Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde Vol. 167, no. 2-3 (2011), pp. 370-380 URL: http://www.kitlv-journals.nl/index.php/btlv URN:NBN:NL:UI:10-1-101396 Copyright: content is licensed under a Creative Commons Attribution 3.0 License ISSN: 0006-2294 Korte signaleringen

HARRY A. POEZE

Maurits Ebben, Henk den Heijer en Joost Schokkenbroek (red.), Alle streken van het kompas; Maritieme geschiedenis in Nederland; Opstellen over maritieme geschiedenis in Nederland; Aangeboden aan Femme S. Gaastra bij zijn afscheid als hoogleraar zeegeschiedenis aan de Universiteit . Zutphen: Walburg Pers, 2010, 351 pp. ISBN 9789057306624. Prijs € 29,95.

Bert Manders, De ontdekking van tin op het eiland Billiton. Amsterdam: KIT Publishers, 2011, 160 pp. ISBN 9789460221309. Prijs € 19,50.

Marga C. Kerkhoven, Eduard Julius Kerkhoven: 20 Indische brie­ ven 1860-1863 verzameld uit de Hunderensche Courant. Renkum: Theefamilie Archief, 2010, 272 pp. [Theema 5.] ISBN 978.90. 8842.076.4. Prijs € 15 (te bestellen bij [email protected]).

Herman Stapelkamp, Oorlog in Atjeh: Het journaal van luitenant-ter- zee Henricus Nijgh, 1873-1874. Zutphen: Walburg Pers, 2010, 216 pp. [Werken Linschoten-Vereeniging 109.] ISBN 9789057306945. Prijs € 27,50.

Henk Mak van Dijk en Carl Nix, Wajang foxtrot: Indië in klank en beeld. Schiedam: Scriptum, 2011, 160 pp. + cd. ISBN 9789055947843. Prijs € 24,95.

Jaap Hoogenboezem, H.J. Kruls: Een politieke generaal. Amsterdam: Boom, 2010, 317+16 pp. ISBN 978085066415. Prijs € 29,50.

Frans C. Hazekamp. Het laatste grote gevecht in Indië: Tweeduizend guerrilla’s vallen Solo aan, 7-10 augustus 1949: Wat voorafging, strijd, politieke implicaties en het optreden van de commandotroepen, aangevuld met informatie uit Indonesië. Soesterberg: Aspekt, 2011, 236 pp. ISBN 9789461530264. Prijs € 18,95.

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access Korte signaleringen 371

Jet Bussemaker, Dochter van een kampkind: Ervaringen van een staatssecretaris met de oorlog in Nederlands-Indië. Amsterdam: Thoeris, 2011, 168 pp. ISBN 9789072219589. Prijs € 14,95. Carel Erasmus, De Soldaat achterna: Op avontuur met Soldaat van oranje Erik Hazelhoff Roelfzema. Zoetermeer: Free Musketeers, 2010, 206 pp. ISBN 9789048411320. Prijs € 16,95.

Carel Erasmus en Floris Meinardi, Soldaat voor Ambon: De geheime missie van Soldaat van Oranje Erik Hazelhoff Roelfzema (1917-2007). Amsterdam: Lagestee Film. dvd, 41’. Prijs € 15, inclusief ver- zendkosten (te bestellen via [email protected]).

Tjaal Aeckerlin, Paradijsvogels en kroonduiven: Indische Nederlanders in voormalig Nieuw-Guinea.Amterdam: KIT Publishers, 2010, 179 pp. ISBN 9789460220494. Prijs € 24,50.

Jan Sloot, Hoe God verscheen in Papoea: Nederlandse franciscanen in Papoea 1937-1987. Nijmegen: Valkhof Pers, 2010, 416+48 pp. ISBN 9789056253271. Prijs € 30.

Gerorge Harinck en Gerrit R. de Graaf (red.), Van zending naar oecumene: Vijftig jaar gereformeerde zending op Papua, 1956-2006. Barneveld: Vuurbaak, 242 pp. [ADChartasreeks 14.] ISBN 9789055604074. Prijs € 19,75.

Emile Leushuis, Gids historische stadswandelingen Indonesië. Amsterdam: KIT Publishers, 2011, 416 pp. ISBN 9789460221620. Prijs € 20.

Bij het afscheid van Femme S. Gaastra als hoogleraar maritieme geschiedenis aan de Leidse Universiteit, waar hij sinds 1974 doceerde, verscheen als vrien- denboek Alle streken van het kompas, een bonte, maar niet willekeurige verza- meling van opstellen van collega-onderzoekers. Gaastra is vooral bekend als auteur van het veel malen herdrukte en vertaalde De geschiedenis van de VOC, maar zijn interesse reikte verder, zoals zijn biografie en bibliografie in dit boek laten zien. De zeventien bijdragen in het boek zijn verdeeld onder de rubriek- en Europa, De Oost en De West. De Oost telt zeven stukken. Hoang Anh Tuan behandelt het einde van de VOC- en Engelse handel met Tonkin in 1693. Karel Davids schrijft over twee grote ‘multinationals’, VOC en Jezuïetenorde, waar- bij de katholieke orde voor de VOC van schrikbeeld tot partner evolueerde. Leonard Blussé vergelijkt het verlies van de Nederlandse koloniën Brazilië

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access 372 Korte signaleringen en Formosa, en stelt de vraag of dit het gevolg was van individuele tekort- komingen ter plekke, of van falend centraal beleid. Hij argumenteert voor het laatste. Voor de West-Indische Compagnie was dit een fataal verlies, voor de VOC een marginale gebeurtenis. Els Jacobs laat zien dat Kaap de Goede Hoop voor de VOC in overheersende mate een plaats voor proviandering was, en dat de handel hieraan verre ondergeschikt was en dientengevolge ook van kleine omvang. Roelof van Gelder vond een zeldzaam boekje uit 1786 Briefe aus Ostindien, dat hij kan toeschrijven aan de Duitse officier Morgenstern, die daarin vertelt over zijn omzwervingen op , waar hij van 1771 tot 1783 als officier een aangenaam en rijk bestaan leidde in de hoogste kringen. Hij heeft bijzondere aandacht voor het rijke muziekleven, dat hij ook zelf organiseerde. Van Gelder noemt vier vindplaatsen van de Briefe, maar verzuimt te vermel- den dat de KITLV-Bibliotheek als enige in Nederland ook dit boekje bezit. Perry Moree vertelt over een lange brief van VOC-bewindhebber Adriaan Sa- lomon van der Hoop, die over handelszaken en over amoureuze perikelen handelt. Tot slot onthullen Els van Eijck van Heslinga en Dirk Tang iets van de ingewikkelde maritieme en juridische kunstgrepen, waarmee tijdens het Frans-Britse conflict in de Napoleontische jaren de Nederlandse rechtsopvol- ger van de VOC poogde de grote voorraad aan koffie uit Indië naar Europa te transporteren. Tijdens een wapenstilstand werden 65(!) schepen gecharterd en uitgestuurd. Tijdens de terugreis werd de oorlog hervat. Van de 47 schepen op terugreis staakten er 12 de reis, bereikten 16 Nederland en werden er 19 door de Britten in beslag genomen. Het proces in Londen over de ‘Loyalist’, een van deze 19 schepen en zijn lading werpt een bijzonder licht op de in- gewikkelde constructies die werden gehanteerd. Vlagwisselingen, valse iden- titeiten en gedeelde eigendom van schip en lading over beide belligerenten en neutrale landen waren alle onderdeel daarvan.

In 1851 begonnen drie mannen onderzoek op het eiland Billiton naar de aan- wezigheid van tin, zoals dat al eerder op Bangka was gevonden en door het gouvernement werd gewonnen. John Loudon, succesvol ondernemer op Java, Vincent baron van Tuyll van Serooskerken, berooid en op zoek naar fortuin in Indië, en de ingenieur Cornelis de Groot verzamelden een half miljoen aan kapitaal in Nederland voor hun Billiton-Onderneming, verwierven concess- ies in Batavia en vertrokken naar het door het Nederlands bestuur nauwelijks beroerde Billiton. Ze hadden spoedig succes en vonden exploitabele hoeveel- heden tin. Het opzetten van een bedrijf dat het tin kon winnen en verhandelen was een uiterst moeizame aangelegenheid. Het bestuur in de regio werkte niet mee, terwijl het werven van arbeiders – Chinezen uit Malakka en China – met veel moeilijkheden gepaard ging. De sterftecijfers onder deze arbeiders, maar ook die onder de Europese employés, waren schrikbarend hoog. Na ruim twee jaar waren twintig mijnen in bedrijf, maar tot 1860 werd verlies

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access Korte signaleringen 373 geleden. In 1868 werd het eerste dividend uitgekeerd. Loudon schreef, mede op basis van zijn dagboek, De eerste jaren der Billiton-Onderneming, dat ver- scheen in 1883,waarin hij verslag doet van zijn pioniersarbeid. Dat boek is opgenomen in De ontdekking van tin op het eiland Billiton dat Bert Manders samenstelde ter gelegenheid van honderdenvijftig jaar tinwinning. Loudons verslag is uitgebreid met de opmerkingen die hij daaraan na verschijning to- evoegde en die vooral persoonlijke zaken onthullen – en zeer negatief zijn over Van Tuyll en De Groot. Zij zijn nooit eerder gepubliceerd. Manders leidt het boekje adequaat in, in het bijzonder over de familie Loudon. De uitgever zocht passende illustraties erbij, ook in kleur.

Het Theefamilie Archief laat met het boek Eduard Julius Kerkhoven het vijfde deel verschijnen in een serie over de geschiedenis van de thee- en kina-onder- nemingen op West-Java waaraan de namen van de families Van der Hucht, Kerkhoven, Holle en Bosscha zijn verbonden. Helle S. Haasse schreef hierover haar Heren van de thee. Marga Kerkhoven verzamelt in dit boek materiaal over het leven van Eduard Kerkhoven (1834-1905) die in Nederland, als jongste van dertien kinderen, opgroeide op het familielandgoed in Twello en in 1860 naar Indië vertrok waar hij een succesvolle theeplanter werd. Over zijn reis en eerste jaren schreef Eduard bewaard gebleven brieven, die hier in hun geheel worden afgedrukt. Hij doet daarin ook uitvoerig verslag van een reis naar Bil- liton in 1862 en de erbarmelijke omstandigheden voor de Chinese arbeiders daar (pp. 120-9). Manders haalt dit aan in het hierboven besproken boek. In nog eens ruim honderd bladzijden worden brieven en verslagen verzameld over Eduards Indische leven. Daarin is veel aandacht voor de drie geëchte kinderen, bij een Chinese njai, van Eduard, die ongehuwd bleef. Die kinderen stuurde hij voor hun opvoeding naar Nederland. Het boek is vooral een bron- nenpublicatie, dat door de auteur in logische volgorde is gebracht en van summiere toelichting voorzien. De lezer raakt gemakkelijk het spoor bijster in de talloze familieleden en hun verwantschappen. Een boek als dit behoort een register te bevatten – en het is onbegrijpelijk dat de lofwaardige inzet om dit boek samen te stellen die geringe extra moeite niet heeft omvat.

De Linschoten-Vereeniging – sinds 1908 – gaat onverdroten voort met haar publicatie van Nederlandse reisjournalen. De nieuwste aanwinst is het in het KITLV bewaarde handschrift van Henricus Nijgh, ‘Kort overzigt der door mij gedane aanteekeningen voor en gedurende de tweede Atsjineeschen oorlog’, het journaal dat deze luitenant-ter-zee tweede klasse bijhield van augustus 1873 tot januari 1874 toen hij deelnam aan de Tweede Atjehexpeditie, waar- bij een enorme krijgsmacht van dertienduizend militairen en een grote vloot optrok om de smadelijke nederlaag van de eerste expeditie van april 1873 uit te wissen. Nijghs schip werd ingezet bij de blokkade van de kust en ook bij

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access 374 Korte signaleringen diverse operaties te land, waarbij ook Nijgh in gewapende actie kwam. Zijn journaal, dat naar zijn aard voor een flink deel van opsommende inhoud is, is het meest interessant en uniek als hij de acties van zijn schip en de gevecht- shandelingen beschrijft. Ook de grote verliezen door cholera en beriberi kri- jgen bij hem accent. Over de krijgstactiek veroorlooft hij zich kritische aan- merkingen. Nijgh (1845-1917) werd al in 1859 adelborst en zou zijn loopbaan in 1895 afsluiten als hoog officier. Hij was drie keer voor langere tijd in Indië actief en werd een specialist in hydrografie. Herman Stapelkamp heeft dit journaal als Oorlog in Atjeh voorbeeldig uitgegeven. De inleiding (90 blz.) verschaft het algemene kader, beschrijft het verloop van de tweede expeditie en de levensloop van Nijgh. De tekst wordt met vijfhonderd noten ontsloten.

Van maart tot juni 2011 organiseerde het Museum Rotterdam/Atlas van Stolk de tentoonstelling Wajang foxtrot, met een gelijknamige publicatie als blijvende neerslag daarvan. De basis hiervoor vormt de uitgebreide collectie bladmuz- iek over Indië, uitgegeven van 1860 tot 1949, van het museum. Henk Mak van Dijk, die eerder in De oostenwind waait naar het westen vergeten Indische com- ponisten van klassieke muziek met Indische inspiratie herontdekte, en conser- vator Carl Nix stelden dit boek samen. In zijn toelichting bij dit boek beschrijft Mak van Dijk nog vier andere soorten ‘Indische’ muziek: die met militaire thema’s, van Atjehoorlog tot Politionele Acties, krontjong, cabaret en de in de jaren veertig uitermate populaire Kilima Hawaiians. De vaak buitengewoon fraaie omslagen van bladmuziek, alle in kleur, vullen het grootste deel van het boek. Zij zijn geordend naar thema’s als Atjeh, post, telefoon, verlangen, thee/ tabak, overtocht, enzovoorts. ‘Heerlijk Indië’ en een vanzelfsprekend geloof in de Nederlandse missie overheersen, maar in die tijd beroemde cabaretiers kwamen met scherpe kritiek. Louis Davids spande daarbij de kroon met zijn lied ‘Rassenhaat’ (1924) uit De Jantjes, met regels als: ‘Hoe sidder ik onder de klappen die ons de blanke zo rijkelijk geeft; de heeren die hoonen en trappen die onder ’t mom van beschaving, cultuur, ’n volk van millioenen verdruk- ken’; in deze geest ging het nog een paar coupletten verder (de tekst staat op p. 44, met een paar slordige fouten). Een cd met dertien nummers biedt een mooie doorsnede van de ‘Indische’ muziek, inclusief ‘Rassenhaat’.

In Jaap de Moors biografie van Spoor (besproken in deze BKI-aflevering) wordt een flink aantal malen verwezen naar H.J. Kruls, als chef van de generale staf de commandant van de landmacht in Nederland. In 2010 verscheen diens biografie H.J. Kruls: Een politieke generaal, van de hand van Jaap Hoogenboe- zem. De auteur volgt zijn loopbaan die in een stroomversnelling raakte toen hij als adjudant van de minister van oorlog in mei 1940 uitweek naar Londen. De regering in ballingschap herkende zijn organisatorische talent al snel en

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access Korte signaleringen 375 goede relaties in het kleine Nederlandse wereldje in ballingschap leverden hem de benoeming op als hoofd van het Militair Gezag dat als partner moest fungeren van het geallieerde opperbevel tijdens de bevrijding van Nederland. Van oktober 1944 tot juli 1945 was Kruls zo een zeer machtig man, die de moeilijke taak om orde en veiligheid te scheppen uitvoerde en veel kritiek oogstte. Conflicten met de sociaaldemocratische ministers in de Londense re- gering ging hij niet uit de weg – het leverde hem het etiket ‘extreemrechtse socialistenvreter’ op. Met zijn eigengereide opstelling, zijn openbare kritiek op politici en de scherpe tong die hij daarbij gebruikte was hij omstreden. In de Indische topmilitairen Helfrich en Spoor ontmoette hij verwante geesten. Volgens Hoogenboezem had Kruls geen directe invloed op het Indiëbeleid – hij had ‘slechts’ tot taak met grote spoed troepen te formeren die naar In- dië konden worden gezonden. En daarin slaagde hij. Hoogenboezem behan- delt Kruls’ bemoeienis met Indië in één hoofdstuk (pp. 205-27). Hij maakte, evenmin als de militaire top in Batavia, een keuze tussen een ‘vechtmissie’ of ‘politiemissie’ – mede door gebrek aan kennis van Indonesië, dat niet werd goedgemaakt tijdens een inspectiereis naar de Oost (april-mei 1947). Hij voer blind op het kompas van Helfrich en Spoor en liet zich ook betrekken in hun openbare oppositie tegen het Linggadjati-akkoord, inclusief een audiëntie bij koningin Wilhelmina. In het verlengde hiervan werd Kruls ook genoemd als betrokken bij plannen om een ‘soort’ staatsgreep te ondernemen. Hoogenboe- zem pleit Kruls hiervan vrij. In zijn autobiografie zegt Kruls te zijn benaderd voor steun hiernaar zonder een naam te noemen. Het zou, volgens Hoogen- boezem, zeker niet P.J.S. Gerbrandy betreffen, maar wellicht Beel – toen min- ister-president. Het zou dan moeten inhouden dat Beel de PvdA-ministers uit het kabinet wilde verwijderen om de handen vrij te hebben voor militaire actie in Indonesië. Het klinkt heel onwaarschijnlijk.

Na de Tweede Politionele Actie (december 1948-januari 1949)) waren de steden op Java door Nederlandse troepen bezet, terwijl daarbuiten een hevige guerrillastrijd woedde, die voor Nederland niet te winnen was. Die erken- ning en internationale druk leidden tot het Van Royen-Roemakkoord (mei 1949), dat de weg opende naar een overdracht van de Nederlandse soever- einiteit aan de Verenigde Staten van Indonesië, die werd gedomineerd door de Republik en haar strijdmacht Tentara Nasional Indonesia (TNI). Onderdeel van het akkoord was een wapenstilstand, waarmee de TNI slechts tegen heug en meug instemde, en die zou ingaan op 11 augustus 1949. Zeer onverwacht kwam het nog op 7 augustus tot een grootscheepse aanval van tweeduizend guerrilla’s op het Midden-Javaanse Solo. De Nederlandse de- fensie werd zwaar beproefd, wankelde maar bleef overeind. Daartoe moesten zwaar materieel, artilleriegeschut en zelfs vliegtuigen worden ingezet. Bij het ingaan van het bestand bleken grote delen van de stad in TNI-handen. Om

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access 376 Korte signaleringen de precaire politieke en militaire verhoudingen niet te belasten werd de gang van zaken in de doofpot gestopt. Frans Hazekamp (1925), zelf als officier ac- tief in Solo, geeft in Het laatste grote gevecht in Indië een gedetailleerd, militair- technisch verslag van de slag om Solo die aan vijf Nederlandse soldaten, aan wellicht enkele honderden TNI-militairen en mogelijk vijftienhonderd burg- ers het leven kostte. Ook de aanloop en de nasleep behandelt hij. Hij heeft veel aandacht voor de Indonesische kant van het verhaal. Hij geeft biografische informatie over Slamet Rijadi en Achmadi, en toetst Indonesische literatuur over de ‘Vierdaagse Veldslag’ – onder deze naam is de actie als heldenfeit vastgelegd – aan de Nederlandse verslagen erover. Over de hoofdrolspelers volgt hij te veel de eenzijdige Nederlandse intelligence, en hij heeft een aantal Indonesische bronnen over de veldslag gemist. Hij suggereert dat Slamet Ri- jadi en Achmadi in actie kwamen om de diplomatieke positie van de Republik te versterken, maar dat lijkt onjuist. Het doel was om aan Nederland en niet minder de Republikeinse leiding te tonen dat de TNI sterk en ongebroken was en in staat was tot offensieve actie. Het was een waarschuwing dat in de komende onderhandelingen met de TNI duchtig rekening moest worden gehouden. De uit militair oogpunt nutteloze actie had dus een uitgesproken politiek doel (zie hierover Harry A. Poeze, Verguisd en vergeten, 2007, pp. 1554- 67). Dit doet overigens niet af aan de waardering voor dit boek over een ver- geten, potentieel explosief incident in de moeizame dekolonisatie.

Jet Bussemaker (1961) was voor de PvdA staatssecretaris van Volksgezond- heid, Welzijn en Sport (2007-2010), en belast met de zorg voor oorlogsgetrof- fenen. In die functie hield zij op 4 mei 2008 een indrukwekkende, korte rede bij de 4-mei-herdenking op de Amsterdamse Dam. Met die rede opent haar boekje Dochter van een kampkind: Ervaringen van een staatssecretaris met de oorlog in Nederlands-Indië. Hierin mengt zij haar eigen ervaring als kleindochter van een in 1942 gesneuvelde onderzeebootkapitein en als dochter van een vader die eerst in vrouwenkampen en toen in het jongenskamp Ambarawa ellen- dige jaren doormaakte. Een reis met haar vader in 1988, waarbij zij samen zijn jeugd en oorlogservaringen nareisden, leidde vooral bij de radicale dochter tot een evenwichtige beoordeling van het verleden en toenadering tot haar vader. Een bezoek aan Japan maakte haar bewust van het vertekende oor- logsbeeld dat daar overheerste. In haar beleid als bewindsvrouw laveerde zij tussen betrokkenheid en distantie. In die periode werden, bij een sterk slink- end aantal eerste-generatie-slachtoffers, nieuwe regelingen getroffen over de steun aan hen, ‘Het Gebaar’ werd gemaakt en Bronbeek gevestigd als herin- neringscentrum. Tot slot neemt zij stelling in de huidige discussie over de oorlog: de goed-foutdiscussie en de politisering van de oorlog door bijvoor- beeld de PVV. Het resultaat is een lezenswaard en afgewogen boekje dat ver- standige dingen zegt over de verwerking van de oorlog in Azië en de omgang

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access Korte signaleringen 377 daarmee nu. Daarbij past overigens niet dat de Japanse interneringskampen ‘jappenkampen’ worden genoemd – volgens een merkwaardige tendens hier- toe, die niet wijst op een verwerking van het verleden. Uit fascinatie met de figuur Erik Hazelhoff Roelfzema (1917-2007) nam Carel Erasmus in 2005 het impulsieve besluit een film te maken over diens leven. Hij vond een partner in de filmmaker Floris Meinardi. Erasmus’ boek De Sol- daat achterna is vooral het verslag van de totstandkoming van de film. Hazel- hoff maakte furore als oorlogsheld. Zijn ervaringen beschreef in hij in Sol- daat van Oranje, dat ook als bioscoopfilm en musical groot succes had. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog raakte de in Indië geboren Hazelhoff in 1950 betrokken bij de strijd van de Republik Maluku Selatan (RMS) tegen het eenheidsstreven van Indonesië en voor een eigen Zuid-Molukse Repub- liek. Op deze spannende episode concentreert Erasmus zijn film en zijn boek. Hazelhoff vloog een geheime missie van Manila naar Ceram, waar de RMS- regering onder Soemokil een guerrilla opzette. Hij belandde ook in Nieuw- Guinea, waar onder duistere omstandigheden zijn watervliegtuig zonk. Hij kreeg hier ook steun van Nederlandse militairen en bestuurders. Dit verhaal van geheime missies, wapensmokkel en ontsnappingen heeft Hazelhoff ook zelf beschreven, maar Erasmus maakt plausibel, op basis van door hem ont- dekte documenten dat Hazelhoff een vervolg op zijn acties verzweeg, met daarbij onder meer een rol voor Prins Bernhard. Het ontbreekt echter aan een samenhangende visie op deze archivalia en hun betekenis, zoals ook verder Erasmus’ onderzoek eerder van toevallige ontdekkingen dan van een sys- tematische zoektocht afhangt. Het onderzoek bracht hem in de Filippijnen, Australië en de Verenigde Staten, waar Hazelhoff op Hawaii woonde. Twee maanden voor zijn dood interviewde Erasmus Hazelhoff nog urenlang. Het enthousiasme en de inzet voor zijn project klinken door in zijn boek. Lez- ing van het boek voor het bekijken van de film leidt tot een beter begrip van de film, die in een afwisseling van interviews met de laatste ooggetuigen en archiefopnames een beeld verschaft van Hazelhoffs acties voor de Zuid-Mo- lukse zaak, waarbij de vragen die in het boek worden opgeroepen niet aan de orde komen.

Tjaal Aeckerlin heeft sinds 2004 vijf boeken samengesteld over Indische Ne- derlanders, in een aantrekkelijke formule van interviews met een groot aantal illustraties, veelal uit privécollecties, in een fraaie uitgave. In het nieuwste, zesde, deel Paradijsvogels en kroonduiven: Indische Nederlanders in voormalig Nieuw-Guinea vertellen veertig mannen en vrouwen in vijftig verhalen uit de periode 1940-1962 over hun ervaringen in het afgelegen, door het Nederlands koloniale bestuur verwaarloosde gebiedsdeel Nieuw-Guinea, dat in 1950 plotseling grote aandacht kreeg door zijn uitsluiting van de machtsoverdracht aan Indonesië, tot het na een hevig conflict in 1963 alsnog daarvan deel werd.

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access 378 Korte signaleringen

Twaalfduizend Indische Nederlanders kozen voor een toekomst in Nieuw- Guinea, meestal misleid door rooskleurige perspectieven, na de doorstane el- lende tijdens Japanse bezetting en dekolonisatiestrijd. De opvang was slecht, aan vrijwel alles was tekort en discriminatie naar huidskleur wijdverbreid. Met veel inventiviteit en doorzettingsvermogen, in ware pioniersgeest, werd er het beste van gemaakt – en bij het terugkijken is de toon toch nog vaak po- sitief. Vrijwel allen belandden na 1962 in Nederland.

In 1937 kwamen zes franciscanen aan in Nieuw-Guinea, de vergeten uithoek van het Indische koloniale rijk. Het was het moeizame begin van vijftig jaar missie die eindigde in 1987 toen de aansluiting plaatsvond bij de Indonesische franciscaner provincie. In al die jaren waren 106 priesters uitgezonden, gevol- gd en begeleid door fraters en zusters, en hulpkrachten uit Oost-Indonesië en later Nieuw-Guinea zelf. Het begin was moeilijk, met grote logistieke proble- men en een weinig toeschietelijke overheid, die meer op had met de protes- tantse zending. Ook als gevolg van oorlog en bezetting was er tot 1946 van niet veel meer sprake dan voorbereiding en begin. Pas daarna kwam er iets terecht van opbouw en openlegging, waarbij de franciscanen, met als centrale plaats Hollandia zich ontfermden over de zielzorg voor de katholieken uit Indië, Indonesië en Nederland. Daarnaast en vooral waren zij pioniers, als ‘woudlopers Gods’, met ‘stoere vroomheid’, in de Keerom-regio ten zuiden van Hollandia, in Mimika, rond de Wisselmeren en in de Baliemvallei. In 1962 met de komst van Indonesië als nieuwe landsbestuurder begon een fase van overgang en oriëntatie naar een inlandse kerk en de Indonesische franciscaner broederschap, waarbij aan het veeljarige samenvallen van bisdom Jayapura en franciscaner orde ook een einde kwam. Jan Sloot vertelt in Hoe God verscheen in Papoea, helder en kritisch, het com- plexe verhaal van vijftig jaar franciscaner missie, allereerst in de vaak eerste ontmoeting van de westerse wereld met de Papoea’s, met nauwelijks voorbe- reide missionarissen tegenover een ingewikkelde cultuur. Zij hadden te maken met ingrijpende politieke en economische ontwikkelingen in Nieuw-Guinea en daarnaast een omslag in kerkelijke en theologische denkbeelden, in gang gezet na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Een autoritaire oplegging van absolute waarden maakte plaats voor interactie en samenwerking met oog voor de eigen culturele waarden van de bekeerlingen. Sloot doet aan al deze aspecten recht in zijn boek, dat uitvoerig verslag doet van de pioniersarbeid van de missionarissen, vaak in hun eigen woorden. Deze wordt gevat in het grotere kader van het bestuur van de missie in Hollandia/Jayapura, door man- nen als Oscar Cremers, Rudolf Staverman en Herman Münninghoff, die het talloze hoofdbrekens kostte om de missie in gang te houden. De missiegeschiedenis lijkt geheel afgesloten, ook die van de francisca- ners. Maar zo lang geleden was het niet. In Nederland genieten nu rond

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access Korte signaleringen 379 vijfentwintig priesters van hun pensioen, en zes wonen/werken nog steeds in het land dat zij ooit kozen om te bekeren.

Van zending naar oecumene bevat de bijdragen aan een congres over vijftig jaar gereformeerde zending op Papua (1956-2006). Het gaat hier specifiek om de zendingsactiviteit van de in 1944 tot stand gekomen Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt), die in Indonesië actief waren – en nog steeds banden onder- houden – met Sumba, Kalimantan en Papua. Het Papuase gebied omvat de re- gio’s Digul, Mapi en Ndeiram. Deze rechtzinnige protestantse kerk hecht gro- te waarde aan de zelfstandigheid van de aangesloten gemeenten – uitzending van zendelingen geschiedde dan ook door een gemeente. Bovendien werd het zendingswerk duidelijk gescheiden van activiteiten in medische of onderwijs- sfeer – die waren het domein van eigen ‘barmhartigheidsorganisaties’. Onver- mijdelijk leidde dit tot problemen, omschreven als fragmentatie. Concessies aan de te bekeren Papua’s in de vorm van integratie van traditionele culturele en religieuze elementen deed de zending niet – de eigen boodschap was abso- luut. Daarnaast was er de frictie tussen de sympathie voor de Papua’s en het Indonesische gezag dat zijn eisen stelde. De bundel bevat drie langere opstel- len van Kees Haak, Gerrit R. de Graaf en Ben van der Lugt (110 bladzijden) over ruwweg missionaire aspecten, de relatie cultuur-religie-antropologie, en de geschiedenis van de zending, van bekering, naar gemeentevorming, naar eigen kerkverband (Gereja-Gereja Reformasi Indonesia-Papua) en, als afron- ding, oecumenische relaties met partnerkerken. Drie oud-zendelingen – in totaal werden zeventig werkers uitgezonden – geven commentaar op Van der Lugts verhaal. Dat doet buitenstaander Th. van den End ook – en zijn kritiek op de ‘inwaartse’ opstelling van de ‘oude’ en ‘nieuwe’ kerk is scherp.

De Gids historische stadswandelingen Indonesië biedt zestien wandelroutes in ne- gen Indonesische steden: Medan, Jakarta, Cirebon, Bandung, Semarang, Yogy- akarta, Surakarta, en Malang. De samensteller Emile Leushuis is bij uitstek deskundig; al twintig jaar is hij reisadviseur voor bijzondere Indonesië- reizen. Al zijn kennis, mede gebaseerd op de bestaande literatuur en informatie ter plekke, heeft hij neergelegd in deze zorgvuldige samengestelde gids, met honderden oude foto’s en tekeningen, recente opnamen, plattegronden en drie- dimensionale tekeningen, alle in kleur. De routes worden duidelijk beschreven en over de objecten, vooral gebouwen, uit Javaanse (kratons) en Islamitische traditie (moskeeën), van Chinese achtergrond (tempels en woonhuizen) en uit de Nederlands-koloniale bouwstijl, wordt een schat aan informatie verschaft. In een inleiding over de Indonesische stad (40 bladzijden) wordt achtergrond en samenhang beschreven. Toegespitst per stad wordt dit aangevuld. Het boek past in de Indonesische en Nederlandse belangstelling voor het erfgoed. Hier- van is heel veel verloren gegaan, maar er is, zoals deze gids toont, nog veel

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access 380 Korte signaleringen behouden gebleven. Aan de hand van Leushuis is dat nu voor iedere geïnteres- seerde met weinig moeite – goede wandelschoenen en enig afzien – te ontdek- ken. Dit boek verdient veel succes en geactualiseerde herdrukken.

Downloaded from Brill.com09/24/2021 11:25:48PM via free access