2017/1416

Zaandam, Westzijde 124-132 Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Leeswijzer 6 1.2 Aanleiding en doelstelling 6 1.3 Plangebied 7

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied 10

2.1 Geschiedenis van het plangebied en haar omgeving 10 2.2 Ruimtelijke en functionele structuur 10 2.2.1 Algemeen 10 2.2.2 Zaandam Westzijde 11 2.2.3 Zaanzijde 11 2.3 Groen, water en openbare ruimte 11 2.4 Infrastructuur 11

Hoofdstuk 3 Beleid 12

3.1 Algemene ruimtelijke kaders 12 3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 12 3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) 12 3.1.3 Structuurvisie Noord-Holland 2040 13 3.1.4 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie 13 3.1.5 Zaans Evenwicht 13 3.1.6 Ruimtelijke structuurvisie Zichtbare Schans 14 3.1.7 Notitie 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk' 15 3.1.8 Ontwikkelingsplan /IJ 15 3.1.9 Nota woonbebouwing 16 3.1.10 Welstandsbeleid 16 3.2 Wonen 16 3.2.1 Provinciale Woonvisie 2010 - 2020 "Goed wonen in Noord-Holland" 16 3.2.2 Woonvisie Zaans Mozaïk, 2008-2020 17 3.2.3 Uitgangspuntennotitie Zelfdoen in 18 3.3 Cultuurhistorie 19 3.3.1 Erfgoedvisie 2011-2018 19 3.3.2 Nota Belvedère 19 3.3.3 Cultuurhistorische Waardenkaart 2006 19 3.4 Archeologie 19 3.4.1 Archeologie Nota Zaanstad (2009) 19 3.4.2 Archeologisch onderzoek 19 3.4.3 Vertaling in het bestemmingsplan 20 3.5 Economie 20 3.5.1 Economische structuurvisie Zaanstad 20 3.5.2 Bedrijven in woonhuizen inclusief Bed and Breakfast 21 3.6 Verkeer en parkeren 21 3.6.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP) 21 3.6.2 Verkeersplan 21 3.6.3 Openbaar Vervoervisie consessiegebied Zaanstreek 22 3.6.4 Parkeernota 22 3.6.5 Fietsnota 22 3.7 Milieu, duurzaamheid en veiligheid 23 3.7.1 Ruimtelijke Milieuvisie Zaanstad 23 3.7.2 Beperkingengebied van Schiphol 23 3.7.3 Nota Bodembeheer 2013-2017 23 3.7.4 Geurbeleid 24 3.7.5 Nota kleine windturbines 24 3.7.6 Beleidsregel Hogere Waarden Gemeente Zaanstad 24 3.8 Water 25 3.8.1 Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 25 3.8.2 Nationaal waterplan (NWP) 25 3.8.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015 25

2 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 3.8.4 Waterbeheersplan 4 2010 - 2015 (WBP4) 25 3.8.5 Zaans blauw, waterplan Zaanstad 26 3.8.6 Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017 26 3.9 Overige aspecten 26 3.9.1 Coffeeshopbeleid en Prostitutiebeleid Zaanstad 26 3.9.2 Prostitutie 26 3.9.3 Nota kleine windturbines 27 3.9.4 Grootschalige reclamemasten 27 3.9.5 Ladder voor duurzame verstedelijking 27 3.10 Conclusie 28

Hoofdstuk 4 Uitgangspunten en Ontwikkelingen 29

4.1 Uitgangspunten 29 4.2 Ontwikkelingen 29

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten 35

5.1 Inleiding 35 5.2 Geluid 35 5.2.1 Algemeen 35 5.2.2 Toetsing 35 5.2.3 Conclusie 37 5.3 Beperkingengebied luchthaven Schiphol 37 5.4 Externe veiligheid 37 5.4.1 Algemeen 37 5.4.2 Toetsing 38 5.4.3 Conclusie 40 5.5 Luchtkwaliteit 40 5.5.1 Algemeen 40 5.5.2 Toetsing 41 5.5.3 Conclusie 41 5.6 Bodemkwaliteit 41 5.6.1 Algemeen 41 5.6.2 Toetsing 41 5.6.3 Conclusie 42 5.7 Duurzaam bouwen 42 5.8 Flora en fauna 42 5.8.1 Algemeen 42 5.8.2 Toetsing 43 5.8.3 Conclusie 43 5.9 Bedrijven en milieuzonering 44 5.9.1 Algemeen 44 5.9.2 Toetsing 45 5.9.3 Conclusie 45 5.10 Geur 45 5.10.1 Algemeen 45 5.10.2 Toetsing 45 5.10.3 Conclusie 47 5.11 Bezonning 47 5.11.1 Algemeen 47 5.11.2 Toetsing 48 5.11.3 Conclusie 48

Hoofdstuk 6 Wateraspecten 49

6.1 Organisatie 49 6.2 Beleidskader 49 6.2.1 Rijksbeleid 49 6.2.2 Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 49 6.2.3 Watertoets 50 6.3 Situatie plangebied 50 6.3.1 Huidige situatie 50 6.3.2 Toekomstige situatie 51 6.4 Watertoets 53 6.4.1 Algemeen 53 6.4.2 Toets 53 6.5 Wateraspecten in regels en verbeelding 53 6.6 Conclusie 53

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 3 Hoofdstuk 7 Beschrijving planvorm en bestemmingsplanregeling 54

7.1 Bestemmingsregeling 54 7.1.1 Inleiding 54 7.1.2 Plansystematiek 54 7.1.3 Regels algemeen 54 7.2 Bestemmingsplanprocedure 58 7.3 Gekozen planvorm 58 7.4 Planmer-plicht 59

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid 60

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 60 8.2 Economische uitvoerbaarheid 60 8.3 Handhaafbaarheid 60

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg 62

9.1 Kennisgeving ingevolge artikel 1.3.1 Bro 62 9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro 62 9.3 Zienswijzen 62

4 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Toelichting procedure Planfase B&W Raad Raad van State / onherroepelijk Voorontwerp Ontwerp Vaststelling Beroep Onherroepelijk

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 5 Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Leeswijzer

De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over -en een onderbouwing van- de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd. hoofdstuk 1 Inleiding: geeft een inleiding op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangrenzen, planvorm en het voorgaande plan worden achtereenvolgens behandeld. hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied: geeft een beschrijving van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de geschiedenis, de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde. hoofdstuk 3 Beleid: geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied. hoofdstuk 4 Uitgangspunten en Ontwikkelingen: beschrijft de algemene en gebiedsspecifieke uitgangspunten. Verder worden ontwikkelingen die in het gebied voorkomen beschreven. hoofdstuk 5 Milieuaspecten: beschrijft de resultaten van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde milieuonderzoeken. hoofdstuk 6 Wateraspecten: beschrijft de watertoets. hoofdstuk 7 Beschrijving planvorm en bestemmingsplanregeling: bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven. hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid: wordt in 'Maatschappelijke uitvoerbaarheid' een overzicht gegeven van de inspraakreacties die op het voorontwerp zijn binnengekomen en van de zienswijzen die zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan evenals een reactie hierop. In de subparagraaf 'Economische uitvoerbaarheid' wordt ingegaan op de economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen. hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg: geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en overige uitkomsten van de procedure zoals eventuele zienswijzen.

2 1.2 Aanleiding en doelstelling

Op 7 juni 2012 heeft de gemeenteraad van Zaanstad het Ontwikkelingsplan ZaanIJ vastgesteld. Het ontwikkelingsplan zet in op de ontwikkeling van ongeveer 7.000 nieuwe woningen en een half miljoen m werkruimte aan de Zaan- en IJ-oevers tot 2040. Deze functies vinden ruimte in pakhuizen en fabrieken, op industrieterreinen en op vrije kavels aan het water. Zaanstad sluit daarmee aan op de ontwikkeling van de Noordelijke IJ-oever in . De oevers van Zaan en IJ hebben van oudsher een bedrijfsbestemming. In de 16de en 17de eeuw was dit het eerste industrieterrein van Europa met meer dan 100 bedrijfsmolens langs de Zaan. Na het graven van het Noordzeekanaal werd de Zaanstreek de proviandkast van Nederland waar cacao, rijst, olie en vetten werden verwerkt bij Verkade, Duyvis, Lassie, Honig en Wessanen. De grote fabrieken zijn nog steeds beeldbepalend, maar ze leveren steeds minder werk. Daarom wil Zaanstad meer diversiteit in de economie en een gevarieerder woningaanbod. De oevers van de Zaan en het IJ bieden daarvoor uitgelezen kansen. Verdichting en transformatie langs het water zijn ook een goed alternatief voor stadsuitbreiding.

Het plangebied ligt aan de Zaan. Aan de Zaan is ruimte voor bijzondere woonmilieus. Het voornemen bestaat om in het plangebied maximaal zeven nieuwe woningen te realiseren. De woningen sluiten enerzijds aan op de bebouwingsstructuur langs de dijk de Westzijde. Aan deze zijde van het plangebied zijn twee woningen beoogd. Anderzijds vormen de overige woningen een front aan de Zaanzijde. De locatie-eigenschappen lenen zich prima om in te zetten voor planontwikkeling op basis van Particulier Opdrachtgeverschap (PO). De keuze voor PO sluit ook nauw aan bij de beleidsmatige uitgangspunten in de Woonvisie.

6 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Ter plaatse van het plangebied geldt de beheersverordening "Van Spoorbrug tot Sluis", zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 1 december 2016. In deze beheersverordening zijn de regels en de verbeelding van onder andere het bestemmingsplan "Van Spoorbrug tot Sluis" (7 december 2006) van overeenkomstige toepassing verklaard. De beheersverordening wijzigt enkele onderdelen van voornoemd bestemmingsplan, waaronder de bedrijvenlijst bij de bestemming 'Gemengde doeleinden'. Binnen de plangrenzen gelden de bestemmingen 'Erven', 'Gemengde doeleinden', 'Verblijfsdoeleinden' en 'Woondoeleinden'. Het voornemen bestaat om binnen de bestemming 'Erven' woningen te realiseren. Deze zijn op grond van deze bestemming niet toegestaan. Twee woningen die aan de weg Westzijde zijn beoogd, zijn reeds op grond van het vigerend bestemmingsplan mogelijk. Deze woningen zijn in het bestemmingsplan meegenomen, omdat de beoogde bouwhoogte hoger is dan toegestaan op basis van het vigerend plan. De overige vijf woningen met kavels die grenzen aan de Zaan, zijn op grond van het vigerend bestemmingsplan niet toegestaan.

Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan "Van Spoorbrug tot Sluis" weergegeven. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is daarop met een rode arcering weergegeven.

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Van Spoorbrug tot Sluis'

1.3 Plangebied

Het plangebied is gelegen in de kern Zaandam, aan de Zaan. In het noorden wordt het plangebied begrensd door de bebouwing van Westzijde 128 en het achterterrein van Westzijde 132 en 134. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de bebouwing van Westzijde 122 en een parkeerterrein. Ten oosten van het plangebied stroomt de Zaan. In het westen wordt het plangebied begrensd door de dijk: 'de weg Westzijde'. Vanwege de ligging van het plangebied aan de Zaan, ligt het plangebied in de invloedssfeer van het Ontwikkelingsplan ZaanIJ.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 7 Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding, horend bij dit bestemmingsplan.

Globale ligging plangebied

8 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Globale begrenzing plangebied

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 9 Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Geschiedenis van het plangebied en haar omgeving

Vestiging langs de Zaan begon aan het eind van de vijftiende eeuw. Deze vestiging vond buitendijks plaats, direct langs de Zaan. Aan de landzijde van de dijk lag een sloot, de wegsloot. Het aangrenzend agrarisch gebied was toen nog onbebouwd. Begin zeventiende eeuw werd de beschikbare ruimte langs de Zaanoevers schaars. Nederzettingen gingen zich landinwaarts ontwikkelen. Langzamerhand kwamen in het open gebied molens, die via een verhard pad langs de kavelsloten en een hoge brug over de wegsloot bereikbaar waren. Deze paden vormden de basis voor de verdere buitendijkse ontwikkelingen. De voor de industrie aangetrokken arbeiders werden gehuisvest in eenvoudige woningen die langs de paden werden gebouwd. Ieder pad vormde op den duur een hechte gemeenschap. De paden werden vernoemd naar de eigenaar van het pad, of naar de molen die via het pad kon worden bereikt. In de zeventiende eeuw beleefde de Zaanse industrie de eerste bloeiperiode. De Zaanse industrie was voornamelijk een veredelingsindustrie. Producten die werden verhandeld op de Amsterdamse stapelmarkt werden in de Zaanstreek bewerkt. Meelmalerijen, oliemolens en houtzagerijen verhoogden de handelswaarde van de goederen. Daarnaast waren de scheepsbouw en de houtindustrie sterk vertegenwoordigd. Met de ontwikkeling van de techniek, van het verkeer en als gevolg van een toegenomen milieubewustzijn, is de betekenis van de Zaanoevers voor industriële bedrijfsvestiging sterk afgenomen. Een proces van verplaatsing is al een aantal jaren gaande.

De historische context van de omgeving van het plangebied is af te lezen aan de stedenbouwkundige situatie en gebouwen met nog een typische Zaanse stijl. De bebouwing langs de dijk (de Westzijde) kenmerkt zich door een mix van wonen, werken en afwisseling in bouwvolumes: doorgaans individuele panden, positionering op de kavel, bijzondere kapvormen (zie tevens paragraaf 2.2). Belangrijk historisch gegeven in de stedenbouwkundige situatie is de ligging van nog een aantal bedrijven aan de Zaan. Ook de aard van bedrijvigheid vertoont nog het overheersende traditionele beeld van voedingsmiddelenindustrie die hier sinds eeuwen is gevestigd en nog altijd, uiteraard via moderne technologieën, wordt uitgeoefend. Voorts geeft de ruimtelijke opbouw van Oostzijde en Westzijde van de Zaan met de haaks daarop staande sloten, paden en zijwegen een verwijzing naar de eerste ontginning van het gebied en de latere stadsuitleg. De padenstructuur is ook nu nog herkenbaar.

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

2.2.1 Algemeen De linten langs de Zaan worden gekenmerkt door gevarieerde bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide structuur met als basis het individuele pand. Het karakter wisselt van stedelijk tot dorps. Naast de gezamenlijke kenmerken, heeft iedere kern zijn eigen specifieke kenmerken.

De straten zijn stenig en hebben veelal aaneengesloten straatwanden waar individuele panden en korte rijen woningen afgewisseld worden met winkels, pakhuizen, in omvang variërende fabrieksgebouwen en andere bedrijfsbebouwing. Hierdoor is er sprake van functiemenging. Het Zaanlint behoort tot de dragende structuurelementen van de streek. Het overgrote deel van de oude dwarspaden en gedempte sloten is oorspronkelijk en staat vermeld op de cultuurhistorische waardenkaart.

Ook het patroon van de bebouwing langs het lint is karakteristiek voor de historie van de Zaanstreek. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang.

Bebouwing is bij voorkeur georiënteerd op de weg. Voortuinen komen weinig voor. Langs het lint is elk huis of bedrijf net anders van vorm en maat dan de belendingen. Alleen bij rijen komt herhaling voor.

De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één of twee lagen met een kap. De utilitaire bouw is meestal of laag en breed of hoog en smal. Wisselingen in maat en schaal bepalen het beeld. De nokrichting van woningen is haaks op de weg of loopt hier evenwijdig aan. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw, zoals die van het Zaanse huis. Winkels en bedrijven hebben veelal een afwijkende begane grond. Er komen veel verschillende open aanbouwen voor.

10 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 2.2.2 Zaandam Westzijde Het lint aan de westzijde van de Zaan bestaat uit een dijk met in 1857 gedempte wegsloot en dwarspaden. Langs de dijk staan veel rijk gedetailleerde panden en winkels. Buitendijks liggen daartussen werkplaatsen en fabrieken. De woonbebouwing bestaat in het algemeen uit een onderbouw van één laag met een kap op niet al te brede kavels. De rooilijnen liggen op geringe afstand van de weg en niet in elkaars verlengde, waardoor soms kleine voortuinen of plaatsjes ontstaan.

2.2.3 Zaanzijde Verspreid langs de oeverlijn zijn fabriekspanden te vinden. In de loop van de jaren hebben steeds meer panden een andere functie gekregen of zijn gesloopt. Op diverse plekken aan de Zaan zijn ontwikkelingen geweest waarbij woningen/appartementen aan de waterkant zijn gerealiseerd.

In de omgeving van het plangebied zijn daardoor over het algemeen wat grotere volumes lans de waterrand te vinden.

2.3 Groen, water en openbare ruimte

De groenstructuur aan de Westzijde is niet meer duidelijk te herkennen. De bomenrijen worden op veel plekken onderbroken en zijn niet continu. In het plangebied zijn resten van erfbeplanting aanwezig.

Het plangebied grenst aan de oostzijde aan de Zaan. De Zaan is onmiskenbaar de drager van de waterstructuur in de omgeving van het plangebied. De Zaan is de bepalende factor geweest voor de verstedelijking. De Zaan heeft een belangrijke functie als vaarweg in het midden van Noord-Holland. Via de Zaan krijgt men toegang tot het IJ, het Noordzeekanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal. Verder dient de Zaan als ontsluiting voor de belangrijke industrieën in de Zaanstreek en de regio . Aan de zijde van de Zaan is in het plangebied een kleine insteekhaven aanwezig. De insteekhaven betreft een terugliggende oeverlijn met aanlegmogelijkheden voor boten.

Het plangebied is gelegen aan de dijk de Westzijde. De dijk is een historische lijn. De inrichting van de Westzijde (klinkers in keperverband) is daarop afgestemd.

2.4 Infrastructuur

Het plangebied wordt in westelijke richting ontsloten op de Westzijde. De Westzijde is een lange doorgaande weg die zowel door automobilisten, fietsers en voetgangers worden gebruikt.

Op circa 100 meter afstand ligt een bushalte, waar de bus naar Assendelft (via Wormerveer Station) vertrekt. De bus aan de overzijde heeft het treinstation van Zaandam als bestemming. Het treinstation zelf ligt op circa 900 meter afstand van het plangebied.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 11 Hoofdstuk 3 Beleid

Doel van het overzicht van het beleidskader is om inzicht te geven in de wet- en regelgeving en het beleid waar in dit bestemmingsplan vanuit is gegaan. Daarnaast wordt kort aangegeven wat de relevantie van de wet-/regelgeving of het beleidsstuk is voor de voorgestelde bestemmingen. Zo mogelijk wordt concreet aangegeven wat in het bestemmingsplan moet worden meegenomen. Veel beleidsstukken zijn echter globaal/abstract, zonder concrete normen of richtlijnen. In dat geval is het van belang dat de bestemmingen in de geest van die beleidslijn (kunnen) worden vormgegeven.

3.1 Algemene ruimtelijke kaders

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Hierbij valt te denken aan bevoegdheden op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028); 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; 2. het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven. Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn; verbetering van de bereikbaarheid van de Metropoolregio Amsterdam (voornamelijk aan de noordkant van Amsterdam en op termijn de achterlandverbinding naar het oosten); het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met andere overheden; versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma's Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma; het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV); Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.

De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied sluit aan bij de opgave gebiedsontwikkeling langs de Zaan-IJ-oevers verder handen en voeten te geven.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012). In het Barro zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de grote rivieren, het kustfundament, defensieterreinen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, rijksvaarwegen, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, electriciteitsvoorziening, ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament, enkele specifieke gebieden zoals Mainport Rotterdam en de Waddenzee. Géén van de onderwerpen is van invloed op het plangebied. Het staat de gemeente vrij om haar eigen

12 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven.

3.1.3 Structuurvisie Noord-Holland 2040 In de "Structuurvisie 2040: Kwaliteit door veelzijdigheid", die op 21 juni 2010 door Provinciale Staten is vastgesteld en op 23 mei 2011 partieel is herzien, geeft de provincie aan welke belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Hierbij gaat het om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft naar verdere stedelijke verdichting en helpt gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van bestaand bebouwd gebied (voorheen 'rode contour').

Het behoud, de versterking en de ontwikkeling van de groenblauwe structuur is van wezenlijk belang voor de totstandkoming, kwaliteit en uitstraling van de dynamische regio. Op de structuurvisiekaart is het plangebied aangeduid als metropolitane landschappen. Binnen deze metropolitane landschappen valt onder meer het Nationaal Landschap Laag Holland. Gestreefd wordt naar het behoud en de ontwikkeling van dit Hollands agrarische cultuurlandschap tussen Amsterdam, , Alkmaar en Zaanstad met zijn veenweidegebieden, droogmakerijen en zijn karakteristieke dijk- en lintdorpen. Het is de voortuin van de metropoolregio, en de plek waar stad en land elkaar ontmoeten (beleving van rust, ruimte en groen, recreatie, verbrede landbouw, streekproducten). De provincie voert de regie over het behoud, duurzaam beheer en waar mogelijk versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kernkwaliteiten van dit gebied. De identiteiten van de diverse landschappen zijn ook bij de ontwikkeling van de metropolitane landschappen het uitgangspunt.

Het plangebied ligt aan een historische dijkstructuur (Westzijde) die als provinciaal belang is aangemerkt en de Zaan als belangrijke (historische) waterverbinding. Ontwikkeling van het gebied sluit aan bij het streven, het bestaand stedelijk gebied verder te verdichten met inachtneming van de karakteristieken ter plaatsen.

3.1.4 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie Provinciale staten hebben de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRSV) tegelijkertijd vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040. De verordening stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw. Het plangebied behoort tot het 'Bestaand Bebouwd Gebied'. De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied sluit aan bij wens van de provincie voor verdere stedelijke verdichting.

3.1.5 Zaans Evenwicht Zaans Evenwicht is een overkoepelende toekomstvisie (juni 2009). Zaanstad werkt op twee fronten aan een evenwichtige ontwikkeling van de stad tot 2040. Binnen de gemeentegrenzen én als stad in relatie tot de omgeving, de Metropoolregio. Zaanstad wil een toekomstbestendige stad, een sterke stad en een kansrijke zijn door in te zetten op het versterken van Zaanse kernkwaliteiten: De Zaankanters; Zaankanters hebben de naam eigenzinnig te zijn, loyale anarchisten zelfs, ondernemend en hardwerkend. Daarnaast leveren Zaankanters ook innovatie en vernieuwing, soms op een traditionele leest geschoeid. Ruimte voor ondernemerschap; Ondernemende Zaankanters, de bijzondere mix van wonen en werken zo dicht bij Amsterdam biedt kansen. Zaans Mozaïek; de grote verscheidenheid en de kleinschaligheid van de buurten, met een eigen identiteit. Al deze mozaïekstukjes bij elkaar maakt dat Zaanstad een heel breed en divers spectrum aan vestigingsmogelijkheden biedt. Voor de één wellicht rommelig, voor de ander juist charmant en vooral typisch Zaans. Cultuurhistorisch landschap; Vooral bij bewoners scoort het landschap hoog als kwaliteit. Het cultuurhistorische landschap functioneert als een oase van rust vlakbij de drukte van het stedelijke gebied. De Zaan; De Zaan verbindt op vele manieren; de zeven kernen, Zaanstad met Noord – Holland en Amsterdam, via bruggen en oevers de buurten en wijken, via functies wonen, werken en recreëren op en aan het water. De locatie; Zaanstad kan meer doen met de gunstige ligging in het grootstedelijk gebied binnen de stelling van Amsterdam, de metropoolregio Amsterdam.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 13 Ontwikkeling van het plangebied stimuleert het ondernemerschap door aan de Westzijde wonen en lichte bedrijvigheid te realiseren, vergroot de diversiteit in woonmilieus en draagt bij aan de ambitie om de Zaanoevers te ontwikkelen.

3.1.6 Ruimtelijke structuurvisie Zichtbare Schans Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Het plangebied is aangeduid als 'stadslint'. In dit gebied streeft de gemeente naar: behoud en versterken historische bebouwingsstructuur; diversiteit in bebouwing (schaal, maat, positie, dichtheid); functiemenging (wonen, werken e.d.). De voorgenomen ontwikkelingen liggen in de lijn van dit beleidsstreven.

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbare Schans'

14 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 3.1.7 Notitie 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk' In de raadsvergadering van 17 oktober 2013 heeft de raad de notitie 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk' vastgesteld (2013/231283). Het leidende principe van deze notitie is 'een gedifferentieerde aanpak van de stad om zo de beschikbare capaciteit gericht te kunnen inzetten op de prioritaire opgaven na de invoering van bezuinigingen.' De Westzijde valt onder de prioritaire opgaven van Zaanstad en is op grond van deze notitie ingedeeld in het zogenoemde 'groene kwadrant'. Dit betekent het vinden van een juiste balans tussen sturing op de ruimtelijke kwaliteit enerzijds en het bieden van ontwikkelruimte anderzijds.. Ontwikkelruimte geven in dit kwadrant staat in het teken van het versterken van de bestaande ruimtelijke kernkwaliteiten. Met andere woorden het accent ligt op het behouden van de kwaliteiten. Één van de kernkwaliteiten die de gemeente door middel van ruimtelijke kaders wil behouden zijn delen van de historische linten zoals de Westzijde aan de Zaan. Invulling van het plangebied vormt een kans de kernkwaliteit te versterken.

3.1.8 Ontwikkelingsplan Zaan/IJ Het ontwikkelingsplan Zaan/IJ is door de gemeenteraad vastgesteld op 7 juni 2012. Zaanstad ziet als opgave voor de toekomst een duurzame en evenwichtige verstedelijking, waaronder de waterfrontontwikkeling van de Zaan- en IJ-oevers van Zaanstad en Amsterdam. De kernbegrippen daarbij zijn intensivering en transformatie. Met 30 kilometer waterfront biedt Zaanstad bijzondere mogelijkheden voor nieuwe karaktervolle woon- en werkgebieden aan het water. De Amsterdamse IJ- en Zaanse Zaanoevers vormen het regionale verstedelijkingsproject Zaan/IJ. Totaal gaat het om de bouw van circa 40.000 woningen en het creëren van meer dan 20.000 arbeidsplaatsen. Binnen Zaanstad gaat het om ruimte voor ongeveer 7.000 woningen en 450.000 m2 vloeroppervlak voor bedrijven en voorzieningen. Het Ontwikkelingsplan is een staalkaart van mogelijke ontwikkelingen langs het totale waterfront van Zaanstad. Het plan maakt de kansen en de belemmeringen zichtbaar en stippelt een ontwikkelingsstrategie uit voor duurzame verstedelijking van de Zaan- en IJ-oevers. Het ontwikkelingsplan Zaan/IJ bestaat uit: het Ruimteplan op hoofdlijnen; een samenvatting van het Milieuplan; een economische waarde-analyse; een strategie waarin de haalbaarheid van de ontwikkelingen staat beschreven en de instrumenten om het proces, samen met maatschappelijke en bestuurlijke partners, op gang te brengen.

Het ruimteplan onderscheidt zeven Zanen met verschillende karakteristieken. Die karakteristieken moeten bewaard blijven bij stedelijke ontwikkeling. De bestaande mix van wonen en werken is onderdeel van de identiteit en kwaliteit van Zaanstad. Toch denkt Zaanstad na over de mogelijkheden als zich kansen voordoen voor transformatie naar woon-werklocaties en intensivering, om houvast te geven aan mogelijke herontwikkeling als bedrijven uit zichzelf besluiten te vertrekken. Het ruimteplan moet in die context bezien worden. Het plangebied ligt aan de 'Stadsze Zaan'. De Zaan wordt hier gezien als stedelijke gracht. De Zaanse karakteristiek wordt behouden en versterkt door behoud van het contrast tussen de grote fabrieken en het kleinschalig wonen en asymmetrie in de vorm van het tegenover stedelijke wanden behouden van groene tuinen met losse gebouwen. Overal komen doorzichten en op bijzondere plaatsen openbare ruimten met publieksfuncties. Geen parkeerplaatsen aan het water.

De planontwikkeling draagt, op kleine schaal, bij aan het creëren van nieuwe woon- en werkgebieden langs de oevers van de Zaan en daarmee aan één van de doelstellingen uit het Ruimteplan. Het plan is inpasbaar binnen de bestaande milieukaders (zie hiervoor hoofdstuk 5) en is financieel uitvoerbaar (zie hiervoor paragraaf 8.2).

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 15 3.1.9 Nota woonbebouwing De nota Woonbebouwing Zaanstad 2012, in werking getreden op 1 juni 2012, is de basis voor de ervenregeling in de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en is tevens toetsingskader voor het wel of niet medewerking verlenen aan afwijken van het bestemmingsplan of een afwijking van de bouwverordening. De nota is bedoeld om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna "woningen") en hierbij behorende bouwwerken zoals aanbouwen en dergelijke. De nota heeft betrekking op: vergroting van het hoofdgebouw; dakkapellen; bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en bijgebouwen); bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals dakterrassen, zwembaden, erfscheidingen etc.). Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regels voor het vergunningvrije bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen. De (uitbreidings)mogelijkheden voor de zaken waar de nota betrekking op heeft zijn nader uitgewerkt in de regels en toegelicht in hoofdstuk 7.

3.1.10 Welstandsbeleid De welstandsnota is op 4 september 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. Uitgangspunt bij het opstellen van deze nota is te komen tot een kort en krachtig beleid met aandacht voor de versterking van het Zaanskarakter. De gemeente gaat in het welstandsbeleid uit van het algemeen belang en gaat er vanuit, dat plannen moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand. Wat die redelijke eisen zijn, is afhankelijk van de omgeving. Zaanstad wil daarbij de aandacht met name richten op het bewaken en versterken van de kwaliteit langs de Zaan, de dorpslinten, het open buitengebied en het beheer van cultuurhistorisch erfgoed. Waar mogelijk biedt de nota ruimte, waar nodig stelt de gemeente eisen. Deze eisen betreffen het bouwwerk op zichzelf en in zijn omgeving, waarbij de nadruk ligt op de beleving van de bebouwing vanuit de openbare ruimte en omgeving. Bouwdelen in het zicht zijn belangrijker voor het algemeen belang dan bouwdelen die aan het oog onttrokken zijn. In de beschrijvingen en uitgangspunten wordt daarom de invloed van een plan op het straatbeeld en het aanzien van de stad als geheel gewogen. Naarmate een plan meer invloed heeft op de identiteit van de stad zullen er meer aspecten worden betrokken bij de beoordeling en zal er zo nodig zorgvuldiger worden gewogen. In een groot deel van de stad stelt de gemeente zich wat welstand betreft terughoudend op en laat meer dan voorheen ruimte voor particulier initiatief. In een deel van de stad wordt beperkt getoetst. Er wordt ook een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd, ingegeven door de veranderende rol van de markt en de overheid als gevolg van de economische crisis.

Westzijde 124-132 is aangeduid als een gebied waar het regime 'gewogen bijzonder' geldt. In deze welstandsgebieden is extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst. Aanvragen van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen zullen door de adviescommissie Welstand en Monumenten worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota.

3.2 Wonen

3.2.1 Provinciale Woonvisie 2010 - 2020 "Goed wonen in Noord-Holland" Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Woonvisie 'Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020' vastgesteld. In deze visie staat als doelstelling: "in 2020 beschikken de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu". De Regionale Actieprogramma's (RAP's) zijn het instrument om dit doel te bereiken. Het doel van de RAP's is om te komen tot regionale woningbouwprogrammering, waarbij op regionaal niveau de afstemming tussen vraag en aanbod centraal staat. Een regionaal programma biedt een robuust kader voor lokale differentiatie in woonproducten, doelgroepen en locatietypen. Als gemeenten en regio's van elkaar weten wat de plannen zijn en daar afspraken over maken, kunnen unieke lokale kansen beter benut worden, zonder dat er ongewenste concurrentie ontstaat. De speerpunten van de provinciale woonvisie zijn: verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning; verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van

16 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 bewoners; verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

Voor de Metropoolregio (de regio's in Noord-Holland Zuid, aangevuld met het zuidelijk deel van Flevoland), waar Zaanstad deel van uitmaakt, is vastgelegd dat in de periode 2010-2020 netto 100.000 woningen worden toegevoegd, waarvan ongeveer 75.000 voor Noord-Holland Zuid. Daarnaast is de opgave om circa 44.000 woningen te vervangen. De ambitie van de Metropoolregio Amsterdam is een hoogwaardig en duurzaam leef- en woonmilieu te bieden, waar bedrijven, bewoners en bezoekers zich graag willen vestigen. De Stadsregio neemt in het RAP-proces een bijzondere rol in. Dit komt, omdat de Stadsregio zelfstandige bevoegdheden heeft op het beleidsveld 'Wonen' en zij ook al het traject Regionale Woningmarkt ingezet hadden. Vanuit een gezamenlijk belang om de woningmarkt te verbeteren, hebben de Stadsregio en Provincie besloten om samen op te trekken en waar mogelijk elkaar te versterken. Het Actieprogramma Regionale Woningmarkt 2011-2014 "De roltrap in beweging" voor de Stadsregio Amsterdam betreft geen allesomvattende woonvisie, maar in het kort een streefbeeld (perspectief) waar de regio zich op richt. Daarnaast staan in het actieprogramma voor de belangrijkste thema's concrete en uitvoerbare afspraken om de woningmarkt beter te laten functioneren. De betreffende acties zijn in onderstaand schema weergegeven.

Schema acties Actieprogramma Regionale Woningmarkt 2011-2014

3.2.2 Woonvisie Zaans Mozaïk, 2008-2020 De Raad van de gemeente Zaanstad heeft op 22 januari 2009 de Woonvisie vastgesteld. De strategische doelstelling van de Woonvisie is het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek: door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken; het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad; de vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg; duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 17 hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad.

De kwantitatieve opgave: opvang groei en herstructurering Het blijven bouwen van voldoende woningen blijft een belangrijke opgave in het woonbeleid. Niet alleen om in de lokale en een deel van de regionale woonbehoefte te voorzien, maar vooral ook omdat daarmee de gewenste verandering in het kwalitatieve woningaanbod kan worden bewerkstelligd. In de periode 2010-2030 zal Zaanstad minimaal 13.000 woningen bouwen. De metropoolregio waar Zaanstad deel van uitmaakt heeft tot 2030 een ambitie van 150.000 woningen. Tot 2020 wordt voor Zaanstad als ondergrens uitgegaan van de bouw van 7.000 woningen (jaarlijks 700 woningen), waaronder tenminste 1.500 (jaarlijks 150 woningen) als vervanging voor te slopen woningen. De gemeente wil, indien mogelijk, inzetten op een grotere woningproductie ten behoeve van de regio. Potentiële woningbouwlocaties dienen daartoe versneld te worden ontwikkeld en in het kader van de structuurvisie zal worden gezocht naar nieuwe mogelijkheden voor woningbouw. De woningcorporaties en de gemeente zullen zich samen inspannen om het aantal te vervangen woningen te verhogen naar 250 à 300 per jaar. Op basis van het beschikbare harde- en zachte planaanbod is de kwantitatieve woningbouwambitie realistisch. Met de beoogde transformatie en verdichting zal ten aanzien van potentiële nieuwe locaties wel nadrukkelijk gekeken moeten worden naar mogelijkheden voor menging van wonen en werken.

De kwalitatieve opgave: meer treden op de woonladder Naast het huisvesten van huishoudens met lagere inkomens en groepen die specifieke aandacht nodig hebben, wil Zaanstad meer vraaggericht bouwen voor andere doelgroepen die zij binnen haar gemeente wil (blijven) huisvesten. Dit woningbouwprogramma dient te leiden tot meer doorstroming op de Zaanse woningmarkt. Speerpunten zijn: een kwaliteitsverbetering in de sociale huursector door herstructurering en/of hoogniveaurenovatie; meer mogelijkheden voor koopstarters door nieuwbouw van goedkope koopwoningen en het stimuleren van kooptussenvormen; het vasthouden van Zaanse midden- en hogere inkomens door de bouw van meer middeldure en dure eengezinskoopwoningen. Een bijkomend effect kan zijn dat de instroom van buiten de gemeente zich minder op de sociale huursector en meer op de koopsector gaat richten.

Door de ontwikkeling van de locatie wordt -weliswaar een zeer bescheiden- bijdrage geleverd aan lokale en regionale behoefte van woningen. De beoogde woningen bevinden zich in de klasse dure eengezinskoopwoningen en worden gerealiseerd op basis van particulier opdrachtgeverschap. Hiermee wordt bijgedragen aan de kwalitatieve woningbouwopgave ter verbetering van de doorstroming op de Zaanse woningmarkt.

3.2.3 Uitgangspuntennotitie Zelfdoen in Zaanstad Op 5 november 2014 is het college akkoord gaan met de uitgangspuntennotitie Zelfdoen in Zaanstad. Zelfdoen is het zelf bouwen of laten bouwen van een woning individueel of in een groep, in bestaande bouw of nieuwbouw, waarbij de bewoners maximale invloed kunnen uitoefenen op de woning. Zelfdoen staat voor zelfbouw in de vorm van: particulier opdrachtgeverschap (PO); collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO); consumentgericht ontwikkelen/cocreatie; kluswoningen. Met Zelfdoen wordt de marktpositie van Zaanstad in de Metropoolregio Amsterdam door toevoeging van nieuwe marktsegmenten en woonmilieus versterkt. Bovendien sluit het aan op de groeiende vraag van particulieren om meer invloed te hebben op de ontwikkeling van hun eigen woning en leefomgeving en wordt ruimte geboden aan innovatie en corporatieve ontwikkeling door bewoners en ondernemers. Zaanstad wil dan ook 'zelfdoen' versterken mede door initiatieven van derden te ondersteunen op locaties die zich daarvoor lenen.

Het plangebied leent zich voor ontwikkeling in de vorm van particulier opdrachtgeverschap en sluit daarmee aan op de gemeentelijke ambities op dit onderdeel.

18 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Erfgoedvisie 2011-2018 Zaanstad is een historisch gegroeide streek, waarbinnen het erfgoed een belangrijke identiteitsdrager is. Gebouwde monumenten, archeologische monumenten, waardevolle structuren, molens, landschappen, verkavelingpatronen, linten, dijken, sluizen en water zijn onmisbaar voor de streek en voor de identiteit van Zaanstad met zijn Zaankanters. De erfgoedvisie beschrijft hoe de gemeente Zaanstad, als beheerder van het erfgoed, daar in de periode 2011- 2018 aan gaat voldoen. Het doel is om de bestaande identiteit te versterken en voorwaarden te creëren om die identiteit uit te bouwen, nu en in de toekomst. Daarmee is erfgoed tevens de basis van de ruimtelijke ontwikkeling en wordt duidelijk dat erfgoedonderdelen niet langer op zichzelf staan, maar onderdeel zijn van een groter geheel: de context. De erfgoedvisie heeft een vijftal subdoelen, waarvan voor het plangebied het doel om cultuurhistorie in te zetten als kwaliteit en inspiratiebron voor stedelijke ontwikkeling van belang is. De Zaan en de bebouwingsstructuur langs de dijk (Westzijde) vormen in dit geval de inspiratiebron voor de positie, massa en functie van de voorgenomen bebouwing.

3.3.2 Nota Belvedère De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De nota geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen.

Het plangebied is niet gelegen in een aangewezen Bevedère gebied.

3.3.3 Cultuurhistorische Waardenkaart 2006 Op de Cultuurhistorische waardenkaart (CHW) van de gemeente Zaanstad staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven die van cultuurhistorisch belang zijn. Het betreft monumenten, historisch geografische waarden en archeologische waarden. Bij het opstellen van onder meer een bestemmingsplan moet zwaarwegend rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied. Het bestemmingsplangebied is op de CHW kaart aangeduid met: historisch geografische waarden van regionaal belang; archeologische waarden van (inter)nationale waarde.

De omvang van het plangebied is dusdanig gering dat ontwikkeling daarvan geen nadelige gevolgen heeft voor de historisch geografische waarden. In paragraaf 3.4 Archeologie wordt verder ingegaan op de archeologische waarden.

3.4 Archeologie

3.4.1 Archeologie Nota Zaanstad (2009) In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988 verwerkt. Hierin staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde moet aangeven. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, moet de gemeente voorwaarden verbinden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk, dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen moeten ook worden opgenomen in projectafwijkingsbesluiten en bij afwijkingen van het bestemmingsplan. Voor wat betreft bestemmingsplan Westzijde 124-132 moet voorkomen worden dat de archeologische waarden (vindplaatsen in de bodem) langs de Westzijde worden verstoord. Wanneer dit niet mogelijk is, zullen de vindplaatsen moeten worden opgegraven. 1

3.4.2 Archeologisch onderzoek Door Antea Group is in mei 2014 een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen in het plangebied uitgevoerd .

Op basis van het bureauonderzoek is er een verwachting voor archeologische resten uit de

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 19 Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. Er wordt met name de oude bebouwing van de Westzijde in het plangebied verwacht. Op basis van een bureauonderzoek alleen is echter niet te beoordelen in hoeverre het bodemarchief nog intact is of dat de bodem door oudere of recentere invloeden al is verstoord. Er is dan ook een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd om de bodem en eventuele verstoringen in kaart te brengen.

Uit het booronderzoek komt naar voren dat voor het plangebied een verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf met name de nieuwe tijd A bestaat. Op basis van de bodemopbouw lijkt vooral de eerste 0,5 tot 0,7 m recent te zijn verstoord. Hieronder bevindt zich een pakket dat ouder is. Vanaf circa 1,3 tot 1,7 m wordt de natuurlijke bodem aangetroffen, bestaande uit veen met laagjes klei en zand, eventueel met een overspoeling van zand. In enkele boringen is het veen niet aangetroffen.

Afhankelijk van het milieukundig rapport is mogelijk een sanering noodzakelijk in het plangebied om een leeflaag binnen het plangebied aan te brengen. Wanneer voor de sanering dieper dan 0,5 onder maaiveld wordt ontgraven, wordt geadviseerd dit archeologisch te laten begeleiden. In de eerste 0,5 m van het huidige maaiveld worden geen archeologische resten in de oorspronkelijke context meer verwacht en kunnen de graafwerkzaamheden zonder archeologische begeleiding plaatsvinden.

Wanneer voor de toekomstige woningen in het plangebied heien met palen noodzakelijk is, kunnen de heipalen mogelijke aanwezige archeologische resten bedreigen. Het is dan ook aan te bevelen hier rekening mee te houden tijdens het ontwerp van de toekomstige woningen. Geadviseerd wordt te streven naar een verstoring door heipalen van maximaal 3 tot 5 % van het gehele plangebied. Het archeologisch erfgoed wordt op deze wijze niet zodanig verstoord dat eventueel toekomstig onderzoek geen zin meer heeft.

Op basis van het milieukundig bodemonderzoek blijkt dat 0,5 m grond moet worden afgegraven en dat hierna 1,0 m schone grond wordt opgebracht. De bodemingrepen reiken daarmee niet dieper dan 0,5 onder het huidige maaiveld. Er hoeven daarom geen archeologische maatregelen te worden genomen.

Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.4.3 Vertaling in het bestemmingsplan Ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied is het gemeentelijk archeologiebeleid in dit bestemmingsplan verwerkt. Op de verbeelding en in de regels is een, bij de toegekende verwachtingswaarde passende, dubbelbestemming voor archeologie opgenomen. Op deze manier worden mogelijke archeologische waarden in de bodem beschermd tegen bodemingrepen in de toekomst.

3.5 Economie

3.5.1 Economische structuurvisie Zaanstad

De gemeentelijke Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil varen naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven.

Zaanstad wil een aantrekkelijke gemengde woonwerkstad blijven en zet in op een kwalitatieve versterking van het bestaande en een ontwikkeling van bestaand naar nieuw. Daarmee wil Zaanstad van een eenzijdige naar een meer gedifferentieerde economie. Een stad met historie middenin de Metropoolregio Amsterdam waar de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde stijgt. Zaanstad heeft de ambitie tot 2020 te groeien naar het niveau van de Metropoolregio Amsterdam als het gaat om de kwaliteit van de leefomgeving en de werkgelegenheid.

De gemeente zorgt dat ruimte wordt geboden aan ondernemerschap door te zorgen voor de juiste randvoorwaarden op het gebied van ruimte, bereikbaarheid, kwaliteit van de woonwerkomgeving en een optimale dienstverlening aan bedrijven. Er wordt zoveel mogelijk ruimte geboden aan werkgelegenheid in de stad met weinig "milieuhinder".

20 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Ontwikkelruimte binnen het plangebied -dijkzijde- staat in het teken van ruimte bieden aan niet hinderlijke bedrijvigheid.

3.5.2 Bedrijven in woonhuizen inclusief Bed and Breakfast Het Bedrijf-aan-huisbeleid van de gemeente Zaanstad bestaat uit twee componenten. In de eerste plaats is in onze brief aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland van 29 september 1987 het beleid omtrent "Bedrijven in woonhuizen en ruimtelijke ordening" vastgelegd. Onderdeel van die brief vormen de randvoorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de toepassing van de door de raad van de gemeente Zaanstad in januari 1983 vastgestelde "Richtlijnen onttrekking woonruimte aan haar bestemming". Deze twee componenten zijn samengevoegd in een bijlage die is gevoegd bij de door de gemeenteraad op 29 januari 1998 vastgestelde 'Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening'. Het aldus geformuleerde gemeentelijke beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: Ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad2 een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo'n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis. De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie. De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is. Het plangebied ligt buiten het gebied waar detailhandel activiteiten zijn toegestaan.

Ook valt het aanbieden van Bed&Breakfast in de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van 6 bedden binnen de reikwijdte van deze regeling. Deze mogelijkheid is opgenomen om het toerisme en verblijf in de Zaanstreek te stimuleren.

3.6 Verkeer en parkeren

3.6.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP) Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten die het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen. Zeker in het centrumgebied waar het plangebied ligt wordt ingezet op het aanbieden van alternatieven voor het autoverkeer.

3.6.2 Verkeersplan Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is om te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag. De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 21 In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004. De Westzijde is een gebiedsontsluitngsweg categorie C. De maximumsnelheid is hier 50 km/uur.

3.6.3 Openbaar Vervoervisie consessiegebied Zaanstreek Op 9 oktober 2003 is de Openbaar vervoervisie concessiegebied Zaanstreek (OV-visie) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Hierin is het openbaar vervoerbeleid van de gemeenten en Zaanstad vastgelegd. De gemeente Zaanstad is zelf niet bevoegd voor het openbaar vervoer; de Stadsregio Amsterdam is de formele opdrachtgever. Om bij de aanbesteding van het openbaar busvervoer Zaanse wensen in te kunnen brengen, is in de OV-visie een ideaal openbaar vervoernetwerk geschetst. De basis van het ideale busnetwerk wordt gevormd door ontsluitende lijnen die de woongebieden met het ziekenhuis, het centrum van Zaandam en de knooppunten verbinden. Daarnaast zijn er verbindende buslijnen die inwoners over grotere afstand snel vervoeren. In de spitsuren zijn er lijnen die de woongebieden rechtstreeks met een aantal belangrijke werkgelegenheidsgebieden verbinden. In late avonduren is er een aangepast net. Naast deze reguliere lijnen acht de gemeenteraad ook een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem (CVV) zeer wenselijk. Het plangebied ligt in de directe nabijheid van het NS- en busstation.

3.6.4 Parkeernota In februari 2010 is de Parkeernota vastgesteld in de gemeenteraad. In oktober 2012 is hier een wijziging op gekomen. De parkeernota is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota: bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen, om te voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen; voor de sterk stedelijke zone A en B (Inverdan en het gebied tussen de Wibautstraat en de Provincialeweg en de Vincent van Goghweg en de Den Uylbrug) moet het parkeren worden gerealiseerd op eigen terrein óf de eis moet worden afgekocht bij de gemeente. het afkopen van de parkeereis wordt voor iedereen mogelijk, maar kan door de gemeente altijd geweigerd worden indien er geen mogelijkheid bestaat om de het parkeren op redelijke termijn in de buurt te realiseren. Deel twee van de parkeernota zal worden uitgewerkt als deel één is geëvalueerd.

Het plangebied wordt in de nota aangemerkt als 'Sterk stedelijke zone B'. De beoogde woningen kunnen worden aangemerkt als 'Woningen duur'. De parkeernorm voor deze categorie in dit gebied is 1,5 parkeerplaats per woning.

Fietsparkeren Voor normen over fietsparkeren hanteert de gemeente de landelijke kentallen van het CROW.

3.6.5 Fietsnota Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden. De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen. Het plangebied sluit aan op de Westzijde. De Westzijde is een belangrijke schakel in het primaire fietsnetwerk van Zaanstad.

22 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 3.7 Milieu, duurzaamheid en veiligheid

3.7.1 Ruimtelijke Milieuvisie Zaanstad De ruimtelijke milieuvisie is op 24 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en dat het aantal milieubelaste woningen van 60.000 in 2007 wordt teruggebracht naar 30.000 in 2020. In de ruimtelijke milieuvisie is een gebiedsgericht milieubeleid geformuleerd. Niet in elk gebiedstype is dezelfde milieukwaliteit noodzakelijk. In de woongebieden en natuurgebieden wordt de hoogste milieukwaliteit nagestreefd. In het Zaans gemengd gebied en in het centrumgebied kan iets flexibeler met sommige milieuthema's worden omgegaan, maar moet de milieukwaliteit in zijn geheel goed zijn. In werkgebieden wordt een redelijke kwaliteit nagestreefd, terwijl de milieukwaliteit op een bedrijventerrein nog wat lager mag zijn, maar wel moet voldoen aan het wettelijk minimum. In de ruimtelijke milieuvisie zijn per gebiedtype en milieuthema grenswaarden geformuleerd. Bestemmingsplannen kunnen op bepaalde punten bijdragen aan het realiseren van de Zaanse duurzaamheidsdoelstellingen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de bestemming voor duurzame energiebronnen, bestemmingen voor fietsroutes en openbaar vervoerroutes, duurzaam waterbeheer, zongerichte of zuid-verkaveling van bebouwing ten behoeve van passieve zonne-energie (gebouworiëntatie), bestemmingen voor compact bouwen / dubbel ruimtegebruik, bestemmingen voor (gescheiden) afvalsystemen, beeldkwaliteit van woon- en leefmilieu, de aanwijzing van bestemmingen voor een ecologische structuur, behoud van natuurwaarden, en dergelijke.

Het plangebied wordt aangemerkt als 'Zaans gemengd gebied'. Dit is een gebied met een voor Zaanstad typerende menging van wonen en werken. Over het algemeen heeft het wonen hier de overhand. Binnen het Zaans gemengd gebied wordt in de structuurschets onderscheid gemaakt tussen linten, dorpen, waterfront en stedelijk compact. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Van oudsher was hier een sterke menging van functies. Inmiddels is het zwaartepunt meer op het wonen komen te liggen. Een gemengd gebied is een levendig gebied waar naast woningen ook bedrijven en voorzieningen zijn. Hoewel ook een gemengd gebied een verblijfsfunctie heeft, kan met de gewenste milieukwaliteit op sommige punten wat flexibeler worden omgegaan dan in een woongebied. Voorop staat dat de leefbaarheid in het gemengd gebied gegarandeerd is. Met het plan is sprake van inbreiding binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt bijgedragen aan de gemeentelijke ontwikkelopgave 'herstructureren en revitaliseren'. Ontwikkeling van het plangebied De voorgenomen activiteiten kunnen bijdragen aan een prettige leefomgeving ter plaatse.

3.7.2 Beperkingengebied van Schiphol Het plangebied ligt niet in het beperkingengebied van de luchthaven Schiphol, ten aanzien van het geluid, externe veiligheid maar wel binnen het hoogtebeperkingen gebied van 146 meter boven N.A.P., zoals dat is vastgelegd in het Luchthavenindelingsbesluit. Hieraan wordt voor dit plangebied ruimschoots voldaan.

3.7.3 Nota Bodembeheer 2013-2017 Het doel van de nota is aan te geven hoe de gemeente Zaanstad invulling geeft aan het Besluit bodemkwaliteit, voor wat betreft de nuttige toepassing van grond en baggerspecie. Op de ontgravingskaart 2013-2017 van de Nota bodembeheer is de kwaliteit van de bodem per deelgebied weergegeven. De gemeente is verdeeld is zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart in de Nota bodembeheer. Voor de locatie Westzijde 124-132 geldt voor zowel bovengrond als de ondergrond dat de gemiddelde bodemkwaliteit 'industrie' is. Dit betekent dat de grond over het algemeen matig verontreinigd is met zware metalen en PAK. Plaatselijk kunnen echter ook lichte of sterke verontreinigingen met deze stoffen en eventueel ook andere stoffen voorkomen. Indien grond wordt toegepast, bijvoorbeeld bij het aanbrengen van een leeflaag, moet deze grond een bepaalde minimale kwaliteit hebben. Deze is afhankelijk van de locatie waar de grond voor wordt toegepast. Er dient een dubbele toets uitgevoerd te worden. Er moet beoordeeld worden in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctiezone de locatie valt. De strengste eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis. In de huidige situatie geldt dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen' of schoner. De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaart, de bodemfunctiekaart en de toepassingskaart zijn op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 23 3.7.4 Geurbeleid Het Zaans Geurbeleid 2015 is op 21 mei 2015 vastgesteld door de gemeenteraad. Doel van het geurbeleid is de geurhinder in Zaanstad te beperken waardoor de kwaliteit van de leefomgeving verbetert en Zaanstad voor huidige en toekomstige bewoners prettiger is om te wonen. Het Zaans Geurbeleid vloeit voort uit de Ruimtelijke Milieuvisie (2009) waarin Zaanstad de ambitie uitspreekt om het aantal milieubelaste woningen te halveren. Het geurbeleid is onder meer een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij de volgende situaties worden onderscheiden: 1. Realisatie van een nieuw geurgevoelig object (woning): a. het is toegestaan woningen te realiseren buiten de bestaande geurcontour van individuele bedrijven; b. het is niet toegestaan woningen te realiseren binnen de contour van de basiskwaliteit 2020 (2025 voor cacaobedrijven); c. binnen de bestaande geurcontour van individuele bedrijven gelden de volgende beperkingen. Voor de situatie waarin ter plaatse van de geprojecteerde geurgevoelige objecten nog niet wordt voldaan aan de basiskwaliteit 2020 (2025 voor cacaobedrijven), is een aanvullende ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. Deze onderbouwing heeft tot doel om te bepalen of in een tijdelijke situatie een hogere geurbelasting aanvaardbaar is en of er ondanks deze hogere geurbelasting sprake is van een goede ruimtelijke ordening. 2. Realisatie van een nieuw geuremitterend bedrijf; 3. Uitbreiding of wijziging van een bestaand geuremitterend bedrijf. Voor het plangebied geldt de situatie als beschreven onder 1. Het plangebied ligt buiten de bestaande geurcontour van Verkade. Er zijn geen andere relevante geurcontouren, waardoor voldaan wordt aan het geurbeleid.

3.7.5 Nota kleine windturbines Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden. Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. Naar aanleiding van dit besluit is in de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie de volgende definitie opgenomen: Windturbines: een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica's hiervan; Dit heeft gevolgen voor het Zaanse beleid, in die zin dat windturbines met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter niet zijn toegestaan. Kleinere daarin tegen wel.

3.7.6 Beleidsregel Hogere Waarden Gemeente Zaanstad De Wet geludhinder (Wgh) schrijft voor dat de gemeente de gevolgen van ruimtelijke plannen akoestisch moet (laten) onderzoeken, indien de (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg, een spoorweg of een gezoneerd industrieterrein liggen. De Wgh legt nadrukkelijk een onderzoeksplicht op. Eerst moet de gemeente de geluidniveaus zonder geluidreducerende maatregelen in beeld (laten) brengen. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden moet de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen worden onderzocht om te komen tot de voorkeurswaarde. Onderzoek moet plaatsvinden conform het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. In het algemeen geldt: hoe hoger de geluidniveaus des te meer maatregelen er noodzakelijk zijn. Bij het treffen van maatregelen geldt de voorkeursvolgorde van bron, overdracht en ontvanger. In de Wgh zijn ontheffingsgronden opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarde kan worden afgeweken en er een hogere waarde kan worden verleend. Deze ontheffingsgronden zijn gebaseerd op stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeer/vervoerskundige en financiële aspecten. Alleen als blijkt dat geluidreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel in conflict zijn met een of meerdere van de genoemde ontheffingsgronden, kan worden overgegaan tot het verlenen van een hogere waarde. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. Het slotstuk van deze procedure is het verlenen van een hogere waarde om de realisatie van een (ruimtelijk) plan alsnog mogelijk te maken. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het toestaan van een bepaald geluidniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.

24 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Een hogere waarde is van toepassing wanneer de geluidsbelasting boven de voorkeursgrenswaarde ligt. Deze zijn per geluidsbron vermeld in het overzicht met grenswaarden (Bijlage 5: wettelijke normen Wet geluidhinder). Ontheffing kan worden verleend tot de wettelijke ten hoogste toelaatbare grenswaarde.

Conform artikel 1.5 van het Besluit geluidhinder kan de gemeente alleen hogere waarden vaststellen als cumulatie van verschillende geluidsbronnen niet leidt tot onaanvaardbare geluidsbelastingen. Het bevoegd gezag moet definiëren wanneer er sprake is van een onaanvaardbare geluidbelasting. Zaanstad hanteert dat als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de hoogste van de maximaal toegestane ontheffingswaarden; 3 dB komt overeen met een verhoging van de geluidsbelasting die als significant hoger wordt ervaren. In die gevallen kan of niet gebouwd worden of er worden oplossingen gezocht worden met dove gevels. Hierbij is de bronsoort met de maximale grenswaarde maatgevend. 3 dB komt overeen met een verhoging van de geluidbelasting die als significant hoger wordt ervaren.

3.8 Water

3.8.1 Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) Het NBW (2009) heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden, zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Het NBW bevat taakstellende afspraken over veiligheid en wateroverlast en procesafspraken ten aan zien van watertekorten, verdroging, verzilting, water(bodem)kwaliteit, sanering waterbodems en ecologie.

3.8.2 Nationaal waterplan (NWP) Vanuit het NBW ligt er de opgave om in 2015, met een doorkijk naar 2050, het watersysteem op orde te hebben. De doelstelling vanuit het NBW is het water zoveel mogelijk vast te houden, vervolgens te bergen en als laatste af te voeren. Er zijn normen opgesteld, waar het watersysteem straks aan moet voldoen. Binnen het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen binnendijkse en buitendijkse gebieden. Het plangebied ligt tussen de Westzijde en de Zaan. De Westzijde is ten opzichte van de Zaan de waterkering van de polder Westzaan.

3.8.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015 De provincie heeft haar waterbeleid samengevat in het Provinciaal Waterplan 2010-2015. In dit plan worden vier uitgangspunten gehanteerd: 1. klimaatbestendig waterbeheer; 2. water medesturend in de ruimte; 3. centraal wat moet, decentraal wat kan; 4. gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering. Bij de voorgenomen ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met extremere klimaatscenario's. Daarnaast moet om verdroging tegen te gaan zoveel mogelijk water in de bodem worden teruggebracht. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met intensievere neerslaggebeurtenissen om overlast in extreme situaties te voorkomen. Bij het realiseren van de ontwikkelingen moet de voorkeursvolgorde worden aangehouden: 'vasthouden-bergen-afvoeren', 'schoonhouden-scheiden-zuiveren' en afstemmen van het project met de waterbeheerders (watertoets). In het kader van de bestemmingsplanprocedure is de watertoets doorlopen.

3.8.4 Waterbeheersplan 4 2010 - 2015 (WBP4) In het Waterbeheersplan 4 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water. Het kerndoel is vierledig: 1. het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 25 en integraal beheren; 2. de verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar te houden; 3. het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren; 4. het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. 5. het hoogheemraadschap adviseert in het kader van de watertoets over de functiegeschiktheid en de inrichting van het watersysteem. Zie voor de watertoets hoofdstuk 6.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

3.8.5 Zaans blauw, waterplan Zaanstad Zaans Blauw, waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft oa als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om: de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren; de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zonodig in ruimtelijke plannen vast te leggen; te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern. De in het plangebied voorgestelde ontwikkelingen zijn overlegd met de waterbeheerder. De resultaten hiervan zijn onderdeel van de watertoets in hoofdstuk 6.

3.8.6 Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017 Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017 In de Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017 zijn het beheer en de eisen voor alle waterkeringen beschreven, zowel die aan de zeezijde als die langs alle binnenwateren. Centraal in deze nota staat de veiligheid. In de nota is het onderhoud beschreven (en de wijze waarop) en welke voorwaarden gelden voor andere functies die een nadelig effect kunnen hebben op een waterkering. De ligging van het plangebied aan de waterkering is behandeld in de watertoets, hoofdstuk 6.

3.9 Overige aspecten

3.9.1 Coffeeshopbeleid en Prostitutiebeleid Zaanstad In het coffeeshopbeleid en het prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld in mei 1999 en september 2000) wordt een beleid gevoerd dat het aantal coffeeshops en seksinrichtingen maximeert (maximumstelsel). De locatie aan de Westzijde behoort niet tot de gebieden waarin dergelijke inrichtingen zijn toegestaan.

3.9.2 Prostitutie Het prostitutiebeleid is vastgelegd in de Nota Prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld september 2000). Om de beheersbaarheid van deze branche te vergroten is het beleid regionaal afgestemd met de gemeenten Beemster, Landsmeer, Oostzaan, , Waterland, Wormerland en Zeevang, met het politiekorps Zaanstreek-Waterland en met de hoofdofficier van Justitie. De nota stelt een maximum aan het aantal seksinrichtingen en regelt voor een aantal bedrijfstypes ook een locatiebeleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in prostitutiebedrijven, overige seksinrichtingen en de escortbranche. 1. Prostitutiebedrijven/seksclubs: Voor deze verschijningsvorm geldt een maximum stelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf is gevestigd op een bedrijventerrein nabij het centrum van Zaandam. Er is ruimte voor een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van zo een bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij horecaconcentraties in het centrum van Zaandam.

26 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 2. Overige seksinrichtingen: Voor de uiteenlopende verschijningsvormen die binnen deze categorie vallen geldt een maximumstelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf (een parenclub) is gevestigd in dun bebouwd gebied met verschillende functies in Zaandijk. Er is ruimte voor eventueel een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van een dergelijk bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij het horecaconcentraties in het centrum van Zaandam. 3. Escortbedrijven: Deze bedrijfsvoering heeft geen uitstralingseffecten waardoor de locatie niet van belang is. Zaanstad biedt ruimte aan één escortbedrijf, deze is gevestigd aan de Esdoornlaan in Wormerveer. Dit maximum is hiermee inmiddels bereikt. 4. Overig: Raamprostitutie is in Zaanstad niet toegestaan. Thuiswerkers zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de strikte condities die voor thuiswerkers zijn opgesteld. In dat geval heeft de bedrijfsvoering ook geen uitstralingseffect. Deze categorie valt buiten de vergunningplicht. Sekswinkels worden in vestigingsmogelijkheden in Zaanstad niet ingeperkt. Wel is er een mogelijkheid tot regulering opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) door middel van het aanwijzen van gebieden met een vestigingsverbod. Van deze mogelijkheid is (nog) geen gebruik gemaakt. De vestiging of de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Wanneer in de toekomst het wetsvoorstel “Regulering prostitutie en bestrijding van misstanden seksbranche” in werking treedt heeft dit mogelijk consequenties voor het huidige beleid.

3.9.3 Nota kleine windturbines Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Verder zijn enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

3.9.4 Grootschalige reclamemasten Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.

Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft als gevolg dat nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad worden toegestaan. Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.

3.9.5 Ladder voor duurzame verstedelijking Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor om in de toelichting van een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de onderstaande stappen te doorlopen. Dit is de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' of 'duurzaamheidsladder'. De ladder verplicht tot het doorlopen van de volgende treden: a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet (geheel) binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 27 verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Hieronder wordt per stap aangegeven op welke manier het plan Westzijde 124-132 voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Ad. a Uit paragraaf 3.2, waar wordt ingegaan op het rijks-, provinciale en gemeentelijke (woon)beleid, blijkt dat binnen de regio een grote vraag naar woningen bestaat. Zaanstad heeft als gemeente een opgave om een deel van deze regionale behoefte op te vangen. De Woonvisie Zaans Mozaïek (zie paragraaf 3.2.2) gaat tot 2020 uit van een jaarlijkse bouwproductie van 700 woningen, waarvan 150 als vervanging. De beoogde woningen bevinden zich in de klasse dure eengezinskoopwoningen. Hiermee wordt bijgedragen aan de kwalitatieve woningbouwopgave, die voortkomt uit de gemeentelijke woonvisie , ter verbetering van de doorstroming op de Zaanse woningmarkt. Het wonen aan de Zaan is geschikt om een hoger marktsegment in de woningbouw te bedienen. Woningbouw in het plangebied geeft, op kleine schaal, binnen bestaand stedelijk gebied invulling aan de kwantitatieve en kwalitatieve taakstelling.

Ad. b Het plangebied maakt onderdeel uit van de zone langs de Zaan waar kansen bestaan voor verdichting en transformatie voor een gevarieerd woningaanbod (zie paragraaf 3.1.5). De herontwikkeling binnen het bestaande stedelijk gebied biedt ontsluitingsmogelijkheden van binnenstedelijke aard, in die zin dat verschillende mogelijkheden bestaan om het gebied te bereiken. Het dichtstbijzijnde treinstation is station Zaandam, op circa 900 meter afstand van het plangebied. Tevens is er een bushalte nabij. Het gebied wordt ontsloten op de Westzijde voor zowel autoverkeer als langzaam verkeer

3.10 Conclusie

De ontwikkeling past binnen het beleid van rijk, provincie en regio, alsmede binnen het beleid zoals verwoord in gemeentelijke beleidsnota's en -visies.

28 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Hoofdstuk 4 Uitgangspunten en Ontwikkelingen

4.1 Uitgangspunten

De ontwikkeling van de locatie Westzijde 124-126 vindt plaats op basis van particulier opdrachtgeverschap. Daarbij heeft de toekomstige bewoner alle ruimte om zelf te bepalen hoe zijn/haar woning eruit komt te zien en zelfs hoe groot de eigen kavel gaat worden. Het proces van projectontwikkeling is hier op ingericht: eerst geïnteresseerde kopers/bewoners werven om samen een (stedenbouwkundig) ontwerp mee te maken voor de verkaveling en de verschijningsvorm van de woning, in omvang, materiaal en kleur. Om de toekomstige bewoners optimaal de ruimte te geven in hun woonwensen, is gekozen voor een marktconsultatie met keuzevrijheid in de maat van de verkaveling, het aantal kavels aan de Zaan, de plek van de woning op de kavel en de vorm, het volume en de uitstraling van de woning. De marktverkenning is input voor het voorliggende bestemmingsplan. Doel is om vrijheden te geven aan toekomstige bewoners. Het (stedenbouwkundig) ontwerp van de woningen moet echter wel passen binnen de kaders die de locatie heeft vanuit gemeentelijk beleid.

Mix van wonen en werken De gemeente heeft het beleid om aan de Westzijde een mix van wonen en werken mogelijk te maken. De actuele ontwikkelingen van een krimpende behoefte aan winkelruimten maken het ongewenst om een verplichting op te leggen om detailhandel aan de Westzijde te realiseren. De wens blijft echter bestaan voor andere functies dan alleen wonen aan de Westzijde. Tegelijk groeit het aantal zelfstandige ondernemers die vanuit huis werken. Door het mogelijk te maken om aan de Westzijde een kantoor en/of ontvangstruimte te realiseren, wordt de wens voor bedrijvigheid ingelost. Voor de toekomst geeft een gemengde bestemming ook flexibiliteit in het gebruik.

Woningbehoefte De Gemeente Zaanstad heeft de opgave om het aantal woningen te vergroten. De beoogde woningen bevinden zich in de klasse dure eengezinskoopwoningen. Hiermee wordt bijgedragen aan de kwalitatieve woningbouwopgave, die voortkomt uit de gemeentelijke woonvisie, ter verbetering van de doorstroming op de Zaanse woningmarkt. De locatie aan de Westzijde geeft de mogelijkheid om kleinschalig, op het erf, woningen te realiseren. Het wonen aan de Zaan is geschikt om een hoger marktsegment in de woningbouw te bedienen.

4.2 Ontwikkelingen

Op basis van de uitgangspunten voor het plangebied bestaat het voornemen om, gezien de wensen uit de markt, het beleid van de gemeente en de maatvoering van het plangebied maximaal zeven nieuwe woningen te realiseren.

Twee woningen worden aan de straat Westzijde gerealiseerd. Aan de zuidzijde wordt een toegangsweg gerealiseerd voor het achterterrein. Op dit achterterrein worden de overige woningen gerealiseerd. Dit zullen er maximaal vijf worden, minder is dus ook mogelijk.

De woningen worden gerealiseerd op basis van de stedenbouwkundige randvoorwaarden die in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn opgenomen.

Op de navolgende afbeelding is een indicatieve kavelverdeling van het plangebied weergegeven.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 29 Indicatieve kavelverdeling plangebied (uitgaande van 4 van de maximaal 5 toegestane woningen op het achterterrein)

De definitieve uitgifte van de kavels en de gronden voor ontsluiting (grijs op de indicatieve kavelverdeling) ligt niet vast. Afhankelijk van de wensen van de kopers die daadwerkelijk een kavel kopen, kan de verkaveling worden aangepast. Dat kunnen 4, 3, 2 kavels of misschien zelfs 1 woning op

30 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 1 kavel zijn. In de regels van het bestemmingsplan zijn maximaal 5 woningen op het erf toegestaan. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden om op 1 kavel, 2 woningen te realiseren. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van een zogenaamde kangoeroewoning. De kavels op het achterterrein hebben een diepte van 40 m. Indien vier woningen worden gerealiseerd en de breedte van de kavels gelijk wordt gehouden, dan zijn de kavels 8,1 m breed.

Op basis van de indicatieve kavelverdeling zijn de kavels aan de Westzijde 6,3 m breed, met een diepte van ruim 25 meter. De woningen worden in de rooilijn van de naastgelegen gebouwen gebouwd.

In een andere indicatieve uitwerking van het plangebied wordt eveneens uitgegaan van 4 woningen aan de Zaanzijde. Deze woningen zijn alle vrijstaand. De woningen hebben een verspringende rooilijn, zoals veelvuldig voorkomt aan de Zaanzijde.

Indicatieve kavelverdeling plangebied aan de Zaanzijde

In de regels zijn bepalingen opgenomen over de afstand van de woningen tot de zijdelingse perceelsgrens. In geval van niet-aaneengebouwde woningen geldt een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 0,5 m voor woningen aan de straat Westzijde en 1,5 m voor woningen waarvan de percelen grenzen aan de Zaan.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 31 De woningen kunnen worden gebouwd in herenhuis-stijl. De woningen worden gekenmerkt door een verticale oriëntering. De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de bouwstijl van de woningen. In de regels en op de verbeelding is vastgelegd dat de woningen aan de Westzijde een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 9 m en 12 m hebben. Voor de woningen aan de Zaanzijde geldt alleen een maximum bouwhoogte van 15 m.

Impressie nieuw te bouwen woningen

32 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Impressie nieuw te bouwen woningen aan de Zaanzijde

Impressie nieuw te bouwen woningen aan de Zaanzijde

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 33 Met het plan wordt invulling gegeven aan het Ontwikkelingsplan ZaanIJ. Het ontwikkelingsplan ziet toe op de transformatie van het gebied langs de Zaanoevers. Zaanstad wil meer diversiteit in de economie en een gevarieerder woningaanbod in dit gebied. Met het plan is sprake van inbreiding binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied ligt in een gebied met een voor Zaanstad typerende menging van wonen en werken. De woningen zijn daarom passend in de omgeving. Met de realisatie van de woningen is sprake van een kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en een kwaliteitsimpuls voor de omgeving. Met de bouw van de woningen aan de straat Westzijde, wordt de lintbebouwing van de Westzijde verstevigd. De beoogde bouwhoogte sluit aan bij de bouwhoogte van de omliggende bebouwing.

34 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Om de uitvoerbaarheid van het plan aan te tonen, zijn diverse milieuonderzoeken uitgevoerd ten aanzien van onder andere geluid, bodem en natuurwaarden. In onderstaande paragrafen zijn de resultaten en conclusies van deze milieuonderzoeken opgenomen. De volledige onderzoeken zijn als bijlagen toegevoegd. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk onder meer aandacht besteed aan de onderwerpen beperkingengebied Schiphol en duurzaam bouwen.

5.2 Geluid

5.2.1 Algemeen De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) zijn woningen geluidgevoelige bestemmingen. Volgens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het nodig akoestisch onderzoek te verrichten naar woningen die in een geluidszone vallen. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van: woonerven; 30 km/uur-gebieden. De Westzijde heeft -gedeeltelijk- een geluidszone volgens de Wet geluidhinder. Voor het overige deel en de Klokbaai en de Oostzijde geldt géén geluidszone volgens de wet omdat de wettelijke maximumsnelheid hier 30 kilometer per uur bedraagt. Akoestisch onderzoek hiervoor is derhalve niet noodzakelijk. 2

5.2.2 Toetsing Door SAB is in januari 2015 akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidhinder ten gevolge van de omliggende wegen , specifiek naar de geluidshinder ter gevolge van de Westzijde, de Klokbaai en de Oostzijde. Daarbij geldt dat voor de Westzijde een onderscheid is gemaakt tussen het 50 km/u traject en het 30 km/u traject van de weg.

Toetsing geluidbelastingen Uit het onderzoek naar de geluidbelastingen blijkt dat bij de twee woningen die grenzen aan de Westzijde de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden ten gevolge van Westzijde (50 km/u traject). De hoogste geluidbelasting op de woningen ten gevolge van de Westzijde bedraagt 55 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh.

De maximale ontheffingswaarde voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg in stedelijk gebied bedraagt 63 dB. De optredende geluidbelastingen zijn hiermee lager dan de maximale ontheffingswaarde.

Verlening van hogere waarden Het doel van de Wgh is geluidhinder te voorkomen. Maatregelen om de voorkeursgrenswaarde te bereiken zijn bijvoorbeeld het toepassen van stil wegdek op de Westzijde, het realiseren van een afscherming tussen de woningen en de weg of het toepassen van dove gevels. Toepassing van bronmaatregelen zoals geluidreducerend asfalt en een geluidsscherm is gezien de stedenbouwkundige situatie niet wenselijk. De dijk is een historische lijn. De inrichting van de Westzijde (klinkers in keperverband) is daarop afgestemd. Het is onwenselijk om de Westzijde te voorzien van geluidreducerend asfalt of een geluidsscherm. Daarnaast brengt het hoge kosten met zich mee met betrekking tot de aanleg, onderhoud en beheer.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 35 Voor de twee woningen kan door de gemeente een hogere waarde worden verleend. Om een hogere waarde aan te vragen moet de situatie passen in het gemeentelijk geluidbeleid ten aanzien van het aanvragen van hogere waarden.

Dit betekent dat elke woning ten minste één gevel heeft waar de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden (stille gevel). Geconcludeerd wordt dat de achtergevels (oostgevels) van de woningen geluidluw zijn.

De verlening van de hogere waarde vindt plaats in een aparte hogere waardeprocedure gelijktijdig met de omgevingsvergunningsprocedure.

De volgende hogere waarden dienen te worden aangevraagd: Voor één woning (kavel 1) een hogere waarde van 55 dB vanwege de Westzijde; Voor één woning (kavel 2) een hogere waarde van 54 dB vanwege de Westzijde.

Beoordeling 30 km/h-wegen In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de geluidbelastingen vanwege de niet-zoneplichtige Klokbaai, Oostzijde en Westzijde (30 km/u traject) inzichtelijk gemaakt.

Omdat deze wegen een 30 km-regime hebben, zijn deze wegen niet onderzoeksplichtig voor de Wgh en zijn er ook geen normen opgenomen in de Wgh. Voor de toetsing in het kader van een goede ruimtelijke ordening is er wel onderzoek gepleegd. Ter vergelijking worden de geluidbelastingen beoordeeld aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en maximale ontheffingswaarde uit de Wgh voor een vergelijkbare 50 km-weg. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB (artikel 83 lid 2 van de Wgh).

Als gevolg van de Westzijde bedraagt de geluidbelasting meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, namelijk 60 dB. De maximale ontheffingswaarde wordt hiermee niet overschreden.

Maatregelen bij wegen met een zone wordt in artikel 110a (Wgh), en volgende, aangegeven onder welke voorwaarden hogere grenswaarden kunnen worden verleend. Er kan uitsluitend een hogere grenswaarde worden vastgesteld indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege een weg, onvoldoende doeltreffend is dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Toepassing van bronmaatregelen zoals geluidreducerend asfalt en een geluidsscherm is gezien de stedenbouwkundige situatie, zoals eerder aangegeven, niet wenselijk.

Gezien de beperkte schaal van dit plan is het niet mogelijk of wenselijk om bronmaatregelen (stiller asfalt) of overdrachtsmaatregelen (afscherming) te treffen die de geluidbelastingen terugbrengen tot waarden die lager zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maatregelen die kunnen worden genomen bij de ontvanger (woning) zijn erop gericht om te voldoen aan de binnenwaarde van 33 dB. Hiermee kan een goed akoestisch woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. In een aanvullend onderzoek naar de gevelgeluidwering kunnen de benodigde gevelmaatregelen worden gedimensioneerd.

Geconcludeerd wordt dat ten aanzien van de 30 km/h-wegen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing aan het Bouwbesluit 2012 Het binnenmilieu wordt beschermd door de eisen opgelegd vanuit het Bouwbesluit. De geluidwering van de gevel dient zodanig te zijn dat het resulterende geluidniveau in de woningen niet meer bedraagt dan 33 dB. Voor de nieuwe woningen geldt dat de geluidbelasting hoogstens 67 dB (excl. aftrek conform art. 110g Wgh) bedraagt. In een nader onderzoek dienen de benodigde gevelmaatregelen te worden

36 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 gedimensioneerd. Bij de bepaling van de noodzakelijke maatregelen dient te worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit met betrekking tot de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie en de ventilatie. Op 1 april 2014 is het gewijzigde artikel 3.3 van het Bouwbesluit in werking getreden. Dit artikel biedt de mogelijkheid om in afwijking van de bij bestemmingsplan vastgestelde hogere waarde, de geluidswering van een geluidsgevoelig object af te stemmen op de daadwerkelijk gemeten geluidsbelasting op de desbetreffende gevel indien de daadwerkelijke geluidbelasting lager is dan de vastgestelde hogere waarde. De benodigde geluidwering zal daarom in deze gevallen op het moment van de aanvraag van de omgevingsvergunning worden bepaald op basis van de op dat moment aanwezige geluidbelasting. Hiertoe moet bij de aanvraag van de omgevingsvergunning een geactualiseerd akoestisch onderzoek worden aangeleverd. De omgevingsvergunning wordt in deze gevallen slechts verleend onder de voorwaarde dat de te bouwen woning bij gereedmelding voldoet aan de vereiste binnenwaarde.

5.2.3 Conclusie Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.3 Beperkingengebied luchthaven Schiphol

Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van Schiphol voor toegestane gevoelige objecten. Voor het plangebied geldt wel een hoogtebeperking van 150 m ten opzichte van de referentiehoogte van luchthaven Schiphol (- 4 m N.A.P.). De hoogte van de voorgenomen bebouwing binnen het plangebied is ruim lager dan 146 m +N.A.P.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Algemeen Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het Bevi zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het Bevi geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te handhaven, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. In dit kader is uitgezocht in hoeverre er risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen in de directe omgeving van het plangebied plaatsvinden en of voldaan kan worden aan de eis voor het plaatsgebonden risico (artikel 5 van het Bevi).

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 37 3

5.4.2 Toetsing Door SAB is in december 2014 een quick scan externe veiligheid uitgevoerd . Op basis van de planmaximalisatie van de huidige planologische situatie is er geen sprake van een intensivering van het gebruik waarbij het groepsrisico toeneemt. Doordat in de huidige situatie geen (beperkt)kwetsbare objecten in het plangebied aanwezig en zijn op basis van het toekomstig regime wel, is onderzocht of het plan ten aanzien van het aspect externe veiligheid haalbaar is. Om de haalbaarheid van het plan aan te kunnen tonen is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van stationaire en mobiele bronnen in de omgeving van het plangebied.

Stationaire bronnen Voor het in beeld brengen van de stationaire bronnen in de omgeving van het plangebied is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat verschillende Bevi-inrichtingen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Op de navolgende afbeelding is een fragment van risicokaart opgenomen en is het plangebied aangeduid met een blauwe cirkel.

Uitsnede risicokaart met weergave ligging plangebied en omliggende stationaire bronnen bron: www.risicokaart.nl

Nr. Naam inrichting Adres Bron Bevi inrichting 1 Garage Merel Provincialeweg 47 Opslag en verkoop LPG ja

38 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 2 Goglio North Europe B.V. Provincialeweg 200 PGS 15 BN1 opslagen ja VI en VII en verlading

tankwagen MEK en Ethylacetaat 3 United Biscuits Westzijde 103 Ammoniakinstallatie nee 4 Danisco Zaandam B.V. Oostzijde 155 CPR15 ja 5 Zwembad "De Slag" Koningsgeelstraat 3 Opslag vervallen nee

Bevi inrichtingen in de omgeving van het plangebied zijn omschreven in de navolgende alinea's. Aangegeven is of de ligging van deze inrichtingen invloed hebben op de ontwikkeling in het plan. De overige inrichtingen die in voorgaande afbeelding zijn genoemd, United Biscuits en zwembad "De Slag" vormen geen beperking voor de ontwikkeling in het plangebied, omdat het geen Bevi inrichtingen betreffen. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan voor deze inrichtingen achterwege blijven.

-6 Garage Merel -6 Ten westen van het plangebied is op circa 405 meter een opslag en verkooppunt van LPG gevestigd. Er is geen vulpunt meer aanwezig. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 150 meter. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van het groepsrisico, waardoor een nadere verantwoording van het groepsrisico achterwege kan blijven. De 10 PR-contouren van de afleverinstallatie en het reservoir bedragen respectievelijk 15 meter en 25 meter. De 10 PR-contouren reiken niet tot de grenzen van het plangebied. Het tankstation vormt hierdoor geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de plannen in het plangebied.

-6 Goglio North Europe B.V.-6 Ten noordwesten van het plangebied is op circa 430 meter een PGS15 opslag aanwezig. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 265 meter. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van het groepsrisico, waardoor een nadere verantwoording van het groepsrisico achterwege kan blijven. De 10 PR-contour van inrichting is variabel en bedraagt voor het merendeel circa 35 meter. De 10 PR-contour reikt niet tot de grenzen van het plangebied. De PGS15 opslag vormt -6 hierdoor geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de plannen in het plangebied.

Danisco Zaandam B.V. -6 Ten noorden van het plangebied is op circa 220 meter een CPR15 opslag aanwezig. De 10 PR-contour van de inrichting bedraagt 70 meter. Het invloedsgebied van het groepsrisico van deze inrichting bedraagt 930 meter. Het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied. Uit de risicokaart blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Met de realisatie van enkele woningen wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. De 10 PR-contour reikt niet tot de grenzen van het plangebied. De CPR15 opslag vormt hierdoor geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de plannen in het plangebied.

Mobiele bronnen In de omgeving van het plangebied kunnen verschillende mobiele bronnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Hierbij gaat het om hogedrukaardgasleidingen en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

Buisleidingen In de omgeving van het plangebied zijn hogedrukaardgasleidingen gelegen. Ten noorden van het plangebied ligt de hogedrukaardgasleiding W-570-07. De hogedrukaardgasleiding heeft een invloedsgebied van 103 meter. Het invloedsgebied van het groepsrisico reikt niet tot het plangebied, waardoor een nadere verantwoording van het groepsrisico achterwege kan blijven. De hogedrukaardgasleiding vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 39 In de nabijheid van het plangebied bevinden zich wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een nadere toetsing kan hiermee achterwege blijven. De A7 en A8 liggen op een dusdanig grote afstand van het plangebied dat het invloedsgebied van het groepsrisico niet over het plangebied ligt. Het plasbrandaandachtsgebied van deze wegen is 30 meter en reikt niet tot de grenzen van onderhavig plangebied. Over de Zaan worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Het plangebied ligt ook niet binnen het invloedsgebied van spoorwegen, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Een nadere toetsing voor hogedrukaardgasleidingen en spoorwegen kan daardoor achterwege blijven.

5.4.3 Conclusie In de omgeving van het plangebied liggen enkele Bevi-inrichtingen. Het invloedsgebied van het plaatsgebonden risico van deze inrichtingen reikt niet tot de grenzen van het plangebied. Hierdoor is geen sprake van een belemmering ten aanzien van het plaatsgebonden risico.

Voor het groepsrisico geldt dat het plan voorziet in een toename van het aantal kwetsbare objecten. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de inrichting van Danisco Zaandam B.V. Uit de risicokaart blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Met de realisatie van enkele woningen wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. Wel is een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Het is aan de gemeente om te beoordelen of dat zij het groepsrisico verantwoordt/aanvaardbaar vinden en of het definitieve besluit weloverwogen is. Het bestemmingsplan zal daarom in het kader van het vooroverleg worden voorgelegd aan de Brandweer Zaanstad.

In een latere fase van de procedure wordt het resultaat van de overlegreactie van de Brandweer Zaanstad in het bestemmingsplan opgenomen.

Formeel gezien zijn, na de verantwoording van het groepsrisico, er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen om het plan verder in procedure te brengen.

5.5 Luchtkwaliteit

5.5.1 Algemeen De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO ) en zwevende deeltjes als PM (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM . Op basis van onderzoek door het Planbureau voor2 de Leefomgeving kan worden10 gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland2,5 niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) 10 verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma2,5 Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO en PM betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit 2het oogpunt10 van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

40 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

5.5.2 Toetsing In het plangebied bestaat het voornemen om maximaal zeven woningen te realiseren. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende4 mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van het ministerie van VROM geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO ) en fijn stof (PM ) in het plangebied tussen 2011 en 2020. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen.2 De monitoringstool10 maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2011, 2015 en 2020 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.

5.5.3 Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.6 Bodemkwaliteit

5.6.1 Algemeen Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

In artikel 2.4.1, lid 1 van de Bouwverordening is bepaald dat een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. In artikel 2.1.5 lid 1 en 2 van de Bouwverordening is het voorschrift gegeven dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning een bodemonderzoeksrapport overlegd moet worden, dat bestaat uit de resultaten van een recent verkennend onderzoek volgens NEN 5740.

In het plangebied5 is daarom bodemonderzoek verricht.

5.6.2 Toetsing In juli 2014 is door Antea Group een verkennend asbest- en nader bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied . Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van eerder uitgevoerd bodemonderzoek. Om die reden is voor het nader bodemonderzoek een strategie op maat gehanteerd. Het verkennend asbestonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5707 en is gecombineerd met het nader bodemonderzoek. Doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de eerste meter van de bodem inclusief asbest. De bodem is tijdens het onderzoek tot 2,2 m -mv onderzocht. Daarnaast is de kwaliteit van de waterbodem vastgesteld in verband met eventuele demping van de Zaan.

Uit de resultaten van het onderzoek (veldwaarnemingen en analyseresultaten) wordt geconcludeerd dat het geval van ernstige bodemverontreiniging met lood en plaatselijk zink integraal in de zandige ophooglaag voorkomt. De veronderstelde indeling op basis van mate in oost- en westzijde en boven- en

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 41 ondergrond is niet aantoonbaar. De verontreiniging is daarnaast niet gerelateerd aan de mate van puinbijmenging en komt tevens voor in de aangrenzende waterbodem. De dieper gelegen voornamelijk venige ondergrond ter plaatse van de aan te leggen riolering is maximaal matig verontreinigd met o.a. lood. Het plaatselijk gemeten gehalte aan asbest in de zandige ophooglaag is dusdanig laag dat, zeker gezien de gehanteerde onderzoeksinspanning, dit geen aanleiding geeft voor een nader asbestonderzoek. Verwacht mag worden dat de zandige ophooglaag niet integraal sterk verontreinigd is met asbest. Wel dient er rekening mee te worden gehouden dat er op maaiveld lokaal asbest kan worden aangetroffen. Indien dit tijdens de (sanerende) werkzaamheden wordt aangetroffen wordt aanbevolen dit met handpicking te verwijderen.

De meest voor de hand liggende saneringskeuze is het aanbrengen van een leeflaag. Een leeflaag voorkomt bij een normaal bodemgebruik contact met de verontreiniging. Het is dus een laag (schone) grond tussen de verontreiniging en het (nieuwe) maaiveld. Afhankelijk van onder andere de grondwaterstand en de exacte inrichting kan de dikte van de benodigde leeflaag variëren, maar doorgaans heeft dit betrekking op de bovenste meter van de bodem.

Het huidige maaiveld op de locatie is ontstaan na sloop van de aanwezige bebouwing en verwijderen van verhardingen. Het huidige maaiveld ligt daardoor ongeveer 0,5 m lager dan de oorspronkelijke situatie. Om te komen tot een schone leeflaag van 1 m, wordt 0,5 m grond ontgraven. Daarna wordt de locatie met 1 m opgehoogd. De kosten voor deze sanering zijn opgenomen in de grondexploitatie van de ontwikkelaar.

5.6.3 Conclusie De sanering wordt uitgevoerd onder het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) waarbij een BUS-melding zal worden gedaan bij de provincie. De kosten van de sanering van de ondergrond kunnen, gezien de verwachte opbrengst van het project, ruimschoots gedragen worden door de opbrengsten. De haalbaarheid en uitvoering van het project is hiermee gewaarborgd.

Met de sanering vormt het aspect bodem geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.7 Duurzaam bouwen

In het bouwbesluit zijn ten behoeve van duurzaam bouwen voor de nieuwbouw van woningen kwaliteitseisen gesteld. Daarnaast streeft Zaanstad bij de nieuwbouw van gebouwen zoveel mogelijk naar zongericht verkavelen door gevels en daken te oriënteren op het zuiden. Hierdoor kunnen passieve zonne-energie en actieve zonne-energie beter benut worden.

Voorliggend plan zal minimaal voldoen aan de wettelijke basis zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. Toetsing hiervan zal plaatsvinden bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de nieuw te bouwen woningen.

5.8 Flora en fauna

5.8.1 Algemeen Op 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet biedt het juridisch kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten in Nederland en bevat onder andere de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het gebiedenbeleid van de Habitat en de Vogelrichtlijn is neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Deze aanpassing is op 1 oktober 2005 in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat ten aanzien van de gebiedsbescherming getoetst zal moeten worden aan de Natuurbeschermingswet 1998.

In de Flora- en Faunawet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3).

42 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 6

5.8.2 Toetsing Door SAB is in januari 2015 een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd . De conclusies uit dit onderzoek worden hierna behandeld.

PM Nico - actualisatie Wnb

Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet), het Natuurnetwerk Noord-Holland (NNN), ganzenfoerageergebied en weidevogelgebieden dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op beschermde gebieden.

Het plangebied ligt op ruime afstand van de bovengenoemde beschermde natuur. Ook ligt het plangebied in stedelijk gebied. Dergelijke gebieden produceren een bepaalde hoeveelheid achtergrondverstoring ten opzichte van de beschermde gebieden. De kleine verstoring die plaats zal vinden in de directe omgeving zal door deze achtergrondverstoring de beschermde natuurgebieden niet bereiken. De beoogde plannen hebben geen negatief effect op de bovengenoemde natuurgebieden.

Flora- en faunawet Volgens verspreidingsgegevens van de NDFF komen een aantal strikt beschermde plant- en diersoorten in de buurt van het plangebied voor. Al deze soort(groep)en zijn in de huidige situatie echter niet in het gebied te verwachten omdat een geschikt leefgebied ontbreekt. Echter, met de volgende zaken dient toch rekening gehouden te worden.

Rugstreeppad Zodra het plangebied bouwrijp is gemaakt, vormt het plangebied mogelijk geschikt leefgebied voor de strikt beschermde rugstreeppad. Deze soort is goed in staat nieuw gebied te koloniseren en komt in de buurt van het plangebied voor. Het is derhalve mogelijk dat in die situatie de rugstreeppad het plangebied koloniseert. Om dit te voorkomen, kan een amfibiescherm rond het plangebied worden geplaatst, zodat deze soort het plangebied niet kan bereiken.

Broedende vogels Verder kunnen bij (de start van) werkzaamheden in het broedseizoen, broedende vogels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot half augustus. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. De start van de werkzaamheden dient plaats te vinden buiten het broedseizoen. De werkzaamheden kunnen wel starten in het broedseizoen als broe-dende vogels binnen het plangebied uitgesloten kunnen worden.

Algemene soorten Naast strikt beschermde soorten, kunnen ook licht beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. Deze soorten vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet (beschermingscategorie 1). Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing.

5.8.3 Conclusie Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 43 5.9 Bedrijven en milieuzonering

5.9.1 Algemeen Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.

Gebied met functiemenging In bestaande gebieden waarbinnen enige vorm van functiemenging sprake is, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toegepast (zie bijlage 1 van bijlage 6). Deze gebiedstypering geldt ook voor onderhavig plangebied. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking in de categorisering opgenomen. Deze Staat is samengesteld volgens de methodiek uit de VNG Handreiking. De SvB 'functiemenging' omvat alle branches van bedrijvigheid, dienstverlening, horeca en maatschappelijke activiteiten die toelaatbaar kunnen zijn in gemengde gebieden of (delen van) woongebieden waar de SvB 'functiemenging' wordt toegepast.

In gebieden met enige vorm van functiemenging kan niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen. Vanwege de mogelijk zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid. Aan de hand van deze criteria zijn in dit bestemmingsplan de categorieën bepaald die binnen de bestemmingen zijn toegestaan. De criteria zijn als volgt:

Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen of andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen of andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen of andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan of dat er andere bouwkundige voorzieningen getroffen zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding.

Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.

Categorie C Activiteiten zoals genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Binnen het plangebied zijn functies uit de categorieën A en B1, zoals als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, algemeen toelaatbaar.

44 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 7

5.9.2 Toetsing Door SAB is in juli 2015 een quick scan bedrijven en milieuzonering uitgevoerd . Het plangebied maakt deel uit van een gebied waarin sprake is van functiemenging.

Hinder in het plangebied Binnen het plangebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De woningen worden aangeduid als milieuhindergevoelig.

Hinder in de omgeving van het plangebied Naast voorgenoemde toetsing moet onderzocht worden of de functies in het plangebied hinder ondervinden van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied. De woningen binnen het plangebied moeten worden aangeduid als milieuhindergevoelig.

In de omgeving van het plangebied komen verschillende functies voor zoals wonen, detailhandel, dienstverlening (o.a. een supermarkt) en lichte bedrijvigheid (o.a. een autobedrijf). Dit zijn functies in maximaal categorie B2. De genoemde functies bevinden zich op een afstand van de boogde woningen en zijn daarom bouwkundig niet verbonden met de beoogde woningen..

In de omgeving van het plangebied is sprake van een menging van verschillende functies met woningen. De nieuw te realiseren woningen zijn daarom goed verenigbaar met de aanwezige overige functies. Op grotere afstand van het plangebied ligt het geuremitterend bedrijf Verkade. De geurbelasting van dit bedrijf is getoetst in paragraaf 5.10. Uit deze toetsing blijkt dat geen sprake is van een belemmering.

5.9.3 Conclusie In het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.10 Geur

5.10.1 Algemeen In deze paragraaf wordt het aspect geur ter plaatse van de ontwikkeling getoetst aan het Zaans geurbeleid 2016, dat op 14 juli 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl.

5.10.2 Toetsing In deze paragraaf is ingegaan op de volgende aspecten: 1. Wat wordt er mogelijk gemaakt? Anders gezegd: zijn er geurgevoelige objecten voorzien? Zijn deze geurgevoelige objecten standaard, minder of minst geurgevoelige objecten? 2. Zijn er bedrijven die geur veroorzaken ter plaatse van de ontwikkeling of het plangebied? 3. Is de geurbelasting aanvaardbaar? Anders gezegd: welke streefkwaliteit geldt er voor de betrokken geurgevoelige objecten? 4. Als alles in ogenschouw is genomen, is er dan sprake van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat?

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 45 1. Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten? Het voornemen bestaat om in het plangebied maximaal zeven nieuwe woningen te realiseren. Twee woningen die aan de weg Westzijde zijn beoogd, zijn reeds op grond van het vigerend bestemmingsplan mogelijk. De overige vijf woningen met kavels die grenzen aan de Zaan, zijn op grond van het vigerend bestemmingsplan niet toegestaan. Om deze woningen mogelijk te maken moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld. Deze objecten worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten. Er is sprake van nieuwe geurgevoelige objecten. Daarnaast neemt het aantal blootgestelden toe, indien ter plaatse van de locatie niet voldaan wordt aan de streefkwaliteit. Voor deze woningen streeft de gemeente naar een streefkwaliteit voor de geurbelasting. Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.

2. Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken ter plaatse van deze ontwikkeling? Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en eventueel geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder zouden kunnen veroorzaken ter plaatse van deze ontwikkeling. Milieuvoorschriften hebben betrekking op: de voorschriften die vastgesteld zijn in het kader van: besluiten over een, al dan niet aangevraagde, vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze in het besluit dan wel in de bij het besluit behorende aanvraag zijn opgenomen (dat wil zeggen bij een vergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting); verklaringen van geen bedenkingen; maatwerkvoorschrift. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel en worden hierna toegelicht.

Bedrijf SBI Locatie Afstand Richtafstand Klachten Geurrapport Relevantie code tot locatie geur bekend aanwezig voor de (2008) (m) (gemengd ontwikkeling gebied) Verkade 1072 Westzijde 103 ca. 300 50 Nee Ja Geen

Verkade Verkade is een type B bedrijf en valt sinds 2013 onder het Activiteitenbesluit. De vergunning geldt daardoor niet meer. Ofschoon bekend is dat Verkade een geuremitterend bedrijf is, is er vooralsnog geen maatwerkvoorschrift van toepassing voor Verkade. De geursituatie is daarmee niet vastgelegd. De gemeente heeft, in samenwerking met Verkade, recentelijk een onderzoek uitgevoerd3 naar de geursituatie van de huidige situatie. Hiervan is een rapport verschenen (Evaluatie geursituatie Koninklijke Verkade, SGS, 22 november 2016). De inhoud van dit rapport is akkoord bevonden door zowel Verkade als het bevoegd gezag. Uitgangspunt is om de geursituatie, op basis van dit geurrapport, alsnog vast te leggen in een maatwerkvoorschrift. De streefkwaliteit voor Verkade komt overeen met een concentratie van 5 OU /m . Uit de geurcontour, zoals opgenomen in het onderzoek en is weergegeven in de onderstaande figuur, blijkt dat ter plaatse van de ontwikkeling wordt voldaan aan de streefkwaliteit. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van het bedrijf bekend waarmee relevante geurhinder zal toenemen. Geur van Verkade is daarmee geen belemmering voor deze ontwikkeling. E

46 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 3

Figuur met contour van de H=-1 bij 5 OUE /m als 98 percentiel

Overige bedrijven Overige bedrijven zijn niet geurrelevant voor de ontwikkeling.

5.10.3 Conclusie Het voornemen bestaat om in het plangebied maximaal zeven nieuwe woningen te realiseren. Woningen worden aangemerkt als standaard geurgevoelig. Er is onderzocht of er bedrijven in de buurt zijn die geurhinder kunnen veroorzaken en wat het geurhinderniveau ter plaatse van deze geprojecteerde woningen is. Uit dit onderzoek blijkt dat de onderzochte bedrijven nu en in de toekomst geen geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van de geprojecteerde woningen. Geur is daarmee geen belemmering voor deze ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat binnen het plangebied er met betrekking tot het aspect geur sprake is en een goede en gezonde fysieke leefomgeving.

5.11 Bezonning

5.11.1 Algemeen Voor de bezonning van (woon-)gebouwen en bijhorende terreinen bestaan geen wettelijke normen. Dat neemt echter niet weg dat in het kader van een bestemmingsplan een afweging dient plaats te vinden van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen, waaronder het belang van omwonenden bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 47 5.11.2 Toetsing Vanwege de mogelijke effecten op de bezonning van omliggende panden en bijbehorende terreinen is naar aanleiding van zienswijzen een bezonningsstudie uitgevoerd (juni 2016). De studie is als bijlage toegevoegd. In de studie is de bezonningssituatie, bij realisatie van de nieuwbouw die dit bestemmingsplan toestaat, voor diverse periodes van het jaar en diverse tijdstippen van de dag in beeld gebracht. Uit de studie blijkt dat de nieuwbouw in de ochtenduren (in de zomer logischerwijs vanaf een vroeger tijdstip dan in de winter) een schaduw werpt op een deel van de panden en terreinen aan de noordzijde van het plangebied. In de periode dat de temperaturen doorgaans aangenaam genoeg zijn om in de tuin of op het balkon te vertoeven, van half april tot begin september, wordt door de nieuwbouw alleen in de ochtend zonlicht aan de genoemde percelen onttrokken. De nieuwe bouwmassa is niet van onevenredige invloed op de bezonning van de omliggende panden en bijbehorende terreinen.

5.11.3 Conclusie Het bestemmingsplan is uitvoerbaar wat betreft het aspect bezonning.

48 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheer binnen het plangebied wordt uitgevoerd door het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer wordt uitgevoerd door de gemeente Zaanstad.

6.2 Beleidskader

6.2.1 Rijksbeleid Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

6.2.2 Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in dat kader op 14 oktober 2009 in het "Waterbeheersplan 2010-2015 Van veilige dijken tot schoon water." (WBP4) vastgesteld. Hierin is het beleid vastgelegd voor het beheer van het water waarvoor het hoogheemraadschap verantwoordelijk is. In dit plan beschrijft het hoogheemraadschap de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Bij elkaar gaat het om een oppervlak van ongeveer 12.000 hectare water in Noord-Holland ten noorden van het Noordzeekanaal. De agenda van het Hoogheemraadschap wordt de komende tijd sterk bepaald door de klimaatverandering. Deze verandering heeft direct invloed op de kerntaken. Er moet geanticipeerd worden op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico. Het hoogheemraadschap wil met de klimaatverandering toekomstbewust omgaan. De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig: Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.

De komende jaren versterkt het hoogheemraadschap veel dijken langs Noordzee, Waddenzee, IJssel- en Markermeer en kades langs vaarten en kanalen. Ook realiseert het hoogheemraadschap extra ruimte voor water, past gemalen aan en verbreedt en automatiseert veel stuwen. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat het werkgebied van het hoogheemraadschap, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, voorbereid is op zeespiegelstijging en meer extreme regenval. Bovendien bereidt het hoogheemraadschap zich voor op periodes van watertekort. Een andere grote uitdaging is het uitvoeren van de maatregelen die de waterkwaliteit moeten verbeteren, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispassages. Deze maatregelen volgen uit de Europese Kaderrichtlijn Water.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 49 6.2.3 Watertoets Sinds 1 november 2003 is om negatieve effecten van ruimtelijke plannen en besluiten op de waterhuishouding zoveel mogelijk te voorkomen, de watertoets verplicht bij ruimtelijke plannen. Met de watertoets vindt vroegtijdig afstemming plaats tussen de waterbeheerder en de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan. De voor dit plan uitgevoerde watertoets heeft een integraal karakter: alle relevante waterhuishoudkundige aspecten worden meegenomen (naast veiligheid en wateroverlast/verdroging ook waterkwaliteit). De watertoets is in gezamenlijk overleg tussen de waterbeheerder (in dit geval het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)) en de initiatiefnemer (in dit geval Bouwfonds) van het ruimtelijke plan opgesteld. De belangrijkste resultaten hiervan zijn in dit hoofdstuk samengevat.

6.3 Situatie plangebied

2

6.3.1 Huidige situatie In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd. In het verleden (2003) was er in het plangebied echter wel bebouwing en verharding aanwezig. De oppervlakteverharding had een oppervlakte van 1.875 m .

Het plangebied ligt tussen de Westzijde en de Zaan. De Westzijde is ten opzichte van de Zaan de waterkering van de polder Westzaan. De Zaan maakt deel uit van de Schermerboezem en heeft als zodanig een belangrijke functie voor de waterhuishouding. Via het Zaangemaal wordt overtollig water op het Noordzeekanaal uitgeslagen. Het peil van de Zaan wordt zo gehouden op NAP-0,50 meter. Bij zware regenval en ongunstige omstandigheden kan het peil van de Zaan oplopen. Bij een stand van NAP geldt een maalstop voor de op de Zaan uitslaande gemalen.

De tussen de Westzijde en de Zaan gelegen gronden (de boezemlanden) wateren daarom af op de Zaan. De hoogteligging van deze gronden dient daarop te zijn aangepast.

De Westzijde is de waterkering zoals deze van oudsher loopt. Als uitgangspunt bij nieuwbouwprojecten dient de waterkering te worden opgehoogd tot op de hoogte van NAP+0,20 bij herbestrating van de Westzijde en de Oostzijde wordt het peil zo nodig opgehoogd tot NAP+0,20 meter tot NAP+0,25 meter. Op de navolgende afbeelding wordt de ligging van het plangebied ten opzichte van de waterkering weergegeven (leggerkaart). Op de afbeelding zijn de verschillende zones opgenomen die voortkomen uit de keur van het hoogheemraadschap (kernzone, waterstaatswerk, beschermingszone en profiel van vrije ruimte).

50 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Uitsnede leggerkaart regionale waterkering

Het plangebied is aangesloten op een gescheiden rioolstelsel, waarbij het hemelwater van schone verharde oppervlakten naar de Zaan loost, terwijl het afvalwater met daarbij het hemelwater van vervuilde verharde oppervlakten wordt geloosd op het riool in de Westzijde. Het afvalwater van het gedeelte ten westen van de Zaan afgevoerd wordt naar de zuivering Westpoort, ten zuiden van het Noordzeekanaal.

6.3.2 Toekomstige situatie Verharding en compenserende maatregelen 2 Het voornemen bestaat om binnen het plangebied maximaal zeven nieuwe woningen te realiseren. Hiermee vindt er een toename van het verhard oppervlak plaats. De toename bedraagt circa: 2

2 Bebouwing (oppervlakte bouwvlak 'Wonen' en 'Gemengd' uitgaande 1.066 m van het maximum bebouwingspercentage) Weg (bestemming verkeer) 22 m2 Overige erfverharding (50% van totale oppervlakte bestemming 447 m 'Wonen' en 'Gemengd' minus het oppervlakte voortkomend uit het maximum bebouwingspercentage) Totaal 1.535 m

Door de toename aan verharding zal neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, al

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 51 dan niet via het rioolstelsel. Dit leidt tijdens extreme situaties tot pieken in de waterstand met mogelijke wateroverlast als gevolg. Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert ten gevolge van de verhardingstoename2 zullen er in het desbetreffende peilgebied compenserende maatregelen getroffen moeten worden in de vorm van extra wateroppervlak.

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een verhardingstoename tot 2.000 m de vuistregel dat 10% van de toename aan verhard oppervlak moet worden gecompenseerd door middel van het inrichten van nieuwe waterberging. Uitgangspunt is dat de compensatie wordt gerealiseerd binnen het plangebied.

Omdat er in de toekomstige situatie minder oppervlakteverharding aanwezig is in vergelijking met de oorspronkelijke situatie in 2003, is compensatie van verharding niet noodzakelijk.

Waterkering Als uitgangspunt bij nieuwbouwprojecten dient de waterkering te worden opgehoogd tot op de hoogte van NAP+0,20 bij herbestrating van de Westzijde en de Oostzijde wordt het peil zo nodig opgehoogd tot NAP+0,20 meter tot NAP+0,25 meter. Met de toekomstige benodigde hoogte zal rekening gehouden worden bij de toegang van het plangebied. Door de toekomstige bebouwing zal de kering niet beïnvloed worden, omdat alleen bovengronds wordt gebouwd.

Beheer en onderhoud waterlopen en waterkeringen Alle werkzaamheden binnen een zone van 5 meter van de insteek van waterlopen zijn vergunningplichtig, omdat deze invloed kunnen hebben op de water aan- en afvoer, waterberging of het onderhoud. Bij de aanleg van nieuw water wordt zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande waterstructuur en onderhoudssituatie. Bij aanleg of aanpassing van waterlopen is het belangrijk om rekening te houden met de bereikbaarheid voor onderhoud van zowel de nieuwe als bestaande waterlopen. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap de ambitie heeft om het onderhoud van gemeenten over te nemen. Hiertoe moeten de waterlopen wel aan de voorwaarden van het hoogheemraadschap voldoen. In stedelijk gebied is het uitgangspunt dat waterlopen varend onderhouden kunnen worden, en dus tenminste 6 meter breed en 0,8 meter diep ten opzichte van het laagst gevoerde waterpeil zijn.

De woningen worden nabij een regionale waterkering gerealiseerd. Op deze waterkering is de keur van toepassing. De verantwoordelijkheid van het beheer en het onderhoud van de waterkering ligt bij het Hoogheemraadschap.

Waterkwaliteit en riolering In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Het hemelwater zal worden geloosd op de Zaan. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.

Met het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat wordt geadviseerd om een gescheiden stelsel aan te leggen. Daarnaast wordt geadviseerd om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.

52 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 6.4 Watertoets

6.4.1 Algemeen De watertoets is in feite geen 'toets', maar een proces waarbij de waterbeheerder samenwerkt met de overheid die verantwoordelijk is voor een ruimtelijk plan. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het uitvoeren van een watertoets betrekt de waterbeheerder actief bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen en geeft water een duidelijke plek binnen de ruimtelijke ordening. Meestal is het waterschap de waterbeheerder, maar soms moeten ook andere waterbeheerders worden betrokken bij de planvorming (bijvoorbeeld Rijkswaterstaat). De watertoets heeft betrekking op alle ruimtelijke plannen en besluiten (onder andere bestemmingsplannen, structuurvisies en omgevingsvergunningen voor bouwen of gebruik waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan).

6.4.2 Toets Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit hoogheemraadschap de website www.dewatertoets.nl. Het hoogheemraadschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies. 8

Op basis van de ingevulde digitale watertoets wordt door het hoogheemraadschap geconcludeerd dat bepaalde aspecten van het plan een zodanige invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap dat de normale procedure moet worden gevolgd . Dit betekent dat het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in overleg met de initiatiefnemer wil bespreken hoe in het plan rekening kan worden gehouden met de waterhuishoudkundige belangen. De ingevulde watertoets is als bijlage bijgevoegd.

Het bestemmingsplan voor de voorgenomen ontwikkeling is aan het hoogheemraadschap toegezonden in het kader van het vooroverleg. In paragraaf 9.2 is het resultaat van het vooroverleg met het Hoogheemraadschap beschreven.

6.5 Wateraspecten in regels en verbeelding

Het plangebied is gelegen nabij de regionale waterkering voor de Zaan. In de bestemmingsplanregels heeft deze kering op de verbeelding de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. Ook de beschermingszones, waarbinnen bij de uitvoering van werkzaamheden ook een Watervergunning vereist is, is daarop aangegeven.

6.6 Conclusie

De uitvoering van het plan leidt niet tot negatieve gevolgen op de waterhuishouding ter plaatse. Het initiatief zal op basis van de uitgangspunten van de waterparagraaf verder worden uitgewerkt. Voor de uitvoering van het bestemmingsplan zal een Watervergunning worden aangevraagd.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 53 Hoofdstuk 7 Beschrijving planvorm en bestemmingsplanregeling

7.1 Bestemmingsregeling

7.1.1 Inleiding In hoofdstuk 2 van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer. De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 van de regels). De algemene regels, waaronder afwijkings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van de bij het plan behorende regels. Hoofdstuk 4 bevat ten slotte de overgangs- en slotbepalingen.

De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.

7.1.2 Plansystematiek Het bestemmingsplan is gericht op het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Om voldoende ruimte te behouden in de verdere uitwerking van de voorgenomen plannen, wordt waar mogelijk uitgegaan van een wijze van bestemmen die flexibel en globaal is. Daarbij is gezocht naar de juiste balans tussen ruimte bieden aan toekomstige ontwikkelingen en sturen op kwaliteit. De ontwikkeling dient bij te dragen aan het behouden/versterken van de ruimtelijke kwaliteiten van lint en Zaan. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden de precieze positionering van de woningen nader kan worden bepaald. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de bestemmingen waar mogelijk zijn verruimd qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen zodat het gemeentebestuur door middel van wijzigingsbevoegdheden en omgevingsvergunningen kan afwijken van het bestemmingsplan.

7.1.3 Regels algemeen De regels zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken: 1. Inleidende regels 2. Bestemmingsregels a. Hoofdgroepen van bestemmingen b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen c. Functieaanduidingen d. Bouwaanduidingen 3. Algemene regels

7.1.3.1 Inleidende regels In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die worden gebruikt in het bestemmingsplan. Bij het toepassen van de regels wordt op de in artikel 2 geregelde wijze gemeten.

7.1.3.2 Bestemmingsregels a. Hoofdgroepen van bestemmingen In het plangebied voorkomende hoofdgroepen van bestemmingen al dan niet met bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen (in alfabetische volgorde ) en gebruik van de gronden zijn de volgende:

Gemengd (GD) Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn diverse functies toegestaan, alleen detailhandel is uitgesloten. De activiteiten moeten wel passen in de categorie A en B1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging' die als bijlage bij de regels is gevoegd. Wonen op de begane grond en op de verdieping is toegestaan met dien verstande dat er maximaal 2 woningen mogelijk zijn. Functies binnen deze bestemming zijn uitwisselbaar.

54 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Daarnaast zijn de gronden binnen deze bestemming ook bestemd voor mantelzorg, onder- en bovengrondse afvalcontainers; verkeersvoorzieningen; water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; ontsluitingswegen, voet- en fietspaden; erven, tuinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, (on)gebouwde parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en manoeuvreerruimtes.

Onder voorwaarden is het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een huisgebonden beroep of activiteit toegestaan.

Binnen deze bestemming zijn maximaal 2 woningen binnen het bouwvlak toegestaan. De woningen mogen zowel vrijstaand als aan elkaar worden gebouwd. Door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven welke goot- en bouwhoogtes maximaal zijn toegestaan. Tevens wordt door middel van deze aanduiding aangegeven voor hoeveel procent het bouwperceel mag worden bebouwd. Voor aaneengebouwde gebouwen geldt dat de bouwdiepte niet meer dan 15 meter mag bedragen. De afstand van woningen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 0,5 meter, met dien verstande dat dit niet geldt voor aaneengebouwde woningen. Het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt maximaal

Dakkapelen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak zijn, onder voorwaarden, toegestaan. De gebouwen moeten op de, op de verbeelding aangegeven rooilijn worden gebouwd. Erkers zijn, onder voorwaarden, ook voor de de voorgevelrooilijn toegestaan.

Via een voorwaardelijke verplichting is geborgd dat een ontsluitingsweg in de richting van de Westzijde wordt aangelegd. De woningen mogen alleen worden gebouwd als 2er een ontsluitingsweg van tenminste 3,5 m breed is aangelegd.

Naast de hoofdgebouwen zijn, onder voorwaarden, ook bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen toegestaan. Deze mogen in totaal niet groter zijn dan 75 m . De goothoogte mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter. De dakhelling van de bouwwerken is gelijk aan of kleiner dan die van het hoofdgebouw. Bij een hoofdgebouw met kap ligt de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk minstens 1,50 meter onder de nok van de woning.

Verkeer - Verblijfsgebied (V-V) Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is de verblijfsfunctie het belangrijkst. De functie verkeer is hieraan ondergeschikt. Bij 'Verkeer-Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie die niet akoestisch relevant zijn.

2 De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een buurtontsluitingsfunctie, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, verkeersvoorzieningen, water en trappen. Binnen deze bestemming mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Qua gebouwen geldt dat de maximale oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m bedragen. De bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen. Bij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is aansluiting gezocht bij aangrenzende bestemming. De met deze bestemming bestemde gronden in het plangebied dienen echter hoofdzakelijk ter ontsluiting van de woningen. Er is geen voornemen voor de realisatie van een gebouw.

Wonen (W) De woningen zijn bestemd als 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden woningen, mantelzorg, ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, erven, tuinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen, (on)gebouwde parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en manoeuvreerruimtes, onder- en bovengrondse afvalcontainers en verkeersvoorzieningen.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 55 Onder voorwaarden is het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een huisgebonden beroep of activiteit toegestaan.

Binnen deze bestemming zijn maximaal 5 woningen binnen het bouwvlak toegestaan. De woningen mogen zowel vrijstaand als aan elkaar worden gebouwd. Door middel van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven welke bouwhoogte is toegestaan. Tevens wordt door middel van deze aanduiding aangegeven voor hoeveel procent het bouwperceel mag worden bebouwd. De achtergevel van de woningen moet binnen twee meter van de op de verbeelding aangegeven figuur 'gevellijn' worden gebouwd. Voor de woningen geldt een afstand van 1,5 m tot de zijdelingse bouwperceelgrens, met uitzondering voor aaneengebouwde woningen. Dakkapelen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk2 gebied gekeerd zijdakvlak zijn, onder voorwaarden, toegestaan.

Naast de hoofdgebouwen zijn, onder voorwaarden, ook bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen toegestaan. Deze mogen in totaal niet groter zijn dan 75 m . De goothoogte mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter. De dakhelling van de bouwwerken is gelijk aan of kleiner dan die van het hoofdgebouw. Bij een hoofdgebouw met kap ligt de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk minstens 1,50 meter onder de nok van de woning. b. Dubbelbestemmingen Het plangebied kent de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waterstaat - Waterkering'. Deze bestemmingen zijn primair ten opzichte van de onderliggende bestemmingen, waarbij geldt dat de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' weer primair is ten opzichte van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.

Waarde - Archeologie 1 (WR-A1) 2 Voor de in het plangebied aanwezige terrein van archeologische waarde is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de in het gebied te verwachten archeologische sporen. Hiervoor geldt dat daar waar de dubbelbestemming samenvalt met de hoofdbestemming, primair de regels van de dubbelbestemming gelden. De grootte van de verstoring van oppervlak waarboven archeologische maatregelen verplicht zijn is 50 m . De verstoringsdiepte waar beneden archeologische maatregelen verplicht zijn is 50 cm.

Waterstaat - Waterkering (WS-WK) Voor de in het plangebied aanwezige regionale waterkering (Westzijde) is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen (Gemengd, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen), mede bestemd voor de instandhouding en de bescherming van de waterkering en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Binnen deze bestemming mogen ten dienste van de waterkering en de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd en gronden worden ontgraven of opgehoogd, mits de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad. Om te beoordelen of de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad, dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering. c. Figuren

Gevellijn Ter plaatse van de figuur 'gevellijn' geldt dat de woningen op of evenwijdig aan deze gevellijn dienen te worden gebouwd. d. Bijzonderheden Via een voorwaardelijke verplichting is geborgd dat er een ontsluitingsweg wordt aangelegd, die de

56 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 woningen aan de Zaanzijde ontsluiten op de Westzijde. De woningen mogen alleen worden gebouwd als er een ontsluitingsweg van tenminste 3,5 m breed is aangelegd.

7.1.3.3 Algemene regels Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen.

Anti-dubbeltelregel Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

Algemene bouwregels Deze regel vormt het sluitstuk van de bestemmingsplansystematiek in die zin, dat deze regel al het bouwen dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bouwmogelijkheden verbiedt. In dit artikel zijn enkele regels opgenomen die gelden, zoals parkeernormen.

Algemene gebruiksregels Het algemene verbod om de grond te gebruiken in strijd met de aan de gronden gegeven bestemming is opgenomen in landelijke wetgeving. In dit artikel zijn enkele specifieke vormen van gebruik als verboden gebruik aangemerkt.

Ook is hierin ondermeer bepaald dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet gebruik mogen worden voor bed en breakfast, mantelzorg en als zorgwoning. Deze functies zijn, met inachtneming van de van toepassing zijnde bepalingen wel mogelijk in woningen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In de algemene gebruiksregels is opgenomen dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (conform de Parkeernota gemeente Zaanstad 2013). Deze regel is noodzakelijk omdat met de komst van de Reparatiewet BZK 2014 de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening zijn komen te vervallen. In de bouwverordening was opgenomen dat er voldoende parkeerplaatsen moesten worden gerealiseerd voor de betreffende ontwikkeling. Om het aspect parkeren voldoende te waarborgen, moet hiervoor een regeling in het bestemmingsplan worden opgenomen.

De ontwikkeling van het plangebied wordt wat betreft het aspect parkeren als één geheel gezien ondanks de mogelijkheid van gefaseerde ontwikkeling. Dit betekent dat de parkeervoorzieningen van het plangebied als één geheel moet worden gerealiseerd.

Algemene afwijkingsregels Hierin zijn onder meer afwijkingsmogelijkheden mogelijkheden opgenomen ten behoeve van de oprichten van bijvoorbeeld antennemasten voor mobiele telefonie, beperkte overschrijdingen van bouwgrenzen en het toelaten van nieuwe nutsgebouwtjes etc.

Algemene wijzigingsregels Dit artikel bevat algemene regels waarbinnen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingsregels hebben betrekking op de een wijziging in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging (bijlage 1). Er kunnen aan deze Staat van bedrijfsactiviteiten onder nadere voorwaarden bedrijven worden toegevoegd of onderverdeeld worden onder een andere categorie.

Overige regels In de overige regels zijn bepalingen opgenomen voor toegelaten kleinschalige overschrijdingen voor ondergeschikte bouwonderdelen. Daarnaast zijn bepalingen opgenomen over de toepassing van de Bouwverordening en andere wet- en regelgeving waar in dit plan naar verwezen wordt.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 57 7.1.3.4 Overgangs- en slotbepalingen Overgangsrecht De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen zeg geheel worden herbouwd.

Slotregel Deze regel geeft de naam van het bestemmingsplan weer.

7.2 Bestemmingsplanprocedure

De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden: Voorbereidingsprocedure Voor het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 Bro genoemde instanties. Tevens zijn diverse (informele) informatiebijeenkomsten binnen het plangebied georganiseerd voor bewoners, belangstellenden en belanghebbenden. De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak door in de toelichting van het plan op de gemaakt op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt. Vaststellingsprocedure Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken (dit is een termijn van orde) na de termijn van terinzagelegging vast. Beroepsprocedure Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de VROM inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de VROM inspectie wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

7.3 Gekozen planvorm

Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op het behoud van de aanwezige functies en te beschermen waarden en, voor zover mogelijk, enige ontwikkelingen. Op grond van artikel 3.1.3 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in: 1. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven; 2. bij of krachtens wet kunnen bestemmingen worden voorgeschreven; 3. bij of krachtens wet kunnen regels worden voorgeschreven; 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings-, en ontheffingsbepalingen.

58 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 7.4 Planmer-plicht

In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie: 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting; 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is. In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen. Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 59 Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad. Er is dan ook voor gekozen om geen inspraak voor de burger te houden. Uiteraard krijgen de burgers wel recht om zienswijzen in te dienen wanneer het ontwerp gereed is om ter inzage te worden gelegd. Het bestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg aan haar (formele) overlegpartners toegezonden. Een beschrijving van de uitkomsten van dit overleg (artikel 3.1.6, lid 1 onder c) is opgenomen in paragraaf 9.2.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk, dat is benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet worden vastgesteld, waarmee de gemeente de door haar te maken kosten kan verhalen op de initiatiefnemer. Een exploitatieplan hoeft niet vastgesteld te worden indien verhaal van kosten anderszins is verzekerd, en tevens locatie-eisen niet nodig zijn of anderszins zijn verzekerd.

De kosten van de sanering van de ondergrond kunnen, gezien de verwachte opbrengst van het project, ruimschoots gedragen worden door de opbrengsten. De haalbaarheid en uitvoering van het project is hiermee gewaarborgd.

De gemeente neemt niet deel aan de ontwikkeling van het plan. De gemeente verzorgt de planologische kaders na toetsing van de planontwikkeling. De ambtelijke kosten voor de realisatie van het plan zijn voor de gemeente anderszins verzekerd via de legesverordening en een anterieure overeenkomst. In deze anterieure overeenkomst wordt tevens vastgelegd dat mogelijke planschade voor rekening van de initiatiefnemer is. Het vaststellen van een exploitatieplan is hiermee niet noodzakelijk.

8.3 Handhaafbaarheid

In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat. Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid: 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is. 4. Actief handhavingsbeleid. Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in

60 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.

Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels. Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving. In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 61 Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg

9.1 Kennisgeving ingevolge artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan.

Voor onderhavig plan is in de Staatscourant van 6 mei 2015 (Nr. 12379) en in het Zaansstadsblad van 6 mei 2015 aangekondigd dat het gemeentebestuur voornemens is om een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor onderhavig plangebied.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het ontwerpbestemmingsplan is aan diverse instanties toegezonden in het kader van vooroverleg. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft een vooroverlegreactie ingediend. In de nota van zienswijzen die als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd, is onder andere aangegeven waarop de reactie betrekking heeft en of het plan is gewijzigd naar aanleiding van de reactie. Hieruit blijkt dat het plan is aangepast naar aanleiding van de reactie.

9.3 Zienswijzen

In een latere fase van de procedure wordt het resultaat van de zienswijzen in het bestemmingsplan opgenomen. Er zijn enkele zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ingediend. In de nota van zienswijzen die als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd, is onder andere aangegeven waarop de zienswijzen betrekking hebben en of het plan is gewijzigd naar aanleiding van de zienswijzen. Hieruit blijkt dat het plan is aangepast naar aanleiding van enkele zienswijzen.

62 Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 Eindnoten

1. Antea Group, 27 mei 2014, bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen plangebied Westzijde 124-126 te Zaandam, gemeente Zaanstad, projectnr. 269185 2. SAB, 10 augustus 2015, Akoestisch onderzoek wegverkeer, Westzijde 124 - 132, Zaandam, gemeente Zaanstad, projectnr. 140341 3. SAB, 16 december 2014, Quickscan externe veiligheid, Westzijde 124 - 132, Zaandam, projectnr. 140341 4. http://viewer2010.nsl-monitoring.nl/ 5. Antea Group, 2 juli 2014, verkennend asbest en nader bodemonderzoek Westzijde 124-126 te Zaandam, projectnr. 269115 6. SAB, 13 januari 2015, Flora- en faunarapportage, Zaandam, Westzijde 124 t/m 132, projectnr. 140341 7. SAB, 10 februari 2015, Quick scan bedrijven en milieuzonering Westzijde 124-132 te Zaandam, projectnummer 140341 8. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, 4 december 2014, watertoets, dossiercode 20141204-12-10064

Bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 63