Universiteit van

Denk, goed bedacht? Waarom tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlandse Denk-stemmers zich door deze partij politiek vertegenwoordigd voelen

Naam: Khadija Elberdai Studentnummer: 10747370 Datum: 13 -07- 2017 Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Studie: BA Sociologie Aantal woorden: 16.600 Begeleiders: Dr. Marcel van den Haak & Drs. Carolien Bouw E-maildres: [email protected]

Voorwoord

Voor u ligt mijn bachelorscriptie, welke het resultaat is van de afronding van de bachelor Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Dit onderzoek richt zich op de motieven van tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders om op Denk te stemmen. Het schrijven van de scriptie heb ik als een uitdaging ervaren, maar zeer zeker ook als leerzaam. Graag wil ik in dit voorwoord een aantal mensen bedanken die mij de afgelopen maanden hebben geholpen bij deze scriptie. In de eerste plaats wil ik al mijn respondenten bedanken die bereid waren om mij te helpen voor mijn onderzoek. Zonder jullie had ik dit onderzoek nooit kunnen schrijven. Ik was voor iedereen onbekend, en toch stonden de respondenten open voor een lang interview. Enkele respondenten zijn zelfs van buiten Amsterdam gekomen voor dit interview, dit maakt mij nog dankbaarder. Vervolgens gaat mijn dank uit naar Martijn de Koning, dankzij zijn hulp heb ik toegang gekregen tot een deel van de respondenten voor mijn interviews. Ook zou ik mijn begeleider Marcel van den Haak willen bedanken voor zijn feedback tijdens het schrijven van de scriptie. Dankzij zijn feedback heb ik meer structuur aan kunnen brengen in mijn scriptie. Onze gesprekken heb ik altijd als prettig en leerzaam ervaren. Daarnaast wil ik de tweede lezer, Carolien Bouw, bedanken voor haar feedback. Mijn dank gaat in het bijzonder uit naar Michiel, Adele en Rafa. Zonder jullie steun, gastvrijheid en stimulerende woorden was dit niet gelukt. Tevens wil ik Judith, Manar en mijn lieve zus Bassima, tante Naima en oom Hassan bedanken voor hun steun en motiverende woorden. En als laatste, maar zeker niet de minste, wil ik mijn lieve vriendin Mila bedanken voor het meelezen en voor haar adviezen. Ik zal de lange dagen die wij hebben gespendeerd in de universiteitsbibliotheek niet vergeten. Je positieve instelling en aanmoedigingen waren een enorme steun en je moedigde me steeds aan om door te gaan, daarvoor bedankt.

Ik wens u veel leesplezier.

Khadija Elberdai, Amsterdam, 13 juli 2017

2 Inhoudsopgave Voorwoord 2 Introductie 4 Hoofdstuk 1 7 Theoretisch kader 7 Hoofdstuk 2 16 Methodologie 16 2.1 Onderzoeksdesign 16 2.2 Onderzoekspopulatie en sampling 17 2.3 Operationalisering vragenlijst 18 2.4 Dataverwerking en -analyse 19 2.5 Mijn rol als onderzoeker 19 Hoofdstuk 3 20 Resultaten 20 3.1 Identiteitsbeleving van de tweede generatie 20 3.2 Stemgedrag vóór Denk 22 3.3 Teloorgang van de Partij van de Arbeid 25 3.4 De verrechtsing van het politieke klimaat in Nederland 30 3.5 Denk, het gedroomde huwelijk van descriptieve en substantiële vertegenwoordiging 33 3.6 Denk: het zwarte schaapje in de politiek 38 3.7 Successen van Denk & Weinig kritieken op Denk 41 Hoofdstuk 4 44 Conclusie & Discussie 44 Literatuurlijst 47 Bijlagen 65 Bijlage A. Lijst respondenten 65 Bijlage B. Interviewvragen 66 Bijlage C. Codeerschema 72

3 Introductie

‘‘De boze bruine man’ stapt over van PvdA naar Denk”, zo kopte het NRC Handelsblad in februari 2017 naar aanleiding van de publicatie van een electoraal onderzoek onder kiezers met een niet-Westerse migranten achtergrond (Niemantsverdriet, 2017). Cijfers bevestigen het beeld van de ontevreden kiezer met een niet-Westerse migranten achtergrond; uit een recent onderzoek van het onderzoeksbureau Ipsos blijkt dat slechts zestien procent van de Turkse Nederlanders vertrouwen heeft in de Nederlandse politiek. Onder Marokkaanse Nederlanders is dat veertig procent (Ipsos, 2017, p.3). Even weinig Turkse als Marokkaanse Nederlanders voelen zich vertegenwoordigd door partijen in de politiek, namelijk circa twee op de tien. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat als gevraagd wordt naar zorgwekkende ontwikkelingen in de wereld, Turkse en Marokkaanse Nederlanders vooral de opkomst van het islamitische populisme noemen (Ipsos, 2017, p.3). De politicoloog Floris Vermeulen zocht een antwoord op de vraag waarom veel Turkse en Marokkaanse kiezers zich van de gevestigde politieke orde af bewegen. Hij stelt dat door segregatie en polarisatie veel Turks- en Marokkaans-Nederlandse jongeren zich afwenden van de politiek. Ze voelen zich niet vertegenwoordigd in de politiek en niet verbonden met de Nederlandse samenleving (Trouw, 2017, Van der Valk, 2017, p. 7). De segregatie heeft twee componenten, een sociaal-economische en een politiek-culturele. Turkse en Marokkaanse kiezers hebben relatief vaak een lage sociaal-economische status en ervaren segregatie langs die lijnen (Jaarrapport Integratie, 2016, pp. 11-12). Daar bovenop hebben de meeste Turkse en Marokkaanse kiezers een islamitische achtergrond en ervaren ze dat in het huidige Islamkritische klimaat als een bron van segregatie. Deze vorm van segregatie loopt langs politiek-culturele lijnen (Van der Valk, 2017, pp. 39, 45). Deze vormen van segregatie zijn niet volkomen nieuw. De verkiezingen van maart 2017 stonden, zoals Floris Vermeulen aangeeft, in het teken van segregatie en polarisatie. De factor polarisatie zoals Turkse en Marokkaanse stemmers die ervaren, kan niet los worden gezien van de opkomst van populistisch rechts en met name van de PVV, die volgens Van der Valk de partij is die de grootste criticaster is van moslims, Islam en Marokkanen (Van der Valk, 2017, p. 39). In het huidige politieke landschap zien sommige kiezers met een Turkse, Marokkaanse of islamitische achtergrond geen tegenpool van hetzelfde kaliber. Partijen die zich wèl tegen de toon van Wilders keren worden onvoldoende als consequente belangenbehartigers gezien van Marokkanen en Turken in Den Haag. GroenLinks, blijkt uit

4 onderzoek van Labyrinth onder moslim-kiezers, was bij de vorige verkiezingen niet erg populair onder deze doelgroep. Het standpunt van GroenLinks ten aanzien van ritueel slachten zou daarbij een rol kunnen hebben gespeeld (Labyrinth, 2012). Hetzelfde afwijzende standpunt wordt door D66 gehuldigd. Dit dreigende verbod zit veel moslims hoog, PvdA- statenleden dreigden uit onvrede met het PvdA-standpunt zelfs op een andere partij te stemmen bij de Eerste Kamer verkiezing als de PvdA z’n standpunt niet zou wijzigen (“Ritueel slachten verdeelt PvdA”, 2011, p. 8). De PvdA, de partij die electoraal traditioneel het meest profiteerde van de migrantenstem (Vermeulen, Kranendonk & Esajas, 2014, p. 52), lijkt door de stellingname van enkele partijkopstukken in rechtser vaarwater te zijn beland. Zo vond partijvoorzitter dat Marokkanen die niet willen deugen vernederd moeten worden voor de ogen van hun eigen mensen. Fractieleider zei dat Marokkaanse jongens een etnisch monopolie op overlast hebben (Algemeen Dagblad, 2016). Het kan gesteld worden dat er onder Turkse en Marokkaanse kiezers een tegengeluid gemist wordt op electoraal vlak. Het gevoel in de steek gelaten te worden wordt verder uitvergroot door sociaal- economische segregatie. De PvdA heeft te maken met een algehele crisis van representatie als het gaat om het vertolken van de stem van de sociaal-economisch zwakkere in de samenleving. Ook hierin voelen Turkse en Marokkaanse stemmers die relatief een sociaal- economisch zwakkere positie innemen zich in de steek gelaten (EtnoBarometer, 2017, p.21) Denk is de partij die het meest heeft geprofiteerd van de etnische kiezer die zich heeft afgekeerd van de PvdA bij de afgelopen verkiezingen. Deze partij werd in 2015 opgericht door en Selçük Öztürk, het tweetal dat eind 2014 de Partij van de Arbeid (PvdA) had verlaten (Trouw, 2017). Deze nieuwe partij heeft afgelopen verkiezingen veel stemmen gehaald in buurten als Amsterdam Nieuw-West en Rotterdam-Zuid (Remie & Geurts, 2017). Etnische minderheden stemmen vaak links en met name PvdA. De PvdA is onder etnische minderheden echter sterk in populariteit afgenomen (Van der Zwan & Lubbers, 2016, p. 10, EtnoBarometer, 2017, p. 3). De vraag is hoe het kan dat een dergelijke nieuwe partij zoveel stemmen heeft gekregen en waarom Turkse en Marokkaanse Nederlanders zich wel door deze partij vertegenwoordigd voelen. Daarom stel ik de onderzoeksvraag: In hoeverre en waarom zeggen tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlandse Denk- stemmers zich meer politiek vertegenwoordigd te voelen door partij Denk dan door andere partijen? Om deze hoofdvraag te beantwoorden is het noodzakelijk om de vraag te beantwoorden welke motieven Denk-stemmers hadden om op deze partij te stemmen en in

5 hoeverre dit verschilde van de motieven die zij hadden om eerst op andere partijen te stemmen. Deze twee vragen staan centraal in het hoofdstuk ‘Resultaten’. In het hoofdstuk ‘Theoretisch kader’ ga ik in op de theorie van Hanna Pitkin, die drie dimensies van vertegenwoordiging onderscheidt. Eén van deze dimensies gaat over identiteit. Identiteit en identificatie speelt volgens Pitkin een grote rol bij de keuze voor een specifieke vertegenwoordiger. Om die reden ga ik in het hoofdstuk ‘Perspectieven op identiteit’ in op de vraag welke identiteit Denk probeert te construeren. In het hoofdstuk ‘Resultaten’ wordt de feedback van de respondenten op deze identiteit aan de orde gesteld. Dit onderzoek is wetenschappelijk gezien relevant, omdat het kan bijdragen aan meer kennis over het stemgedrag en kennis over het gevoel van vertegenwoordigd zijn in de politiek van Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Hier is niet veel over bekend, wel onderzoek naar stemgedrag op gemeentelijk niveau (Berger, Fennema, Van Heelsum, Tillie & Wolff, 2001, FORUM, 2010, Kranendonk, Michon, Schwartz & Vermeulen, 2014). Een kwalitatief onderzoek waarin de ervaringen, meningen en ideeën van deze groepen centraal staan zijn echter niet onderzocht. Dit onderzoek kan bovendien bijdragen aan de kennis over de ervaringen en ideeën van tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders in het Nederlandse politieke klimaat. Daarnaast kan het bijdragen aan kennis over wat de relatief nieuwe partij Denk betekent voor haar stemmers. Het onderzoek is maatschappelijk gezien relevant, omdat politieke vertegenwoordiging van verschillende groepen in de maatschappij belangrijk is. Als bepaalde bevolkingsgroepen zich niet vertegenwoordigd voelen in het politieke bestel, heeft dat gevolgen voor de legitimiteit van beslissingen. Als Nederlandse burgers van Turkse en Marokkaanse komaf zich niet vertegenwoordigd voelen door de Nederlandse politiek, kan dit leiden tot een crisis van legitimiteit, maar ook dat burgers het vertrouwen in de politiek verliezen waardoor ze minder zullen participeren.

6

Hoofdstuk 1

Theoretisch kader Culturalisering van het burgerschap en het effect op stemgedrag van Turkse en Marokkaanse Nederlanders

Uit recent verkiezingsonderzoek van Ipos blijkt dat de verdeeldheid in Nederland en de anti- Islamhouding een punt van grote zorg is voor Turkse en Marokkaanse kiezers (Ipsos, 2017, pp. 3,8, 10). In dit hoofdstuk zal vanuit de ontwikkeling van de culturalisering van het burgerschap een verklaring gegeven worden voor de verandering in stemgedrag bij een belangrijk deel van het Turkse en Marokkaanse electoraat. Dit is relevant voor dit onderzoek omdat hierin mogelijk een verklaring kan worden gevonden voor de opkomst van partij Denk. Door een blik op deze geschiedenis te werpen kunnen we ook wellicht een antwoord vinden op de vraag wat partij Denk voor de Turks- en Marokkaans-Nederlandse stemmers betekent of kan betekenen. Uit eerder onderzoek blijkt dat Nederland het tot 2012 goed deed in vergelijking met andere landen als het gaat om de vertegenwoordiging van Nederlanders met een migratieachtergrond in de politiek (Mügge & Van der Pas, 2017). De PvdA was niet alleen de partij die de meeste Kamerleden had met een etnische achtergrond, maar ook van oudsher de politieke partij waar de meeste Turkse en Marokkaanse Nederlanders op stemden. Hier is echter verandering in gekomen. De afname in het aantal kiezers met een migrantenachtergrond deed zich al voor tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 (Vermeulen, Kranendonk & Esajas, 2015, pp. 52-53). De afname van het aantal migranten- stemmen op de PvdA nam nog veel grotere vormen aan bij de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen maart, waar de PvdA een verlies leed van 20 zetels (NRC, 2017).

Hoogleraar sociologie Jan Willem Duyvendak van de Universiteit van Amsterdam stelt dat uitspraken van politici en de hardere toon over moslims en migranten (zoals dat mensen kunnen ‘oppleuren’ als het hen hier niet bevalt), het gevoel versterkt dat zij hier niet thuishoren, niet in Nederland, en kennelijk ook niet in de politiek. De opkomst van een politieke partij als Denk beschrijft Duyvendak als ‘emancipatie in de context van toenemende polarisatie’ (Van Houten, 2017). Deze polarisatie uit zich in een toenemende publieke en politieke discussie over de multiculturele samenleving en de problematisering van de Islam in Nederland.

7 Duyvendak, Menno Hurenkamp en Evelien Tonkens contextualiseren de onvrede onder het Turkse en Marokkaanse electoraat in hun analyse van ‘culturalisering van burgerschap’. Hiermee wordt bedoeld dat de nadruk bij het denken over burgerschap niet meer alleen ligt op de sociaal-economische integratie en particpatie van burgers, maar steeds meer is gaan liggen op het tonen van betrokkenheid en het voldaan aan de elementen van de Nederlandse cultuur, zoals ‘Nederlandse’ normen en waarden (Duyvendak, Hurenkamp & Tonkens, 2010, p.3). Zij stellen dat er steeds meer de nadruk is komen te liggen op de noodzaak voor emotionele binding en loyaliteit met de Nederlandse cultuur, ze noemen dit ‘emotive culturalization’. Dit houdt in dat minderheden hun loyaliteit moeten tonen aan Nederland. De allochtone burger dient de ‘Nederlandse burger’ en de Nederlandse cultuur met haar ‘Nederlandse normen en waarden’ te volgen. De Nederlandse cultuur wordt gepresenteerd als een afgebakende vaststaande cultuur. Om deze cultuur te beschermen tegen externe invloeden, moet deze beschermd worden, en moeten migranten dus blijk van loyaliteit tonen (Duyvendak, Hurenkamp & Tonkens, 2010, p. 4). Dit onderzoek wordt gestaafd door bevindingen zoals die van sociologe Fleur Sleegers. Vóór het jaar 2000 werd het dominante publieke en politieke discours over de multiculturele samenleving gekarakteriseerd door een tolerantie ten opzichte van etnische minderheden. Deze tolerantie werd hierna steeds minder (Sleegers, 2007, p.17). In het dominante discours vanaf 2000 is de toon negatiever en ongenuanceerder (Sleegers, 2007, p.68). Problemen zoals werkloosheid onder migranten en criminaliteit worden eenzijdig toegeschreven aan culturele en religieuze factoren. Om deze problemen op te lossen wordt assimilatie verwacht van etnische minderheden. De nadruk in het debat is komen te liggen op het benoemen van Nederlandse kernwaarden. De islamitische identiteit wordt steeds vaker als bedreiging voor deze kernwaarden gezien (Sleegers, 2007, p. 30). Er wordt gesproken in termen van ‘wij’ als tolerant en ‘zij’ die een cultuur of religie aanhangen die het obstakel is voor het slagen van de integratie (Sleegers, 2007, pp. 62-63). Telkens wordt er benadrukt dat de waarden die moslims aanhangen onverenigbaar zijn met de Nederlandse democratie en spanningen in de samenleving veroorzaken (Sleegers, 2007, 57- 58). Door het belichten van deze context met de analyse van Duyvendak et al. en Sleegers is het mogelijk de huidige onvrede van het Turkse en Marokkaanse electoraat te duiden. Als er gekeken wordt naar de vertegenwoordiging van etnische minderheden in de Tweede Kamer, dan blijkt dat de PvdA gemiddeld genomen de meeste vertegenwoordigers met een migrantenachtergrond had (Mügge & Damstra, 2013, p. 344). Dit zou te maken hebben met hun linkse en sociaal-democratische ideologie (Ibid.). De PvdA was vrijwel de 8 enige politieke partij die interne vertegenwoordiging toestond voor minderheidsgroepen als vrouwen en allochtonen. Dit houdt in dat deze groepen in de partij zelf apart georganiseerd waren op basis van hun identiteit. Zo was Hedy d’Ancona, een prominent PvdA-lid, de leidster van de Rode Vrouwen. Het stemgedrag van etnische minderheden zoals Marokkaanse en Turkse Nederlanders kenmerkte zich lange tijd door op linkse partijen te stemmen, met een voorkeur voor de PvdA (FORUM, 2010, pp. 1,5, Vermeulen, Kranendonk & Esajas, 2014, p. 52). Tussen 1986 en 2012 waren er in totaal 54 kandidaat-Kamerleden met een Turkse achtergrond en 44 kandidaten met een Marokkaanse achtergrond (Mügge, 2015, p. 8). Bij de verkiezingen van afgelopen maart waren er in totaal tien kandidaat-Kamerleden met een Marokkaanse achtergrond en zes met een Turkse achtergrond die op een verkiesbare plek stonden van de politieke partijen die deelnamen aan de verkiezingen (Mügge & Van der Pas, 2017). De PvdA is op standpunten over immigratie en integratie echter mee gaan doen in de culturalisering van het burgerschap. Om die reden hebben partijkopstukken steeds vaker een harde toon aangeslagen jegens ‘allochtonen’ (Vermeulen, Kranendonk & Esajas, 2014, p. 53). Deze wijziging in standpunten is begonnen rond 2000. Een recent politicologisch onderzoek stelt zelfs dat de PvdA bewust koos voor een restrictiever immigratiebeleid en afstand nam van multiculturalisme, om de witte arbeider aan zich te blijven binden (Bale, Green-Pedersen, Krouwel, Luther & Sitter, 2010, pp. 410, 416). Door deze veranderende retoriek en koerswijziging kan het zijn dat kiezers met een migratieachtergrond zich minder vertegenwoordigd voelen door de PvdA. Er is nog geen goed onderbouwde analyse van de recente verkiezingsnederlaag van de PvdA verschenen. Socioloog, PvdA-lid en voormalig directeur van de Wiardi Beckman Stichting, Paul Kalma, deed echter wel al een poging. In zijn analyse moet het de PvdA verweten worden dat ze te weinig in de bres zijn gesprongen voor de multiculturele samenleving en op sociaal-economische thema's te weinig heeft gedaan aan "de afbrokkeling van de sociale markteconomie, ten gunste van een agressief financieel kapitalisme" (Kalma, 2017, pp. 6, 10). De rechtsere koers op het gebied van sociaal-economische vraagstukken kan ook een reden zijn dat echte sociaal-democraten en mensen in een zwakkere sociaal- economische positie, waaronder migranten, de partij de PvdA de rug toe hebben gekeerd. De ontwikkeling van de culturalisering van het burgerschap heeft geleid tot een culturele polarisatie in de samenleving. De PvdA is in sommige aspecten meegegaan in deze ontwikkeling wat geleid heeft tot een verwijdering tussen de partij en haar traditionele Turkse en Marokkaanse electoraat (Ipsos, 2017, p. 3). In 2017 was er een electoraal alternatief voor 9 deze kiezers in de vorm van partij Denk. Zij vormen met name een alternatief voor de kiezer wiens acceptatiegrens van de cultuurkritiek bereikt is.

Vormen van politieke vertegenwoordiging In de introductie en in het voorgaande hoofdstuk is een beeld geschetst van een kloof in politiek denken tussen de Turkse en Marokkaanse kiezer en de partijen op wie zij mogelijkerwijs kunnen stemmen. Daarbij is het verlies van het vertrouwen in de PvdA met name genoemd. Dit onderzoek gaat daarmee in essentie over de rol van identiteit en identificatie in het vraagstuk van representativiteit en politieke vertegenwoordiging. De kern van het proces van politieke vertegenwoordiging is dat er in een samenleving diverse belangen en noden bestaan die tegen elkaar afgewogen worden en waar, door politieke vertegenwoordigers van burgers, keuzes in worden gemaakt (Celis, Meier & Wauters, 2010, p. 3). Hoewel de betekenis van politieke partijen afneemt, dit is bijvoorbeeld te zien aan het dalende ledenaantal van politieke partijen (Van Biezen, 2014, p. 36), wordt het strijdveld van belangen en noden in Nederland sinds het begin van de 20ste eeuw gedomineerd door groepen georganiseerd in politieke partijen. Verschillende politieke partijen vertolken verschillende visies op de samenleving en burgers stemmen op de partij die volgens hen de beste visie op de samenleving vertolkt (Ibid, p.3). In dit onderzoek wordt de betekenis van de begrippen identificatie en identiteit ontleend aan een recent rapport van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid. In het WRR rapport Identificatie met Nederland worden drie dimensies van identificatie gebruikt die ontleend zijn aan analyses van Anthony Giddens, Erving Goffman en Jean-Claude Ruano- Borbalan (WRR, 2007, p. 58). Er wordt gesproken van functionele identificatie, normatieve identificatie en emotionele identificatie. Functionele identificatie is de vorm van identificatie die zorg draagt voor maatschappelijke binding. Deze vorm van identificatie hangt samen met het begrip interdependentie. Het is een vorm van identificatie waarin mensen verbonden zijn door hun rol, oftewel functie in de samenleving (WRR, 2007, p. 59). Mensen identificeren met elkaar omdat ze afhankelijk zijn van de functies die medemensen voor elkaar vervullen. Deze vorm van identificatie wordt dus niet bepaald door etnische achtergrond, maar door bijvoorbeeld de activiteiten die mensen in hun buurt ondernemen, of doordat ze met mensen omgaan op werk of op school (Ibid., p.107). Gezien de context van dit onderzoek is functionele identificatie van minder groot belang. Door Duyvendak et al. (2010) is aangegeven dat het probleem van representatie vooral valt binnen het domein van normatieve en emotionele identificatie. Normatieve identificatie geeft de mogelijkheid aan individuen om zich te identificeren met elkaar of een land op basis van daarbinnen geldende gedragsregels (WRR, 2007, pp. 139). 10 Normatieve identificatie kan een bron van conflict worden als groepen in de samenleving onderling conflicterende normen en waarden hebben. Deze conflicten kunnen verschillende onderwerpen hebben die vaak een sociale, morele of juridische component bezitten (Ibid.). Juist de morele en sociale componenten leiden tot conflicten. In de Nederlandse samenleving stelt het WRR rapport, lijkt het meer te gaan over aanpassing aan de norm dan van de norm (Ibid., p. 138, 146, 148). De bevindingen van Duyvendak et al. (2010) zijn een verder uitwerking van deze constatering. Emotionele identificatie gaat over gevoelens van verbondenheid met anderen en in meer abstracte zin met Nederland (WRR, 2007, pp. 59-60). Volgens het WRR rapport kunnen burgers in een veranderende samenleving zoals de Nederlandse, meerdere loyaliteiten hebben zonder dat dit een probleem hoeft te zijn voor hun verbondenheid met Nederland. Van belang is dat deze hybride identificaties worden erkend en gewaardeerd en niet onmiddellijk ter discussie worden gesteld (Ibid., p. 17, 33-34). Omdat dit binnen het kader van culturalisering van het burgerschap juist wèl gebeurt en er meer of minder expliciet een keuze geëist wordt kan emotionele identificatie ook leiden tot culturele polarisatie. Het probleem van normatieve en emotionele identificatie heeft effect op het vraagstuk van politieke vertegenwoordiging. Om dit verband te verduidelijken richt ik mij op de theorie van Hanna Pitkin zoals uiteengezet in The Concept of Representation (1967). Pitkin analyseert de verschillende wijzen waarop vertegenwoordiging plaats kan vinden. In haar boek, The Concept of Representation, wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van (politieke) vertegenwoordiging, namelijk formele vertegenwoordiging, descriptieve of symbolische vertegenwoordiging en substantiële vertegenwoordiging. Hieronder wordt elk van deze vormen toegelicht.

Formele vertegenwoordiging Bij formele vertegenwoordiging gaat het om de ‘formele dimensie’ van vertegenwoordiging. Wat deze vorm van vertegenwoordiging formeel maakt, is dat er een overeenkomst of transactie wordt afgesloten tussen de vertegenwoordiger en de vertegenwoordigde (Pitkin, 1967, p. 39). Hiermee geeft de vertegenwoordigde de toestemming aan de vertegenwoordiger (‘agent’) om namens hem of haar te spreken (Pitkin, 1967, pp. 52-54). Onderdeel van deze overeenkomst is dat degene die vertegenwoordigd wordt, zijn of haar onvrede kan uiten en hiervoor de vertegenwoordiger ter verantwoording kan roepen (Ibid., p.56). Als de onvrede blijft, kan de vertegenwoordigde een einde maken aan de overeenkomst en dus de vertegenwoordiger straffen voor het niet handelen in overeenstemming met zijn of haar wensen (‘output’). In de politieke context zal dat betekenen dat een burger niet meer op een 11 bepaalde partij of bepaalde kandidaat stemt. Bij formele vertegenwoordiging gaat het om de formele relatie tussen de vertegenwoordiger en elke kiezer. Deze relatie is voor dit onderzoek niet het meest relevant omdat dit geen licht werpt op de specifieke relatie tussen identiteit en vertegenwoordiging.

Descriptieve vertegenwoordiging Naast de formele dimensie van vertegenwoordiging, beschrijft Pitkin ook de descriptieve of symbolische vertegenwoordiging. Pitkin noemt deze descriptieve vertegenwoordiging ook wel ‘standing for’ (Pitkin, 1967, p.60). Uiteraard draait het hier ook om de relatie tussen agent en principal, maar in plaats van de formele relatie rondom het mandaat van de kiezer wordt hier de focus gelegd op de vertegenwoordigers. Hierbij worden de vragen gesteld wie de vertegenwoordigers zijn, wat hun kenmerken zijn en waar zij voor staan. Er wordt daarbij gelet op kenmerken zoals etnische afkomst, gender en seksuele oriëntatie. Wat een vertegenwoordiger een vertegenwoordiger maakt, is, volgens Pitkin, wie ze zijn en hoe ze eruit zien (Pitkin, 1967, p. 61). Bij deze vorm van vertegenwoordiging gaat het erom dat de vertegenwoordiger degene weerspiegelt die hij vertegenwoordigt. Dat betekent dat de besluiten die de vertegenwoordiger neemt zo moeten zijn dat degenen die vertegenwoordigd worden zich daar grotendeels of geheel in herkennen, ofwel dat besluit zelf ook zouden hebben genomen (Pitkin, 1967, p. 62). De descriptieve dimensie is met name aan de orde bij analyses van vraagstukken over vertegenwoordiging van bepaalde maatschappelijke minderheidsgroepen in de politiek. In politieke instituties zoals het parlement kan descriptieve vertegenwoordiging bewerkstelligd worden als de gekozen vertegenwoordigers een afspiegeling zijn van de Nederlandse samenleving (Pitkin, 1967, p. 62). Wanneer dit niet het geval is, kan dit het wantrouwen in de instituties bij bepaalde maatschappelijke groepen in de samenleving vergroten en dat kan leiden tot de vermindering van de legitimiteit van politieke instituties. Het is dit aspect van deze descriptieve dimensie, die in combinatie met een verminderd vertrouwen in de formele vertegenwoordiging een verklaring kan geven waarom juist nu Denk een kans maakte om zetels binnen te slepen. Het feit dat traditionele partijen als de PvdA die besluiten nemen waarin de Turkse en Marokkaanse kiezer zich niet herkennen, wordt gekoppeld aan het gebrek aan herkenning van de vertegenwoordigers, de agents, van deze traditionele partijen als authentieke vertegenwoordigers van de gemeenschap. De kloof tussen agent en principal voelt daardoor nog groter aan, een feit dat aansluit bij gegevens uit opiniepeilingen waarin Marokkaanse en Turkse kiezers aangeven zich niet alleen politiek, maar ook 12 maatschappelijk buitengesloten te voelen. Dat laatste, blijkt uit een onderzoek vlak voor de verkiezingen, zou een rol hebben gespeeld bij Turkse en Marokkaanse Nederlanders om op Denk te stemmen (Ipsos, 2017, pp. 5-6).

Substantiële vertegenwoordiging Bij zowel de formele als de descriptieve dimensie van vertegenwoordiging ging het niet over wat vertegenwoordiging inhoudelijk betekent. Dit wordt duidelijker bij de substantiële vertegenwoordiging. Pitkin noemt dit ook wel ‘substantive acting for others’ (Pitkin, 1967, p. 115). Substantiële vertegenwoordiging staat los van descriptieve vertegenwoordiging, omdat de vertegenwoordigde bij substantiële vertegenwoordiging niet per se dezelfde identiteit of kenmerken hoeft te hebben als de vertegenwoordiger. Ook staat substantiële vertegenwoordiging los van formele vertegenwoordiging, omdat een vertegenwoordigde zich ook vertegenwoordigd kan voelen door iemand waar hij niet voor heeft gekozen (Pitkin, 1967, p.118). Dit betekent dat iemand zich vertegenwoordigd kan voelen door iemand met een andere etnische achtergrond. Representativiteit wordt dan gezien als een indicatie van de mate waarin de vertegenwoordiger (dit kan een persoon, groep, organisatie of instelling zijn) erin slaagt om, wensen en noden die leven onder een bepaalde groep in de samenleving aan de kaak te stellen (Pitkin, 1967, p.116). Dit zou dus betekenen dat het handelen van de vertegenwoordiger binnen de voorkeuren en wensen van de vertegenwoordigde burger moet liggen. Vertegenwoordigers zijn echter lang niet altijd in staat om de wensen en belangen van de vertegenwoordigden te realiseren. Pitkin schrijft dat deze substantiële vertegenwoordiging de meest ingewikkelde vorm van representatie is. Het is namelijk van belang hoe de vertegenwoordiger de wensen en belangen van een vertegenwoordigde vertegenwoordigt: Welke wensen en belangen komen eerst aan bod en wie bepaalt de keuzes, de vertegenwoordiger of de vertegenwoordigde? Vervolgens is het de vraag of het algemeen belang of de specifieke belangen van de vertegenwoordigden wordt vertegenwoordigd (Pitkin, 1967, pp.118- 119). Binnen de context van de culturalisering van het burgerschap, kan er een spanning ontstaan als er politieke keuzes gemaakt moeten worden die samenhangen met het conflict tussen bepaalde minderheidsgroepen en de dominante cultuur, zoals bijvoorbeeld in het vraagstuk van ritueel slachten. Het vraagstuk van substantiële vertegenwoordiging hangt daarom samen met het vraagstuk van descriptieve vertegenwoordiging. In kiezersonderzoeken van Ipsos blijkt duidelijk dat bij de Turkse en Marokkaanse kiezers sprake is van een spanning op het gebied van het ‘substantive acting for others’. De

13 inhoudelijke keuzes van de gekozen vertegenwoordigers worden onvoldoende herkend (Ipsos, 2017, pp. 1-2). In het theoretisch kader dat wordt toegepast in dit onderzoek, stelt Hanna Pitkin dat er drie vormen van electorale representatie zijn. Het raakvlak tussen identiteit en representatie legt zij vooral bij de dimensie van descriptieve vertegenwoordiging. Als Turkse en Marokkaanse kiezers van de tweede generatie zich onvoldoende kunnen of willen identificeren met de Nederlandse identiteit dan zal dat uitgaande van de descriptieve dimensie een reden kunnen zijn om op een partij te stemmen waarvan de identiteit past bij de groep waarmee zij zich wel kunnen identificeren.

Kritische reflectie en discussie Ondanks het feit dat Pitkin's boek een klassiek werk is in het veld van politieke vertegenwoordiging, is er door de jaren heen door diverse wetenschappelijke auteurs kritiek geleverd op hoe Pitkin de realisatie van deze vormen van vertegenwoordiging beschrijft. In de eerste plaats wordt bij formele vertegenwoordiging de (mogelijke) relatie tussen kiezer en vertegenwoordiger alleen in het kader van een verkiezingsproces gezien. Dit betekent dat vertegenwoordiging alleen door verkiezingen tot stand komt en dus alleen de gekozenen ‘geldige’ vertegenwoordigers zijn (Heysse, 2010, p.5). Dit is een specifieke, afgebakende definitie. Iemand kan zich echter ook vertegenwoordigd voelen door iemand op wie hij niet heeft gestemd. Daarnaast beperkt ‘vertegenwoordigd voelen’ zich niet alleen tot statelijke instituties of structuren. Dit heeft volgens Castiglione en Warren te maken met de’ deterritorialization of political issues’ (Castiglione & Warren, 2006, pp. 16-17). Een tweede kritiek is dat Pitkin stelt dat er een vertegenwoordiger is en een vertegenwoordigde met zekere belangen. Zij legt echter niet uit dat mensen naast een verzameling van belangen, identiteiten en waarden, ook ‘agency’ hebben (Heysse, 2010, p.10). Dat betekent dat zij actief deelnemen aan het proces van machtigen en goedkeuren van hetgeen namens hen wordt vertegenwoordigd, door bijvoorbeeld te stemmen en te demonstreren (Castiglione & Warren, 2006, p. 16). Pitkin, zeggen deze critici, heeft dus de neiging de kloof tussen agent en principal groter te maken dan die heden ten dage is. Deze twee kritieken doen echter weinig af aan het nut van Pitkin als theoretisch kader voor mijn onderzoek. In de eerste plaats gaat het hier om een electoraal onderzoek dat niet direct raakvlakken heeft met buiten-parlementaire vertegenwoordiging of participatie. Daarnaast geldt dat er met name op het politieke vlak een leemte is ontstaan. Door de culturalisering van het burgerschap kunnen burgers met een specifieke culturele achtergrond zich buitengesloten voelen, dit onderzoek gaat over de effecten daarvan op electoraal vlak. 14 Die effecten kunnen verduidelijkt worden doordat met name de descriptieve vertegenwoordiging zoals Pitkin die schetst in gebreke blijft.

15 Hoofdstuk 2 Methodologie

2.1 Onderzoeksdesign

Dit onderzoek is erop gericht om meer inzicht te krijgen in de ervaringen, meningen, ideeën en motieven van Turkse en Marokkaanse Nederlanders die zich gerepresenteerd voelen door Denk, en om deze vertegenwoordiging te kunnen duiden in het huidige politieke klimaat. Voor het analyseren en verzamelen van gegevens is er in dit onderzoek gebruikt gemaakt van een cross-sectioneel onderzoeksdesign. Dit betekent dat er in dezelfde periode meerdere tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlandse Denk-stemmers geïnterviewd zijn (Bryman, 2012, p. 59). Hierdoor kon er gelet worden op de overeenkomsten en verschillen tussen respondenten, en kon er onderzocht worden of er mogelijke patronen te vinden waren in de achterliggende motivaties, percepties, ervaringen en ideeën om op Denk te stemmen en zich vertegenwoordigd te voelen, maar ook worden zo de verschillende perspectieven van respondenten belicht, waardoor de ervaringen beter begrepen kunnen worden. Een nadeel van dit design is dat het door de kleine steekproef niet generaliseerbaar is. Dit onderzoek is echter niet gericht op generaliseren, maar op het uiteenzetten van de ervaringen van politieke vertegenwoordiging van Turkse en Marokkaanse Nederlanders.

Onderzoeksmethode

Om achter de ervaringen, motivaties en percepties van Marokkaanse en Turkse Nederlanders te komen die Denk stemmen en zich door de partij vertegenwoordigd voelen, wordt er gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Er is voor deze methode gekozen, omdat bepaalde onderwerpen aan de orde moeten komen voor het kunnen beantwoorden van de hoofdvraag (Bryman, 2012, p. 471). Er is hierbij gewerkt met een semigestructureerde vragenlijst. Dit heeft als voordeel dat de vragen van de interviewer aan de orde kunnen komen, maar ook dat de respondenten de mogelijkheid hebben om hun eigen ervaringen te delen en zo dus ook inbreng hebben tijdens het interview(Bryman, 2012, p. 471). Het gebruiken van een semi-gestructureerde interviews draagt daarnaast ook bij aan de standaardisatie omdat elke respondent in dit onderzoek dezelfde vragen voorgelegd krijgt. Echter, is het ook zo dat de interviews bij elke respondent anders verlopen doordat de respondenten verschillende onderwerpen kunnen aankaarten en waarop de interviewer ingaat en mogelijk doorvraagt. Dit betekent dus dat de interviews niet op exact dezelfde wijze herhaalbaar zijn, wat ten koste kan gaan van de repliceerbaarheid van het onderzoek.

16 2.2 Onderzoekspopulatie en sampling

Dit onderzoek heeft specifiek als onderzoekspopulatie tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders die afgelopen 15 maart op Denk hebben gestemd. Hiervoor is gekozen, omdat de oprichters tweede generatie Turkse Nederlanders zijn en de nummer twee op de lijst, , een tweede generatie Marokkaanse Nederlander is (Kiesraad, 2017, p. 20). Maar ook omdat ik vooral geïnteresseerd ben in hoe de tweede generatie, die in Nederland geboren is en hier is opgegroeid, het ervaart om zich niet vertegenwoordigd te voelen door de traditionele partijen en zich nu wel door Denk gehoord en gerepresenteerd voelt. Daarnaast wordt er naar gestreefd om mensen van verschillende opleidingsniveaus te ondervragen en van verschillende leeftijden. Deze variatie maakt het mogelijk om een zo compleet en divers mogelijk beeld te schetsen. De respondenten zijn via een non-probability sample verzameld, specifiek de purposive sampling method, wat inhoudt dat de respondenten aan bepaalde criteria moeten voldoen, waardoor zij relevant zijn voor de onderzoeksvraag (Bryman, 2012, pp. 418 - 419). In dit geval zijn de criteria dat de respondenten tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders zijn die op Denk hebben gestemd. De onderzoeksgroep is deels benaderd op een partijbijeenkomst van Denk, 3 maart jongstleden, bij Stichting Argan. Hier heb ik mogelijke respondenten benaderd en gevraagd of zij van plan waren om op de partij Denk te stemmen en of ik ze mocht interviewen na de verkiezingen. Het vinden van respondenten hierna was heel moeilijk, mede omdat ik in mijn eigen netwerk weinig mensen ken die op Denk hebben gestemd. Ik heb uiteindelijk Martijn de Koning, antropoloog aan de Universiteit van Amsterdam, benaderd met de vraag of hij tweede generatie Marokkaanse en Turkse Nederlanders kende die op Denk hebben gestemd en open staan voor een interview. Hij heeft voor mij op zijn Facebookpagina een oproepbericht geplaatst met de vraag of Denk-stemmers met een Turkse of een Marokkaanse achtergrond in zijn lijst open stonden voor een interview. Door het bericht op zijn Facebookpagina ben ik aan de benodigde respondenten gekomen, daarnaast heb ik via enkele van mijn respondenten anderen gevonden die voldeden aan de eisen. Hier is dus gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode. Het nadeel hiervan is dat respondenten niet compleet random zijn geselecteerd, waardoor mogelijk een selection bias is opgetreden. Een andere nadeel van deze sampling-methode is de beperkte generaliseerbaarheid (Bryman, 2012, p. 424). Bij een kwalitatief onderzoek is dit echter geen probleem, omdat het hoofddoel niet generaliseren is. In mijn sample heb ik een variëteit aan respondenten kunnen bereiken die bijvoorbeeld al vaker gestemd hebben, maar ook respondenten die nooit hebben gestemd of

17 pas enkele keren hebben gestemd. Verder is er ook een variatie in de leeftijd van respondenten te vinden waarbij de jongste 20 jaar is en de oudste 48 jaar. Door deze variatie aan leeftijd en stemgedrag onder de respondenten is de kans vergroot om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van vormen van politieke vertegenwoordiging van tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders. In totaal zijn er 11 respondenten geïnterviewd. Voorafgaand aan de interviews heb ik gebeld met de respondenten en heb ik mij voorgesteld en uitgelegd wat het doel van het onderzoek is. Ik heb tevens gevraagd of de interviews mochten worden opgenomen, geen enkele respondent had hier bezwaar tegen, wel heb ik met enkele respondenten afgesproken om hun een transcript van het interview op te sturen zodat zij die kunnen lezen. Daarnaast is met enkele respondenten afgesproken om een fictieve naam te gebruiken, omdat men bang was om herkend te worden.

2.3 Operationalisering vragenlijst

Om achter de ervaringen, motivaties en percepties van Marokkaanse en Turkse Nederlanders te komen die op Denk hebben gestemd, heb ik een vragenlijst ontwikkeld. Deze vragenlijst is tevens als bijlage in deze scriptie toegevoegd. Deze vragenlijst is tot stand gekomen doordat er een bepaalde volgorde is gehanteerd. Ik heb ervoor gekozen om eerst in te gaan op het stemgedrag van de respondenten vóór de partij Denk. Zo kwam ik meer te weten over hun politieke participatie voor dat de partij Denk op kwam en ook door welke partijen zij zich eerst vertegenwoordigd voelden, en aan welke kant van het politieke spectrum dit was. Daarna volgden er vragen over waarom ze besloten dit keer op de partij Denk te stemmen, dit zou mij meer inzichten verschaffen in wat zij misten bij de andere politieke partijen die meededen aan de afgelopen verkiezingen, en ook waarom zij niet meer stemmen op de partij waar zij eerst op stemden. Om te weten te komen wat de respondenten belangrijk vonden in hun afweging om op Denk te stemmen heb ik enkele stellingen toegevoegd die inhoudelijk ingaan op het partijprogramma van Denk (Beweging Denk, 2016). Daarnaast is er ook voor stellingen gekozen die ingaan op wat er in de media over partij Denk wordt gezegd. Er is hiervoor gekozen omdat de partij Denk regelmatig in de media werd aangehaald. Deze vragen die gesteld zijn aan de respondenten gingen specifiek over politieke vertegenwoordiging, maar omdat dit onderzoek specifiek als onderzoekspopulatie tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders heeft, zijn er ook vragen toegevoegd die gaan over identiteit.

18

2.4 Dataverwerking en -analyse

Na de verzameling van de data via de interviews zijn deze getranscribeerd. Vervolgens heb ik voor het analyseren van de data ervoor gekozen om de data te analyseren in Word. Alle elf transcripten heb ik twee keer aandachtig gelezen en ‘codes’ geschreven die ik relevant achtte voor de analyse van de data. Deze codes zijn als bijlage toegevoegd in deze scriptie. Uit deze ‘codes’ heb ik daarna thema’s kunnen onderscheiden waaronder ik de ‘codes’ heb geplaatst die relevant waren voor mijn analyse. Deze thema’s heb ik als richtlijn genomen om mijn resultaten te schrijven en onder te verdelen in deze thema’s.

2.5 Mijn rol als onderzoeker Er is in dit onderzoek getracht allerlei methodologische overwegingen in acht te nemen. Daarnaast is het ook noodzakelijk om in mijn rol als onderzoeker te reflecteren. Ten eerste moet vermeld worden dat ik niet los sta van de discussie over Denk. Voordat ik besloot dat ik onderzoek wilde doen naar motieven om op de partij Denk te stemmen heb ik regelmatig in mijn omgeving gediscussieerd over de opkomst en betekenis van Denk en hoe Denk zich verhoudt tot andere politieke partijen. Ik deel dezelfde culturele en religieuze achtergrond als mijn respondenten, maar schaar mij niet onder de Denkstemmers en kijk kritisch naar Denk. Omdat ik mij bewust ben van die achtergrond, de discussies in mijn omgeving en mijn kritiek op Denk, denk ik dat dit geen belemmering is geweest voor het uitvoeren van het onderzoek en het analyseren van de data. Het onderzoek gaat over het registeren van motieven en het duiden daarvan. In zo’n onderzoek is het niet moeilijk om een mening of eigen achtergrond buiten beschouwing te laten. Het moment waarop ik mijn mening had kunnen door laten sijpelen in het onderzoek was in de vraagstelling. Om die reden heb ik mij in mijn vraagstelling laten leiden door discussies in het maatschappelijk debat en niet persoonlijke interesses van mijzelf of uit mijn omgeving. De aanscherpingen van mijn begeleider op het gebied van de vraagstelling heb ik daarom ter harte genomen omdat de vraagstelling de kwaliteit van het onderzoek mede zou bepalen. Steeds als mijn respondenten vroegen wat mijn eigen stellingname was heb ik bewust geantwoord dat ik dit aan het eind van het interview zou vertellen. De respondenten gaven aan tevreden te zijn dat ze zoveel ruimte kregen om in te gaan op hun motivatie om op Denk te stemmen.

19

Hoofdstuk 3 Resultaten In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de data en zullen de resultaten gepresenteerd worden. De resultaten zijn gebaseerd op een analyse van 11 interviews, met 4 vrouwelijke respondenten en 7 mannelijke respondenten, in de leeftijdscategorie tussen de 20 jaar en 49 jaar. Er is in overeenstemming met de respondenten bepaald om wel of niet de echte namen te gebruiken in dit onderzoek. In de bijlagen is een overzicht toegevoegd met achtergrondinformatie van de respondenten. Omdat dit onderzoek in essentie gaat over de rol van identiteit en identificatie in het vraagstuk van representativiteit en politieke vertegenwoordiging, zal ik beginnen met het uiteenzetten van de identiteitsbeleving van de respondenten omdat dit het meest onderscheidende onderdeel van mijn scriptie is.

3.1 Identiteitsbeleving van de tweede generatie

Negen van de elf respondenten geven aan dat zij zich zowel Turks/ Marokkaans voelen (naar gelang hun eigen achtergrond) en Nederlands. Respondenten vertellen dat zij beide identiteiten kunnen hebben. Ze nemen zowel de goede als de slechte eigenschappen van beide identiteiten mee. Zo vertelt Nadia, die moeder van twee kinderen is, dat zij haar kinderen op een Nederlandse manier opvoedt. Als ik vraag naar voorbeelden zegt zij:

“Heel veel ruimte geven aan mijn kinderen om dingen uit te leggen en te verwoorden ik vind hun emoties ook heel belangrijk. Mijn kinderen slapen ook gewoon om 19.00 en ik lees altijd voor ... ik geef mijn kinderen ook zeg maar taken thuis als ze thuiskomen, dat vind ik in mijn ogen echt Nederlands.”

Rachid legt uit:

“Ik denk allebei een beetje maar ik denk dat nadruk ligt op Marokkaans ... want ik heb denk ik ook soms Nederlandse trekjes ... ik weet niet hoe ik het precies moet zeggen maar als ik in Marokko ben zien ze me als een Nederlander en als ik in Nederland ben zien ze me als een Marokkaan.”

Wat Rachid moeilijk te verwoorden vindt wordt door meerdere respondenten vertolkt. Mustafa legt uit dat: “Dat is een goeie vraag ... dat vraag ik me elke dag nog af.” Hij blijft 20 even stil en legt dan uit dat hij blij is dat hij in Nederland woont, maar dat het moeilijk is om als moslim je thuis te voelen in Nederland, omdat er volgens hem telkens een onderscheid wordt gemaakt tussen moslim en niet-moslim:

“Je kan je misschien Nederlander voelen, maar die ene opmerking van je collega op je werk geeft toch een beetje aan van dat je met ogen wordt gezien van ... je bent toch allochtoon … anders. Of dan vragen ze naar je naam … ja ik heet (zegt zijn echte naam), oh dat is zeker Frans, nee dat is Turks ... o daar is toch niks mis mee. Dan denk ik heb toch niet gezegd dat daar iets mis mee is?!”

Voor Yalnizkurt is het onduidelijk of hij zich Turks, Nederlands of beiden voelt:

“Wij dachten dat wij de Nederlandse identiteit hadden Khadija, maar ze hebben zo bam (doet het voor) in onze gezicht gedaan ... van hoe dan ook je blijft een buitenlander. Die tolerantie van vroeger is er niet meer … dus die hele politiek draait om moslims, Erdogan en minder Marokkanen.”

Toch blijkt hun verwantschap met de Nederlandse cultuur sterker te zijn in de praktijk dan ze vermoeden. Dit wordt onder woorden gebracht door een anekdote van Yalnizkurt die na een jaar in Turkije te hebben gewoond stelde: “Toen dacht ik van hé … ik mis dat ... alles is hier beter geregeld … want wij vinden het leuk in onze landen dat chaotische, maar na een tijdje ga je het toch missen.” Dezelfde waardering voor Nederland en de Nederlandse cultuur vind je terug bij tien van de elf respondenten. Alle respondenten geven verder in het gesprek aan dat zij meer neigen naar de Turkse of Marokkaanse cultuur/achtergrond. Zij geven als argument dat dit te maken heeft met de verharding in de samenleving, zij noemen dan de PVV die een grote partij is met 20 zetels, maar ook de toename van Islamofobie en van discriminatie. Vier van de elf respondenten leggen uit dat deze verharding mede komt door I.S., zo zegt Busra: “Wat er nu allemaal met I.S. gebeurt en dan overwaait naar Nederland en dat je angst bij mensen ziet in hun ogen … angst voor moslims.” En Mohamed zegt: “(..) over Islam of iets … gaan ze heel snel in relatie brengen met IS, terwijl wij er niks mee te maken hebben.” Allen noemen de recente spanningen tussen Turkije en Nederland. Ze vertellen dat deze diplomatieke spanningen ervoor hebben gezorgd dat zij hier persoonlijk ook last aan ondervinden en over worden aangesproken. Yalnizkurt geeft als voorbeeld dat zijn buurman hem niet meer groet en Enes zegt: “Iedereen is vergeten wat Asscher allemaal heeft gedaan ...

21 iedereen is vergeten wat PVV heeft gedaan … er is nu alleen maar een focus op Turkije en dat Turken en Marokkanen niet goed geïntegreerd zijn.” Ze vinden dat in Nederland identiteit steeds meer gereduceerd wordt tot een eenduidig concept, waarin assimileren als enige optie wordt gegeven. Chaimae verwoordt dit als volgt: “Tegenwoordig is integreren niet meer naar school gaan, baan hebben en vrijwilligerswerk doen ... want als dat het allemaal is voldoe ik er allemaal aan. En alsnog zal het zijn, maar ja je draagt een hoofddoek dus hoe geïntegreerd ben je dan … het is liever assimileren a.u.b.” Wat de respondenten hierboven vertellen komt duidelijk overeen met de culturalisering van burgerschap, dat geintroduceerd is in het theoretisch kader. Net zoals Chaimae ervaren de andere respondenten dat studeren of een baan hebben, het tonen van functionele identificatie, niet volstaat in het tonen van burgerschap en betrokkenheid in de samenleving. Zij ervaren dat het eigenlijk nooit genoeg is. Hoe hard je je best ook doet, je zal toch als anders worden gezien en nooit als Nederlander. Deze culturalisering van burgerschap houdt in dat minderheden hun loyaliteit moeten tonen aan Nederland. Willen de respondenten als ‘Nederlander’ worden gezien, dan moeten zij ook Nederlandse cultuur met haar ‘Nederlandse normen en waarden’ volgen. Zij vinden dat dit veranderd moet worden. Allen ergeren zich aan de term allochtoon/autochtoon en de negatieve lading die met deze termen komen. Ze pleiten voor het afschaffen van deze termen. De Nederlandse identiteit is breder dan alleen het frame Joods- Christelijk. Voor Nadia is dit specifiek “christelijk, moslims en Joden”. De Nederlandse identiteit moet veranderen en diverse worden. Zo zegt Enes “Nederlandse identiteit is denk ik dat je origineel genoeg moet zijn. Nederlandse identiteit bestaat ook niet … we hebben een multiculturele identiteit.” Chaimae schrijft dat de Nederlandse identiteit: “Heel pluriform … zoals Maxima ooit zei wat is de Nederlandse identiteit ... dan denk ik ja Nederlandse identiteit is dat je kan zijn wat je wil ... dus voor mij is dat Islamitische Marokkaanse Nederlander.”

3.2 Stemgedrag vóór Denk

In deze paragraaf zal ik ingaan op het stemgedrag van de respondenten voor Denk. Dit is nodig om inzicht te krijgen op welke partijen en welke personen de respondenten stemden, maar ook om erachter te komen welke politieke achtergronden zij hebben en welke standpunten zij belangrijk vinden. Hierdoor kan er beter begrepen worden waarom zij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen voor partij Denk kozen. Er is een duidelijk patroon te vinden. De meesten stemden links en specifiek op de

22 Partij van de Arbeid. Zij leggen uit dat het een ‘natuurlijke stap’ voor hen was om op de PvdA te stemmen. Stemmen op andere progressieve partijen dan de PvdA deden de respondenten niet vaak. Dat de respondenten op de PvdA stemden heeft te maken met haar progressieve signatuur. Het meest duidelijk is dat terug te zien in de overtuiging dat de PvdA de partij was die minderheden tegemoet kwam. Een typerende respons is die van de 36-jarige Turkse Nederlander Mustafa uit Haarlem die manager is bij een groot concern die dit motief verwoordde als: “zij waren meer van multiculturele samenleving en ja dat was de reden,” Yalnizkurt, een 49-jarige Turkse ondernemer uit geeft aan dat die wortels sterk waren en grijpt terug op de periode van de bekende PvdA-leider Joop den Uyl: “Hij heeft heel veel gedaan voor de buitenlanders”. Niet alleen het ‘multiculturele’ standpunt was een aantrekkingspool van de PvdA voor Turkse en Marokkaanse migranten, ook haar sociaal- economische politiek en standpunten spraken tot de verbeelding, ‘kinderbijslag en dit dat’ zoals Yalnizkurt het verwoordt. Daarnaast was de stem voor de PvdA voor veel tweede generatie Turken en Marokkanen ook traditie, een gewoonte. Zo zegt Chaimae, een 24-jarige Marokkaanse werkzaam in maatschappelijk werk: “omdat mijn vader altijd op PvdA stemde is mij dat altijd bijgebleven als ik ging stemmen.” Uit traditie op de PvdA stemmen komt bij veel respondenten terug. Slechts twee respondenten weken af van het patroon. Nadia, een Marokkaanse docente Frans van 34 stemde wisselend. Zo begon ze bij het CDA met een religieus motief: “ik wilde op een partij stemmen die op mij leek qua identiteit.” De religieuze focus van de partij was volgens haar te weinig universeel: “Ik ben op zoek naar overeenkomsten en zij leggen juist nadruk op die verschillen.” Die gedeelde identiteit vond ze uiteindelijk niet bij het CDA, omdat “Nederland nog steeds in hun ogen joods-christelijk is en in mijn ogen is dat nu joods- christelijk-moslim.” Bij de laatste verkiezingen stemde ze SP. De andere respondent die afweek van de PvdA-norm is Tarik, een 43-jarige Marokkaan die werkzaam is in de ICT- sector, hij stemde voorheen merendeel D66 en een keer GroenLinks. De respondenten komen uit migrantengezinnen waar vanwege de sociaal- economische en sociaal-culturele achterstandpositie traditioneel PvdA werd gestemd (Huijnk & Andriessen, 2016, pp. 98-100). De respondenten stemden namelijk naast progressief ook merendeels etnisch. Door op Marokkaans en Turks-Nederlandse kandidaten te stemmen hoopten zij dat deze politici met dezelfde culturele achtergrond voor hen zouden opkomen, door hun belangen te vertegenwoordigen en iets voor hen te betekenen. “Ik stem altijd etnisch natuurlijk. Wie het allemaal precies waren weet ik niet,” zegt Ahmet, een Turkse kiezer van 38 die werkzaam is als journalist en 15 jaar lang actief lid was van de 23 PvdA. Ook Yalnizkurt heeft op diverse kandidaten met een Turkse achtergrond gestemd. Dat deze Kamerleden op de lijst stonden van partijen die ideologisch ver verwijderd waren van de PvdA maakte niet uit. Deze opmerking is overigens niet kloppend met zijn bewering dat hij altijd PvdA stemde. Van de respondenten die al eerder gestemd hadden, gaven ze allen aan op de hoogste Turk of Marokkaan op de kieslijst te hebben gestemd. De enige die op dit punt afweek was Tarik wiens stem altijd naar de hoogste vrouw op de lijst ging, wel bij voorkeur iemand met een migrantenachtergrond. Ook bij zijn stem op Denk wijkt hij af, hij stemde op de eerste vrouw op de lijst, Gladys Albitrouw, een kandidaat van Surinaamse komaf. De andere respondenten kozen voor een Marokkaan of Turk (al naar gelang hun eigen achtergrond). Het motief om ‘etnisch’ te stemmen was de hoop dat een kandidaat zoals zij, tweede generatie migrant en moslim hun, positie beter zou representeren Yalnizkurt, vertelt: “Je hoopte altijd dat er iemand zou zijn die je stem naar voren zou brengen. [A]ls tweede generatie hadden wij het moeilijk (…) ik moest drie keer mijn best doen om dezelfde prestaties te halen vergeleken met mijn collega’s.” Dat de respondenten vaak op Kamerleden stemden met dezelfde etnische achtergrond zou verklaard kunnen worden vanuit de theorie van Hanna Pitkin, en dan met name met het belang van descriptieve en substantiële vertegenwoordiging. Zoals eerder uitgelegd gaat het er bij deze vorm van vertegenwoordiging om dat de vertegenwoordiger degene weerspiegelt die hij vertegenwoordigt. Deze weerspiegeling neemt zijn vorm in de etnische fysieke verschijning van de Turkse en Marokkaanse vertegenwoordigers, zij zouden politieke besluiten moeten nemen waarin de kiezers zich kunnen herkennen (Pitkin, 1967, p. 62). Dat respondenten dit verwachten van hun vertegenwoordigers heeft te maken met de gedeelde etnische en sociaal-economische achtergrond van de Turks en Marokkaans Nederlandse kiezers en de Turkse en Marokkaanse Kamerleden. Zij zouden redenerend vanuit Pitkin’s theorie meer en beter verstand hebben van de zwakke sociaal-economische en sociaal-culturele achtergrond van deze kiezers en zo dus ook beleid voorstaan die de positie van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders in de samenleving zou verstevigen. Toch voelen de respondenten zich niet (meer) vertegenwoordigd door de politici van de PvdA met een Turkse en Marokkaanse achtergrond, en zij ook niet meer vertegenwoordigd door de partij PvdA als geheel. In de volgende paragraaf zal hierop worden ingegaan.

24 3.3 Teloorgang van de Partij van de Arbeid

Deze paragraaf heeft als titel de ‘teloorgang van PvdA’, omdat uit de gesprekken veel teleurstelling, negatieve emotie en ervaring over en met de PvdA naar voren komt. Respondenten voelen zich niet meer vertegenwoordigd door deze sociaal-democratische partij. Deze teloorgang van illusies en vertrouwen in de PvdA neemt diverse vormen aan. De allereerste frustratie die de respondenten in dit onderzoek uiten gaan niet over de PvdA als geheel, of haar beleid, maar vooral over haar Turkse en Marokkaanse vertegenwoordigers in politieke organen zoals burgemeester Ahmed Aboutaleb en kamerlid Ahmed Marcouch. Veel respondenten raken zichtbaar geïrriteerd als ze hierover spreken. Ahmet is het meest uitgesproken in zijn kritiek: “Marcouch was natuurlijk een lok-allochtoon en (…) nou ja iemand van het establishment weet je (…) gewoon lokaas en ja Aboutaleb had zijn ziel al verkocht aan Nederland”. Op de vraag wat hij daarmee bedoelt, vervolgt hij: “[T]oen hij staatssecretaris zou worden onder Wouter Bos … heeft ie een stuk geschreven en gezegd dat hij in Nederland begraven wil worden. Als ik naar Aboutaleb kijk die zegt ‘ik wil hier begraven worden weet je’ … dus als Aboutaleb de mogelijkheid zou hebben om zijn paspoort af te geven dan zou hij het uit zichzelf doen weet je … dat is het verschil, daarom is Nebahat in mijn ogen niet iemand die haar ziel had verkocht voor een topbaantje, maar Aboutaleb wel.”

Tarik voelt dezelfde woede als hij over de Marokkaanse politieke vertegenwoordigers spreekt:

“[J]e volgt je meesters in dit geval, je witte meesters, of je gaat eruit. Er zit namelijk spanning tussen die twee posities. Je kunt niet en je achterban die steeds actiever wordt, zelfbewuster wordt, je kunt niet en je achterban kiezen, en je witte meesters die je een zetel gunnen.”

Busra, een Turkse studente verpleegkunde van 20, is vooral teleurgesteld in Ahmed Marcouch:

“Vooral Ahmed Marcouch zijn uitspraken, zeg maar je komt zelf uit een Marokkaans gezin. Je bent een allochtoon, jij moet ze juist begrijpen en ja ik denk dat hij heel veel kon betekenen voor ons wat ie niet heeft gedaan. Ik denk dat ie een meeloper is”

25 De uitspraken over de ‘eigen’ vertegenwoordigers in de PvdA van de andere respondenten zijn een echo van deze gedachten. De specifieke kritiek op etnische politici wordt niet alleen gedeeld door de respondenten die op de PvdA hebben gestemd, maar ook door respondenten die nooit op de PvdA hebben gestemd. Zo zegt voormalig D66 stemmer Tarik:

“Bijvoorbeeld een Aboutaleb die zie je als iemand met een Turkse of Marokkaanse achtergrond dat die over de schreef gaat. Dan staat hij echt vooraan om mensen zoals jij en ik ervan langs te geven. Ik stel me dan altijd voor als die dan ’s avonds naar zijn witte meester gaat – sorry dat ik het zo breng – en dan over zijn bol aaien van goed zo Aboutaleb, en Marcouch. Dat is niet mijn vertegenwoordiging. Dan ben jij een soort van lokeend, terwijl mensen zoals hij – hem hebben verkozen met voorkeurstemmen vaak, omdat ze dachten dat is één van ons.”

De kritiekpunten zijn aan de ene kant dat zij niet de positie van hun etnische achterban vertolken maar, en dat is het andere kritiekpunt, alleen denken aan hun eigen positie. Chaimae somt het op door middel van deze anekdote:

“Marcouch wilde een Suikerfeest voor de gays en toen dacht ik alle problemen die jouw achterban heeft ... er waren ook rellen weet je. Ik denk auto’s worden in de fik gestoken voor het politiebureau op Allebéplein. Jij noemt ze ‘Marokkaans tuig’ en volgende week kom je met ‘laten we Suikerfeest vieren voor de gays’. Wil je punten scoren bij white people? Jouw agenda is dit al die tijd geweest, daarmee heb je die stemmen gescoord, hou je met mijn agenda bezig. Zeg maar a, b, c en d e gaan verkeerd en jij springt naar m. Begin bij het begin van het alfabet!”

De boosheid en verbazing van Chaimae om de beslissingen van Ahmed Marcouch is ook terug te zien in het kiezersonderzoek van Ipsos, waaruit bleek dat Turkse en Marokkaanse kiezers zich onvoldoende herkenden in de inhoudelijke keuzes die hun vertegenwoordigers maakten. Voor Chaimae en de andere respondenten leidde de descriptieve vertegenwoordiging niet meer tot substantiële vertegenwoordiging.

Uiteraard is er meer kritiek op de PvdA, namelijk dat de PvdA niet langer links is en niet voldoende opkomt voor de zwakkeren in de samenleving. De PvdA is volgens hen rechtser geworden in haar beslissingen, maar voornamelijk benadrukken de respondenten de ‘vijandige’ houding van de PvdA naar minderheden zoals zij. Dit vinden zij moeilijk te begrijpen omdat de PvdA volgens hen een grote etnische achterban heeft. Deze vijandige

26 houding zien zij bijvoorbeeld in het verbod op onverdoofd halal-slachten dat de PvdA steunde. Yalnizkurt is echt boos op de wijze waarop de PvdA zijn linkse idealen heeft verkwanseld: “Ze beloven alles, maar aan de onderhandelingstafel vergeten ze de achterban. [De] PvdA is niet meer wat het is geweest, ze staan niet achter de arbeiders, ze zijn niet meer rood.” Yalnizkurt vindt zichzelf niet irreëel of naïef. Dat er compromissen gesloten moeten worden is logisch, “maar je kan niet helemaal van de ene hoek helemaal naar de andere hoek gaan vliegen als je eenmaal een aantal zetels gehaald hebt”.

Busra en Ahmet voegen daaraan toe dat de PvdA niet alleen haar linkse maar ook haar multiculturele idealen kwijt is geraakt en daarmee haar achterban: “Terwijl de PvdA vroeger echt de partij voor de allochtonen was. Dat zijn ze niet meer, vindt Busra, want “ze hebben het echt verpest. Ik denk dat als ze zoals vroeger waren dat ze dan echt veel stemmen zouden halen. Vroeger waren ze echt links”. Ahmet gooit ook een duit in het zakje:

“Het is natuurlijk geen linkse partij meer, nu is het meer een centrumrechtse partij geworden en dat heb ik liever niet (…) beetje eigenlijk opgeschoven naar Wilders. Iedereen is eigenlijk een beetje naar Wilders opgeschoven in het hele integratiedebat, wat er over moslims in de media staat dagelijks … iedereen is een beetje anti-moslim geworden en dat zie je ook in de PvdA terug”.

Tot slot is er een opvallend terugkerende frustratie die zich richt tegen één specifieke PvdA’er, namelijk lijsttrekker en demissionair vice-premier Lodewijk Asscher. Het gaat daarbij om Asscher’s reactie op een Motivaction onderzoek en Asscher’s handelen in een uitkeringskwestie die speelt in Marokko en Israël. In het bewuste Motivaction onderzoek dat zich richtte op de opvattingen van Nederlandse moslimjongeren over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten werd geconcludeerd dat 90% van de Turkse jongeren in Nederlander sympathie had voor IS. Na de publicatie van het rapport ontstond er maatschappelijke en politieke ophef over de resultaten (Van den Dool, 2015). Minister van Sociale Zaken & Werkgelegenheid, Lodewijk Asscher, noemde de resultaten in een interview met NU.nl verontrustend (Benschop, 2014). Hij vertelde verder in het interview: “het is nieuw dat er zo veel steun is onder Turkse jongeren voor het geweld en de opkomst van IS” en “Ik had al eerder zorgen over wat er zich afspeelde in de Turkse gemeenschap” (Benschop, 2014). Het onderzoek en deze uitspraken van de minister veroorzaakten boosheid en teleurstelling bij Turkse Nederlanders en organisaties die Turkse Nederlanders 27 vertegenwoordigden, omdat zij zichzelf en jongeren van Turkse herkomst uit hun achterban niet herkenden in de resultaten (Sterckx, Berends & Rozema, 2015, p.9). Daarnaast vonden zij dat het zorgde voor een negatieve beeldvorming over Turks-Nederlandse jongeren. Uit een vervolgonderzoek door onderzoeksbureau Labyrinth kwam later naar voren dat het onderzoek grote methodologische fouten bevatte. Zo bleek de betrouwbaarheid en de validiteit van de meting onvoldoende te zijn en dus waren de resultaten van het onderzoek niet betrouwbaar en niet generaliseerbaar (Sterckx, Berends & Rozema, 2015, p.6). De conclusie die verschillende onderzoekers trokken in het programma Argos van HUMAN/VPRO was dat de PvdA dit onderzoek strategisch wilde inzetten. De Turks- Nederlandse historicus Zihni Özdil en hoogleraar bestuurskunde Wim Derksen aan de EUR beweren dat de PvdA een andere koers wilden voeren waarbij ze de afweging maakte hoeveel Turkse kiezers het daarbij zou verliezen en hoeveel witte kiezers het zou trekken met dit onderzoek. Dit rapport was volgens hen een stokpaardje om Asscher naar voren te schuiven als het harde gezicht (tegen minderheden) van de PvdA. Het frame dat in het onderzoek werd gebruikt is dat er veel aan de hand is en een groot probleem onder Turkse Nederlanders (Argos Medialogica, 2015). De opstelling van Asscher in deze zaak wordt hem en de PvdA ernstig kwalijk genomen, blijkt uit de reacties van de respondenten. Hoewel op geen enkele wijze naar dit voorval is gevraagd in de interviews verwoorden negen van de elf respondenten hun frustraties over dit voorval. Ahmet noemt het voorval zelfs ‘Asschergate’:

“Asscher heeft de Turkse Nederlanders door het slijk gehaald door ons te associëren met IS-barbaren door dat flutonderzoek door Motivaction, maar er zijn relatief weinig Turkse Syriëgangers dus dat klopte sowieso niet. En ik zag het ook niet in mijn omgeving (…) de onderzoekers die hebben tegen Asscher gezegd het is nog niet klaar om te publiceren. Maar ja wat doet Asscher? Hij haalt de media erbij en zegt: ‘Het onderzoek wijst voorlopig op de richting van Turken die geradicaliseerd zijn”

Enes, een 28 jarige Turkse student religiewetenschappen aan de VU wijdt hier ook over uit:

“In 2015 heeft Asscher de Turkse bevolking keihard genaaid. Daar mogen we heel eerlijk in zijn. 86 % van de Turkse Nederlanders zou IS-sympathisant zijn, dat is onacceptabel en daarmee heeft hij toch een statement gevormd dat de Turken niet goed geïntegreerd zijn, IS-sympathisant zijn en dat we daar iets aan moeten doen, dat we ze moeten monitoren.” 28

Niet alleen Turkse respondenten maken zich hier druk om. Rachid, een Marokkaanse student van 23 die gezondheidswetenschappen studeert viel ook over het optreden van Asscher:

“Ik heb ook niks met Asscher want hij had ook een foutief onderzoek opgesteld dat 90% van de mensen met Turkse moslimachtergrond voor IS zijn. Terwijl ik ben moslim en ik heb helemaal niks met IS. Waarom zou ik mensen moeten vermoorden? Waarom zou ik op iemand stemmen die dat soort onderzoeken gebruikt en stimuleert?”

Het tweede kritiekpunt op Asscher gaat over Asscher’s stellingname ten aanzien van het korten op uitkeringen van Marokkaanse Nederlanders terwijl dat niet gebeurt in Israël. Deze zaak kwam aan het licht door onderzoek van het NRC Handelsblad naar de zaak. In Marokko zouden gerepatrieerde Marokkanen met recht op een uitkering een halvering van hun uitkering moeten krijgen op grond van het lagere prijspeil in Marokko. Dit is een regeling die niet alleen voor Marokko geldt. De indexering en korting van deze uitkeringen vond niet plaats in de door Israël bezette gebieden waar ook Nederlanders wonen die uitkeringsgerechtigd zijn, evenmin gold deze regeling voor de door Marokko bezette Westelijke Sahara. Uiteindelijk werd de bezuinigingsmaatregel wèl ingevoerd voor de Marokkaanse Westelijke Sahara maar bleven de uitkeringsgerechtigden in de bezette gebieden van Israël buiten schot omdat Lodewijk Asscher volgens het NRC zijn ambtenaren bewust aanstuurde om de wet te overtreden. Asscher hield er volgens het NRC een dubbele moraal op na, de wet die gold voor Marokkanen gold niet voor Israël (Stokmans & Van Nierop, 2016). Asscher verweerde zich door te impliceren dat het verkeerd zou zijn om Holocaust overlevenden te korten op een uitkering: “Oorlogsgetroffenen zouden niet op die manier met een korting geconfronteerd moeten worden. Dat was mijn belangrijkste richtsnoer toen ik dit dossier op mijn bureau kreeg en dat is het nog.” (Van Nierop & Stokmans, 2016). Dit punt kwam bij zes van de elf respondenten naar boven zonder dat er naar werd gevraagd. Chaimae maakt in deze zaak vooral PvdA kamerlid Marcouch verwijten:

“Marcouch was er altijd heel snel om Marokkaanse jongeren die dan iets verkeerds deden tuig te noemen. En dan denk ik ja heb je ook andere woorden weet je wel… maar bijvoorbeeld met die uitkeringen naar Marokko, dat je er dan achter komt dat … Asscher het geld wel doorsluist naar Israël, naar de Joodse mensen daar. Dan denk ik ja hoe kom je erbij? [D]an zit je met Asscher in één partij, maar waarom kan je dàn niet zeggen dat je het verkeerd vindt wat hij doet? ” 29

Enes, voegt daar aan toe:

“Voor Israëli settlements is AOW ok, niet ingekort, maar de Marokkanen in Marokko wel. Die Marokkanen hebben het land opgebouwd en hoe bedank je ze dan? Ik vind dat je ze elk jaar een bloemetjes moet sturen naast hun AOW … dan denk ik bij mezelf dat is een klotestreek.”

De PvdA van het verleden wordt door de respondenten als louter positief geschetst. De huidige PvdA wordt gepersonifieerd door Ahmed Marcouch en Ahmed Aboutaleb die vooral worden gezien als het gezicht van het verraad jegens de eigen achterban. De respondenten kunnen kiezers zich onvoldoende herkennen in de inhoudelijke keuzes die zij maken. De descriptieve vertegenwoordiging leidde niet meer tot substantiële vertegenwoordiging. De andere verpersoonlijking van ‘het kwaad’ is Lodewijk Asscher die hen in de steek heeft gelaten en die in hun beleving over de rug van de trouwe Turkse en Marokkaanse achterban andere kiezers probeerde te trekken.

3.4 De verrechtsing van het politieke klimaat in Nederland

Uit de interviews komt telkens naar voren dat de respondenten vinden dat het politieke klimaat in Nederland rechtser is geworden en dat dit een belangrijke reden was om op de partij Denk te stemmen. Zij vertellen dat alle partijen in de Tweede Kamer naar rechts zijn geschoven. De respondenten hebben het uiteraard over de PVV van . Zij snappen niet dat een partij die anti-Islam is, anti minderheden en in het specifiek tegen Marokkanen en Turken is, en in hun optiek daarmee de grondwet overtreedt zo groot kan zijn en de ruimte krijgt in het politieke stelsel om deze ideeën te verspreiden. Daarnaast vinden enkele respondenten dat er teveel begrip is voor de PVV-stemmers, dit wordt geïllustreerd door het volgende citaat van Tarik:

“Je moet niet sympathie hebben voor mensen met fascistisch gedachtegoed. Wat je moet vertellen is van dit zijn de principes waar we voor staan in Nederland en wat jullie aan het doen zijn, is terug naar de jaren dertig van de vorige eeuw en niet van ik heb begrip voor je economische omstandigheden.”

30 De anti-Islamitische en anti-minderheden retoriek van Geert Wilders is voor de respondenten niet iets nieuws, maar de respondenten zien dat meerdere partijen in de Tweede Kamer de retoriek van Geert Wilders zijn gaan kopiëre, door het taalgebruik en de standpunten van Wilders over te nemen. Dit zijn dan bijvoorbeeld standpunten over de Islam en integratie. De ervaringen van de respondenten zijn te duiden door zoals in de theorie is uiteengezet, de verandering van het dominante publieke en politieke discours over de multiculturele samenleving, dat negatiever en ongenuanceerder van toon is. Met dit veranderend discours vond ook een ontwikkeling plaats van de culturalisering van burgerschap, waarin de nadruk in het debat is komen te liggen op het benoemen van Nederlandse kernwaarden, Door de islamitische identiteit wordt steeds vaker als bedreiging voor deze kernwaarden gezien.

Respondenten vertellen dat zij merken dat het een ‘trend’ is om je als vertegenwoordiger af te keren tegen alles wat maar met moslims en etnische minderheden te maken heeft. Zo kaarten alle respondenten het voorval met de Turkse minister Kaya van Familiezaken aan die niet naar binnen mocht in het Turkse consulaat in Rotterdam. Uiteraard snappen de respondenten dat deze uitspraken worden gedaan voor electoraal gewin, maar zijn de Turkse en Marokkaanse Nederlandse kiezers ook geen electoraal gewin? Yalnizkurt becommentarieert deze trend als volgt: “Wilders zegt bijvoorbeeld: minder Marokkanen, Turken weg, Islam is geen geloof het is maar een ideologie’ en hij wordt gekopieerd door het CDA en door Rutte want Rutte denkt hé wacht even hij gaat stemmen winnen door zo te praten”. Mohamed, een 28-jarige Marokkaanse ondernemer uit Bos en Lommer vindt:

“[De] VVD is PVV-light. [De] PVV is uiteindelijk een wolf in wolfskleren en VVD is eigenlijk wolf in schaapskleren. Uiteindelijk doen ze wat PVV wilt. Bijvoorbeeld die noemde ‘adhaan’ vanuit de moskee herrie, als gemekker klinken. Ze zijn bang om de kiezers aan PVV te verliezen dus vandaar dat ze nu ook zo doen.”

De respondenten vinden dat Nederland geen tolerant land meer is, wat het vroeger wel was in hun ogen. Er heerst in Nederland in hun ogen op dit moment een anti-Islamhouding, een gevoel dat Mohamed hierboven verwoord. De respondenten uitten kritiek op de grote partijen zoals de VVD en het CDA. Ze hebben kritiek op premier Mark Rutte die ongepaste opmerkingen maakt en zich niet opstelt als een premier voor alle Nederlanders. De respondenten refereren bijvoorbeeld naar de opmerking van Mark Rutte die tijdens een interview in het radioprogramma ‘Ask me anything’ zei dat hij de islamitische gebedsomroep (adhaan) lelijke muziek en gejengel vond en dat hij het klokgelui van de kerken wèl bij 31 Nederland vond horen (Van den Berg, 2017). Respondenten noemen ook de pleur op- opmerking van Mark Rutte in het tv- programma Zomergasten naar aanleiding van een filmpje waarin te zien was dat Turks Nederlandse jongeren die na de mislukte staatsgreep in Turkije woedend de straat op gingen en een NOS-ploeg lastigvielen (NU.nl, 2016). Respondenten vinden het taalgebruik ongepast voor een premier, zij vinden dat de premier zulke uitspraken niet doet wanneer witte Nederlanders ergens bij betrokken zijn. Daarnaast vinden ze dat premier Rutte totaal niet inclusief is voor alle Nederlanders. Zij refereren dan naar de brief van Rutte die gepubliceerd werd in diverse kranten waarin de boodschap was ‘Doe normaal of ga weg’. De teneur van de advertentie was dat minderheden zich moeten aanpassen aan de ‘Nederlandse’ normen en waarden of weg moesten. De respondenten vinden dat dit geen uitspraak is van een premier die voor alle Nederlanders zou moeten zijn. “Ik vind dat Rutte er niet echt goed mee is omgegaan,” zegt Rachid, “In de krant had hij een brief aan alle Nederlanders gestuurd ... hier blijven of je gaat weg. Hij had meer omarmend moeten zijn, zo van jullie zijn allemaal welkom, jullie zijn van ons en jullie zijn ook Nederlanders. Als ik zo’n bericht zie denk ik van ik voel me hier dan niet welkom”. Dit sentiment zie je terug bij Chaimae: “Rutte die zegt oprotten en terug naar je eigen land en weet ik het. Dan denk ik ja dat is ook de premier van Nederland. Dat ervaar ik als polariserend.” Tarik concludeert uiteindelijk wat veel respondenten naar voren brengen over de verrechtsing zoals zij die de afgelopen jaren ervaren:

“Als je uitgaat van die politiek van de jaren 90 dan is het van Pim Fortuyn, is Nederland steeds rechtser en rechtser en rechtser tot nu we een staat bereikt hebben van fascisme met de PVV en zo. Er is een hoge ruk naar rechts gegaan. Dat geldt voor alle politieke partijen”

Naast de kritiek die de respondenten hebben op de VVD hebben zij ook kritiek op andere partijen zoals het CDA. Zij vinden dat er tijdens de verkiezingen van afgelopen maart er een grote nadruk kwam te liggen op de Nederlandse identiteit. Deze identiteit werd met name door het CDA in hun ogen afgebakend en gepresenteerd als een identiteit waar geen ruimte was voor etnische minderheden. Deze Nederlandse identiteit werd ook teveel gerepresenteerd alsof deze in gevaar was. Mohamed vertolkt het sentiment dat dit oproept bij de respondenten: “[Het] CDA wil eigenlijk dat wij gaan assimileren in plaats van integreren. Ze praten over verplicht opstaan voor Wilhelmus”. Sadia, een 42 jarige werkloze Marokkaanse moeder vindt dit hypocriet omdat politici 32 zichzelf niet houden “Aan de Christelijke normen en waarden. Die hebben ze niet hoog. Ze doen ook mee aan de hetze tegen moslims. Je zegt dat je Christelijke waarden hebt, dan denk ik aan vrede en naastenliefde in de samenleving.”

3.5 Denk, het gedroomde huwelijk van descriptieve en substantiële vertegenwoordiging

De respondenten leggen uit dat de partij Denk ontstaan is uit een noodzaak. De partij is ontstaan als gevolg van en als resultaat van polarisatie. Deze polarisatie uit zich in de verrechtsing van het politieke klimaat in Nederland. In dit klimaat is er veel kritiek op bepaalde minderheden. Tien van de elf respondenten zeggen daarom dat hun stem op Denk een proteststem is tegen de verrechtsing en het anti-Islam discours zoals zij dat ervaren. Ze vertellen dat ze het zat zijn om telkens in een hoek geduwd te worden. Door hun stem aan Denk te geven, hopen zij dat er een tegengeluid komt in de Tweede Kamer. Yalnizkurt, verwoordt dit als volgt: “Ja ik protesteer tegen de toon van het debat, de dubbele maat ... zo van ik ben het totaal niet eens met de gevestigde orde … dit is het tegengeluid daarom ga ik erop stemmen.” Mohamed, de 28-jarige ondernemer uit Amsterdam, is de enige die nee antwoordt als hij de vraag voorgelegd krijgt of zijn stem op Denk een proteststem is, het is gewoon een positieve keuze want “Er is nu eindelijk een partij waar ik helemaal achter sta. Dus ik dacht zij zijn er en verdienen een kans.” Respondenten vertellen dat er eindelijk een politieke partij is die op alle zaken die een minderheid zoals moslims in Nederland belangrijk vinden vertegenwoordigd worden. Alle respondenten vertellen dat er eindelijk een partij in het parlement zit die de ‘allochtonen’ vertegenwoordigt. Respondenten leggen ook uit waarom zij zich meer vertegenwoordigd voelen door Denk, dan door andere progressieve partijen zoals GroenLinks en D66. Chaimae, zegt hierover: “Neem bijvoorbeeld het verbod op ritueel slachten. Ik vind dat wel belangrijk, weet je en dan D66 heeft dit en GroenLinks dat ... en dan denk ik ja het is toch weer één reden te veel om niet op jou te stemmen.” Net als Chaimae leggen andere respondenten uit dat zij zich niet vertegenwoordigd voelen door de partijen waarop ze voorheen stemden. Die partijen hadden altijd enkele partijpunten waar ze het niet mee eens waren of die indruisen tegen bepaalde islamitische regels, zoals het verbod op onverdoofd ritueel slachten. Het is niet alleen de descriptieve vertegenwoordiging via Denk die bij de respondenten meer tot de verbeelding spreekt. Ook op het gebied van de substantiële vertegenwoordiging 33 zien ze meer van hun ideeën terug in het programma van Denk. Respondenten voelen zich vertegenwoordigd in de sociaal-economische agenda van de partij Denk. Ze noemen dan bijvoorbeeld dat de partij Denk het eigen risico in de zorg wil afschaffen en wil investeren in het onderwijs. Rachid, de student Gezondheidswetenschappen, legt uit dat hij de sociale agenda belangrijk vindt voor de mensen die minder kansen hebben, maar niet voor zichzelf: “Ze komen op voor de mensen die minder kansen hebben. Ik zelf ben denk ik wel kansrijk.” Denk biedt dus het complete plaatje aan de respondenten. Hier zit de crux in waarom de respondenten zich wel vertegenwoordigd voelen door Denk en niet door een andere progressieve partij zoals GroenLinks. Denk spreekt zich namelijk in hun ogen wel uit tegen de slechte behandeling van de Islamitische Rohingya- vluchtelingen in Myanmar en de Palestijnen. Zo een standpunt zien de respondenten niet terug bij de andere politieke partijen. Enes zegt hierover:

“Ze denken aan Myanmar en aan de Palestijnen. Ik ben daar zelf ook geweest en ik weet hoe erg het daar is. Die Myanmar-kwestie, Denk heeft om diplomatieke en politieke druk gevraagd en dat is goedgekeurd … waarom komt niemand anders ermee? Het is een partij met 3 zetels die eruit zijn gegaan van een andere partij … zij komen ermee. What the fuck hebben jullie de rest van je leven gedaan?!”

Maar respondenten erkennen ook dat dit een strategische keuze is van de partij Denk. Denk weet heel goed dat dit kwesties zijn die moslims in Nederland belangrijk vinden. Toch geven de respondenten aan dat ze het waarderen dat Denk zich hier sterk voor maakt.

Een terugkerend thema dat de respondenten aankaarten is dat de intrede van Denk in de Tweede Kamer als een tegenbeweging ervoor kan zorgen dat er een einde wordt gemaakt aan het meten met twee maten. Zij hopen dat Denk zal opkomen voor minderheden en moslims. Als ik vraag wat zij bedoelen met meten met twee maten, geven de respondenten de ongelijke behandeling van moslims en minderheden. Dit is bijvoorbeeld de discriminatie die respondenten in hun eigen omgeving ondervinden. Ahmet vertelt: “Anti discriminatie is nog altijd een belangrijke van Denk”. Deze opmerking wordt door alle respondenten gedeeld. Busra, Mustafa, Rachid en Mohamed voegen zij daar wel aan toe dat ze merken dat sinds de opkomst van partij Denk en het conflict tussen Turkije en Nederland, zij meer discriminatie waarnemen. Busra zegt: “Ik heb wel het gevoel dat ... na dat de partij Denk naar voren is gekomen en nadat 34 Turkse gedoe met Erdogan dat discriminatie nu iets hoger ligt nu.” Door de aanwezigheid van Denk in de Tweede Kamer hopen ze dat er strenger zal worden opgetreden tegen discriminatie. Zeven van de elf respondenten geven als voorbeeld dat zij op de Facebookpagina van Denk een filmpje zagen waarin een Marokkaanse dame werd afgewezen bij een sollicitatie om haar hoofddoek. Zij benaderde de partij Denk en die heeft haar toen geholpen bij het bemiddelen. Dit wordt door de respondenten aangehaald als een voorbeeld waarin Denk optreedt tegen discriminatie. Ahmet vertelt dat dit een voorbeeld is waaraan je kunt zien dat Denk haar achterban helpt. Chaimae, die ook een hoofddoek draagt, en die het filmpje ook heeft gezien zegt:

“Ze werd niet aangenomen wegens haar hoofddoek en toen had ze Azarkan ingeschakeld. Ze hadden een videootje opgenomen ... toen dacht ik zie je dit bedoel ik … hij gaat met haar mee naar dat gesprek en daarna was het ook allemaal goed afgelopen, maar dat hij met haar meegaat! Nou prachtig toch dacht ik toen.”

De aanpak van discriminatie die de respondenten aankaarten was een belangrijke drijfveer voor respondenten om op Denk te stemmen, maar zij vertellen ook dat ze willen dat Denk de dubbele maat in de samenleving aanpakt. Als ik vraag naar wat zij hiermee bedoelen, leggen ze uit dat de verklaringen van negatieve gedragingen van minderheden worden gezocht bij hun culturele achtergronden, iets wat niet gedaan wordt bij witte Nederlanders. Dit meten met twee maten is een voorbeeld van de polarisatie in de samenleving voor de respondenten. Respondenten noemen dan als voorbeeld dat wanneer iemand met een etnische achtergrond iets verkeerds doet of de wet overtreedt de culturele achtergrond of religie wordt aangehaald en dan worden opmerkingen gemaakt zoals pleur op, maar als een witte Nederlander de wet overtreedt wordt er geen verklaring gezocht in zijn/haar culturele achtergrond. Mohamed vertolkt dit als volgt:

“Tegen Turken in Nederland zeggen ze dan oprotten … terwijl dat niet wordt gebruikt bij hooligans ... of pedofielen in buitenland ... tegen moslims keihard en bij andere mensen diezelfde soort dingen plegen weer niet.”

Vooral Mustafa, reageert zichtbaar emotioneel als hij uitlegt waarom hij afgelopen verkiezingen op Denk stemde:

35 “ Ik moet zeggen dat ik het een beetje zat ben. Alleen maar allochtoon allochtoon … wordt nooit een keer andere kant van het verhaal gezien … ik ben beu van de eeuwige discussie van allochtoon autochtoon moslim niet moslim … moslimextremist weet je … en altijd maar die moslim … ja dat pestgedrag ben ik helemaal zat en dat is nog heel zacht uitgedrukt.” Nadia, die moeder van twee kinderen is, denkt ook aan haar kinderen en hun toekomstige positie in de maatschappij:

“Ik heb kinderen en wil dat dat gewoon afgelopen is. Dat mensen die hier geboren en getogen zijn dat ze … dat ze op een gegeven moment geaccepteerd willen worden en je wilt gelijk behandeld worden.”

Dit sentiment wordt overigens door alle respondenten gedeeld. Deze polarisatie zijn ze zat, zij willen een inclusieve samenleving. Een samenleving waarin iedere burger gelijk is, en je (etnische) achtergrond geen rol speelt. Denk is volgens hen een partij die daar naar toe wil werken. Zij willen wederzijdse acceptatie bereiken, iets wat ze niet bij de andere partijen zagen. Deze partijen benadrukten namelijk volgens hen alleen de verschillen, waarbij die verschillen telkens als onoverbrugbaar werden gezien. De partij Denk biedt en belooft veel, wat dus alle partijen doen, maar de respondenten geloven deze beloftes ook. Zij vertellen dat de politici Selçük Öztürk en Tunahan Kuzu zich al hebben bewezen omdat zij besloten hebben de PvdA te verlaten. Daarnaast vinden zij dat het niet alleen bij beloftes blijft van de partij. Het besluit van de heer Kuzu om geen hand te schudden met Netanyahu die het Nederlandse parlement bezocht wordt dan als voorbeeld gegeven. Hierboven is uiteengezet waarom Turkse en Marokkaanse Nederlandse Denk- stemmers zich substantieel vertegenwoordigd voelen door de partij Denk. Zij voelen zich daarnaast ook descriptief vertegenwoordigd door Denk. Respondenten vertellen specifiek dat zij zich vertegenwoordigd voelen door de politici Kuzu, Öztürk en Azarkan. Waarom voelen zij zich wel vertegenwoordigd door deze etnische politici en niet door andere? Respondenten geven diverse redenen hiervoor. In de eerste plaats benoemen ze de ‘loyaliteit’, dit heeft te maken met hoe deze politici van Denk zich tot nu toe opstellen als politieke vertegenwoordigers. De respondenten vinden dat ze trots zijn op hun identiteit, namelijk Turks – Nederlands of Marokkaans – Nederlands met een Islamitische achtergrond. Zij verloochenen deze identiteit niet zoals in hun ogen, Ahmed Marcouch, en Ahmed Aboutaleb, dat wel doen. Chaimae verwoordt dit als volgt: 36

“Het zijn Islamitische allochtonen die trots zijn op hun achtergrond en dat ook gewoon gebruiken als een aanknopingspunt tot mensen en dat versterkt hun positie en daar hebben ze ook gelijk in.”

De verwoordingen van Chaimae worden door alle respondenten gedeeld. Zo legt Tarik uit dat de politici van Denk niet de agenda uitvoeren van de ‘witte meester’, iets wat Ahmed Marcouch en Ahmed Aboutaleb wel doen in hun ogen. In de tweede plaats identificeren de respondenten zich persoonlijk met de Kamerleden van Denk. Zij zien zichzelf ook als tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders die een studie volgen of afgestudeerd zijn en ergens werken en hun best doen om een steentje proberen bij te dragen aan de samenleving. Evenzeer benadrukken de respondenten de gedeelde ervaringen zoals discriminatie en harder je best moeten doen op school en op werk. Ahmet vertolkt dit als volgt: “Tunahan Kuzu is Nederlands, hij heeft ook een Islamitische achtergrond en is welbespraakt, hoge opleiding … ja dus ik zie gelijkenis dingen waar ik mee te maken heb als moslim zeg maar … dat heeft Tunahan ook meegemaakt”.

Als gevraagd wordt naar welke gelijkenissen specifiek er zijn tussen Tunahan en de respondent, verteld hij de dubbele maat en discriminatie. Voor alle respondenten staat Denk ook voor een succesverhaal, namelijk hoogopgeleide Turkse en Marokkaanse Nederlanders die een eigen partij hebben opgericht en in de Tweede Kamer zitten. Dit succesverhaal zien de respondenten als een stap richting de emancipatie van de moslims in Nederland. Ze voelen ook een soort trots richting de vertegenwoordigers van Denk omdat zij het succes van de migratie vertegenwoordigen. Het zijn stuk voor stuk geschoolde en maatschappelijk geslaagde kandidaten, en dat is een extra motief om op hen te stemmen. Dat zie je bijvoorbeeld terug in de citaten van Busra die zegt dat “Zij kunnen het goeie voorbeeld geven over allochtonen, dat ze succesvol zijn en hun best doen, weet je.” En Rachid: “Ze zijn hoogopgeleid en laten zien dat ... ja moslims en allochtonen ook hard werken Het is ook hè voor het eerste dat er een partij is voor moslims en allochtonen.” Respondenten hebben het idee dat het stemmen op Denk kan leiden tot representatie van migrantenbelangen op het hoogste niveau omdat zij denken dat Denk in de toekomst deel kan uitmaken van een coalitieregering, dat vind je in de terug in de woorden van Yalnizkurt: “We moeten regeren, we moeten in de coalitie zitten ... daar moet je van uitgaan. Ik weet dat wij nu heel zwaar worden genegeerd als Denkpartij. Dus Denk moet laten zien dat zij capabel zijn

37 om mee te kunnen regeren.” Voor Tarik is het ook belangrijk dat Denk haar positie verstevigt en ook zichtbaar en aanwezig is in andere politieke instituten zoals in de gemeenteraad: “Wat ik hoop dat zij zich vooral focussen om die voet die ze nu tussen de deur hebben, om die wat steviger te maken.” Op de vraag wat de respondenten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 gaan stemmen zeggen ze allemaal op Denk te stemmen. Zelf vinden ze dit geen naïeve gedachte omdat dezelfde respondenten aangeven dat zij Denk niet zien als een etnische of migrantenpartij, maar een partij voor alle Nederlanders. Toch lijkt deze gedachte op gespannen voet te staan met het idee dat Denk juist de spreekbuis is voor met name migranten. Busra legt uit: “Het is de eerste politieke partij met en voor allochtonen (…) hun standpunten zijn goed voor allochtonen.”

Een ander belangrijk punt dat door alle respondenten wordt genoemd is dat Denk niet alleen maar praat over de issues waar de respondenten zelf over praten en belangrijk vinden, maar Denk doet dat ook nog letterlijk in een taal die zij gebruiken. Chaimae, Rachid en Nadia geven als voorbeeld de campagnefilmpjes van Denk waarin de politici zelf Turks of Marokkaans praten. Politici hebben de neiging in moeilijke ambtelijke taal te spreken, maar Denk spreekt dezelfde taal. Yalnizkurt vertelt:

“Denk benadert je persoonlijk ... Denk komt naar je toe en praat dezelfde taal. Denk denkt als die mensen ... ze kan zich ook in die plaats van die mensen plaatsen. Dus de drempel tussen Denk en de mensen is veel lager dan met een D66, elitepartij”

3.6 Denk: het zwarte schaapje in de politiek

In de vorige paragraaf is geconstateerd dat Denk op twee manieren beantwoordt aan wensen van respondenten. Het is in de eerste plaats de nieuwe emancipatiepartij zoals dat voorheen de PvdA bijvoorbvoor hen was. In de tweede plaats is het een partij waarvan zij zeggen dat die hun kant kiest in tijden van polarisatie hoewel de respondenten vertellen dat Denk voortkomt uit de polarisatie in de samenleving, zeggen ze ook dat de opkomst van Denk een vorm van emancipatie is, iets wat volgens de respondenten de partij niet in dank wordt afgenomen door de ‘gevestigde orde’. Mohamed vertelt: “Ze kwamen steeds vaak op het nieuws en ik zag gelijk hoe de gevestigde orde tegen hen tekeergingen ...met een vieze blik.” Yalnizkurt deelt net als de andere respondenten dezelfde analyse als Mohamed en voegt daaraan toe “Je mag wel bij de PvdA zijn als migrant, 38 maar niet zelf een partij oprichten.” Niet alleen Yalnizkurt stoort zich hier aan. Alle respondenten vinden dat Denk ook een vorm van emancipatie is en dat dit zou moeten worden toegejuicht. De respondenten vertellen allemaal dat Denk geen eerlijke kans krijgt in de politiek van wat zij zien als de gevestigde orde. Ze leggen uit dat ze dit oneerlijk vinden omdat Denk met drie zetels in het parlement zit en een deel van de kiezers vertegenwoordigt en dus serieus genomen moet worden. Als gevraagd wordt naar voorbeelden, wordt door Chaimae, Yalnizkurt, Rachid, Enes, Nadia, Ahmet en Busra de Commissie Stiekem genoemd, waarbij er is besloten om alleen de fractievoorzitters van de vijf grootste partijen toe te laten. Deze beslissing wordt door de respondenten gezien als een poging om de partij Denk expres uit belangrijke besluitorganen te halen. Enes verwoordt dit als volgt:

“Om Denk uit te halen hebben ze de geheimhoudingsverklaring nu tussen de vijf grootste partijen … waar zijn jullie mee bezig ... minderheden worden nu uitgesloten door de meerderheid.”

Een ander punt dat wel door alle respondenten wordt genoemd is ‘de ongelijke behandeling’ van Denk door de Tweede Kamervoorzitter, Khadija Arib, die de spreektijd van de parlementsleden van Denk zou inkorten en hen zomaar onderbreken, iets wat ze bij andere partijen niet doet. Voor Enes ziet dit als volgt: “In mijn ogen is het ook een dubbele maatstaf wat zij daar hanteert.” Ahmet vertelt:

“Ik weet dat de voorzitter niet echt objectief is ... dat heb ik ook gezien tegenover Denk ... want zij heeft meerdere keren via de media haar mening over de partij gezegd en ik vind dat dat niet kan als voorzitter ... negatieve uitlatingen ... terwijl ze over Geert Wilders heel positief was.”

Net als Enes en Ahmet vertellen de andere respondenten dat ze meerdere malen op de Facebookpagina van Denk filmpjes hebben gezien waar dit het geval is. Naast deze uitsluiting in de politieke orde, ervaren de respondenten ook uitsluiting door de media in Nederland. Ze zijn niet blij met de manier hoe de partij Denk wordt geframed in de media. Alle uitspraken die Denk doet worden vergroot en op een negatieve manier uitgelicht. Als respondenten de vraag voorgelegd krijgen over wat zij vinden van de campagnefilmpjes waarin Denk kritiek uit op Arib en Marcouch zeggen alle respondenten dat

39 zij dit goed vinden. Het volgende citaat van Chaimae illustreert dit:

“Ja ... men ziet het als een negatief iets, maar ik vind juist dat het voor meer transparantie zorgt want ik kan nu echt zien wat mensen hebben beloofd en dat niet zijn nagekomen.”

Zeven van de elf respondenten noemen het voorval met de uitspraak van de heer Kuzu die zei dat artsen in Nederland sneller de stekker eruit trekken bij allochtone ouderen (NOS, 2017a). Zij vertellen dat zij het eens zijn met de uitspraak, omdat ze in hun eigen omgeving vaak genoeg meemaken dat familieleden door taalgebrek niet goed worden geholpen. Busra zegt: “Ze hadden het expres verkeerd geformuleerd … het was heel verkeerd gezegd. Kuzu bedoelde het juist goed.” Twee andere respondenten, Rachid en Mohamed, vinden dit een verkeerde uitspraak was Kuzu. Zij kunnen zich ook niet herkennen in zijn uitspraak en geloven dat hij dit deed voor electoraal gewin. Rachid verwoordt dit als volgt: “Ik denk dat het wel een beetje overdreven is ... ik denk dat hij daarmee ook stemmen wilde pakken en winnen ... op dat punt was ik het niet mee eens.” De laatste twee respondenten, Saida en Tarik, hebben zich hierover niet uitgelaten. Respondenten zeggen op een spottende toon dat er in Nederland meer vijandiger wordt omgegaan met Denk en haar achterban dan de PVV. Zo vertellen Tarik, Chaimae en Nadia dat ze horen dat de PVV en Denk als een zelfde partij worden gezien, maar toch ervaren zij meer begrip voor de PVV dan voor Denk. Denk wordt in hun ogen door de media neergezet als de lange arm van Turkije en Erdogan. De goede bedoelingen komen te weinig aan het licht. Alle respondenten vertellen dat Denk telkens in verband wordt gebracht met Erdogan, terwijl Denk zich nooit heeft uitgelaten over Turkije en of Erdogan. Zij vinden dat Denk een Nederlandse partij is in Nederland. Als ik vraag naar waarom deze vergelijking dan telkens wordt getrokken, vertellen alle respondenten dat dit wordt gedaan om de partij teniet te doen en te reduceren tot iets negatiefs, terwijl het wel een partij is met kiezers die zich vertegenwoordigd voelen door hen. Dit wordt door alle respondenten gezegd, een goed voorbeeld hiervan is Mohamed, hij zegt dat hij de berichtgeving heel negatief vindt en voegt daar aan toe: “Denk krijgt heel veel vragen over Erdogan, maar ze zitten in de Tweede Kamer van Nederland en niet van Turkije … dus ik vind dat heel raar.” Ahmet is het hiermee eens en voegt toe dat door dit negatieve frame Denk weinig witte stemmers heeft. Mustafa legt uit dat Denk hem aantrok omdat het een partij is die multicultureel is met veel betrokkenheid, hij vindt het daarom jammer dat Denk telkens in 40 verband wordt gebracht met Erdogan:

“Het is heel vervelend als ze zeggen lange arm van Ankara alsof hij dan door Turkije wordt gefinancierd door Erdogan ... ja dat is niet leuk is echt mensonterend … terwijl Denk probeert mee te doen en andere kant proberen uit te lichten.”

Toch vertellen alle respondenten dat als wel zou blijken dat Denk achter Erdogan staat, zij dit niet erg zouden vinden. Zij vinden Erdogan een prima man en vinden de obsessie met Erdogan overdreven. Enes verwoordt dit als volgt:

“Waarom hebben we het over Turkije een dictatorschap … Hou je bezig met die Marokkanen en Turken hier die hier worden gediscrimineerd … wat tegen jouw grondwet ingaat.”

Dit wordt eigenlijk door alle respondenten gedeeld. Respondenten zeggen daarnaast dat er in Nederland teveel het axioma geldt dat Erdogan een dictator is. Nadia zegt:

“Als dat zo is, ik zeg niet dat het zo is, maar als dat zo is … is het zo dat per definitie Erdogan verkeerd is omdat Nederland dat beweert. Sinds wanneer is het dat Erdogan per definitie verkeerd is omdat Nederland altijd met het vingertje wijst.”

Deze overtuiging wordt eigenlijk door alle respondenten gedeeld, zowel door de Turkse als Marokkaanse respondenten. De respondenten vinden het daarom ook wel verstandig dat Denk terughoudend is met het praten met journalisten. Zo zegt Yalnizkurt: “Ze zijn wel op hun hoede om RTL tijdens verkiezingsavond niet binnen te laten, dat kan ik wel begrijpen,” maar, vult Mohamed aan: “Als er iemand zoals NRC en Pauw constant slecht over je berichten moet je jezelf beschermen.”

3.7 Successen van Denk & Weinig kritieken op Denk

Hoewel het nog vroeg is om de partij Denk af te rekenen op haar prestaties, is er een duidelijk patroon te vinden onder de respondenten in wat zij waarderen en vinden van de partij Denk, maar ook wat zij bekritiseren en afkeuren in de aanpak van Denk.

41 De respondenten zijn heel erg te spreken over hoe zij omgaan met de eigen achterban. Alle respondenten vertellen dat de politici van Denk, maar ook de vrijwilligers hen heel erg persoonlijk benaderen. Nadia vertelt: “Ze drukken geen folder in je hand met zo van stem op mij, maar gaan met je in gesprek.” Dit wordt door de andere respondenten ook beaamd, Enes zegt: “Ze hebben niet eens gezegd: "stem op ons," maar ze riepen gewoon op om te stemmen. Dat vind ik heel goed.” De verbondenheid bij de kiezers werd volgens de respondenten slim voortgezet in het gebruik van sociale-mediakanalen door Denk. Busra verteld bijvoorbeeld dat Denk bijna elke dag wel een filmpje plaatste op Facebook. Dit vindt zij slim want “ zo blijf je bij je kiezers en houd je close contact met ze.” Respondenten vertellen dat ze deze campagnefilmpjes prettig vonden, want zo konden ze zien waar Denk allemaal mee bezig was. Een ander voorbeeld is dat de drie Denk-kandidaten diverse benefieten en buurthuizen bezochten, Chaimae vertelt dat ze ‘verbaasd’ was dat tijdens een benefiet voor Myanmar de Denk kandidaten Farid Azarkan en Tunahan Kuzu aanwezig waren. Kortom de respondenten zijn te spreken over de capaciteiten van Denk die in staat is om een grote groep kiezers te mobiliseren. Zij vinden de aanpak professioneel, zeker gezien voor zo een jonge partij. Daarnaast vinden de respondenten dat Denk ook na de verkiezingen dicht bij haar kiezers stond. Chaimae, Busra, Rachid, Ahmet, Yalnizkurt en Mohamed geven het voorbeeld dat Denk na de verkiezingen haar kiezers persoonlijk bedankte door een filmpje op hun Facebookpagina te plaatsen, maar ook door de straten op te gaan en Denkstemmers te bedanken. Yalnizkurt vertelt: “Denk heeft dat ook laten zien ... dat zij er nog steeds voor hen zijn. ze gingen iedereen ook persoonlijk bedanken op Plein 40 in West.” Bovendien houdt Denk haar kiezers op de hoogte met hun taken in de Tweede Kamer. Zo vertellen zeven van de elf respondenten dat zij regelmatig filmpjes op Denk’s Facebookpagina bekijken waarin zij vertellen wat zij hebben gestemd in debatrondes en Denk laat ook de spreektijd zien van de drie Denkpolitici. Nadia, Chaimae en Mustafa zeggen daarnaast dat deze aanpak voor transparantie zorgt, want zo kunnen kiezers zien wat de partij op wie zij gestemd hebben voor hun doet. Mohamed vertelt: “Wat ik nu al sinds maart zie bevalt me … betrokkenheid en terugkoppeling naar je kiezers.” Als ik doorvraag naar wat deze terugkoppeling inhoudt zegt Mohamed: “Vergeet je kiezers niet. Niet eens in de vier jaar naar moskee komen: eh, we gaan meedoen willen jullie op ons stemmen. Tot nu toe ook de moties ... wat ze in de Kamer tot nu toe hebben gestemd … bevalt me wel.” Naast deze succespunten van Denk, hebben de respondenten ook wel kritiek op de 42 partij. Zij vinden het jammer dat Denk als een ‘allochtonenpartij’ wordt gezien. Denk had in hun ogen beter haar best moeten doen om witte Nederlanders te mobiliseren en voor zich te winnen. Chaimae, Yalnizkurt, Busra en Enes hebben echter wel begrip voor Denk omdat zij vinden dat Denk nu eenmaal een stempel op zich heeft als ‘moslimpartij’ ‘Turken en Marokkanenpartij’. Tarik legt daarom nogmaals uit waarom hij op de enige zwarte vrouw op de lijst heeft gestemd: “Ik wil niet met Denk in een hoek gestopt worden ... Marokkanen Turken partij (…) want ik wil diversiteit.”

43 Hoofdstuk 4

Conclusie & Discussie

In deze bachelorscriptie is onderzocht waarom tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders zich meer politiek vertegenwoordigd voelen door de partij Denk dan door andere partijen en wat hun motieven waren om op de partij Denk te stemmen. Omdat dit in essentie een onderzoek is dat samenhangt met het vraagstuk van politieke vertegenwoordiging heb ik gebruik gemaakt van de politieke theorie van Hanna Pitkin, waarin zij drie dimensies van de politieke vertegenwoordiging uiteenzet, de substantiële vertegenwoordiging descriptieve vertegenwoordiging en formele vertegenwoordiging. Mijn respondenten bleken in alle drie dimensies een probleem te ervaren met de vertegenwoordiging door hun ‘oude’ partijen, met name de PvdA. Het voornaamste probleem ervaarden ze echter op het gebied van substantiële en descriptieve vertegenwoordiging. In de interviews komen diverse redenen naar voren voor de kloof die is ontstaan met de partijen waar ze eerder op stemden, maar ook de motieven om op Denk te stemmen. Hoewel de groep respondenten klein is, en dat beperkt de representativiteit en generaliseerbaarheid, is er veel overeenstemming over de motieven om weg te kijken van andere partijen en de stap te zetten richting Denk. Aan de orde komen verrechtsing, wat zich vertaalt naar sociaal-economische en sociaal-culturele verrechtsing, wat zich vertaalt naar een discours, partijen en een overheid die volgens de respondenten minder opkomen voor de zwakken in de samenleving. Met name het discours rond de Islam wordt genoemd, maar ook specifiek de afkeer van de PvdA en de Turkse en Marokkaanse vertegenwoordigers in die partij. Deze vertegenwoordigers hebben hun eigen agenda of die van de partij boven die van hun Turkse en Marokkaanse kiezers gesteld, zo vinden de respondenten. Dit wordt de partij zeer kwalijk genomen. Opvallend is de antipathie jegens partij-leider en demissionair premier Asscher van de PvdA. Terwijl dit onderwerp niet aan de orde werd gebracht door de onderzoekster, gaf een meerderheid van de respondenten aan erg boos te zijn rondom Asscher’s optreden naar aanleiding van een Motivaction onderzoek naar gedachtes over radicalisering en zijn optreden ten aanzien van het korten op de AOW voor Marokkaanse Nederlanders in Marokko. De partij werd ook verweten ritueel slachten te willen verbieden, een verwijt dat ook werd gemaakt richting GroenLinks en D66. Op al deze vlakken was er opvallend veel overeenstemming onder de respondenten. De respondenten brengen dezelfde voorbeelden, toonzetting en irritaties maar ook verwachtingen naar voren.

44 Daarnaast is onderzocht welke identiteit Denk probeert te construeren. Deze identiteitsconstructie vindt plaats in een context van verrechtsing en te midden van een discours dat de Islam steeds ter discussie stelt, deze context is geïllustreerd aan de hand van onderzoeken van Mügge, Sleegers en kiezersonderzoek van EtnoBarometer en Ipsos. Zij concluderen dat met name Turkse en Marokkaanse kiezers Nederland niet meer beschouwen als een tolerant land, maar een land waarin de minderheden, specifiek mensen met hun achtergrond, worden achtergesteld. Denk is in hun ogen de oplossing voor een betere toekomst voor de minderheden, het is ontstaan uit een noodzaak, en als gevolg van polarisatie in de Nederlandse samenleving. Uit het respondentenonderzoek blijkt dat Denk scoort wat betreft identiteit (descriptieve vertegenwoordiging) en ideeën (substantiële vertegenwoordiging). Denk wierf deze kiezers door specifiek in te gaan op de noden en belangen die zij de stemmers ervaren in de toenemende verharding van de samenleving in Nederland. Ze krijgen krediet als vertegenwoordigers, vinden de respondenten, omdat ze hun kiezers persoonlijk benaderen. Zij benadrukken hun etnische achtergrond door de kiezers in het Marokkaans of Turks aan te spreken. Deze identitaire politiek wordt dus gewaardeerd en geeft aan dat Denk op dit vlak het hoogste scoort. De respondenten voelen een grotere mate van loyaliteit richting partij Denk dan naar etnische vertegenwoordigers uit andere politieke partijen. Deze loyaliteit groeide vooral ook door de mate van kritiek die Denk kreeg van andere partijen waardoor zij het imago kregen van ‘het zwarte schaap,’ wat gezorgd heeft voor meer sympathie jegens de partij. Naast Pitkin’s theorie is gebruik gemaakt van het rapport ‘Identificatie met Nederland’ van de WRR, dat ingaat op drie vormen van identificatie die burgers kunnen hebben met de dominante cultuur. Alle respondenten geven aan te voldoen aan de functionele identificatie omdat zij allen studeren en/of werken en een steentje proberen bij te dragen aan de samenleving. Ze voldoen ook aan de normatieve identificatie wat in anekdotes naar voren komt waarin wordt gesteld dat ze zich toch meer thuis voelen in Nederland dan in land van herkomst zoals Turkije of Marokko. De derde vorm van identificatie, de emotionele, ontbreekt deels. Dit heeft te maken met de verrechtsing van het politieke klimaat in Nederland en het anti-Islam discours. Hier is een parallel met Pitkin’s descriptieve dimensie zichtbaar. Er zou gesteld kunnen worden dat deze emotionele leemte op politiek vlak wordt opgevuld door Denk.

45 Discussie Dit onderzoek heeft als beperking dat de resultaten gebaseerd zijn op een sample van elf respondenten. Daarnaast waren de respondenten in mijn sample relatief hoogopgeleid. Dit kan de resultaten hebben beïnvloed omdat zij misschien andere ervaringen, motieven en ideeën hebben dan laagopgeleiden. Deze beperking heeft ook een positieve kant omdat bij de partij Denk het beeld bestaat dat de Denkstemmers laagopgeleid zijn en in achterstandswijken wonen zoals in Rotterdam-Zuid en Amsterdam-West. Interessant is dat ik hoogopgeleiden heb die met weloverwogen argumenten op Denk stemmen. Het was niet eenvoudig om aan voldoende respondenten te komen. Wellicht speelde schaamte of argwaan daarbij een rol? De respondenten die wèl bereid waren om deel te nemen aan het onderzoek zouden om die reden al als een selecte groep gezien kunnen worden en daardoor minder representatief zijn. Er komt een gemeenschappelijk en overtuigend beeld naar voren over de motieven van de respondenten om op Denk te stemmen en de context waarbinnen die keuze heeft plaats gevonden. De interviews met de respondenten vonden vlak na de verkiezingen plaats, waarbij er op dat moment nog een euforische stemming is en was. Er viel op dat moment nog weinig te reflecteren op het optreden van de vertegenwoordigers van Denk in de Tweede Kamer. Het zou daarom interessant zijn om ditzelfde onderzoek over een half jaar weer uit te voeren omdat Denk mogelijk al stelling zou moeten nemen over bepaalde thema’s waar respondenten minder eensgezind over zijn. Hierdoor zou je als onderzoeker misschien andere resultaten krijgen. Er is veel maatschappelijke kritiek geweest over Denk in aanloop naar de verkiezingen en sindsdien. Twee respondenten bleven in de veronderstelling dat ik een andere agenda had dan een bachelorscriptie naar motieven van Turkse en Marokkaanse Nederlanders om op Denk te stemmen. Deze interviews liepen aanvankelijk stroef en dat kan de data enigszins hebben beïnvloed. Aan de andere kant is het feit dat ik moslim en Marokkaans ben wellicht de reden dat de meeste respondenten enthousiast meededen aan het onderzoek en behoorlijk open waren in hun antwoorden, omdat hen dat op hun gemak stelde. Een ander vervolgonderzoek zou zich kunnen focussen op respondenten met een lagere sociaal-economische achtergrond dan mijn respondenten die relatief hoogopgeleid waren. De respondenten hebben een gedeelde Islamitische achtergrond en geven aan dat een negatieve houding ten opzichte van moslims voor hen een reden is geweest om op Denk te stemmen. Het is wellicht interessant om een onderzoek te doen naar het deel van het Denk electoraal dat een niet-islamitische achtergrond heeft om te kijken of de motieven om Denk te stemmen overeenkomsten of juist verschillen vertonen. 46 Literatuurlijst

Argos TV Medialogica. (2015, 28 juli). De gewenste resultaten [videobestand]. In Medialogica. Verkregen op 9 juni, 2017, via http://tinyurl.com/y6uewuwf

Bale, T., Green-Pedersen, C., Krouwel, A., Luther, K. R. & Sitter, N. (2010). If you can’t beat them join them? Explaining social democratic responses to the challenger from the populist radical right in Western Europe. Political Studies 58(3): 410–426.

Benschop, L. (2014). Asscher noemt opvatting Turkse jongeren over IS 'verontrustend'. Verkregen op 10 juni, 2017, via http://tinyurl.com/osmlru2

Berg, E. van den (2017). Rutte:‘islamitische gebedsoproep is lelijke muziek’. Verkregen op 25 mei, 2017, via http://tinyurl.com/y8stxs7r

Berger, M., Fennema, M., Van Heelsum, A., Tillie, J. Wolff, R. (2001). Politieke participatie van etnische minderheden in vier steden. Amsterdam: IMES.

Beweging Denk. (2016). Denkend aan Nederland. Verkiezingsprogramma DENK 2017-2021. Verkregen op 4 maart, 2017, via http://tinyurl.com/yd72o2c3

Beweging Denk. (2017). Denk lanceert kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen. Verkregen op 30 maart, 2017, via http://tinyurl.com/y8mk45co

Bryman, A. (2012). Social Research Methods (4th edition). New York: Oxford University Press.

Castiglione, D & Warren, M. E. (2008). Rethinking Democratic Representation: Eight

47 Theoretical Issues. Paper presented at the Bellagio Study and Conference Center, 30 September– 3 October.

CBS. (2016). Jaarrapport Integratie 2016. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Celis, K., Meier, P., & Wauters, B. (2010). Gezien, gehoord, vertegenwoordigd?: Diversiteit in de Belgische politiek. Gent: Academia Press.

Dool, P. van den. (2015). Tekortkomingen in onderzoek opvattingen Turken over jihadisme. Verkregen op 10 juni, 2017, via http://tinyurl.com/ya5bf8zs

Duyvendak, JW., Hurenkamp, M. & Tonkens, E. (2010). Culturalization of citizenship in the . In: d'Appollonia & Reich, S (eds) Managing Ethnic Diversity after 9/11: Integration, Security and Civil Liberties in Transatlantic Perspective. London: Rutgers University Press.

EtnoBarometer (2017). Peiling stemgedrag Nederlanders met een migratieachtergrond Tweede Kamerverkiezingen 2017. EtnoBarometer: Rotterdam.

FORUM (2010). Politieke participatie van allochtonen. FORUM: Instituut voor Multiculturele Vraagstukken.

Herrick, R. (2016). Minorities and Representation in American Politics. Oklahoma: Oklahoma State University.

Heysse T. (2010). Deliberatie en politieke representatie. Politicologenetmaal. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven.

Houten, M. van (2017). Namen en shamen door Denk, nog nooit vertoond op het Binnenhof. Verkregen op 3 maart, 2017, via http://tinyurl.com/y9x9opsx

Huijnk, W. & Andriessen, I. (2016). Integratie in zicht? De integratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

61 Ipsos - Nederland. (2017). Turkse en Marokkaanse Nederlanders over de komende verkiezingen. Amsterdam: Ipsos Nederland.

Kalma, P. (2017). Ontwaak, sociaal-democraat! S&D, 74 (2), 5-13.

Kiesraad. (2017). Uitslag van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer van 15 maart 2017. Kerngegevens. Den Haag: Kiesraad.

Kranendonk, M., Michon, L., Schwartz, H., & Vermeulen, F. (2014). Opkomst en stemgedrag van Amsterdammers met een migratie-achtergrond tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014. Amsterdam: IMES.

Labyrinth Onderzoek & Advies. (2012). Stemgedrag moslims. Verkregen op 9 juni, 2017, via http://tinyurl.com/yc3dcqdg

Mügge, L. M. & Damstra, A. (2013). Gender en etniciteit in de Tweede Kamer: streefcijfers en groepsvertegenwoordiging. Res Publica, 55 (3), 339-358.

Mügge, L.M. (2015). Where gender and ethnicity intersect: How Dutch political parties Recruit and select candidates. Paper prepared for the 111th APSA conference 3-6 September 2015, San Francisco.

Mügge, L. M. & Van der Pas, D. (2017). Dertig jaar diversiteit in de Tweede Kamer: hoe verder na de verkiezingen? Verkregen op 15 maart, 2017, via http://tinyurl.com/y9lowgg9

Mügge, L. & Van Stigt, A. (2017). Implosie van de PvdA schaadt diversiteit in de Tweede Kamer. Verkregen op 30 maart, 2017, via http://tinyurl.com/y82tl4r4

Niemantsverdriet, T. (2017, 5 februari). Peiling: ‘Boze bruine man’ stapt over van PvdA naar Denk. Verkregen op 12 februari, 2017, http://tinyurl.com/j3f9qxf

62 NOS. (2017a). 'Beschuldiging Kuzu aan artsen raakt kant noch wal'. Verkregen op 27 mei, 2017, via http://tinyurl.com/ya6fssdr

NOS. (2017b). Denk verkiezingsuitslag. Verkregen op 1 juni, 2017, via http://tinyurl.com/y8hb75wf

NRC. (2017). Uitslagenkaart Tweede Kamerverkiezingen 2017. Verkregen op 4 mei, 2017, via http://tinyurl.com/y8ns9pfj

NU.nl. (2016). Tweede Kamer woedend over 'pleur op'-uitspraak premier. Verkregen op 10 juni, 2017, via http://tinyurl.com/hvbxs5f

Paauwe, C. (2017). OM eist werkstraffen voor beledigen Sylvana Simons. Verkregen op 4 mei, 2017, via http://tinyurl.com/ycdxjfgk

Parlement & Politiek. (2005). Komst islamitische partij onrealistisch. Verkregen op 30 maart, 2017, via http://tinyurl.com/ybzr4kjs

Pitkin, H. F. (1967). The Concept of Representation. University of California: Berkeley.

Remie, M. & Geurts, L. (2017). Nieuw-West stemt niet meer op de PvdA, maar op Denk. Verkregen op 18 maart, 2017, via http://tinyurl.com/y8zye3jx

Ritueel slachten verdeelt PvdA. (2011, 13 april). NRC Handelsblad, p. 8.

Saward, Michael. (2006). The Representative Claim. Contemporary Political Theory, 5: 297- 318.

Silverman, D. (2014). Interpreting Qualitative Data. Londen: SAGE Publications.

63

Sleegers, F. (2007). In debat over Nederland: veranderingen in het discours over de multiculturele samenleving en nationale identiteit. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Sterckx, L., Berends, D. & Nathan Rozema, N. (2015). Rapportage Cognitieve test Vragenlijst FORUM/ Motivaction Arabische Herfst. Utrecht: Labyrinth Onderzoek & Advies.

Stokmans, D. & Van Nierop, L. (2016). ‘Wat gaat er mis als we gewoon blijven betalen?’ Verkregen op 25 mei, 2017, via http://tinyurl.com/yaaegutz

Terpstra, J. (2017). Driekwart van de jongeren met een migratieachtergrond gaat niet stemmen.Verkregen op 24 februari, 2017, via http://tinyurl.com/y73tn3o6

Valk, I. van der. (2017). Monitor Moslimsdiscriminatie (Derde raportage). Amsterdam: RADAR Rotterdam.

Van Biezen I.C. (2014). Partijen en democratie: Revitaliseren of herdefiniëren? In: De Lange S.L., Leyenaar M., De Jong P. (Red.) Politieke partijen: Overbodig of nodig? (pp. 31-42). Den Haag: Raad voor het openbaar bestuur.

Van Nierop, L. & Stokmans, D. (2016). Asscher wees regeling oorlogsgetroffenen af. Verkregen op 26 mei, 2017, via http://tinyurl.com/yaaegutz

Vermeulen, F., Kranendonk, M. & Esajas, M. (2014). Hoe de PvdA de migrantenstem kan terugwinnen. S&D, 71(4), 52-59.

Zwan, R. & Lubbers, M. (2016). The political representation of ethnic minorities in the Netherlands: nominated and elected ethnic minority candidates. (paper prepared for the ECPR Joint Sessions in Pisa 24-28 April 2016). Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.

64 Bijlagen

Bijlage A. Lijst respondenten

Tabel 1. Overzicht respondenten

Namen Leeftijd Etnische Opleiding Werk achtergrond

Busra 20 Turks Verpleegkunde Werkzaam in een supermarkt

Rachid 22 Marokkaans Gezondheidswetenschappen Werkzaam in een hotel

Enes 28 Turks Religiewetenschappen Actief in maatschappelijke organisaties

Chaimae 24 Marokkaans Culturele antropologie Maatschappelijk medewerker

Yalnizkurt 49 Turks Financiën Eigen onderneming

Mustafa 36 Turks Economie Manager bedrijfsleven

Nadia 34 Marokkaans Leraar Frans Leraar Frans

Saida 42 Marokkaans X Kinderleidster

Mohamed 28 Marokkaans Commerciële economie Eigen onderneming

Tarik 40 Marokkaans ICT IT-sector

Ahmet 38 Turks X Journalist

65 Bijlage B. Interviewvragen

Inleiding: - Jezelf voorstellen - Vertellen over je scriptieonderzoek - Geen goede/slechte antwoorden; alles mag gezegd worden - Anonimiteit garanderen/ gesprek wordt opgenomen Intro: Sekse: Leeftijd: Werk: Studie: Etnische achtergrond: Woonplaats: Religie: Respondenten eerst laten vertellen over hun achtergrond (mini-biografie) Thema’s: - Stemgedrag vroeger (vóór Denk) - Stemde u voorheen? Zo niet, waarom niet? - Zo ja, Op welke partijen heeft u voorheen gestemd, waarom? - En op welke personen stemde u? - Bent u lid van een pressiegroep (geweest) of politieke partij (geweest)? - Om welke reden bent u/ was u lid?/ Waarom niet? - Motieven voor Denk nu - Waarom heeft u op Denk gestemd? - Wat betekent Denk voor u? - Er wordt door veel media gezocht naar een verklaring voor de overwinning van Denk tijdens de verkiezingen, maar wat is volgens U de reden dat veel mensen in Amsterdam/Rotterdam op Denk hebben gestemd? - Op welke partij zou u hebben gestemd als Denk er niet was? - Zijn er partijen wier ideeën u tegenstaan? - Ziet u uw stem op Denk als een proteststem? - Zijn er aspecten aan Denk die u minder aanspreken, of waar u kritiek op heeft? (bv. standpunten, personen, manier van opereren) - Verwacht u dat u bij volgende verkiezing weer op Denk stemt? Waar is dat afhankelijk van? - Volgend jaar zijn de gemeenteraadsverkiezingen. Bent u van plan bij de

66 gemeenteraadsverkiezingen weer op Denk te stemmen?

- Wijze van informeren - Heeft u in de periode voorafgaand aan de verkiezingen politieke bijeenkomsten (van partijen /discussiebijeenkomsten) bijgewoond? - Via welke media heeft u zich geïnformeerd over Denk : stemwijzer, bijeenkomsten, sociale media, debatten: waar heeft u vooral naar gekeken? - Hoe zou u de berichtgeving over Denk in de media karakteriseren? - Wat weet u van het verkiezingsprogramma van Denk? - Werkwijze - Denk heeft een aantal korte campagnefilmpjes gemaakt? Heeft u een of enkele daarvan bekeken? - Wat vond u van deze filmpjes? - Heeft u Denk campagne zien voeren op straat of elders? - Wat vond u van de wijze waarop ze dit aanpakten? - Personen - Kunt u enkele prominente leden van Denk opnoemen? - Welke politicus van Denk spreekt u het meeste aan? - Kunt u vertellen waarom? - En zijn er ook politici van Denk die u minder aanspreken? Waarom? - Elementen van Denk: - Inhoud/ plannen/ programma Stellingen die verband houden met programma maar ook optreden. Stellingen: - De discussie omtrent Turkije is voor mij een reden om op Denk te stemmen. Bent u het hiermee eens/ oneens? - Denk wordt omschreven als een partij die niet bindend is, maar zou polariseren. Bent u het hiermee eens/ oneens? - Denk is vóór het afschaffen van de begrippen/termen ‘Allochtoon’ en ‘Autochtoon’. Bent u het hiermee eens/oneens? - Denk is vóór een diversiteitsquota voor vrouwen, mensen met een migrantenachtergrond en mensen met een beperking. Bent u het hiermee eens/oneens? -Volgens Denk zijn er in Nederland meer mensen die geïntegreerde mensen moeten accepteren, dan mensen die nog zouden moeten integreren. Integratie geldt voor nieuwkomers en niet voor mensen die hier zijn geboren en/of getogen. Bent u het hiermee eens/oneens? - Denk heeft campagne filmpjes gemaakt waarin zij kritiek uitten op politici zoals Khadija Arib en Ahmed Marcouch. Bent u het hiermee eens/oneens?

67 - De partijleiders: Tunahan Kuzu en Selcuk Özturk zijn in 2014 bij de PvdA weggegaan omdat er geen aandacht was voor racisme/discriminatie binnen die partij. Bent u het hiermee eens/oneens? - Er is in Nederland veel discussie over het optreden van de regering van Erdogan in Turkije. De partij Denk wordt verweten de kant van Erdogan te kiezen in de politieke situatie in Turkije. Bent u het hiermee eens/oneens? - Wat verwacht u van een partij/ politicus op wie u gestemd hebt? Hier komen stellingen, geef de volgorde aan in welke mate u die van belang vindt voor de partij waarop u heeft gestemd. 1. Degene op wie ik stem moet betrouwbaar zijn. 2. Degene op wie ik stem moet transparant zijn. 3. Degene op wie ik stem moet verstandige compromissen kunnen sluiten. 4. Degene op wie ik stem moet proberen verbinding te zoeken in de samenleving. 5. Degene op wie ik stem moet goed overkomen in de media. 6. Degene op wie ik stem moet veel kennis hebben van de belangrijkste politieke dossiers. 7. Degene op wie ik stem moet van onbesproken gedrag zijn. 8. Degene op wie ik stem moet zijn beloftes waarmaken. 9. Degene op wie ik stem moet loyaal zijn aan de achterban. 10. Degene op wie ik stem moet regelmatig verantwoording afleggen aan de achterban. - Vragen over identificatie Nederlands - Voelt u zich meer Nederlander, of meer Turks/Marokkaans, of allebei, ongeveer evenveel? Kunt u dat uitleggen? - Zou u zich Nederlander willen voelen? Geloof [Indien moslim (intro)] U heeft aangegeven moslim te zijn: - Wat betekent moslim zijn voor u? - Hoe vaak gaat u naar de moskee? - Hoe vaak bidt u per dag? - Leest u regelmatig de Koran? - Wat verstaat u onder regelmatig? - Gaat u naar bijeenkomsten over het geloof? - Doet u mee aan de Ramadan? Multiculturele samenleving

68 - Bent u tevreden met de manier waarop verschillende (etnische) culturen met elkaar samenleven in Nederland? - Ziet u positieve kanten aan de Nederlandse samenleving? Zo ja welke? - Ziet u negatieve kanten aan de Nederlandse samenleving? Zo ja welke? - De afgelopen Tweede Kamerverkiezingen stond de ‘Nederlandse identiteit’ centraal. Wat vond u hiervan? Hoe zou u zelf de Nederlandse identiteit omschrijven? - Kunt u de etnische samenstelling op uw werk/studie omschrijven? - Kunt u de etnische samenstelling van uw vriendenkring omschrijven? - Bent u lid van een etnische georienteerde vereniging? - Ervaart u weleens discriminatie in uw leefomgeving? - Wat vindt u van de berichtgeving in de media over de multiculturele samenleving? - Houdt u het nieuws bij in Marokko/ Turkije en Nederland? - Bent u meer op de hoogte van het nieuws in Marokko/ Turkije of in Nederland? - Onderhoudt u regelmatig contact met familie uit Marokko/ Turkije? Afsluiting -Wilt u nog iets toevoegen? - Ben ik iets vergeten? - Respondent bedanken

71 Bijlage C. Codeerschema

Codeerschema

Bashen op moslims en minderheden is ‘in’

Voorbeeldfiguren Denk

Kritiek op etnische politici: Khadija Arib, Ahmed Marcouch, Ahmed Aboutaleb

Kritiek op Lodewijk Asscher (rechtse koers gekozen, uitkeringen korten van Marokkaanse Nederlanders, Motivaction onderzoek)

PvdA

Moslims neerzetten als terroristen

Er wordt niet geluisterd naar kiezers/bevolking en politiek doet wat ze zelf wil

Protesten

Teleurstelling

Tegengeluid

Verbazing

Gevestigde orde

Sterke nadruk op Nederlandse identiteit

Kritiek op CDA en haar focus op de Nederlandse identiteit

Kritiek op de VVD> rechtse koers/ PVV-light

Geert Wilders/ PVV

Negatieve kwalificatie van de politiek of politici: leugenachtig, zelfverrijking, zakkenvullers

Myanmar en Palestina-kwestie

Onrechtvaardigheid, in Nederland wordt gemeten met twee maten (in de samenleving/ politiek) ten aanzien van minderheden en niet-minderheden

72 Verrechtsing van politieke klimaat, maar ook verrechtsing in samenleving

Kritiek op Erdogan

Turks referendum

Moslims worden al stemvee gebruikt tijdens verkiezingen

Rol media: minderheden en Denk negatief in de media

Succesvolle allochtonen

Succesvolle moslims

Moslimpartij

Allochtonenpartij

Ervaringen met discriminatie

‘Moslims’ en ‘Nederlanders’ worden tegenover elkaar geplaatst

Uitspraken over integratie

Denk wordt niet geaccepteerd in de politiek

Kuzu

Azarkan

Mark Rutte

Opkomen voor de allochtonen

Opkomen voor moslims

Goed gebruik van media door Denk

Filmpjes Denk niet altijd handig, maar met een doel

Moslimgeluid verkondigen

Gevestigde orde niet blij met emancipatie moslims/allochtonen

73

74