Deportaties, Onderduik, Ontsnapping 1942–1945
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Vergelijking van Jodenvervolging in Frankrijk, België en Nederland, 1940-1945 : overeenkomsten, verschillen, oorzaken Griffioen, J.W.; Zeller, R. Publication date 2008 Link to publication Citation for published version (APA): Griffioen, J. W., & Zeller, R. (2008). Vergelijking van Jodenvervolging in Frankrijk, België en Nederland, 1940-1945 : overeenkomsten, verschillen, oorzaken. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:05 Oct 2021 391 4. DEPORTATIES, ONDERDUIK, ONTSNAPPING, 1942–1945 4.1 Centrale planning en organisatie van de deportaties, juni–juli 1942 Tijdens de vergadering van betrokken staatssecretarissen en topambtenaren bij Wannsee op 20 januari 1942 waren niet alleen bevoegdheden afgebakend en de organisatie van de voorgenomen deportaties besproken, maar kwamen ook de totale aantallen te deporteren joden in de verschillende landen aan de orde. Voor heel Europa werd het getal van elf miljoen joden vastgesteld. Wat de West- Europese landen Noorwegen, Denemarken, Nederland, België en Frankrijk (bezet en onbezet deel) betrof, werd uitgegaan van respectievelijk 1.300, 5.600, 160.800, 43.000 en 865.000. 1 Het Nederlandse cijfer was gebaseerd op de registratiegegevens van 1941, waarbij ook personen van gedeeltelijk joodse afkomst waren geteld. Voor België dienden de tellingen van eind 1940 voorlopig als basis.2 Het Franse cijfer was gesplitst: voor de bezette zone werd uitgegaan van 165.000; voor onbezet Vichy-Frankrijk werd het veel te hoge aantal van 700.000 vermeld, terwijl de Franse registratiegegevens uit september 1941 voor de onbezette zone uitkwamen op 141.000. 3 Wel moesten bij dit laatste cijfer ongeveer tienduizend in kampen geïnterneerde buitenlandse joden worden opgeteld. 4 Eichmann streefde ernaar dat de maatregelen die direct samenhingen met de komende deportaties, in Frankrijk, België en Nederland gelijktijdig zouden worden doorgevoerd. Daartoe hield hij tussen januari en juli 1942 in Berlijn verscheidene vervolgbesprekingen met zijn vertegenwoordigers uit Parijs (Dannecker), Brussel (Asche en Erdmann) en Den Haag (Zöpf). 5 In de praktijk stuitte Eichmanns streven echter op problemen, zoals bij de invoering van de jodenster al was gebleken. Ook met betrekking tot de aantallen joden voor de eerste geplande deportaties zouden zich moeilijkheden voordoen. Begin juni 1942 riep Eichmann de Judenreferenten uit de drie West- Europese landen opnieuw bijeen in Berlijn. 6 Tijdens dit overleg op de elfde van die maand werd overeengekomen dat in circa acht maanden uit Frankrijk 100.000 joden, uit België 10.000 en uit Nederland 15.000 joden zouden worden gedeporteerd. 7 Vanaf 13 juli zouden wekelijks drie treinen 1 ‘Wannsee-Protokoll’, in: Léon Poliakov, Joseph Wulf (Hg.), Das Dritte Reich und die Juden. Dokumente und Berichte (Wiesbaden: Fourier, 1989²), pp. 116–126, aldaar 121-122; zie ook in: Documents of the persecution of the Dutch Jewry 1940–1945 (Amsterdam: Athenaeum etc., 1979), pp. 13–32, aldaar 18-19, 30; Kempner, Eichmann und Komplizen , 133–147. 2 Voor Nederland, zie: Herzberg, Kroniek (1985), 63–69; Presser, Ondergang , I, 62–64, 417–418; Sijes, Studies , 128; De Jong, Koninkrijk , IV, 811–812. Voor België, zie: M. Steinberg, L’Étoile et le Fusil , I, 83; Idem, La Persécution , 131; Idem, Dossier Brussel– Auschwitz , 144; Ludwig Nestler (u.A., Hrsg.), Die faschistische Okkupationspolitik in Belgien, Luxemburg und den Niederlanden (1940–1945). Dokumentenauswahl (Berlin, 1990) doc. nr. 107 op p. 193; Hilberg, Destruction of the European Jews , p. 601 n. 6. 3 A. Cohen, Persécutions et sauvetages , pp. 62–63: Tableau 1 en noot 8; Klarsfeld, Vichy–Auschwitz. Die Zusammenarbeit , 26–28; Marrus/Paxton, Vichy France , 191–194, 221–222. Voor sommige departementen diende bij de vermelde cijfers nog een geschat aantal kinderen beneden de vijftien jaar te worden opgeteld. Voor het vermelde veel te hoge cijfer van 700.000 voor onbezet Frankrijk oppert M. Abitbol als mogelijke verklaring dat dit aantal niet alleen het grondgebied in Europa omvatte, maar ook de onder direct gezag van Vichy staande Franse gebieden in Noord-Afrika: de drie departementen van Algerije, die als integraal deel van Frankrijk werden bestuurd en onder het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken vielen, alsmede de protectoraten Tunesië en Marokko, die niet onder het ministerie van Koloniën, maar onder Buitenlandse Zaken ressorteerden. Michel Abitbol, Les Juifs d’Afrique du Nord sous Vichy (Paris: Maisonneuve et Larose, 1983; nieuwe uitgave Paris: Riveneuve, 2008). Deze opvatting is echter in strijd met de taal en logica van het ‘Wannsee-Protokoll’, waarin het constant over de joden in Europa gaat, zowel in de tekst van de besprekingen als in de lijst van landen met aantallen, waar betreffende Turkije alleen het Europese deel wordt genoemd en de Sovjet-Unie waarvan eveneens alleen de Europese gebieden zijn gespecificeerd. Zie: Daniel Carpi, ‘Mispar hayehudim betsarfat lefi protokol ve’idat Wannsee (Januar 1942) – dimyon umtsi’ut’ (The Number of Jews in France according to the Wannsee meeting protocol, January 1942 – fantasy and reality), in: Massua , vol. 13 (1985), pp. 129–132 (Hebr.); Dan Michman, Bimei shoah ufkudah (In Days of Holocaust and Reckoning), vol. 7 (Tel-Aviv: Open University Press, 1991), pp. 105–107 (Hebr.). 4 A. Cohen, Persécutions et sauvetages , pp. 63 en 99: Tableau 2 en noot 70. 5 Kempner, Eichmann und Komplizen , 165–168, 180–182, 266–267; Hans Safrian, Eichmann und seine Gehilfen (Frankfurt am Main: Fischer, 1995), 203–205; Yaacov Lozowick, Hitler’s Bureaucrats. The Nazi Security Police and the Banality of Evil (London/New York: Continuum, 2002), 88–92, 100–105, 152, 190–193; vergel. Idem, Hitlers Bürokraten: Eichmann, seine willigen Vollstrecker und die Banalität des Bösen (Zürich: Pendo, 2000), 189–194; Browning, Origins , 414–415; David Cesarani , Eichmann. His life and crimes (London: William Heinemann, 2004), 137–139. 6 Eichmann aan Lischka, 4 juni 1942, CDJC doc. XXV b-31, afgedrukt in Klarsfeld (ed.), Endlösung , 64. 7 Vermerk , 15 juni 1942, van het Referat IV J ( Judenreferat ) Sipo-SD Parijs, ondertekend door Dannecker, geparafeerd door Hagen, aan Knochen en Lischka, ‘Betr.: Weitere Judentransporte aus Frankreich’, CDJC doc. nr. XXVI -29, foto-reproductie in: M. Steinberg, Dossier Bruxelles–Auschwitz , 28–29, 139; Idem, Dossier Brussel–Auschwitz , 28–29, 145; vergel. Idem, L’Étoile et le Fusil , II, 15–16; Raul Hilberg, Sonderzüge nach Auschwitz (Mainz: Dumjahn, 1981), p. 167: bijlage 19; Idem, Destruction , 634 n. 89; Recueil , III, 825– 826; Klarsfeld, Vichy , 66–69, 81. Marrus/Paxton, ‘The Nazis and the Jews in Occupied Western Europe’, JMH 54 (1982), 702 n. 35. 392 met joden tussen de 16 en 40 jaar moeten gaan rijden. Het hoge Franse aantal – dat aanvankelijk door Dannecker zelf was voorgesteld – bleek al snel niet haalbaar. Binnen enkele dagen liet de Transportabteilung van de Reichsbahn weten dat de gevraagde vervoerscapaciteit niet volledig ter beschikking kon worden gesteld. In de eerste plaats bleek dat een groot deel van het beschikbare Duitse treinmaterieel in Frankrijk inmiddels door het Verkehrsministerium in opdracht van de Wehrmacht naar Duitsland was overgebracht ter voorbereiding en uitvoering van het zomeroffensief in Rusland. De overgebleven transportcapaciteit was nauwelijks voldoende voor het tegelijkertijd geplande vervoer van 350.000 Franse arbeiders naar Duitsland voor tewerkstelling in het kader van de door Laval eveneens in juni overeengekomen relève .8 Gezien deze complicaties bepaalde Eichmann op 22 juni dat het totale deportatieaantal voor Frankrijk, Nederland en België van 125.000 werd teruggebracht tot 90.000 en dat de spreiding over de drie landen werd veranderd. Op grond van een bevel van Himmler slaagde hij erin niet alleen voor België en Nederland, maar ook voor Frankrijk het benodigde Duitse treinmaterieel ter beschikking te krijgen. Vanaf midden juli zouden in wekelijkse transporten van circa duizend personen uit Nederland 40.000, uit België 10.000 en uit Frankrijk 40.000 joden weggevoerd worden. 9 De vereiste trein- en tijdschema’s werden in nauwe samenwerking met Reichsbahn uitgewerkt. De Judenreferenten in de drie landen zouden de transporten naar de doorgangskampen in hun gebieden organiseren. 10 Formeel waren ook het Auswärtige Amt te Berlijn en zijn vertegenwoordigers in de bezette landen bij de organisatie van de deportaties betrokken. Het RSHA wilde met deze instanties een goede verstandhouding onderhouden, omdat hun toestemming bij de uitvoering van de deportaties vereist was, in verband met de nationaliteit van de gedeporteerden. Dit was doorgaans niet meer