veel beperkter sportkatern. Vanaf 2005 tot en met 2012 variëren de resultaten in DS steeds tussen de 1 of 2 winger-attestaties. In 2013 en 2014 zijn dat er plots 10 en 13. HBVL en GVA vertonen eenzelfde tendens maar liggen qua frequentie net iets hoger. De eerste acht jaar schommelen de attestaties ongeveer tussen de 5 à 15. In 2013 en 2014 liggen die frequenties respectievelijk rond een twintigtal en een dertigtal. In HNB ten slotte manifesteert de plotse opkomst van de winger zich het sterkst. In de beginperiode schommelen de attestaties nog tussen de 6, 7 of 9. In 2013 zijn er dat met 59 attestaties maar liefst een vijftigtal meer. De krant piekt vervolgens in 2014 met 61 winger-attestaties en is daarmee de koploper onder alle kranten en tijdschriften met de hoogste winger-frequentie in eenzelfde jaar. Onderstaande grafiek van HNB is dan ook prototypisch voor deze eerste vier kranten.

Winger-attestaties in Het Nieuwsblad (Mediahuis)

70 61 59 60

50

40

30

20

9 10 6 7 6 6 6 7 1 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

HLN, DM en SVM zijn de drie geschreven bronnen die een veel evenwichtigere evolutie ondergaan. In tegenstelling tot de Mediahuis-kranten laten zij ook in die eerste acht onderzoeksjaren (2005-2012) geregeld winger-attestaties optekenen. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de twee kranten opnieuw tot dezelfde uitgeversgroep behoren, ditmaal De Persgroep. De grafiek van HLN is op zijn beurt prototypisch en ziet er logischerwijs geheel anders uit dan de bovenstaande van HNB.

41

Winger-attestaties in Het Laatste Nieuws (De Persgroep)

50

45 43 41 40 35 34 35 35

30 27 25

20 18

15 10 10 7 6 5

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Naast een chronologische analyse van het aantal bruikbare artikels per krant en uitgeversgroep, is het ten slotte ook interessant om het totaal aantal bruikbare winger- attestaties met elkaar te vergelijken. Welke kranten of tijdschriften staan bijvoorbeeld voorop in het gebruik van het Engelse leenwoord? In de onderstaande grafiek worden die winger- attestaties per krant naast elkaar geplaatst. Deze weergave bevat de totaalrij van de eerdere tabel en is natuurlijk enkel representatief voor onze onderzochte periode (2005-2014).

Verspreiding van winger over kranten (2005-2014)

300 256 250

200 168

150 124 115 95 100

42 50 34

2 0 HLN HNB SVM HBVL GVA DM DS KNACK

42

Uit de bovenstaande figuur blijkt meteen dat HLN zowel binnen zijn uitgeversgroep als in het algemeen de kroon spant. Door een constanter gebruik van het leenwoord in de afgelopen tien jaar (cf. supra) staat de krant met 256 winger-attestaties duidelijk op kop. Als eerste achtervolger komt HNB met 88 attestaties minder dan HLN. HNB is met 168 attestaties wel koploper binnen de uitgeversgroep Mediahuis, een positie die de krant vooral heeft te danken aan de groeispurt van de afgelopen jaren (cf. supra). SVM, HBVL en GVA vullen vervolgens het rijtje aan met respectievelijk 124, 115 en 95 attestaties. Daarna valt het aantal resultaten wat verder terug tot 42 attestaties in DM en 34 attestaties in DS. Het tijdschrift KNACK bengelt ten slotte aan de staart met louter 2 attestaties. De rangschikking zoals die in de winger-grafiek naar voren komt, is in zekere zin vrij logisch en gaat in grote lijnen op voor al onze casussen. HLN, HNB, HVL, GVA en SVM scoren doorgaans vrij hoog omdat ze kiezen voor een uitgebreide sportverslaggeving. HLN en HNB, HBVL en GVA zijn dan ook de ‘volksere’ kranten die ook het regionaal (sport)nieuws veelvuldig in kaart brengen. SVM is daarnaast natuurlijk hét Belgische voetbalmagazine bij uitstek. In deze casus hebben HBVL en GVA wel een vrij gemiddelde score. Zoals eerder vermeld maken ze deel uit van dezelfde uitgeversgroep (vroeger Concentra) en nemen ze geregeld artikels over van HNB. In de twee kwaliteitskranten DM en DS primeert ten slotte vooral het nieuws van een (inter)nationaal niveau en is er minder plaats voor uitgebreid sportnieuws. Die twee kranten scoren dan ook doorgaans vrij laag. Op het einde van ons onderzoek worden bovenstaande bevindingen kwantitatief ondersteund. Wanneer we er de resultaten van de vorige paragraaf ‘Attestaties doorheen de tijd’ bij nemen, valt het op dat die algemene positieve evolutie (een grotere frequentie in de laatste twee jaar) grotendeels te danken is aan de Mediahuis-kranten. Vanuit die optiek kunnen we stellen dat zij vooral verantwoordelijk zijn voor de grotere verspreiding en populariteit van winger. De kranten uit De Persgroep (HLN, DM) en SVM laten zich niet beïnvloeden door die tendens en blijven voorlopig rond een gelijkaardig aantal winger-attestaties schommelen.

3.1.7. Supportersfora Nu we de evolutie van het leenwoord winger in de kranten en tijdschriften kennen, kunnen we die gegevens vergelijken met de resultaten van de verschillende supportsfora. In hoeverre verloopt de positieve evolutie van het leenwoord winger gelijk? Of verschillen de resultaten juist volledig? Op onze vijf geselecteerde fora werd door de zoekopdracht ‘(winger|wingers)’ opnieuw telkens naar zowel het enkelvoud winger als het meervoud wingers gezocht. Dat zorgde in totaal voor 1026 attestaties uit de periode 2009-2014. Uit die ruwe gegevens werden

43 vervolgens de irrelevante attestaties zoals het dubbel voorkomen van een enkelvoud- en meervoudsvorm, quotes van vorige attestaties of weergaven van kranten/onlineartikels geschrapt. Op die manier bleven er uit de afgelopen zes jaar uiteindelijk 558 bruikbare winger-attestaties over. Die gegevens werden in de onderstaande tabel opgelijst.

Winger-attestaties op supportersfora Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal KRC Genk / 0 7 27 147 139 320 KAA Gent 2 7 12 27 37 15 100 Beerschot Wilrijk 14 18 37 18 1 0 88 Cercle Brugge 2 9 4 11 4 3 33 Zulte Waregem 3 1 3 1 3 6 17 Totaal 18 35 63 84 192 163 558 Bij de geschreven pers zagen we hoe winger voornamelijk in de laatste twee jaren piekte. Een eerste blik op de tabel verraadt alvast dat 2013 en 2014 met respectievelijk 192 en 163 attestaties ook hier op kop staan. Een groot aandeel van die attestaties wordt echter situationeel bepaald. De forumgebruikers bediscussiëren bijvoorbeeld de exacte/beste positie van een bepaalde speler (Is speler X een échte winger?) of stellen (in hun ogen) noodzakelijke transfers voor. In dat laatste geval kan het ontbreken van een bepaald type speler (zoals een winger) er dus voor zorgen dat die veel uitvoeriger wordt besproken. De resultaten worden in deze casus dus deels bepaald door de selectie en transferpolitiek van de ploegen in kwestie.

Ahja, want Gorius is een echte winger... Niet dat De Bruyne het prototype van een winger was, maar toch veel meer als Gorius. (Gebruiker ‘Spacecowboy’. In: Blauwwit, 31/01/2012)

In mijn ogen sluit het 1 het ander niet uit. Drage kan onze CM worden, Sana onze LM. We hebben op beide posities een kwaliteitsinjectie nodig, Golaso is ook een optie als alternatief voor Drage. Zowel Drage als Golasa kunnen ook op de flank spelen maar ik zou liever een echte winger zien komen. (Gebruiker ‘Kz3600’. In: Blauwwit, 02/04/2013)

De onderlinge verschillen tussen de fora kunnen dus (deels) aan die ‘winger-nood’ worden toegeschreven. Om die variabele te omzeilen en te weten te komen of het winger-gebruik daadwerkelijk is toegenomen, moeten we verder kijken dan de absolute gegevens en op zoek gaan naar de relatieve frequentie van het leenwoord winger. We lopen nu even voorop op de feiten, maar net zoals in de onderzoeksvragen (cf. infra) werden hiervoor alle synoniemen van winger, zoals die door VDO, GVNT en VT werden bepaald (vleugelspits(en), vleugelaanvaller(s), vleugelspeler(s), buitenspeler(s) en links- of rechtsbuiten), per forum en

44 per jaar in kaart gebracht. Uit die gegevens kon vervolgens het procentueel aandeel winger- attestaties ten opzichte van de andere synoniemen worden afgeleid. Daaraan kunnen we in deze paragraaf we niet alleen de algemene evolutie van winger toetsten, maar ook gaan kijken hoe het leenwoord zich per forum (en dus regio) ontwikkelt. De bovenstaande absolute gegevens weerspiegelen immers in de eerste plaats regionale taalvarianten en niet zozeer de Belgische standaardtaal. In de bijlage van deze scriptie zit een overzicht van het exact aantal attestaties per synoniemen en per forum. Om deze casus overzichtelijk te houden wordt hier meteen met enkel de (afgeronde) relatieve winger-frequenties per forum gewerkt.

Procentueel aandeel Winger-attestaties t.a.v. alle andere synoniemen Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 ’09-‘14 KRC Genk / 0% 32% 31% 46% 46% 44% KAA Gent 9% 18% 24% 28% 40% 26% 28% Beerschot Wilrijk 28% 28% 33% 13% 8% 0% 23% Cercle Brugge 7% 13% 10% 29% 11% 5% 12% Zulte Waregem 21% 6% 18% 5% 23% 20% 16%

Alle fora 19% 18% 27% 22% 41% 36% 30%

Uit de bovenstaande relatieve gegevens blijkt dat winger op de supportersfora (in het algemeen) wel degelijk een pak gegroeid is in de laatste twee jaar. Met 41% in 2013 en 36% 2014 scoort het voor de eerste maal twee jaar op rij heel wat hoger. Op het forum van KRC Genk (Limburg) kent winger duidelijk een positieve en consequente evolutie. Het begrip is in 2013 en 2014 goed voor een aandeel van 46% binnen de overkoepelende groep van winger-synoniemen en laat over de volledige periode (2009- 2014) een gelijkaardige frequentie optekenen (44%). Bij KAA Gent (Oost-Vlaanderen) kent men een gelijkaardige piek in 2013 (40%) maar die kan zich niet echt doorzetten in 2014 (26%). Uiteindelijk zal het procentueel aandeel voor de totale periode hierdoor ook een vijftiental procenten lager gaan liggen (28%). Voor de regio Antwerpen doet zich bij Beerschoot Wilrijk een vrij tegengestelde evolutie voor. Winger opent sterkst in de eerste drie jaren 2009 (28%), 2010 (28%) en 2011 (13%) waarna het begrip helemaal terugvalt. Als we een blik werpen op de uitgebreidere exacte gegevens van die laatste periode blijkt dat we niet te zwaar aan die negatieve evolutie moeten tillen. Voor alle andere synoniemen wordt er namelijk ook ontzettend laag of helemaal niet gescoord. Er was in 2013 en 2014 bij FCO Beerschot Wilrijk zo goed als geen nood aan een winger of vleugelspeler. Op de fora van Cercle Brugge KSV en SV Zulte Waregem (West-Vlaanderen) scoort winger met 13% en 16% over de totale periode min of meer gelijk. Het enige verschil is dat SV Zulte Waregem

45 nogal wisselvallig presteert (vooral door de lage absolutie cijfers), terwijl Cercle Brugge KSV piekt in 2012 met 29%. Als we opnieuw rekening houden met de absolute cijfers zien we dat het in tegenstelling tot FCO Beerschot Wilrijk wel moet toegeven aan de andere synoniemen en aan populariteit afneemt. De twee West-Vlaamse club scoren in dus beduidend lager. Op de onderlinge verhoudingen (absoluut en relatief) van die verschillende synoniemen wordt er in de onderzoeksvragen (cf. infra) dieper ingegaan. Puur kwantitatief kunnen we de gegevens van de geschreven pers en supportersfora natuurlijk niet met elkaar vergelijken aangezien het hier om twee totaal verschillende communicatiemedia gaat. Het is daarom veeleer de bedoeling om uit die gegevens of uit een grafiek de evolutie van het leenwoord te vergelijken en eventuele gelijkaardige pieken of dalen te onderscheiden. Daarom werden in de volgende grafiek per jaar de absolute winger- attestaties uit de geschreven pers en supportersfora naast elkaar weergegeven. Een vergelijking van de relatieve frequenties komt in de onderzoeksvragen (cf. infra) aan bod.

Evolutie winger-attestaties in de geschreven pers en supportersfora

250 212 200 192 173 163

150

92 91 100 84 75 63 56 50 35 21

0 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Geschreven pers Supportersfora

Wanneer we beide gegevens per jaar van iets naderbij bekijken, zien we dat er vier verschillende jaren overeenkomen qua evolutie. Voor een uitgebreide analyse van de winger- attestaties in de geschreven pers verwijzen we wel terug naar de vorige paragrafen ‘Attestaties doorheen de tijd’ en ‘Attestaties in kranten en tijdschriften’. Wat betreft de resultaten van de supportersfora vertonen 2009, 2010, 2011 en 2013 een gelijkaardige evolutie in het aantal winger-attestaties. Net zoals in de geschreven pers zien we ook hier in 2009 (21), 2010 (35) en 2011 (63) een lichte stijging van het aantal bruikbare attestaties. In tegenstelling tot die 46 geschreven pers zet de positieve evolutie zich hier wel door in 2012 met 84 winger-attestaties. In 2013 is er op de fora vervolgens ook een sterke piek. Het jaar telt met 192 attestaties maar liefst 108 attestaties meer dan het voorgaande. Het opmerkelijkste verschil tussen beide communicatieplatformen doet zich voor in het eindjaar 2014. Voor de geschreven pers ligt hier met 213 gegevens het culminatiepunt van de winger-attestaties. Bij de supportersfora kent het leenwoord echter een lichte terugval. Met 29 attestaties minder eindigt 2014 op ‘maar’ 163 winger-attestaties. Algemeen gezien vertonen de supportersfora wel een gelijkaardige evolutie in die recentste zes jaren. De lichte stijging van winger-attestaties manifesteert zich met andere woorden hoofdzakelijk in de laatste jaren 2013 en 2014 (iets wat ook bleek uit de relatieve frequenties van de supportersfora). Uit de vergelijking tussen beide communicatieplatformen blijkt dus dat winger de laatste jaren steeds vaker opduikt en aan populariteit wint. Die positieve evolutie kan voorlopig wel nog altijd door twee mogelijkheden verklaard worden. Een eerste verklaring kan zijn dat een vleugelspeler al jarenlang een gevestigde spelersrol of –positie is, maar dat het Engelse leenwoord winger(s) zich effectief pas recentelijk wist te manifesteren. Een tweede mogelijkheid is dat het leenwoord in frequentie toeneemt omdat een rol als vleugelspeler in het moderne voetbal heel wat belangrijker is geworden. In dat geval zouden ook het leeuwendeel van zijn synoniemen (vleugelspeler, buitenspeler, enz.) geleidelijk aan moeten groeien. Als de voornaamste synoniemen doorheen de onderzochte jaren (2005-2014) qua relatieve frequentie echter ongeveer gelijk blijven en alleen winger zich steeds sterker manifesteert, geldt natuurlijk de eerste verklaring. Enkel een uitgebreide analyse van winger en zijn synoniemen kan uitsluitsel bieden aangaande die twee mogelijkheden. In de volgende paragraaf wordt een dergelijke analyse uiteengezet De resultaten van dat onderzoek stellen ons op het eind ook in staat op de bovenstaande vraag te beantwoorden

3.1.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen In deze voorlaatste paragraaf behandelen we de onderzoeksvraag die eerder werd geformuleerd. Bij deze eerste casus focussen we op een uitgebreid synoniemenonderzoek. Zoals in de vraagstelling al werd vermeld, bestaan er heel wat synoniemen voor winger. De GVD, het GVNT en VT gebruiken termen als vleugelspeler, vleugelaanvaller, vleugelspits, buitenspeler, flankaanvaller en links- of rechtsbuiten. Al die synoniemen worden in twee stappen onderzocht. De eerste vraag die we ons stellen, heeft betrekking op vier van die termen. Het valt namelijk op dat vleugelspeler, vleugelaanvaller, vleugelspits en winger allemaal onder het concept ‘vleugel’ vallen. Ze lijken vanuit die optiek dichter aan te leunen

47 bij het begrip winger dan buitenspeler en links- of rechtsbuiten. Maar hoe verhouden die varianten zich nu ten opzichte van elkaar? Welke ‘vleugel’-variant neemt bijvoorbeeld de bovenhand? De aanwezigheid van alle vier die termen wordt opnieuw zowel in de geschreven pers als op de supportsfora bekeken. De tweede onderzoeksvraag vergelijkt op een gelijkaardige manier het leenwoord winger met twee andere synoniemen, zijnde buitenspeler en links- of rechtsbuiten. Ten slotte bekijken we ook wat alle gegevens over de verschillende synoniemen ons vertellen over het leenwoord winger in het algemeen en de rol van de vleugelspelers in het moderne voetbal. We pogen hierbij een antwoord te formuleren op de extra vraag die hierboven (cf. supra ‘Supportersfora’) werd gesteld. Deze taalkundige analyse wil via die derde onderzoeksvraag een inkijk bieden in een recente ontwikkeling van het voetbal. Zoals Van der Sijs (1996: XXXI) het ook meermaals aanhaalde, fungeren leenwoorden immers als spiegel van verschillende structuren of realiteit.

3.1.8.1. Winger en zijn ‘vleugel’-varianten in de geschreven pers Zoals gezegd openen we deze paragraaf met een analyse van de vier verschillende ‘vleugel’- synoniemen. Er werd bij vleugelspeler(s), vleugelaanvaller(s), vleugelspits(en) en winger(s) opnieuw telkens naar zowel de enkelvouds- als meervoudsvorm gezocht. In de onderstaande grafiek en tabel worden al de bruikbare attestaties van die vier termen uit de geschreven pers naast elkaar opgelijst. Er werden daarbij opnieuw een aantal irrelevante artikels geschrapt om een totaal aan bruikbare attestaties over te houden.

Vleugelspits(en), -speler(s), -aanvaller(s) en winger(s) in geschreven pers

250 212 200 173

150

100 92 91 75 58 56 50 33 20 26

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Vleugelspits(en) Vleugelaanvaller(s) Vleugelspeler(s) Winger(s)

48

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Winger(s) 20 26 33 58 56 75 92 91 173 212 836 V’speler(s) 39 38 52 64 51 71 68 95 127 127 732 V’aanvaller(s) 11 10 15 12 8 42 28 23 56 142 347 V’spits(en) 13 13 10 29 18 39 27 32 49 79 309 Totaal 83 87 110 163 133 227 215 241 405 560 2224 Hoewel de woordenboeken alle vier de termen als synoniemen aanduidt, zijn er toch lichte verschillen. De rangorde van de attestaties zoals die in de tabel naar voren komt (winger (836) > vleugelspeler (732) > vleugelaanvaller (347) > vleugelspits (309)), kan gelinkt worden aan de nuances die elke variant bevat. Vleugelspeler, vleugelaanvaller en vleugelspits zijn dan wel synoniemen en refereren in theorie dus naar hetzelfde type speler, de nominale samenstellingen bevatten steeds een iets specifiekere aanduiding van de positionering op het speelveld. Cristiano Ronaldo bijvoorbeeld is een winger of vleugelspeler, die een aanvallende rol speelt (vleugelaanvaller) en door zijn scorend vermogen als een spits op die vleugel kan worden beschouwd (vleugelspits). Eden Hazard daartegenover is ook een winger of vleugelspeler die aanvallend een even grote rol speelt als Ronaldo (vleugelaanvaller) maar veeleer uitblinkt in assists dan doelpunten. Vanuit die optiek is hij veel minder een echte vleugelspits. Omdat de positie van een speler dus nooit helemaal volledig vastligt en er gradaties zijn in aanvallende kwaliteiten en scorend vermogen, is het doorgaans veiliger en eenvoudiger om gewoon te spreken over een vleugelspeler. Die term benadert het dichtst de essentie van de winger zonder daarbij te specifiëren. Het zijn die nuances die zich ook vertalen in de rangorde van de vier synoniemen. Van alle vier de ‘vleugel’-varianten staat winger met 836 attestaties sterk op kop in de geschreven pers. Het leenwoord heeft 104 attestaties meer dan zijn meest gelijkaardige nominale samenstelling en eerste achtervolger vleugelspeler. Die laatstgenoemde liet in de laatste tien jaar in totaal 732 attestaties optekenen en staat daarmee stevig op de tweede plaats. Naast winger en vleugelspeler werden het iets specifiekere vleugelaanvaller en vleugelspits ongeveer de helft minder gebruikt. Opvallend is hoe die beide varianten tot en met 2012 vrij schommelend opduiken en pas in 2013 en 2014 echte pieken vertonen. Vleugelaanvaller en vleugelspits groeien van respectievelijk 11 en 13 attestaties in 2005 naar 56 en 49 attestaties in 2013. In 2014 zorgt vleugelaanvaller echter voor de verrassing en neemt het met 142 attestaties niet alleen de bovenhand op vleugelspits, maar steekt het ook het algemenere vleugelspeler voorbij. Of de term daarmee een definitieve doorbraak forceert kan nu nog niet gezegd worden. De bovenstaande analyse gaat op voor de absolute gegevens van de ‘vleugel’- varianten, maar gelden die verhoudingen ook voor de relatieve frequenties?

49

Procentuele verhoudingen binnen de ‘vleugel’-varianten (geschreven pers)

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Winger(s) 24 30 30 36 42 33 43 38 43 38 38% V’speler(s) 47 44 47 39 39 31 32 39 31 23 33% V’aanvaller(s) 13 11 14 7 6 19 13 10 14 25 15% V’spits(en) 16 15 9 18 13 17 12 13 12 14 14% Alle varianten 4% 4% 5% 7% 6% 10% 10% 11% 18% 25% 100% Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de recente opkomst van winger(s) binnen de ‘vleugel’-varianten vooral door vleugelspeler gevoeld wordt. Dat begrip zal in relatieve frequentie na tien jaar (2005-2014) gehalveerd worden, van 47% naar 23%. Een cruciaal moment is 2009 wanneer winger (42%) voor het eerst meer zal scoren dan vleugelspeler (39%). Er moet daarbij wel gezegd worden dat de grootste terugval van vleugelspeler (8%) zich in het eindjaar 2014 voordoet en niet louter door winger wordt veroorzaakt. Zoals in de bovenstaande analyse van de absolute gegevens werd aangetoond, is in 2014 vooral vleugelaanvaller de boosdoener met 25% van de attestaties. Die nominale samenstelling gaat zelfs winger procentueel doen terugvallen (5%). Voor vleugelspits is het aandeel steeds min of meer hetzelfde gebleven. De resultaten schommelen daarbij gemiddeld rond de 14 à 15%. De gegevens uit de tabel tonen samengevat duidelijk aan dat winger consequent groeide om tenslotte een doorbraak te forceren en daarbij vleugelspeler voorbij te steken.

3.1.8.2. Winger en zijn ‘vleugel’-varianten op de supportersfora Nu we de frequentie en verhoudingen van de vier verschillende synoniemen in de geschreven pers kennen, kunnen we een vergelijking opstellen met de aanwezigheid van die termen op de supportersfora. Ook hier werden onbruikbare attestaties zoals quotes of citaten van websites of uit kranten weggefilterd om tot de volgende resultaten te komen.

Vleugelspits(en), -speler(s), -aanvaller(s) en winger(s) op supportersfora

Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Winger(s) 21 35 63 84 192 163 558 V’speler(s) 25 30 46 49 26 54 230 V’aanvaller(s) 2 9 5 7 5 4 32 V’spits(en) 7 5 2 7 17 22 60 Totaal 55 79 116 147 240 243 880 Net zoals in de geschreven pers staat het leenwoord winger ook hier op kop met 558 bruikbare attestaties. De term wordt opnieuw opgevolgd door vleugelspeler dat met 230 attestaties nog altijd vrij hoog scoort. Het grootste verschil met de geschreven pers, is dat vleugelspits op onze supportersfora meer werd gebruikt dan vleugelaanvaller. Het geringe 50 aantal vleugelaanvaller-attestaties (32) is misschien wel het opmerkelijkst omdat de term in de geschreven pers net een grote sprongen maakt in die laatste jaren. Als we de resultaten voor vleugelaanvaller in 2014 met elkaar vergelijken zien we een groot verschil. Op de supportersfora scoort de samenstelling een van zijn laagste aantal attestaties (4) terwijl de term hier in de geschreven pers toegroeit naar zijn culminatiepunt (142).

Vleugelspits(en), -speler(s), -aanvaller(s) en winger(s) op supportersfora 250

200 192 163

150

100 84 63

50 35 21

0 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Vleugelspits(en) Vleugelaanvaller(s) Vleugelspeler(s) Winger(s)

In absolute frequentie komen de resultaten dus maar gedeeltelijk overeen. Bij de geschreven pers werd uit de relatieve frequentie afgeleid dat winger jaarlijks een definitieve doorbraak voorbereidde en die in die 2013 en 2014 ook daadwerkelijk forceerde. Dat ging in beide jaren ten kost van vleugelspeler. In 2014 ging daarenboven ook vleugelaanvaller wat aandacht opeisen en uiteindelijk zelfs winger enkele procenten terugdrukken. In de onderstaande tabel wordt gekeken hoe die verhoudingen liggen voor de supportersfora.

Procentuele verhoudingen binnen de ‘vleugel’-varianten (supportersfora)

Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Winger(s) 38 44 54 57 80 67 63% V’speler(s) 45 38 40 33 11 22 26% V’aanvaller(s) 4 12 4 5 2 2 4% V’spits(en) 13 6 2 5 7 9 7% Alle varianten 6% 9% 13% 17% 27% 28% 100%

51

De relatieve frequenties op de supportersfora duiden opnieuw op de dominantie van winger binnen de ‘vleugel’-varianten. Opvallend is dat net zoals in de geschreven pers de opkomst van winger in de laatste jaren ten koste gaat van vleugelspeler. De relatieve frequentie van die samenstelling wordt ook hier gehalveerd na tien jaar. In tegenstelling tot de geschreven pers is dat op de supportersfora volledig de verdienste van winger. In 2009 heeft vleugelspeler (45%) nog de bovenhand op winger (35%) maar in de piekjaren van winger ligt die verdeling al helemaal anders. Voor 2013 en 2014 is dat respectievelijk 80% en 67% voor winger tegenover 11% en 22% voor vleugelspeler. Zowel vleugelspits als vleugelaanvaller blijven in de geval rond dezelfde frequenties schommelen. Vleugelaanvaller (4%) scoort daarbij in het algemeen zelfs lager dan vleugelspits. Een antwoord op onze eerste onderzoeksvraag kan duidelijk geformuleerd worden. Binnen de groep van ‘vleugel’-synoniemen spant winger duidelijk absoluut en relatief de kroon in zowel de geschreven pers als op de supportersfora. De term wordt in beide gevallen opgevolgd door het meest gelijkaardige synoniem vleugelspeler dat wel aan terrein moet inboeten (halvering van de relatieve frequentie). Wat betreft het iets specifiekere vleugelaanvaller en vleugelspits valt er wel een onderscheid te maken. In de geschreven pers evolueren beide termen ongeveer gelijkaardig tot en met 2014. Vleugelaanvaller maakt in dat laatste jaar echter een grote sprong voorwaarts (142 attestaties of 25%) en steekt daarmee zelfs vleugelspeler (127 attestaties of 23%) voorbij. Op de supportersfora doet er zich echter een tegenovergestelde evolutie voor. Daar geniet vooral vleugelspits (60 attestaties of 7%) de voorkeur (zeker in de laatste twee jaren) en staat vleugelaanvaller (32 of 4%) duidelijk op de laatste plaats. In 2014 staat de term met louter 4 attestaties (2%) dan ook mijlen ver verwijderd van het populairdere vleugelspeler(s) (54 attestaties of 22%). De piek van vleugelaanvaller(s) uit de geschreven pers is dus (nog) niet merkbaar op de supportersfora.

3.1.8.3. Alle synoniemen in de geschreven pers Nu we de rangorde binnen de ‘vleugel’-varianten kennen, kunnen we overgaan naar onze tweede onderzoeksvraag. Is winger binnen de grote algemene groep synoniemen nog altijd koploper? Of moet de term samen met de andere ‘vleugel’-varianten onder doen voor buitenspeler en links- of rechtsbuiten? Er wordt hier opnieuw kort gekeken naar het aantal absolute en relatieve bruikbare attestaties in de geschreven pers en op de verschillende supportersfora. Een uiteenzetting en analyse van deze gegevens stelt ons immers in staat om in een derde en laatste onderzoeksvraag na te gaan in hoeverre de groei van winger schatplichtig is aan de populariteit van de spelersrol in de Belgische competitie.

52

Alle synoniemen in de geschreven pers

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 TT L/R’buiten 276 290 328 316 373 438 441 436 518 505 3921 B’speler(s) 63 99 75 95 119 106 129 143 140 124 1093 Winger(s) 20 26 33 58 56 75 92 91 173 212 836 V’speler(s) 39 38 52 64 51 71 68 95 127 127 732 V’aanvaller(s) 11 10 15 12 8 42 28 23 56 142 347 V’spits(en) 13 13 10 29 18 39 27 32 49 79 309 Totaal 422 476 513 574 625 771 785 820 1063 1189 7238 In de geschreven pers genieten buitenspeler en vooral links- of rechtsbuiten heel duidelijk de voorkeur. Met respectievelijk 1093 en 3921 attestaties worden beide varianten een pak meer gebruikt. Het verschil met winger en zijn 836 attestaties is aanzienlijk, vooral in het geval van links- of rechtsbuiten dat maar liefst 3085(!) attestaties meer laat optekenen. Die dominante positie is enigszins opmerkelijk. In de vorige paragraaf merkten we immers nog op dat specifieke aanduiding zoals vleugelaanvaller en vleugelspits minder scoren. Voor links- of rechtsbuiten blijkt dat dus niet het geval. Beide termen (links en rechts) zijn vaste waarden in de geschreven pers en vertonen op het eerste zicht (!) een positieve evolutie in de laatste tien jaar. De frequentie groeit namelijk uit van 276 tot 505 bruikbare attestaties. De resultaten van buitenspeler schommelen in vergelijking met links- of rechtsbuiten iets meer waardoor die evolutie gestager lijkt verloopt. Om te kijken over de bovenstaande veronderstellingen kloppen, volgt er een analyse van de relatieve frequenties van buitenspeler en links- of rechtsbuiten. Daarbij werden alle synoniemen mee opgenomen om ook straks de algemene conclusies te kunnen staven. In de onderstaande tabel wordt dus het procentueel aandeel van elk synoniem in de geschreven pers per jaar weergegeven

Procentuele verhoudingen alle synoniemen (geschreven pers)

Jaar ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal L/R’buiten 65 61 64 55 60 57 56 53 49 42 54% B’speler(s) 15 21 15 16 19 14 16 17 13 11 15% Winger(s) 5 5 6 10 9 10 12 11 16 18 12% V’speler(s) 9 8 10 11 8 9 9 12 12 10 10% V’aanvaller(s) 3 2 3 3 1 5 4 3 5 12 5% V’spits(en) 3 3 2 5 3 5 3 4 5 7 4% Alle varianten 6% 6% 7% 8% 9% 11% 11% 12% 14% 16% 100% Met een totaalwaarde van 54% wordt de dominante positie van links- of rechtsbuiten ook hier bevestigd. De veronderstelling van de absolute gegevens dat het begrip een positieve evolutie ondervindt moet echter herzien worden. De procentuele gegevens van de afgelopen tien jaar

53 tonen immers aan dat links- of rechtsbuiten zowat ieder jaar in aandeel is geslonken. Waar het in 2005 nog in stond voor 65% van de gegevens is dat in het eindjaar 2014 naar 42% gezakt. Ook voor buitenspeler doet er zich veeleer een negatieve evolutie voor. De term zakt wel niet zo sterk als links- of rechtsbuiten maar verliest na veel schommelingen toch 4%. De enige winnaars zijn opnieuw vleugelaanvaller (cf. supra) en winger. Vleugelaanvaller steekt met 12% in 2014 zowel vleugelspeler (10%) als buitenspeler (11%) voorbij. Daardoor verovert het in 2014 net de derde plek. Die evolutie is opvallend aangezien het begrip over de gehele periode en over alle synoniemen maar verantwoordelijk is voor 5% van de gegevens. Het ontleende winger groeit in tien jaar uit van 5% naar 18% en staat daardoor garant voor 12% van de totale gegevens. Daarmee staat het in de algemene rangschikking op een derde plek, net achter buitenspeler en net voor vleugelspeler.

3.1.8.4. Alle synoniemen op de supportersfora Hoe zit het dan met die verhoudingen op de supportersfora en de relatie ten opzicht van winger? Kan de ontleende voetbalterm ook daar zijn positieve evolutie doorzetten? In de volgende tabel worden de verschillende frequenties van de fora per jaar weergegeven. Voor de exacte gegevens per forum wordt er naar de bijlage verwezen. Opnieuw werden quotes, dubbele resultaten en overgenomen artikels als onbruikbare attestaties bij de telling geschrapt. De overgebleven aantallen werd in de onderstaande tabel opgelijst.

Alle synoniemen op supportersfora

Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal L/R’buiten 43 79 65 140 166 154 647 B’speler(s) 13 32 58 88 66 60 317 Winger(s) 21 35 63 84 192 163 558 V’speler(s) 25 30 45 49 26 54 229 V’aanvaller(s) 2 9 5 7 5 4 32 V’spits(en) 7 5 2 7 17 22 60 Totaal 111 190 238 375 472 457 1843 Wanneer de bovenstaande gegevens vergelijken met die uit de geschreven pers, merken we dat de verhoudingen iets anders liggen. Zo laat buitenspeler (317) op de supportersfora 241 attestaties minder optekenen dan winger (558), ook al is de term populairder in de geschreven pers. Links- of rechtsbuiten staat met 671 nog altijd op kop. De variant kent wel een minder uitgesproken voorsprong dan in de geschreven pers, maar toont desondanks ook hier op het eerste zicht (!) een positieve evolutie. Net zoals in de geschreven pers worden bovenstaande veronderstellingen opnieuw getoetst aan de relatieve frequenties van alle synoniemen.

54

Procentuele verhoudingen alle synoniemen (supportersfora)

Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal L/R’buiten 39 41 34 37 35 33 36% B’speler(s) 12 17 22 24 14 13 17% Winger(s) 19 18 24 22 41 36 30% V’speler(s) 22 16 17 13 5 12 12% V’aanvaller(s) 2 5 2 2 1 1 2% V’spits(en) 6 3 1 2 4 5 3% Alle varianten 7% 10% 14% 20% 25% 24% 100% Door de bank genomen scoort buitenspeler hier opnieuw bijna jaarlijks lager dan winger. De term zal bijgevolg ook in het totaal (17%) enkele procenten (13%) minder scoren. Links- of rechtsbuiten staat procentueel minder nadrukkelijk op kop dan in de geschreven pers. Winger hinkt in dit geval namelijk maar 5% achterop en heeft de afgelopen zes jaar op de supportersfora een stevigere plek opgeëist. Met 41% in 2013 en 36% in 2014 springt de ontlening voor die laatste twee jaren over links- en rechtsbuiten. Uiteindelijk wordt de positieve evolutie van winger (ten koste van andere synoniemen) ook hier bevestigd. Ook bij deze tweede onderzoeksvraag spreken de resultaten boekdelen. In de geschreven pers staat links- of rechtsbuiten duidelijk bovenaan met 54% of 3921 attestaties. Buitenspeler volgt een eind achterop met 15% of 1093 attestaties maar gaat daarmee nog altijd het leenwoord winger (12% of 836) vooraf. Op de supportersfora wisselt de verhouding tussen die laatste twee termen. Winger steekt buitenspeler namelijk voorbij met 30% of 558 attestaties en heeft daarmee 13% of 241 attestaties meer. Links- of rechtsbuiten blijft hoe dan ook nog altijd op kop staan met 36% of 671 attestaties. De voorsprong is wel minder uitgesproken dan die uit de geschreven pers. Beide synoniemen links- of rechtsbuiten en buitenspeler vertonen daarnaast wel een lichte terugval in de laatste twee jaren. Die komt vooral door het ontleende winger dat steeds nadrukkelijker zijn plek opeist.

3.1.8.5. Winger in het algemeen en als spelersrol Een analyse van alle bovenstaande gegevens was ook nuttig voor onze derde en laatste onderzoeksvraag aangaande de winger of vleugelspeler. Door alle bruikbare attestaties van de verschillende synoniemen samen te bekijken en met elkaar te vergelijken konden algemene conclusies vormen omtrent de opkomst van het leenwoord winger en de eventuele groeiende populariteit van de vleugelspeler. In ‘Supportersfora’ (cf. supra) merkten we immers dan de opkomst van de winger zich tegen twee achtergronden kan afspelen. Ofwel is de spelersrol al jarenlang belangrijk in het Belgische voetbal en deed het Engelse leenwoord winger(s) pas recentelijk zijn intrede. In dat geval zou het jaarlijks procentueel totaalaandeel van alle 55 synoniemen min of meer gelijk moeten blijven in onze onderzochte jaren (2005-2014). Ofwel is het leenwoord én het concept van de winger of vleugelspeler in het algemeen populairder geworden. Het jaarlijks totaalaandeel van alle synoniemen samen (vleugelspeler, vleugelaanvaller, buitenspeler, enz.) zou dan een positieve evolutie moeten vertonen. Zowel in absolute als relatieve termen is meermaals duidelijk geworden dat winger als ontleende term steeds frequenter is gaan opduiken. De analyses en vergelijkingen van alle synoniemen uit de voorgaande paragrafen (cf. supra) bevestigden consequent de positieve evolutie van winger. De grafiek verderop toont duidelijk aan dat het procentueel aandeel winger-attestaties zowel in de geschreven pers als op de supportersfora is toegenomen. De populariteit van winger heeft er daarnaast zelfs voor gezorgd dat andere synoniemen aan terrein moesten inboeten. Zo bleek dat onder andere buitenspeler en vooral links- en rechtsbuiten sinds de opkomst van winger verschillende procenten (in geschreven pers en op de supportersfora) minder liet optekenen. Het toenemend gebruik van winger is in de eerste plaats dus een lexicologische evolutie.

Relatieve frequenties (%) winger(s)

50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Winger(s) (geschreven pers) Winger(s) (supportersfora)

Nu we weten dat winger wel degelijk gegroeid is de afgelopen jaren, is het ook interessant om te bepalen tegen welk achtergrond dat gebeurd is. Door naar de relatieve totaalgegevens van zowel de geschreven pers als supportersfora te kijken, kunnen we bepalen of de spelersrol van de winger of vleugelspeler in het algemeen populairder is geworden of niet. Zoiets kan immers enkel duidelijk worden door de jaarlijkse frequentie van alle synoniemen te bekijken.

56

Relatieve frequenties (%) alle synoniemen

50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Alle synoniemen (geschreven pers) Alle synoniemen (supportersfora)

De positieve lijnen in de totaalgegevens wijzen er op dat winger gegroeid is in een context waarbinnen de spelersrol ook belangrijker geworden is. We moeten met andere woorden uitgaan van de tweede verklaring die in de paragraaf ‘Supportersfora’ (cf. supra) werd gegeven: de rol als winger of vleugelspeler is belangrijker geworden in het moderne Belgische voetbal. In zowel de geschreven pers als op de supportersfora zijn de waarden immers met respectievelijk 10% en 15% toegenomen, maar ook de absolute cijfers toonden voor de laatste jaren duidelijk hogere frequenties. Binnen die algemene positieve evolutie heeft dan vervolgens winger de beste zaken gedaan (steeds een toename van ongeveer 15%). Die groei ging uiteindelijk ten koste van enkele procenten van andere synoniemen (buitenspeler(s) en links- of rechtsbuiten) (cf. supra). Ten slotte kunnen we met betrekking tot de verschillende leenwoordfasen van Nicoline Van der Sijs (1996: 11) verschillende dingen besluiten. Binnen het vakgebied van de sporttaal bevindt winger zich in de tweede leenwoordfase. De voetbalterm is namelijk een ontlening die zich niet beperkt tot een bepaald (sport)gebied, maar ook in andere sporttaken zijn toegang heeft gevonden (rugby, hockey, basket, enz.). Daarnaast wordt er binnen onze geattesteerde artikels ontzettend weinig expliciet geduid (aanhalingstekens (20 attestaties) of cursief (geen attestaties)) op de ‘vreemde’ oorsprong van het begrip. Winger staat stevig in onze Belgische sportverslaggeving en lijkt die positie goed te kunnen vasthouden, zelfs te versterken.

57

3.1.9. Besluit De voetbalterm winger is een niet-noodzakelijke ontlening uit het Engels. Het leenwoord verwijst naar een polyvalente vleugel- of buitenspeler die doorgaans vooral aanvallend schittert. Het begrip werd in geen van de drie woordenboeken opgenomen maar maakt wel deel uit van een grote groep synoniemen: vleugelspits, vleugelaanvaller, vleugelspeler, buitenspeler en links- of rechtsbuiten. In een analyse doorheen de tijd werd duidelijk gemaakt dat winger al langer wordt gebruikt (sinds 1994), maar zich pas in de laatste tien jaar wist te manifesteren. Binnen die recente groei vertoont het leenwoord vooral sterke pieken in de laatste twee jaren. In de geschreven pers resulteerde dat in 2014 in 212 attestaties. In de verschillende kranten en tijdschriften kon er qua winger-attestaties een onderscheid gemaakt worden tussen de gegevens uit uitgeversgroep Mediahuis en De Persgroep. Wat betreft Mediahuis vertoonden de kranten een gelijkaardige ontwikkeling zoals die zich in het algemeen voordoet. Dat wil zeggen dat de laatste twee jaar hoofdzakelijk pieken. In dat opzicht kunnen we dus veronderstellen dat Mediahuis verantwoordelijk is voor de verspreiding van winger. In De Persgroep doken winger-attestaties al veel constanter op. Dat HLN op kop staat met het hoogst aantal attestaties hoeft dan ook niet te verwonderen. Uit een vergelijking tussen de geschreven pers en de supportsfora aangaande de evolutie van het leenwoord winger, bleek dat we tot op een bepaalde hoogte over een analogie konden spreken. In die laatste zes jaar (2009-2014) duikt winger namelijk net als in de geschreven pers steeds frequenter op in de laatste twee à drie jaar. Het grote verschil is hier wel dat de term in het eindjaar 2014 een terugval ondervindt op de supportersfora. Van alle fora scoorde dat KRC Genk (regio Limburg) procentueel gezien het hoogst aantal attestaties (44%). De resultaten van de supportersfora leidden uiteindelijk tot twee hypothesen. Werd het leenwoord winger in de laatste tien jaar populairder of werd een rol als vleugelspeler in het algemeen gewoon belangrijker? In de onderzoeksvragen werd er dan ook synonymisch onderzoek opgesteld om daarin duidelijk te scheppen. Een eerste onderzoeksvraag ging over de positie van winger binnen de groep ‘vleugel’ varianten (vleugelspits, vleugelaanvaller, vleugelspeler, winger). Uit de resultaten van zowel de geschreven pers als de supportersfora (absoluut en relatief) bleek dat winger hier het meest werd gebruikt. De volgorde in frequentie kon daarbij gelinkt worden naargelang de specificatie en nuance van het begrip: winger > vleugelspeler > vleugelaanvaller > vleugelspits. Enkel op de supportersfora manifesteert vleugelaanvaller zich sterk in 2014 en steekt het vleugelspeler voorbij. Een tweede onderzoeksvraag ging opnieuw over de positie

58 van winger maar ditmaal tegenover alle synoniemen, inclusief buitenspeler(s) en links- of rechtsbuiten. Die laatste variant werd zowel absoluut als relatief duidelijk het meest gebruikt in de geschreven pers. Op de supportersfora stond links- of rechtsbuiten ook op kop, zij het minder nadrukkelijk. Buitenspeler bleek dan weer vooral een term voor de geschreven pers. De samenstelling scoort daarin meer dan alle ‘vleugel’-varianten maar doet op de supportersfora wel onder voor winger. Uit de relatieve frequentie bleek ook dat beide synoniemen terrein verloren aan het opkomende winger. De derde en laatste onderzoeksvraag had vooral betrekking op de populariteit van het leenwoord winger en een rol als vleugelspeler in het algemeen. De paragraaf was minder uitgebreid, maar trok vooral conclusies uit de gegevens van de voorgaande paragrafen. Uit de overkoepelende vergelijkingen (geschreven pers en supportersfora) van alle synoniemen konden we immers concluderen dat de vleugelspeler in het moderne voetbal belangrijker is geworden. De totaalgegevens van alle termen toonden procentueel een positieve evolutie. Per synoniem bleek evenwel (zoals net vermeld) dat sommige varianten een lichte terugval kennen omdat winger zijn langzame doorbraak nadrukkelijker voelbaar wordt. Wat betreft de verschillende leenwoordenfasen van Van de der Sijs (1996: 11) ten slotte bevindt winger zich in de tweede leenwoordfase. Het woord groeit in populariteit binnen het sportjargon en is dus niet zozeer gebonden aan een bepaalde tak. Daarnaast wordt het begrip niet als ‘vreemd’ ervaren of als zodanig aangeduid (aanhalingstekens of cursief).

59

3.2 Super Sunday

3.2.1. Inleiding Super Sunday is een uit het Engels ontleende uitdrukking en wordt als tweede voetbalterm aan een analyse onderworpen. In geen van de vier woordenboeken (GVD, GVNT, VDO en VT) werd de uitdrukking tot nog toe opgenomen, wat er al op wijst dat we met een recente ontlening te maken hebben. Super Sunday is een prototypisch voorbeeld van een exotisme dat onlangs als voetbalterm een doorbraak forceerde maar nog niet helemaal zeker is van een verder bestaan. Uit ons onderzoek zal moeten blijken hoe we die toekomst voorlopig kunnen inkleuren. Net zoals bij winger verduidelijken we in een eerste paragraaf de betekenis van de uitdrukking Super Sunday. Er wordt in dit geval vooral aandacht besteed aan de herkomst van het exotisme en de algemene invulling van het concept. Daarna wordt er opnieuw achtereenvolgens ingegaan op de attestaties doorheen de tijd, per kranten en tijdschriften en op de verschillende supportersfora. Deze casus sluit net zoals alle andere af met een antwoord op de onderzoeksvragen en een besluit.

3.2.2. Betekenis Oorspronkelijk komt het begrip Super Sunday uit het American football. Daar verwijst het naar ofwel de laatste zondag van januari ofwel de eerste zondag van februari waarop traditioneel de finale van het American football (NFL) of de Super Bowl wordt gespeeld. In ons corpus geattesteerde artikels konden jaarlijks verschillende referenties naar die authentieke Super Sunday teruggevonden worden.

Het gewone leven staat dit weekeinde even stil in de VS. Op Super Sunday is het Super Bowl Time en dan wordt de oorlog in Irak even op de reservebank gezet. (‘Een kamer zonder drempels’. In: Het Belang van Limburg, 03/02/2007)

Super Sunday is een begrip in de Verenigde Staten. De term wordt al sinds mensenheugenis gebruikt als verkorte vorm van Super Bowl Sunday, de zondag waarop de finale van de Amerikaanse National Football League (NFL) geprogrammeerd staat. (‘Hoogdag voor voetbal en commercie’. In: Het Nieuwsblad – Bijlage “Oostende-Westhoek”, 11/08/2013)

De populariteit van het originele evenement kan onmogelijk overschat worden. Super Sunday wordt jaarlijks door miljoenen Amerikanen gevolgd en laat wereldwijd een miljard (!) kijkers optekenen. Oorspronkelijk verwijst de uitdrukking dus naar een enorm sportevenement dat aan niemand onopgemerkt voorbijgaat.

60

Zondag, rond middernacht onze tijd, valt Amerika even helemaal stil. Niet door een ramp of door noodweer. Zondag wordt in Dallas de 45ste Super Bowl gespeeld. […] Dat 'stilvallen' uit de eerste zin van dit artikel mag u trouwens letterlijk nemen. Op Super Sunday is het merkelijk minder druk in de straten dan anders. (‘De Super Bowl’. In: De Standaard, 05/02/2011)

Naast het American football, kent ook het Engelse voetbal een Super Sunday. Het is die variant die recentelijk in onze Belgische verslaggeving werd overgenomen en in deze tweede casus wordt onderzocht. Het concept gaat in het Verenigd Koninkrijk terug op de Amerikaanse Super Sunday en werd om sportieve maar vooral ook commerciële redenen ingevoerd. In het Engelse voetbal verwijst Super Sunday in zekere zin ook naar een zondag die op sportief vlak belangrijk is en gepaard gaat met heel wat media-aandacht.

Voor deze speeldag had de Engelse pers het over Super Sunday en Grand Slam Sunday. Met Manchester-Arsenal en Chelsea-Liverpool nam de top-vier van vorig jaar het namelijk tegen elkaar op. (‘Arsenal knoopt aan met overwinning’. In: De Standaard, 18/09/2006)

In de editie 2013 kostte een reclamespotje van dertig seconden maar liefst vier miljoen euro. Geen wonder dus dat men ook in Europa interesse begon te tonen in het fenomeen Super Sunday. Via de Engelse Premier League, waar men besloot om meerdere voetbaltoppers op een en dezelfde dag te organiseren, dook het concept op in de Nederlandse Eredivisie. (‘Hoogdag voor voetbal en commercie’. In: Het Nieuwsblad/Bijlage “Oostende-Westhoek”, 11/08/2013)

Uit de bovenstaande geattesteerde artikels blijkt wel dat de invullingen van Super Sunday niet volledig overeenstemmen. Zo verwijst het begrip in het American football duidelijk naar de finale van de NFL-competitie, terwijl een Super Sunday in het voetbal niet noodzakelijk een uiteindelijke competitiewinnaar aanduidt. De speeldag blijft daarentegen wel belangrijker dan andere speeldagen omdat de top van de competitie (top-vier, top-vijf) onderlinge duels uitvecht die doorgaans cruciaal zijn voor het eindklassement. Super Sunday legt een voetbalcompetitie dus niet noodzakelijk in de definitieve plooi maar zorgt wel voor een duidelijke schifting. Dat concept van een Super Sunday, belangrijke topmachten die op een zondag worden gespeeld, duikt dus ook op in de Belgische verslaggeving en kan volgens Van der Sijs (1996: 11) gedefinieerd worden als een exotisme (een typisch buitenlands concept).

De eerste Super Sunday van het seizoen. Vier teams uit de top vijf tegenover mekaar! Om 18 uur: Cercle Brugge-Anderlecht. Om 20.30 uur: RC Genk-Club Brugge. Drie uur topvoetbal. (‘Ziet dat eerste ‘Super Sunday’ voor Genk eindigt in ‘Terrible Sunday’. In: Het Belang van Limburg, 29/10/2009)

61

[Wist u dat] …de zes teams uit Play-off 1 van vorig seizoen zondag tegenover elkaar staan? Super Sunday, heet dat dan. (‘Wist u dat?’ In: Het Nieuwsblad, 17/09/2011)

3.2.3. Onderzoeksvragen Wat betreft de ontleende uitdrukking Super Sunday kunnen we verschillende interessante onderzoeksvragen opstellen. In de betekenisomschrijving werd net aangehaald dat het concept Super Sunday (deels) zijn oorsprong vindt in de Engelse voetbalverslaggeving. Zijn er attestaties die nog naar die Engelse oorsprong terugverwijzen? En zijn er naast de Engelse en Belgische competitie ook andere voetbalcompetities met Super Sundays? Een tweede onderzoeksvraag heeft betrekking op de leenwoordfase waarin Super Sunday zich bevindt. Een snelle blik op onze geattesteerde artikels toont alvast aan dat Super Sunday zich volgens twee stilistische variabelen manifesteert: met of zonder aanhalingstekens (“”) en met of zonder hoofdletters (super sunday vs. Super Sunday). Hoe liggen precies de verhoudingen tussen die twee varianten? En wat vertellen ze ons over de status van de leenuitdrukking? De derde en laatste onderzoeksvraag heeft betrekking op de receptie van de uitdrukking en het concept Super Sunday. De ontlening bevat in ons voetballandschap immers niet de traditie zoals die in de Verenigde Staten en zelfs al in het Verenigd Koninkrijk achter het begrip schuilgaat. Daardoor kan het gebruik van Super Sunday kunstmatig of geforceerd aanvoelen. Zijn er attestaties uit de geschreven pers of supportersfora die hiervan getuigen? En kan de receptie verbonden worden met de algemene populariteit van de voetbalterm in de geschreven pers en op de supportersfora?

3.2.4. Overzicht attestaties Door in Gopress Academic de paramater ‘exacte zin’ aan te klikken oftewel aanhalingstekens (“”) te gebruiken werden voor de zoekopdracht ‘“Super Sunday” OR “Super Sundays”’ al heel wat irrelevante artikels achterwege gelaten. Dat leverde in het totaal 349 attestaties op waarvan er 258 bruikbaar waren voor ons onderzoek. Er moet daarbij wel vermeld worden dat enkel de ‘Super Sunday’-attestaties in een voetbalcontext als bruikbaar werden aangerekend. Binnen deze scriptie wordt er immers gepeild naar de status van verschillende ontleningen in de voetbaltaal. Zoals verderop in de paragraaf wordt uitgelegd, werden attestaties uit andere sporten, en dan vooral het American football, apart gehouden. De uiteindelijke verhouding tussen het totaal aantal attestaties en het bruikbaar attestaties wordt in de onderstaande grafiek weergegeven en vervolgens besproken.

62

Totaal aantal attestaties vs. bruikbaar aantal attestaties

120

100

80

60

40

20

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Totaal aantal attestaties Bruikbaar aantal attestaties

Het verschil tussen het totaal aantal attestaties en het bruikbaar attestaties bedraagt in deze tweede casus 91 kranten- en tijdschriftenartikels. Een deel daarvan zijn opnieuw dubbele en driedubbele attestaties. Voor Super Sunday werden in het totaal 20 van die overgenomen artikels of dubbele regionale uitgaven opgetekend en geschrapt. Hierboven werd al vermeld dat ‘Super Sunday’-attestaties met betrekking tot andere sporten niet als bruikbaar werden beschouwd. In de volgende tabellen wordt telkens een overzicht gegeven van het totaal aantal attestaties die per sport werden weggelaten binnen onze vaste afgebakende periode (2005-2014). In totaal werden hier 27 ‘Super Sunday’- resultaten geregistreerd en weggelaten.

Sport A’ Football Basketbal Atletiek Volleybal Tennis Attestaties 9 5 4 2 2

Sport Hockey Veldrijden Rugby / Totaal Attestaties 2 2 1 / 27

De overige 44 onbruikbare artikels waren gevarieerder van invulling. Zo waren een 11-tal geattesteerde artikels over het radioprogramma Super Sunday van Studio Brussel en konden we 8 attestaties terugvinden binnen de (inter)nationale politieke berichtgeving. In dat laatste geval ging het vooral over een Super Sunday waarop regionale, federale en Europese verkiezingen samenvielen.

63

'Super Sunday', het zondagmiddagprogramma van jongerenzender Studio Brussel, wordt voortaan gepresenteerd door Joris Lenaerts. (‘‘Dit is een droom die in vervulling gaat’’. In: Het Nieuwsblad/Kempen, 13/01/2011)

Dankzij de stommiteit van Di Rupo op zijn allereerste ministerraad kan De Wever de gigantische inzet van super sunday 2014 (dan vallen regionale, federale en Europese verkiezingen samen) krachtig formuleren. (‘Op naar Super Sunday 2014’. In: Het Nieuwsblad, 05/03/2012).

Ver van ons bed zijn die verkiezingen dus niet. Integendeel. Super Sunday moet duidelijk maken in welke mate een bocht in het beleid mogelijk wordt. En in welke mate de bevolking nog steun geeft aan het Europese project, de euro op kop. (‘Super Sunday zet koers eurozone uit’. In: De Tijd, 05/05/2012)

De laatste 25 irrelevante attestaties waren nog uiteenlopender en gingen van een actie in een sport- en vrijetijdscentrum tot een Super Sunday in een plaatselijk danscafé.

Zondag 29 november is Super Sunday in het Roeselaarse fitnesscenter Vision21. (‘Artikel zonder titel’. In: Het Nieuwsblad/Roeselare-Tielt-Izegem, 27/11/2009)

Zowel op vrijdagavond als op zaterdagavond zijn er dj-sets en is er gratis cava voor middernacht. Zondag is er dan een Super Sunday. (‘Danscafé Par Hazard weer open’. In: Het Laatste Nieuws/Denderstreek, 29/10/2010)

3.2.5. Attestaties doorheen de tijd Na de betekenisomschrijving en het scheiden van bruikbare en onbruikbare ‘Super Sunday’- attestaties, kunnen we in deze vijfde paragraaf de bruikbare attestaties doorheen de tijd bekijken. In de eerstvolgende tabel en grafiek wordt het totaal aantal bruikbare attestaties per onderzoeksjaar weergegeven.

‘Super Sunday’-attestaties doorheen de tijd

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Attestaties 7 3 20 16 9 21 12 80 62 28

Uit de bovenstaande gegevens doorheen de tijd blijkt dat Super Sunday nadrukkelijker piekte in 2012 en 2013 met respectievelijk 80 en 62 bruikbare attestaties. In de voorgaande jaren (2005-2011) liggen die frequenties beduidend lager en duikt Super Sunday nogal onregelmatig op. Ook het eindjaar 2014 valt na die tweejarige piek terug naar 28 geattesteerde artikels. Een grafische weergave van de gegevens toont dan ook duidelijk aan dat Super Sunday zich de afgelopen tien jaren nogal grillig manifesteerde.

64

Bruikbare ‘Super Sunday’-attestaties doorheen de tijd

90 80 80

70 62 60

50

40 28 30 20 21 20 16 12 9 10 7 3 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Wanneer we de ‘Super Sunday’-artikels van naderbij bekijken en rekening houden met de veranderingen in het voetballandschap van de laatste tien jaar, dan kan dat onregelmatig patroon grotendeels verklaard worden. Wat betreft de allereerste1 attestaties uit 2005 werd de frequentie van Super Sunday vooral incidenteel bepaald. Daarmee bedoelen we dat de uitdrukking nog niet regelmatig door journalisten of redacties werd gebruikt, maar vooral in interviews of artikels opduikt als een originele vergelijking. Zes van de zeven resultaten uit 2005 refereren bijvoorbeeld naar de kwinkslag die toenmalig Club Brugge-trainer Trond Sollied maakte na een belangrijke overwinning tegen KAA Gent.

Dankzij de dodelijke efficiënte Rune Lange en de alweer betrouwbare Tommy Butina liep Club twee extra punten uit op Anderlecht. Tot groot jolijt van Trond Sollied. «Super Sunday», zei de Noor vooraleer hij zich blijgezind uit het Ottenstadion repte. (‘“Super Sunday”’. In: Het Laatste Nieuws, 24/01/2005)

'Super Sunday voor Club' Club Brugge zette gisteren in Gent opnieuw een stap dichter richting titel. […] "Eind mei is de competitie gespeeld. Maar toegegeven, we hebben hier een heel goede zaak gedaan. 'A Super Sunday', zoals mijn délégué zei", aldus een lacherige Sollied. (‘Competitieleider wint met 0-1 in Gent en loopt verder uit op Anderlecht’. In: De Morgen, 24/01/2005)

1 Enkel in 2004 werd er nog één oudere Super Sunday in het voetbaljargon geregistreerd. De ontleende uitdrukking ontwikkelde zich dus wel degelijk in de laatste tien jaar. 65

Vanaf 2006 verschijnt er doorgaans ook jaarlijks een aandeel aan ‘Super Sunday’-attestaties die verwijzen naar de Engelse Super Sunday (cf. infra ‘Toelichting bij de onderzoeksvragen’) of een Nederlandse variant. Wanneer we de artikels erop nakijken zijn dat voor 2006, 2007 en 2008 respectievelijk 3, 15 en 11 geattesteerde artikels die over een Super Sunday in het buitenland gaan. In die vroegste periode is het concept Super Sunday dus wel gekend maar wordt het nog niet zozeer toegepast op de Belgische competitie. Vanaf 2009 en 2010 lijkt daar enigszins verandering in te komen. Een belangrijk gegeven uit het Belgisch voetbalseizoen van 2009/2010 is de invoering van het omstreden play-offsysteem. Doordat de top-zes van de competitie in de laatste twee maanden van het voetbalseizoen nog tien onderlinge duels moet uitvechten, zijn er theoretisch gezien meer Super Sundays mogelijk. Een inhoudelijke analyse van de geattesteerde artikels uit deze periode leert ons dat de competitiehervormingen er verder ook voor zorgden dat het doen en laten van de kalendercommissie heel wat meer aandacht kreeg. Hun planning van zowel het reguliere seizoen als de play-offs werd steevast grondig geanalyseerd en becommentarieerd door de geschreven pers. Het is in die context dat journalisten ook beduidend meer ‘Super Sunday’ gingen gebruiken voor zondagse topmatchen in het Belgische voetbal.

Twaalf wedstrijden kregen van de Kalendercommissie van de voetbalbond een nieuwe datum. Zondag 8 november wordt Super Sunday met Genk-Anderlecht en Standard- Club Brugge. (‘Standard-Club op zondag 8 november’. In: Het Nieuwsblad, 26/09/2009)

De kalendercommissie legde tot en met eind oktober de definitieve speeldata vast. Zondag 3 oktober is 'super sunday' Club-Gent en Standard-Anderlecht. (‘Club-Gent en Club-Standard op zondagnamiddag’. In: Het Nieuwsblad, 28/08/2010)

Het spreekt vanzelf dat de ontleende uitdrukking in diezelfde (en de volgende) jaren steeds opnieuw werd bovengehaald wanneer de Super Sunday in kwestie voor de deur stond. Die alternatieve planning van topmatchen op zondag gebeurde volgens de Pro League wel niet geheel willekeurig. In een artikel uit 2013 staat over de opkomst van Super Sunday het volgende te lezen.

'Super Sunday is in het Belgische voetbal vooral uit toeval gegroeid', zegt Ludwig Sneyers, ceo van de Pro League. 'Doordat veel van onze toppers Europees actief zijn op donderdag, is het logisch dat zij hun daaropvolgende competitiewedstrijden op zondag afwerken. Naar Nederlands model vonden wij het dan ook een goed idee om die wedstrijden tussen de toppers te groeperen op één speeldag. Dat zorgt voor een extra dimensie in onze voetbalcompetitie.' (‘Hoogdag voor voetbal en commercie’. In: Het Nieuwsblad/Bijlage “Oostende-Westhoek”, 11/08/2013)

66

De bovenstaande factoren (kalendercommissie legt topmatchen op zondag, journalisten hanteren veelvuldig het concept Super Sunday en er is aandacht voor Super Sundays in zowel binnen- als buitenland) vertonen in 2012 de ideale combinatie. Het jaar culmineert met 80 attestaties en onderscheidt zich zodoende van al de rest. Wanneer we de geattesteerde artikels uit 2012 van naderbij bekijken, kunnen er drie cruciale invloeden worden opgetekend:

 Twee Super Sundays uit de play-offs van het seizoen 2011/2012 genieten heel wat aandacht. Het gaat hier om 17 geattesteerde artikels.  Er is sprake van verschillende Super Sundays in het buitenland (5) en in de lagere Belgische voetbalklassen (11).  De reguliere competitie van het seizoen 2012/2013 kent drie verschillende Super Sundays die elk opnieuw heel wat aandacht krijgen in de verslaggeving (40).

Om Anderlecht en Club Brugge niet te zwaar te belasten in het zoektocht naar een Champions League-ticket werd de eerste topper pas op speeldag zes geprogrammeerd. Dat weekend (1 en 2 september) staat er zelfs een heuse Super Sunday op het menu met Club Brugge-Standard en Anderlecht-Genk. (‘Kortrijk-Anderlecht opener competitie’. In: Het Belang van Limburg, 12/06/2012)

De kalendercommissie maakte de speeldata bekend tot en met de elfde speeldag. Op 7 oktober is er een tweede Super Sunday met Standard-Anderlecht om 14.30 uur en Club Brugge-RC Genk om 18 uur (‘Volgende Super Sunday op 7 oktober’. In: Het Nieuwsblad/Bijlage “Waasland”, 01/09/2012)

Voor de derde maal dit seizoen is er een Super Sunday geprogrammeerd waarbij vier toppers mekaar op zondag in de ogen kijken. Anderlecht kan Racing Genk op 14 punten zetten (7 bij het begin van de play-offs), maar de interessantste partij lijkt Standard-Club Brugge. (‘Echt test voor Club en Standard’. In: Het Nieuwsblad/Bijlage “Oostende-Westhoek”, 23/12/2012)

Door die grote aandacht in 2012 lijkt een concept als Super Sunday zijn doorbraak geforceerd te hebben. Toch bemerken we in onze geattesteerde artikels een vermindering van 20 attestaties in 2013. Als we ook de artikels uit dat jaar doornemen blijkt evenwel dat het jaar over een gelijkaardige samenstelling beschikt als 2012. De kalendercommissie zorgt voor een aantal veelbelovende zondagen, er is aandacht voor Super Sundays in het buitenland en de lagere klassen en het seizoen 2013/2014 opent opnieuw met een Super Sunday. Enkel de play- offs van het vorige seizoen 2012/2013 zorgen ditmaal voor niet zo veel animo op zondag.

Super Sunday baarde een muis. Twee gelijke spelen zorgden voor de status quo, waarvoor een gehandicapt Genk - dat door de uitschuiver van KV Mechelen al voor

67

aanvang van de match nu ook mathematisch zeker was van play-off 1 - vooraf had willen tekenen. (‘Status quo’. In: Het Belang van Limburg, 25/02/2013)

Waar de terugval in 2013 nog enigszins verklaard kon worden door tegenvallende play-offs, ligt dat voor 2014 al heel wat moeilijker. Het eindjaar heeft met 28 geattesteerde artikels 34 attestaties minder tegenover het voorgaande jaar. De spanningsvariabele van de play-offs kon in 2013 nog een verklaring bieden voor de lichte terugval, maar die factor is niet bepalend genoeg om een afname van 50 attestaties over twee jaar te verantwoorden. De uitdrukking lijkt in 2014 vooral in de lagere klassen stand te houden met 9 geattesteerde artikels. Tegenwoordig ziet het er veelal naar uit dat Super Sunday vooral een hype is die van bovenuit (Pro League, kalendercommissie, enz.) levende werd gehouden. In de derde onderzoeksvraag wordt er dieper ingegaan op die ‘invoer’ van het concept. Daarbij pogen we de receptie van Super Sunday in de geschreven pers en op de supportersfora te verbinden met zijn negatieve evolutie in de laatste twee jaar.

3.2.6. Attestaties in kranten en tijdschriften Naast een verspreiding doorheen de tijd, wordt van elke ontleende term of uitdrukking ook de verspreiding in de verschillende kranten en tijdschriften bekeken. In de bovenstaande analyse werd net duidelijk gemaakt dat Super Sunday voor het leeuwendeel van onze afgebakende periode een onregelmatig patroon vertoont. Enkel in de laatste drie jaren komt de uitdrukking iets nadrukkelijker naar voren. Het is dan ook interessant om te kijken welke kranten en/of tijdschriften er verantwoordelijk zijn voor die recente opkomst. De onderstaande tabel geeft per krant of tijdschrift en per jaar het totaal aantal bruikbare ‘Super Sunday’-attestaties weer.

‘Super Sunday’-attestaties in kranten en tijdschriften

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal HNB 1 0 6 5 2 6 4 26 23 2 75 HBVL 1 0 2 4 2 5 2 20 15 11 62 HLN 3 1 7 1 3 4 4 18 9 12 62 GVA 0 0 2 3 0 2 1 5 13 3 29 DS 1 1 2 1 1 2 0 8 1 0 17 DM 1 1 1 2 1 2 1 3 1 0 13 SVM 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 KNACK 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DT 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Totaal 7 3 20 16 9 21 12 80 62 28 258

68

Uit de bovenstaande gegevens kunnen we afleiden dat drie van de zes kranten (HNB, HBVL, en HLN) een duidelijke piek vertonen in 2012. In 2013 valt HLN echter terug naar 9 geattesteerde artikels en neemt GVA met 13 attestaties zijn rol over. De terugval in ‘Super Sunday’-attestaties in 2014 is het best zichtbaar in HNB en GVA. HNB valt met 26 attestaties in 2012 en 23 attestaties in 2013 terug naar een schamele 2 attestaties in 2014. GVA keert terug van 13 geattesteerde artikels in 2013 naar 3 attestaties in 2014. Op zich valt er over de overige resultaten weinig te vermelden. Super Sunday verspreidt zich ongeveer gelijkmatig over alle kranten gedurende die eerste periode van zeven jaar (2005-2011) en verschijnt geen enkele keer in de geraadpleegde tijdschriften. In de algemene rangschikking komt eenzelfde structuur naar voren zoals die in 2012 en 2013 te zien is. HNB, HBVL en HLN scheiden zich duidelijk af van de rest waardoor er twee groepen ontstaan. Een eerste groep met HLN (62), HBVL (62) en HNB (75) duidelijk aan kop. Een tweede groep die volgt met GVA (29), DS (17) en helemaal achteraan DM (13). De drie kranten uit de eerste groep (HLN, HBVL en HNB) zijn samen uiteindelijk verantwoordelijk voor 195 attestaties of 77 procent van het totaal aantal bruikbare geattesteerde artikels. Noemenswaardige structuren met betrekking tot de overkoepelende uitgeversgroepen, werden in deze tweede casus niet gevonden. De gegevens uit de kranten leverden uiteindelijk weinig bruikbare stof op. Een diepere analyse van een bepaalde krant of uitgeversgroep werd dan ook achterwege gelaten.

Verspreiding van Super Sunday over kranten (2005-2014)

80 75

70 62 62 60

50

40 29 30

20 17 13 10

0 HNB HBVL HLN GVA DS DM

69

4.2.7. Supportersfora De resultaten van de geschreven pers toonden aan dat Super Sunday vanaf 2010 nadrukkelijker en bewuster gebruikt wordt om in 2012 vervolgens te culmineren met 80 geattesteerde artikels. Het is uiterst interessant om die cruciale periode (2009-2014) in de geschreven pers te vergelijken met de frequentie op de supportersfora. De selectie van onze vijf fora (kwantitatief voldoende ondersteunend voor de laatste zes jaar) blijkt voor deze casus dus ideaal. Het is in deze paragraaf de bedoeling om te kijken in hoeverre de supporters de ‘Super Sunday’-hype overnemen. Hoe vaak wordt er over de toppers op zondag in termen van een Super Sunday gesproken? Slaat het concept aan of is de uitdrukking hen volledig ontgaan? In de onderstaande grafiek wordt het aantal ‘Super Sunday’-attestaties per jaar en per forum weergegeven.

‘Super Sunday’-attestaties op supportersfora Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Zulte Waregem 1 1 2 0 5 0 9 KRC Genk / 1 0 1 4 0 6 KAA Gent 0 0 0 3 2 1 6 Beerschot Wilrijk 1 0 0 3 0 1 5 Cercle Brugge 0 0 1 1 0 0 2 Totaal 2 2 3 8 11 2 28 Wat meteen opvalt is dat we voor Super Sunday op de supportersfora met ontzettend lage frequenties te maken hebben. Op de vijf onderzochte fora werd de uitdrukking in de afgelopen zes jaar maar 28 keer geattesteerd. Nochtans zijn drie van de vijf fora verbonden aan clubs die de laatste jaren af en toe genoemd werden in de context van een Super Sunday en afwisselend deelnamen aan play-off 1. Het gaat hier om KRC Genk, KAA Gent en SV Zulte Waregem. Wanneer we inhoudelijk kijken naar de berichten, merken we dat 22 van de 28 attestaties wel over de Belgische Super Sundays gaan.

En ik dacht ook dat het een "super sunday" was met Standard-Brugge en Genk Anderlecht of andersom... Dus als we winnen lopen we met wat geluk in op de ganze top 3... en komen we mss zelfs in de top 3... (Gebruiker ‘ratattak’. In: Kielse rat, 02/11/2009)

Super sunday is volledig kapot gefloten. Standard - Anderlecht moest altijd 0-5 geweest zijn (hoewel ik liever had dat Standard won dus ben eigenlijk wel content maar objectief gezien 0-5). (Gebruiker ‘machoforlife’. In: Buffalo Forum, 07/10/2012)

70

In vergelijking met de hoeveelheid forumberichten die dergelijke topmachten doorgaans opleveren, is dat natuurlijk maar een fractie. Super Sunday blijkt op de fora dus niet zo populair. De overige zes geattesteerde berichten zijn er vier over buitenlandse Super Sundays en twee over de competitiehervormingen of het concept Super Sunday op zich.

Super Sunday ! Ajax - Feyenoord 2-0 Celtic - Rangers 0-0 Inter Milan - AC Milan 2- 1. En dat allemaal op een rij, met een pauze tussen. Zelden zulke schitterende wedstrijden gezien op 1 dag. (Gebruiker ‘Rafa’. In: EsseveeForum, 15/02/2009)

Chelsea weer punten laten liggen en Torres was enorm slecht vondek. Lukaku kwartier mogen invallen en deed da goed, gevoel dat hij de komende weken wat meer speelgelegenheid gaat krijgen. Benieuwd voor volgende match.. Geduld van chelsea supporters lijkt op te geraken dus go lukaku! Super sunday! (Gebruiker ‘fré’. In: Buffalo forum, 22/01/2012)

Omdat we in deze tweede casus voor de supportersfora met een heel beperkt aantal bruikbare frequenties moeten werken, werd er louter inhoudelijk naar de attestaties gekeken en bijgevolg geen vergelijkende grafiek opgesteld. Hooguit de piekjaren zouden tussen de twee communicatieplatformen overeenstemmen, maar de frequentie op de supportersfora (28) blijft te beperkt om daaromtrent sluitende conclusies te formuleren. Samengevat blijkt de ontleende uitdrukking dus niet zo populair bij de gewone voetbalsupporter. Super Sunday leverde voor alle supportersfora samen maar 28 bruikbare attestaties op. In de derde onderzoeksvraag (cf. infra) zal er dieper worden ingegaan op de receptie van het begrip ‘Super Sunday’. Bij het doornemen van de berichten viel immers op dat verschillende supporters zich negatief uitlieten over het concept Super Sunday en de totstandkoming van het fenomeen. Het begrip is de supporters met andere woorden dus zeker niet ontgaan. Super Sunday slaat vermoedelijk simpelweg niet aan of wordt alleszins niet meteen blindelings overgenomen.

3.2.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen

3.2.8.1. Engelse oorsprong In deze voorlaatste paragraaf worden de drie eerder gestelde onderzoeksvragen behandeld. In een eerste onderzoeksvraag vroegen we ons af in hoeverre de Engelse oorsprong van de uitdrukking Super Sunday nog uit de geattesteerde artikels valt af te leiden. Het begrip werd in de begin jaren (2006-2008) immers vooral gebruikt om naar buitenlandse competities te verwijzen. Hoe ligt die verhouding nu voor alle onderzoeksjaren? En wordt Super Sunday eventueel ook toegepast op andere competities?

71

‘Super Sunday’-attestaties in de geschreven pers per competitie

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Bel. 6 0 5 5 9 21 12 75 51 28 212 Eng. 1 3 7 5 0 0 0 5 6 0 27 Ned. 0 0 8 6 0 0 0 0 5 0 19 Totaal 7 3 20 16 9 21 12 80 62 28 258 Het totale corpus van ‘Super Sunday’-attestaties (258) kan uiteindelijk opgedeeld worden in drie verschillende groepen. De eerste en grootste groep zijn de attestaties die verwijzen naar de Belgische competitie of Jupiler Pro League. Die groep staat duidelijk bovenaan met 212 geattesteerde artikels oftewel 82% van de ‘Super Sunday’-attestaties. De eerste achtervolger is de groep met referenties naar de Engelse competitie of Barclays Premier League. Het zijn die attestaties die in zekere zin terugverwijzen naar de originele Super Sunday en belangrijk zijn binnen deze eerste onderzoeksvraag. Met 27 geattesteerde artikels is de Engelse groep verantwoordelijk voor 10% van het totaal aantal attestaties. De verdeling wordt ten slotte aangevuld door de Nederlandse Super Sundays uit de Eredivisie. Die staat met 19 geattesteerde artikels of ongeveer 7% van de ‘Super Sunday’-attestaties duidelijk achteraan. Uit de totale gegevens van ‘Super Sunday’-attestaties valt niet zo nadrukkelijk af te leiden dat het begrip werd grootgebracht in de Engelse competitie. Puur kwantitatief ligt het aandeel van die Engelse competitie (27 attestaties of 11%) dicht in de buurt bij dat van de Nederlandse competitie (19 attestaties of 7%). Met betrekking tot het begrip zelf blijft de Engelse oorsprong door de term ‘Sunday’ natuurlijk onmiskenbaar.

19

27

Belgische competitie Engelse competitie Nederlandse competitie

212

72

Het resultaat van de bovenstaande analyse is niet geheel verwonderlijk. Uit de analyse doorheen de tijd bleek immers al dat Super Sunday niet zozeer doorheen de jaren gegroeid is, maar vooral sinds de invoering van de play-offs plotsklaps definitief werd overgenomen. In het eerder vermelde artikel ‘Hoogdag voor voetbal en commercie’ van HNB (cf. supra) noemt de CEO van de Pro League Super Sunday een toevallige (maar commercieel waarschijnlijk heel bewuste) evolutie. Doordat de Belgische topploegen het Europees steeds beter deden en die wedstrijden op donderdag moesten spelen, was de kalendercommissie dikwijls genoodzaakt aan zijn planning te sleutelen. Om het ‘probleem’ meteen sportief en commercieel interessant op te lossen, kregen die ploegen de voorkeur om zondags te spelen.

Zoals steeds krijgen de ploegen die Europees spelen immers een 'beschermd statuut'. Het doel is die clubs meer kans te geven om Europees door te stoten en zo de Belgische coëfficiënt te verbeteren door hen geen topmatchen vlak voor of vlak na een Europese wedstrijd te geven alsook voldoende rustdagen te plannen. (‘Iedereen tevreden’. In: Het Laatste Nieuws, 12/06/2012)

Net zoals in Nederland werd het concept Super Sunday dus vrij direct geïmplementeerd en is er van een geleidelijke, natuurlijke groei geen sprake. Dat werd niet alleen in deze eerste onderzoeksvraag bevestigd, maar bleek ook al uit de resultaten van de geschreven pers en de populariteit op de supportersfora. Die laatste cruciale factor, de populariteit of receptie op de supportersfora, wordt in de derde onderzoeksvraag uitvoeriger besproken.

3.2.8.2. Leenwoordfase door stilistische kenmerken De tweede onderzoeksvraag van deze casus gaat over de verschillende stilistische varianten waarin Super Sunday opduikt. Ons omvangrijk corpus aan ‘Super Sunday’-attestaties omvat een aantal uiteenlopende vormen van de ontleende uitdrukking. Zo is er een onderscheid in het gebruik van aanhalingstekens, ‘Super Sunday’ of Super Sunday, en hoofdletters, ‘super sunday’ of ‘Super Sunday’. In ons theoretisch kader werd aangehaald hoe Van der Sijs (1996: 11) die variaties als indicatoren beschouwd voor bepaalde leenwoordfasen. Exotismen zoals Super Sunday zouden kenmerkend zijn voor de eerste leenwoordfase en gekarakteriseerd worden door aanhalingstekens. Een originele spelling (hoofdletters) kan dan weer duiden op zowel de eerste als tweede leenwoordfase. Via een analyse van deze twee varianten willen we te weten komen in welke fase Super Sunday zich precies bevindt. Op die manier kunnen we onze uiteindelijke conclusie over de leenwoordstatus van Super Sunday met stilistische argumenten onderbouwen.

73

De eerste analyse die gemaakt wordt heeft betrekking op de aanhalingstekens (“”). Een overheersend gebruik van aanhalingstekens zou namelijk betekenen dat Super Sunday zich als exotisme nog in de eerste leenwoordfase bevindt. Begrippen uit de eerste leenwoordfase worden door de taalgebruikers vaak nog als ‘vreemd’ ervaren en om die status te benadrukken worden vervolgens aanhalingstekens toegevoegd. In de onderstaande tabel wordt de uiteindelijke verdeling tussen beide varianten gegeven.

‘Super Sunday’ met en zonder aanhalingstekens (“”)

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Met (“”) 2 2 6 0 0 3 5 12 13 7 50 Zonder (“”) 5 1 14 16 9 18 7 68 49 21 208 Totaal 7 3 20 16 0 21 12 80 62 28 253 De resultaten van deze eerste stilistische variabele zijn vrij duidelijk. Ongeveer een vierde van het totaal aantal bruikbare ‘Super Sunday’-attestaties (50) wordt nog met aanhalingstekens geschreven. Al de andere geattesteerde artikels (208) gebruiken geen aanhalingstekens meer. Wat zegt dat voorlopig over de status van Super Sunday? De bovenstaande gegevens zijn een eerste aanwijzing dat Super Sunday misschien niet zo nadrukkelijk tot die eerste leenwoordfase behoort. Het leeuwendeel van onze gegevens wordt namelijk niet benadrukt door aanhalingstekens wat de inburgering van de ontleende uitdrukking ten goede komt. Super Sunday is op die manier wel degelijk een leenwoord en geen ‘vreemd’ element meer. Zit Super Sunday dan misschien al in de tweede leenwoordfase? In het theoretisch kader werden de twee belangrijkste kenmerken voor die fase, zoals ze door Van der Sijs (1966: 1) in het Leenwoordenboek werden vastgelegd, al eens aangehaald. Als eerste kenmerk wordt een begrip uit de tweede leenwoordfase al wat vaker buiten zijn specifieke context gebruikt. Wat betreft Super Sunday bleek al uit onze verdeling tussen bruikbare en onbruikbare attestaties in de derde paragraaf (cf. supra) dat de uitdrukking ook al in de politieke berichtgeving (8) en binnen commerciële promoties wordt ingezet Een tweede kenmerk dat door Van der Sijs (1996: 11) werd opgegeven is dat de ontleende term of uitdrukking qua klank, spelling of woordvorming zijn originele vorm behoudt en zodoende afwijkt van de Nederlandse standaard. Om Super Sunday aan die tweede parameter te kunnen toetsten, werd er naast die aanhalingstekens nog een tweede stilistische eigenschap geanalyseerd. Wat is de verhouding tussen ‘Super Sunday’-attestaties met en ‘super sunday’- attestaties zonder hoofdletters? De variant met hoofdletters is de originele Engelse schrijfwijze, diegene zonder hoofdletters is aangepast aan het Nederlandse taalsysteem.

74

‘Super Sunday’ met en zonder hoofdletters

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Met ‘SS’ 6 3 19 16 9 17 11 75 59 27 242 Zonder ‘SS’ 1 0 1 0 0 4 1 5 3 1 16 Totaal 7 3 20 16 9 21 12 80 59 27 258 De resultaten van deze tweede stilistische variabele zijn nog duidelijker dan de voorgaande. Maar 16 geattesteerde ‘super sundays’ werden zonder hoofdletters geschreven. Dat is slechts 6 procent van het totaal aantal bruikbare ‘Super Sunday’-attestaties. Rekening houdend met deze tweede analyse is kunnen we definitief stellen dat Super Sunday zich in de tweede leenwoordfase bevindt. De ontleende uitdrukking wordt voornamelijk zonder aanhalingstekens geschreven, werd al buiten zijn specifieke context gebruikt (politiek, promotie) maar blijft zijn originele schrijfwijze met twee hoofdletters behouden. Zolang die vorm primeert blijft Super Sunday een leenuitdrukking uit de tweede fase. Het kan alleen maar aanspraak maken tot de derde leenwoordfase wanneer het zich aanpast aan de Nederlandse spelling en onder andere zijn hoofdletters achterwege laat. Die stevige positie in een bepaalde leenwoordfase staat natuurlijk wel niet garant voor een blijvend succes (en dus bestaan). De recentste gegevens zoals we die in de analyse doorheen de tijd en op de supportersfora konden zien beloven immers een niet al te rooskleurige toekomst. In de derde en afsluitende onderzoeksvraag wordt er gepoogd duidelijkheid te scheppen in die veronderstelling.

3.2.8.3. Receptie in de geschreven pers en op de supportersfora Tot hiertoe werd er al meermaals aangehaald dat de recente kwantitatieve gegevens van Super Sunday weinig goeds beloven. Zowel in de verschillende kranten als op de supportersfora kent de term in de laatste twee jaar (ondanks de doorbraak in 2012) een steeds minderend succes. In deze derde onderzoeksvraag proberen we verder te kijken dan die kwantitatieve gegevens en onderzoeken we of de geattesteerde artikels ook inhoudelijk die indruk geven. Zijn er journalisten (geschreven pers) of supporters (supportersfora) die zich evaluatief uitlaten over het concept Super Sunday? Is er sprake van een bepaalde connotatie die met de ontleende uitdrukking gepaard gaat? In de paragraaf over de supportersfora (cf. supra) werd al even kort vermeld dat sommige gebruikers niet staan te springen voor Super Sundays. Gaat het hier over verschillende fora of geïsoleerde gevallen? In wat volgt wordt er gepoogd een antwoord te bieden op de bovenstaande vragen. Daarbij zal het gaan over de context waarin

75

Super Sunday zijn doorbraak kende (competitiehervormingen, televisierechten, enz.) en de waarde van een traditioneel begrip als Super Sunday in ons Belgisch voetballandschap. Uit de geschreven pers kunnen we een aantal geattesteerde artikels halen die zich vragen lijken te stellen bij het concept ‘Super Sunday’. Dat kan gaan van kleine nuances tot expliciete uiteenzettingen. Het artikel uit HNB getiteld ‘Super Sunday, de enige echte’ is een mooi voorbeeld van een (verdoken) lichte kritiek. Het artikel geeft in zijn titel te kennen dat er strikt genomen maar één Super Sunday is, namelijk die uit de Engelse competitie. De journalist vermeldt daarenboven dat elk ander afkooksel, waaronder dus die Belgische ‘Super Sunday’-varianten, verbleekt bij de traditionele voetbalzondag.

In de Premier League staat een Super Sunday op het programma en daar verbleekt elk afkooksel bij. Met Manchester United tegen Liverpool en Chelsea tegen Arsenal nemen vier ploegen die actief zijn in de kwartfinales van de Champions League het tegen elkaar op. (‘Super Sunday, de enige echte’. In: Het Nieuwsblad, 22/03/2008)

De volgende twee geattesteerde artikels zijn heel wat explicieter in hun boodschap. Het eerste voorbeeld dateert van 2010, de beginperiode van de Belgische Super Sundays. In een artikel voor HNB stelt vaste voetbalcommentator van Sporza Radio Peter Vandenbempt zich vragen bij de zogenaamde Super Sunday. In een uitvoerige analyse over Club Brugge en de toenmalige trainer Adrie Koster schrijft Vandenbempt het volgende:

De herfstige melancholie van het kerkhof met Allerheiligen, ideaal om weer tot rust te komen na de 'opwinding' van Super Sunday. Wie verzint zoiets voor het Belgisch voetbal? Bij ons toch echt niet meer dan een papieren titel, misschien kan hij bij deze ten grave gedragen worden. Soit. (‘Sudoku’. In: Het Nieuwsblad, 03/11/2010)

Ook chef sport van HLN Stephan Keygnaert brengt twee jaar later in 2012 een gelijkaardige boodschap naar voren. In een verslag over de wedstrijd tussen Standard Luik en RSC Anderlecht is zijn kritiek ongezouten.

Super Sunday - wat een dwaas epitheton om de Jupiler Pro League toe te dichten; in Amerika is Super(bowl) Sunday een waar feest - stond ook enkele uren later in Brugge bol van de oncontroleerbare emoties. (‘Onze commentaar’. In: Het Laatste Nieuws, 08/10/2012)

Naast de attestaties van de geschreven pers werden ook de reacties van de forumgebruikers doorgenomen. Inhoudelijk wordt in het beperkt aantal geattesteerde artikels (28) niet zo enthousiast gecommuniceerd over het concept Super Sunday. De term wordt nogal lacherig aangehaald en de kritiek is nog ongekuister dan die in de geschreven pers. Net als die laatste zijn ook de supporters er zich van bewust dat een vergelijking tussen de topmatchen in België 76 en de Super Sundays niet opgaat. De Jupiler Pro League moet ten eerste al aan heel wat kwaliteit onderdoen ten opzichte van de Barclays Premier League (wereldwijd waarschijnlijk de beste competitie) en heeft (nog?) niet een traditie van Super Sundays zoals die in Engeland al bestaat. Het voetballandschap van de Premier League wordt dan ook veel nadrukkelijker gekleurd door verschillende derby’s (Manchester derby, Merseyside derby, North London derby, enz.) en bijgevolg ook Super Sundays. De meest uitgesproken berichten omtrent Super Sunday kunnen toegeschreven worden aan gebruiker ‘Knoxville’. Op het forum ‘Kielserat’ van FCO Beerschot Wilrijk uit hij zijn ongenoegen in een onderwerp getiteld ‘Waar heb je je vandaag aan geërgerd?’. Hij wordt een dag later door gebruiker ‘Vinnie_’ in zijn mening bijgestaan.

De termen Super Sunday en Clasico gebruiken wanneer de nekken tegen strondard en de boeren tegen kebab spelen en dit toevallig op dezelfde dag, alstublief zeg. Er is maar 1 Clasico en Super Sunday is alleen wanneer Liverpool tegen Everton, City tegen United, Arsenal tegen Spurs, Newcastle tegen Sunderland en West Ham tegen Millwall plaatsvinden op één en dezelfde zondag. (Gebruiker ‘Knoxville’. In: Kielserat, 08/10/2012)

- [quote van het bovenstaand bericht] ² . (Gebruiker ‘Vinnie_’. In: Kielserat, 09/10/2012)

Enkele maanden later uit ‘Knoxville’ binnen hetzelfde forumonderwerp op een gelijkaardige manier nogmaals zijn ongenoegen. Hij wordt de volgende dag opnieuw in zijn mening bijgestaan maar ditmaal door een andere supporter. Gebruiker ‘wouter’ gaat vooral het commerciële aspect van Super Sunday aankaarten.

Wederom wordt de benaming Super Sunday gebruikt wanneer bruhhe tegen strondard speelt en die nekken tegen kebab. Belachelijk. (Gebruiker ‘Knoxville’. In: Kielserat, 23/12/2012)

- [quote van het bovenstaand bericht] Marketing zeker? (verkoopt Telenet weer wat meer abonnementen). (Gebruiker ‘wouter’. In: Kielserat, 24/12/2012)

De meningen van de supporters zijn lang niet allemaal zo uitgesproken als de bovenstaande. Een bericht uit 2014 van het Buffalo Forum is gematigder in zijn formulering. In een onderwerp over de samenstelling en wijzigingen van de speelkalender uit gebruiker ‘Opie’ zijn afgunst voor de uitdrukking Super Sunday. Zijn bevindingen liggen in de lijn van chef sport Keygnaert die Super Sunday een dwaas overgenomen titel en concept vond (cf. supra).

77

"Super sunday", 't blijft toch geforceerd klinken in mijn oren. Lekker voortdoen met alles dat met (sport)journalistiek te maken heeft, te amerikaniseren. (Gebruiker ‘Opie’. In: Buffalo Forum, 29/08/2014)

Met het eerdere bericht van ‘wouter’ werd de tweede struikelblok voor de supporters al even aangehaald: de commerciële dimensie van Super Sunday. Op het forum van KRC Genk is gebruiker ‘witte_nr1’ tegen de geplande competitiehervormingen. Hij bepleit een traditionele competitievorm en schuift de schuld van de hervorming in de schoenen van Belgacom. Dat telecommunicatiebedrijf beschikte tot en met 2011 over de uitzendrechten van de Pro League.

Gewoon terug gelijk het altijd geweest was, zo moeilijk kan dat toch niet zijn Uitzendrechten... Fakking Belgacom heeft al genoeg begaaid, met hun super-Sunday gezever en dergelijke... Good old fashion wie na 30 speeldagen aan de leiding staat, is kampioen. Punt. (Gebruikber ‘witte_nr1’. In: Blauwwit, 08/12/2010)

Ook in de geschreven pers werd het commerciële aspect van Super Sunday verschillende keren aangehaald. In een uitvoerig artikel over Super Sunday en het Belgische voetbal staat over die commerciële kant onder ander het volgende te lezen:

Drie tot vier Super Sundays. Al speelt natuurlijk ook het commerciële aspect mee. In juni 2011 wisten Telenet, Voo, VMMA en RTBF de belangrijkste loten van het voetbaltelevisiecontract binnen te halen. Kostprijs: 55,2 miljoen euro. Het is dan niet meer dan logisch dat de tv-zenders boter bij de vis willen, toch? 'Als televisiepartner mogen wij inderdaad onze voorkeuren meegeven aan de Pro League en de kalendermanager', zegt Manu Leroy, business manager van Sporting Telenet. 'Zo vragen wij om jaarlijks toch zeker drie tot vier Super Sundays op de kalender te plaatsen.' […] Nadruk op abonnees. De vraag van Sporting Telenet om meer Super Sundays te creëren, moet de verkoop van de dagpassen de hoogte injagen. Met een zogenaamde dagpas kan een niet-abonnee 24 uren lang genieten van alle sportwedstrijden die op die dag plaatsvinden. (‘Hoogdag voor voetbal en commercie’. In: Het Nieuwsblad/Bijlage “Oostende-Westhoek”, 11/08/2013)

De eerder vermelde veronderstelling uit 2012 van gebruiker ‘wouter’ blijkt dus te kloppen. Super Sunday is in eerste instantie een financiële of commerciële constructie die toevallig mee voortkwam uit de competitiehervormingen van 2009/2010. De traditie zoals die in het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten achter het begrip schuilgaat, is in de Belgische competitie onbestaande. De veranderingen hebben tot slot ook vooral gevolgen voor de ‘kleinere’ clubs. De combinatie van die financiële overwegingen en een ideale planning voor de topploegen zou ten koste zijn van hen. De ‘kleinere’ clubs moeten de zaterdagen opvullen of krijgen op zondag ondankbare uren voorgeschoteld.

78

Sinds de Profliga een overeenkomst heeft met Belgacom, maakt de kalendermaker rare bokkensprongen. Toppers verhuizen steevast naar vrijdag en zondag. Wat op zaterdag - toch de voetbaldag bij uitstek - nog wordt geserveerd, is lauwe soep. Veldslagen tussen de kneusjes van de competitie. Bikkelen om niet te verliezen. (‘Vrees dat Jacky Mathijssen deze nieuwe orkaan niet overleeft’. In: Het Belang van Limburg, 16/03/2009)

Maar vooral op de Freethiel verdiende de toeschouwer die de wedstrijd tussen Waasland-Beveren en KV Mechelen helemaal uitzat een prijs voor moed en zelfopoffering. Dat krijg je met twee coaches die manifest weigeren zelf het initiatief te nemen en er derhalve samen voor kiezen om er een non-match van te maken. Leuk voor de tv-camera's hoe ze nadien kibbelend naar mekaar wezen. Maar de ware voetballiefhebber, die ook voor een duel tussen middenmoters nog wel eens de deur uit wil, jaag je er wel het stadion mee uit. En of dat zo verstandig is in een competitie die nu al genadeloos overschaduwd wordt door de topclubs en hun 'Super Sundays'? (‘Zelfopoffering’. In: Gazet van Antwerpen/Bijlage “Sport: Kempen”, 12/08/2013)

Ook gebruiker ‘sv till i die’ van het ‘EsseveeForum’ suggereert in een onderwerp over de bekermacht tussen SV Zulte Waregem en Standerd Luik een voorkeursbehandeling voor de ‘grotere’ ploegen.

Ik erger me aan het feit dat onze verste verplaatsing terug op zondag om 20.30 moet gespeeld worden. Terwijl de zogenaamde super sunday matchen om 14.30 en 18.00u werden gespeeld. Het kan dus wel degelijk! Weg met die matchen om 20.30u zou 'k zeggen! (Gebruiker ‘sv till i die’. In: EsseveeForum, 17/10/2011)

Uiteindelijk vertonen beide communicatieplatformen (geschreven pers en supportersfora) gelijkaardige vormen van kritiek op Super Sunday. Ten eerste beschikt het concept hier niet over een achterliggende traditie zoals dat in Engeland het geval is. De Belgische Super Sunday komt qua niveau en beleving ook nauwelijks in de buurt van de Engelse variant. Een tweede element is dat Super Sunday door die tekortkoming in België nog meer een financiële en/of commerciële constructie is dan in andere landen. De invoering van meer Super Sundays gaat ten slotte vaak ten koste van alle andere ploegen (niet top-zes of play-off 1).

3.2.9. Besluit De ontleende uitdrukking Super Sunday is een exotisme uit de Engelse voetbalcompetitie die verder terug gaat op de Amerikaanse Super Bowl Sunday. De uitdrukking verwijst in het Belgische voetbal naar een zondag in de reguliere competitie of play-offs waarop meerdere topmachten worden gespeeld. Een analyse doorheen de tijd maakte duidelijk dat Super Sunday in 2009/2010 voor het eerst veelvuldig toegepast werd op de Belgische competitie. Daarvoor werd het gebruik

79 incidenteel bepaald of was het vooral van toepassing op het buitenlands voetbal. In 2012 culmineert de term met 80 geattesteerde artikels. Super Sunday zou sindsdien wel elk jaar een terugval kennen om in het eindjaar 2014 te eindigen met 28 attestaties. Puur kwantitatief gezien ziet de toekomst voor Super Sunday er dus niet zo positief uit. Uit de verdeling van de attestaties over de verschillende kranten en tijdschriften viel voor Super Sunday niet zo veel af te leiden. Het begrip verspreidt zich nogal gelijkmatig over het leeuwendeel van onze afgebakende periode en werd in geen enkel tijdschrift geattesteerd. Enkel de twee piekjaren 2012 en 2013 tonen aan dat de kranten in twee verschillende groepen kunnen opgedeeld worden: GVA, DM en DS met een lage frequentie, HNB, HBVL en HLN met een hoge frequentie. Die rangschikking trekt zich ook door naar het overzicht van totaal aantal bruikbare ‘Super Sunday’-attestaties per krant en per jaar. Voor de resultaten van de geschreven pers en de supportersfora was het niet nuttig om een vergelijkend onderzoek op te stellen. Door de opvallend lage frequentie van Super Sunday op de supportersfora (28) zouden er weinig tot geen waardevolle conclusies kunnen getrokken worden. Algemeen toont de lage frequentie wel aan dat het begrip weinig tot niet leeft bij de supporters. Drie van de vijf onderzochte fora spelen nochtans af en toe zogenaamde Super Sundays en maken afwisselend geregeld deel uit van play-off 1. Inhoudelijk werden de berichten van de supporters wel nader bekeken. De bevindingen van die analyse kwamen aan bod in de derde onderzoeksvraag. In de voorlaatste paragraaf van ons onderzoek werden de drie eerder vermelde onderzoeksvragen beantwoord. Een eerste onderzoeksvraag ging over de Engelse oorsprong van Super Sunday. Uit een analyse van het aantal attestaties per competitie bleek dat die oorsprong puur kwantitatief niet zozeer duidelijk was. Super Sunday verscheen in onze verslaggeving ongeveer evenveel keer over de Nederlandse als over de Engelse competitie. Rekening houdend met het feit dat het begrip in 2009/2010 (competitiehervormingen en invoering play-offs) nogal direct in ons voetballandschap geïmplementeerd werd, is dat ook niet te verwonderen. Super Sunday is niet geleidelijk aan overgenomen of natuurlijk gegroeid waardoor het begrip ook aan een klassieke traditie ontbreekt. De derde onderzoeksvraag zal aantonen dat zo een ingevoerde aanpak niet aanslaat bij het publiek. De tweede onderzoeksvraag bepaalde de leenwoordfase waarin Super Sunday zich bevindt. Door naar stilistische variabelen zoals aanhalingstekens en hoofdletters te kijken, werd er geconcludeerd dat Super Sunday tot de tweede leenwoordfase behoort. Het begrip verschijnt niet zo vaak meer met aanhalingstekens (50) maar wordt voor het grootste deel wel

80 nog met hoofdletters (242) geschreven. Het zijn die hoofdletters die ook duidelijk maken dat Super Sunday nog geen aanspraak maakt op de derde leenwoordfase. De derde en laatste onderzoeksvraag bood een inkijk in de receptie van Super Sunday in de geschreven pers en op de supportersfora. Er werd in dit geval inhoudelijk naar de attestaties gekeken om een eventuele link met de kwantitatieve resultaten te leggen. Uit de berichtgeving bleek dat het algemene beeld rond Super Sunday niet zo positief is. De invoer van het concept zorgt voor een kunstmatig gevoel (er is geen traditie), de commerciële factor domineert en de ‘kleinere’ clubs zijn geregeld de dupe. Die drie verschillende factoren doen ons in samenhang met de kwantitatieve gegevens vermoeden dat de Super Sunday een tijdelijke (2012-2013) hype was die nog wel zal blijven bestaan gezien de steun van de Pro League, kalendercommissie en telecommunicatiebedrijven, maar zich lexicologisch niet sterk zal verspreiden.

81

3.3. Tifo

3.3.1. Inleiding Tot hiertoe werden met winger en Super Sunday al twee uit het Engels ontleende voetbaltermen geanalyseerd. In deze derde casus komt onze eerste en enige Italiaanse ontlening aan bod. De term tifo werd in 2014 ‘voorlopig toegevoegd’ aan VDO en wordt gedefinieerd als een ‘(sport) actie waarbij supporters op de tribune een zeer groot doek met afbeelding ontrollen of met kleuren een figuur vormen’. Naast VDO werd tifo in geen van de drie andere woordenboeken opgenomen (logischerwijs GVD, GVNT en VT) wat er op wijst dat de ontlening wel degelijk aan een recente opmars bezig is. Op 25 januari van dit jaar (2015) kende tifo vermoedelijk zijn definitieve doorbraak binnen zowel de sport- als algemene verslaggeving. Een ophefmakende tifo van de Luikse Ultras2 had een onthoofde in de ongelukkige hoofdrol en werd plotsklaps wereldnieuws (cf. infra ‘Onderzoeksvragen’ en ‘Toelichting bij de onderzoeksvragen’). Het incident betekende op lexicologisch vlak een extra boost in de positieve ontwikkeling en verspreiding van de Italiaanse ontlening. Deze derde casus wil die geleidelijke opmars gedurende de laatste jaren (2005-2014) en de (waarschijnlijk) definitieve doorbraak begin 2015 in kaart brengen. In een eerste paragraaf wordt er aandacht besteed aan de betekenis en herkomst van het ontleende tifo. Daarna worden opnieuw de bruikbare tifo-attestaties geselecteerd om ze vervolgens zowel doorheen de tijd als in de verschillende kranten en tijdschriften te bekijken. De paragraaf over de supportersfora is in deze casus nog interessanter aangezien het concept tifo volledig wordt gedragen door de verschillende supporterskernen. Er moet bij de interpretatie van die gegevens per ploeg wel rekening gehouden worden met verschillende factoren zoals de ideologische aard van de sfeergroep, de infrastructuur van de club, de financiële mogelijkheden enz. Ten slotte wordt er bij de onderzoeksvragen gefocust op het aandeel van de Ultras Inferno 1996 in de overname en verspreiding van het ontleende tifo, de verschillende composita die met de ontlening worden gevormd en de vermoedelijke doorbraak begin 2015. In het besluit worden alle bovenstaande bevindingen gerecapituleerd.

3.3.2. Betekenis De (voorlopig) enige officiële definitie van tifo werd al in de inleiding vermeld. VDO heeft het over een supportersactie waarbij er op de tribune onder andere spandoeken worden ontrold en figuren worden gevormd. Die voorlopige definitie werd pas in 2014 vastgelegd, maar ons uitgebreid tifo-corpus bevat verschillende geattesteerde artikels die het concept al veel vroeger

2 Ultras Inferno 1996 is de harde supporterskern van Standard Luik en is gekend voor zijn grenzeloze trouw en talloze tifo’s. Bij thuismatchen spreekt men door de ongeziene sfeer dikwijls over ‘de hel van Sclessin’. 82 een gelijkaardige invulling geven. De volgende attestaties uit 2005, 2007 en 2013 tonen aan dat de definitie van het concept tifo doorheen de jaren min of meer dezelfde is gebleven.

"Tifo's zijn sfeeracties waarbij gekleurde papieren boven het hoofd worden gehouden, om zodoende via het publiek een bepaalde kreet te spellen. We zijn schuchter begonnen met het woordje 'Blue Army', enkel in de noordtribune.” (‘Cheerio, cheerio, in Brugge…’. In: Sport Voetbalmagzine, 18/05/2005)

Wellicht duidt tifo dus op het bonte allegaartje van Bengaals vuur, rookbommen, bordjesacties, spandoeken, banners en alle andere visuele middelen die de twaalfde man aanwendt om de boel te doen kolken. (‘Forza Tifo(si)!’. In: Sport Voetbalmagazine, 25/04/2007)

Tifo is een fenomeen dat komt overgewaaid uit Italië, waarbij de supporters hun spelers met banners in de clubkleuren aanmoedigen. (‘Dé match van hét jaar’. In: Het Nieuwsblad, 26/09/2013)

Begin 2015 gaf HNB mee dat er tegenwoordig sprake is van een heuse tifo-scene met verschillende richtlijnen en regels. Het op poten zetten van een tifo is namelijk meer dan alleen wat willekeurige spandoeken en banners samenstellen. De supportersacties zijn doorgaans goed georganiseerd en richten zich met ludieke, gevatte of ongecensureerde boodschappen tot zowel de eigen ploeg als de rivaliserende club en zijn supporters. Wat betreft die spandoeken ‘moeten’ de volgende vijf etiquetteregels gerespecteerd worden:

1. Een tifo gebruik je één keer en niet meer. 2. Een regel over waar de grens loopt wat betreft de boodschap, is er niet echt. 3. Kopiëren mag niet, je laten inspireren wel. 4. Eén uitzondering op regel 3: Als de tifo van een rivaliserende club mislukt, mag je die kopiëren om ze uit te lachen. 5. Steel je de tifo van een andere club, dan hang je die omgekeerd in je eigen tribune om ze uit te lachen. (‘De regels’. In: Het Nieuwsblad, 31/01/2015)

Letterlijk verwijst het Italiaanse tifo naar de besmettelijke ziekte tyfus en ligt het begrip volgens het Van Dale Etymologisch woordenboek aan de oorsprong van de bekendere afleiding ‘tifosi’. Het enkelvoud van ‘tifosi’, oftewel ‘tifoso’, is een voetbalterm die wel door Kantelberg in VT werd opgenomen.

Tifoso: Italiaanse term voor een supporter. Het meervoud ‘tifosi’ wordt vaak gebruikt om Italiaanse supportersgroepen te omschrijven. Letterlijk betekent het ‘tyfuslijder’. (VT: 143)

83

Ook in onze geattesteerde artikels konden er opnieuw verwijzingen gevonden worden naar de etymologische achtergronden van de verschillende begrippen. HBVL gaf in 2007 de volgende taaltip mee over de Italiaanse term tifosi:

Tifosi is het meervoud van tifoso, een Italiaans woord voor ‘fanatieke supporter of sportfan'. Het is een mannelijke persoonsafleiding van tifo, het Italiaanse woord voor ‘tyfus', een ‘tifuslijder' zou je bijna zeggen. Tyfus leidt tot hoge koorts, en een tifoso is een ‘koortsachtig fanatieke sportfan'. (‘Verloren Op donderdag 8 november…’. In: Het Belang van Limburg, 15/11/2007)

Samengevat is tifo een overkoepelende term voor elke vorm van supportersacties (acties met bordjes of papier, spandoeken, Bengaals vuur, enz.) die tijdens een voetbalwedstrijd worden uitgevoerd. Als een typisch Italiaans gegeven kwam het concept ongeveer twintig jaar geleden naar België overgewaaid en heeft het zich sinds 2005 langzaamaan ontwikkeld. Aangezien zowel het begrip als het concept tifo werden overgenomen, hebben we in deze derde gevalstudie opnieuw met een exotisme (Van der Sijs 1996: 11) te maken.

3.3.3. Onderzoeksvragen De inleiding gaf al een beknopt overzicht van de drie onderzoeksvragen die in deze derde casus aan bod komen. In een eerste onderzoeksvraag wordt er gekeken naar de rol die de Ultras Inferno 1996 van Standard Luik speelden in de overname en verspreiding van het ontleende tifo. De Ultras-supportersgroep is immers geïnspireerd op de typische Italiaanse Ultras (de harde kern van de tifosi) en zowel het begrip als het concept tifo werden uit die oorspronkelijke Italiaanse context mee overgenomen. De tweede onderzoeksvraag bepaalt de leenwoordfase waarin tifo zich bevindt. Hoewel er in de vorige paragraaf werd gesteld dat we opnieuw met een exotisme te maken hebben, wil dat niet noodzakelijk zeggen dat tifo een term is uit de eerste leenwoordfase. Een eerste blik op het volledige corpus verraadt namelijk dat er tot nu toe al verschillende composita met tifo werden gevormd. Omdat die composita wijzen op een gevorderde inburgering worden ze in een tweede onderzoeksvraag uitgebreider behandeld. Daarnaast worden ook de frequenties van tifo met en zonder aanhalingstekens bekeken om de definitieve leenwoordfase te bepalen. In de inleiding werd verder ook aangehaald dat tifo in 2015 vermoedelijk zijn algemene doorbraak kende. De derde en laatste onderzoeksvraag wil die meest recente ontwikkeling van het Italiaanse leenwoord in kaart brengen. Toont 2015 tot hiertoe (januari- mei) kwantitatief grote verschillen met de voorgaande jaren? En wat betekent het tifo-incident voor de verspreiding van de ontlening? 84

3.3.4. Overzicht attestaties Met de zoekopdracht ‘tifo OR tifo’s’ werden in Gopress Academic in het totaal 766 artikels teruggevonden. Ook voor deze casus werden eerst de verschillende irrelevante kranten- en tijdschriftenartikels opgespoord en geschrapt. Uiteindelijk bleven er 313 tifo-attestaties over die bruikbaar waren voor ons onderzoek.

Totaal aantal attestaties vs. bruikbaar aantal attestaties

200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Totaal aantal attestaties Bruikbaar aantal attestaties

Van de 453 irrelevante tifo-attestaties vinden we het grootste aandeel terug in 2009, 2010, 2011 en 2014. De bovenstaande grafiek toont voor die vier jaren een opmerkelijk verschil tussen het totaal aantal tifo-attestaties en het bruikbaar aantal tifo-attestaties. Wanneer we de geattesteerde artikels voor die periodes doornemen, wordt de voornaamste reden van die verschillen meteen duidelijk. Vanaf 2009 verschijnt in het uitgebreide regionale sportnieuws van HNB en GVA de zaalvoetbalclub ‘Tifo d’Oro’. Die clubnaam zal uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor 383 irrelevante tifo-attestaties verspreidt over de laatste zes jaar: 2009 (47), 2010 (113), 2011 (132), 2012 (19), 2013 (12) en 2014 (60). Een verklaring voor de dip van ‘Tifo d’Oro’-attestaties in 2012 en 2013 werd overigens niet gevonden Naast de attestaties over ‘Tifo d’Oro’ is er ook weer het vast aandeel dubbele en/of regionale artikels dat moet worden weggelaten. Wat betreft tifo eindigt die teller uiteindelijk op 62 geattesteerde artikels die meermaals terugkwamen binnen verschillende regionale krantenuitgaven of dezelfde uitgeversgroep. Net als bij alle andere casussen werden die gegevens niet meegerekend.

85

De overige 8 irrelevante attestaties ten slotte hadden betrekking tot een aantal namen of bijnamen waarin tifo voorkwam. Zo was er meermaals sprake van een Abdellatif ‘Tifo’ Fellaini (vader van), Abdeltif ‘Tifo’ C. of Tifo Meskini.

Abdellatif 'Tifo' Fellaini is de gelukkigste man ter wereld. Tot die simpele conclusie is het makkelijk komen na een gesprekje met de vader van Marouane. (‘“Ik voelde te weinig respect’”. In: Gazet van Antwerpen, 03/09/2008)

3.3.5. Attestaties doorheen de tijd Na het scheiden van de bruikbare en onbruikbare tifo-attestaties in de vorige paragraaf, bekijken we hier opnieuw de verspreiding van de 313 bruikbare attestaties in de geschreven pers. Algemeen heeft tifo zijn positie in het voetballandschap daadwerkelijk pas in de laatste tien jaar ingenomen. Net zoals bij winger (cf. supra) zijn er wel een aantal vroegere attestaties maar die zijn in dit geval op een hand te tellen. Enkel in 2002 en 2003 werden telkens 2 verschillende tifo-attestaties teruggevonden.

BYC wil zorgen voor een positieve sfeer met TIFO-acties. Dat lukt aardig en dat willen ze tonen. (‘Extraatjes via het web’. In: Het Nieuwsblad, 11/03/2002)

De naam verraadt onze clubkleuren en in het Engels klinkt dat leuker. TIFO is dan weer een term uit het Italiaanse voetbal. (‘Supporters van Westerlo’. In: Het Nieuwsblad, 11/03/2002)

Daarom gaan we er voor de match de sfeer in brengen en op een mooie manier afscheid nemen van eerste klasse. Dit doen we onder meer met een tifo-actie met papieren. (‘Gezinnen kunnen gratis meesupporteren’. In: Het Laatste Nieuws: Mechelen-Lier, 23/05/2003)

Ze ís ook uniek in België: alleen in het Stade Maurice Dufrasne, zoals Sclessin sinds 1921 officieel heet (naar de naam van de toenmalige voorzitter) vindt men de échte tifo zoals die in Italië bestaat. (‘De reus slaapt nog’. In: Knack, 05/11/2003)

Hieronder worden de bruikbare gegevens voor de periode 2005-2014 uiteengezet. De tabel en grafiek duiden op een zeer geleidelijk stijging in het aantal geattesteerde artikels. In de laatste vier à vijf jaar (2010/2011-2014) neemt die groei, met uitzondering van 2012, zelfs iets nadrukkelijker toe. Zo heeft het eindjaar 2014 met 79 tifo-attestaties uiteindelijk 46 attestaties meer dan 2010 (33) en 68 attestaties meer dan het beginjaar 2005 (11).

Tifo-attestaties doorheen de tijd

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Attestaties 12 11 23 17 27 33 44 26 41 79

86

Bruikbare tifo-attestaties doorheen de tijd

90 79 80

70

60

50 44 41 40 33 30 27 26 23 20 17 12 11 10

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Wanneer we de bovenstaande gegevens van naderbij bekijken, vallen er uiteindelijk drie verschillende piekjes af te leiden. Het eerste piekje ligt in 2007. Met een ongeveer een verdubbeling van het aantal tifo-attestaties uit 2005 (12) en 2006 (11) telt 2007 in het totaal 23 geattesteerde artikels. De tweede toename besluit in 2011 met 44 tifo-attestaties. In de drie jaren ervoor (2008, 2009 en 2010) nam tifo steevast toe met tientallen resultaten (respectievelijk 10, 6 en 11 artikels). In 2012 vallen de gegevens wat terug en laat de Italiaanse ontlening maar 26 geattesteerde artikels optekenen. Die terugval wordt in 2013 (41) wel meteen rechtgezet en wordt ten slotte in 2014 helemaal vergeten wanneer het eindjaar culmineert met 79 tifo-attestaties. Uit de toename van het aantal tifo-attestaties kan alvast worden afgeleid dat de tifo- scene, zoals in de betekenisomschrijving al werd aangehaald, steeds meer leeft. Inhoudelijk zal ook blijken dat de verslaggeving in de laatste jaren niet meer gedomineerd wordt door telkens dezelfde (supporters)clubs of sfeergroepen. In de eerste onderzoeksvraag ‘Standard en de Italiaanse oorsprong’ zal worden aangetoond dat steeds meer sfeergroepen de Italiaanse stijl oppikken en tifo’s op poten zetten. Het toenemende aantal frequenties mag dus wel degelijk geïnterpreteerd worden als een stijgende populariteit van tifo’s.

3.3.6. Attestaties in kranten en tijdschriften Na de verspreiding doorheen de tijd bekijken we ook voor deze casus de frequentie van tifo in de verschillende kranten en tijdschriften. In de volgende tabel wordt de verdeling van de 313 bruikbare tifo-attestaties over de verschillende media weergegeven. Daarna worden zowel de algemene rangschikking als de individuele jaren uitgebreider besproken.

87

Tifo-attestaties in kranten en tijdschriften

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal HLN 2 4 7 2 7 11 17 6 10 19 85 HBVL 3 1 4 6 6 4 14 5 4 25 72 HNB 2 2 4 4 4 9 10 7 7 18 67 GVA 1 1 2 2 3 3 1 2 10 6 31 SVM 2 1 4 1 2 0 1 3 3 11 28 DM 1 1 2 1 5 3 0 2 6 0 21 DS 1 1 0 1 0 3 1 1 1 0 9 KNACK 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DT 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Totaal 12 11 23 17 27 33 44 26 41 79 313 Het bovenstaand cijfermateriaal toont aan dat in deze derde casus opnieuw de klassieke tweedeling ontstaat zoals die ook bij winger en Super Sunday naar voren kwam. HLN, HBVL en HNB vormen naar goede gewoonte samen de kopgroep met het hoogst aantal geattesteerde artikels. Zij worden vervolgens nagegaan door GVA, SVM, DM en DS. In de volgende grafiek wordt die algemene rangschikking nogmaals aanschouwelijk gemaakt.

Verspreiding van Tifo over kranten (2005-2014)

90 85

80 72 70 67

60

50

40 31 28 30 21 20 9 10

0 HLN HBVL HNB GVA SVM DM DS Helemaal op kop van het klassement staat HLN met 85 tifo-attestaties. De krant is samen met zijn eerste achtervolger HBVL (72) goed voor ongeveer de helft (157) van het totaal aantal bruikbare tifo-attestaties (313). De kopgroep van drie wordt ten slotte vervolledigd door HNB en zijn 67 geattesteerde artikels. In de achtervolgende groep scoren GVA en SVM min of meer gelijk. Beiden hebben met respectievelijk 31 en 28 attestaties ruim de helft minder dan

88

HNB (67) en scoren ongeveer drie keer minder dan leider HLN (85). De kwaliteitskranten vullen opnieuw het klassement aan met de laagste scores. DM scoort nog 21 tifo-attestaties maar DS moet het doen met een schamele 9 attestaties. Voor KNACK en DT werden in deze derde casus geen attestaties genoteerd. In de bovenstaande grafiek staan de kranten en tijdschriften gerangschikt volgens het totaal aantal tifo-attestaties. Wanneer we de tabel van de vorige pagina van wat naderbij bekijken en rekening houden met de verschillende frequenties per jaar, valt er naast die algemene rangschikking nog iets op. De verschillende piekjes (2007, 2011 en 2014) zoals die in ‘Attestaties doorheen de tijd’ (cf. supra) al even werden aangehaald, worden grotendeels gedragen door die eerste drie kranten: HLN, HBVL en HNB.

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal HLN 2 4 7 2 7 11 17 6 10 19 85 HBVL 3 1 4 6 6 4 14 5 4 25 72 HNB 2 2 4 4 4 9 10 7 7 18 67

In 2011 laten HLN, HBVL en HNB respectievelijk 17, 14 en 10 tifo-attestaties optekenen om die frequenties in 2014 naar 19, 25 en 18 attestaties te verhogen. In het jaar 2007 zijn de resultaten (7, 4 en 4 attestaties), net zoals de gegevens van alle andere kranten en tijdschriften in alle andere jaren, te laag om enige conclusies uit te trekken. Tot slot is het enigszins opmerkelijk dat HBVL als regionale krant in 2014 op kop staat met 25 tifo-attestaties. Een gelijkaardige speler als GVA telt in datzelfde jaar bijvoorbeeld maar 6 geattesteerde artikels. Inhoudelijk valt voor die attestaties op dat er naast KRC Genk ook geregeld andere Limburgse (supporters)ploegen opduiken in de regionale sportverslaggeving. Zo wordt er meermaals bericht over de tifo’s van de tweedeklasser Patro Eisden Maasmechelen of derdeklasser Sporting SK Hasselt. In vergelijking met heel wat andere tweede- en derdeklassers staan de ploegen uit Limburg ogenschijnlijk garant voor een nog fanatiekere beleving en sterker samenhorigheidsgevoel.

Dat Patro Eisden terug in is bewezen de talrijke hondstrouwe supporters afgelopen zondag met een onwaarschijnlijke tifo, uniek in derde nationale. De hele club is klaar om de stap te zetten naar de 2de voetbalklasse. (‘Patro Eisden vindt tweede adem’. In: Het Belang van Limburg: Bijlage “Het Belang van Maasmechelen”, 02/05/2014)

Sfeergroep Fanatics zorgde dit jaar voor heel veel paarswit in de tribunes met unieke tifo's. Donderdag pakten ze weer uit met liefst 2.000 paarswitte vaandels. (‘Artikel zonder titel’. In: Het Belang van Limburg, 30/05/2014)

89

De jeugdploegenvoorstelling van zaterdag 19 september leverde een prachtig beeld op van de Koninklijke Sporting Hasselt met bovendien een tifo van BlauwWitGroen (‘Jeugdploegenvoorstelling stuwt Sporting Hasselt naar zege’. In: Het Belang van Limburg: Bijlage “Het Belang van Hasselt”, 26/09/2014)

Samengevat kan er voor tifo opnieuw een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de regionale, ‘volksere’ kranten met een hoger aantal geattesteerde artikels (HLN, HBVL, HNB maar hier zonder GVA) en anderzijds de (inter)nationale, kwaliteitskranten met een lager aantal geattesteerde artikels (DM en DS). SVM sluit qua frequentie aan bij die laatste groep.

3.3.7. Supportersfora In de inleiding werd al even aangehaald dat de resultaten van de supportersfora voor deze casus nog interessanter zijn. Er bestaan in België namelijk heel wat gespecialiseerde sfeergroepen die zowel de algemene organisatie als de uiteindelijke realisatie van de tifo’s op zich nemen. De Ultras Inferno 1996 van Standard Luik, de Drughi van KRC Genk, de Blue Army van Club Brugge KV en de Armata Viola van FCO Beerschot Wilrijk zijn een aantal veelvoorkomende namen binnen ons tifo-corpus. Aangezien het concept tifo bijna volledig door die supportersgroepen wordt gedragen, lijkt het bijna vanzelfsprekend dat de term hier meer zal opduiken dan in de geschreven pers.

Tifo-attestaties op supportersfora Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal KRC Genk / 3 37 113 151 80 384 Cercle Brugge 37 22 14 8 23 10 114 Zulte Waregem 12 10 14 10 15 35 96 KAA Gent 17 6 9 5 15 37 89 Beerschot Wilrijk 9 8 14 25 10 5 71 Totaal 75 49 88 161 214 167 754 De bovenstaande tabel met tifo-attestaties bevestigt die veronderstelling. Via de zoekopdracht ‘(tifo|tifo’s)’ werd er op alle fora naar zowel het enkelvoud tifo als het meervoud tifo’s gezocht. Dat zorgde uiteindelijk voor een ruw totaal van maar liefst 2349 (!) attestaties uit de periode 2009-2014. Na het schrappen van de irrelevante resultaten zoals de quotes van vorige attestaties of weergaven van kranten/onlineartikels bleven er uiteindelijk 754 tifo-attestaties over. Het aanzienlijk verschil tussen die twee resultaten werd hoofdzakelijk tot stand gebracht door het ‘Blauwwit’-forum van KRC Genk. In de zoekresultaten van dat forum verschenen namelijk ook alle berichten die een tifo-smiley hadden. Die vaandelzwaaiende emoticon staat binnen ‘Blauwwit’ gecodeerd als ‘tifo’ en wordt daardoor door de zoekmachine als een hit geregistreerd. Het spreekt vanzelf dat die berichten niet werden meegeteld.

90

Per club of forum tonen de tifo-attestaties heel wat verschillen in frequentie. KRC Genk staat met 384 attestaties in voor ongeveer de helft van het totaal aantal geattesteerde forumberichten (754). Vooral in 2012 (113) en 2013 (151) pieken de gegevens op ‘Blauwwit’ en worden er heel wat tifo-attestaties opgetekend. Een kleinere club als Cercle Brugge KSV presteert nogal wisselvallig maar haalt in het totaal wel 114 attestaties. In 2009 was het supportersforum nog goed voor 37 tifo-attestaties maar vijf jaar later is dat resultaat met tientallen attestaties afgezwakt (10). SV Zulte Waregem, KAA Gent en FCO Beerschot Wilrijk laten respectievelijk 96, 89 en 71 tifo-attestaties optekenen. SV Zulte Waregem en KAA Gent tonen daarbij een gelijkaardig patroon en scoren vooral in het eindjaar 2014 wat hoger met respectievelijk 35 en 37 berichten. FCO Beerschot Wilrijk sluit ten slotte de rangen en vertoont enkel in 2011 (14) en 2012 (25) bescheiden piekjes. In de inleiding (cf. supra) werd al even aangehaald dat het aantal tifo-attestaties op de supportersfora door verschillende factoren wordt beïnvloed. Zo zouden onder andere de ideologische aard van de sfeergroep, de infrastructuur van de club en de financiële capaciteiten bepalen in welke mate er tifo’s mogelijk zijn. In wat volgt worden die drie factoren nader toegelicht. Zij zorgen er namelijk voor dat de forumgegevens in de eerste plaats een club representeren en niet ‘de universele supporter’. Die nuance geldt natuurlijk voor alle onderzochte casussen maar komt hier nog nadrukkelijker naar voren. Een alternatieve samenstelling van fora zou immers geheel andere verhoudingen weergeven.

3.3.7.1. Ideologische aard van de sfeergroep De meest cruciale factor is ongetwijfeld de ideologische overtuiging van de sfeergroep. Zij bepaalt in grote mate in hoeverre er sprake is van een tifo-cultuur. In de eerste onderzoeksvraag (cf. infra ‘Toelichting bij de onderzoeksvragen’) wordt uiteengezet hoe tifo’s eigen zijn aan een Latijnse (en dus Italiaanse) voetbalsfeer. Zij worden vaak in één adem genoemd met bandieres (grote en kleine spandoeken), corteo’s (supportersprocessies van en naar het stadion) en pyro (vuurwerk). Volgens de geschreven pers zijn er een viertal belangrijke navolgers van dat Italiaanse model: Ultras Inferno 1996 (Standard Luik), Drughi (KRC Genk), Storm Ultras (Sporting Charleroi) en Armata Viola (FCO Beerschot Wilrijk). De Luikse Ultras worden in de eerste en derde onderzoeksvraag uitgebreider behandeld. Alle vier de clubs behoren alleszins tot de eersten die de Latijnse voetbalsfeer naar België haalden.

De Armata Viola, het paarse leger van voetbalclub Beerschot, is een nieuwe supportersgroep 'op zijn Italiaans'. Knokken doen ze niet. Een spandoek ophangen waarop een uitgestoken middelvinger fuck off zegt naar het bezoekende vak kan nog net. […] "De Drughi van Racing Genk spiegelen zich aan die van Juventus Turijn.

91

Maar dat ze echt hevige supporters zijn, kun je niet zeggen. Racing Genk profileert zich als familieclub. De Storm Ultras van Sporting Charleroi zijn vooral vocaal heel sterk. Ze hebben een aanvoerder die de hele match door voorzingt met een megafoon.” (‘Met Anderlecht – GBA staat vandaag de clash van de paarse kleuren op de voetbalagenda’. In: De Morgen, 20/08/2005)

In het Genkse Fenixstadion is het naast de Ultras vooral sfeergroep Drughi die kleurige tifo-acties organiseert. Drughi is op Italiaanse leest geschoeid en liet zich inspireren door een gelijknamige supportersgroep van Juventus (‘Forza Tifo(si)’. In: Sport Voetbalmagazine, 25/04/2007)

Dat het supportersforum van KRC Genk het hoogst aantal attestaties laat optekenen (384) hoeft dus niet te verwonderen. Zo heeft ‘Blauwwit’ onder andere een specifieke rubriek ‘Sfeer’ waarin sfeerinitiatieven, sfeergroepen, songs, sfeerattributen, enz. worden besproken. Achteraf worden dan talloze foto’s en video’s van die eigen initiatieven gedeeld in het topic ‘Het Grote Beeldarchief’. Daarnaast krijgen ook de sfeeracties van andere clubs heel wat aandacht in het topic ‘Buitenlandse sfeer‘ onder de rubriek ‘Internationaal voetbal’. De forumgebruiker krijgt daar tifo’s van over de hele voetbalwereld te zien.

Het blijft boeiend om over de eigen grenzen te kijken en te zien wat andere supporters in het buitenland zoal doen qua sfeer. (Gebruiker ‘Belgijanac’. In: Blauwwit, 06/07/2010)

Post hier de vetste ULTRA-filmpkes pyro, liedjes, coreo, fights,...maakt ni uit Zet er ook ff bij welke ploeg da't is... (Gebruiker ‘DG02’. In: Blauwwit, 12/08/2010)

Bij FCO Beerschot Wilrijk ligt het totaal aantal attestaties (71) opvallend lager. Waarschijnlijk worden die resultaten sterk beïnvloed door de woelige jaren die de Antwerpse club achter zich heeft liggen. In 2011 was toen nog Germinal Beerschot door interne strubbelingen en een continue machtsstrijd genoodzaakt om grote veranderingen door te voeren. Een nieuw bestuur neutraliseerde de situatie en de hervorming tot K. Beerschot AC (Koninklijke Beerschot Antwerpen Club) was een feit. De herboren club zou wel maar twee seizoenen (2011/2012, 2012/2013) in de Belgische eerste klasse meedraaien om nadien weer te worden opgedoekt. Ditmaal waren het tegenvallende sportieve prestaties en financiële problemen die het lot van de club beslechtten. Toen Beerschot AC zich in 2013 failliet liet verklaren, schakelden de supporters massaal over naar het naburige FCO Wilrijk. De club doopte zichzelf om tot FCO Beerschot Wilrijk en nam daarmee hun identiteit over. Intussen klom FCO Beerschot Wilrijk al op tot in Derde Klasse B. Het supportersforum ‘Kielserat’ heeft ondanks alles nog steeds een specifieke rubriek beschikbaar voor de Armata Viola. De berichtgeving is daar echter wel heel wat beperkter dan die op ‘Blauwwit’ van KRC Genk. 92

3.3.7.2. Infrastructuur van de club Ongeacht de ideologische overtuiging van de sfeer- of supportersgroepen, wordt de frequentie van tifo ook deels bepaald door de stadioncapaciteiten van een club. Een uitgebreide infrastructuur stelt de topclubs vaak in staat om een specifiek ‘sfeervak’ voor de supportersverenigingen in te richten. Daar kunnen de leden van de sfeergroepen samentroepen om hun initiatieven georganiseerd en naar behoren uit te voeren. In België bijvoorbeeld heeft het Stade Maurice Dufrasne van Standard Luik, officieus Sclessin genoemd, verschillende vakken of tribunes die zijn toegewezen aan bepaalde sfeergroepen of supportersclans. In twee artikels uit SVM (2014) en GVA (2015) worden onder andere tribune 3 en tribune 4 vermeld.

Op 22 april 2011 schrijft Defour geschiedenis wanneer hij op de balustrade van Tribune 3 te midden van de Ultras Inferno en de Hell side de 3-0-zege van Standard tegen Lokeren in de play-offs viert. (‘Gebrandmerkt door Luik’. In: Sport Voetbalmagazine, 22/10/2014)

Naast de Ultras Inferno '96 (genoemd naar hun stichtingsjaar) en de 'oude' Hell Side is nog een derde groep in Standard actief: de PHK04 (afkorting voor Publik Hysterik Kaos '04), die na de verbouwing van het stadion voor Euro 2000 in de tribune 4 aan de kant van de Maas is gaan postvatten. (‘Operazanger zingt ‘Beerschot Vooruit’’. In: Gazet van Antwerpen, 13/03/2015)

Het spreekt vanzelf dat zo een ‘eigen’ tribune een luxe is voor elke sfeergroep aangezien ze heel wat mogelijkheden biedt. Kleinere clubs zoals onder andere SV Zulte Waregem, FCO Beerschot Wilrijk of KSC Lokeren hebben daarentegen een veel beperktere infrastructuur. Het is dan ook een hele uitdaging om in die kleinere stadions grote tifo’s op poten te zetten. Veel hangt bij deze clubs af van de verhouding tussen zit- en staantribunes. Dat een diehard supporter liever zijn ploeg al zingend en springend naar voren stuwt in plaats van rustig op een stoeltje te zitten, hoeft geen betoog. Staantribunes (vaak ingericht achter de doelen) creëren veel meer sfeer dan zittribunes en zorgen meestal voor het betere tifo-werk. In het totaalcorpus tifo-attestaties valt terug te vinden hoe er onder andere in Brugge, Lokeren en Beerschot rekening werd gehouden met die infrastructurele factor.

De Blue Army werd in 1998 uit de grond gestampt als reactie op de verplichte omschakeling in de Belgische stadions van staantribunes naar allemaal zittribunes. "Door het verdwijnen van de staanplaatsen verdween ook de sfeer uit het stadion" (‘Cheerio, cheerio, in Brugge…’. In: Sport Voetbalmagazine, 18/05/2005)

De steun van de supportersfederatie heeft Maes alvast. "Die spionkop moet er gewoon komen", zegt Mary Dieleman, voorzitster van de overkoepelende supportersfederatie Front 282."Het is de enige manier om terug sfeer op Daknam te krijgen. Nu zitten we

93

veel te verspreid. Sommigen zitten in tribune 1, anderen in 2 of 3. Op verplaatsing zitten we samen en dan slagen we er wel in één sfeervol blok te zijn. Bovendien willen we dit jaar ook starten met grote tifo's. Zoiets werkt beter in een echte kop. (‘Coach wil spionkop op Daknam’. In: Het Laatste Nieuws, 28/06/2011)

Als ik het goed begrijp vak M = staanplaatsen dan ? (Gebruiker ‘joske de rat’. In: Kielserat, 18/04/2012)

- [quote van het bovenstaand bericht] NEEN zitplaatsen maar rechtstaan wordt getolereerd (Gebruiker ‘Bernescot’. In: Kielserat, 18/04/2012)

- [quote van de bovenstaande berichten] Inderdaad. En met plaats om spandoeken te hangen (wat een bangelijk zicht kan geven). […] (Gebruiker ‘Hondenvanger’. In: Kielserat, 18/04/2012)

Cercle Brugge KSV bevindt zich vrij opmerkelijk in een omgekeerde situatie. Voorlopig delen zij nog altijd het Jan Breydelstadion met buren Club Brugge KV3. Cercle moet daardoor wel een groot stadion weten te vullen met een veel kleinere supporterskern, iets wat nefast kan zijn voor het creëren van sfeer (tifo’s) en beleving. Tot nog toe wist de vereniging daar echter wel raad mee. Met 144 tifo-attestaties staat Cercle Brugge KSV op een tweede plaats in de algemene rangschikking en doorheen de geattesteerde jaren (2009-2014) werd er vrij constant gescoord. Ook inhoudelijk tonen de forumberichten aan dat de Bruggelingen er alles aan doen om die sfeer te behouden.

Noord volledig toe, oost beneden ook toe. Beide vakken 'afdekken' met tifo of reclame. Supporters uit beide vakken samen in de oost boven. Voordelen: -minder verspreid -oogt beter, beter 1 goed gevuld vak dan 3 slecht gevuld (en op tv lijkt dat altijd nog erger dan in he 't stadion. -gangmakers beide vakken vinden elkaar (terug) -gezangen worden door meer supporters meegezongen -AKOESTIEK x3 door dak boven hoofd. Nadelen: -de spelers zullen minder de 'nabijheid' van hun supporters voelen (maar wel horen) -mensen rondom je die je door de jaren heen leert kennen die mss verder zitten -Naar je 'eigen goal' spelen zit er niet meer in of je moet de doelen verplaatsen. (Gebruiker ‘ced’. In: Cercle Brugge Forum, 04/05/2013)

3 Die zouden circa het seizoen 2019/2012 hun intrek doen in een nieuw stadion (Video Sporza (2015). Club Brugge krijgt grond voor nieuw stadion. Geraadpleegd op 23/06/2015.).

94

Dat Cercle Brugge KSV een fanatieke supporterskern heeft, blijkt ook uit de voornemens naar het volgende seizoen (2015/2016) toe. Een forumbericht uit 2015 van de sfeergroep VAK 213 toont alvast aan dat de supporters de club, ondanks de degradatie naar de Belgische tweede klasse, onvoorwaardelijk zullen blijven steunen. Er werd daarbij zelfs een nieuw logo gelanceerd en de sfeergroep beloofde het aantal activiteiten, waaronder dus tifo’s, te verhogen. Een boost die ervoor moet zorgen dat Cercle Brugge KV zo snel mogelijk weer de weg naar de Belgische eerste klasse vindt.

Met de introductie van het nieuwe logo van VAK 213 willen we aantonen dat we strijdvaardiger dan ooit het nieuwe seizoen in tweede klasse zullen aanvatten. Meer tifo's, meer activiteiten en meer sfeer moeten de beleving versterken, opdat we Cercle snel terug richting eerste klasse kunnen stuwen (Gebruiker ‘VAK 213’. In: Cercle Brugge Forum, 01/06/2015)

Tot slot staan we bij deze tweede factor nog even stil bij de resultaten van KAA Gent. Met 89 attestaties eindigt de club op een voorlaatste plaats. In het begin van deze paragraaf werd al aangehaald hoe de club, net zoals SV Zulte Waregem, pas in het eindjaar 2014 hoger begint te scoren (37). Voorlopig is KAA Gent nog maar de enige Belgisch club die op infrastructureel vlak de broodnodige Belgische inhaalbeweging heeft ingezet. Het is namelijk geen geheim dat de voetbalstadions in België op Europees vlak een ongelofelijke achterstand hebben4. Op 17 juli 2013 verlieten de Gentenaren het Jules Ottenstadion en werd de Ghelamco Arena of het Arteveldestadion officieel geopend. Toch bleef een reusachtige tifo in die vernieuwde arena voorlopig nog uit. Dat is enigszins opmerkelijk aangezien de Gentse sfeer en supportersbeleving in de Ghelamco Arena ongeziene toppen scheerde toen KAA Gent dit seizoen (2014/2015) het kampioenschap binnenhaalde. Op het ‘Buffalo Forum’ werd zelfs in het vooruitzicht van het nieuwe stadion al geijverd om een tifo op poten te zetten.

[…] Simpel je zit in een gesloten omgeving (je kan niet zomaar weg) en de kans dat je andere verwond is groot. Trouwens zou het niet leuk zijn een tifo bij de opening van het arteveldestadion ? (Gebruiker ‘kevinvg1408’. In: Buffalo Forum, 19/03/2013)

Tribune 2 van het Arteveldestadion is al bijna volledig gevuld, zijn er plannen voor tifo's/acties? (Gebruiker ‘top68’. In: Buffalo Forum, 20/05/2013)

Zijn er geen plannen om ne tifo te organiseren voor onze galamatch? Het nieuwe stadion lijkt mij daar ideaal voor geschikt. (Gebruiker ‘ARAG’. In: Buffalo Forum, 12/06/2013)

4 Jvh (2013). Steven Martens: ‘Uefa beschouwt Belgische stadions als ondermaats’. Geraadpleegd op 02/07/2015.

95

Desondanks liet de Gentse sfeergroep Buffalo Indians het tot nu toe na om concrete acties te organiseren. Op financieel vlak, een derde belangrijke factor (cf. supra), is er volgens het forum geen probleem maar door problemen met de brandveiligheid in de Ghelamco Arena bleef het tifo-licht voorlopig nog op rood staan.

Als ik mij niet vergis, ging de helft van de opbrengst van de stoeltjesverkoop naar Buffalo Indians. Ook vandaag zie ik een bericht op de site waarin staat dat ze er 500€ bij krijgen op hun rekening. Toch is er van concrete sfeeracties -op hier en daar eens een spandoek na- bitter weinig te merken. Geen bengaals vuur, geen tifo's... De toppers zijn nochtans al gepasseerd. Wat zijn daar de redenen voor? Nog geen toestemming van de brandweer/veiligheid? Te weinig mankracht? Voorlopig vind ik het qua sfeeracties in ieder geval maar een mager beestje. (Gebruiker ‘ARAG’. In: Buffalo Forum, 23/12/2013)

De tifo die standard deed. Elke actie moet aan een aantal voorwaarden voldoen. (Gebruiker ‘Rasmus12’. In: Buffalo Forum, 11/03/2014)

- [quote van het bovenstaand bericht] Welke idiote voorwaarden zijn dit dan? Dat men het papier hergebruikt als wc papier? (Gebruiker ‘MAC65’. In: Buffalo Forum, 11/03/2014)

- [quote van bovenstaande berichten] Onder andere brandveilig papier etc. (Gebruiker ‘buffalooli1995’. In: Buffalo Forum, 11/03/2014)

Beide zouden niet gemogen zijn. Ons is verboden zulke dingen te doen, al wordt gewerkt aan dat tweede. De middelen zijn er idd, maar als je een beetje nadenkt is dat nog maar het begin. Verschil met ons en andere groepen is dat wij alles in overleg en volgens de richtlijnen doen. (Gebruiker ‘Rasmus12’. In: Buffalo Forum, 11/03/2014)

- [quote van het bovenstaand bericht] En wrm mag er geen tifo zijn? (Gebruiker ‘leeuwke12’. In: Buffalo Forum, 11/03/2014)

- [quote van de bovenstaande berichten] ‘brandveiligheid’ (Gebruiker ‘gantoise.’ In: Buffalo Forum, 11/03/2014)

Het is pas in een artikel uit HNB van 2015 dat de voorzitter van de Genste supportersfederatie Filip Raes meegeeft dat een tifo binnenkort is toegestaan. Rekening houdend met de successen van vorig seizoen (kampioenschap 2014/2015) en een toegenomen beleving in de Gentse supporterssfeer zou een tifo in het komende seizoen niet lang mogen uitblijven.

Filip Raes, voorzitter van de supportersfederatie van AA Gent, heeft er een goed oog in dat een tifo niet lang meer zal uitblijven. De club heeft zware investeringen gedaan naar brandveiligheid toe in de Ghelamco Arena. Volgens Flip Raes krijgen we dus dra een tifo te zien in de Ghelamco Arena. (‘Wanneer komt er een heuse tifo in de Ghelamco Arena?’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Aan Gent gebonden”, 29/01/2015) 96

3.3.7.3. Financiële mogelijkheden van de sfeergroep De derde belangrijke factor ten slotte heeft betrekking tot de financiële capaciteiten van de supportersgroepen. Aangezien er aan een volwaardige tifo een stevig prijskaartje hangt, zijn de sfeergroepen ook afhankelijk van de hoeveelheid geld dat binnenstroomt. Uit de geattesteerde artikels en forumberichten blijkt dat hiervoor beroep wordt gedaan op de giften van supporters, de verkoop van clubartikelen (sjaals, gadgets, enz.) en eventuele bijdragen van de club zelf.

Het samenstellen van een tifo vraagt dagen werk en kost geld, véél geld. Vaak wordt materiaal vanuit Italië aangevoerd. Kostprijs: tot 2500 euro per tifo. Via merchandising verzamelen de Ultra's de centen : ze verkopen gadgets, kleren, sjaals. Verzamelpuntis het Bois d'Avroy. (‘Culture Club’. In: Sport Voetbalmagazine, 21/12/2005)

“Dat geld spenderen we liever aan een mooie tifo." Dat is intussen gebeurd. Vierduizend euro aan verf en materiaal werd door de club bekostigd voor een tifo naar aanleiding van het 25-jarig bestaan. Maar voorlopig is die tifo er niet. (‘Stewards houden oogje in het zeil’. In: Het Belang van Limburg: Bijlage “Sport”, 24/12/2013)

Blue Army tekent volgens De Cang voor een vijftal grootscheepse acties per jaar, wat budgettair neerkomt op een bedrag van tien- tot vijftienduizend euro. "Een tifo-actie varieert in prijs, dat kan gaan van duizend tot vijfduizend euro. ( lacht ) Al deden we er onlangs een schepje bovenop voor de komst van Anderlecht. Die actie kostte ons om en bij de zevenduizend euro. (‘Forza Tifo(si)!’. In: Sport Voetbalmagazine, 25/04/2007)

Sommige sfeergroepen, zoals de Luikse Ultras Inferno, willen onafhankelijk bestaan naast de club en weigeren daarom enige financiële steun. Het leeuwendeel van de groepen doet echter wel een beroep op het clubbestuur of organiseert in samenwerking met hen uiteenlopende acties. Uit de forumberichten van het ‘Buffalo Forum’ in de vorige paragraaf ‘Infrastructuur van de club’ bleek bijvoorbeeld dat een deel van de opbrengst van de stoeltjesverkoop integraal naar de Buffalo Indians ging. In de bruikbare kranten- en tijdschriften artikels werden ook verschillende attestaties met betrekking tot dat financiële aspect teruggevonden.

Elke thuiswedstrijd wordt er uitgekeken met welke tifo de harde kern in Tribune III nu weer zal uitpakken. Al jaren steunt Louis Smal, voorzitter van de overkoepelende suportersfederatie La Famille des Rouches (zie kader) deze acties. Sinds dit seizoen werken de Ultra’s autonoom. "Vroeger kregen we steun, maar nu verzamelen we zelf geld", zegt Fabrice Pavone namens de Ultra's-Inferno. "We willen geen subsidies meer, omdat geld dat van buitenaf komt vroeg of laat onze autonomie in het gedrang brengt. (‘Culture Club’. In: Sport Voetbalmagazine, 21/12/2005)

97

Waar ze het budget halen ? Alvast niet van de club, de Ultras waarderen een man zoals Louis Smal , het gezicht van La Famille des Rouches ( de overkoepelende benaming voor de officiële supportersorganisaties, nvdr ) maar ze streven onafhankelijkheid na. Het budget voor de acties komt voornamelijk voort uit giften, collectes en merchandising. T-shirts met de duivelskop, die hun logo vormt, of een afbeelding van Che Guevara zijn behoorlijk populair !" […] De matige appreciatie van het Genkse publiek voor zijn werk, blijkt voor de tekenaar een bron van frustratie. "De club steunt ons ten volle, maar de fans tonen niet altijd het gepaste respect voor onze initiatieven. Om ons werk te steunen, wordt er geregeld geld opgehaald in het stadion. Meestal brengt dat om en bij de vijftienhonderd euro op. Voor een vol stadion is dat weinig, niet ? We moeten af en toe geld uit eigen zak inbrengen !" (‘Forza Tifo(si)!’. In: Sport Voetbalmagazine, 25/04/2007)

Binnenkort zal er een collecte gehouden worden voor een bepaalde thuismatch om wat budget in te zamelen voor het maken van tifo's, wellicht in september. We zullen hieromtrent zeker nog communiceren. (Gebruiker ‘VAK 213’. In: Cercle Brugge Forum, 07/08/2014)

Uiteindelijk blijft de sfeer en beleving voor de supportersgroepen wel belangrijker dan het geld. De financiële steun van een club biedt natuurlijk mogelijkheden, maar zoals we hierboven bij de Luikse Ultras Inferno zagen, is een wederzijds respect tussen supporters en spelers het cruciaalst. Een harde (Italiaanse) supporterskern eist van de spelers enkel de waarden die ze zelf ook nastreeft. Daarbij zijn vooral erkenning, strijdlust en inzet de voornaamste sleutelwoorden. In het onderstaande artikel uit HNB staat bijvoorbeeld hoe het Brugse Blue Army erkenning boven het geld verkiest.

Naast het inleveren van zijn kapiteinsband, beloofde Hoefkens ook dat de spelers geld zouden doneren aan de supportersfederatie en Blue Army, maar ook dat is niet nodig voor de supporters. 'Officieel weten we nog niets van die donatie, daarover werden we nog niet gecontacteerd. Maar liever dan geld zouden we meer erkentelijkheid willen. Het zou fijn als spelers eens langskomen als we zoals zondag voor de derby van 's morgens vroeg een tifo voorbereiden. Meer appreciatie voor wat we doen, dat is belangrijker dan geld.' (‘Supporters hopen dat Hoefkens aanvoerder blijft’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Waasland”, 25/09/2012)

Samengevat moeten we de geattesteerde tifo-berichten van de supportersfora dus interpreteren met de bovenstaande drie factoren in het achterhoofd. De eerste factor aangaande de ideologische overtuiging van de sfeergroep is ongetwijfeld de belangrijkste. Het is voornamelijk de vurige Italiaanse overtuiging en beleving die aan de oorsprong van de meeste tifo’s en sfeerinitiatieven ligt. In de eerste onderzoeksvraag wordt er dieper ingegaan op die Italiaans oorsprong en de rol die de Luikenaren speelden in de overname en verspreiding.

98

3.3.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen

3.3.8.1. Standard en de Italiaans oorsprong In deze eerste onderzoeksvraag wordt inhoudelijk en kwantitatief nagegaan wat het aandeel is/was van de Luikse Ultras Inferno 1996 in de overname en verspreiding van het Italiaanse tifo. Zoals in de paragrafen ‘Inleiding’ en ‘Onderzoeksvragen’ (cf. supra) al werd aangehaald gaat de Ultra-supportersgroep terug op de typische Italiaanse Ultras (de harde kern van de tifosi). Binnen ons corpus aan tifo-attestaties werd er doorgaans een onderscheid gemaakt tussen twee verschillende dominante supportersculturen. In de paragraaf ‘Supportersfora’ (cf. supra) werd er al een variant, de Latijnse of Italiaans voetbalsfeer, toegelicht. Zij zou zich vooral kenmerken door tifo’s, bandieres, corteo’s, pyro, enz. De tweede supporterscultuur is gebaseerd op een Angelsaksische achtergrond die vooral spreekkoren inzet of met vlaggen gaat zwaaien.

'Wij beschouwen de Ultras Inferno als een sfeergroep, net zoals de Blue Army van Club Brugge of de Mauves Army van Anderlecht', zegt Jo Vanhecke, de directeur van de Voetbalcel. 'Alleen is het verschil dat de Blue Army meer Angelsaksisch geïnspireerd is, met vooral gezangen en vlaggen, terwijl de ultra's van Standard zich spiegelen aan de Latijnse voetbalsfeer. Dat wil zeggen: een voorliefde voor vuurwerk.' (‘Ultra’s van Standard: fans met voorliefde voor vuurwerk’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Waasland”, 09/10/2012)

Jim Bruyninckx benadrukt tot slot dat Genk - net als Standard - vooral een zuiderse sfeer moet nastreven. "De Engelse clubs beroepen zich vooral op het vocale aspect. Wij willen meer doen dan dat, de keel schor schreeuwen, volstaat niet. Voor ons staat tifo voor alle middelen die ambiance in de keet brengen "Wat ze in Italië tifo noemen, het grandioze spektakel dat supporters maken om hun club te ondersteunen, kennen we in België haast niet. Vooral op Beerschot houden ze meer van de Engelse stijl, die hier in de jaren tachtig is doorgebroken. Heel cool, heel casual, geen clubkleuren, luid aanmoedigen maar niemand die het in zijn hoofd zou halen om met een spandoek te zwaaien. (‘Met Anderlecht – GBA staat vandaag de clash van de paarse kleuren op de voetbalagenda’. In: De Morgen, 20/08/2005)

Binnen de Belgische sportverslaggeving gelden de supporters van Standard Luik als prototypisch voor die Italiaanse of Latijnse supporterssfeer. In de vorige paragrafen werden al een aantal geattesteerde artikels meegegeven, maar er zijn er nog een pak meer die wijzen op de voorhoederol van de Luikse supporters. De volgende attestaties komen respectievelijk uit 2005, 2006 en 2007 en wezen toen al op het belang van de Ultras Inferno in de Belgische supporterscultuur.

99

“De Ultra's en de andere supportersgroepen steunen ons steeds door dik en dun. Hun tifo's zijn zelfs stilaan een begrip geworden in België. Hun eerste tifo - een combinatie van spandoeken, choreografie en muziek - dateert van 17 augustus 1996, toen Lokeren op bezoek kwam. De roots van de Ultra's liggen in Italië, waar vanaf de jaren zeventig arbeiderszonen elkaar in het stadion opzochten. (‘Culture Club’. In: Sport Voetbalmagazine, 21/12/2005)

Er wordt verwezen naar het Anderlechtse Mauves Army, maar de grondleggers van de sfeergroepen zijn de Ultras Inferno’s van Standard Luik. U.I. werd opgericht in 1996 om terug meer sfeer in het stadion te brengen. Zij hebben zich (in het begin) vooral laten inspireren de Marseillesupporters. De Anderlechtsupporters zijn pas vorig jaar begonnen met een 'tifo', en de eerlijkheid gebiedt te zeggen op een bescheiden manier. […] Maar naast het fanatisme en de loyaliteit van de Standardsupporter kent Sclessin qua ambiance nog steeds zijn gelijke niet in België, en dit ondanks twee decennia van hoofdzakelijk sportieve ontgoochelingen. (‘Korte berichten’. In: Het Laatste Nieuws, 30/10/2006)

De groepering is opgericht in 1996 door enkele leden van de groep Hell Side 1981 die tribune 3 van Sclessin een meer Latijnse look wilden geven. Directe aanleiding voor het ontstaan van de Ultras Inferno waren de werken aan het stadion tijdens het seizoen 1996/97 en de verminderde sfeer die daarmee gepaard ging. Op de plaats waar de Hell Side traditioneel samentroepte, verrees een tribune van drie hoog. De afwerking liet op zich wachten, maar een fanatieke groep vestigde zich alvast op het hoogste balkon : de Ultras Inferno. Inferno zou verwijzen naar de minderwaardige toestand van het stadion in die tijd en bovendien duiden op de 'hel' van Sclessin. De Ultras Inferno willen zo sterk mogelijk de uit Italië overgewaaide ultramentaliteit volgen. Contacten tussen de groepering en de media zijn schaars en verlopen erg stroef. "Onze woorden worden pertinent verdraaid, daarom distantiëren we ons voortaan van de pers", meldt Ben , een medewerker van de Ultras. (‘Forza Tifo(si)!’. In: Sport Voetbalmagazine, 25/04/2007)

Algemeen ziet het er naar uit dat tifo vanuit Italië en na een omzwerving in Frankrijk uiteindelijk in België is terechtgekomen. Naar het voorbeeld van vooral de Olympique Marseillesupporters gingen de Ultras Inferno in België een gelijkaardige rol gaan spelen. Iets later volgden vervolgens ook KRC Genk (Drughi), Sporting Charleroi (Storm Ultras) en FCO Beerschot Wilrijk, toen nog Germinal Beerschot, (Armata Viola) datzelfde ideaal. In het bovenstaande artikel ‘Met Anderlecht – GBA staat vandaag de clash van de paarse kleuren op de voetbalagenda’ uit DM stond nog te lezen dat de Beerschotsupporters vooral een Angelsaksische stijl navolgden, maar in datzelfde jaar (2005) zou er worden overgeschakeld naar een gestructureerde en georganiseerde (Latijnse) supporterscultuur. Sindsdien worden door de Armata Viola ook veelvuldig tifo’s ingezet. In datzelfde artikel uit DM stond daaromtrent ook het volgende te lezen.

100

“We dachten: waarom kan dat vocale niet hand in hand gaan met een meer visuele aanpak? Je ziet het elders overal gebeuren in de tribunes. Italië en Duitsland in de eerste plaats, maar ook aan de Zweden of de Zwitsers kunnen wij nog lang niet tippen. Via het forum op de Beerschot-website hebben we afgesproken dat we daar met een handvol gemotiveerde supporters wat aan zouden doen." (‘Met Anderlecht – GBA staat vandaag de clash van de paarse kleuren op de voetbalagenda’. In: De Morgen, 20/08/2005)

Ook wanneer we de frequentie van tifo-attestaties in de geschreven pers doornemen, valt het op dat er zich de afgelopen tien jaar inhoudelijk veranderingen hebben voorgedaan. Het absolute aandeel van tifo-attestaties met betrekking tot Standard Luik is min of meer hetzelfde gebleven, maar in de marge zijn ook andere spelers opgedoken. In de onderstaande grafiek zien we hoe het aandeel aan ‘overige’ attestaties geleidelijk aan is toegenomen. Die gaan over tifo’s van onder andere Blue Army, Drughi, Mauves Army, Malinwa Catholics, enz.

Absolute verhouding tussen tifo’s m.b.t. Standard Luik en andere tifo- attestaties

80

70

60

50 70 40

30 39 33 20 20 31 19 18 10 9 6 15 5 5 7 5 7 8 9 0 3 2 2 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Tifo's m.b.t. Standard Overige

In de paragraaf ‘Attestaties in kranten en tijdschriften’ werd er al op gewezen dat er in het eindjaar 2014 heel wat Limburgse clubs opduiken (Patro Eisden Maasmechelen, Sporting Hasselt, enz.). Vanaf de jaren 2007/2008 zien we daarnaast ook veel tifo-attestaties met betrekking tot KV Mechelen verschijnen. De sfeergroepen Malinwa Catholics (2006) en Young Ultras (2013) zijn dus eveneens schatplichtig aan de Italiaanse voetbalcultuur. Die eerste kan zelfs meegerekend worden als één van die vroegste Latijnse sfeergroepen.

101

Bij KV Mechelen tekenen de Malinwa Catholics voor de ambiance. De groep ontstond afgelopen zomer toen enkele fanatici na een desastreus verlopen seizoen opnieuw leven in de brouwerij wilden brengen. De groep wil meer sfeer op de tribunes, zowel op vocaalals op visueel vlak, en pakte in de competitie al uit met enkele tifo-acties. (‘Duel tussen sfeermakers’. In: Het Laatste Nieuws, 25/10/2006)

De Mechelse fanclub 'Catholics' zamelde de afgelopen weken geld in voor een tifo- actie in het Koning Boudewijnstadion. Door middel van zang, vlaggen, spandoeken, vuurwerk, banners en grootse acties willen ze de sfeer onderweg en in het stadion naar een hoogtepunt brengen. (‘Ludieke acties kleuren Mechelen en Heizel geelrood’. In: Het Nieuwsblad/Mechelen-Lier, 23/05/2009)

Fier poseren de jongeren van de gloednieuwe KV Mechelen- supportersclub 'Young Ultras' met hun zelfgemaakte spandoek van maar liefst 100 vierkante meter. Die rolden ze zaterdagavond voor het eerst uit tijdens de derby tegen Lierse SK. "We willen dit seizoen zoveel mogelijk nieuwe leden ronselen, en dromen stiekem al van een eigen vak in het nieuwe voetbalstadion. " (‘Tieners richten KV-sfeergroep ‘Young Ultras’ op’. In: Het Laatste Nieuws / Mechelen-Lier, 02/09/2013)

De rol van een topploeg als RSC Anderlecht werd in het artikel ‘Korte Berichten’ uit HLN in het begin van deze paragraaf al even aangeraakt. De supporters zouden in 2005 ook al begonnen zijn met tifo’s zij het op een bescheiden manier. Uit de frequenties in de geattesteerde artikels blijkt evenwel dat de Anderlecht fans, en dan vooral sfeergroep Mauves Army 2003, pas vanaf 2010 systematischer tifo’s organiseren.

Anderlecht rekent voor de tifo-acties voornamelijk op Mauves Army, een groep die in 2003 ontstond. In het Constant Vanden Stockstadion poogt men de aanhang vooral via spandoeken, vlaggen en tromslagen op te zwepen. Volgens Ludwig Vercauteren, een van de bezielers van Mauves Army, is het een moeilijke zaak om het Anderlechtpubliek te mobiliseren. "Op Anderlecht is er een zeer beperkt groepsgevoel", stelt Vercauteren botweg. "Het collectieve slaat moeizaam aan.” (‘Forza Tifo(si)!’. In: Sport Voetbalmagazine, 25/04/2007)

Ter gelegenheid van de titelwedstrijd tegen Zulte Waregem zal de sfeergroep Mauves Army een grote tifo ontvouwen met de beeltenis van ex-voorzitter Constant Vanden Stock. (‘Tifo Constant Vanden Stock’. In: Gazet van Antwerpen: Bijlage “Sport: Kempen”, 18/05/2013)

Anderlecht had de Zweed speciaal laten overkomen als bedankje tegenover de 'Mauves Army', de harde kern die de ploeg de voorbije weken in de play-offs door dik en dun steunde en ook gisteren weer een gigantische tifo mee naar het stadion bracht. (‘Zetterberg geeft aftrap’. In: Het Laatste Nieuws, 28/04/2014)

102

Samengevat komt in de geattesteerde artikels duidelijk naar voren dat Standard Luik en dan vooral de Ultras Inferno 1996 de belangrijkste rol speelden in de ontlening en overname van het Italiaanse tifo. Andere sfeergroepen zoals die van KRC Genk en FCO Beerschot Wilrijk volgden naar het Luikse voorbeeld (over Sporting Charleroi werd er in de geattesteerde artikels weinig gesproken). Het fenomeen zou sinds 2005 verder groeien en enkele jaren later ook bij clubs als RSC Anderlecht, KV Mechelen en KSC Lokeren binnentreden.

3.3.8.2. Composita met tifo en aanhalingstekens Tot nu toe werden de ontwikkeling en Italiaanse achtergrond van het ontleende tifo al in kaart gebracht. In deze tweede onderzoeksvraag wordt de huidige status van het ontleende begrip bekeken. De inleiding concludeerde al dat we in deze derde gevalsstudie opnieuw met een exotisme te maken hebben, maar dat hoeft niet per se te betekenen dat tifo zich in de eerste leenwoordfase bevindt. Het volledige corpus aan tifo-artikels en forumberichten toont immers aan dat er zich al heel wat composita met de Italiaanse ontlening hebben gevormd. En ook uit de verhouding tussen tifo-attestaties met en zonder aanhalingstekens (“”) valt er een en ander af te leiden. Beide elementen zijn betrouwbare indicatoren voor de mate waarin tifo al is ingeburgerd of alvast minder ‘vreemd’ is geworden. In de geschreven pers werden voor de afgebakende periode 2005-2014 uiteenlopende samenstellingen gevonden. Uiteindelijk werden er 9 verschillende varianten opgetekend die samen goed waren voor 67 geattesteerde artikels. In de onderstaande tabel staan die tifo- composita gerangschikt naargelang hun frequentie.

Composita gevormd met tifo in de geschreven pers (2005-2014) Tifo-actie(s) 53 Tifo-beeltenis 1 Tifo-blaadje(s) 6 Tifo-vlag 1 Tifo-workshop(s) 2 Tifo-schilder 1 Tifo-spandoek 1 Tifo-team 1 Tifo- initiatief 1 / /

Uit de gegevens wordt duidelijk dat er heel wat geattesteerde artikels zijn van de samenstelling ‘tifo-actie(s)’ (53). Het is de enige term die constant opduikt binnen de afgebakende periode en ook op de supportersfora meermaals zal opduiken (cf. infra). Daarnaast zijn het enkel ‘tifo-blaadje(s)’ (6) en ‘tifo-workshop(s)’ (2) die meer dan een keer geattesteerd worden. De volgende tabel en voorbeeldartikels tonen de jaarlijkse frequentie van ‘tifo-actie’ en maken duidelijk dat het begrip steeds terugkomt.

103

‘Tifo-actie(s)’ in de geschreven pers (2005-2014)

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Attestaties 4 2 8 5 5 10 5 2 9 3

Blue Army, de ambiancemakers in Tribune Noord, proberen in samenwerking met de Supportersfederatie niettemin een hete sfeer te creëren met een massa-cantus, een tifo- actie en een vervroegde editie van de flag-day. (‘Jan Breydel loopt niet vol voor ‘macht van het jaar’’. In: Het Laatste Nieuws, 24/08/2005)

In het 'Malinwa Village' wordt uren voor de aftrap al gedanst, gezongen en gedronken. In het stadion pakt de kop uit met een indrukwekkende tifo-actie en dito ambiance. (‘Held van de maand’. In: Gazet van Antwerpen/Mechelen, 22/12/2009)

Stoer doen in de kranten kan iedereen, maar bij Zulte Waregem waren ze er gisterenavond echt op gebrand om de nieuwe titelambitie ook op het veld kracht bij te zetten. Met een tifo-actie, een keiharde drum-and-bass-plaat en een klein fortuin aan vuurwerk – dat belooft voor wanneer ze aan de Gaverbeek echt eens iets te vieren hebben - werd Standard in het Regenboogstadion verwelkomd. (‘Refs nekken Zulte Waregem’. In: De Morgen, 13/04/2013)

Inhoudelijk is de samenstelling ‘tifo-actie’ een verdere verduidelijk van zowel het begrip als het concept tifo op zich. Tifo werd in de betekenisomschrijving immers al gedefinieerd als de verzamelterm voor de verschillende supportersacties die naast het veld te zien zijn (spandoeken, Bengaals vuur, gezangen, enz.). Om het begrip met ‘-actie’ verder te duiden, is vanuit die optiek dus enigszins overbodig. Het is heel waarschijnlijk dat ‘tifo-actie’ werd samengesteld omdat enkel tifo voor sommigen niet geheel duidelijk was. In het Italiaans wordt tifo ook gebruikt in de woordgroep ‘fare il tifo’ wat vrij vertaald ‘supporteren’ of ‘uitbundig juichen’ betekent. Tifo komt op die manier ook gelijk te staan met begrippen als ‘supporter’ of ‘sfeer’ en vandaaruit werden naar analogie met ‘tifo-actie’ de termen ‘supportersactie’ en ‘sfeeractie’ gebruikt. In principe kan de samenstelling dus elke originele tifo-attestatie vervangen waardoor de ze ook frequenter dan de andere geattesteerde samenstellingen opduikt. De overige attestaties (tifo-blaadjes, -spandoek(en), team(s), enz.) verschijnen heel wat minder maar wijzen dan weer vooral op de brede betekenis van het begrip. Alle termen hebben ergens te maken met het overkoepelende concept tifo en de creatie van die begrippen wijst bijgevolg op een vergevorderde tifo-scene.

Daartoe maken ze veel gebruik van indrukwekkende 'tifo'-acties, waarbij de supporters zelf een grote afbeelding vormen door elk een tifo-blaadje in de lucht te houden. (‘Artikel zonder titel’. In: Het Laatste Nieuws, 26/10/2010)

104

Er zijn vanaf 13 uur een handtekeningsessie, een rondleiding in het stadion en in de kleedkamers, een wedstrijd deklat trappen, een heuse tifo-workshop, voor de kleinsten een springkasteel en grime, […] (‘“Fans verwennen, ook tijdens de match’”. In: Het Laatste Nieuws/de Ring-Brussel, 23/07/2011)

"Met het tifo-team van supportersclub Leuven-Centraal maken we zo'n vijf tifo's per seizoen, telkens gelinkt aan de actualiteit.” (‘“We blijven in eerste, zeker weten!”. In: Het Laatste Nieuws/Leuven-Brabant, 10/03/2014)

Ook op de supportersfora werden 6 verschillende composita gevonden die samen goed waren voor 32 attestaties. In de volgende tabel worden die gegevens, ditmaal uit de periode 2009- 2014, opnieuw uiteengezet en opgevolgd door een aantal voorbeelden. Zoals daarnet al vermeld werd (cf. supra), staat de samenstelling tifo-actie (25) ook hier op kop.

Composita gevormd met tifo op de supportersfora (2009-2014) Tifo-actie 25 Tifo-vlak 1 Tifo-gebeuren 3 Tifo-maker 1 Tifo-achtergrond 1 Tifo-moment 1

Proficiat met de knappe tifo-actie, jongens (en meisjes): schitterend! Forza Armata Viola! Voor de 'supporters' die het nodig vonden bandieri mee te pikken: shame on you! Waar zijn de normen en waarden naartoe...? (Gebruikber ‘Grappa13’. In: Kielserat, 26/11/2012)

[…] Ik heb het toen ook aanvaard en ben na mijn jaren n TZ nog een jaar opnieuw op de staantribune gaan staan met enkele kameraden van de 'oude tijd', laats ons zeggen de begintijd van het hele tifo-gebeuren in Genk. (Gebruiker ‘Jamal’. In: Blauwwit, 30/09/2013)

Voor de supporters die het tifo-moment gisteren hebben georganiseerd: Mooie actie, mag wat mij betreft iedere match; doet de spelers ongetwijfeld veel deugd het moment zij de grasmat opkomen; zal voor hen een kippenvelmoment zijn! (Gebruiker ‘Frank D’. In: EsseveeForum, 05/04/2014)

Tot hiertoe is het al duidelijk dat tifo geen ontlening is uit de eerste leenwoordfase. Er worden zowel in de geschreven pers als op de supportersfora verschillende composita met het begrip gevormd wat erop wijst dat tifo al tot op een bepaalde hoogte is ingeburgerd. De Italiaanse ontlening wordt dus niet zozeer meer als een ‘vreemd’ element in de Nederlandstalige verslaggeving ervaren. Ook wanneer we de frequenties van de tifo-attestaties met en zonder aanhalingstekens (“”) vergelijken komen we tot die conclusie. In de onderstaande tabellen staan die gegevens per mediaplatform opgelijst.

105

Tifo-attestaties met en zonder aanhalingstekens (“”) in de geschreven pers

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Met (“”) 0 1 0 2 0 1 1 1 3 2 11 Zonder (“”) 12 10 23 15 27 32 43 25 38 77 302 Totaal 12 11 23 17 27 33 44 26 41 79 313 Tifo-attestaties met en zonder aanhalingstekens (“”) op de supportersfora

Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Totaal Met (“”) 1 1 1 2 2 1 8 Zonder (“”) 74 48 87 159 212 166 746 Totaal 75 49 88 161 214 167 754 Ook hier spreken de resultaten boekdelen. Zowel in de geschreven pers als op de supportersfora worden aanhalingstekens amper aangewend. De resultaten zijn respectievelijk 11 van de 313 geattesteerde krantenartikels en 8 van de 754 geattesteerde forumberichten. In het theoretisch kader (cf. supra) werd uiteengezet hoe Van der Sijs (1996: 11) aanhalingstekens ziet als duidelijke indicatoren voor een lexicologisch ‘vreemd’ element. Maar zoals uit de verschillende composita al bleek is tifo die fase wel degelijk voorbij. Het begrip bevindt hoogstwaarschijnlijk in de tweede leenwoordfase. Uit de derde onderzoeksvraag zal namelijk blijken dat de term, net zoals Super Sunday, ook buiten zijn specifieke vakgebied (de sporttaal) begint op te duiken (cf. infra).

3.3.8.3. Algemene doorbraak 2015 In het leeuwendeel van de onderzochte jaren (2005-2013) is de toename van tifo-attestaties in zekere zin nog vrij beperkt. Pas vanaf het eindjaar 2014 lijkt het begrip met 79 geattesteerde artikels sterker te groeien. In de allereerste paragrafen ‘Inleiding’ en ‘Toelichting bij de onderzoeksvragen’ (cf. supra) werd er echter al te kennen gegeven dat de belangrijkste verschuiving voor tifo zich in het begin van 2015 voordoet. Door een tifo-incident met de Luikse Ultra-supporters zal het begrip zowel in de sport- als algemene verslaggeving definitief doorbreken. In deze derde onderzoeksvraag wordt er dieper ingegaan op de uiteindelijk invloed van dat tifo-incident op de ontwikkeling van het Italiaanse leenwoord. Op 25 januari 2015 zette oud-Standard-kapitein Steven Defour na terug voet op Luikse voetbalbodem. De verdedigende middenvelder keerde na drie seizoenen (2011/2012- 2013/2014) bij FC Porto terug naar België maar had daarbij wel de clubkleuren van de grote concurrent RSC Anderlecht gekozen. Dat de Ultras Inferno 1996 bijgevolg geen warme ontvangst voor hem planden, hoeft dan ook niet te verwonderen. Vlak voor de wedstrijd op

106

25/01/2015 werd door de fanatieke Luikse supportersgroep een expliciete tifo ontrold die de (sport)wereld zou rondgaan. Centraal op het spandoek stond een onthoofde Steven Defour, een tafereel dat meteen deed denken aan de gruweldaden van terreurgroep IS. De Luikse Ultras hadden (vreemd genoeg) niet gerekend op die actuele relevantie en bleven in verklaringen achteraf dan ook het verband ontkennen. De actie was volgens hen enkel een filmische referentie naar de horrorklassieker ‘Friday the 13th’, iets wat wel vaker wordt gedaan in hun tifo’s.

Zelfs de kapitein van Standard Luik kon zijn afschuw van wat hij gistermiddag zag niet wegsteken: een beul met in zijn linkerhand een groot zwaard, en in zijn rechter het afgehakte hoofd van Steven Defour. Met daarnaast in koeien van letters: 'Red or Dead.' (‘Beschaamd om voetbalfan te zijn’. In: Het Nieuwsblad, 26/01/2015)

Na de wedstrijd distantieerde Standard zich nadrukkelijk van het spandoek. Al voerde woordvoerder Olivier Smeedts wel aan dat het afgebeelde tafereel verwees naar de filmreeks Friday the 13th en niet naar de onthoofdingen door IS. (‘Oproep toe haat en geweld’. In: De Morgen, 26/01/2015)

De bovenstaande actie typeert wel het karakter van de Luikse supporterskeren. Zoals in de vorige paragrafen werd aangetoond, zijn hun overtuigingen gestoeld op een fanatieke en vooral vurige Italiaanse of Latijnse supporterssfeer. De onthoofdings-tifo is dan ook niet het eerste ophefmakende incident met de Standard-aanhang. In 2013 werd bijvoorbeeld al eens bloederige tifo ontrold met daarop een schietende Tony Montana uit Scarface in de hoofdrol. Het voorval raakte toen wel niet verder dan de sportpagina’s van de verschillende kranten.

De supporters van Standard lieten zich in negatieve zin opmerken met een reusachtige tifo waarop te lezen stond: Uw grootste vijand groet u. Bij het opschrift was een beeltenis van de Amerikaanse acteur Al Pacino te zien met een machinegeweer in de hand. De Luikse fans verwezen daarmee naar de legendarische film Scarface uit 1983. (‘Artikel zonder titel’. In: Het Belang van Limburg: Bijlage “Sport”, 23/12/2013)

Het ging om een tifo-spandoek van Public Histerik, de kop aan de kant van de Maas. Daar werd 'de ergste vijand' in onvervalste strip- en game-stijl gegroet met een figuur met een mitrailleur gericht op paars bloed. Het was over dat doek dat communicatiemanager Olivier Smeets na de wedstrijd in de mixed-zone toelichting kwam geven. 'Natuurlijk had Standard als club graag een ander spandoek gezien. Het was op het randje', zei Smeets. (‘‘Kunstzinnig’ spandoek enige wanklank op Sclessin’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Limburg”, 24/12/2013)

107

Met dat voorval in gedachten en de berichten die in het verleden én in aanloop van de wedstrijd begin 2015 naar buiten werden gebracht, had het Luikse bestuur zich wel aan iets dergelijks mogen verwachten.

De tifo moet vooral de tegenstander intimideren, maar ook indruk maken op de eigen spelers, hen duidelijk maken dat ze gesteund worden. Soms vinden de spelers de boodschappen hard. "Et alors ?", reageert Francis Pavone. "Onze spelers moeten met die druk kunnen omgaan. Ze moeten fier zijn op de clubkleuren, alles geven, ook als het niet goed loopt. Ivica Mornar pakten we hard aan toen hij hier met Anderlecht speelde. In een artikel bleek dat hij Standard compleet was vergeten. Sommigen moet je eens goed wakker schudden. (‘Culture Club’. In: Sport Voetbalmagazine, 21/12/2005)

"Ik weet al enkele weken dat de supporters een tifo tegen Defour voorbereiden. Ze wilden niet wachten tot de thuismatch in januari om hun ongenoegen te uiten. Of ze er ook mee in het stadion zullen raken, is een andere vraag. In elk geval moet Steven Defour zich niet aan applaus van de Standard-fans verwachten. De woede van de supporters zal zich even volledig tegen hem keren. (‘“Woede zal zich tegen Steven Defour keren”’. In: Het Belang van Limburg, 25/10/2014)

"Eigenlijk praten we niet met de media, te veel problemen", klinkt het, maar anoniem en na een telefoon met de Ultrasbaas mag het. "Sowieso verklappen we nooit de inhoud van een tifo, maar Defour zal zondag nóóit vergeten", grijnst hij. "We hebben ook geen haast: een match duurt 90 minuten." (‘“Defour zal zondag nooit meer vergeten”’. In: Het Laatste Nieuws, 23/01/2015)

De afspraken die tussen de Standard-aanhang en de overkoepelende supportersfederatie ‘Famille des Rouches’ in 2010 werden gemaakt, waren vijf jaar later in ieder geval al niet meer van toepassing.

Ook Standard heeft overleg gehad met zijn supporters. 'We doen verschillende tifo- acties maar alleen met positieve boodschappen', zegt Louis Smal van de supportersfederatie 'Famille des Rouches'. (‘Wat doen…?’. In: Het Nieuwsblad, 16/01/2010)

Het spreekt bijna vanzelf dat het meest recente incident heel wat heeft losgemaakt omtrent de tifo. Om die veronderstelling met gegevens te ondersteunen werden voor deze derde onderzoeksvraag de attestaties van 2015 al deels in kaart gebracht. Daarbij werden de eerste vijf maanden (januari-mei) volgens dezelfde principes geanalyseerd. Irrelevante attestaties zoals dubbele of regionale artikels werden geschrapt en de gegevens werden vervolgens in een grafiek gegoten. Hieronder wordt het jaar 2015 op zich en tegenover de andere onderzoeksjaren weergegeven.

108

Tifo-attestaties doorheen de tijd t.e.m. 2015

300 274

250

200

150

100 79

44 41 50 33 23 27 26 12 11 17 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 (01-05)

In de bovenstaande grafiek zien we dat tifo ontzettend veel attestaties in 2015 laat optekenen. Het is met maar liefst 274 (!) bruikbare attestaties in vijf maanden goed voor bijna evenveel resultaten als de gehele voorgaande periode (313). De doorbraak van tifo werd op die manier binnen de sportverslaggeving helemaal verzekerd, maar ook in het algemene nieuws werd tifo veelvuldig besproken. Er werden opiniestukken geschreven, thema’s als vrijemeningsuiting en Charlie Hebdo werden aangesneden en ook de achtergrond van de Italiaanse ontlening werd nog eens extra in de verf gezet. Zelfs vijf maanden na het incident houdt het begrip nog stand, de attestaties liggen dus niet allemaal in januari/februari.

120

100 97

80 65 60

41 40 36 35

20

0 Januari Februari Maart Apil Mei

109

In de grafiek met het aantal attestaties per maand in 2015 zien we dat april en mei nog altijd een 35-tal attestaties laat optekenen. Die resultaten liggen rond de frequenties van de voorgaande jaren. Inhoudelijk zien we wel dat er met betrekking tot de tifo’s gemengde gevoelens ontstaan. Zoals vaak het geval is in een crisissituatie, wordt het moment meteen nagegaan door een zeer uitgesproken tegenreactie vergezeld van repressieve maatregelen. Tifo dreigt in die eerste maanden na het voorval te moeten voldoen aan censuurmaatregelen en raakt een beetje negatief geconnoteerd.

Afgelopen week werd duidelijk dat de club en de politie geen toestemming gaven aan de supporters om een nieuwe tifo te onthullen voor de derby tegen AA Gent. Daarop zou een grote doodskop met twee geweren en de tekst Lokeren till I die prijken. 'Te gewaagd', was de conclusie na wat er vorige week op Sclessin gebeurde. Tot groot ongenoegen van de Lokerse aanhang, die gisteren met grappige spandoeken reageerde. (‘Lokerse spionkop reageert ludiek op verbod tifo’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Waasland”, 02/02/2015)

Voor de komst van Anderlecht staan de zenuwen strak gespannen in Luik. De veiligheidsmaatregelen worden verscherpt, want de Rouches willen wantoestanden zoals het anti-Defour-spandoek bij de vorige confrontatie vermijden. Zo is er vanaf zondag een nieuw camerasysteem operationeel én is er een volledig verbod op tifo's. (‘Standard verbiedt tifo’s in topper tegen Anderlecht’. In: De Morgen, 09/04/2015)

Toch mag er niet vergeten worden dat de supportersactie er in de eerste plaats is om steun te betuigen. Voor de meesten is tifo nog altijd een moment van verbroedering waarbij een positieve boodschap naar voren wordt gebracht. Zo blijkt onder andere ook uit het eerbetoon aan de plots overleden Lokeren-speler Gregory Mertens.

Na het afscheid van Gregory Mertens (foto) afgelopen donderdag eert Lokeren de onfortuinlijke voetballer vanavond voor eigen volk tegen Oostende. Net als vorige week in het Kuipje zal er een minuut applaus weerklinken op Daknam. Daarnaast bereiden de fans een tifo voor en wordt er in minuut vier (zijn rugnummer) nog een actie gedaan. (‘Lokeren wil finale voor Mertens’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Waasland”, 09/05/2015)

'Het begon eigenlijk opnieuw met een krop in de keel. Als je die tifo nog eens ziet en blijkbaar waren de ouders van Gregory hier ook aanwezig. Het werd weer heel emoitioneel, ook dankzij de Cercle-fans die afzakten naar hier. Een geweldig initiatief van onze club om dit pakkende moment samen met anderen te kunnen beleven.' (‘‘Vanaf minuut één voor juist eerbetoon gezorgd’’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Waasland”, 11/05/2015)

110

Samengevat kunnen we wel besluiten dat tifo in 2015 veel weider verspreid en gekend is geworden. Die toename in naam en populariteit heeft er ook voor gezorgd dat het begrip zich nog steviger nestelde in die tweede leenwoordfase. Zo werden opnieuw verschillende composita met het begrip tifo gevormd (tifo-schande, -affaire, -incident, enz.) en begon de term ook buiten zijn specifieke context op te duiken. Het is goed mogelijk dat de supporter zich door die toegenomen populariteit volgend seizoen aan heel wat sfeeracties mag verwachten.

In die zaal, waar het gezelschap tien keer per jaar verzamelen blaast, hangt een levensgroot portret van Leopold II aan de muur. Een politiek-historische tifo, zeg maar. 'Het is Leopold of ik', zei Erik, die ostentatief op de drempel bleef staan. (‘Bonbonnière’. In: De Standaard: Bijlage “DS Weekblad”, 31/01/2015)

Ook onze hipste leerkracht, Joris, gaf op Romeinse wijze les. De jongens van de praktijk toonden hun zelfgemaakte lichtgevende MNM-mini logo’s en het reuze MNM-logo, dat de jury allemaal mee naar huis mocht nemen. Hun bezoek werd afgesloten met het kijken naar de MNM-tifo en tot slot een flashmob op het liedje 'Sexy and I know it'. (‘MNM op bezoek bij SVM’. In: Het Belang van Limburg: Bijlage “Het Belang van Tongeren”, 24/04/2015)

3.3.9. Besluit Het begrip tifo is een Italiaanse ontlening die geldt als een verzamelterm voor alles wat zich naast het veld afspeelt met betrekking tot de supporters. Doorgaans gaat het hier om verschillende supportersacties met spandoeken, gezangen, Bengaals vuur(werk), enz. Aangezien met tifo zowel een nieuwe term als nieuw concept in de Belgische voetbalwereld werd geïntroduceerd, gaat het in deze derde gevalsstudie opnieuw over een exotisme. De analyse doorheen de tijd toonde aan dat tifo vrij geleidelijk zijn opmars maakte. Twintig jaar geleden kwam het concept overgewaaid vanuit Italië en vanaf 2005 begon het zich langzaamaan verder te verspreiden. In 2014 zouden uiteindelijk het hoogste aantal attestaties (79) opgetekend worden voor onze afgebakende periode. De echte doorbraak zal zich echter pas begin 2015 voltrekken maar daar wordt in de derde onderzoeksvraag verder op gefocust. Uit de verdeling tussen de verschillende kranten en tijdschriften konden we voor tifo opnieuw de klassieke conclusie trekken. Er is namelijk opnieuw een onderscheid tussen de regionale, ‘volksere’ kranten (HLN, HBVL en HNB), ditmaal zonder GVA, en de (inter)nationale ‘serieuzere’ kranten (DM en DS). Daarnaast viel ook op dat vooral die eerste drie kranten (HLN, HBVL en HNB) de frequentie van tifo bepaalden. In het eindjaar 2014

111 zou HBVL zelfs aan kop komen te staan omdat een aantal Limburgse tweede en derde klasse clubs de Italiaanse supportsfeer oppikten. Op de supportersfora lag het aantal tifo-attestaties een pak hoger dan in de geschreven pers. Aangezien het concept volledig door de supporterskernen wordt gedragen, hoeft dat ook niet te verwonderen. In de rangschikking stond KRC Genk (384) duidelijk bovenaan met Cercle Brugge KSV (114) als eerste achtervolger. De andere drie fora sloten de rangen met attestaties die steeds in elkaars buurt lagen. Voor deze derde casus moest er met betrekking tot die fora-resultaten wel rekening gehouden worden met een aantal belangrijke, externe factoren. In alle gevalsstudies staan de resultaten van de supportersfora niet noodzakelijk voor ‘de algemene supporter’, maar wat betreft tifo is dat nog minder het geval. De tifo-frequentie hangt onder ander af van de ideologische aard van de sfeergroep, de infrastructurele capaciteiten van het clubstadion en de financiële mogelijkheden van de supportersgroep. Die drie factoren zijn natuurlijk niet de enigste invloed, maar waren voor deze casus wel de belangrijkste om de frequenties van onze geselecteerde fora verder duiden. In de onderzoeksvragen ten slotte werden voor tifo drie verschillende invalshoeken behandeld. Een eerste onderzoeksvraag focuste op de achtergrond van het Italiaanse tifo en de rol die de supporters van Standard Luik, en dan vooral de Ultras Inferno 1996, speelden in de overname en verspreiding van de term. Uit de geattesteerde artikels werd duidelijk dat de Ultras teruggingen op een Latijnse voetbalsfeer die na een omzwerving in Frankrijk in België terechtkwam. Een tiental jaar na de Ultras Inferno 1996 volgden vervolgens ook andere eerste klasse supporters in die Italiaanse ideologie: KRC Genk, FCO Beerschot Wilrijk, Sporting Charleroi, enz. De tweede onderzoeksvraag bepaalde de leenwoordfase van tifo. Uit het totaalcorpus bleek immers dat er al heel wat composita met tifo werden gevormd en ook uit de frequentie van aanhalingstekens kon het een en ander worden afgeleid. De verschillende composita wezen erop dat tifo zich als exotisme toch in de tweede leenwoordfase bevindt. De samenstelling duidden op een gevorderde inburgering en ook de aanhalingstekens brachten een dergelijk signaal naar voren. Met maar 11 attestaties op een totaal 313 van voor de geschreven pers, en 8 op een totaal van 754 op de supportersfora, waren er maar weinig geattesteerde artikels waarin tifo beklemtoond werd. Het begrip wordt dus niet meer als ‘vreemd’ ervaren. Uit de derde onderzoeksvraag zou daarenboven blijken dat er composita blijven ontstaan en dat tifo ook buiten zijn specifieke voetbalcontext opduikt. Dat laatste wijst net zoals bij Super Sunday op een leenwoord uit de tweede leenwoordfase.

112

In de derde en laatste onderzoeksvraag ten slotte werd de evolutie van tifo in de eerste vijf maanden (januari-mei) van 2015 bekeken. Een oppervlakkige blik verraadde immers al dat het tifo-incident met Steven Defour eind januari voor grote verschuivingen zorgde. Uiteindelijk zouden er voor die vijf maanden maar liefst (!) 274 attestaties opgetekend worden. Daarbij werd er vanuit alle hoeken veelvuldig over de tifo geschreven wat soms resulteerde in een negatieve kijk op het fenomeen. Gelukkig konden andere tifo’s, zoals het eerbetoon aan Gregory Mertens, de supporters herinneren aan het echte doel van de acties. Samengevat is de term als leenwoord uit de tweede fase ondertussen sterk genesteld in de Belgische sportverslaggeving. De bovenstaande factoren wijzen erop dat de tifo-scene vanuit een veilige positie kan verder groeien in België. Het begrip is namelijk niet enkel gekend door leden van de sfeergroepen, maar ook ver daarbuiten zijn de supporters meer op de hoogte van tifo’s en hun mogelijkheden.

113

3.4. Clas(s)ico

3.4.1. Inleiding Clas(s)ico is, na twee Engelse en één Italiaanse ontlening, de eerste Spaanse voetbalterm die wordt geanalyseerd. Zoals uit de gehanteerde schrijfwijze valt af te leiden, wordt er in deze vierde casus rekening gehouden met twee verschillende spellingsvarianten. Een eerste blik op het volledige clas(s)ico-corpus toonde immers aan dat de Belgische sportverslaggeving zowel het originele Spaanse clasico als het vernederlandste classico gebruikt. De verhouding tussen die twee varianten en de uiteindelijke conclusies die daaraan vasthangen, worden in de derde overkoepelende onderzoeksvraag behandeld (cf. infra ‘Onderzoeksvragen). Wat we in deze inleiding wel al kunnen meegeven is dat clas(s)ico in geen enkel van de vier woordenboeken (GVD, GVNT, VDO en VT) werd opgenomen. Diezelfde eerste blik op het totaalcorpus bevestigde dan ook dat clas(s)ico pas recentelijk écht doorbrak. Deze vierde casus volgt nog altijd onze vaste structuur. Na de betekenisomschrijving en selectie van de bruikbare clas(s)ico-attestaties worden de gegevens geanalyseerd doorheen de tijd en in de verschillende kranten en tijdschriften. Daarna wordt er opnieuw vergeleken met de vijf supportersfora en worden de onderzoeksvragen besproken.

3.4.2. Betekenis De term clas(s)ico is een niet-noodzakelijke ontlening uit het Spaans. Het begrip betekent letterlijk ‘klassieker’ en kent een gelijkaardige invulling als de synoniemen ‘derby’, ‘streekduel’ of ‘topper’. In een aantal geattesteerde artikels uit 2005, 2010 en 2011 werd de exacte betekenis van de Spaanse ontlening ter verduidelijking meegegeven.

Argentinië-Brazilië is een clasico, een klassieker. (‘Een schot in de roos’. In: De Standaard, 29/06/2005)

[…] 'Omdat het een Clásico is, een klassieker. We hebben er allemaal zin in. Zo'n wedstrijd is altijd iets anders. (‘‘We hebben er nog die kunnen wat ik kan’’. In: Het Nieuwsblad, 03/11/2010)

In de hoofden van de Spanjaarden hebben de schuldenzorgen dezer dagen immers af te rekenen met zware concurrentie: de zogenaamde clásico, de voetbalklassieker tussen Real Madrid en FC Barcelona. (‘‘Redding euro belangrijker dan voetbal’’. In: De Tijd, 07/12/2011)

In dat laatste artikel uit DT van 2011 wordt er geschreven over de enige échte clas(s)ico. Net zoals bij Super Sunday verwees de ontlening oorspronkelijk naar één specifieke (voetbal)wedstrijd, in dit geval de partij tussen topploegen FC Barcelona en Real Madrid CF.

114

In de aanloop naar de Clasico, het duel tussen de aartsvijanden Real Madrid en Barcelona, zijn de gemoederen altijd een beetje verhit. (‘Onbeslist’. In: Sport Voetbalmagazine, 05/04/2006)

El Clasico is de wereldwijd bekende voetbalwedstrijd tussen Barcelona en aartsrivaal Real Madrid. (‘“Een ultieme belevenis”’. In: Het Belang van Limburg, 14/05/2010)

Heel Spanje staat nu al in rep en roer voor de Clasico van zondag, waarbij Real en de Catalanen voor de zoveelste keer de degens kruisen (live op Belgacom tv). (‘Barcelona in bloedvorm voor Clasico’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Waasland”, 03/10/2012)

Binnen de voetbalwereld zijn er een aantal klassiekers die door hun uniek en tijdloos karakter een specifieke benaming krijgen. In de tweede casus over Super Sunday (cf. supra) werden bijvoorbeeld al een aantal Engelse derby’s aangehaald: de Manchester derby tussen Manchester City FC en Manchester United FC, de Merseyside Derby tussen Everton FC en Liverpool FC, enz. Maar ook in Schotland (the Old Firm tussen Rangers FC en Celtic FC) en Duitsland (de Revierderby of Ruhr-derby tussen Borussia Dortmund en FC Schalke 04) wordt het voetballandschap gekleurd door een aantal klassiekers.

El Classico, the Old Firm, the Merseyside Derby, de Ruhr-derby... het zijn bijnamen van voetbalwedstrijden met een rijke geschiedenis tussen twee clubs uit dezelfde stad of regio. (‘‘We zijn gewoon prettig gestoord gek van voetbal’’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Oostende-Westhoek”, 03/10/2013)

Toch onderscheidt clas(s)ico zich van alle bovenvermelde benamingen. De term doet dat niet alleen door te verwijzen naar de populairste en wereldwijd meest bekeken voetbalklassieker (goed voor ongeveer 500 miljoen kijkers)5, maar ook door geleidelijk aan in de Belgische sportverslaggeving op te duiken als benaming voor andere clubduels. Een eerste blik op het volledige clas(s)ico-corpus verraadde namelijk alvast dat ook Club Brugge KV tegen RSC Anderlecht en voornamelijk Standard Luik tegen RSC Anderlecht geregeld clas(s)ico’s worden genoemd. In ‘Attestaties doorheen de tijd’ (cf. infra) wordt de evolutie en overname van het begrip clas(s)ico uitgebreider in kaart gebracht. Daarbij wordt ook vergeleken met het Engelse Super Sunday aangezien beide termen in een gelijkaardige context (verwijzend naar een soort speeldag) opduiken. Het is dus relevant om juist die twee ontleningen naast elkaar te plaatsen. De eerste onderzoeksvraag ‘Spaanse oorsprong en Belgische clas(s)ico’s’ (cf. infra) zal vervolgens de verschillende Belgische clas(s)ico’s toelichten.

5 Redactie Voetbalnieuws (2015). Van 500 miljoen tot 14: El Clásico in cijfers. Geraadpleegd op 10/07/2015. 115

3.4.3. Onderzoeksvragen Ook in deze vierde gevalsstudie behandelen we een aantal onderzoeksvragen die specifiek voor clas(s)ico werden afgebakend. De eerste onderzoeksvraag werd in de vorige paragraaf al even aangehaald. Om te beginnen gaan we voor clas(s)ico na in hoeverre de Spaanse oorsprong van de term nog uit de bruikbare attestaties valt af te leiden. Vervolgens worden ook de verschillende Belgische clas(s)ico-attestaties opgetekend. Welke wedstrijden worden met de Spaanse term aangeduid? En is er een typische Belgische clas(s)ico? De tweede onderzoeksvraag vergelijkt de algemene receptie van clas(s)ico met de resultaten van het Engelse Super Sunday. In die Engelse casus werd clas(s)ico immers ook in de forumberichten aangehaald als een term die irritatie opwekt. Geldt voor clas(s)ico uiteindelijk diezelfde negatieve connotatie? Of staat de term er beter voor? De derde overkoepelende onderzoeksvraag bepaalt de leenwoordfase van het Spaanse clas(s)ico aan de hand van een drietal stilistische factoren. Eerst en vooral wordt de verhouding tussen clasico met enkele ‘s’ en classico met dubbele ‘s’ in kaart gebracht. Die frequenties tonen immers aan in hoeverre het begrip al vernederlandst en dus ingeburgerd is. Vervolgens wordt ook het aantal ‘el clas(s)ico’-attestaties opgetekend. Het totaalcorpus verraadt namelijk dat de Spaanse ontlening nog geregeld wordt vergezeld van zijn oorspronkelijk Spaans lidwoord ‘el’ of ‘de’. De resultaten van die tweede variabele worden verder gebruikt om de eerste verhouding tussen clas(s)ico’s met enkele en dubbele ‘s’ te toetsen. Uiteindelijk wordt er een slotonderscheid gemaakt tussen de zuivere Spaanse variant ‘el clasico’ en de meest vernederlandste vorm ‘classico’, een resultaat dat op zijn beurt verbonden kan worden met de gegevens uit ‘Attestaties doorheen de tijd’ en de eerste onderzoeksvraag. We veronderstellen immers dat geattesteerde artikels die berichten over de Spaanse en originele clas(s)ico veeleer geneigd zullen zijn ook de oorspronkelijk Spaanse schrijfwijze te hanteren. De derde stilistische factor ten slotte gaat opnieuw over de aanhalingstekens (“”).

3.4.4. Overzicht attestaties Aangezien er qua schrijfwijze voor clas(s)ico twee mogelijke variaties zijn, werden er ook twee aparte zoekopdrachten ingevoerd. Die resultaten werden nadien samengevoegd om een overkoepelend geheel aan clas(s)ico-attestaties te bekomen. De eerste zoekopdracht ‘clasico OR clasico’s’ leverde in het totaal 986 attestaties op waarvan er 778 bruikbaar bleken voor ons onderzoek. De vernederlandste vorm ‘classico OR classico’s’ zorgde vervolgens voor een totaal van 514 attestaties waarvan er maar 83 bruikbaar waren. Samengeteld betekende dat een totaal van 1500 clas(s)ico-attestaties waaronder 861 bruikbare resultaten.

116

Totaal aantal attestaties vs. bruikbaar aantal attestaties

350

300

250

200

150

100

50

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Totaal aantal attestaties Bruikbaar aantal attestaties

In tegenstelling tot de voorgaande casussen toont de grafiek van clas(s)ico geen opvallende uitschieters wat betreft de irrelevante of onbruikbare attestaties. De verschillen tussen beide resultaten zijn dan wel vrij groot, toch blijven ze doorheen de onderzochte jaren (2005-2014) min of meer constant. Enkel in het eindjaar 2014 begint de discrepantie (158) tussen het totaal en bruikbaar aantal clas(s)ico-attestaties nadrukkelijker op te lopen. Door twee aparte zoekopdrachten in te voeren werd al snel duidelijk dat het vernederlandste classico verantwoordelijk is voor het leeuwendeel (431) van de 639 irrelevante attestaties. Dat komt in de eerste plaats omdat die vernederlandste schrijfwijze met dubbele ‘s’ overeenstemt met het Italiaanse ‘classico’, letterlijk ook ‘klassieker’. Heel wat van de 431 onbruikbare classico-attestaties kunnen uiteindelijk worden toegeschreven aan die vormelijke overeenkomst. Verder is het in deze paragraaf vooral de bedoeling om kort mee te geven wat de voornaamste oorzaken zijn van dat aanzienlijk totaal aan irrelevante of onbruikbare clas(s)ico-attestaties (639). De grote omvang en diverse aard van die resultaten staan wel niet toe om alles uitgebreid toe te lichten. Eerst en vooral zijn er voor deze vierde gevalsstudie opnieuw een heel pak (drie)dubbele en/of regionale kranten- en tijdschriftenartikels die wegvallen. Voor clas(s)ico eindigt die teller op 121 geattesteerde artikels die we meermaals in ons corpus terugvinden. Daarnaast verschijnt er in de regionale sportuitslagen van HNB en GVA ook weer een (zaal)voetbalclub die de ontleende term als naam heeft. Het gaat in dit geval over de Antwerpse club ‘El Classico’ die goed is voor een totaal van 66 classico-attestaties. Net zoals 117 bij tifo (cf. supra ‘Tifo’) en rabona (cf. infra ‘Rabona) wijst de toe-eigening van zo een ontleende term alvast op een bepaalde mate van inburgering. In hoeverre clas(s)ico precies is ingeburgerd en in welke leenwoordfase de term zich uiteindelijk bevindt, wordt vooral verderop in de derde onderzoeksvraag uitgebreider besproken (cf. infra ‘Toelichting bij de onderzoeksvragen’ en ‘Leenwoordfase door stilistische kenmerken’). Verder is er een opvallend deel irrelevante clas(s)ico-attestaties dat betrekking heeft tot Spaanse en vooral Italiaanse wijnen. Het is grotendeels door de overeenkomst tussen het vernederlandste en Italiaanse ‘classico’ dat deze geattesteerde artikels in het corpus zijn geslopen. Jaarlijks vallen er een aantal verwijzingen terug te vinden naar onder andere de ‘Chianti Classico’ (68) of de ‘Orvieto Classico’ (18).

Daardoor speelt de Riserva ineens in tweede klasse en kan men gewone Chianti Classico DOCG vinden voor de prijs van tafelwijn. (‘De Riservatruc’. In: De Standaard: Bijlage “Weekend Knack”, 20/03/2013)

Door die Italiaanse link zijn er ook verschillende attestaties (22) over het wielrennen in het clas(s)ico-corpus terechtgekomen. Zo verschijnen er bijvoorbeeld attestaties uit HLN, HNB, GVA en DS over de wielerwedstrijden ‘Classico Boretti’ (10) en ‘Classico (in principe ‘Clasica’) San Sebastian’ (6). Zelfs over het dopingschandaal met de Spaanse dokter Fuentes vallen er een aantal attestaties (6) terug te vinden.

Kort na zijn aanwerving door Silence-Lotto identificeerde het Duitse magazine Focus Thomas Dekker als Clasico Mano, de codenaam voor één van de klanten van dopingdokter Eufemiano Fuentes. (‘Dekker betrapt op epo’. In: Het Laatste Nieuws, 02/07/2009)

Tot hiertoe werden de belangrijkste redenen van dat groot aantal irrelevante clas(s)ico- attestaties aangehaald. Van de overige 305 onbruikbare artikels heeft het leeuwendeel nog steeds betrekking tot het vernederlandste classico, maar er vallen binnen die overkoepelende groep geen grote lijnen meer te vinden. Het gaat hier dus om een grote verscheidenheid aan begrippen, concepten, namen en verwijzingen die met clas(s)ico te maken hebben. Een greep uit al die varia-artikels levert verschillende attestaties op die gaan over ijs (‘Cornetto Classico’) en hamburgers (‘El Classico’-burger), maar ook over restaurants (‘Ristorante Del Sud Classico’) en zelfs muziekensembles (‘Classico Dementum’).

Onder de middag vindt in het stadhuis een woordje rond Izegem voor Dummies plaats en even nadien trekt Classico Dementum, een prettig gestoord ensemble de stad in. (‘Klare luid nieuw cultureel tijdperk in’. In: Het Nieuwsblad/Roeselare-Tielt-Izegem, 10/05/2008) 118

3.4.5. Attestaties doorheen de tijd Na het uitvoerig opsporen en verwijderen van alle onbruikbare clas(s)ico-attestaties blijven er uiteindelijk 861 resultaten over die bruikbaar zijn voor ons onderzoek. Net zoals in de vorige casussen worden de tabel en grafiek van die gegevens in deze vijfde paragraaf toegelicht. Vervolgens worden de resultaten inhoudelijk bekeken om de overname van de Spaanse term beter te begrijpen. Vanaf wanneer (en in welke context) wordt clas(s)ico ook voor Belgische wedstrijden gebruikt? In de eerste onderzoeksvraag zal vervolgens kwantitatief worden nagegaan welke Belgische wedstrijd(en) de benaming clas(s)ico krijgen. Ten slotte wordt in deze paragraaf ook even de vergelijking met het Engelse Super Sunday gemaakt. Werd clas(s)ico even direct geïmplementeerd als Super Sunday of is het begrip vanuit zijn Spaanse context natuurlijker gegroeid? In de onderstaande tabel worden de bruikbare attestaties voor onze afgebakende periode (2005-2014) een eerste keer weergegeven.

Clas(s)ico-attestaties doorheen de tijd

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Attestaties 14 23 16 22 40 91 179 176 162 138

Uit de bovenstaande gegevens valt af te leiden dat clas(s)ico maar heel recentelijk (2011- 2012) doorbrak in onze Belgische sportverslaggeving. De frequenties van vóór 2005 tonen daarenboven nog eens aan dat de term zich daadwerkelijk pas in de laatste tien jaar heeft ontwikkeld. Clas(s)ico past bijgevolg, net zoals Super Sunday, perfect binnen het algemeen kader van dit lexicologisch onderzoek. Uit die vroegste periode (…-2005) vinden we enkel in 2001 (1), 2002 (4) en 2003 (1) een aantal attestaties terug met betrekking tot het voetbal. Die geattesteerde artikels verwijzen wel nog allemaal naar de originele en buitenlandse, vaak Spaanse clas(s)ico’s. De eerste Belgische clas(s)ico’s zullen namelijk pas in de periode 2006- 2008 verschijnen en in 2011-2012 echt doorbreken (cf. infra).

Argentinië heeft woensdagavond met 2-1 gewonnen van Brazilië. Het was nochtans Brazilië dat lange tijd leidde in de 86ste clasico uit de geschiedenis. Het openingsdoelpunt viel na een domme own-goal van de Argentijnse kapitein Roberto Ayala. (‘12 van 32 WK-landen bekend’. In: Gazet van Antwerpen, 07/09/2001)

Tactisch gegoochel van coach Benitez bracht geen nieuwe lijn in het spel van Valencia. De wedstrijd bloedde dood, en Valencia vergooit de kans om uit te lopen op concurrenten Barça en Madrid. Die ploegen speelden zaterdagavond in een kolkend Nou Camp de Clásico van het Spaanse voetbal. (‘Valencia profiteert niet van gelijkspel Barça-Madrid’. In: De Standaard, 18/03/2002)

119

"Deze confrontatie met Bayern München is misschien sensationeel, maar ze komt te vroeg in deze fase van de Champions League", zuchtte Real-manager Emilio Butragueno. "Een 'gran classico', maar zonder twijfel ook de zwaarste loting die we konden krijgen. (‘Het hadden Arsenal en Real kunnen zijn…’. In: De Morgen, 13/12/2003)

In de eerste drie jaar na 2005 wordt clas(s)ico plots al iets frequenter gebruikt. De resultaten uit die jaren verwijzen wel nog grotendeels naar buitenlandse en Spaanse clas(s)ico’s, al beginnen in 2006 (23), 2007 (16) en 2008 (22) ook de eerste Belgische referenties de kop op te steken (cf. infra). Uit de onderstaand grafiek blijkt dat 2009 en vooral 2010 de periodes van de ommekeer inluiden. De respectievelijk 40 en 91 clas(s)ico-attestaties zijn een voorbode van de stevige toename die in de volgende jaren (2011-2014) plaatsvindt.

200 179 176 180 162 160 138 140

120

100 91

80

60 40 40 23 22 16 20 14

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

In 2011 situeert zich uiteindelijk het piekmoment van clas(s)ico. Na een toename in 2010 (91) van 51 cla(s)sico-attestaties culmineert de ontleende term in 2011 met 179 bruikbare attestaties. Vanaf dat moment ziet het ernaar uit dat clas(s)ico zijn plekje in de Belgische sportverslaggeving definitief heeft geclaimd. Toch zal het aantal attestaties in de volgende jaren wel geleidelijk aan afnemen. In 2012, 2013 en 2014 slinken de resultaten tot respectievelijk 176, 162 en 138 attestaties. Uit de analyse die volgt zal evenwel blijken dat clas(s)ico niet per se terrein aan het verliezen is. De frequentie van de term wordt net zoals bij Super Sunday tot op een bepaalde hoogte bepaald door het aantal clas(s)ico’s, Spaanse of Belgische, er effectief worden gespeeld. Om de bovenstaande levensloop van clas(s)ico in zijn geheel uitgebreider te verklaren worden de verhoudingen Spaanse en Belgische clas(s)ico’s hier al even aangehaald. 120

Clas(s)ico-attestaties in de geschreven pers per competitie

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Spa. 11 14 12 14 36 73 121 95 66 91 533 Bel. 0 6 2 6 4 17 49 77 87 42 290 Overig 3 3 2 2 0 1 9 4 9 5 38 Totaal 14 23 16 22 40 91 179 176 162 138 861 In de eerste onderzoeksvraag ‘Spaanse oorsprong en Belgische clas(s)ico’s’ (cf. infra) wordt aan de hand van de bovenstaande tabel de oorspronkelijke achtergrond van clas(s)ico in beeld gebracht. De gegevens worden echter hier al even bovengehaald omdat we geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling van clas(s)ico als een Belgisch concept. De bovenstaande resultaten kunnen ons namelijk duidelijk aangeven wanneer de eerste Belgische clas(s)ico’s voorkwamen en in welke periode het concept piekt. Wanneer we er ten slotte de attestaties over de Spaanse competitie bijnemen kunnen we ook de algemene levensloop verklaren. In 2006 vinden we de eerste geattesteerde artikels terug waarbij clas(s)ico verwijst naar een Belgische wedstrijd. Het gaat hier om 6 attestaties waarbij Anderlecht-spits Nicolás Frutos (1) en Standard-middenvelder Sérgio Conceição (5) in een interview de term clas(s)ico aanhalen.

Weet je tegen wie Anderlecht vrijdag speelt? “Natuurlijk. Dan is het ‘el classico’, de grote derby van Brussel.” (‘“Ik heb één doel: de titel”’. In: Het Laatste Nieuws, 14/02/2006)

Recent zei hij nog dat hij zijn carrière enkel dankzij de overtuigingskracht van Luciano D’Onofrio voortzette, vier dagen voor de topper tegen Anderlecht kijkt de Gouden Schoen een stuk verder vooruit. […] “Ik wil gerust over Milan spreken, maar heeft dat iets te maken met zondag? Natuurlijk is er een verschil in niveau. Maar voor ons telt de classico van zondag én de 3 punten.” (‘“Met een goeie arbiter winnen wij”’. In: Het Laatste Nieuws, 03/11/2006)

Anderlecht is gewaarschuwd: Sergio Conceição is in een goede luim voor de topper van zondagavond. […] Hoe speciaal is zo’n topper voor jou? “Het is een classico. Het leeft heel erg bij de fans. Maar uiteindelijk zijn er straks ook maar drie punten te verdienen.” (‘Conceiçao wil de scalp van Anderlecht’. In: Het Nieuwsblad, 04/11/2006)

Een jaar later (2007) worden er maar 2 clas(s)ico-attestaties opgetekend, maar dat maakt de periode niet minder belangrijk. In 2007 vinden we namelijk de eerste artikels terug waarbij sportjournalisten over een Belgische clas(s)ico spreken. Koen Van Uytvange (HNB) en Stephan Keygnaert (HLN) gebruiken de term als volgt.

121

Een ezel stoot zich geen tweede keer aan dezelfde steen. Een voetbalwet wil dus dat Nicolas Frutos nooit zo beslissend kan zijn als in el classico van vorig seizoen, al denkt de Argentijn zelf daar stiekem heel anders over. Voor Bosko Balaban betekenden de wedstrijden tegen Anderlecht tot nog toe meestal een rol als invaller. (‘“Als team hebben we nog niks getoond”’. In: Het Nieuwsblad, 10/02/2007)

God keek mee, naar deze Classico van het Belgische voetbal, en zette een uur voor de aftrap zijn hemelsluizen open. Lekker meegenomen, die vettige grasmat, voor een topper in een afgeladen vol en sfeervol Vanden Stockstadion. Anderlecht mocht niet verliezen, Standard moest niet winnen. (‘Alleen leuk voor club’. In: Het Laatste Nieuws, 01/12/2007)

In 2008 (6) duikt er vervolgens nog een speler op die de Spaanse term meermaals gebruikt voor Belgische wedstrijden. Ex-Standard (en huidig KRC Genk) spits Igor De Camargo laat 3 attestaties optekenen en heeft het in HBVL zelfs over twee verschillende Belgische clas(s)ico’s. Ook in 2009 (4) blijft de Belgische spits de term gebruiken.

"Standard-Anderlecht blijft de Classico van het Belgische voetbal. Zeker nu we samen aan de leiding staan en het om drie belangrijke punten gaat", zegt Igor De Camargo. (‘“Steviger dan Anderlecht”’. In: Het Belang van Limburg, 24/09/2008)

"De match van zondagavond is voor ons ook een 'clasico', je kan Genk immers in één adem noemen met Anderlecht, Club Brugge en Standard", zwaaide De Camargo de lof van de Limburgers. (‘“Dit is onze clasico”’. In: Het Belang van Limburg, 25/10/2008)

De Camargo vindt Standard-Racing Genk een echte classico. 'Beide clubs mogen dan nog in een andere provincie liggen, zij zorgen voor meer derbygevoel dan de Waalse ploegen ondereen.' (‘‘Geen slecht woord over Genk’’. In: Het Nieuwsblad/Limburg, 14/03/2009)

Vanaf 2010 (17) en 2011 (49) wordt de term steeds frequenter gebruikt. Het idee van een Belgische clas(s)ico lijkt zich te hebben verspreid en wordt bijgevolg door steeds meer sportjournalisten overgenomen. Zo schrijft voetbalcommentator en -analist van Sporza Radio Peter Vandenbempt nu ook over Belgische clas(s)ico’s en haalt vooral HLN-journalist Alain Ronsse de Spaanse term veelvuldig boven. Het gevolg is dat er tegen 2012 en 2013 een echte clas(s)ico-hype ontstaat. De journalisten gebruiken het begrip nog meer en ook de spelers zelf (en dan vooral die van Standard Luik en RSC Anderlecht) kunnen het idee van een Belgische clas(s)ico wel smaken. Het corpus bruikbare artikels bevat onder andere attestaties van Steven Defour, Mbaye Leye, Ronald Vargas, Kanu, enz. Met 42 attestaties in 2014 lijkt de clas(s)ico- storm in het eindjaar wat te gaan liggen. Of de Belgische clas(s)ico in de geschreven pers een plekje heeft kunnen claimen zal moeten blijken uit de komende jaren.

122

Samengevat tonen de bovenstaande gegevens aan dat clas(s)ico als Belgische concept natuurlijk en geleidelijk aan is doorgegroeid. Aanvankelijk werd de term door maar enkele spelers (Nicolás Frutos, Sérgio Conceição en Igor De Camargo) gebruikt. Het zijn daarbij niet toevallig de Spaanstalige Frutos (‘clásico’) en de Portugeestalige Conceição (‘clássico’) die het begrip voor het eerst in interviews aanhalen. Verder is Clas(s)ico binnen een Iberische context de voetbalterm bij uitstek om naar een topwedstrijd te verwijzen. De term werd hier misschien zelfs door de spelers aangehaald om hun eigen klassiekers wat meer karakter te geven. Wanneer een aantal journalisten vervolgens het idee van een Belgische clas(s)ico oppikten, duurde het niet lang alvorens de spelers ook volgden. Vandaaruit ontstond er een positieve wisselwerking die in 2012 en 2013 verantwoordelijk zou zijn voor een echte Belgische clas(s)ico-hype. In vergelijking met Super Sunday vertoont clas(s)ico duidelijk een heel andere ontwikkeling. Waar de Engelse ontlening vanaf 2010 vrij direct werd geïmplementeerd in de Belgische competitie (en bijgevolg ook de sportverslaggeving), onderging de Spaanse ontlening veeleer een geleidelijke overname. Inhoudelijk zien we voor clas(s)ico dan ook geen artikels die zich negatief uitlaten over de term of het concept op zich. Of dat ook voor de verschillende supportersfora het geval is, wordt in de tweede onderzoeksvraag ‘Receptie op de supportersfora’ (cf. infra) bekeken. Tot slot staan we bij deze paragraaf nog even stil bij de frequenties van de originele Spaans clas(s)ico’s. Die gegevens kunnen immers in samenhang met de Belgische referenties onze algemene tabel en grafiek verklaren. Kort samengevat vallen er twee redenen te onderscheiden. Eerst en vooral werd de aandacht voor wat er zich in de Spaanse voetbalwereld afspeelt nog groter. Wanneer FC Barcelona en Real Madrid CF elkaar treffen staan alle ogen van de voetbalwereld op hen gericht. De historisch klassieker kreeg daarenboven de laatste jaren nog een extra dimensie door de confrontatie Messi-Ronaldo, twee spelers die momenteel elk een stukje voetbalgeschiedenis schrijven. Een tweede factor die de clas(s)ico-frequenties grotendeels bepaald is, net zoals hij Super Sunday, de mate waarin de twee ploegen daadwerkelijk tegen elkaar moeten spelen. Doorgaans ontmoeten FC Barcelona en Real Madrid elkaar een aantal keer in de reguliere competitie (Liga BBVA) en in de Spaanse bekercompetitie (Cope del Rey). Het valt echter ook dikwijls voor dat beide ploegen meedingen op Europees vlak (UEFA Champions League). Wanneer ze elkaar ook daar ontmoeten kan het totaal aantal clas(s)ico’s in een seizoen sterk oplopen. De piek van 121 attestaties in 2011 kan bijvoorbeeld om die reden verklaard worden. FC Barcelona en Real Madrid hadden op korte tijd heel wat onderlinge confrontaties.

123

Tussen nu zaterdag 16 april en dinsdag 3mei ontmoeten aartsrivalen Real Madrid en FC Barcelona elkaar vier keer in zes matchen. […] De competitiewedstrijd op 16 april kan beslissen over de titel. De bekerfinale op 20 april levert instant zilverwerk op. En de halve finales van de Champions League worden op 26 april en 3mei het orgelpunt van vier 'clásicos' op rij. (‘Madrid in halve finale tegen Barça’. In: Het Nieuwsblad, 14/04/2011)

3.4.6. Attestaties in kranten en tijdschriften Alvorens we overgaan tot de resultaten van de supportersfora en de toelichting bij de onderzoeksvragen worden eerst nog de gegevens van de verschillende kranten en tijdschriften behandeld. In de volgende tabel worden die cijfers per krant of tijdschrift en per onderzoeksjaar (2005-2014) weergegeven.

Clas(s)ico-attestaties in kranten en tijdschriften

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal HLN 2 5 4 5 12 28 49 65 35 36 241 HBVL 3 6 3 4 9 13 36 28 40 32 174 HNB 2 3 2 3 6 20 32 29 28 27 152 GVA 2 4 3 4 3 8 24 15 22 13 98 SVM 3 1 1 2 5 7 15 14 18 17 83 DM 0 3 1 3 4 12 15 18 10 7 73 DS 2 1 2 1 1 3 6 5 9 6 36 DT 0 0 0 0 0 0 1 2 0 0 3 KNACK 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 1 Totaal 14 23 16 22 40 91 179 176 162 138 861 Wanneer we de onderlinge verhoudingen van die kranten en tijdschriften nader bekijken, zien we dat de algemene rangschikking uit de totaalkolom voor de gehele periode geldt. Daarmee bedoelen we dat de dominantie van HLN, HBVL en HNB zich zowel voor als na het piekjaar 2011 (179) voltrekt. De drie kranten laten voor de totale eerste periode (2005-2010) respectievelijk 56, 38 en 36 clas(s)ico-attestaties optekenen.

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 Totaal HLN 2 5 4 5 12 28 56 HBVL 3 6 3 4 9 13 38 HNB 2 3 2 3 6 20 36

De vier overgebleven kranten en tijdschriften GVA, SVM, DM en DS moeten het hier met een tiental geattesteerde artikels minder doen. Voor die eerste zes jaar laten ze respectievelijk maar 24, 19, 23 en 10 attestaties optekenen. GVA zal daarbij uiteindelijk het constantst presteren, terwijl DM het nadrukkelijkst groeit. Voor DT en KNACK ten slotte blijft de teller vóór 2011 op nul staan.

124

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 Totaal GVA 2 4 3 4 3 8 24 SVM 3 1 1 2 5 7 19 DM 0 3 1 3 4 12 23 DS 2 1 2 1 1 3 10 DT 0 0 0 0 0 0 0 KNACK 0 0 0 0 0 0 0

Zoals gezegd blijft de bovenstaande onderverdeling voor de gehele periode (2005-2014) gelden. HLN, HBVL en HNB leiden steevast de rangschikking terwijl de rest achtervolgt. Ook in die vier jaar na 2010 (2011-2014) blijven die drie kranten domineren. De clas(s)ico- attestaties worden in deze periode wel systematisch opgedreven met tientallen resultaten, maar die veranderen uiteindelijk niks aan de onderlinge verhoudingen. De ontwikkelingen in de achtervolgende groep zijn bijgevolg veeleer klein en niet zo bepalend: GVA, SVM en DM scoren met jaarlijkse dubbele cijfers iets hoger, enkel bij de DS is die ‘toename’ minder ingrijpend. De krant zal uiteindelijk nooit meer dan 9 geattesteerde artikels in een jaar halen. In de onderstaande grafiek wordt de algemene rangschikking van de verschillende kranten en tijdschriften gevisualiseerd.

Verspreiding van clas(s)ico over kranten (2005-2014)

300

250 241

200 174 152 150

98 100 83 73

50 36

3 1 0 HLN HBVL HNB GVA SVM DM DS DT KNACK

Wat meteen opvalt in de algemene rangschikking, is dat er voor de eerste keer in deze scriptie artikels worden geattesteerd in al onze geraadpleegde kranten en tijdschriften. De kwantitatieve boost in 2011 heeft er met andere woorden voor gezorgd dat er ook in DT (3) en zelfs KNACK (1) clas(s)ico-attestaties verschijnen.

125

Samengevat komt de klassieke tweedeling tussen de ‘volksere’, regionale kranten en de (inter)nationalere kwaliteitskranten ook in deze vierde casus naar voren. Met een totaal van 241 attestaties staat HLN onverbiddelijk op kop en is de krant verantwoordelijk voor meer dan een vierde van de totaalresultaten. HBVL en HNB maken vervolgens het leidersgroepje compleet met respectievelijk 174 en 152 clas(s)ico-attestaties. Daarna volgen de vier eerder vermelde kranten en tijdschriften GVA, SVM, DM en DS een eindje verderop met in het totaal 98, 83, 73 en 36 geattesteerde clas(s)ico-artikels. DT en KNACK vervolledigen ten slotte het plaatje, zij het maar met respectievelijk 3 en 1 attestatie(s). Wanneer we rekening houden met de bevindingen uit ‘Attestaties doorheen de tijd’ (cf. supra) kunnen we stellen dat bovenstaande verdeling (opnieuw) vanzelfsprekend is. Heel wat van de bruikbare clas(s)ico-attestaties gaan namelijk nog over de originele Spaans clas(s)ico. De keuze van de ‘volkse’ kranten om een uitgebreide rubriek met buitenlands voetbalnieuws te onderhouden, speelt in deze casus dus een belangrijke rol. Op de Spaanse oorsprong en achtergrond van clas(s)ico wordt er in de eerste onderzoeksvraag dieper ingegaan. Tot hiertoe is alleszins duidelijk geworden dat we alle clas(s)ico-frequenties, ook die van de verschillende supportersfora, niet los kunnen zien van hun Spaanse oorsprong.

3.4.7. Supportersfora Uit de resultaten van de geschreven pers kwam heel duidelijk naar voren dat clas(s)ico in de laatste vier jaar is doorgebroken. In deze zevende paragraaf bekijken we die verhoudingen voor de verschillende supportersfora. Net zoals bij de geschreven pers werden er twee aparte zoekopdrachten ingevoerd die na het schrappen van de irrelevante resultaten werden samengevoegd. De originele schrijfwijze (clasico|clasico’s) leverde in het totaal 108 clasico- berichten op waarvan er uiteindelijk 51 bruikbare attestaties overbleven. De vernederlandste zoekopdracht (classico|classico’s) liet vervolgens 98 resultaten optekenen waaronder 60 bruikbare forumberichten. Samengeteld betekende dat voor alle supportersfora een totaal van 206 clas(s)ico-attestaties waarvan er 111 bruikbaar waren voor ons onderzoek.

Clas(s)ico-attestaties op supportersfora Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal KRC Genk / 6 3 7 24 17 57 KAA Gent 3 4 7 11 0 5 30 Beerschot Wilrijk 0 3 3 6 3 1 16 Cercle Brugge 1 1 1 3 0 0 6 Zulte Waregem 0 0 0 0 0 1 1 Totaal 4 14 14 27 27 24 110

126

Net zoals bij Super Sunday hebben we bij de supportersfora van clas(s)ico met een beperkter aantal bruikbare resultaten te maken. Toch ziet het er op het eerste zicht (!) naar uit dat clas(s)ico er beter voor staat dan de Engelse ontlening. Met 110 bruikbare attestaties scoort de Spaanse term namelijk 83 forumberichten meer dan de schamele 27 ‘Super Sunday’- attestaties (cf. supra). Het is voor clas(s)ico vooral het ‘Blauwwit’-forum van KRC Genk dat de resultaten draagt. Met in het totaal 57 clas(s)ico-attestaties in de afgelopen vijf jaar is het forum verantwoordelijk voor meer dan de helft van het totaal aantal forumattestaties. De andere helft wordt voornamelijk ingevuld door het 'Buffalo Forum’ van KAA Gent (30) en in iets mindere mate het ‘Kielserat’-forum van FCO Beerschot Wilrijk (16). De resultaten van Cerlce Brugge KSV (6) en Zulte Waregem SV (1) sluiten in deze vierde casus de rangen. Uit de bovenstaande resultaten mogen echter niet te snel conclusies worden getrokken. Clas(s)ico lijkt zich op de supportersfora voorlopig beter te handhaven dan Super Sunday maar die veronderstelling werd evenwel nog niet inhoudelijk ondersteund. Op het einde van de vorige paragraaf werd opgemerkt dat er voor clas(s)ico immers steeds rekening moet worden gehouden met de Spaanse achtergrond en de inhoud van de attestaties. Daarom wordt bij de tweede onderzoeksvraag ‘Receptie op de supportersfora’ (cf. infra) ook een tabel opgesteld van de verhoudingen tussen de Spaanse en Belgische clas(s)ico-verwijzingen op de supportersfora. Is clas(s)ico inderdaad beter ingeburgerd dan Super Sunday of wordt er louter over de Spaanse variant gesproken? En geldt voor clas(s)ico eenzelfde negatieve connotatie als Super Sunday of staat de term er beter voor? De geraadpleegde supportersfora onderhouden, net zoals de kranten, heel wat rubrieken en topics over buitenlands voetbal. De Belgische en Spaanse clas(s)ico’s laten dus ongetwijfeld hun sporen achter. Er zal in deze vierde casus ten slotte opnieuw geen vergelijkende grafiek worden opgesteld aangezien de frequenties te beperkt zijn om uitvoerige analyses te onderbouwen. Het enige wat kwantitatief opgemerkt kan worden is dat er zich op de supportersfora, net zoals in de geschreven pers, een stijging voordoet na 2011. Die ‘toename’ is in dit geval met maar tientallen attestaties wel ontzettend klein.

3.4.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen Nu de clas(s)ico-gegevens zowel in de geschreven pers als op de supportersfora geregistreerd en geanalyseerd zijn, kunnen we bij deze voorlaatste paragraaf eindelijk de onderzoeksvragen aansnijden. In wat volgt worden de eerder vermelde vragen (cf. supra) in drie verschillende paragrafen behandeld. Elke paragraaf krijgt logischerwijs één van de drie specifieke onderzoeksvraag toegewezen.

127

3.4.8.1. Spaanse oorsprong en Belgische clas(s)ico’s In deze eerste paragraaf worden er meteen twee verschillende elementen bekeken. Om te beginnen wordt er nagegaan in hoeverre de Spaanse oorsprong van clas(s)ico nog uit de geattesteerde artikels valt af te leiden. Voor de resultaten van de supportersfora wordt dat in de volgende paragraaf ‘Receptie op de supportersfora’ (cf. infra) gedaan. In ‘Attestaties doorheen de tijd’ (cf. supra) werd de onderstaande tabel al even weergegeven en kort geanalyseerd. Daarbij viel meteen op dat er nog heel wat van de bruikbare clas(s)ico- attestaties naar de originele en Spaanse clas(s)ico verwijzen. Maar hoe liggen die totaal verhoudingen precies? En wat betekenen ze voor de algemene ontwikkeling van clas(s)ico? Het zijn min of meer de bevindingen uit ‘Attestaties doorheen de tijd’ die hier opnieuw worden aangehaald en ondersteund.

Clas(s)ico-attestaties in de geschreven pers per competitie

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Spa. 11 14 12 14 36 73 121 95 66 91 533 Bel. 0 6 2 6 4 17 49 77 87 42 290 Overig 3 3 2 2 0 1 9 4 9 5 38 Totaal 14 23 16 22 40 91 179 176 162 138 861

Het totale corpus van 861 bruikbare clas(s)ico-attestaties werd in de bovenstaande tabel opgedeeld in drie verschillende groepen. De grootste en belangrijkste groep is overduidelijk die met de Spaanse clas(s)ico’s (La Liga BBVA). Met in het totaal 533 bruikbare attestaties zijn de Spaanse referenties goed voor 62 procent van het totaal aantal resultaten (861). Het gaat in al die artikels steevast over de topwedstrijd tussen FC Barcelona en Real Madrid CF. Met 290 geattesteerde artikels oftewel 34 procent van het totaal aantal attestaties staan de Belgische clas(s)ico’s (Jupiler Pro League) vervolgens op een tweede plaats. In tegenstelling tot de Spaanse attestaties wordt hier wel niet altijd naar dezelfde wedstrijd verwezen. De algemene rangschikking en uiteindelijke échte Belgische clas(s)ico worden verderop in deze paragraaf meegegeven. Tot slot neemt een restcategorie (Franse, Duitse, enz. clas(s)ico’s) de overige 38 attestaties of 4 procent voor zijn rekening. Puur kwantitatief (en inhoudelijk) valt uit de totale gegevens duidelijk af te leiden dat clas(s)ico uit de Spaanse competitie (533 attestaties of 62 procent) werd overgenomen. Verder blijkt ook hier dat de Belgische referenties (290 attestaties of 34 procent) sinds 2011 sterk zijn toegenomen. De restcategorie sluit ten slotte de driedeling af (37 attestaties of 4 procent) en toont aan dat er voornamelijk Spaanse en Belgische clas(s)ico’s werden opgetekend.

128

38

290 Spaanse referenties Belgische referenties Overige 533

Uit de verschillende krantenartikels die in de paragraaf ‘Attestaties doorheen de tijd’ (cf. supra) werden aangehaald, bleek dat er verschillende Belgische topwedstrijden met de term clas(s)ico worden aangeduid. Zo zijn er onder andere referenties naar KRC Genk tegen Standard Luik, RSC Anderlecht tegen Standard Luik, RSC Anderlecht tegen Club Brugge KV, enz.

Steven Defour (foto), al enkele seizoenen dé blikvanger van de Luiks-Limburgse classico, zit deze keer in de tribune. De Mechelaar traint al weer wel, maar is wegens een schouderoperatie nog niet speelklaar. In diverse interviews deze week blies hij tegelijkertijd warm en koud over de wedstrijd Standard-Genk en over de situatie van Standard. (‘Steven Defour blaast warm en koud’. In: Het Nieuwsblad/Limburg, 12/02/2011)

Jelle Van Damme speelt vrijdag zijn twaalfde Clasico. Zijn vierde in het shirt van Standard. De aanvoerder van de Rouches legt de druk bij Anderlecht en heeft zo zijn mening over de titelstrijd. (‘Van Damme tipt op Club als kampioen’. In: Het Laatste Nieuws, 04/04/2012)

Maar wat te denken van de clásico Club Brugge-Anderlecht? Wel, het wordt volgens mij een topper van niks met een simpele 0-4-overwinning van Anderlecht, want geef toe, RSCA steekt er met kop en schouders bovenuit. (‘Herman Brusselmans’. In: Het Laatste Nieuws, 30/08/2014)

Ter afsluiting van deze eerste onderzoeksvraag wordt nagegaan welke wedstrijd nu dé Belgische clas(s)ico is. Om dat te weten te komen werd er bij alle Belgische clas(s)ico- referenties nauwgezet nagegaan naar welke wedstrijd er precies werd verwezen. Die gegevens werden vervolgens in de onderstaande tabel opgelijst. De resultaten stellen ons uiteindelijk in staat om dé Belgische clas(s)ico te bepalen.

129

Belgische clas(s)ico-wedstrijden

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal And.-Sta. 0 6 1 3 2 10 31 63 81 29 226 And.-Bru. 0 0 1 0 0 5 10 3 2 4 25 Sta.-Genk 0 0 0 2 1 0 1 0 0 0 4 Sta.-Bru. 0 0 0 1 0 1 0 1 0 0 3 Overige 0 0 0 0 1 1 7 10 4 9 32 Totaal 0 6 2 6 4 17 49 77 87 42 290 De gegevens uit de bovenstaande tabel zijn duidelijk. Binnen een Belgische context is er maar één clas(s)ico, meer bepaald de wedstrijd tussen RSC Anderlecht en Standard Luik. Met 226 geattesteerde artikels is die match goed voor 78 procent van het totaal aantal Belgische referenties. De eerste achtervolger is de wedstrijd tussen RSC Anderlecht en Club Brugge KV maar die moet het met maar liefst 200 attestaties minder doen. De 25 referenties naar die match zijn uiteindelijk maar 9 procent van het totaal aantal attestaties. Standaard Luik tegen KRC Genk en Standaard Luik tegen Club Brugge KV ten slotte worden maar door enkelingen als clas(s)ico’s gezien. Met respectievelijk 4 en 3 geattesteerde artikels is dat telkens maar net één procent van het totaal aantal Belgische referenties. De overige 32 attestaties (of 11 procent) bestaan uit enkele verwijzingen naar kleinere clubs uit de Belgische eerste klasse en een leeuwendeel aan referenties naar ploegen uit tweede/derde klasse of zelfs de provinciale reeksen. Die resultaten liggen niet geheel toevallig voornamelijk in de laatste vier jaar (2011- 2014). In die periode is de Belgische clas(s)ico immers in de eerste klasse doorgebroken en volgen doorgaans kleinere clubs naar hun voorbeeld. Ook inhoudelijk komt in heel wat geattesteerde artikels duidelijk naar voren dat RSC Anderlecht tegen Standard Luik de onbetwistbare Belgische clas(s)ico is. Dat bleek tevens uit de geattesteerde artikels die in ‘Attestaties doorheen de tijd’ (cf. supra) werden weergegeven.

God keek mee, naar deze Classico van het Belgische voetbal, en zette een uur voor de aftrap zijn hemelsluizen open. Lekker meegenomen, die vettige grasmat, voor een topper in een afgeladen vol en sfeervol Vanden Stockstadion. Anderlecht mocht niet verliezen, Standard moest niet winnen. (‘Alleen leuk voor Club’. In: Het Laatste Nieuws, 01/12/2007)

Toch zal hij Standard-Anderlecht zondag met veel belangstelling volgen. "Met veel passie, want dit blijft de enige echte classico van het Belgisch voetbal", aldus D'Onofrio. (‘Zondag 14.30u Standard-Anderlecht Dominique D’Onofrio denkt dat rouches Anderlecht pijn gaan doen “Mbokani en Jovanovic gaan topper beslissen”’. In: Het Belang van Limburg, 10/02/2012)

130

‘Anderlecht is een grote club en moet dat op het veld bewijzen. Tegen Standard moeten we de fouten die we tegen Kortrijk maakten, rechtzetten. We zullen hypergemotiveerd zijn. Het duel tegen Standard is dé 'clasico' van de Belgische competitie. Het wordt voor beide teams een belangrijke match. Ook Standard begon met een nederlaag aan Play-off1.' (‘‘We hebben nog altijd een punt voorsprong’’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Waasland”, 05/04/2012)

3.4.8.2. Receptie op de supportersfora In deze tweede onderzoeksvraag wordt de algemene populariteit van de Belgische clas(s)ico op de verschillende supportersfora onderzocht. Toe hiertoe waren er al een tweetal elementen die de indruk gaven dat clas(s)ico zich succesvoller ontwikkelde dan het Engelse Super Sunday. Zo brachten de supportersfora in het algemeen een hogere frequentie (110) naar voren en werd clas(s)ico als Belgisch concept gretig door de geschreven pers overgenomen en op een positieve manier verspreid. In deze paragraaf willen we nagegaan in hoeverre de bovenstaande veronderstelling klopt of genuanceerd moet worden. Een forumbericht van de gebruiker ‘Knoxville’ uit de casus Super Sunday (cf. supra) vermelde immers naast Super Sunday ook clas(s)ico als een term die irritatie opwekt.

De termen Super Sunday en Clasico gebruiken wanneer de nekken tegen strondard en de boeren tegen kebab spelen en dit toevallig op dezelfde dag, alstublief zeg. Er is maar 1 Clasico en Super Sunday is alleen wanneer Liverpool tegen Everton, City tegen United, Arsenal tegen Spurs, Newcastle tegen Sunderland en West Ham tegen Millwall plaatsvinden op één en dezelfde zondag. (Gebruiker ‘Knoxville’. In: Kielserat, 08/10/2012)

In wat volgt worden de gegevens van de supportersfora vanuit twee verschillende invalshoeken benaderd. Eerste en vooral wordt er kwantitatief nagegaan hoeveel forumberichten er daadwerkelijk naar de Belgische clas(s)ico verwijzen. Pas wanneer we die verhoudingen kennen, kunnen we een betrouwbare vergelijking met de forumgegevens van Super Sunday maken. Vervolgens worden die Belgische clas(s)ico-referenties ook inhoudelijk bekeken. Hoe wordt het Belgische concept clas(s)ico in het algemeen ontvangen? Verwoordt gebruiker ‘Knoxville’ de mening van heel wat supporters of is het maar de stem van een enkeling? In de volgende tabel worden, net zoals in de vorige paragraaf, de clas(s)ico-attestaties per competitie weergegeven. Er wordt opnieuw een onderscheid gemaakt tussen de Spaanse (FC Barcelona tegen Real Madrid CF) en Belgische (voornamelijk RSC Anderlecht tegen Standard Luik) clas(s)ico-referenties.

131

Clas(s)ico-attestaties op de supportersfora per competitie

Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Spa. 3 14 13 25 20 19 94 Bel. 0 0 0 2 7 4 13 Overig 1 0 1 0 0 1 3 Totaal 4 14 14 27 27 24 110 De verdeling die uit de gegevens naar voren komt, spreekt boekdelen en ontkracht meteen de eerder gemaakte veronderstelling. Van het totaal aantal geattesteerde forumberichten (110) gaan er maar liefst 94 (of 85 procent) over Spaanse clas(s)ico’s. De overgebleven 16 bruikbare attestaties worden opgedeeld in 13 (of 12 procent) Belgische referenties en 3 (of 3 procent) diverse resultaten. Die laatste zijn algemene referenties (2) of verwijzingen naar andere nog andere clas(s)ico’s (1). Aangezien er maar 13 forumberichten over Belgische classico’s gaan, mogen we stellen dat de term er op de supportersfora nog slechter aan toe is dan Super Sunday. We moeten het beeld dat in de paragraaf ‘Supportersfora’ (cf. supra) naar voren kwam dus omkeren. Inhoudelijk komt daar nog eens bij dat meer dan de helft (9) van die 13 Belgische clas(s)ico’s in een negatieve context verschijnt. Net zoals bij Super Sunday zorgt de ontleende term doorgaans voor irritatie of wordt hij nogal lacherig aangehaald. Clas(s)ico voelt nog te kunstmatig of geforceerd aan omdat er ook in deze casus geen traditie achter het begrip schuilgaat. Supporters zijn vervolgens onverbiddelijk voor mediaplatformen die vanuit commerciële oogpunt meteen de kleinste hype of neiging tot tendens gaan cultiveren. Het hoeft dus niet te verwonderen dat we heel wat van de geattesteerde forumberichten in ‘Irritatietopics’ terugvinden. Daarin geeft een gebruiker uiteenlopende dingen aan waar hij zich die dag aan heeft geërgerd. Het eerder vermelde bericht van ‘Knoxville’ kwam uit zo een topic, maar ook in ‘Blauwwit’ van KRC Genk worden dagelijkse ergernissen gedeeld. Zo schreef onder andere gebruiker ‘Rated R’ klaar en duidelijk zijn grootste ergernis neer en liet ook ‘BlueIsh’ merken dat hij niet staat te springen voor Belgische clas(s)ico’s.

[Irritatie topic] Classico’s (Gebruiker ‘Rated R’. In: Blauwwit, 26/04/2012)

De media die de term "Clasico" gebruikt voor Standard-Anderlecht. WTF is dat voor zever, wannabe Spanjaarden ofwat? (Gebruiker ‘BlueIsh’. In: Blauwwit, 20/12/2013)

In 2013 zien we in ‘Kielserat’ nogmaals gebruiker ‘Knoxville’ verschijnen. Ditmaal richt hij zijn pijlen enkel op het concept van de Belgische clas(s)ico. Het valt op hoe ‘Knoxville’ opnieuw door heel wat andere gebruikers (‘DJ Compote’, ‘Eric Van Lierde’ en ‘Pseudo’) in

132 zijn mening wordt bijgestaan. Allemaal ergeren ze zich wanneer RSC Anderlecht tegen Standard Luik een clas(s)ico wordt genoemd.

De woorden 'Classico', 'Anderlecht' en 'Standard' in 1 zin. (Gebruiker ‘Knoxville’. In: Kielserat, 20/12/2013)

- [quote van bovenstaand bericht] Of afzonderlijk. (Gebruiker ‘DJ Compote’. In: Kielserat, 20/12/2013)

- [quote van de bovenstaande berichten] tenzij dat het een zin in de trend van : anderlecht in een classico fuster cluck(o) (Gebruiker ‘Eric Van Lierde’. In: Kielserat, 20/12/2013)

- [quote van het originele bericht] Idd. Keer op keer (Gebruiker ‘Pseudo’. In: Kielserat, 20/12/2013)

De gebruiker ‘Pseudo’ liet tevens al een klein jaartje eerder in dezelfde topic verstaan dat er in zijn ogen maar één echte clas(s)ico is. Er duikt vervolgens nog een andere gebruiker op die RSC Anderlecht tegen Standard Luik als clas(s)ico even ‘belachelijk’ vindt.

http://www.voetbalkrant.com/nl/nieuws/l ... nen-leiden. Er is maar 1ne clasico en das zeker ni Anderlecht – Standard. (Gebruiker ‘Pseudo’. In: Kielserat, 23/01/2013)

- [quote van bovenstaand bericht] Inderdaad hoe belachelijk kunde u eigen maken. Das zoals Beerschot-Lierse/Beerschot-Kv en Lierse-Kv als derby's worden beschouwd, een schande gewoon. (Gebruiker ‘geertske’. In: Kielserat, 23/01/2013)

In ‘Blauwwit’ van KRC Genk en het ‘Buffalo Forum’ van KAA Gent wordt de ergernis tegenover Belgische clas(s)ico’s ook buiten die zogenaamde ‘Irritatietopics’ aangehaald. In een onderwerp over de Jupiler Pro League 2013-2014 merkt gebruiker ‘Maslov’ bijvoorbeeld op hoe clas(s)ico wordt aangewend om een wedstrijd meer karakter of glans te geven. Hij vraagt zich af wat er mis is met ‘klassieker’. Ook gebruiker ‘SCF’ ziet niet in waarom de media clas(s)ico gaan gebruiken voor een ‘topper’.

[…] Ik heb gisteren voor de eerste keer naar Stadion op zondagavond gekeken. Voor een glimlachende Tom Soetaers mag Genk kampioen spelen. Hilarisch was wel hoe ze in elke zin over And - Sta spraken over de clasico. Wat is er mis met klassieker? Een irritante poging om deze wedstrijd met woorden beter te maken dan ze daadwerkelijk is. (Gebruiker ‘Maslov’. In: Blauwwit, 28/10/2013

Het klinkt belachelijk met die fantastico en magnifico, even belachelijk zoals ze hier in de pers voor een topper classico gebruiken. Ook zingen bijna alle ploegen het dus is het weer dezelfde eenheidsworst. (Gebruiker ‘SCF’. In: Buffalo Forum, 20/02/2014)

133

Voor ‘ForzaKRCGEnk’ ten slotte is de verwijzing van clas(s)ico naar RSC Anderlecht tegen Standard Luik ‘lachwekkend’. Belgische ploegen halen in zijn ogen een te laag niveau om hun wedstrijden als clas(s)ico’s te kunnen bestempelen.

[…] Ik vraag mij eigenlijk af hoe de pers sprak over Standard in hun vijfentwintig 'droge jaren'... Was er toen ook al sprake van 'een Classico'? (serieuze vraag overigens, ik vind die naam voor een wedstrijd tussen twee Belgische ploegen gewoon vrij lachwekkend) […] (Gebruiker ‘ForzaKRCGenk’. In: Blauwwit, 03/05/2014)

Een belangrijke nuance die we in deze paragraaf moeten maken is dat geen enkele van de bovenstaande supportersfora direct betrokken is bij Belgische clas(s)ico’s. Supporters reageren doorgaans nogal vijandig tegenover alles wat eigen is aan andere (top)ploegen. Dat clas(s)ico grotendeels negatief onthaald wordt, kan dus ook daaraan worden toegeschreven. In een van de weinige positieve forumberichten zien we bijvoorbeeld een supporter van RSC Anderlecht die op het forum van KRC Genk probleemloos het begrip toepast.

Thx. Vind het persoonlijk 1 van hun betere die ik al gezien heb. De sfeer was gisteren ook top! Zolang het 0-0 blijft, is dat normaal in zo'n Classico, maar toen het 0-1 werd, dacht ik: "Ja lap, tis gedaan met goeie sfeer" […] (Gebruiker ‘Sporting09’. In: Blauwwit, 28/04/2014)

Ook op het ‘Blauwwit’-forum zien we dat de term minder aanstootgevend is wanneer KRC Genk zelf deel uitmaakt van een zogenaamde clas(s)ico. Naar aanloop van de match tegen RSC Anderlecht werd het volgende op het forum geschreven.

Door het po systeem zal ik, net als vorig jaar geen classico-gevoel hebben. Net als vorig jaar zal dat veranderen door de sfeer voor de match. […] (Gebruiker ‘Kz3600’. In: Blauwwit, 06/11/2013)

- [quote van bovenstaand bericht] (of net niet)... Snap dat gevoel helemaal. Allé, bijna helemaal. Mijn "classico" gevoel is toch ietske sterker... (Gebruiker ‘Matrim’. In: Blauwwit, 06/11/2013)

Samengevat ziet het ernaar uit dat clas(s)ico er op de supportersfora slechter voorstaat dan Super Sunday. In de geschreven pers werd de term door zijn natuurlijke groei probleemloos aanvaard, maar op de supportersfora lijkt het omgekeerde te gelden. Er wordt eerst en vooral nauwelijks over de Belgische clas(s)ico’s gesproken (13 attestaties of 12 procent) en wanneer die wedstrijden toch worden aangehaald, is het veelal in een negatieve context. In 9 berichten wordt de term lacherig aangehaald of zijn er tekenen van ergernis. De ontlening ontbreekt ook in deze gevalsstudie aan karakter of een achterliggende traditie om door de supporters te worden overgenomen. 134

3.4.8.3. Leenwoordfase door stilistische kenmerken In deze derde en laatste onderzoeksvraag wordt de leenwoordfase van clas(s)ico bepaald aan de hand van drie verschillende stilistische factoren. Om te beginnen worden de verhoudingen tussen clasico met enkele ‘S’ en classico met dubbele ‘S’ in kaart gebracht. In de onderstaande tabellen worden die gegevens voor zowel de geschreven pers als supportersfora weergegeven.

Clas(s)ico-attestaties met enkele en dubbele ‘S’ in de geschreven pers

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Met ‘S’ 13 15 12 18 36 84 159 165 149 127 778 Met ‘SS’ 1 8 4 4 4 7 20 11 13 11 83 Totaal 14 23 16 22 40 91 179 176 162 138 861 Clas(s)ico-attestaties met enkele en dubbele ‘S’ op de supportersfora

Jaar 2009 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Met ‘S’ 2 10 5 18 10 7 50 Met ‘SS’ 2 4 9 11 17 17 60 Totaal 4 14 14 27 27 24 110

De verhoudingen in de tabellen verschillen per medium. In de geschreven pers domineert duidelijk de originele Spaanse schrijfwijze van clas(s)ico. Er worden 778 clasico’s opgetekend wat goed is voor 81 procent van het totaal aantal attestaties. Het leeuwendeel daarvan zijn logischerwijs Spaanse referenties (501), aangevuld met een deel Belgische referenties (220) en overige resultaten (57). Bij de 83 opgetekende attestaties van de vernederlandste classico’s liggen die verhoudingen anders. Hier zijn het vooral Belgische referenties (43) die gevolgd worden door Spaanse referenties (17) en een aantal overige resultaten (23). In de geschreven pers domineert voorlopig nog de originele Spaanse schrijfwijze, maar de vernederlandste variant begint door die Belgische clas(s)ico’s ook zijn plekje op te eisen. Op de supportersfora liggen die verhoudingen anders. Beide varianten scoren ongeveer even hoog (50 en 60 attestaties) terwijl we in de vorige onderzoeksvraag nog zagen dat er haast uitsluitend naar Spaanse wedstrijden wordt verwezen. Het resultaat toont met andere woorden aan dat het begrip voor de gewone taalgebruiker (supporter) toch al danig is ingeburgerd om het te vernederlandsen. Of de term positief of negatief ontvangen wordt maakt daarvoor niks uit. De (voetbal)taalgebruikers zijn op de hoogte van de term en gaan hem al dan niet bewust gaan aanpassen.

135

De tweede stilistische factor die we bekijken heeft betrekking tot het Spaanse lidwoord ‘el’ of de. In volgende tabellen worden opnieuw de verhoudingen voor zowel de geschreven pers al de supportersfora weergegeven.

Clas(s)ico-attestaties met en zonder ‘el’ in de geschreven pers

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Met ‘el’ 4 3 2 3 11 16 20 14 7 11 91 Zonder ‘el’ 10 20 14 19 29 75 159 162 155 127 770 Totaal 14 23 16 22 40 91 179 176 162 138 861

Clas(s)ico-attestaties met en zonder ‘el’ op de supportersfora

Jaar 2009 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Met ‘el’ 3 7 4 2 2 4 22 Zonder ‘el’ 1 7 10 25 25 20 88 Totaal 4 14 14 27 27 24 110 Voor deze tweede stilistische factor tonen beide tabellen min of meer dezelfde verhouding. In zijn meest oorspronkelijke vorm komt ‘el clas(s)ico’ nog het minst voor. De term heeft dus op dat vlak zijn vernederlandsing al ingezet. In de geschreven pers vinden we 91 attestaties (of 11 procent) terug die nog met het Spaanse lidwoord worden geschreven. Het zijn daarbij ook enkel Spaanse referenties met één ‘s’ waarbij ‘el’ voorkomt. Binnen ons corpus wordt dus geen enkel classico met ‘el’ teruggevonden. De vernederlandsing heeft zich ook voor deze factor op de supportersfora voorgedaan. Hoewel er op die verschillende fora nog voornamelijk naar de Spaanse clas(s)ico’s werd verwezen (94 attestaties of 85 procent), komt de variant maar met 22 attestaties of 20 procent van de resultaten voor. De originele schrijfwijze is dus in de laatste jaren afgezwakt en zal mogelijks in de toekomst slechts sporadisch gehanteerd worden. Tot slot bekijken we nog een derde stilistische factor. Net zoals bij de andere casussen wordt het gebruik van aanhalingstekens (“”) voornamelijk onderzocht omdat het duidelijkheid kan bieden in het bepalen van de leenwoordfase van de term. In de onderstaande tabel worden de gegevens van de geschreven pers weergeven.

Clas(s)ico met en zonder aanhalingstekens (“”) in de geschreven pers

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Met (“”) 0 1 3 8 2 6 23 35 14 14 106 Zonder (“”) 14 22 13 14 38 85 156 141 148 124 755 Totaal 14 23 16 22 40 91 179 176 162 138 861

136

Uiteindelijk werden er in de afgelopen tien jaar maar 106 attestaties (of 12 procent) met aanhalingstekens (“”) geschreven. In de overige 755 gevallen (of 88 procent) werd de ‘vreemde’ status van de ontleende term niet benadrukt. Een tabel van de gegevens uit de supportersfora wordt hier niet weergegeven omdat ook daar maar 6 attestaties (of 5 procent) met aanhalingstekens werden geschreven. Uit deze stilistische factor blijkt dus eveneens dat clas(s)ico al enigszins is ingeburgerd. Samengevat en rekening houdend met de bovenstaande analyse kunnen we stellen dat clas(s)ico zich in de tweede leenwoordfase bevindt. Het begrip wordt ten eerste vooral zonder aanhalingstekens geschreven wat aantoont dat het niet langer als ‘vreemd’ wordt ervaren. Daarnaast valt ook het oorspronkelijke Spaanse lidwoord ‘el’ geleidelijk aan weg. Enkel in historische artikels of paragrafen waarin de achtergrond van de (Spaanse) clas(s)ico wordt uiteengezet, lijkt het lidwoord stand te houden. Het is die historische factor die er ook voor zorgt dat men wel blijft vasthouden aan de originele Spaanse schrijfwijze. Heel wat clas(s)ico’s verwijzen immers nog naar de Spaanse wedstrijd en dat lijkt in de toekomst niet te gaan veranderen. De term kan net zoals Super Sunday enkel aanspraak maken om in de derde leenwoordfase te komen als het zijn originele schrijfwijze volledig laat varen. Ten slotte wijst ook de toe-eigening van het begrip als eigennaam (cf. supra ‘Overzicht attestaties) al op een verdere inburgering. De Spaanse term is ook al buiten zijn specifieke Spaanse/Belgische voetbalcontext opgedoken.

Hoewel Asse-Lennik de voorbije twee seizoen de finale van de play-offs tegen Maaseik speelde, blijft de confrontatie tussen Maaseik en Roeselare de enige echte 'classico' in het Belgische volleybal. (‘‘Maaseik is om zeker tien redenen favoriet’’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Waasland”, 24/11/2012)

Sasha Yengoyan tegen Ayoub Nefzi, dat is in het Belgisch boksen Real Madrid tegen Barcelona, de gekende 'El Clasico'. (‘Yengoyan – Nefzi is de ‘El Clasico’. In: Het Nieuwsblad: Bijlage “Aan Gent gebonden”, 31/01/2014)

In de Ieperse Middenschool trapten ze het WK alvast stijlvol op gang, met 'El Classico'. De leerlingen konden er op het voetbalveld op het Minneplein al even de beentjes losgooien, voor het de beurt is aan de Rode Duivels in Brazilië. (‘Middenschool trapt WK op gang’. In: Het Laatste Nieuws/Westhoek, 24/05/2014)

3.4.9. Besluit Het begrip clas(s)ico werd uit het Spaans ontleend en verwijst oorspronkelijk naar de wedstrijd tussen FC Barcelona en Real Madrid CF. Later, en in een Belgische context, werd het begrip ook gebruikt om voornamelijk de wedstrijd tussen RSC Anderlecht en Standard Luik aan te duiden. Clas(s)ico betekent letterlijk ‘klassieker’ en is een niet-noodzakelijk 137 ontlening aangezien er met ‘derby’, ‘streekduel’ of ‘topper’ een aantal synoniemen voorhanden zijn. De analyse doorheen de tijd maakte een onderscheid tussen de Spaanse en de Belgische clas(s)ico. Die eerste variant was verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de attestaties (533) groeide in de laatste tien jaar door onder andere een toenemende aandacht voor wat er zich tussen FC Barcelona en Real Madrid CF afspeelt. De Belgische clas(s)ico (290) kwam dan weer in de periode 2006-2009 tot stand en ontpopte zich in de periode 2012- 2013 tot een echte hype. Een aantal spelers gebruikten clas(s)ico als referentie naar hun eigen wedstrijden, waarna de geschreven pers gretig volgde en het concept volledig doorgroeide. In tegenstelling tot Super Sunday is deze term (eveneens een referentie naar een soort speeldag) dus natuurlijker tot stand gekomen. Uit de verdeling tussen de verschillende kranten en tijdschriften konden opnieuw dezelfde tendensen worden afgeleid. De ‘volksere’ kranten nemen in deze vierde casus nog meer het voortouw door hun rubrieken met buitenlands sportnieuws. De gewone en kwaliteitskranten volgen met minder attestaties. De rangschikking tussen de kranten, met HLN, HNB en HBVL op kop, geldt in deze casus voor de gehele periode. Er werden deze keer wel voor het eerst in alle geraadpleegde kranten en tijdschriften clas(s)ico-attestaties teruggevonden. Op de supportersfora leek het aanvankelijk dat clas(s)ico er met 110 bruikbare forumberichten beter aan toe was dan Super Sunday. De inhoudelijke analyse van die gegevens in de tweede onderzoeksvraag (cf. infra) toonde evenwel aan dat dat niet het geval was. Puur kwantitatief was er ten slotte te weinig materiaal om een vergelijkend onderzoek op te stellen. Het ‘Blauwwit’-forum van KRC Genk wierp zich met 57 bruikbare forumberichten wel op tot de drager van de resultaten, maar ook dat was niet voldoende. De voorlaatste paragraaf behandelde ten slotte de drie verschillende onderzoeksvragen voor de clas(s)ico-casus. Een eerste onderzoeksvraag ging over de Spaanse oorsprong van het begrip clas(s)ico en een analyse van dé Belgische clas(s)ico. Zoals uit de paragraaf ‘Attestaties doorheen de tijd’ al bleek, valt de achtergrond van clas(s)ico nog duidelijk uit het aantal attestaties af te leiden. Er zijn jaarlijks heel wat referenties (533) die naar de oorspronkelijke Spaanse topwedstrijd verwijzen. Uit de overgebleven Belgische referenties (290) bleek dan weer dat RSC Anderlecht tegen Standard Luik dé Belgische clas(s)ico is. De wedstrijd was uiteindelijk verantwoordelijk voor 226 bruikbare attestaties of 78 procent van het totaal aantal Belgische clas(s)ico’s.

138

In de tweede onderzoeksvraag werd nagegaan hoe de Belgische clas(s)ico’s werden vertegenwoordigd op de verschillende supportersfora. Uit een forumbericht van de casus Super Sunday bleek namelijk dat ook deze ontleende term voor irritatie zorgde. Om te kijken of clas(s)ico zich in dezelfde situatie als Super Sunday bevindt, werden twee verschillende invalshoeken gekozen. Eerst werd er kwantitatief onderzocht hoeveel forumberichten er naar de Belgische wedstrijd verwezen. In de paragraaf ‘Supportersfora werd daaruit al geconcludeerd dat clas(s)ico in een Belgische context, net zoals Super Sunday, weinig wordt aangehaald. Vervolgens werd er inhoudelijk naar de berichten gekeken om de algemene receptie en connotatie van clas(s)ico vast te leggen. Van de 13 Belgische clas(s)ico’s waren er 9 attestaties waarin er ergernis werd geuit tegenover de term clas(s)ico. Voor velen ontbreekt de term, net zoals bij Super Sunday, aan karakter en historische achtergrond. Clas(s)ico is daarnaast ook te eigen aan de Spaanse partij tussen FC Barcelona en Real Madrid CF. De derde en laatste onderzoeksvraag ten slotte onderzocht een drietal stilistische factoren en bepaalde aan de hand daarvan de leenwoordfase van clas(s)ico. De verhouding tussen Spaanse clasico’s en vernederlandste classico’s bracht weinig verrassingen naar voren. Aangezien er heel wat referenties naar de Spaanse wedstrijd zijn, domineerde ook de originele schrijfwijze. De vernederlandste variant begint in de piekjaren van de Belgische clas(s)ico’s wel toe nemen. Met betrekking tot het Spaanse lidwoord ‘el’ waren de resultaten duidelijk. Het leeuwendeel van de gegevens (755 attestaties of 88 procent) werd zonder het originele lidwoord geschreven. Vooral in historische artikels of paragrafen die de geschiedenis van de klassieker beschreven, wordt het lidwoord geregeld aangehaald. In alle andere contexten is de term dus al verder ingeburgerd. Die veronderstelling wordt vervolgens bevestigd wanneer we de frequenties van clas(s)ico’s met en zonder aanhalingstekens (“”) bekijken. De term wordt steeds minder als ‘vreemd’ ervaren en zal daarom maar in 106 gevallen of 12 procent met aanhalingstekens worden geschreven. Ook de toe-eigening van clas(s)ico als eigennaam (zaalvoetbalclub ‘El Classico’) en het gebruik van de term buiten zijn specifieke context, wijzen duidelijk in de richting van de tweede leenwoordfase.

139

3.5. Rabona

3.5.1. Inleiding Als laatste voetbalterm wordt rabona behandeld. Het begrip kunnen we als een vrij recent neologisme beschouwen aangezien de term in geen van de drie woordenboeken (GVD, GVNT en VT) werd opgetekend. Sinds 2014 werd rabona wel ‘voorlopig toegevoegd’ aan VDO als een ‘actie waarbij een speler schiet door het schietbeen achter het standbeen langs te halen’. In vergelijking met de andere begrippen zijn de bruikbare attestaties van rabona een pak minder waardoor uitspraken omtrent de toekomst van de term enigszins genuanceerd moeten worden. In wat volgt worden opnieuw eerst de betekenis en herkomst van het woord onderzocht. Daarna worden de onderzoeksvragen gesteld die verderop in deze casus worden toegelicht. In een derde paragraaf behandelen we de verzamelde attestaties om ze nadien zowel doorheen de tijd als doorheen de verschillende kranten en tijdschriften te bekijken. Die data worden vervolgens ook nog eens vergeleken met de attestaties van de supportersfora. De casus eindigt ten slotte met een algemeen besluit.

3.5.2. Betekenis De term rabona is een noodzakelijke ontlening uit het Spaans en verwijst binnen het voetbaljargon naar een uithaal die een gevorderde traptechniek vereist. Een rabona is een schot, pass of voorzet waarbij de speler zijn ‘trappende’ been achter het stand- of steunbeen plaatst. Op die manier raakt hij de bal met de benen gekruist. Een dergelijke trap kan om uiteenlopende redenen worden aangewend: de speler verkiest zijn goede voet boven zijn mindere, hij gebruikt het als een schijnbeweging om zijn tegenstander uit te schakelen of eenvoudigweg als vorm van galleryplay waarbij hij zijn technische bagage wil etaleren. Over de oorsprong van de beweging heerst op het eerste zicht wat onduidelijkheid. De allereerste attestatie van de rabona komt uit DT en dateert van 2002. In het artikel wordt de beweging aan de Braziliaanse sterspeler Rivaldo toegeschreven. Die zou samen met zijn vader Romildo de rabona hebben ontwikkeld:

Hoewel hij [Rivaldo] zelden zijn aangeboren schuchterheid overwon, bracht hij toch het volk van Barcelona, en tegelijk de Europese liefhebber der voetbalesthetica, in verrukking. Vervult hij alsnog Romildos droom? Door te scoren in de finale van de Wereldbeker 2002 met een rabona, een samen bedachte en uren ingeoefende beweging: een pass of schot vanachter het standbeen. Dan zal hij ongetwijfeld zijn beroemde geelgroene shirt optrekken en de wereld zijn levensmotto tonen op een afgedragen truitje: Rivaldo is de beste! Dit is voor jou Romildo, ik hou van je. (‘2002, een jaar voor gekwetste sporthelden’. In: De Tijd, 05/01/2002)

140

In HLN situeert men de oorsprong van de rabona nog wat verder terug in de tijd. De Italiaan Giovanni ‘Cocò’ Roccotelli wordt genoemd als grondlegger van de spectaculaire beweging en het begrip zelf zou zijn overgenomen uit de Argentijnse tango:

Tchite pakt uit met een onwaarschijnlijk schot: een trap met zijn rechterbeen achter zijn linkersteunbeen. Een geslaagde 'Rabona', een uithaal die voor het eerst werd gebruikt door de Italiaan Giovanni 'Cocò' Roccotelli van Ascoli eind jaren '70. Bekendere specialisten zijn Maradona, Cristiano Ronaldo, Rivaldo, Totti en Ronaldinho. De naam 'Rabona' komt uit Argentinië. In de tango hebben ze daar een danspas die zo heet. (‘Artikel zonder titel’. In: Het Laatste Nieuws, 16/03/2007)

Wat Mémé Tchite dit seizoen in de bekermatch tegen Genk demonstreerde, namelijk achter het steunbeen om trappen, deed de Nederlandse technicus Gerrie Mühren ooit bij een penalty. Hij had het al eens uitgeprobeerd tijdens een training met Oranje maar herhaalde het tijdens een benefietmatch in Spanje en een duel met oude gloriën van Ajax. De naam Rabona is niet meer dan een term uit een Argentijnse tango. (‘Hassan scoorde ‘een Panenka-penalty’’. In: Het Laatste Nieuws, 08/05/2007)

Naast Roccotelli duiken in het eerste HLN-artikel nog enkele andere namen op. Net als in DT wordt hier ook Rivaldo vermeld, zij het dan als een van die bekendere en recentere rabona- specialisten. Of Rivaldo e.a. vanuit hun eigen genialiteit toevallig een rabona ontwikkelden of de mosterd bij Roccotelli gingen halen, blijft een open vraag. We weten in ieder geval wel zeker dat de beweging al voor Rivaldo’s tijd, meer bepaald met Roccotelli in de jaren ’70, een grotere verspreiding en populariteit kende. Ook de Engelse radiozender Talksport6 en krant The Guardian7 schrijven de wereldwijde verspreiding en popularisering van de rabona toe aan Roccotelli. Toch is hij niet de eerste speler die de beweging uit zijn schoenen toverde. Voor die allereerste rabona en de ontstaansgeschiedenis van het begrip zelf moeten we namelijk nóg enkele decennia verder terugkeren. Talksport en HLN hebben het daaromtrent over Ricardo Infante die in de wedstrijd tussen Estudiantes de La Plata en Rosario Central vriend en vijand verraste door vanop zo een dertig meter te scoren met een trap vanachter het steunbeen:

In Argentinië, het land waar de term zijn oorsprong vond, denken ze daar anders over. Daar wijzen ze erop dat Ricardo Infante de 'Rabona' al gebruikte in 1948. Een paar weken later verscheen hij in schooluniform op de cover van het magazine 'El Grafico':

6 Mangat, Raj (2014). Why is it called a ‘rabona’? You’ll find the answer here! Website Talksport, Talksport. Geraadpleegd op 01/03/2015. 7 Doyle, Paul (2009). Which teams have played in their top five domestic tiers in this decade? Website The Guardian, The Guardian. Geraadpleegd op 01/03/2015.

141

'Rabona' betekent in het Spaans immers zoiets als spijbelen, onwettig afwezig zijn. Sindsdien heet de beweging 'Rabona'. Andere beroemde spelers die de beweging uitvoerden: Pelé, Maradona, Rivaldo, Ronaldinho, Cantona, Ibrahimovic, Cristiano Ronaldo, Del Piero en ook Balotelli. (‘Uithaal achter het steunbeen’. In: Het Laatste Nieuws, 10/03/2012)

Letterlijk kopte het Argentijnse voetbalmagazine El Grafico ‘el infante que se hizo la rabona’8 of dus vrij vertaald ‘het kind dat spijbelde’. De slagzin speelt in op de overeenkomst tussen Infante’s naam en de letterlijke betekenis van het woord ‘infante’, namelijk ‘kind’. Verder is het woord rabona een onderdeel van de woordgroep ‘hacerse la rabona’ dat in Argentinië specifiek verwijst naar het overslaan van een schooldag zonder de toestemming van de ouders. De vergelijking die hier gemaakt wordt, is dat Infante met de beweging als het ware zijn mindere voet overslaat zoals een spijbelend kind een gewone schooldag ‘overslaat’. Maar wat is dan juist het verband tussen het begrip rabona en de danspas uit de Argentijnse tango? In tegenstelling tot wat in de beide HLN-artikels uit 2007 wordt gesuggereerd, werd de traptechniek niet naar de danspas vernoemd. In de verklarende woordenlijsten van de officiële websites Tango Argentino de Tejas9 en Tango Afficionado10 staat telkens het volgende:

“Rabona — A walking step with a syncopated cross. Done forward or backward the dancer steps on a beat, quickly closes the other foot in cruzada, and steps again on the next beat. Adapted from soccer. See Contrapaso and Traspie.” (Geraadpleegd op 01/03/2015: http://www.tejastango.com/terminology.html#rabona)

Het verband moet worden omgekeerd en de danspas ontleent dus zijn benaming aan de traptechniek. Ook bij HLN komt men uiteindelijk tot die bevinding want in het artikel uit 2012 staat verder nog:

De 'Rabona' is ook een danspas uit de tango. Die specifieke pas ontleent zijn naam aan de voetbalterm, maar de dans bestond uiteraard al langer. (‘Uithaal achter het steunbeen’. In: Het Laatste Nieuws, 10/03/2012)

8 Rodríguez, Matías (2015). Ricardo Infante: El rey sin corona. Website El Grafico, Redactie EG. Geraadpleegd op 01/03/2015. 9 Loomis, Ed (2005). A Guide to Tango Terminology. Website Tejas Tango Geraadpleegd op 01/03/2015 10 Tango Afficionado (2011). Tango Vocabulary. Website Tango Afficionado: International Online Resource. Tango Afficionado. Geraadpleegd op 01/03/2015.

142

3.5.3. Onderzoeksvragen Bij het onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van de rabona viel meteen op dat de beweging soms aan bepaalde spelers wordt gelinkt. Is er een bepaalde speler die de beweging introduceerde in de Belgische competitie? En in welke mate leidt die introductie eventueel tot een (voorzichtige) doorbraak in de Vlaamse verslaggeving? Tot slot wordt er ook onderzocht welke spelers het belangrijkste zijn voor de verder ontwikkeling van de rabona en het begrip ‘dragen’. Rabona is een specifieke term die zonder bijkomende uitleg moeilijk of zelfs onmogelijk valt te begrijpen. Hoe vaak wordt de term verder geduid als een trap, uithaal, enz. achter het steunbeen? Of wordt de rabona door sportjournalisten al als een gekend begrip verondersteld? Het is hierbij vooral de bedoeling om na te gaan in welke fase het leenwoord zich bevindt. Ook het gebruik van aanhalingstekens (“”) wordt daarvoor in deze laatste casus geraadpleegd

3.5.4. Overzicht attestaties Wanneer we de verzamelde gegevens van de rabona nader bekijken, blijkt meteen dat uit alle attestaties (71) er minder dan de helft bruikbaar zijn (34). Dat is een pak minder dan de frequenties die in de andere gevalsstudies werden opgetekend. Het spreekt vanzelf dat die lage frequenties niet zonder gevolgen zijn voor ons onderzoek.

Totaal aantal attestaties vs. bruikbaar aantal attestaties

45

40

35

30

25

20

15

10

5

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Totaal aantal attestaties Bruikbaar aantal attestaties

143

Het grootste verschil tussen het totaal aantal attestaties en bruikbaar aantal attestaties komt voor in de jaren 2013 en 2014. Vooral dat laatste jaar toont een opvallende discrepantie aangezien maar 10 van de 41 attestaties bruikbaar zijn. Wanneer we de artikels van die twee jaren doornemen, wordt de reden voor dat verschil meteen duidelijk. Vanaf augustus 2013 duikt in de provinciale verslaggeving van het HNB namelijk de minivoetbalclub ‘Atletico Rabona’ op11. Alles opgeteld, komen we uit op 31 geattesteerde rabona-artikels die te maken hebben met de club: 5 ervan in 2013, de overige 26 in 2014. Met de Booleaanse operator ‘NOT atletico’ kunnen we binnen Gopress Academic die attestaties eenvoudig wegfilteren. Er werd echter besloten om dat niet te doen aangezien die resultaten ons in staat stellen om de huidige status van term rabona iets beter te kaderen. Verder zijn ze ook noodzakelijk om uitspraken te doen over de mogelijke toekomst van de term. Naast die 26 artikels zijn er in 2014 nog vijf andere irrelevante attestaties. Twee daarvan komen uit HBVL en berichten over middenvelder Kevin De Bruyne en de EK- kwalificatiematch van de Rode Duivels tegen Wales op zestien november 2014. In die artikels wordt de term rabona nergens aangehaald. De reden waar om ze toch door Mediargus worden weergegeven, blijft onduidelijk. Het derde artikel komt uit HLN en gaat over het Belgische project ‘Rabona’. Die onderneming wil profvoetballers begeleiden in hun aanwezigheid op het web en hun activiteit op sociale media:

In de 21ste eeuw volstaat het voor voetballers niet langer om alleen te schitteren tijdens wedstrijden. "Ook naast het veld wordt van hen een zekere betrokkenheid verwacht", zegt Geoffrey Verbruggen, oprichter van Rabona. Hij staat profvoetballers bij met tips en tricks over hun aanwezigheid op sociale media als Facebook, Twitter en Instagram. (‘Kompany toont hoe het moet’. In: Het Laatste Nieuws, 27/09/2014)

De laatste twee attestaties die wegvallen uit 2014 hebben te maken met een driedubbel artikel dat zowel in GVA, DS en het HNB werd opgenomen. Daarin gaat het opnieuw over de EK- kwalificatiematch van de Rode Duivels tegen Wales. Er werd beslist om de attestatie van het HNB te gebruiken aangezien auteur Ludo Vandewalle chef sport is van de NB-redactie. In 2007 en 2011 komt het totaal aantal attestaties steeds overeen met het aantal bruikbare attestaties, respectievelijk vijf op vijf en één op één. Tot slot vinden we nog één dubbel artikel in 2012 waarbij zowel HBVL en GVA hetzelfde interview met Kevin De Bruyne opnemen. Daarin gaat het over zijn transfer naar Chelsea FC en uitleenbeurt aan het Duitse Werder Bremen. Het artikel uit HBVL kreeg de voorkeur omdat ook hier de auteur, Kristof Liberloo, actief is binnen de sportredactie van die krant.

11 De toe-eigening van de term als eigennaam wijst steeds op een zekere mate van inburgering. 144

3.5.5. Attestaties doorheen de tijd In deze paragraaf worden de bruikbare rabona-attestaties geanalyseerd doorheen de tijd. Tot nog toe was het hierbij de bedoeling om opvallende tendensen te onderscheiden en verschillende pieken of dalen te verklaren. Gezien de lage frequenties van de rabona is het echter vrijwel onmogelijk om dergelijke uitspraken voldoende kwantitatief te ondersteunen. De komende analyses en eventuele voorspellingen vallen dus enigszins te nuanceren. In de onderstaande tabel wordt het aantal bruikbare geattesteerde rabona-artikels per jaar weergegeven. De weergave begint vanaf 2005 en eindigt in 2014. Het enige resultaat dat hier niet wordt weergegeven is die allereerste attestatie uit DT van 2002 die al even in de betekenisomschrijving werd aangehaald.

Rabona-attestaties doorheen de tijd

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Attestaties 0 0 5 0 0 0 1 14 4 10

Wat meteen opvalt is dat de rabona pas in de laatste drie jaar achtereenvolgens in de verslaggeving opduikt. Voor 2012 komt de term maar enkele keren of zelfs helemaal niet voor. Het jaar 2007 vormt daarop de uitzondering en isoleert zich als het ware van de andere resultaten. Met 5 attestaties doorbreekt het een periode van verschillende ‘lege jaren’ (2003- 2006, 2008-2010). In wat volgt wordt er een verklaring gezocht voor dat hele minuscule prikje in 2007. Daarnaast wordt ook die ‘constante’ van de drie laatste jaren bekeken. Alvorens over te gaan tot die analyses worden de resultaten ook in een grafiek uiteengezet.

Bruikbare Rabona-attestaties doorheen de tijd

16 14 14

12 10 10

8

6 5 4 4

2 1

0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

145

De allereerste attestatie uit 2002 werd door het afgebakend kader (2005-2014) niet weergegeven. Daarin geeft DT een kort jaaroverzicht en wordt Rivaldo genoemd als uitvinder van de rabona. Dat de beweging echter heel wat vroeger zijn oorsprong kent, hebben we al aangetoond. Na deze eerste attestatie duurt het vijf jaar alvorens de rabona opnieuw opduikt. In 2007 krijgt de beweging voor het eerst wat meer aandacht. Die grotere interesse blijft natuurlijk vrij relatief aangezien het nog steeds maar over 5 attestaties gaat. Wanneer we de artikels doornemen, wordt de reden van dat plotse prikje meteen duidelijk. Drie artikels gaan namelijk over de rabona van toenmalig Anderlecht-speler Mohamed ‘meme’ Tchité. In een bekermatch tegen RC Genk pakte de spits uit met een trap achter het steunbeen. Twee van die artikels werden al aangehaald bij de rabona-omschrijving en ook het derde artikel linkt Tchité met de beweging.

En dus roept Vercauteren de spits tot de orde. “Cyril, niet nonchalant zijn. Scoren, komaan!” Ook Tchité krijgt ervan langs als hij een fantasietje een rabona, zo'n trap achter het steunbeen uithaalt. “Keep it simple, Mémé.” (‘Anderlecht traint in alle stilte’. In: Het Laatste Nieuws, 04/06/2007)

Na 2007 is het opnieuw een aantal jaar wachten op de rabona. In 2011 duikt de term slechts eenmaal en tot dan toe is er van een opkomst of patroon geheel geen sprake. Vanaf 2012 komt daar wat verandering in. De term lijkt een iets ‘stevigere’ voet aan de voetbalgrond te hebben en contrasteert met veertien bruikbare attestaties met alle voorgaande jaren. Zes artikels komen uit de maand maart en vijf daarvan gaan opnieuw over Tchité. Na zijn beweging in 2007 speelt hij zich vijf jaar later tegen Hannover 96 opnieuw in de rabona-spotlight.

Toch zou dat fantasietje, officiële term 'Rabona', Tchite nooit meer loslaten. Een jaar geleden probeerde hij het trucje nog eens uit tegen Club Brugge. Opnieuw zonder succes, maar nog altijd zonder puntenverlies. Dat was donderdag wel anders. In de slotseconden van Standard-Hannover, tussenstand 2-2, haalde Tchite weer die 'Rabona' boven. De winninggoal lag voor zijn linker. Tchite knalde hem met zijn rechter, achter het steunbeen, naast. (‘De ‘rabona’ obsessie of onkunde?’. In: Het Laatste Nieuws, 10/03/2012)

De overige attestaties uit 2012 hebben betrekking op Rode Duivels Eden Hazard, 2 artikels, en vooral Kevin De Bruyne, 5 artikels. In 2013 en 2014 spant Hazard dan weer de kroon met in elk jaar 4 rabona-attestaties. Bij de paragraaf omtrent de onderzoeksvragen wordt er dieper ingegaan op die geattesteerde rabona-artikels per speler. Uit de gegevens blijkt ten slotte dat de term vanaf 2012 constanter opduikt. Nogmaals, met waarden als 14, 4 en 10 voor respectievelijk 2012, 2013 en 2014 is die aanwezigheid

146 ontzettend klein, maar de jaren onderscheiden zich wel van de volledige voorgaande periode. Daarenboven is dit begrip, net zoals bij alle andere schijnbewegingen, nog sterker verbonden met zijn incidenteel karakter dan bijvoorbeeld een panna of ‘poortje’. De rabona vereist namelijk niet alleen een minimum aan technisch kunnen, maar ook de nodige bravoure waardoor hij slechts zelden tot nooit wordt ingezet. De ‘opkomst’ van het begrip in de laatste jaren toont wel aan dat de rabona’s toch iets vaker de kop opsteken én meteen ook de aandacht krijgen, iets wat nauw samenhangt met de toenemende technische standaarden en verwachtingen binnen het moderne voetbal. Uit de ruwe datagegevens bleek tevens al dat die ontwikkeling en toename van de rabona ook het grote publiek niet ontgaat. De schijnbeweging wordt immers vaak speciaal voor de toeschouwer uitgevoerd. Een regionale club zoals ‘Atletico Rabona’ speelt daarop in en probeert met zijn naam de nadruk te leggen op datgeen waar het bij (mini)voetbal en de rabona om draait: techniciteit en efficiëntie.

3.5.6. Attestaties in kranten en tijdschriften Wanneer we de verspreiding van de rabona-artikels over kranten bekijken levert dit het volgende resultaat op. De tabel omvat het aantal geattesteerde artikels per krant binnen onze afgebakende periode.

Rabona-attestaties in kranten en tijdschriften

Jaar 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal HLN 0 0 3 0 0 0 0 8 2 3 16 HNB 0 0 1 0 0 0 0 1 0 4 6 DS 0 0 1 0 0 0 0 0 1 2 4 SVM 0 0 0 0 0 0 1 1 0 1 3 HBVL 0 0 0 0 0 0 0 2 0 0 2 DM 0 0 0 0 0 0 0 1 1 0 2 GVA 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 1 DT 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 KNACK 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Totaal 0 0 5 0 0 0 1 14 4 10 34

Uit de tabel blijkt meteen dat het grootste aandeel bruikbare attestaties door HLN wordt geleverd. Omgezet in cijfers is dat met 16 bijna de helft van het totaal aantal bruikbare rabona-artikels (34). Wat opvalt is dat bij HLN vooral 10 maart 2012 piekt met op die dag 4 verschillende artikels over de rabona van Tchité. Door de lage frequentie valt er uit de andere gegevens weinig tot niks af te leiden en werd er ook geen grafiek samengesteld. Het HNB volgt HLN met 6 attestaties. Enkel in DT, en KNACK werden geen artikels gevonden.

147

3.5.7. Supportersfora De rabona mag dan wel weinig attestaties opleveren, het blijft interessant om de resultaten te vergelijken met die van de online supportersfora. In de onderstaande tabel worden de attestaties per jaar en per forum weergegeven.

Rabona-attestaties op supportersfora Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal KRC Genk 0 0 0 1 4 3 8 KAA Gent 0 0 0 4 1 0 5 Cercle Brugge 0 0 0 1 0 0 1 Zulte Waregem 0 0 0 0 1 0 1 Beerschot Wilrijk 0 0 0 0 0 0 0 Totaal 0 0 0 6 6 3 15 Op het eerste zicht lijkt er zich al enige overeenkomst te voltrekken tussen de geschreven pers en de supportersfora. Ook hier zien we namelijk enkel achtereenvolgende resultaten in de laatste (drie) jaren opduiken met respectievelijk 6, 6 en 3 attestaties voor 2012, 2013 en 2014. Voor de andere onderzoeksjaren werden er eveneens geen rabona-attestaties opgetekend. Om nu te weten te komen of die overeenkomst gegrond is, moeten we inhoudelijk naar de forumberichten gaan kijken. Pas als er in de geattesteerde berichten ook vooral sprake is van Kevin De Bruyne en Eden Hazard kan er namelijk over een overeenkomst gesproken worden. De onderstaande grafiek visualiseert de parallel in gelijktijdige rabona-attestaties.

Rabona-attestaties in kranten en op supportersfora

25

20

6 15

3 10

14 6 5 10

4 0 1 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Attestaties in kranten en tijdschriften Attestaties op supportersfora

148

Van de 6 rabona-attestaties uit 2012 vinden we er 4 terug op het ‘Buffalo Forum’ van KAA Gent. Twee van die resultaten gaan algemeen over de schijnbeweging. De rabona wordt aangehaald in een onderwerp over minivoetbal en als een toonbeeld van techniek naast ‘zidannekes’ (de roulette of 360) en ‘ronaldinhokes’ (de elastico of flip flap). De derde attestatie gaat opnieuw over Tchité en zorgt op die manier voor een eerste overlap met de artikels uit de kranten. In een subforum over de Europa League 2011-2012 gaat het over zijn rabona tegen Hannover 96.

Dienen bal gaat echt wel traag hij kan nog schoon zijn lichaam der achter krullen en in het kader trappen, of het dan doelpunt is dat hangt van die verdediger en de keeper af. Maar beter dan zijn rabona nu kon alleszinds. (Gebruiker ‘massjief’. In: Buffalo Forum, 09/03/2012)

Het vierde en laatste resultaat van het Buffalo Forum komt overeen met de enige attestatie uit het ‘Cercle Brugge Forum’. In beide commentaren wordt bewondering uitgesproken over een rabona-voorzet van Eden Hazard tegen Paris Saint-Germain. Wanneer we attestaties uit de kranten er bij nemen, zien we hier opnieuw een overeenstemming want ook in SVM en HLN geniet het kunstje van Hazard de aandacht.

Dit seizoen was Hazard - ook al tweemaal Jonge Speler van het Jaar - al goed voor zeventien goals en dertien assists. Gisteren nog was Hazard zijn geniale zelf door in de topper tegen PSG (2-1) eerst op strafschop de gelijkmaker te scoren en vervolgens met een schitterende Rabona-voorzet (trap achter het steunbeen) de 2-1 in te leiden. (‘Hazard opnieuw Frans Speler van het Jaar?’. In: Het Laatste Nieuws, 30/03/2012)

De laatste attestatie uit 2012 is van het ‘Blauwwit’ forum en stemt opnieuw overeen met een aantal geattesteerde krantenartikels (4). Net zoals in HBVL, DM, HLN wordt de rabona van Kevin De Bruyne tegen het Zwitserse FC Winterthur in de kijker geplaatst.

De Bruyne deed de arme Zwitserse verdedigers alle hoeken van het veld zien. Nadat hij de bal vier keer onder de zool had beroerd, pakte hij uit met een echte 'rabona', een voorzet achter het standbeen door. (‘De Bruyne (Werder) pakt uit met heerlijke ‘rabona’’. In: Het Belang van Limburg, 10/08/2012).

Dat deze overeenkomst zich juist met betrekking tot het ‘Blauwwit’-forum voordoet, is vrij vanzelfsprekend. Heel wat supportersfora volgen namelijk nog de prestaties van hun ex- spelers. Als succesvol jeugdproduct van KRC Genk kreeg Kevin De Bruyne zelfs een specifiek topic ‘[Hall of Fame] Kevin De Bruyne (Vfl Wolfsbrug)’ toegewezen. De lofbetuigingen van gebruikers ‘walt’, ‘Coxie’, ‘lpracing’ en ‘david_vdb’ aangaande De Bruynes rabona zijn dan ook maar een fractie van het volledige topic.

149

In 2013 is er dan weer nauwelijks overeenkomst met de geschreven pers. Een enkele attestatie uit het ‘Blauwwit’-forum gaat over een rabona van Eden Hazard die ook HLN en DM niet is ontgaan. In een topic over de WK-campagne van de Rode Duivels verwijst gebruiker ‘Pepe Silvia’ naar Hazards beweging in de Engelse competitiematch van Chelsea FC tegen West Ham United FC.

Van Hazard worden dan ook elke wedstrijd minstens 4 flip flaps, 3 rabona's en 6 goals verwacht. Edit: Bij Chelsea doet hij er maar één (rabona) en het staat al op blauwwit. Pffft, rap tevreden hier zenne! (Gebruiker ‘Pepe Silvia’. In: Blauwwit, 18/03/2013)

Toen hij zich begin tweede helft tussen vier man een weg naar doel baande en zijn actie besloot met een voorzet achter het steunbeen, de zogenaamde rabona, weerklonken bewonderende kreetjes. Stamford Bridge smulde, Hazard genoot. (‘Hazard tovert’. In: Het Laatste Nieuws, 18/03/2013)

Van de overige 5 forumattestaties uit 2013 zijn er 2 clubgebonden, hebben er 2 betrekking op de Champions League en is de laatste een algemene rabona-referentie. In de geschreven pers werd er dan ook over geen enkele van die voorvallen bericht. De clubgebonden rabona- attestaties vinden we terug op ‘Blauwwit’ en ‘EsseveeForum’. Daarbij werd er respectievelijk geschreven over een rabona van verdediger Kara Mbodj en van middenvelder Thorgan Hazard, broer van die andere rabona-specialist. De Champions League-referenties vinden we opnieuw terug op ‘Blauwwit’ en ditmaal ook het ‘Buffalo Forum’. Er wordt deze maal verwezen naar de acties van middenvelder Angel Di Maria en verdediger Bonfim Costa Dante. De algemene referentie ten slotte komt opnieuw uit het ‘Blauwwit’-forum. Daarin kaart gebruiker ‘Jamal’ aan dat de Genkse supporterskernen vaak te veel verwachten van jonge, technische spelers. In dit geval gaat het over de jonge winger Steeven Joseph-Monrose.

Het enige wat daar voldoende leek te zijn volgens ons kennerspubliek was een rabona van +- 50 meter in de verste haak, tja. Het meest treffende was nog de commentaar van iemand achter mij: "Godverdoeme, zit die weer twee man te dribbelen." Wanneer hij het balletje dan teruglegt wordt dat: "Miljaar, durf uwe man nu toch eens te pakken!". Tja, dan houdt het op. (Gebruiker ‘Jamal’. In: Blauwwit, 26/09/2013)

De 3 attestaties uit 2014 ten slotte komen allemaal uit het Genkse ‘Blauwwit’-forum. Daarvan is er opnieuw maar één overeenkomst met de geschreven pers. Inhoudelijk gaan de andere twee attestaties over nogmaals een rabona van Kara Mbodj en iets algemener de acties van Cristiano Ronaldo. In dat laatste geval wordt voornamelijk ergernis geuit tegenover een overdaad aan technische hoogstandjes zoals no-look passes en rabona’s.

150

Net als bij Ronaldo die in plaats van een gewone pass bij Man U vaak een rabona gaf omdat het kan. Als je het met mate doet dan vind ik het een esthetische meerwaarde voor de sport maar continu? Buuuh. (Gebruiker ‘Kz3600’. In: Blauwwit, 14/11/2014)

De enige forumattestatie die overeenkomt heeft betrekking op Eden Hazard. Net zoals in het artikel uit HNB gaat het over zijn mislukte rabona tijdens de EK-kwalificatiematch tegen Wales op 16/11/2014. Zoals dat vaak het geval is, wordt de rabona in dit geval wel als onnodig en overdreven beschouwd. Net zoals bij Tchité bepaalt het succes van de spectaculaire beweging de appreciatie: ofwel slaagt de speler in zijn opzet en is hij de held, ofwel mislukt de beweging en wordt er aangemaand om dergelijke ‘fantasietjes’ achterwege te laten. Op dat vlak komt de rabona sterk overeen met de panenka-penalty, waar de lijn tussen genialiteit en nonchalance even dun wordt getrokken. HNB schrijft het volgende over diezelfde mislukte rabona.

We hadden het nooit kunnen vermoeden, maar merkten in zijn manier van spelen steeds meer stress en onzekerheid. Hij probeerde dat te verdoezelen door steeds moeilijkere dingen te proberen, zoals een rabona (pass achter het standbeen). Een mislukking, zoals de hele tweede helft. (‘Zuur, maar (nog) geen paniek’. In: Het Nieuwsblad, 17/11/2014)

Uiteindelijk kunnen we maar spreken over een gedeeltelijke overeenkomst tussen de geschreven pers en de supportersfora wat betreft het begrip rabona. Maar een derde (5) van het totaal aantal geattesteerde forum berichten (15) komt ook voor in de geschreven pers. Het zijn wel niet toevallig opnieuw de namen Tchité, De Bruyne en Hazard die daarbij verschijnen. De supportersfora zitten vaak het dichtst op hun eigen (Belgische) (ex-)spelers, terwijl kranten en tijdschriften toch vooral bekendere namen in het oog houden. Bij de eerder vermelde drie namen komen die factoren mooi samen.

3.5.8. Toelichting bij de onderzoeksvragen In deze voorlaatste paragraaf worden antwoorden geformuleerd op de eerder gestelde onderzoeksvragen. In de bovenstaande analyses viel meteen op dat verschillende namen meermaals terug komen. Vooral Tchité en Hazard toonden zich al fervente aanhangers van de rabona. Maar wie zijn nu precies de specialisten? In de onderstaande tabel staan alle spelers opgesomd die in de artikels werden vermeld als rabona-deskundige. We baseren ons dus louter op de bruikbare rabona-attestaties uit de geschreven pers. De spelers die tegenwoordig niet meer actief zijn als professionele voetballer worden aangeduid met een asterisk. Het is hierbij de bedoeling een kleine voorspelling te maken welke individuen rabona een stevigere toekomst kunnen verzekeren.

151

Speler Attestaties Speler Attestaties E. Hazard 10 F. Totti 1 M. Tchité 8 M. Balotelli 1 K. De Bruyne 5 E. Lamela 1 D. Maradona* 4 F. Torres 1 Rivaldo* 3 T. Meunier 1 C. Ronaldo 2 M. Aoulad 1 Ronaldinho 2 R. Infante* 1 G. Roccotelli* 2 A. Pelé* 1 Z. Ibrahimovic 1 G. Mühren* 1 A. Del Piero 1 E. Cantona* 1

Met tien attestaties in de laatste drie jaar is Hazard ongetwijfeld dé huidige rabona-specialist en de belangrijkste ‘drager’ van het begrip. Bij de analyse doorheen de tijd werd al even vermeld dat 8 van die resultaten zich gelijk verdelen over 2013 en 2014. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de 5 attestaties van Kevin De Bruyne gaan de artikels bij Hazard ook niet steevast over hetzelfde voorval. Als we de attestaties achterwege laten en specifiek naar de acties zelf kijken, komen we uit op één rabona voor De Bruyne en 6 verschillende voor Hazard. Bij Tchité staat die teller op 3 stuks. Daarenboven werden ook heel wat acties van de kleine Rode Duivel niet meteen in de Belgische verslaggeving opgenomen.

Met de rabona was hij niet aan zijn proefstuk toe. Vorig seizoen probeerde hij er één tegen Arsenal (weggekopt door Koscielny), West Ham (voorzet naar nergens), Swansea (ontzet) en trapte hij een knappe pass achter zijn steunbeen tegen QPR. Dit seizoen lukte het hem nog niet. (‘De trukendoos van Hazard’. In: Het Laatste Nieuws, 03/03/2014).

In de betekenisomschrijving werden al verschillende vroegere rabona-experts aangehaald zoals Infante, Roccotelli en Rivaldo. Uit die oudere generatie is het vooral Maradona die stand weet te houden. In 2007 wordt hij tweemaal aangehaald als man van de rabona, in 2012 duikt hij nogmaals op in een rijtje van specialisten en in 2013 wordt zijn naam op lexicologisch vlak zelf gebruikt om het begrip verder te duiden, een rabona ‘à la Maradona’. Dat ten slotte vooral Mohamed Tchité de beweging in de Belgische competitie introduceerde, leidt na de analyse doorheen de tijd geen twijfel meer. Hij is met 3 attestaties immers zo goed als verantwoordelijk voor het kleine prikje in 2007 en toverde de beweging vijf jaar later nogmaals uit zijn schoenen.

152

In een tweede onderzoeksvraag werd de vraag gesteld in hoeverre het begrip rabona al is ingeburgerd. Het is hierbij de bedoeling om te onderscheiden in welke van de vier verschillende leenwoordfasen van Van der Sijs (1996: 11) het leenwoord zich bevindt. Om die vraag consequent te kunnen beantwoorden, werd er een onderscheid gemaakt tussen rabona-attestaties met en zonder bijkomende uitleg. In de onderstaande tabel en grafiek wordt de verhouding tussen die twee soorten attestaties weergegeven.

Attestaties met en zonder uitleg

Attestaties 2005 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Uitleg 0 0 3 0 0 0 1 7 3 7 21 Geen uitleg 0 0 2 0 0 0 0 7 1 3 13 Totaal 0 0 5 0 0 0 1 14 4 10 34

Uit het totaal aantal van 34 bruikbare rabona-attestaties worden er uiteindelijk 21 voorzien van bijkomende uitleg. Daarbij gaat het voornamelijk om een toelichting zoals ‘trap/voorzet achter het steunbeen’. In 2007, 2013 en 2014 hebben de rabona-artikels met uitleg steeds de bovenhand. Enkel in 2012 is de frequentie tussen de twee gelijk. Wanneer er in HLN op 10 maart 2012 een specifiek artikel aan de rabona zelf wordt gewijd, volgen er namelijk verschillende andere attestaties zonder die extra informatie. Zowel op 10, 15 als 17 maart schrijft men probleemloos over de rabona van Tchité. Die tendens blijkt echter wel van erg korte duur aangezien de resultaten uit augustus over Kevin De Bruyne opnieuw van een beschrijving worden voorzien. Verder wordt de rabona in de eerste attestaties nog geregeld tussen aanhalingstekens geschreven. Dat bleek al uit veel van de eerder vermelde artikels en zien we ook terugkomen in andere attestaties.

Die actie van Tchite komt heel idioot over. Dat zal hij ook wel weten. Hij zal met die 'Rabona' onbewust in zijn hoofd hebben gezeten. Want bij zulke fases denk je niet na: dat is puur op intuïtie." (‘“Dit komt idioot over”’. In: Het Laatste Nieuws, 10/03/2012)

Bij een 3-0-tussenstand in de bekermatch tegen Genk (eindstand 6-0) kapt Tchite eerst verdediger Sven Verdonck uit, maar in plaats van in de zestien meter uit te halen met links, tovert hij plots de 'Rabona' uit zijn voeten. […] Bij een 0-0 in de competitiewedstrijd tegen Club duikt Tchite voor zijn man. Iedereen verwacht dat hij vanuit een schuine hoek met links zal trappen, maar weer pakt hij uit met een 'Rabona'. (‘Al twee keer eerder en zonder succes’. In: Het Laatste Nieuws, 10/03/2012)

Tchite had de winninggoal aan de voet. Hebben jullie hem geplaagd met zijn gemiste 'Rabona'? (‘“Strijden, net zoals Wilmots”’. In: Het Laatste Nieuws, 15/03/2012)

153

Eind 2012 en ook in 2013 en 2014 worden die aanhalingstekens uiteindelijk weggelaten. Dat kan erop wijzen dat het begrip al een klein inburgeringsstapje verder heeft gezet. Toch wordt het begrip rabona nog grotendeels als een vreemd woord ervaren dat bijgevolg van extra informatie moet worden voorzien. Met betrekking tot Van der Sijs’ (1996: 11) verschillende leenwoordfasen zit de rabona dus nog vrij duidelijk in die eerste fase. Het begrip is binnen zijn specifieke context nog vreemd. Enkel doordat de aanhalingstekens in de laatste jaren zijn weggevallen, kan er eventueel van een kleine evolutie worden gesproken. Ook de eerder vermelde toe-eigening van rabona in een eigennaam wijst in die richting.

3.5.9. Besluit Het begrip rabona werd ontleend uit het Spaans. De term verwijst naar een uithaal, trap of voorzet vanachter het steunbeen. De beweging werd voor het eerst ingezet door de Argentijn Ricardo Infante en kende in de jaren ’70 een grotere verspreiding door Roccotelli. In vergelijking met de andere begrippen, waren de bruikbare attestaties voor de rabona vrij gering waardoor de resultaten enigszins genuanceerd moeten worden. De analyse van de geschreven pers toonde aan dat de rabona in 2007 door Mohamed Tchité voor het eerst even de aandacht krijgt. Vijf jaar later voert hij de beweging opnieuw uit wat meteen voor een iets constantere frequentie zorgt in 2012, 2013 en 2014. In die laatste jaren is het vervolgens Eden Hazard die het voortouw neemt. Binnen de geschreven pers staken de resultaten van HLN er boven uit. De krant stond met zestien artikels in voor zo goed als de helft van de bruikbare attestaties. Uit de andere gegevens viel er in dit geval weinig tot niks af te leiden. De resultaten van de supportersfora toonden aan dat we maar over een gedeeltelijke analogie mogen spreken met de geschreven pers. In de laatste drie jaren wezen de beide taaldomeinen op kleine overeenstemmingen (5) wat betreft de verslaggeving over Tchite, De Bruyne en Hazard. De overige resultaten waren vaak clubgebonden of hadden een internationaal karakter. Op de vraag wie de huidige rabona-specialisten zijn en we zodoende als cruciaal mogen beschouwen voor de ontwikkeling van het Spaanse leenwoord, was het antwoord vrij duidelijk. Eden Hazard toonde zicht met 10 attestaties over 6 verschillende rabona’s de onverbiddelijke koning. In HLN werd daarenboven nog verwezen naar viertal andere rabona’s die niet in onze resultaten terug te vinden waren. Hazard werd opgevolgd door die ander Belg Kevin De Bruyne. Maradona gelde dan weer als toonbeeld voor de vroegere rabona-experts. Zijn naam werd gebruikt om het begrip verder te duiden (‘à la Maradona)

154

Het begrip rabona zelf ten slotte bevindt zich in de eerste van de vier leenwoordenfasen die door Van der Sijs (1996: 11) worden onderscheiden. Die conclusie kon worden getrokken op basis van de frequentie van aanhalingstekens (“”) en rabona-attestaties met en zonder uitleg. De term staat in vergelijking met de andere begrippen in ieder geval nog in zijn kinderschoenen.

155

4. Algemene vergelijking van de gegevens

4.1. Inleiding Alvorens deze scriptie te besluiten wordt er een algemeen overzicht gegeven van de belangrijkste vaststellingen die werden gedaan. De vijf ontleende termen (winger, Super Sunday, tifo, clas(s)ico en rabona) werden binnen ons lexicologisch onderzoek steevast volgens hetzelfde stramien gepresenteerd en geanalyseerd. Daardoor kunnen we in dit voorlaatste hoofdstuk probleemloos een overkoepelende vergelijking opstellen tussen die vijf verschillende casussen. In de volgende paragrafen komt telkens een bepaalde invalshoek van het algemeen onderzoek (attestaties doorheen de tijd, supportersfora, enz.) centraal te staan. Het is daarbij de bedoeling om steeds de opvallendste tendens of ontwikkelingen te onderscheiden en vervolgens verder toe te lichten. Waar mogelijk worden er ook verbanden gelegd met de drie verschillende talen (Engels, Spaans en Italiaans) waaruit de leenwoorden werden geselecteerd.

4.2. Attestaties doorheen de tijd We openen dit hoofdstuk naar goede gewoonte met een analyse van de verschillende attestaties doorheen de tijd. In elke casus werd eerst de algemene evolutie van het leenwoord in kwestie in beeld gebracht. Hieronder wordt nagegaan wat daarbij de meest voorkomende en opvallendste ontwikkeling waren. Om te beginnen wordt daarvoor het totaal aantal bruikbare attestaties per leenwoord in de onderstaande tabel weergegeven.

Bruikbare attestaties van de vijf leenwoorden (2005-2014)

1000 861 900 836 800

700

600

500

400 313 300 258

200

100 17 0 Clas(s)ico Winger Tifo Super Sunday Rabona

156

Uit de algemene rangschikking blijkt alvast dat we geen taalgebonden conclusies kunnen trekken uit de gegevens van de geschreven pers. De Spaanse leenwoorden, clas(s)ico en rabona, liggen namelijk met respectievelijk 861 en 17 bruikbare attestaties elk aan een uiterste van de grafiek. Ook de Engelse termen, winger en Super Sunday, zijn met respectievelijk 836 en 258 bruikbare attestaties een heel eind van elkaar verwijderd. Het overgebleven tifo ten slotte kan en mag als enigste Italiaanse term niet als parameter genomen worden. Met betrekking tot het Italiaans kunnen er dus sowieso al minder conclusies getrokken worden. Dat er zich per taal geen duidelijke tendensen onderscheiden, wil natuurlijk niet zeggen dat ons onderzoek geen interessante patronen naar voren heeft gebracht. Met de gegevens van de vijf leenwoorden kunnen er uiteindelijk namelijk drie verschillende evolutietypen of verspreidingsgolven opgetekend worden. Een eerste mogelijkheid is dat een leenwoord vrij direct opkomt en zich meteen lijkt te nestelen in onze taal. Het onderzochte Super Sunday is daar grotendeels een goed voorbeeld van. De Engelse term ‘piekte’ in 2012 met 80 attestaties nadat hij in 2010 vrij kunstmatig door de Pro League werd ingevoerd. Wat de toekomst betreft, zie het er voor Super Sunday wel niet rooskleurig uit. Verschillende factoren (cf. infra ‘Algemene receptie en connotatie’) gaven immers niet meteen blijk van een succesvolle ‘Super Sunday’-doorbraak. Toch mag het begrip rekenen op een betrouwbare toekomst omdat het concept vooral van bovenuit (Pro League, kalendercommissie, enz.) levende wordt gehouden. De tweede evolutievorm kiest voor een meer geleidelijke aanpak en geldt voor drie van vijf de behandelde leenwoorden. De termen winger, tifo en clas(s)ico groeiden in de laatste tien jaar (2005-2014) gestaag uit tot vastere waarden in onze Belgische sportverslaggeving. Er is in dit geval dus geen sprake van een plotse piek aangezien de frequenties langzaamaan toewerken naar een hoogtepunt. Het Engelse winger begon bijvoorbeeld de afgebakende periode met slechts 20 bruikbare attestaties om vervolgens stelselmatig met tientallen attestaties toe te nemen. Die positieve evolutie zou ten slotte in 2013 en 2014 culmineren met respectievelijk 173 en 212 bruikbare winger-attestaties. Een vergelijkende analyse met de synoniemen van winger toonde uiteindelijk dat er twee redenen waren voor die toename: de spelersrol als winger of vleugelspeler is belangrijker geworden in het moderne voetbal en binnen die context werd ook de term winger populairder. Het Italiaanse tifo kende een soortgelijke levensloop, zij het op een iets kleinere schaal. De term begint in 2005 met 12 bruikbare attestaties en laat negen jaar later 79 resultaten optekenen. Inhoudelijk blijkt dat steeds meer supportersgroepen zich geroepen voelen door de fanatieke Latijnse of Italiaanse voetbalsfeer en bijgevolg veelvuldig tifo’s organiseren. In de eerste vijf

157 maanden (januari-mei) van 2015 zou de tifo-scene vervolgens helemaal doorbreken door het tifo-incident met Steven Defour en de 274 attestaties die daaruit zijn voortgekomen. Clas(s)ico ten slotte combineert een geleidelijke groei met een plotse piek. Het begrip bevindt zich dus tussen de eerste twee evolutievormen. De Spaanse term groeide in de afgelopen tien jaar uit van 14 naar 138 bruikbare attestaties. In die periode vormt 2011 wel een piekjaar met 179 attestaties maar zoals de analyses aantoonden speelt hier vooral een toevalsfactor. Door zowel een toegenomen aandacht voor de originele Spaanse clas(s)ico’s als de stijgende populariteit van Belgische clas(s)ico’s werd de frequenties nog gevoeliger voor het aantal clas(s)ico’s er op een jaar werden gespeeld. De term wordt immers deels beïnvloed door het speelschema van de betrokken ploegen. Bij de laatste categorie wordt de verspreiding van de term louter toegeschreven aan die toevalsfactor. Een term als rabona zal enkel in de Belgische sportverslaggeving opduiken als de beweging ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Benamingen van schijnbewegingen zijn qua frequentie dus onherroepelijk verbonden aan hun incidenteel karakter. Het spreekt daarbij ook vanzelf dat eenvoudige acties frequenter opduiken dan de moeilijkere, meestal gewaagde, schijnbewegingen. Over een simpel ‘overstapje’ vallen ongetwijfeld meer artikels terug te vinden dan over een rabona, panenka of no-look pass.

4.3. Attestaties in kranten en tijdschriften Bij elk leenwoord werd in een derde paragraaf een overzicht gemaakt van de attestaties in de verschillende kranten en tijdschriften. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen met betrekking tot die negen geschreven media kort samengevat. De onderstaande tabel geeft daarvoor een overzicht van de bruikbare attestaties per krant/tijdschrift en per leenwoord.

Bruikbare attestaties in kranten en tijdschriften per leenwoord (2005-2014)

Jaar Clas(s)ico Winger Tifo Super Rabona Totaal Sunday HLN 241 256 85 62 16 660 HNB 152 168 67 75 6 468 HBVL 174 115 72 62 2 425 GVA 98 95 31 29 1 254 SVM 83 124 28 0 3 238 DM 73 42 21 13 2 151 DS 36 34 9 17 4 100 KNACK 1 2 0 0 0 3 DT 3 0 0 0 0 3 Totaal 861 836 313 258 34 2302

158

De driedeling die in deze algemene tabel naar voren komt, geldt voor alles casussen behalve rabona. Dat komt grotendeels omdat die laatste gevalstudie maar een beperkt aantal bruikbare attestaties (34) opleverde. Met 660 attestaties of 29 procent van het totaal aantal bruikbare attestaties in alle kranten en tijdschriften staat HLN duidelijk alleen aan kop. Vooral in de casussen over clas(s)ico en winger neemt de krant afstand van zijn eerste achtervolgers. Op een afstand van een tweehonderdtal attestaties komen vervolgens HNB en HBVL met respectievelijk 468 en 425 bruikbare attestaties. Samen met die twee kranten vormt HLN de uiteindelijke kopgroep. De middenmoot wordt vervolgens doorgaans gevormd door GVA, SVM, DM en DS. Ze kan in dit algemeen overzicht wel nog verder opgesplitst worden tussen GVA en SVM, met respectievelijk 254 en 238 attestaties, en het groepje van de kwaliteitskranten DM en DS (cf. infra), met respectievelijk 151 en 100 attestaties. Aan de staart van het klassement staan naar goede gewoonte KNACK en DT met elk 3 geattesteerde artikels. Dat de bovenstaande verdeling in zo goed als elke casus naar voren komt, is niet geheel toevallig. In de verschillende analyses werd er al een aantal keer gewezen op de voornaamste reden van die onderverdeling, namelijk het onderscheid tussen de regionale, ‘volksere’ kranten en de (inter)nationale, ‘serieuzere’ kwaliteitskranten. In deze paragraaf wordt die tweedeling (en zijn gevolgen) een laatste keer samengevat. De ‘volksere’ kranten zijn in dit geval HLN, HNB, HBVL en GVA. Zij kennen naast de basis sportverslaggeving ook volledige rubrieken toe aan regionaal (tweede en derde klasse, provinciale reeksen, enz.) en buitenlands (voetbal)nieuws. Bijgevolg zijn zij vaak de dragers van nieuwe ontwikkelingen en tendensen. GVA sluit kwantitatief wel minder duidelijk bij de leidersgroep aan omdat het heel wat artikels overneemt van HNB en HBVL. In de onderzoeksmethodologie (cf. supra) werd immers uitgelegd hoe consequent de artikels van de originele redacties werden gekozen. De (inter)nationale, ‘serieuzere’ kwaliteitskranten hebben een heel wat minder uitgebreide sportrubriek. Zij beperken zich meestal tot het belangrijkste sportnieuws van een (intern)nationaal niveau. KNACK en DT ten slotte zijn een te gespecialiseerd(e) tijdschrift en krant en laten daardoor bijna geen attestaties optekenen.

4.4. Supportersfora Net zoals bij de geschreven pers kunnen we ook voor de supportersfora een algemene vergelijkende tabel opstellen. De verschillende casussen hebben wel aangetoond dat er per begrip soms een aantal factoren zijn die de frequenties sterk beïnvloeden. Omdat die factoren per leenwoord verschillen is een diepgaande vergelijking dus niet mogelijk.

159

Bruikbare attestaties op de supportersfora per leenwoord (2005-2014)

Jaar Tifo Winger Clas(s)ico Super Rabona Totaal Sunday KRC Genk 384 320 57 6 8 775 KAA Gent 89 100 30 6 5 230 Beerschot Wilrijk 71 88 16 5 0 180 Cercle Brugge 114 33 6 2 1 156 Zulte Waregem 96 17 1 9 1 124 Totaal 754 558 110 28 15 1465 Puur kwantitatief draagt het ‘Blauwwit’-forum van KRC Genk duidelijk de gegevens van de supportersfora. Met in het totaal 775 bruikbare attestaties is het verantwoordelijk voor maar liefst meer dan de helft van het totaal aantal bruikbare attestaties (1465). Vooral in de casussen tifo en winger neemt het supportersforum, met respectievelijk 384 en 320 attestaties, nadrukkelijk afstand van de andere vier fora. Verderop in deze paragraaf wordt aangetoond hoe dat precies komt. Het ‘Buffalo Forum’ van KAA Gent staat vervolgens tweede in de algemene rangschikking maar moet het met 230 bruikbare attestaties met een pak minder resultaten doen. De overgebleven drie fora van FCO Beerschot Wilrijk, Cercle Brugge KSV en SV Zulte Waregem scoren ten slotte een gelijkaardig aantal bruikbare attestaties. ‘Kielserat’, ‘Cercle Brugge Forum’ en ‘EsseveeForum’ eindigen op respectievelijk 180, 156 en 124 bruikbare forumberichten. De bovenstaande gegevens kunnen niet dieper vergeleken worden omdat er per leenwoord verschillende factoren zijn die het aantal frequenties bepalen. Die factoren, die doorheen de scriptie steevast werden toegelicht, worden hier nog eens kort samengevat. In het geval van winger werd er bijvoorbeeld vastgesteld dat een deel van de attestaties afhankelijk is van de zogenaamde ‘winger-nood’ van een club. Daarmee wordt bedoeld dat de mate waarin een club (volgens de supporters) nood heeft aan een winger of vleugelspeler een grote invloed heeft op de frequentie. De volledige selectie en transferpolitiek van een club worden namelijk door de supporters uitvoerig besproken. Ze maken analyses over eigen spelers (waaronder wingers) en gaan geregeld zelf op zoek naar potentiële aanwinsten. Voor tifo werden er uiteindelijk drie bepalende factoren vastgelegd. Eerst en vooral wordt de tifo- frequentie bepaald door de ideologische aard van de sfeergroep. Supporters die een Latijnse of Italiaans voetbalsfeer nastreven zullen namelijk meer tifo’s organiseren. Vervolgens spelen ook de infrastructuur van de club en de financiële capaciteiten van de sfeergroep een belangrijke rol. Zonder behoorlijke tribunes of geld is het voor een sfeergroep immers moeilijk om volwaardige tifo’s op poten te zetten. Met betrekking tot Super Sunday en

160 clas(s)ico, de twee gelijkaardige begrippen, moest er niet toevallig rekening gehouden worden met dezelfde factor. De supportersfora toonden aan dat de frequentie van die termen en de manier waarop ze ontvangen worden (cf. supra) deels afhangen van de mate waarin hun eigen ploeg deel uit maakt van het concept of fenomeen. KRC Genk, KAA Gent, FCO Beerschot Wilrijk, Cercle Brugge KSV en SV Zulte Waregem komen allemaal niet in aanmerking voor een clas(s)ico of zijn amper actief op een Super Sunday. Enkel KRC Genk, KAA Gent en SV Zulte Waregem werden in de laatste context af en toe eens genoemd. Maar het zijn in geen geval vaste waarden voor een Super Sunday. is hier vrij aannemelijk dat de supporterskeren automatisch vijandig reageren op alles wat eigen is aan rivaliserende clubs. Voor rabona ten slotte wordt de frequentie ook hier incidenteel bepaald. De term verschijnt pas op de supportersfora als hij wordt uitgevoerd én door een supporter wordt opgemerkt.

4.5. Neologismen en leenwoordfasen In het theoretisch kader (cf. supra) werden zowel het concept neologisme als de vier verschillende leenwoordfasen van Van der Sijs (1996: 11-12) duidelijk afgebakend en toegelicht. Het spreekt vanzelf dat niet alle vijf onderzochte termen uiteindelijk neologismen zijn of tot dezelfde leenwoordfase behoren. Daarom wordt er hier nog even een kort overzicht gegeven van de verschillende begrippen en hun status als neologisme/leenwoord. In deze scriptie werd de status ‘neologisme’ door een tweetal factoren bepaald. Is het leenwoord pas recentelijk (na de eeuwwisseling) opgekomen? En werd het tot nog toe al definitief in een woordenboek opgenomen? Volgens die criteria zijn Super Sunday, tifo, clas(s)ico en rabona alle vier neologismen. Super Sunday duikt pas vanaf 2004 op in de Belgische sportverslaggeving en werd in geen enkele van de vier woordenboeken opgenomen. Tifo kent ook nog enkele vroegere attestaties uit 2002 (2) en 2003 (2) maar komt pas frequent voor sinds 2005. De Italiaanse term werd ook nog niet definitief in een woordenboek opgenomen maar kent sinds 2014 wel een ‘voorlopige toevoeging’ aan VDO. Clas(s)ico kent min of meer een gelijkaardig verhaal in die zin dat het ook een aantal vroegere attestaties laat optekenen (2001 (1), 2002 (4) en 2003 (1)). De term zal evenwel pas in 2005 consequenter verschijnen en werd net zoals Super Sunday in geen van de vier woordenboeken opgenomen. Rabona ten slotte kende sporadisch enkele attestaties (2002, 2007) maar zou door zijn laag aantal resultaten pas vanaf 2011 constanter opduiken. Het begrip werd wel net als tifo in 2014 voorlopig toegevoegd aan VDO. Winger wordt in deze scriptie dus niet als een écht neologisme gezien ook al werd de term in nog geen enkel woordenboek definitief toegevoegd. De Engelse ontlening is uiteindelijk een goed voorbeeld van een leenwoord dat al langer

161 verschijnt maar door de ‘gelimiteerde’ focus van de woordenboeken niet werd opgenomen. Er werden namelijk al verschillende winger-attestaties voor 2000 opgetekend. Om vervolgens de leenwoordfase van de verschillende begrippen te bepalen, werden opnieuw enkele variabelen geraadpleegd. Daarbij was het vooral belangrijk om na te gaan in hoeverre de leenwoorden al zijn ingeburgerd door te kijken naar aanhalingstekens, composita, bijkomende uitleg, verspreiding naar andere context, enz. Uiteindelijk konden de vijf leenwoorden opgedeeld worden in één begrip (rabona) uit de eerste leenwoordfase en vier begrippen (winger, Super Sunday, tifo en clas(s)ico) uit de tweede leenwoordfase. Rabona staat qua lexicologische evolutie nog in zijn kinderschoenen. Het begrip werd nog vaak met aanhalingstekens (“”) geschreven en werd daarenboven nog geregeld van bijkomende uitleg voorzien. De vier andere begrippen staan in vergelijking al heel wat verder en tonen verschillende overeenkomsten in hun tekenen van inburgering. Zo worden winger, Super Sunday, tifo en clas(s)ico amper nog beklemtoond met aanhalingstekens (“”) en duiken de termen ook al sporadisch op buiten hun specifieke voetbalcontext. In het geval van tifo werden er ook al heel wat composita met het leenwoord gevormd. De Italiaanse term werd zelfs net zoals clas(s)ico al gebruikt in de benaming van een zaal- en minivoetbalclub. Voor rabona was dat ook het geval maar de andere factoren wijzen voor die casus te nadrukkelijk op een eerste leenwoordfase. Willen de leenwoorden Super Sunday en clas(s)ico uiteindelijk doorgroeien naar een derde leenwoordfase dan zullen ze wel stilistische veranderingen moeten ondergaan. Daarvoor moeten onder andere de hoofdletters en dubbele ‘s’ wijken. Ter afsluiting merken we nog op dat drie van de geanalyseerde termen naast een specifieke leenwoordfase ook nog de status als exotisme kregen toegewezen. Super Sunday, tifo en rabona introduceren namelijk zowel een nieuwe term als een nieuw concept in onze Belgische voetbalwereld. Dat betekent ook dat de drie leenwoorden als noodzakelijk kunnen bestempeld worden.

4.6. Algemene receptie en connotatie In deze laatste paragraaf worden ten slotte de algemene receptie en connotatie van de vijf verschillende leenwoorden besproken. Dat waardeoordeel kan namelijk in de geschreven pers en vooral op de supportersfora verbonden worden met de verspreiding en ontwikkeling van de leenwoorden. Algemeen bleek uit het onderzoek dat de manier waarop een nieuw leenwoord in de sportverslaggeving opduikt (direct geïmplementeerd, geleidelijk gegroeid of incidenteel bepaald) niet volledig de algemene receptie bepaalt. Vooral de (historische) achtergrond en achterliggende traditie spelen een cruciale rol.

162

Rabona en tifo hebben veeleer een positieve bijklank. Een rabona wordt namelijk geregeld ingezet als vorm van galleryplay om de supporters te vermaken. De beweging oogt doorgaans vrij spectaculair en krijgt daardoor een positief waardeoordeel. Ook tifo hoort bij deze eerste categorie. Het begrip omvat een aantal positieve waarden die vooral in de ogen van de supporters belangrijk zijn. Het gaat hier over ‘erkenning’, ‘strijdlust’ en ‘inzet’ die ervoor zorgen dat tifo een positieve bijklank krijgt. Toch hebben beide gevalsstudies ook aangetoond dat de lijn tussen positief en negatief soms flinterdun wordt getrokken. Bij rabona bepaalt bijvoorbeeld het succes van de beweging de appreciatie en bij tifo kunnen de positieve basiswaarden al snel overschaduwd worden door één incident. De enige onderzochte term die we als neutraal kunnen beschouwen is winger. Het begrip verwijst naar een vleugelspeler met een aantal specifieke kwaliteiten maar zowel in de geschreven pers als op de supportersfora wordt daar geen uitgesproken waardeoordeel aan verbonden. Super Sunday en clas(s)ico ten slotte kregen doorgaans een negatief waardeoordeel toegewezen. Voor Super Sunday gebeurde dat zelfs zowel in de geschreven pers als op de supportersfora. In beide gevalsstudies ontbrak het de termen vooral aan historisch achtergrond en traditie. Super Sunday en clas(s)ico zijn concepten die eigen zijn aan respectievelijke een Engelse en Spaanse voetbalcultuur. Om die termen vervolgens in een Belgische context over te nemen, voelt voor zowel supporters als journalisten vaak te kunstmatig of geforceerd aan. Vaak omdat de Belgische competitie ook eenvoudigweg niet het niveau bereikt dat met de twee termen Super Sunday (Engelse topploegen) en clas(s)ico (FC Barcelona tegen Real Madrid CF) wordt verondersteld. Als de invoer van een concept als Super Sunday ook nog eens grotendeels commercieel gemotiveerd wordt, dan hoeft het niet te verwonderen dat het begrip negatief onthaald wordt. Het bovenstaande overzicht toont aan dat een waardeoordeel sterk afhangt van de aard, oorsprong en gevolgen van een nieuw(e) term/concept. Ze bepalen niet noodzakelijk of een term in de toekomst blijft bestaan (cf. Super Sunday) maar beïnvloeden natuurlijk wel de algemene populariteit en verspreiding.

163

Besluit De vijf onderzochte leenwoorden (winger, Super Sunday, tifo, clas(s)ico en rabona) leverden heel wat informatie op met betrekking tot de Belgische voetbalverslaggeving en -beleving. De algemene vergelijking van die termen rechtvaardigde bovendien de keuze van de verschillende invalshoeken (attestaties doorheen de tijd, in verschillende kranten- en tijdschriften, op supportersfora enz.) en de extra onderzoeksvragen per casus. Ontlening in de Belgische voetbaltaal focuste met andere woorden op zowel de algemene gegevens als een aantal specifieke variabelen ((historische) achtergrond, algemene receptie, stilistische markeringen enz). Aangezien die variabelen voor elke onderzochte term verschillen, konden er uiteindelijk wel geen taalgebonden conclusies getrokken worden. Maar om aan de hand van slechts twee onderzochte leenwoorden bepaalde patronen aan een overkoepelende brontaal toe te schrijven, is sowieso al kort door de bocht. Net zoals Neologismen in de Belgische voetbaltaal van Lieselot Bellemans vertrok deze scriptie vanuit een welbepaald perspectief. De huidige opnamepolitiek van verschillende woordenboeken en standaardlexica heeft heel wat tekortkomingen met betrekkingen tot vaktalen, sporttalen, enz. Een onderzoek in de ontwikkelingen van de Belgische voetbaltaal is dus in de eerste plaats een tegenreactie om aan te tonen dat de sporttaal rijk genoeg is om die lacunes op te vullen. Ontlening in de Belgische voetbaltaal ging daarbij nog een stapje verder door heel specifiek de rijkdom van leenwoorden te beklemtonen. Zoals een aantal keer in de scriptie werd aangehaald zijn vooral zij ‘de spiegels van de cultuur’ (Van der Sijs 1993: XXI). Leenwoorden zijn dus niet alleen interessant vanwege hun doorgaans gevarieerde en dynamische ontwikkelingen. Ze schetsen ook ‘de contouren van de veranderingen in de werkelijkheid’ (Den Boon 2010: 6). Ontlening in de Belgische voetbaltaal heeft dan ook enkele van die veranderingen door zijn analyses kunnen onderscheiden. Zo wees winger bijvoorbeeld op het toenemende belang van vleugelspelers in het moderne voetbal, bleek uit Super Sunday dat het commerciële aspect steeds meer domineert, toonde tifo aan dat de Belgische supporterssfeer aan het openbloeien is en kon uit rabona worden afgeleid dat de technische standaarden toenemen. Leenwoorden uit de Belgische voetbaltaal beschikken dus over genoeg invalshoeken voor verder onderzoek en ze verdienen gezien hun rijkdom ongetwijfeld een plekje in de (gespecialiseerde) woordenboeken. De grotere klemtoon op ontlening is niet het enigste dat Ontlening in de Belgische voetbaltaal onderscheid van Bellemans’ onderzoek. Deze scriptie ging in de verzameling van zijn gegevens namelijk verder kijken dan de gegevens van de geschreven pers (kranten en tijdschriften). Om de algemene resultaten te toetsten aan het taalgebruik van de gewone

164 voetbalsupporters werden uiteindelijk vijf verschillende supportersfora geraadpleegd. Een extra invalshoek die ons achteraf bekeken heel wat waardevolle resultaten en informatie heeft bezorgd. De forumberichten van die supporters boden doorgaans een ongezouten en alternatief perspectief op de (talige) ontwikkelingen in het Belgische voetballandschap. De eerder vermeldde ‘contouren van de werkelijkheid’ worden op de supportersfora vaak met nog dikkere strepen getrokken. De abstractie van ‘een algemene supporter’ kon evenwel niet met de gegevens worden gemaakt. De resultaten waren daarvoor te afhankelijk van verschillende variabelen. De forumgegevens representeerden dus in de eerste plaats hun eigen forum of regio. Om verschillende redenen (cf. supra ‘Onderzoeksmethodologie’) konden in deze scriptie maar vijf fora geraadpleegd worden. Een soortgelijke analyse over een paar jaar moet het evenwel mogelijk maken om meer supportersfora op te nemen. Die kunnen vervolgens een veel genuanceerder totaalbeeld ophangen. Er zijn met betrekking tot de supportersfora alleszins nog verschillende onderzoeksmogelijkheden. Het voetbal en zijn specifiek jargon leeft tenslotte in de eerste plaats voor en door zijn talloze supporters. Ontwikkelingen situeren zich dan ook zowel op als naast het voetbalveld. Deze scriptie handelde voornamelijk vanuit een registrerend en analyserend perspectief. Door de grote hoeveelheid aan informatie die daarbij vrijkwam, kon een vergelijkingen tussen de twee mediaplatformen (per term) zich maar kort en oppervlakkig voltrekken. Afsluitend willen we daarom stellen dat er binnen de voetbaltaal nog heel wat interessant onderzoek gevoerd kan worden. Een diepgaand vergelijkend onderzoek zou mooi in de lijn liggen van deze scriptie. Wat is bijvoorbeeld de correlatie tussen de ontwikkelingen in de geschreven pers en op de supportersfora? En in welke mate kunnen beide mediaplatformen elkaar echt beïnvloeden? Of wat met gesproken voetbaltaal en de rol van voetbalcommentatoren in de ontwikkeling en verspreiding van leenwoorden? Voorlopig zijn die invalshoeken wel enkel realistisch binnen dat specifieke voetbalperspectief. Andere sporttaken hebben weliswaar ook een rijke taal (met ontleningen), maar ze beschikken puur kwantitatief (nog) niet over het benodigde datamateriaal (geschreven pers en supportersfora).

165

Bijlage Attestaties van winger-synoniemen op het KRC Genk-forum Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Winger / 0 7 27 147 139 320 (0%) (32%) (31%) (46%) (46%) (44%) L/R’buiten / 1 5 29 104 86 225 B’speler(s) / 2 7 20 48 35 112 V’speler(s) / 0 3 8 9 21 41 V’aanvaller(s) / 0 0 2 0 0 2 V’spits(en) / 0 0 0 7 19 26 / 3 22 86 315 300 726 Attestaties van winger-synoniemen op het KAA Gent-forum Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Winger 2 7 12 27 37 15 100 (9%) (18%) (24%) (28%) (40%) (26%) (28%) L/R’buiten 13 16 14 26 24 21 114 B’speler(s) 2 11 15 27 11 10 76 V’speler(s) 3 3 8 10 13 8 45 V’aanvaller(s) 0 0 1 2 2 2 7 V’spits(en) 1 1 0 3 6 2 13 21 38 50 95 93 58 355 Attestaties van winger-synoniemen op het Beerschot Wilrijk-forum Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Winger 14 18 37 18 1 0 88 (28%) (28%) (33%) (13%) (8%) (0%) (23%) L/R’buiten 12 14 28 60 6 6 126 B’speler(s) 6 12 29 35 2 8 92 V’speler(s) 12 13 14 20 0 1 60 V’aanvaller(s) 1 4 1 1 2 0 9 V’spits(en) 4 2 2 3 2 1 14 49 63 111 137 13 16 389 Attestaties van winger-synoniemen op het Cercle Brugge-forum Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Winger 2 9 4 11 4 3 33 (7%) (13%) (10%) (29%) (11%) (5%) (12%) L/R’buiten 10 40 9 15 24 25 123 B’speler(s) 4 6 6 2 5 6 29 V’speler(s) 9 10 17 8 3 20 67 V’aanvaller(s) 1 4 3 2 0 0 10 V’spits(en) 1 0 0 0 2 0 3 27 69 39 38 38 54 265

a

Attestaties van winger-synoniemen op het Zulte Waregem-forum Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal Winger 3 1 3 1 3 6 17 (21%) (6%) (18%) (5%) (23%) (20%) (16%) L/R’buiten 8 8 9 10 8 16 59 B’speler(s) 1 1 1 4 0 1 8 V’speler(s) 1 4 3 3 1 4 16 V’aanvaller(s) 0 1 0 0 1 2 4 V’spits(en) 1 2 0 1 0 0 4 14 17 16 19 13 29 108

Attestaties van winger-synoniemen op alle fora (absoluut)

Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal L/R’buiten 43 79 65 140 166 154 647 B’speler(s) 13 32 58 88 66 60 317 Winger(s) 21 35 63 84 192 163 558 V’speler(s) 25 30 45 49 26 54 229 V’aanvaller(s) 2 9 5 7 5 4 32 V’spits(en) 7 5 2 7 17 22 60 Totaal 111 190 238 375 472 457 1843

Attestaties van winger-synoniemen op alle fora (relatief)

Jaar ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 Totaal L/R’buiten 39% 41% 27% 37% 35% 33% 35% B’speler(s) 12% 17% 24% 24% 14% 13% 17% Winger(s) 19% 18% 27% 22% 41% 36% 30% V’speler(s) 22% 16% 19% 13% 5% 12% 13% V’aanvaller(s) 2% 5% 2% 2% 1% 1% 2% V’spits(en) 6% 3% 1% 2% 4% 5% 3% Alle varianten 6% 10% 13% 20% 26% 25% 100%

b

Lijst van bronnen en literatuur

Bronnen:

Periodieken:

De Morgen (2003-2015).

De Standaard (1999-2015).

De Tijd (2002-2015).

Gazet van Antwerpen (1999-2015).

Het Belang van Limburg (1994-2015).

Het Laatste Nieuws (2000-2015).

Het Nieuwsblad (1999-2015).

Knack (1999-2015).

Sport Voetbalmagazine (2004-2015).

Supportersfora :

Forum Cercle Brugge KSV.

Forum FCO Beerschot Wilrijk.

Forum KAA Gent.

Forum KRC Genk.

Forum SV Zulte Waregem.

Literatuur:

Geschreven bronnen:

Appel, René (1990). Voetbaltaal. ’s Gravenhage: SDU.

Bellemans, Lieselot (2009). Neologismen in de Belgische voetbaltaal. Universiteit Gent: onuitgegeven licentiaatsverhandeling.

Bloomfield, Leonard (1950). Language. Londen: Allen and Unwin.

Booij, Geert & Ariane van Santen (1997). Morfologie. De woordstructuur van het Nederlands. 2e druk. Amsterdam: Amsterdam University Press.

De Haas, Wim & Mieke Trommelen (1993). Morfologisch handboek van het Nederlands: een overzicht van de woordvorming. ’s Gravenhage: SDU.

i

Den Boon, Ton (2010). Van Dale modern nieuwewoordenboek: van aasgierkapitalist tot zwemboerk en 1248 andere nieuwe woorden. Utrecht: Van Dale.

Kantelberg, Arno (2008). Voetbaltaal: van aanspeelpunt tot zwabberbal. 2e druk. Amsterdam: Prometheus.

Myers-Scotton, Carol (2007). Multiple voices: an introduction to bilingualism. 2e druk. Oxford: Blackwell.

Reinsma, Riemer (1999). Neologismen. Den Haag: SDU.

Sanders, Ewoud (2003). Waar gaan we met het Nederlandse woordenboek naartoe?. In: Waar gaat het Nederlands naartoe? Panorama van een taal. Amsterdam: bakker, 322- 328.

Van Bree, Cor(nelis) (1996). Historische taalkunde. 2e druk. Leuven: Acco.

Vandenberghe, Roxane, Filip Devos & Yves Serbruyns (1997). Voetbalverslaggeving in de Lage Landen. Een terminologisch onderzoek. In: Taal en Tongval 10, 152-173.

Van der Sijs, Nicoline (1996). Leenwoorden: de invloed van andere talen op het Nederlands. Den Haag: SDU.

Van der Waerden, Kees (2006). Groot voetbalwoordenboek van de Nederlandse taal. Baarn: Tirion.

Van Sterkenburg, Piet (1997). Neologismen in woordenboeken. In: Taal in tijd en ruimte: voor Cor van Bree bij zijn afscheid als hoogleraar Historische taalkunde en taalvariatie aan de Vakgroep Nederlands van de Rijksuniversiteit Leiden. Leiden: SNL, 337-345.

Digitale bronnen:

Doyle, Paul (2009). Which teams have played in their top five domestic tiers in this decade? Website The Guardian, The Guardian. Geraadpleegd op 01/03/2015.

Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (GVD). 14de, herziene druk.

Jvh (2013). Steven Martens: ‘Uefa beschouwt Belgische stadions als ondermaats’. Website Het Nieuwsblad, Het Nieuwsblad. Geraadpleegd op 02/07/2015.

Loomis, Ed (2005). A Guide to Tango Terminology. Website Tejas Tango, Tango Argentina de Tejas. Geraadpleegd op 01/03/2015.

Mangat, Raj (2014). Why is it called a ‘rabona’? You’ll find the answer here! Website Talksport, Talksport. Geraadpleegd op 01/03/2015.

ii

Redactie Voetbalkrant (2015). Van 500 miljoen tot 14: El Clásico in cijfers. Website Voetbalkrant, Redactie Voetbalkrant. Geraadpleegd op 10/07/2015.

Rodríguez, Matías (2015). Ricardo Infante: El rey sin corona. Website El Grafico, Redactie EG. Geraadpleegd op 01/03/2015.

Tango Afficionado (2011). Tango Vocabulary. Website Tango Afficionado: International Online Resource. Tango Afficionado. Geraadpleegd op 01/03/2015.

Video Sporza (2015). Club Brugge krijgt grond voor nieuw stadion. Website Sporza, Redactie Sporza. Geraadpleegd op 23/06/2015.

iii