Historiam hanc diu quaesitam invenire 5 non potui: Aernout van Buchel bij de Engelenburcht en op het Capitool jan l. de jong en sjef kemper

Op 18 oktober 1587 kwam Aernout van Buchel via een lange reis door Duitsland aan in Italië. Zijn doel was vooral te bezoeken. Eenentwintig dagen later was hij inderdaad in de Eeuwige Stad. Vier maanden lang gaf hij zijn ogen de kost en tekende hij nauwkeu- rig op wat hij zag en wat hem interesseerde. Helaas had hij niet genoeg geld om langer te blijven. Op 7 maart moest hij Rome noodge- dwongen verlaten en op 4 juli 1588 was hij in zijn vaderland terug.

ernout van Buchel (1565-1645) was af- en notities, die achteraf zijn toegevoegd. Dat wijst komstig uit en zou vooral erop dat Van Buchel in eerste instantie op losse bekend worden door zijn geschriften blaadjes aantekeningen maakte en die vervolgens over de ‘middeleeuwse’ geschiedenis (waarschijnlijk vrij kort daarna) uitwerkte in zijn van de Nederlanden. Al tijdens zijn aantekeningenboekjes. Na terugkeer uit Italië in jonge jaren had hij een grote histo- 1588 heeft hij zijn aantekeningen jarenlang verder rische belangstelling, die er onder meer toe leidde uitgebreid en pas in 1593 of later heeft hij de defini- dat hij op 22-jarige leeftijd zijn reis naar Italië tieve versie van het Iter Italicum geschreven. ondernam, om daar de monumenten van de antie- Net als zijn andere manuscripten voorzag Van ke oudheid te bestuderen. Van deze reis maakte hij Buchel ook het Iter van illustraties. In totaal gaat een uitvoerig verslag, dat bewaard is gebleven in de het om elf afbeeldingen van zijn hand, die zijn Universiteitsbibliotheek Utrecht (Hs. 798 deel 2 (6 e opgenomen in de tekst. In de genoemde aanteke- 15*), fol. 1-91r). Dit zogenaamde Iter Italicum is meer ningenboekjes komen geen schetsjes voor, wat het dan een eeuw geleden uitgegeven door de Italiaan- vermoeden versterkt dat Van Buchel ter plaatse se archiefvorser Rodolfo Lanciani, op verzoek van werkte met losse blaadjes. Waarschijnlijk zijn deze het Historisch Genootschap van Utrecht. Lanciani losse krabbels na uitwerking verloren gegaan. Hoe liet echter, zonder aanduiding of opgaaf van rede- logisch dit ook lijkt, toch is deze veronderstelling nen, grote delen weg die niet over Rome gaan, en van ter plekke gemaakte schetsjes als basis voor de was nogal willekeurig in zijn aantekeningen bij de uiteindelijke tekeningen in het manuscript te een- tekst. Bovendien kon hij onnauwkeurigheden en voudig. Een nadere bestudering van twee illustra- fouten niet altijd vermijden. Een hernieuwde, vol- ties in het Iter zal dat duidelijk maken. ledige uitgave van het manuscript is dus gewenst Eén van de meest uitgewerkte illustraties en de auteurs van dit artikel hopen die over enige in het Iter is de tekening van de Engelenburcht tijd te bezorgen. (afbeelding 1). In de tekst (fol. 26r-v) geeft Van In de tekst van het Iter Italicum komen verwij- Buchel een uitvoerige en goed gedocumenteerde zingen voor naar boeken zoals dat van Angelo beschrijving van dit bouwwerk. Vertaald uit het Rocca Camarinus over de Vaticaanse bibliotheek, Latijn staat er: uit 1591, en Giulio Cesare de Solis over het ontstaan van steden over de hele wereld, in het bijzonder Ita- ‘Meteen aan de brug (de Pons Aelius) ligt het lië, uit 1593. Daaruit blijkt dat Van Buchel tot lang mausoleum van Hadrianus, want volgens [Cas- na zijn terugkomst in Utrecht bijstellingen en sius] Dio is hij begraven bij de Pons Aelius waar informatie heeft toegevoegd aan de aantekeningen, hij een grafmonument voor zich had laten bou- die hij in Italië had gemaakt. Deze oorspronkelijke wen. Het had twee omlopen en een dubbele zui- aantekeningen zijn eveneens bewaard gebleven in lenrij,1 de buitenste was vierkant en bestond uit de Universiteitsbibliotheek Utrecht (Hss. 761 en natuursteen, de binnenste was cirkelvormig en 1640) en ook die zijn al voorzien van opmerkingen heel hoog en was van Parisch marmer. Het heet-

[ 48 ] bijzonder onderzoek te vroeger ook wel het graf van de Antonini, zoals opgemaakt kan worden uit inscripties die er nog zijn. Onuphrius [Panvinius], Georgius Fabritius, [Bartholomeus] Marlianus en Andreas Fulvius beschrijven het gebouw. Er zijn daar ook verscheidene marmeren grafmonumenten met inscripties. Het is nu een hele sterke burcht die versterkt is door Crescentius, de consul van Rome, die zijn ambt aanvaardde in de tijd van Otto iii; het heette lange tijd de burcht van Crescentius, maar nu heet het de Engelenburcht naar het beeld van de engel dat er bovenop staat. Het is er geplaatst ter herinnering aan die engel, die naar enkele auteurs vertellen, tijdens een uitbraak van de pest alle huizen langsging en 1 de namen van hen die zouden gaan sterven na (fol. 30v), tussen een beschrijving van het plein Aernout van Buchel, de opschreef. Ik heb lang naar deze geschiedenis voor de Sint Pieter en het Vaticaans paleis. De teke- Engelenburcht in Rome gezocht, maar haar niet kunnen vinden.2 ning beslaat de hele breedte van het blad en wordt omstreeks 1490, vóór de Alexander vi heeft de burcht gerestaureerd en verklaard door een inscriptie in de lucht, boven de restauratie onder paus er een ronde marmeren toren aan toegevoegd, brug voor de Engelenburcht: Molis d hadriani Alexander vi, illustratie waarop te lezen staat: aug nunc vulgo castrum s angeli delineatio ut in het Iter Italicum erat ante restaurationem borgianam (Tekening van (Utrecht ub, Hs. 798, Paus Alexander vi van de familie Borgia uit het mausoleum van de vergoddelijkte Hadrianus, deel 2, fol. 30v). Spanje met als vaderstad Valencia, neef van tegenwoordig bekend als Castel Sant’Angelo, zoals Calixtus iii heeft dit bouwwerk dat van het er vóór de restauratie van de Borgia’s uitzag). ouderdom in elkaar dreigde te zakken, geres- De bedoelde restauratie heeft inderdaad plaats- taureerd en heeft er borstweringen, muren, gevonden tijdens het pontificaat van Alexander vi grachten... Borgia (1492-1503). Uit één van de inscripties op de burcht, die Van Buchel in zijn beschrijving citeert, En een stukje daaronder: blijkt dat deze werkzaamheden in 1495 waren vol- tooid. Van Buchel kon daar verder informatie over Alexander vi Borgia Opperpriester3 in het vinden in de diverse boeken die hij noemt. Maar jaar 1495. hoe kon hij zo precies weten hoe de Engelenburcht eruit zag vóór de restauraties van Alexander vi? Op Tegenwoordig is er een vaste militaire bezetting het moment dat hij persoonlijk de burcht aan- en worden er alle kanonnen bewaard waarmee schouwde, was dit bouwwerk al weer verder uitge- op de belangrijkere feestdagen of wanneer er een breid met onder meer een appartement bovenop de kardinaal of vorst binnenkomt, saluutschoten top. Daardoor was de Engelenburcht in 1587 aan- worden afgevuurd. Ook hebben de pausen daar zienlijk hoger dan vóór 1495 en zag er dus anders hun schatkist.’ uit. Dat wil zeggen dat de tekening in Van Buchels Iter niet is gebaseerd op persoonlijke observatie, Merkwaardigerwijs is de tekening niet bij deze pas- maar op een afbeelding die de situatie van bijna sage gevoegd, maar aangebracht op een latere pagi- honderd jaar eerder weergeeft.

1. Deze dubbele zuilenrij kan invenire non potui. De vind- bebloede zwaard afveegt en in entatum detergens in vaginam vus aangaf (‘Priester der archeologisch gezien niet ver- plaatsen voor deze legende die de schede terugsteekt ten revocabat. Priesters’) in een Hebraïsme antwoord worden. Er zijn Lanciani in zijn voetnoot aan- teken dat de pestepidemie ten 3. De afkorting pp die in het dat voorts bekend is uit Can- geen sporen hiervan terug te geeft (Gregorius de Grote en einde is, wordt daarentegen klassieke Latijn altijd voor ticum Canticorum (‘Hooglied’) vinden, maar algemeen wordt Paulus Diaconus) kloppen wel vermeld in de middel- Pater Patriae (‘Vader des en de titel die de pausen zich- aangenomen dat de buitenzij- weliswaar met de preek van eeuwse Legenda Aurea van Jaco- Vaderlands’) stond, is waar- zelf hadden gegeven als Ser- de van de trommel versierd is Gregorius en het einde van de bus de Voragine (Cap. 46.4 De schijnlijk door de pausen vus Servorum (‘Dienaar der geweest met pilasters (zie Coa- pest in het jaar 590, maar de Sancto Gregorio): Tunc Gregorius overgenomen met de beteke- Dienaren’). De titel pp is der- relli, p. 360-363). engel wordt er niet genoemd. vidit super castrum Crescentii nis Pontifex Pontificum, waar- halve het equivalent van pm 2. Historiam hanc diu quaesitam Het relaas van de engel die het angelum domini qui gladium cru- bij de genitivus de superlati- (Pontifex Maximus).

utrecht in de wereld [ 49 ] 2 Baccio Pontelli (?), de Engelenburcht in Rome omstreeks 1490, vóór de restauratie onder paus Alexander vi (Madrid, Escoriaal, Codex Escuria- lensis, fol. 26v).

3 Giuliano da Sangallo (?), de Engelenburcht in Rome omstreeks 1490, vóór de res- tauratie onder paus Alexan- der vi, en andere gebouwen in Rome (Vaticaan, Bibliotheca Apostolica Vaticana, Cod. Barb. Lat. 4424, fol. 34v).

[ 50 ] bijzonder onderzoek Een dergelijke afbeelding bestaat inderdaad. In een aantal tekeningen van zijn eigen hand. Folio de zogenaamde Codex Escurialensis – een schets- 34v toont een bonte verzameling van gebouwen boek vol tekeningen van monumenten in Rome – langs de Tiber, waaronder de Engelenburcht in de komt een tekening voor van de Engelenburcht toestand vóór de restauratie van 1495 (afbeelding 3). (fol. 26v) die zó sterk lijkt op de illustratie in het Deze weergave komt niet tot in detail overeen met Iter, dat men haast wel moet aannemen dat Van de tekening in de Codex Escurialensis (vooral niet Buchel deze heeft gekopieerd (afbeelding 2). Zelfs in de weergave van het bovenste gedeelte van de details als de bomen op de brug zijn nauwkeurig burcht), maar bevat voldoende overeenkomsten overgenomen. Wie de maker was van de tekenin- om te veronderstellen dat de maker er wel mee gen in het schetsboek is niet bekend (volgens de bekend was. Voor zover valt na te gaan is Sangallo’s meeste recente veronderstelling valt hij te identi- schetsboek altijd in Rome gebleven. ficeren als Baccio Pontelli (1450-1494), een archi- Van Buchels tekening van de Engelenburcht tect die actief was in Rome en omstreken), maar lijkt sterker op de schets in de Codex Escurialensis waar het schetsboek zich in de zestiende eeuw dan op die in het schetsboek van Sangallo. Dus zelfs bevond staat wel vast. In 1506 is het namelijk al zou Van Buchel Sangallo’s schetsboek hebben gekocht door Don Rodrigo de Mendoza en mee- gezien (daar zijn overigens geen duidelijke aanwij- genomen naar Spanje. Na Don Rodrigo’s dood in zingen voor), dan nog is het onwaarschijnlijk dat 1523 is het via zijn erfgenamen in 1576 terecht hij diens tekening van de Engelenburcht als voor- gekomen in de bibliotheek die vervolgens is op- beeld heeft genomen. Waarschijnlijk is hem dus genomen in de collectie van het Escoriaal. een ander schetsboek onder ogen gekomen, verge- Wanneer kan Van Buchel de tekening van de lijkbaar met dat van Sangallo maar met een nauw- Engelenburcht hebben gezien? Dat is een groot keurigere kopie van de tekening in de Codex Escu- raadsel, want voor zover bekend is het schetsboek rialensis. Dat schetsboek (of misschien alleen een sinds 1506 permanent in Spanje geweest en heeft los blad) is sindsdien niet meer bekend en is wel- Van Buchel dat land nooit bezocht. In Spanje is licht verloren gegaan. Er valt alleen over te zeggen het schetsboek vrijwel onopgemerkt gebleven en dat er ook in ander verband is gesuggereerd dat er pas in 1906 heeft het ruimere bekendheid gekre- van de tekeningen uit de Codex Escurialensis meer gen door de publicatie van Hermann Egger. Al die kopieën moeten hebben gecirculeerd dan alleen die tijd zijn de tekeningen niet gekopieerd of in prent in het schetsboek van Sangallo. Waarschijnlijk is gebracht. Maar dat sluit niet uit dat er kopieën een dergelijk, thans niet meer bekende kopie de van de tekeningen zijn gemaakt vóórdat het schakel tussen Van Buchels weergave van de Enge- schetsboek in 1506 naar Spanje verhuisde. Het is lenburcht vóór de restauratie van 1495 en de teke- heel goed mogelijk dat het schetsboek tot dat ning in de Codex Escurialensis. moment diende als voorbeeld voor vergelijkbare schetsboeken van andere architecten en kunstlief- De tweede illustratie roept vergelijkbare vragen op, hebbers. Het was namelijk een gangbare praktijk maar van precies tegenovergestelde aard. De teke- dat kunstenaars een collectie aanlegden van ning stelt namelijk het Capitool voor in de situatie schetsen naar gebouwen en kunstwerken, die zij ná Van Buchels vertrek uit Rome. Opnieuw heeft konden gebruiken als studiemateriaal en inspira- Van Buchel dus niet weergegeven wat hij persoon- tiebron voor hun eigen creaties. Daartoe tekenden lijk ter plaatse heeft waargenomen. Hoe kwam hij zij niet alleen ter plaatse bouwwerken en motie- dit keer aan zijn informatie? ven na, maar voegden zij ook tekeningen van Van Buchels tekening van het Capitool is opge- andere meesters aan hun collectie toe en kopieer- nomen te midden van de tekst (fol. 39r) en illus- den zij (fragmenten van) bladen uit andere schets- treert in die zin letterlijk de beschrijving van het boeken. Veel van dergelijke schetsboeken zijn ver- plein en de gebouwen. In vergelijking met de teke- loren gegaan, doordat ze na intensief gebruik als ning van de Engelenburcht is de uitwerking min- studiemateriaal versleten waren of doordat ze uit der uitvoerig (afbeelding 4). Het formaat is kleiner, elkaar zijn gehaald en de bladen los verspreid. Een er zijn geen kleuren gebruikt en alleen het frontaal voorbeeld van een schetsboek dat wel behouden is weergegeven Senatorenpaleis is gedetailleerd uit- gebleven is de zogenaamde Codex Barberinianus gewerkt. Bovendien is de verklarende inscriptie in in de Vaticaanse bibliotheek (Cod. Barb. Lat. 4424). de lucht niet correct of op zijn minst misleidend. Waarschijnlijk was deze het eigendom van de De woorden ‘Domus Conservatorum’ slaan name- architect Giuliano da Sangallo (ca. 1445-1516) en is lijk niet op het gebouw waar zij recht boven staan,

utrecht in de wereld [ 51 ] want dat is het Senatorenpaleis. Het Conservatoren- theater van Pompeius, hersteld en op het paleis is aan de rechterkant van de voorstelling Capitool geplaatst. geschetst. Het lijkt er dus op dat Van Buchel de gebouwen met elkaar heeft verward. In de tekst van Op het midden van het plein, waar het Asylum zijn beschrijving noemt hij overigens geen van geweest moet zijn, staat een verguld bronzen beide paleizen bij name: ruiterstandbeeld waarvan men denkt dat het ofwel Antonius of Marcus Aurelius voorstelt. ‘Over de Via dei Conservatori1 kwam ik bij het Paus Sixtus iv had het als overblijfsel uit de oud- Capitool dat door de barbaren verwoest was, ver- heid bij het Lateraan laten oprichten. Daar staat volgens weer is opgebouwd; het heette ooit de het voetstuk nog met een inscriptie. Paulus iii Tarpeïsche rots en de naam is bekend bij Livius, heeft het hierheen laten verplaatsen. Er staat Plutarchus en andere auteurs over Rome en bovendien op het plein nog een marmeren beeld wordt uitgelegd door Arnobius.2 Tarquinius van Minerva met het volgende epigram: Priscus begon met de bouw ervan in het 38e jaar van zijn regering.3 Onder Sulla is het door onbe- s.p.q.r. Het beeld van Minerva, opgegraven kende oorzaak door een brand verwoest, 400 jaar uit de ruïnes van de stad, is tijdens het ponti- nadat het gebouwd was,4 en hetzelfde lot onder- ficaat van Paulus iii naar het Capitool over- ging het tijdens de regering van Vitellius. Onder gebracht. Gregorius xiii heeft het een mooie- Domitianus is het herbouwd in Pentelisch mar- re plek op het plein gegeven en heeft het mer. Volgens Vopiscus is het daarna nog onder gerestaureerd. Tijdens het consulaat van keizer Tacitus5 gerestaureerd. Octavio Guidotto en Io. Bapt. Altovita. Men gaat er met een aantal treden omhoog aan de rechterkant en boven staan aan beide zijden Aan weerszijden liggen marmeren beelden van marmeren standbeelden van mannen die elk een de Tiber en de Nijl.’ paard ; men denkt dat zij Castor en Pollux zijn en de volgende inscriptie staat er op de voet: Aan de linkerkant van de tekening, naast het Sena- torenpaleis, is niets te zien. Daar zou een muur s.p.q.r. heeft de beelden van de Dioscuren, moeten staan, met daarachter de kerk van S. Maria gevonden in de uitgegraven resten van het in Aracoeli. In plaats daarvan heeft Van Buchel een

4 Aernout van Buchel, het Capitool in Rome, illustratie in het Iter Italicum (Utrecht ub, Hs. 798, deel 2, fol. 39r).

[ 52 ] bijzonder onderzoek staande rechthoek getekend met de tekst: ‘Hic olim was gemaakt met aantekeningen over recente templum fuit Iovis Capitolini, in quo Ara Victoriae zaken en voorzien van nieuwe illustraties. Eén van cuius meminit Symmachus in orat. pro Diis Gentil. die illustraties is een houtsnede die het Capitool Nunc vero est templum D. Mariae in Ara Coeli toont ‘alsof het voltooid is’ (afbeelding 5). Niet vocatum’ (Hier stond ooit de tempel van Jupiter alleen zijn het Senatoren- en Conservatorenpaleis Capitolinus, waar het Victoria-altaar stond dat weergegeven, maar aan de linkerkant is ook het Symmachus vermeldt in zijn Pro Diis gentilibus. zogenaamde Palazzo Nuovo (het huidige Capito- Nu staat er een kerk die Santa Maria in Aracoeli lijnse museum) te zien, waarvan de bouw pas in heet). In de tekst die daar weer naast staat geeft Van 1592 begon en in 1655 werd voltooid! Dat roept Buchel een interessante verantwoording van zijn onmiddellijk de vraag op: hoe wist de (anonieme) tekening: ‘Haec delineatio Capitolii est hodierna houtsnijder dat er tegenover het Conservatorenpa- cuius pars dextra versus templum Ara coeli dictum leis nog een paleis zou worden gebouwd? Maar het nondum est absoluta, quamvis in libellis Marliani roept vervolgens ook de vraag op: hoe ging Van Ao 1588 auctis quarundam rerum mem. delineatio- Buchel om met een illustratie waarvan hij besefte nibus ut perfecta spectatur cum operi maxime con- dat die de situatie ter plaatse niet correct weergaf? veniat.’ (Deze tekening van het Capitool geeft de Afgezien van de toevoeging van het Palazzo huidige situatie weer; het rechterdeel dat uitkijkt Nuovo, geeft de houtsnede een grotendeels op de kerk die de Ara Coeli heet, is nog niet af, hoe- betrouwbare weergave van het Capitool in 1588. In wel het in de boeken van Marlianus in het jaar 1588 het midden is het bronzen ruiterstandbeeld van met toevoeging van een aantal memorabele zaken keizer Marcus Aurelius te zien, dat paus Paulus iii lijkt alsof het voltooid is, aangezien het zeker bij in 1538 had laten verplaatsen van het Lateranen- het werk zou passen.) complex naar het Capitool. Op de achtergrond staat Merkwaardigerwijze zijn deze regels niet opge- het Senatorenpaleis, zoals dat eruit zag na de ver- nomen in de tekstuitgave van Rodolfo Lanciani. bouwing van 1575-1577, dat wil zeggen met de trap Waarom is niet duidelijk. Misschien meende Lanci- voor de gevel en de vijf vensters op de bovenste ani dat zij de ‘loop’ van Van Buchels relaas onder- etage. De weergave van het dak met kantelen is niet breken of dat zij daar niets wezenlijks aan toevoe- helemaal exact. Alleen de hoektorens waren name- gen? Op zich is het inderdaad niet uitzonderlijk dat lijk voorzien van kantelen en de houtsnijder heeft Van Buchel verwijst naar Marlianus als zijn bron. ze dus ten onrechte over de hele gevel laten door- Dat deed hij met grote regelmaat, onder andere in de geciteerde passage waarin hij de Engelenburcht 5 beschrijft. Maar in dit geval bevatten de weggela- Anoniem, het Capitool in ten regels wel degelijk wezenlijke informatie. De Rome, houtsnede in: Bartho- genoemde editie van Bartholomeus Marlianus’ lomeus Marlianus, Urbis Urbis Romae Topographia uit 1588 (Venetië) was Romae Topographia namelijk niet de eerste. In 1534 was van diens hand (Venetië, 1588, fol. 15r). de Antiquae Romae Topographia verschenen. Dit werk werd in 1544 opnieuw uitgegeven, in uitge- breide vorm en met een aangepaste titel: Urbis Romae Topographia. Blijkbaar was dit boek zo’n suc- ces, dat er diverse nieuwe uitgaven verschenen, zelfs nog nadat Marlianus in 1566 was overleden. In 1588 – het jaar waarin Van Buchel Rome verliet – verscheen er opnieuw een uitgave, die ‘up to date’

1. Van Buchel had eerst het 2. Arnobius (tijdgenoot van zekere Olus dat daar gevon- zaamheden niet verder ge- Collegio Romano bezocht en keizer Diocletianus, 284-305) den was en dat de tempel niet komen dan de fundering. was vervolgens naar de Chie- schrijft in zijn polemiek vernoemd is naar Jupiter. Onder Tarquinius Superbus sa del Gesù gelopen. Het ligt tegen de heidense verering 3. Volgens de traditie zou is de bouw van de tempel voor de hand dat hij vandaar van godenbeelden (Adversus Tarquinius Priscus 38 jaar voltooid. de Via d’Aracoeli heeft geno- nationes 6.7) dat het absurd is geregeerd hebben en in 578 4. 6 juli 83 voor Christus. men in de richting van het te denken dat het Capitool voor Christus gestorven zijn. 5. Keizer van eind 275 tot Capitool. De Via dei Conser- zijn naam te danken heeft Voor de tempel van Jupiter medio 276. vatori bestaat niet meer. aan een hoofd (caput) van een Capitolinus waren de werk-

utrecht in de wereld [ 53 ] die blijkbaar al waren gepland maar nog niet uitge- voerd. De houtsnijder kan met deze plannen bekend zijn geweest door een gravure van Étienne Dupérac in Antoine Lafréry’s Speculum Romanae 6 Magnificentiae. Diens gravure is geen precieze weer- Étienne Dupérac, het gave van de situatie ter plekke, maar een visualisa- Capitool in Rome, 1569. Gra- tie van Michelangelo’s ontwerp voor de reconstruc- vure in: Antoine Lafréry, Spe- tie van het plein en de paleizen (afbeelding 6). De culum Romanae algemene opzet van de compositie, met een voor- Magnificentiae aanzicht van het Senatorenpaleis en een bovenaan- (Rome, s.a.). zicht van het Conservatorenpaleis, en de vrij kleine afmetingen van het ruiterstandbeeld van Marcus lopen. De weergave van het Conservatorenpaleis Aurelius ten opzichte van het plein en het Senato- aan de rechterkant is aanzienlijk minder nauwkeu- renpaleis, wijzen op de invloed van deze gravure op rig. Door de blik van bovenaf (die niet aansluit bij de houtsnede. Wat daar nog duidelijker op wijst is de blik van recht van voren op het Senatorenpaleis) een kleine bijzonderheid in de prent van Dupérac, en het onhandige perspectief valt er geen helder die de houtsnijder heeft overgenomen. Dupéracs beeld van het gebouw te krijgen. In ieder geval is gravure toont namelijk dat de Dioscuren aan de wel duidelijk dat de weergave niet overeenstemt buitenkant van hun paarden staan (dat wil zeggen: met het paleis zoals het er uitzag in 1587. Daarvoor niet aan de kant van de opening in de balustrade), verschilt de vlakke gevel met drie etages te veel van terwijl zij in werkelijkheid aan de binnenkant de werkelijke gevel die daar sinds 1570 staat: deze is staan. De houtsnijder heeft deze onnauwkeurig- namelijk twee etages hoog en wordt geleed door heid overgenomen en dus ook de Dioscuren aan de grote pilasters. ‘verkeerde’ kant van hun paard weergegeven. Deze De voorgrond van de houtsnede stemt weer ‘onnauwkeurigheid’ van Dupérac valt te verklaren beter overeen met de situatie ter plaatse. Op de vanuit het feit dat hij zijn gravure reeds in de jaren balustrade staan de beelden van de twee Dioscuren 1560 had gemaakt. Er bestonden toen al wel plan- met hun paarden, die daar in 1583 waren geplaatst. nen om beelden van de Dioscuren op het Capitool In 1585 begon men aan de restauratie van het linker te plaatsen (voordat men de huidige beelden in het beeld en in 1587 werkte men ook aan de rechter theater van Pompeius had gevonden, had men sculptuur. Op de plattegrond van Rome uit 1593, daarvoor de beelden op het Quirinaal op het oog), van Antonio Tempesta, is te zien dat op dat maar men was nog niet aan de uitvoering begon- moment aan de linkerkant alleen het paard maar nen. Dupérac heeft dus waarschijnlijk sculpturen niet de bijbehorende Dioscuur stond. In 1587-1588, toegevoegd die niet-bestaande beelden van de toen Van Buchel het Capitool bezocht en de hout- Dioscuren weergegeven. In de loop der jaren paste snijder zijn illustratie maakte, waren de beelden Dupérac zijn gravure echter aan de veranderende dus nog volop in bewerking. Desondanks zag situatie aan. De diverse staten van zijn prent tonen Van Buchel wel kans een nauwkeurig afschrift te in de details dan ook onderlinge verschillen. Zo maken van de inscriptie op het voetstuk van de komen de trofeeën van Marius op de balustrade rechter Dioscuur, die daar nog steeds valt te lezen. niet voor in de staten van 1568 en 1569, maar wel in Ook was men nog niet klaar met de balustrade. een latere staat van omstreeks 1590, in overeen- In 1590 zouden daar de zogenaamde trofeeën van stemming met het inmiddels gewijzigde aanzien Marius op geplaatst worden, ter weerszijden van van het Capitool. de beelden van de Dioscuren. Tot die tijd lagen de De houtsnede in Marlianus Topographia-uitgave trofeeën bij de kerk van S. Maria Maggiore, waar van 1588 is dus gebaseerd op een vroege staat van Van Buchel ze nog heeft gezien. Op de houtsnede Dupéracs gravure en is vervolgens nagetekend door zijn in plaats daarvan op de balustrade twee beel- Van Buchel met grote nauwkeurigheid, tot en met den te zien van mannen in toga met een zwaard in de afgesneden spits van de toren boven het Senato- de hand, die geen bestaande sculpturen lijken weer renpaleis toe. Van Buchels tekening is dus aller- te geven. minst een persoonlijke weergave van wat hij ter Alles bij elkaar genomen combineert de hout- plaatse heeft gezien. Maar hij heeft zich niet hele- snede een redelijk correcte weergave van hoe het maal laten leiden door zijn voorbeeld. Toen Van Capitool eruit zag in 1587-1588, met toevoegingen Buchel de houtsnede natekende kon hij zich waar-

[ 54 ] bijzonder onderzoek schijnlijk niet meer precies voor de geest halen (1901), p. 49-63; 25 (1902), p. 103-135 [Samengevoegd hoe het Conservatorenpaleis eruit zag en aan in idem (red.), A. Buchelius. Iter Italicum (Rome, 1901)]. welke kant van hun paard de Dioscuren stonden, Blom, G., en L.A. van Langeraad (red.), Diarium van Arend en nam hij daarom in goed vertrouwen de details van Buchell. Werken uitgegeven door het Historisch (en onnauwkeurigheden) van zijn voorbeeld over. Genootschap, derde serie, no 21 (, 1907). Maar hij wist wél zeker dat het Palazzo Nuovo er Pollmann, Judith S., Religious Choice in the Dutch Republic: niet stond. Daarom liet hij dit gedeelte weg en the Reformation of Arnoldus Buchelius (1565-1641) (Man- noteerde hij ter verklaring dat in Marlianus’ boek chester, 1999) [Nederlandse editie: Een andere weg naar het Capitool is weergegeven alsof het al voltooid God. De reformatie van Arnoldus Buchelius (1565-1641) was. Op de plaats waar de houtsnede het Palazzo (Amsterdam, 2000)]. Nuovo toont, voegde Van Buchel een rechthoek toe Langereis, Sandra, Geschiedenis als ambacht. Oudheidkunde met een opmerking van archeologische aard, over in de Gouden Eeuw: Arnoldus Buchelius en Petrus Scriveri- de tempel van Jupiter Capitolinus en het Victoria- us (Haarlem, 2001). altaar dat daarin zou hebben gestaan. Hier sloeg Van Buchel echter de spijker mis, want dit altaar Over het Mausoleum van Hadrianus stond in de Curia. Van Buchels vergissing is waar- Boatwright, Mary T., Hadrian and the City of Rome schijnlijk veroorzaakt door een passage uit het ver- (Princeton, 1987). weerschrift van Ambrosius (brief 18; Van Buchel Davies, Penelope J. E., Death and the Emperor. Roman noemt dit geschrift uit 384 elders in het Iter), waar- Imperial Funerary Monuments from Augustus to Marcus in de bisschop stelling neemt tegen Symmachus en Aurelius (Cambridge, 2000). in die context ook de altaren van het Capitool Coarelli, Filippo, Rome and Environs. An Archaeological noemt. Kennis van deze passage getuigt weliswaar Guide (Berkeley, 2007). van Van Buchels grote belezenheid, maar zijn ver- gissing was niet nodig geweest als hij naar een Over de tekening van de Engelenburcht meer voor de hand liggende tekst had gegrepen. Egger, Hermann (red.), Codex Escurialensis. Ein Skizzen- Had hij namelijk in Marlianus’ Topographia niet buch aus der Werkstatt Domenico Ghirlandaios (Wenen, alleen gekeken naar de afbeelding van het Capitool, 1906). maar ook de bijbehorende tekst gelezen, dan had Hülsen, Christian (red.), Il libro di Giuliano da Sangallo. hij daar de correcte informatie over de tempel van Codice Vaticano Barberiniano Latino 4424 (Leipzig, Jupiter Capitolinus en het Victoria-altaar kunnen 1910). vinden! Benzi, Fabio, ‘Baccio Pontelli a Roma e il Codex Escuria- Uit de bestudering van Van Buchels tekeningen lensis’. In: Fabio Benzi (red.), Sisto iv. Le arti a Roma nel van de Engelenburcht en het Capitool komt een- primo Rinascimento (Rome, 2000), p. 475-496. zelfde beeld van zijn Iter naar voren als uit een kriti- sche lezing van de tekst. Van Buchels reisverslag is Over de tekening van het Capitool enerzijds een relaas dat is gebaseerd op persoonlijke Siebenhüner, Herbert, Das Kapitol in Rom. Idee und observaties. Dat geeft het Iter een levendigheid en Gestalt (München, 1954). ‘levensechtheid’, die veel andere reisverslagen mis- Ensoli Vittozi, Serena, en Parisi Presicce, Claudio, ‘Il sen. Maar anderzijds moet men ervoor oppassen reimpiego dell’antico sul Colle Capitolino sotto il het Iter te beschouwen als een aaneenschakeling pontificato di Sisto v’. In: Luigi Spezzaferro en Maria van uitsluitend persoonlijke observaties en impres- E. Tittoni (red.), Il Campidoglio e Sisto v (Rome, 1991), sies. De vele verwijzingen en bronvermeldingen p. 85-115. getuigen ervan dat Van Buchel zijn ervaringen pas Contardi, Bruno, ‘La storia della facciata tra Michelan- jaren later aan het papier toevertrouwde, toen hij gelo e Della Porta’. In: Maria E. Tittoni (red.), La facci- ze had verwerkt en uitgebreid via nadere studie en ata del Palazzo Senatorio in Campidoglio: momenti di un gedetailleerde informatie. Wie nauwkeurig kijkt, grande restauro a Roma (Ospedaletto, 1995), p. 47-57. kan deze dimensie ook ontdekken in Van Buchels tekeningen van de Engelenburcht en het Capitool. Over Bartholomeus Marlianus Laureys, Marc, ‘Bartolomeo Marliano (1488-1566): ein Literatuur Antiquar des 16. Jahrhunderts’. In: Katharina Corse- Over Aernout van Buchel en het Diarium pius e.a. (red.), Antiquarische Gelehrsamkeit und bildende Lanciani, Rodolfo A. (red.), ‘Iter Italicum’. In: Archivio Kunst: die Gegenwart der Antike in der Renaissance (Keu- della Società romana di Storia Patria 23 (1900), p. 5-66; 24 len, 1996), p. 151-167.

utrecht in de wereld [ 55 ]