158

Gerechtsbestuur en 1711-1811

P.G.J. Huismans; met wijzigingen door D. Ruiter 1993; met mutaties 2012, 2014

Inhoudsopgave

Inleiding...... 3 1. Korte geschiedenis van de gemeente...... 3 2. Geschiedenis van het archief...... 5 3. Verantwoording van de inventarisatie...... 6 4. Aanwijzingen voor de gebruiker...... 7 5. Literatuuropgave...... 8 Inventaris...... 9 1. Stukken van algemene aard...... 9 2. Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen...... 9 2.1. Stukken betreffende de organisatie...... 9 2.1.1. Financiën en belastingen...... 9 2.1.2. Gebouwen ten dienste van het bestuur...... 9 2.1.3. Bestuur...... 9 2.2. Stukken betreffende de taak...... 10 2.2.1. Bevolking, burgerlijke stand...... 10 2.2.2. Justitie en politie...... 10 2.2.3. Volksgezondheid...... 11 2.2.4. Wegen...... 11 2.2.5. Economische aangelegenheden...... 11 2.2.6. Maatschappelijke zorg...... 12 2.2.7. Feesten en plechtigheden...... 12 2.2.8. Landsverdediging...... 12 2.3. Documentatie, aangetroffen bij het archief...... 13

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 2 van 13 Inleiding

Inleiding 1. Korte geschiedenis van de gemeente De gemeente Maarn is voortgekomen uit de oude marktgemeenschappen van Manderen en Mersebergen. Deze waren tiendplichtig aan het Domkapittel van .([In een lieflijk landschap, pp. 139 en 144.]) Het plaatselijk belang werd behartigd door buurmeesters, twee voor Maarn en twee voor Maarsbergen. Voor de rechtspraak was men afhankelijk van de schout van Leusden, die voor de volontaire rechtspraak samenwerkte met de buurmeesters. Maarsbergen was gelegen in het proosdijgoed van de Norbertijner-abdij van Berne (bij Heusden). De eigenaar had het recht van benoeming van de buurmeesters. Na de confiscatie van het goed door de Staten van Utrecht in 1648 werd het in 1656 verkocht aan S. de Marez, die ook in Maarn goederen bezat. In 1676 kreeg hij toestemming om personele en reële ongelden in te vorderen. De buurmeesters en schout van Maarn en Maarsbergen, in deze tijd nog steeds twee afzonderlijke bestuurlijke eenheden, werden nu door één persoon aangesteld. Margaretha de Marez-Trip wist bovendien in 1710 en 1714 het recht tot benoeming van een secretaris en het recht op de dagelijkse rechtspraak te verwerven, waardoor een ambachtsheerlijkheid ontstond. In 1765 werd deze heerlijkheid, in feite bestaande uit een complex van rechten, verkocht, maar zonder het bijbehorende grondbezit en landgoed. Het kasteel van Maarsbergen werd in 1804 aangekocht door mr. J.A. du Bois, die in 1810 ook de heerlijke rechten wist te verwerven.([In een lieflijk landschap, pp. 143, 157, Historie en natuur van Maarn-Maarsbergen, pp. 16-18, 22-24.]) Nadat de heerlijkheid in 1798 was opgeheven werden de gerechten Maarn en Maarsbergen samengevoegd met Doorn. In 1801 werd de oude toestand echter weer min of meer hersteld. Wel wijzigde de bestuursvorm. Had men vroeger een schout en een gerechtssecretaris, nu werd het een gecombineerde functie, welke werd vervuld door W.A. Abbema uit Woudenberg. ([Geschiedenis van de gemeentegrenzen in de provincie Utrecht, pp. 46-47; In een lieflijk landschap, p. 144. W.A. Abbema tekende de aangetroffen stukken te Woudenberg.]) In 1811 moest Abbema, die daarvoor al tussen 1785 en 1798 schout was geweest, een stapje terug doen: J.A. du Bois werd benoemd tot maire, terwijl Abbema adjunct-maire werd.([In een lieflijk landschap, p. 298 noot 6; inv. nr. 11.]) Nog in hetzelfde jaar werd een keizerlijk decreet uitgevaardigd, waarbij Maarn met ingang van 1812 opnieuw werd samengevoegd met Doorn. Bij koninklijk besluit van 1 november 1815 werd Maarn een zelfstandige gemeente. ([Geschiedenis van de gemeentegrenzen in de provincie Utrecht, p. 47; Keizerlijk decreet d.d. 30 december 1811, gepubliceerd in het Staatkundig Dagblad van het departement der Zuiderzee d.d. 11 januari 1812 no. 11.]) Van een daadwerkelijk functioneren als gemeente is tot en met 1817 echter geen spoor aangetroffen, noch in het gemeentearchief van Maarn, noch in dat van Doorn. Vergaderingen van het gerecht en later van de gemeenteraad vonden plaats in het oude rechthuistevens herberg en boerderij PlattenbergEen uitzondering vormde de periode 1825-1834, toen ten huize van de burgemeester te Maarsbergen werd vergaderd. In 1861 werd het oude rechthuis gesloopt door de eigenaar, baron G.C.C.J. van Lyndenvan Sandenburg, die op het terrein een landhuis liet bouwen. De raadsvergaderingen vonden daarna plaats in Doorn, tot in 1905 ruimte werd gehuurd in het nabij het landhuis verrezen café Klein-Plattenberg([In een lieflijk landschap, pp. 10, 144; Historie en natuur van Maarn-Maarsbergen, pp. 30-32.]) In 1925 werd hiertoe het nieuwe gemeentehuis in gebruik genomen. De secretarie van Maarn was gevestigd te Doorn, totdat per 1 januari 1924 ruimte werd gehuurd in café Klein-Plattenberg. Ook de secretarie verhuisde uiteraard in 1925 naar het nieuw gebouwde gemeentehuis.

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 3 van 13 1. Korte geschiedenis van de gemeente

De band met Doorn werd nog strakker in 1850, toen Doorn en Maarn in personele unie dezelfde burgemeester kregen. Deze situatie werd gehandhaafd tot de benoeming van burgemeester Everwijn Lange in 1924. Maarn en Maarsbergen lijken een rustige geschiedenis te hebben gekend. Bekend is alleen de overlast van ingekwartierde Hollandse en Engelse troepen in de periode 1585-1590 en van Duitse troepen in 1787. Daarnaast heeft de aanwezigheid van de spoorweg tweemaal voor enige onrust gezorgd, namelijk eenmaal met een staking in de zandgraverij (1889) en eenmaal bij de spoorwegstaking van 1903.([In een lieflijk landschap, pp. 9, 149-150; Tram en trein tussen Eem en Rijn,pp. 128, 132.]) De dorpen lijken lang een tamelijk geïsoleerd bestaan te hebben gekend. Tot ver in de negentiende eeuw was het verharde wegennet in deze contreien gebrekkig. In 1835 werd de weg tussen Maarn en Doorn opgenomen in het provinciale wegenplan en opnieuw aangelegd. Hij werd echter pas in 1852 voorzien van een grinddek en in 1925 geteerd. In 1846 werd de Maarnse Grindweg aangelegd, op initiatief van de heer van Maarsbergenmr. J.A. du BoisEen tolweg van Woudenberg via Maarsbergen naar werd in 1848 aangelegd.([M. Steenstra, Recreatie, forensisime en infrastructuur, in: Het land van de zeven tuinen, p. 132; In een lieflijk landschap, pp. 10, 139, 160-161.]) Van belang voor de geschiedenis van Maarn is natuurlijk de aanleg van de spoorlijnUtrecht- Arnhem tussen 1843 en 1845. Deze veroorzaakte een toestroom van zo'n 300 grondwerkers naar Maarn, wat aanleiding was tot het ontstaan van Klein-Amsterdam. Maarsbergen kreeg al in 1843 een stationDe aanwezigheid van de spoorlijn zelf leidde eerst in de jaren '30 van deze eeuw tot een groei van het aantal forenzen in de gemeente.([Tram en trein tussen Eem en Rijn, pp. 90, 125, 127-128; In een lieflijk landschap, p. 9; M. Steenstra, Recreatie, forensisme en infrastructuur, in: Het land van de zeven tuinen, p. 138.]) In 1901 werd een rangeerterrein aangelegd op de plaats waar de Maarnse Berg was afgegegraven. In 1910 werd station Maarn, dat al sinds 1892 bestond als goederenstation, geopend voor personenvervoer. Toen in 1924 daarnaast een wagenwerkplaats voor de spoorwegen werd gebouwd achtte men de tijd rijp voor de bouw van een woonwijk voor spoorwegpersoneel. Met de bouw van Tuindorp door woningbouwvereniging Maarn in 1923-1924 vond in Maarn de eerste komvorming plaats.([Tram en trein tussen Eem en Rijn, pp. 127, 131, 137, 139; In een lieflijk landschap, p. 9, 146; Historie en natuur van Maarn- Maarsbergen, p. 50.]) Voorzieningen als een arts, winkels, kerken, een school en een begraafplaats heeft de gemeente lang moeten missen. Begravingen geschiedden tot 1872 te Doorn of Woudenberg, waar men ook naar de kerk ging. In 1884 werd de Nederlands-Hervormde kerk te Maarsbergen in gebruik genomen, in 1915 de Hervormde kapel en in 1923 de Gereformeerde kerk te Maarn. De armenzorg was lang in handen van de diaconie van Doorn. Eerst in het gemeenteverslag van 1898 wordt melding gemaakt van bedeling door de gemeente, echter naast de bedeling door de diaconie. De eerste school, te Maarsbergen, werd geopend in 1862, in Maarn werden in 1921 en 1924 een christelijke en een openbare school gesticht.([zie o.m. inv. nr. 21, 27 en 29; Gemeenteverslag over 1898, zie ingekomen stukken 1899, inv. nr. 124; In een lieflijk landschap, pp. 139, 146-147, 150-151; Historie en natuur van Maarn-Maarsbergen, p. 54.]) De inwoners van Maarn en Maarsbergen leefden in de vorige eeuwen, veelal onder armoedige omstandigheden, van landbouw en veeteelt, vooral schapenhouderij. De toestroom van Amsterdammers als gevolg van de aanleg van de spoorlijn en het werk in de zandafgraving bracht wel veranderingen, maar het duurde tot 1919 eer de eerste winkel zijn deuren opende. ([In een lieflijk landschap, p. 142; Historie en natuur van Maarn-Maarsbergen, p. 52.]) Industrie

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 4 van 13 2. Geschiedenis van het archief was er niet, met uitzondering van een tijdens de eerste wereldoorlog gestichte houtskoolfabriek, die overigens voor veel stankoverlast zorgde en begin jaren '20 weer werd opgeheven.([In een lieflijk landschap, p. 147.]) Daarnaast bestond er uiteraard de grote zandafgraving van de spoorwegen. Aan het begin van de vorige eeuw bestond het grondgebied van de gemeente voor 60 % uit heide. De inwoners maakten gratis gebruik van deze gronden voor bijvoorbeeld het steken van plaggen. In Maarn werden de onverdeelde heidegronden, voortgekomen uit de oude markegemeenschap, bij de invoering van het kadaster op naam van het rijk gesteld. De gemeente kocht deze grond in 1847 en stelde vervolgens een reglement op voor het gebruik van deze zogenaamde Gemeenteheide. Niettemin werd het gebied aangetast door verkoop en uitgifte in erfpacht van gedeelten ervan en door woningbouw. In 1925 werd het reglement buiten werking gesteld en het steken van plaggen verboden.([In een lieflijk landschap, pp. 140-141; Historie en natuur van Maarn-Maarsbergen, p. 38, 42.]) In Maarsbergen beschouwden de heren van Maarsbergen zich sinds het verloren gaan van de oude markeverhoudingen als eigenaar van de gemeenschappelijke heide. In 1804 ontstond hierover een conflict tussen J.A. du Bois, heer van Maarsbergen, en de ingelanden. In 1809 leidde dit tot het ontstaan van de Geassocieerde Eigenaars van de onverdeelde heidegronden onder Maarsbergen, waarmee de ingelanden hun rechten en belangen beter hoopten te beschermen. Een rechtszaak over het eigendomsrecht, aangespannen door J.A. du Bois, eindigde in zijn nadeel: hij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn eis, omdat de koopakte van het goed in 1804 niet het uitsluitend eigendomsrecht op de heide bewees. In 1882 stelde jhr. K.A. Godin de Beaufort, die inmiddels heer van Maarsbergen was geworden, zijn mede- ingelanden voor de gemene heide onderling te verdelen. De weerstand van een minderheid van de ingelanden mondde uit in de rechterlijke beslissing in 1886: de grond werd verdeeld. Het heideveld is vervolgens geleidelijk veranderd in grasland en bosgebied.([In een lieflijk landschap, pp. 159-160.])

2. Geschiedenis van het archief "Het archief bestaat enkel uit stukken van den lateren tijd, wordt behoorlijk bijgehouden en zorgvuldig op eene drooge plaats bewaard," zo wordt vermeld in het gemeenteverslag. Oude charters zijn niet aanwezig.([Gemeenteverslag over 1866, inv. nr. 173.]) Ook in 1921 wordt nog opgegeven aan gedeputeerde staten van Utrecht, "(...) dat er in deze gemeente geen oud archief van vóór 1813 aanwezig is (...)."([Brief van burgemeester en wethouders aan gedeputeerde staten van Utrecht d.d. 8 augustus 1921 nr. 118/27, inv. nr. 150.]) Waar het archief van de gemeente werd bewaard staat niet vermeld, maar het gemeentehuis van Doorn is de meest in aanmerking komende plaats. In 1924, toen de secretarie van de gemeente werd overgeplaatst naar enkele gehuurde ruimten in café Plattenberg, werd het archief gehuisvest in een bovenkamer van het gebouw.([Notulen van de gemeenteraad d.d. 10 december 1923, inv. nr. 42.]) Na de voltooiing van het gemeentehuis van Maarn werden de stukken daar geplaatst. De 'inwoning' van de secretarie in het gemeentehuis van Doorn is er de oorzaak van, dat enkele stukken uit het archief verzeild zijn geraakt in het archief van die gemeente. Op 31 januari 1991 zijn deze terugontvangen van de gemeente Doorn. De ruggegraat van het archief wordt gevormd door de reeksen notulen en ingekomen en afschriften van verzonden stukken. Deze laatste reeks begint in 1825 en eindigt met 1927. Daarna is de archiefordening gewijzigd door invoering van het dossierstelsel, waarbij de stukken voor het grootste deel zaaksgewijze bij elkaar worden gevoegd en geordend volgens

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 5 van 13 3. Verantwoording van de inventarisatie de archiefcode van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Een aanloop tot dit stelsel is al te zien in de vorming van wat in het archief van Maarn 'dossiers' worden genoemd, en waarin de stukken meestal niet zaaks- maar onderwerpsgewijze bijeen werden opgeborgen. Dit systeem is gevolgd tussen 1924 en 1927, maar vormde geen wezenlijke breuk met de wijze van archiefvorming, zoals die daarvoor werd toegepast. Het inbinden van de ingekomen stukken, zoals in Maarn geschiedde is een tamelijk bijzondere vorm van archiefvorming.

3. Verantwoording van de inventarisatie De inventarisatie van het archief van het gerecht van Maarn en Maarsbergen en van het archief van de gemeente tot en met 1927 werd in 1993 in opdracht van het gemeentebestuur uitgevoerd door ODRP-VNG. De al eerder genoemde wijze van ordenen van het merendeel van de stukken, namelijk ingebonden, was aanleiding de vernietiging te beperken tot de daarnaast los aangetroffen stukken. Daarbij is de 'lijst van voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden uit de archieven van gemeentelijke en intergemeentelijke organen, dagtekenende van ná 1850' toegepast. Voor de plaatselijke geschiedenis interessant geachte stukken zijn daarbij van vernietiging uitgezonderd. Wel vernietigd zijn onder meer dubbelen, verstrekte inlichtingen, die van geen waarde zijn, mededelingen aan de gemeenteontvanger, kennisgevingen t.b.v. het bijwerken van de bevolkings- en burgerlijke standsregisters, een enkel aangetroffen kasboek en dergelijke. In totaal beslaan de te vernietigen stukken ca. 35 centimeter archief. De omvang van het archief bedraagt na deze opschoning ca. 17 meter. De scheiding tussen het oud-archief (gerecht en municipaliteit) en het statische archief van de gemeente is gelegd tussen 1811 en 1818. Van de jaren daartussen zijn geen stukken aangetroffen, wat gedeeltelijk verklaarbaar is uit de opheffing van de municipaliteit in 1812. Uit de periode 1815-1817 zijn echter ook geen stukken aangetroffen. In 1818 begint de gestructureerde reeks met de notulen van de gemeenteraad en schout en assessoren. Uit 1811 dateert een reeks ingekomen stukken. De nummering op een groot aantal van deze stukken duidt op het bestaan van een inschrijfregister of andere toegang op de stukken. Deze is niet aangetroffen. Omwille van de terugvindbaarheid zijn daarom de stukken waarop een antwoord is uitgegaan-deze werden er met een lias aan vastgehecht of in concept op het ingekomen stuk geschreven-ondergebracht in het hoofdstuk 'stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen'. Wat resteert in de reeks bestaat voor het grootste deel uit circulaires. In het overgrote deel van de reeks correspondentie zijn de ingekomen en uitgaande stukken bij elkaar in één band geplaatst. Bij de indeling van het archief is er daarom voor gekozen om in die jaren, waar de ingekomen stukken afzonderlijk van de afschriften van uitgaande stukken werden gearchiveerd, de uitgaande stukken direct achter de ingekomen stukken te plaatsen, waarna weer vervolgd wordt met de ingekomen en afschriften van uitgaande stukken. Bij de stukken werden ook bescheiden aangetroffen van het Binnenlands of Polderbestuur van Maarn c.a. , welk bestuur het beheer van wegen en waterstaatswerken regelde. Voor zover kon worden nagegaan met steekproeven was het binnenlands bestuur identiek aan het gemeentebestuur. De besluiten zijn echter niet opgetekend in de notulen van de gemeenteraad, reden waarom de stukken beschouwd zijn als een afzonderlijk archief. Uit de bijlagen tot de rekening van het polderbestuur over 1850 blijkt dat het dan is opgeheven.([zie hiervoor inv. nr. 519.]) Dit archiefje (met de oude inv.nrs 500-520) is in januari 2013 overgedragen aan het RHC Rijnstreek en Lopikerwaard in Woerden In het gemeentearchief van Doorn is een map aangetroffen met diverse raadsbesluiten uit de periode 1851-1921. Deze besluiten zijn uitgesplitst naar onderwerp, omdat ze anders niet

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 6 van 13 4. Aanwijzingen voor de gebruiker toegankelijk zouden zijn. De herkomst is bij de betreffende inventarisnummers aangegeven in een N.b. De stukken zijn, met uitzondering van de bevolkingsregisters en de registers van de Burgerlijke Stand, bij de bewerking verpakt in zuur-, metaal- en lijmvrije omslagen en dozen. Op de omslagen en dozen is een stempel aangebracht met de opdruk 'Gemeentebestuur van Maarn', met daaronder een viercijferig volgnummer. De bovengenoemde registers zijn voorzien van een etiket, eveneens met genoemd stempel en hun inventarisnummer, terwijl deze kenmerken ook nog aan de binnenzijde zijn aangebracht. Voor zover het formaat van de stukken het toeliet zijn de bescheiden geplaatst in de volgorde van de inventaris. In totaal 23 stukken zijn in verband hiermee achter de in dozen verpakte stukken geplaatst en voorzien van een plaatsingsnummer. Dit is aangegeven bij de betreffende inventarisnummers. Daarnaast zijn de bevolkingsregisters, de registers van de Burgerlijke Stand en de bouwvergunningen in overleg met de betreffende afdelingen afzonderlijk geplaatst. De bouwvergunningen zijn gevoegd bij de reeks bouwvergunningen die nog steeds wordt bijgehouden. Ook dit is in de inventaris duidelijk aangegeven. Voor een volledige titelbeschrijving van in de noten aangehaalde werken wordt verwezen naar de literatuuropgave. De auteur wil tevens de medewerkers van het Rijksarchief in Utrecht en de afdeling Interne Zaken van de gemeente Doorn bedanken voor de geboden hulp bij de institutionele naspeuringen t.b.v. deze inventaris. 4. Aanwijzingen voor de gebruiker De 'ruggegraat' van het archief wordt gevormd door de reeksen, te weten notulen, ingekomen en verzonden stukken en begrotingen en rekeningen. Op de notulen bestaan geen nadere toegangen, wel is in een aantal jaren in de marge het onderwerp aangegeven. De ingekomen en afschriften van de verzonden stukken werden afzonderlijk gearchiveerd. De ingekomen stukken werden vanaf 1825 per jaar op alfabetische trefwoorden geordend en ingebonden achter een indexblad, waarop de stukken werden ingeschreven. De stukken zelf kregen een letteraanduiding (de eerste letter van het trefwoord) en een volgnummer per letter. Tot en met 1849 werden ook uitgaande stukken op deze indexbladen aangetekend. De registratie van de ingekomen stukken veranderde niet wezenlijk tot 1882. Vanaf dan zijn de stukken ingedeeld volgens een stelsel van 27 rubrieken. Ieder stuk kreeg een algemeen volgnummer met onder de deelstreep het rubrieknummer. In 1908 vervalt de rubriek Schutterij, waardoor het aantal rubrieken 26 wordt. In 1913 wordt de indeling van de rubrieken herzien, waardoor opnieuw sprake is van 27 rubrieken. In 1922 en 1923 is in de index op de ingekomen stukken tevens een chronologische lijst van ingekomen stukken opgenomen. De afschriften van verzonden stukken zijn tot en met 1844 in afzonderlijke registers ingeschreven, maar overigens wel ontsloten door de index op de ingekomen stukken. Van 1845 tot en met 1849 zijn de ingekomen en kopieën van verzonden stukken bij elkaar gevoegd. Vanaf 1850 zijn afzonderlijke kopieboeken van verzonden stukken opgemaakt, waarbij de verzonden stukken afzonderlijk werden genummerd naar de rubrieken Algemene Zaken, Armwezen, Belastingen, Nationale Militie en Schutterij en, vanaf 1855, Jacht en Visserij. Te beginnen met 1855 zijn deze kopieboeken echter ingebonden in één band met de ingekomen stukken. De invoering van het bovengenoemde stelsel van 27 rubrieken geschiedde voor de verzonden stukken een jaar eerder dan voor de ingekomen stukken, namelijk in 1881. Vanaf 1914 komen ook getypte kopieën van uitgaande stukken voor. In het kopieboek van uitgaande stukken wordt ter plaatse verwezen naar de getypte kopie. Van 1924 tot en met 1927 is één reeks zaaks- en rubrieksgewijze geordende stukken gevormd, welke dossiers werden genoemd. Ingekomen en kopieën van uitgaande stukken zijn per rubriek

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 7 van 13 5. Literatuuropgave bij elkaar gevoegd. Elke-numerieke-hoofdrubriek is weer numeriek onderverdeeld, hetgeen met een / wordt aangegeven. Soms betreft deze onderverdeling inderdaad een zaaksgewijze ordening, d.w.z. een dossier betreffende een zaak, maar tevens komen series bescheiden en subrubrieken voor. Zo heeft 'dossier' 3 als onderwerp: Burgemeester, secretaris, ontvanger. 3/1 betreft de stukken inzake de benoeming van een secretaris enz. De onderverdeling per rubriek is vooraan elke hoofdrubriek aangegeven. De stukken dragen geen individueel registratiekenmerk van de gemeente Maarn meer, slechts een rubriek- of zaaknummer. Om gegevens uit de bovenstaande correspondentie te halen moet eerst in de indexen op de registers naar de gezochte brief worden gezocht, waarna het volgnummer aangeeft waar het stuk kan worden aangetroffen. Van 1850 tot 1924 moet voor ingekomen stukken in een andere index worden gezocht dan voor verzonden stukken. Vanaf 1924 zijn de individuele stukken niet meer afzonderlijk ontsloten, maar slechts de onderwerpen of zaken waarop zij betrekking hebben. In de inventaris zijn op enkele plaatsen plaatsingsnummers (P 1, etc.) opgenomen. Deze staan, vet gedrukt, in een n.b. achter de betreffende beschrijving. Zij hebben betrekking op stukken, die in verband met hun formaat niet in de dozen konden worden geplaatst. Hiervan is een reeks gevormd die achter het archief in dozen is geplaatst. Ook in de doos is op de plaats van het ontbrekende stuk een verwijzing geplaatst. In de bijlagen is een overzicht van deze bescheiden op plaatsingsnummer opgenomen. De omvang van het archief van het Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen (158) bedraagt 0,25 m1., dat van het Gemeentebestuur Maarn, 1818-1927 (159) 17 m1 en dat van de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand Maarn (160) 1 m1. Stukken uit dit archief kunnen worden aangevraagd door vermelding van de naam van het archief en het archiefbeheersnummer tussen ronde haken: - Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen, 1711-1811 (158); - het of (de) inventarisnummer(s) van de stukken.

5. Literatuuropgave

H. en J. Brand (ed.) Het Utrechts landschap, natuurlijk hart van Nederland, z.p.(De Bilt) 1990. J.P. Briedé Maarn en Maarsbergen in oude ansichten, 2 delen, Zaltbommel 1971, 1975. J.P. Briedé en J.W.C. Lems Historie en natuur van Maarn-Maarsbergen, z.p.(Maarn) z.j.(1981). E.J. Demoed In een lieflijk landschap. Wandelingen door de historie van Maarn, Doorn, Langbroek, Cothen, Leersum en , Zaltbommel 1984 (2e druk). J. Hagedoorn e.a. (ed.) Het land van de zeven tuinen. Zuid-oost Utrecht in perspektief, z.p. (Utrecht) z.j.(1990). W.A.G. Perks Geschiedenis van de gemeentegrenzen in de provincie Utrecht, 1795-1940, z.p. z.j. G.A. Russer Tram en trein tussen Eem en Rijn, deel I: Zuid-oost Utrecht, Alphen a/d Rijn 1992.

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 8 van 13 Inventaris

Inventaris 1. Stukken van algemene aard

1-2 Ingekomen stukken, 1811. 2 omslagen N.B.de nummering van diverse stukken duidt op het bestaan van een toegang op deze stukken, waartoe ook kopieën van uitgaande stukken lijken te hebben behoord. Aangezien deze toegang verloren is gegaan zijn de ingekomen stukken waaraan een kopie van een uitgaand stuk is gehecht omwille van de terugvindbaarheid bij de stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen ondergebracht. 1 jan.-juni 2 juli-dec 2. Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen 2.1. Stukken betreffende de organisatie 2.1.1. Financiën en belastingen

3 Correspondentie betreffende de inkomsten en uitgaven en de begroting 1 omslag van de gemeente, 1811.

4 Kohier van de uitzetting (omslag) van het logiesgeld van Maarn en 1 katern Maarsbergen over de periode van 1 februari 1747 tot en met 31 januari 1748, 1749.

5 Kohier van de uitzetting (omslag) van de buurlasten van het gerecht over 1 katern 1804, 1805.

6 Brief van de gecommiteerde tot het werk der verponding aan de 1 stuk secretaris van Maarn en Maarsbergen met verzoek om verstrekking van gegevens, 1807.

7 Staten van aangifte van huizen, landen en tienden, 1807. 4 stukken

8 Bijlagen tot de rekening over 1811, 1811-1813. 1 omslag

2.1.2. Gebouwen ten dienste van het bestuur

9 Correspondentie houdende (verzoek om) opgave van het aantal 1 lias kunstgedenkstukken, gebouwen ten dienste van de maire, kerkgebouwen en pastorieën, 1811.

2.1.3. Bestuur

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 9 van 13 2.2. Stukken betreffende de taak

10 Overeenkomst tussen de buurmeesters en geërfden van Maarn en 1 stuk Maarsbergen enerzijds en schout Arnoldus van Geijtenbeek anderzijds, waarbij de schout zal fungeren als ontvanger, taxateur en ordehandhaver ten dienste van het gerecht, tevens overeenkomst met Eduard J. van Coeverden betreffende zijn functie als gerechtssecretaris, 1718, 1720.

11 Stukken betreffende de benoeming van de maire, adjunct-maire 3 stukken en municipale raden en de aflegging van de eed van trouw aan de constitutie, 1811.

2.2. Stukken betreffende de taak

2.2.1. Bevolking, burgerlijke stand

12 Lijst van genummerde huizen onder Maarn en Maarsbergen, z.j. 1 stuk

13 Correspondentie betreffende het bijhouden van de registers van de 2 liassen Burgerlijke Stand, 1811.

14 Staten van de bevolking van Maarn c.a. en van Maarsbergen, 1811. 3 stukken

2.2.2. Justitie en politie

15 Aantekening van de getuigeverklaring van Arris Cornelis van 1 stuk Hoevelaken betreffende enkele vechtpartijen en een steekpartij met Frans, bijgenaamd Frans Knip, waarbij hij betrokken is geweest, z.j. N.B. Het stuk is aangetroffen bij de stukken uit de periode voor 1818. Indien dit terecht is, valt aan de hand van de genoemde dagen en data te achterhalen, dat het stuk mogelijk in 1793, 1799, 1805 of 1811 is te dateren. Handschrift en spelling maken een vroegere datering zeer onwaarschijnlijk.

16 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 1 lias arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee betreffende het verbod voor particuliere personen om vuurwapens te bezitten, alsmede een negatieve opgave betreffende de in Maarn aanwezige vuurwapens, 1811.

17 Brief van de maire aan de vrederechter te Amersfoort betreffende 1 stuk de vernieling van 600 jonge berken op het land van de heer Lynden van Sandenburg en het schenken na 10 uur in de herberg van Willem Koetsier aan de Heerensteeg te Maarsbergen, afschrift, 1811.

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 10 van 13 2.2.3. Volksgezondheid

18 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 1 stuk arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee betreffende de verplichting een gemeenteveldwachter aan te stellen en het advies daartoe militaire veteranen aan te stellen, 1811.

19 Vervallen N.B. Het betrof een circulaire van de procureur bij de rechtbank van eerste aanleg te Amersfoort, houdende signalement en verzoek om opsporing en arrestatie van Philip Kaanen uit 1813. Aangezien Maarn in dat jaar niet bestond als zelfstandige gemeente behoort het stuk tot het archief van de gemeente Doorn. Het is aan die gemeente teruggegeven.

2.2.3. Volksgezondheid

20 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 1 lias arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee, houdende verzoek om informatie en negatieve opgave van het aantal in 1810 aan de kinderziekte overledenen, 1811.

21 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 1 lias arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee, houdende verzoek om informatie en negatieve opgave inzake begravingen in de kerk te Maarn en Maarsbergen, 1811. N.B. Maarn en Maarsbergen hadden geen kerk. Men ging in Doorn of Woudenberg ter kerk en daar vonden ook de begravingen plaats.

2.2.4. Wegen

22 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 1 lias arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee, houdende informatie betreffende de wegen in de gemeente, 1811.

2.2.5. Economische aangelegenheden

23 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 2 liassen arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee betreffende de beetwortel-en hennepteelt, 1811.

24 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 1 lias arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee, houdende opgave van het aantal paarden, (muil)ezels, hoornvee en wolvee in de gemeente, 1811.

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 11 van 13 2.2.6. Maatschappelijke zorg

25 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 2 liassen arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee betreffende veenderijen en turfwinning, 1811.

26 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 2 liassen arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee betreffende afgegeven patenten en de in de gemeente aanwezige nijverheid, 1811.

2.2.6. Maatschappelijke zorg

27 Pleitnotitie van het gerecht en uittreksel uit het Algesienboek van 2 stukken het Provinciale Hof van Utrecht betreffende een geschil tussen het gerecht van Maarn en Maarsbergen de Diaconie van Doorn inzake de verplichting van de diaconie om armen uit het gerecht te ondersteunen, 1791 en z.j.

28 Brief van Antonij Evers, diaken te Putten, aan de heren van 1 stuk Maarsbergen, houdende verzoek om een akte van indemniteit teneinde Heymen Jan te ondersteunen, 1809.

29 Correspondentie van de maire met de onderprefect van het 1 lias arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee betreffende de armenzorg in de gemeente, 1811.

30 Brief van de maire aan de vrederechter te Amersfoort betreffende de 1 stuk aanstelling van voogden voor onmondige kinderen, waarvan de ouders zijn overleden, afschrift, 1811.

2.2.7. Feesten en plechtigheden

31 Correspondentie van de schout en het gerecht, respectievelijk de 1 lias maire met de onderprefect van het arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee betreffende de versieringen en illuminaties bij gelegenheid van de geboorte en de doop van de koning van Rome, 1811.

2.2.8. Landsverdediging

32 Circulaire van de drost van het tweede kwartier van het departement 1 stuk Utrecht inzake de voorziening van garnizoenen van brandstof en levensmiddelen op kosten van de gemeenten, 1810.

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 12 van 13 2.3. Documentatie, aangetroffen bij het archief

33 Stukken betreffende de dienstplicht, 1811. 1 omslag

34 Stukken betreffende de levering van werklieden voor de verbetering van 1 omslag de vestingwerken te Den Helder, 1811. N.B. vanuit Maarn en Maarsbergen werd één man, genaamd Janus van Klink, uitgezonden.

35 Correspondentie van de schout en het gerecht, respectievelijk de 1 stuk maire met de onderprefect van het arrondissement Amersfoort van het departement van de Zuiderzee, houdende opgave van het aantal huizen, geschikt voor het huisvesten van manschappen en paarden, 1811.

2.3. Documentatie, aangetroffen bij het archief

36 Transcriptie van een akte van 5 april 1370, waarin Gijsbert, heer van 1 stuk Abcoude, de proosdij van Maarsbergen toestaat een waterleiding te graven, z.j. (20e eeuw).

Gerechtsbestuur Maarn en Maarsbergen 1711-1811 Pag. 13 van 13