Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Pepingen tot 9.220 vleesvarkens

MER niet-technische samenvatting

eco-scan bvba Bovarpo bvba Bol Frederik De Berger nv Industrieweg 114H Teleweidestraat 5 olzaadstraat 18B Bullenstraat 13, bus 1 9032 Wondelgem 1670 Pepingen 8800 Roeselare 3670 Meeuwen-Gruitrode KBO-nr: 0446.116.460 VE-nr: 2.063.768.436

deskundigen: bodem en grondwater: Peter Hermans fauna & flora - coördinatie: Marie-Alix Vandenabeele lucht: Nico Raes oppervlaktewater: Erik Meers geluid:

Christophe Debonne

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 1

Inhoud 1 Inleiding ...... 3 2 Projectomschrijving ...... 4 2.1 Bedrijfsinfrastructuur ...... 4 2.2 Exploitatiecyclus ...... 5 2.3 Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) ...... 6 3 Beschrijving van de milieu-effecten ...... 8 3.1 Discipline lucht ...... 8 3.1.1 Geur ...... 8 3.1.2 Stof...... 8 3.1.3 Verzuring en vermesting ...... 9 3.2 Discipline bodem ...... 9 3.3 Discipline water ...... 10 3.3.1 Grondwater ...... 10 3.3.2 Oppervlaktewater ...... 12 3.4 Discipline fauna en flora ...... 12 3.5 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 14 3.6 Discipline geluid en trillingen ...... 16 3.7 Discipline mens ...... 16 3.8 Samenvatting van de effecten ...... 18 4 Milderende maatregelen ...... 21 4.1 Discipline lucht ...... 21 4.1.1 project-geïntegreerde maatregelen ...... 21 4.1.2 bijkomende te nemen maatregelen ...... 21 4.2 Discipline bodem ...... 22 4.3 Discipline water ...... 22 4.4 Discipline fauna en flora ...... 23 4.5 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 23 4.6 Discipline geluid en trillingen ...... 24 4.7 Discipline mens ...... 24 5 Conclusie ...... 25 6 Bijlagen ...... 28

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 2

1 Inleiding Dit vormt de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met milieueffectrapport.

De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen.

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 3

2 Projectomschrijving Het varkensbedrijf Bovarpo bvba, gelegen in de Teleweidestraat 5 te Pepingen is momenteel vergund voor het houden van 4.240 vleesvarkens. In het verleden werd ook een vergunning verleend voor het bouwen van een biggenstal. Deze biggenstal werd echter nog niet gebouwd. Het voorliggende project omvat de uitbreiding tot een totale diercapaciteit van 9.220 vleesvarkens. Om deze uitbreiding te kunnen realiseren, wordt één nieuwe vleesvarkensstal voorzien, die zal voorzien worden van combineerde luchtwassystemen. Twee delen van bestaande stallen zullen eveneens op deze luchtwassers aangesloten worden. Daarnaast zal ook de reeds vergunde biggenstal gebouwd en in gebruik genomen worden. Deze stal zal eveneens ammoniakemissiearm uitgerust zijn.

Het hoofddoel is de uitbreiding in dierplaatsen. Er wordt ook een uitbreiding van de mestopslagcapaciteit aangevraagd. Omdat de uitbreiding van het bedrijf met een aanzienlijke investering gepaard gaat, wordt ook een vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning aangevraagd (niet van de grondwaterwinning).

In het MER worden drie situaties besproken, aangezien de huidig vergunde situatie verschilt van de huidige werkelijke situatie. De reeds vergunde biggenstal werd immers nog niet gebouwd. In het MER zullen dus de huidig werkelijke situatie (HW), de huidig vergunde situatie (HV) en de gewenste situatie (G) besproken worden. Indien de aangevraagde vergunning (uitbreiding en hernieuwing) niet verleend wordt, wordt het bedrijf verder uitgebaat volgens de huidig vergunde situatie en dit tot 14/06/2027. De huidig vergunde situatie is dus tot 2027 gelijk aan het nulalternatief.

2.1 Bedrijfsinfrastructuur

In de huidige werkelijke situatie zijn stal 1 en 2 natuurlijk geventileerd. Stallen 3 en 4 zijn mechanisch geventileerd. De vergunde biggenstal zal, eenmaal gebouwd, eveneens mechanisch geventileerd worden en voorzien worden van het ammoniakemissiearme stalsysteem V-1.5, zijnde volledig rooster met water- en mestkanalen, eventueel voorzien van schuine putwanden. De nieuwe stal zal voorzien worden van twee gecombineerde luchtwassystemen, die de geur-, stof- en ammoniakemissie uit deze stal zullen reduceren. Ook zal de helft van stal 1 en stal 2 aangesloten worden op deze luchtwassystemen.

Alle mest en kuiswater wordt opgeslagen onder de mestkelders, alsook in het mestbassin. Dit bassin wordt afgedekt met een zeil en zal in de toekomst niet meer gebruikt worden. Momenteel wordt alle mest vanuit de mestkelders en het bassin op het land van derden, in de omgeving van het bedrijf, uitgereden (burenregeling). Naar de toekomst toe zal nog steeds alles uitgereden worden op het land van derden (burenregeling), in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf.

Voeder voor de varkens wordt opgeslagen in diverse silo’s die op een verharde ondergrond opgesteld staan. Momenteel zijn er 16 voedersilo’s aanwezig. Naar de toekomst toe wordt een nieuwe brijvoerkeuken voorzien aan de nieuwe stal 6. Hierbij worden 20 silo’s voorzien om de kernen en andere brijvoerproducten te stockeren. In de brijvoerkeuken bevindt zich eveneens een aantal pompen, mixers en voormengers.

Het bedrijf is momenteel vergund voor de opslag van 8.200 l propaan. Momenteel zijn twee tanks aanwezig van elk 1.600 l. In de toekomst zal een tank van 5.000 l bijgeplaatst worden bij stal 5. Dit propaan wordt gebruikt bij de opstart van de ronde om de stallen op te warmen. Na een week produceren de dieren voldoende eigen warmte, waardoor geen bijverwarming meer noodzakelijk is. In de toekomst zal de propaantank van 5.000 l dienen voor de verwarming van de biggenstal. Er wordt eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 4

eveneens 10.000 l stookolie aangevraagd. Eén tank zal dienen als brandstoftank voor de landbouwvoertuigen, een andere tank zal bij stal 6 geplaatst worden en gebruikt worden om de stal te verwarmen.

Het bedrijf beschikt momenteel over een niet-gekoeld krengenhuisje, aan de voorzijde van het bedrijf. Deze opslag zal niet wijzigen in de toekomst.

Het bedrijf beschikt over een grondwatervergunning voor het oppompen van 6.500 m³/j (9 m³/dag) grondwater vanuit het Cambro-Siluur Massief van Brabant (op een diepte van 65 m). Dit grondwater wordt gebruikt als reinigings- en drinkwater. Er wordt geen of hernieuwing of uitbreiding van de huidige grondwatervergunning aangevraagd. De extra waterbehoefte zal opgevangen worden door het regenwater, verzameld in twee regenwaterputten. Doordat brijvoer toegediend wordt, zal het waterverbruik beperkt worden, aangezien dit voeder reeds veel vocht bevat.

Het bedrijf is momenteel reeds voorzien van een gedeeltelijk groenscherm. Aan de achterzijde bevinden zich een aantal bomenrijen bestaande uit populier. Een deel hiervan zal evenwel moeten verdwijnen om de nieuwe vleesvarkensstal te kunnen bouwen. Aan de zijkant van het bedrijf bevindt zich een rij knotwilgen, en aan de voorzijde staat er een groenscherm bestaande uit populier en haagbeuk.

2.2 Exploitatiecyclus

De exploitatiecyclus zal in grote lijnen in alle situaties gelijk zijn. Het enige verschil ligt in het feit dat er naar de toekomst toe meer dieren gehouden kunnen worden, en dat er biggen op het bedrijf aangeleverd kunnen worden.

Momenteel betreft het hier een zuiver vleesvarkensbedrijf waar biggen worden aangevoerd van 10 weken oud. In een periode van 16 weken zullen ze afgemest worden tot een slachtrijp gewicht. Vervolgens worden de vleesvarkens afgevoerd naar een slachthuis. Na een korte leegstand voor het reinigen van de stallen worden er dan nieuwe biggen van 10 weken oud aangevoerd. Er zullen 2,95 rondes per jaar zijn. Tijdens het verblijf in de vleesvarkensstallen bedraagt de sterfte evenwel zowat 3 %.

Ter realisatie van de huidig vergunde situatie wordt er een nieuwe biggenstal voorzien. Biggen worden dan op een leeftijd van zowat 3 weken naar het bedrijf gevoerd. Deze biggen zijn afkomstig van derden. Acht weken na aankomst worden de biggen verplaatst naar de vleesvarkensstallen. Opnieuw 16 weken later worden de afgemeste vleesvarkens dan afgevoerd naar het slachthuis. In de biggenstal bedraagt het gemiddelde sterftecijfer zowat 1 %, en zijn er zowat 5,9 rondes per jaar. In de vleesvarkensstallen zijn er 2,75 rondes per jaar, en een sterftecijfer van 3 %.

De kadavers worden opgehaald door Rendac, en dit na telefonisch contact door de eigenaar. Tussen twee rondes wordt een periode van leegstand voorzien. Na iedere ronde wordt met water gereinigd.

De mest die door de dieren geproduceerd wordt, komt in de onderliggende mestkelder terecht, alsook in een mestbassin (overdekt met een zeil) . Van hieruit wordt de mest in de huidige situatie uitgereden op land van derden (burenregeling). Naar de toekomst toe zal nog steeds alles uitgereden worden op het land van derden (burenregeling), in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf. Er zal niet langer gebruik gemaakt worden van het mestbassin.

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 5

2.3 Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand)

Het bedrijf is gelegen in de Teleweidestraat 5, te Pepingen op de kadastrale percelen, 5de afdeling, sectie A, perceelsnummers 126, 128c, 131v en 131w. Een uittreksel van de topografische kaart van België wordt weergegeven in Bijlage 2. In Bijlage 3 wordt het stratenplan in de omgeving van de inrichting weergegeven en op Bijlage 4a wordt een luchtfoto van de inrichting weergegeven. Op de luchtfoto in Bijlage 4b wordt de ruimere omgeving van het bedrijf weergegeven.

Rekening houdend met het gewestplan (Bijlage 5) ligt het bedrijf volledig in agrarisch gebied. De dichtstbij gelegen relevante gewestplanbestemming binnen een straal van 1 km, is woongebied met landelijk karakter, dit op 370 m ten ZO van het bedrijf. Het dichtstbij zijnde woongebied ligt op 5,5 km ten ZO van het bedrijf.

Het bedrijf is volledig gelegen op het grondgebied van Pepingen. Deze gemeente grenst in het N aan (op zo’n 4 km van het bedrijf), in het NO aan Sint-Pieters-Leeuw (3,5 km van het bedrijf), in het O aan Halle (op zo’n 3,4 km van het bedrijf), in het ZW aan Herne (ongeveer 1,3 km van het bedrijf) en ten NW aan (op zo’n 570 m van het bedrijf). In het Z grenst Pepingen aan de provincie Waals-Brabant (op ongeveer 2 km van het bedrijf), meer bepaald aan de gemeenten Tubeke, en Edingen. De afstand van het bedrijf tot de grens met Wallonië bedraagt dus ongeveer 2 km. Ondanks deze vrij korte afstand wordt niet verwacht dat het bedrijf grensoverschrijdende effecten zal veroorzaken, omdat de grens zich ten Z van het bedrijf bevindt en dit is de windrichting waar de minste effecten van het bedrijf te verwachten zijn, rekening houdend met de overwegende ZW-wind. De afstand tot de Franse en Nederlandse grens bedraagt meer dan 50 km.

Het bedrijf is gelegen in de Leemstreek. Het studiegebied wordt hierbij voornamelijk gekenmerkt door een leembodem. De grondwaterkwetsbaarheidskaart van de regio rondom het bedrijf omschrijft deze zone als matig kwetsbaar (code Ac). Het bedrijf beschikt momenteel over een vergunning voor een grondwaterwinning vanuit het Cambro-Siluur Massief van Brabant (aquifercode 1340, Sokkelsysteem). Er mag 6.500 m³/j (of 9 m³/dag) opgepompt worden, en dit vanop een diepte van 65 m. Er wordt geen uitbreiding aangevraagd van deze winning. Binnen een straal van 1 km rondom deze winning zijn 4 andere grondwaterwinningen gelegen (zie Bijlage 20). Hiervan pompt één winning eveneens uit het Sokkelsysteem. Deze winning is op 800 m van de bedrijfseigen grondwaterwinning gelegen.

Het bedrijf is gelegen op percelen die volgens de watertoetskaarten (hoofdstuk 14) deels niet- en deels mogelijk overstromingsgevoelig, niet infiltratiegevoelig, deels matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) en deels zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1) zijn. Mogelijke schadelijke effecten op het watersysteem zouden kunnen ontstaan als gevolg van veranderingen in de afvoer van oppervlaktewater, structuurverandering van de waterlopen, infiltratie van hemelwater, kwaliteitsverlies van oppervlaktewater en grondwater en de wijziging in grondwaterstroming.

Hydrogeografisch situeert het studiegebied zich in het “Dijle- en Zennebekken”, meer bepaald in het deelbekken “Zuunbeek”. Binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf zijn de Teleweidebeek, Toevloeisel, de Hundelingebeek en de Roskambeek gelegen, met allen als kwaliteitsdoelstelling de basiskwaliteit (Bijlage 6). Het bedrijf is gelegen op een punt dat afstroomt naar de Teleweidebeek (noordelijk deel van het bedrijf) of de Hundelingebeek (zuidelijk deel van het bedrijf).

In de Teleweidebeek bevindt zich een MAP- en VMM-meetpunt (meetpunt 365850) op 540 m ten W van het bedrijf. Dit meetpunt ligt echter stroomopwaarts t.o.v. het bedrijf en dus kunnen de resultaten van dit meetpunt geen indicatie geven over het bedrijf. Op 1.035 m ten NO van de inrichting, in de eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 6

Roskambeek, ligt ook een VMM-meetpunt (meetpunt 365800). Hier werd in 2010 een BBI-index van 6 (matige kwaliteit) en een Prati-index van 2,55 (matig verontreinigd) opgemeten. De waterlopen en de meetpunten worden weergegeven op Bijlage 6. Er zijn verder geen representatieve MAP-meetpunten in de buurt van het bedrijf.

Binnen een straal van 1,5 km rondom het bedrijf bevindt zich geen habitat- of vogelrichtlijngebied, geen VEN- en IVON-gebied en geen natuurreservaat. Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied is op 1.980 m ten NO van het bedrijf gelegen en betreft het habitatrichtlijngebied ‘Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heiden’. Het dichtstbij gelegen VEN-gebied is eveneens op 1.980 m ten NO van het bedrijf gelegen en valt samen met het habitatrichtlijngebied. Het gewestplan (zie Bijlage 5) geeft aan dat op zo’n 1.025 m ten NO van het perceel natuurgebied (code 701) voorkomt. In dit gedeelte is een regionaal belangrijk biotoop gelegen (zie ook bovenstaande tabel). In de omgeving van het bedrijf is geen Ramsar-gebied gelegen.

Bijlage 9 toont de elementen van de landschapsatlas in de omgeving van de inrichting. Het bedrijf ligt in de relictzone ‘Centraal ’ en in de ankerplaats ‘Bogaarden en Bellingen’. Voor de relictzone wordt als beleidswenselijkheid aangegeven dat het gebied moet behoed worden voor de verstedelijking die vanuit Brussel oprukt. De uitbreiding van een landbouwbedrijf vormt hierin geen bedreiging. Verder bevinden zich nog elementen van de landschapsatlas in de omgeving van de inrichting, met name een aantal puntrelicten en een aantal lijnrelicten. Daarnaast bevinden zich in de omgeving van de inrichting ook nog enkele gebouwen die op de lijst van bouwkundig erfgoed opgenomen zijn.

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 7

3 Beschrijving van de milieu-effecten

3.1 Discipline lucht

3.1.1 Geur Het bedrijf voldoet aan de afstandsregels. Door de gewenste uitbreiding zal de geuremissie toenemen van

123.808 ouE/s (huidig werkelijke situatie) of 142.624 ouE/s (huidig vergunde situatie) tot 175.290 ouE/s. Het bedrijf maakt geen deel uit van een bronnencluster. Zowel in de huidige situatie als in de gewenste situatie ondervinden binnen hoog geurgevoelig gebied geen woningen een negatief effect door het bedrijf. In matig geurgevoelig gebied is er een toename van het aantal woningen dat een effect ondervindt. Ook in laag geurgevoelig gebied neemt het aantal gehinderde woningen toe. Het totaal aantal gehinderde woningen zal dus globaal gezien toenemen.

Nemen we de geurconcentratie ter hoogte van de omliggende woningen in beschouwing en wordt de huidig vergunde situatie vergeleken met de gewenste situatie, dan kan vastgesteld worden dat de geurconcentratie ter hoogte van de omliggende woningen afneemt, behalve ter hoogte van woning 2, dit ondanks de stijging van de geuremissie met 23 %. Dit kan verklaard worden door het voorzien van twee luchtwassystemen in de gewenste situatie, die de uitgaande lucht krachtig verticaal zullen uitstoten en een betere dispersie en verdunning van de uitgaande lucht met de omgevingslucht zullen veroorzaken. Ook zal de stallucht van twee gedeelten van natuurlijk geventileerde stallen afgezogen worden en behandeld worden door de wassers en dus ook krachtig uitgestoten worden. Er kan vastgesteld worden dat de geurconcentratie ter hoogte van het dichtstbij gelegen woongebied met landelijk karakter beperkt toeneemt t.o.v. de huidig vergunde situatie.

Kadavers worden verzameld gedurende de dagelijkse controle, en opgeslagen in een niet gekoelde kadaveropslag. Dit zal niet wijzigen in de toekomst. De kadavers worden na telefonisch contact opgehaald. Er wordt geprobeerd om het aantal kadavers, ook vanuit economisch perspectief, zo beperkt mogelijk te houden door een goede bedrijfsvoering.

Inzake geuremissie door kadaveropslag zijn geen kwantitatieve gegevens beschikbaar. Verwacht wordt evenwel dat, niettegenstaande het aantal kadavers zal toenemen door de bedrijfsuitbreiding, de mogelijke hindereffecten ten gevolge van kadaveropslag niet noemenswaardig zullen zijn.

In de huidig vergunde en werkelijke situatie is een mestopslagbassin voorzien, afgedekt met een kunststofzeil, waardoor mogelijke geurhinder tot een minimum beperkt wordt. Dit bassin zal verwijderd worden in de gewenste situatie, aangezien de nieuwe vleesvarkensstal op deze locatie komt te liggen.

Verder is er op het bedrijf eveneens een brijvoederkeuken aanwezig. Het brijvoer kan, afhankelijk van de samenstelling van de voeders, ook een zekere geuremissie veroorzaken. Inzake het werken met brijvoer zijn er echter geen geuremissiecijfers voorhanden, en dit kan dan ook niet in het gebruikt model verwerkt worden. Doordat de opslag en productie van de voeders in een afgesloten ruimte plaatsvindt, wordt contact met de buitenlucht vermeden, waardoor de kans op geurhinder door het brijvoer klein is.

3.1.2 Stof

Door de gewenste uitbreiding zal de PM10-stofemissie uit de stallen toenemen van 648,7 kg/jaar (huidig werkelijke situatie) of 774,2 kg/j (huidig vergunde situatie) naar 872,6 kg/jaar (gewenste situatie).

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 8

Bij de toetsing van de bedrijfsbijdrage aan de PM10-stofconcentratie blijkt dat zowel in de huidige werkelijke en de huidige vergunde als in de gewenste situatie er een zone aanwezig is waar een gering negatief effect wordt verwacht. Binnen deze zone liggen de bedrijfswoning en één andere woning. Er worden ook zones verwacht waar een matig negatief of negatief effect geldt, maar hierin liggen geen woningen. Ook inzake de PM2,5-concentratie wordt eenzelfde scenario verwacht: er is een zone met een gering negatief effect en een zone met een matig negatief effect. Deze zones zijn echter zeer klein en omvatten geen woningen. In de gewenste situatie is enkel een zone waarbinnen een gering negatief effect van toepassing is aanwezig. Er wordt geen zone met een negatief effect verwacht.

Op voorliggende bedrijf wordt gebruik gemaakt van brijvoer. Door het hoge vochtgehalte hiervan zal er weinig stof vrijgesteld worden. Er zal dan ook geen of slechts een verwaarloosbaar effect zijn voor het vullen van de voedersilo’s.

Andere mogelijke bronnen van stofemissie op voorliggend bedrijf zijn het transport, de verbranding van fossiele brandstoffen voor de verwarming en het uitmesten en droogborstelen van de stallen. Deze emissies zijn zeer moeilijk kwantitatief in te schatten, maar zullen beperkt zijn in vergelijking met de stofemissie uit de stallucht.

3.1.3 Verzuring en vermesting Door de gewenste uitbreiding zal de ammoniakemissie uit de stallen afnemen van 10.600 kg/jaar (huidig werkelijke situatie) of 11.048 kg/j (huidig vergunde situatie) naar 10.430 kg/jaar.

Er werden modellen (op basis van IFDM) opgesteld om de verzurende en vermestende depositie door het bedrijf te simuleren. De gemodelleerde deposities worden gebruikt om de verzurende en vermestende effecten op de omliggende fauna en flora in te schatten. Dit wordt verder besproken onder de discipline fauna en flora.

3.2 Discipline bodem

In de gewenste situatie worden twee nieuwe stookolietanks van 5.000 l voorzien. Eén tank wordt voorzien bij stal 4 en zal voorzien worden van een verdeelslang. De andere tank wordt voorzien bij de nieuwe vleesvarkensstal (stal 6) en zal dienen op de stal te verwarmen. Beide tanks zullen bovengronds en dubbelwandig zijn. De tanks zullen voldoen aan de nodige veiligheidsvoorschriften en zullen periodiek gecontroleerd worden. Ook wordt propaan opgeslagen op het bedrijf, dit wordt echter niet aanzien als een risico-stof inzake bodem.

Volgens Vlarebo Artikel 61 en 62 dient al dan niet, rekening houdend met de categorie waarin de inrichting wordt ingedeeld, een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Op het bedrijf zijn evenwel geen rubrieken aanwezig de bodemonderzoeksplichtig zijn.

In alle situaties wordt alle mest en het reinigingswater van het bedrijf in de onderliggende mestkelders opgevangen. In de huidig werkelijke en vergunde situatie is eveneens een mestbassin aanwezig, afgesloten door een zeil. In de huidige situatie wordt alles uitgereden op gronden van derden (burenregeling), in de omgeving van het bedrijf. Naar de toekomst toe zal nog steeds alles uitgereden worden op het land van derden (burenregeling), in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf.

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 9

Wat de mestopslagcapaciteit betreft moet er voldoende capaciteit zijn voor het opslaan van de hoeveelheid mest die gedurende negen maanden geproduceerd wordt. Aan deze bepalingen wordt eveneens geacht voldaan te zijn wanneer de exploitant van de inrichting aantoont op een andere reglementaire manier gedurende de beschouwde periode te kunnen voorkomen dat de mest of een gedeelte ervan op landbouwgrond wordt gebracht. Rekening houdende met de vergunde dieraantallen dient er in de huidige situatie opslag voorzien te worden voor 5.088 m³. Met het totaal beschikbare volume van 5.772 m³ wordt er aldus ruim voldaan aan de vereiste inzake mestopslagcapaciteit. In de gewenste situatie dient er 11.064 m³ voorzien te worden. Het totale volume van de mestkelders bedraagt in de gewenste situatie 16.330 m³. Er wordt hier dan ook ruimschoots aan voldaan.

Rekening houdend met de aanwezigheid van mestkelders bestaat er steeds een potentieel risico op verspreiding van mest naar de omgeving. De stallen en de mestopslaglocaties op het bedrijfsterrein dienen zodanig geconstrueerd te zijn dat er geen inspoeling naar het grondwater of afspoeling van mestdeeltjes naar het oppervlaktewater of de openbare riolering mogelijk is. Door het rein houden van de verharde oppervlakken op de inrichting wordt voorkomen dat het afspoelingswater (na regenval) bevuild wordt met mestresten. Om te onderzoeken of er bepaalde vermestende invloeden van het bedrijf waar te nemen zijn, kunnen peilbuismetingen een indicatie geven. Peilbuizen dienen geïnstalleerd te worden vanaf 2.500 varkens. Gezien reeds in de huidige situatie meer dan 2.500 varkens gehuisvest worden, zijn deze peilbuizen reeds aanwezig. Het meest recente grondwateronderzoek dateert van 20/02/2014, het voorgaande onderzoek dateert van 2010. Er zijn twee getuigeputten aanwezig. Er worden verhoogde concentraties vastgesteld voor nitraten, nitrieten en Kjeldahl stikstof. Deze verhoogde concentraties werden in 2010 ook vastgesteld. Sindsdien zijn de concentraties wel gedaald. Voor de andere gemeten parameters worden de normen niet overschreden. Ook deze concentraties blijken sinds 2010 gedaald te zijn. Dit aspect zal verder besproken worden onder de discipline water, meer bepaald grondwater.

Om de uitbreiding te verwezenlijken van de huidig vergunde naar de gewenste situatie zal 1 nieuwe stal bijgebouwd worden. Deze stal zal afmetingen hebben van 71 m op 67 m, de diepte zal 2,5 m bedragen. Ook zal de biggenstal gerealiseerd worden, deze zal afmetingen hebben van 20 m op 80 m, de diepte zal 1,5 m bedragen. Wordt rekening gehouden met een dikte van de betonlaag van ongeveer 20 cm, dan zal er voor deze stallen een grondverzet van ongeveer 12.844 m³ nodig zijn. Gezien het grondverzet meer dan 250 m³ bedraagt, dient er een technisch verslag ter bepaling van de kwaliteit van de te verzetten grond opgemaakt te worden.

De nieuwe vleesvarkensstal zal gebouwd worden op de plaats waar nu het mestbassin ligt. De landbouwtyperingskaart duidt de zone aan als geschikt voor veredeling en akkerbouw. Er is sprake van een gering negatief effect inzake bodemverlies.

3.3 Discipline water

3.3.1 Grondwater Om de uitbreiding te verwezenlijken zal 1 nieuwe vleesvarkensstal bijgebouwd worden. Ook zal de biggenstal gerealiseerd worden. Rekening houdend met een betonlaag van 20 cm, zal de grond tot max. 2,7 m diepte moeten afgegraven worden. Er wordt van uit gegaan dat de grondwatertafel moet dalen tot 0,5 m onder de bouwput. Op basis van metingen van het grondwatermeetnet (www.dov.be) in de omgeving van het bedrijf kan gesteld worden dat de stand van de grondwatertafel 2,8 m bedraagt onder het maaiveld. Voor het bouwen van de nieuwe stallen zal er aldus bemaling noodzakelijk zijn. Voor de bepaling van de invloedstraal van de bemaling (R) wordt gebruik gemaakt van de formule van

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 10

Sichardt. De nieuwe stallen zullen gebouwd worden op een leembodem met een doorlatendheidscoëfficiënt van 6,58 x 10-6 m/s. Hieruit volgt dat de invloedsstraal van deze bemaling ingeschat kan worden op 3,1 m. Binnen deze zone zijn geen bedrijfsvreemde grondwaterwinningen gelegen. De gronden waarover de bemalingskegel zich uitstrekt worden omschreven als weinig kwetsbaar, kwetsbaar of kwetsbaar met zeer kwetsbare elementen voor verdroging. Dit wordt verder besproken in de discipline fauna en flora.

Er kan berekend worden dat de grondwatertafel nooit zal dalen met meer dan 50 cm door de grondwaterwinning op het bedrijf. Voor het mogelijk verdrogend effect van de bedrijfseigen winning op de vegetatie wordt verwezen naar de discipline fauna en flora. Boven de betreffende watervoerende laag bevindt zich een kleilaag, waardoor het onttrokken water moeilijk gecompenseerd wordt. Aangezien gewonnen wordt uit een bedreigde watervoerende laag, wordt geen hernieuwing van de grondwaterwinning aangevraagd (vergund tot 2027).

Als drinkwater voor de dieren en om te kuisen wordt momenteel grondwater aangewend (negatief effect aangezien grondwater voor laagwaardige toepassingen aangewend wordt). Het bedrijf is vergund voor het oppompen van 6.500 m³/j, deze capaciteit wordt volledig besteed aan deze activiteiten. Er wordt geen hernieuwing van deze winning of uitbreiding aangevraagd, aangezien deze winning pompt uit het Sokkelsysteem, dat moeilijk opnieuw aangevuld wordt (zie hoger). In de gewenste situatie zal het grondwater volledig benut worden als drinkwater voor de dieren. Drinkwatertekorten zullen aangevuld worden met leidingwater. De grondwaterwinning wordt aldus niet te hoog aangevraagd, in tegendeel.

In de toekomst zal het regenwater dat op stal 5 en stal 6 terecht komt, integraal opgevangen en hergebruikt worden. Er kan berekend worden dat er jaarlijks zo’n 3.905 m³ regenwater zal kunnen opgevangen en hergebruikt worden. Dit water zal gebruikt worden om te kuisen (in de toekomst 1.573 m³/j), alsook voor de combiluchtwassers. Er kan berekend worden dat er naar schatting 2.086 m³/j zal nodig zijn voor de luchtwassers (rekening houdend met een indicatief cijfer van 0,4 m³/vleesvarken per jaar). Het Nederlandse Infomil vermeldt anderzijds een waterverbruik van 490 – 1.260 l per kg afgevangen ammoniak door biologische wassers (zie technisch informatiedocument Luchtwassystemen de veehouderij op de website van Infomil). Rekening houdend met de ammoniakemissie uit de stal en het reductiepercentage (85 %), kan berekend worden dat er jaarlijks 1.956 kg ammoniak dient afgevangen te worden, wat neerkomt op een waterverbruik van 958 – 2.465 m³/j, wat in de lijn ligt van het hoger vermeld getal. Tekorten zullen aangevuld worden met leidingwater.

Momenteel is er geen regenwateropvang aanwezig. Eenmaal de biggenstal en de nieuwe vleesvarkensstal zullen gebouwd zijn, zal het water, dat hierop terecht komt, opgevangen worden in een regenwateropvang van 90 m³ bij de biggenstal en een opvang van 270 m³ onder de nieuwe vleesvarkensstal. Rekening houdend met het toevoerend dakoppervlak van deze stallen, zal jaarlijks zo’n 3.905 m³ kunnen opgevangen worden. Regenwater dat op de overige verharde delen terecht komt, stroomt af en kan in de naastliggende gronden infiltreren. Er wordt voldaan aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwateropvang.

Rekening houdend met de aanwezigheid van mestkelders bestaat er steeds een potentieel risico op verspreiding van mest naar de omgeving. De stallen en de mestopslaglocaties op het bedrijfsterrein dienen zodanig geconstrueerd te zijn dat er geen inspoeling naar het grondwater of afspoeling van mestdeeltjes naar het oppervlaktewater of de openbare riolering mogelijk is. Door het rein houden van de verharde oppervlakken op de inrichting wordt voorkomen dat het afspoelingswater (na regenval) bevuild wordt met mestresten. Om te onderzoeken of er bepaalde vermestende invloeden van het bedrijf waar te nemen zijn, kunnen peilbuismetingen een indicatie geven. Peilbuizen dienen geïnstalleerd te eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 11

worden vanaf 2.500 varkens. Gezien reeds in de huidige situatie meer dan 2.500 varkens gehuisvest worden, zijn deze peilbuizen reeds aanwezig. Deze putten werden in 2010 en 2014 bemonsterd. De grondwaterstroming werd op het terrein opgemeten en hieruit blijkt dat P4 en P5 kunnen aangeduid worden als getuigeputten. Er worden verhoogde concentraties vastgesteld voor nitraten, nitrieten en Kjeldahl stikstof. Deze verhoogde concentraties werden in 2010 ook vastgesteld. Het grondwateronderzoek besluit dat het zeer moeilijk is om vast te stellen of de verhoogde concentraties afkomstig zijn van het bedrijf. De verhoogde waarden aan nitraatconcentraties t.o.v. de getuigeputten kunnen niet rechtstreeks gelinkt worden aan een eventuele lekkage van de mestopslag omdat er geen verhoogde waarden aan koper zijn vastgesteld. Varkensmest wordt namelijk gekenmerkt door het hoge gehalte aan koper. Ook zijn de nitraatconcentraties in P1 en P2 niet gestegen t.o.v. 2010, integendeel. Indien er een lek zou zijn ter hoogte van de mestopslag, dan zou er een stijging aan het gehalte aan nitraten verwacht worden, of toch zeker geen daling. De analyses zullen over drie jaar herhaald worden waarbij op dat moment een vergelijking zal worden gemaakt met de huidige resultaten. Op die manier kan een duidelijk verloop worden geschetst waarbij omgevingsfactoren al dan niet uitgesloten kunnen worden om de impact van de opslag van mengmest op het grondwater na te gaan, aldus het grondwateronderzoek uitgevoerd door DLV in 2014.

3.3.2 Oppervlaktewater Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd in het oppervlaktewater. Reinigingswater van de stallen komt terecht in de onderliggende mestkelders en wordt samen met de mest afgevoerd. Het spui van de luchtwassers wordt afzonderlijk opgevangen en afgevoerd in een opslag van 100 ton. Er is sprake van een verwaarloosbaar effect.

Het bedrijf is volgens het zoneringsplan gelegen in individueel te optimaliseren buitengebied. Dit wil zeggen dat het bedrijf moet voorzien in een IBA om het huishoudelijk afvalwater te zuiveren. Dit is nog niet aanwezig op het bedrijf, het water wordt na bezinking in een septische put geloosd. In de bedrijfswoning zijn 4 personen woonachtig, er wordt aldus naar schatting 120 m³ water per jaar verbruikt en geloosd (30 m³ per persoon per jaar bij benadering). Momenteel is er sprake van een gering negatief effect. In de toekomst zal er sprake zijn van een verwaarloosbaar effect indien een IBA voorzien is.

3.4 Discipline fauna en flora

Er wordt nieuwe varkensstal voorzien. De nieuwe stal komt op een zone die deels niet kwetsbaar en deels weinig kwetsbaar is voor ecotoopverlies. Er is sprake van een gering negatief effect.

Er kan vastgesteld worden dat de bijdrage aan de kritische last inzake verzuring nagenoeg niet wijzigt door de gewenste uitbreiding ter hoogte van het nabijgelegen natuurgebied volgens het gewestplan. Er is en blijft sprake van een relevante bijdrage aan de kritische last.

Nemen we de verzurende depositie ter hoogte van de overige vegetatie in beschouwing binnen het studiegebied, dan kunnen we vaststellen dat voor het regionaal belangrijke biotoop rbbsp een overschrijding vastgesteld wordt van de kritische last in de huidige werkelijke en de huidig vergunde situatie. In de toekomst wordt deze kritische last niet langer overschreden. Hoewel die niet meer overschreden wordt, geldt wel nog een sterk negatief effect ter hoogte van dit biotoop. Dit biotoop is echter op zeer korte afstand (50 m) van het bedrijf gelegen. Voor de overige habitattypes en regionaal belangrijke biotopen geldt een verwaarloosbare, beperkte of relevante bijdrage aan de kritische last. De algemene trend is een afname van de verzurende depositie in de gewenste situatie. Dit wordt verklaard

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 12

door de aanwezigheid van de twee luchtwassers in de gewenste situatie, die de uitgaande lucht krachtig uitstoten.

Volledigheidshalve wordt eveneens het richtlijngebied in beschouwing genomen, dat op 1.980 m ten NO van het bedrijf gelegen is. De maximale verzurende depositie ter hoogte van dit gebied bedraagt in de huidige werkelijke, huidig vergunde en gewenste situatie resp. 46, 48 en 46 Zeq/ha.j. Kijken we naar de relevante habitattypes of regionaal belangrijke biotopen binnen dit gebied, dan kunnen we vaststellen dat het regionaal belangrijke biotoop rbbsp voorkomt binnen een straal van 2 km en binnen dit richtlijngebied. De bijdragen aan de kritische last bedragen aldus resp. 1,7 %, 1,8 % en 1,7 %, wat een verwaarloosbare bijdrage is.

Aangezien er voor het element ‘rbbsp’ geen kritische last vermesting gekend is, kan er geen uitspraak gedaan worden over de bijdrage aan de kritische last vermesting ter hoogte van het natuurgebied volgens het gewestplan. Er kan echter wel vastgesteld worden dat de maximale depositie afneemt in de gewenste situatie.

Ter hoogte van de overige vegetatie binnen het studiegebied kan er vastgesteld worden dat de bijdrage aan de kritische lasten afneemt in de gewenste situatie. In de toekomst is er sprake van een relevante bijdrage ter hoogte van twee elementen. Ter hoogte van één element is er sprake van een beperkte bijdrage. Ter hoogte van het regionaal belangrijke biotoop rbbsp is de vermestende depositie aanzienlijk. Deze neemt echter af in de toekomst. Hierbij dient vermeld te worden dat dit element op zeer korte afstand van het bedrijf gelegen is (op 50 m), waardoor de depositiewaarden onvermijdelijk hoog zijn.

Volledigheidshalve wordt eveneens het richtlijngebied in beschouwing genomen, die op 1.980 m ten NO van het bedrijf gelegen is. De maximale vermestende depositie ter hoogte van dit gebied bedraagt in de huidige werkelijke, huidig vergunde en gewenste situatie resp. 0,66 kg N/ha.j, 0,69 kg N/ha.j en 0,66 kg N/ha.j. Kijken we naar de relevante habitattypes of regionaal belangrijke biotopen binnen dit gebied, dan kunnen we vaststellen dat het regionaal belangrijke biotoop rbbsp voorkomt binnen een straal van 2 km en binnen dit richtlijngebied. De kritische last vermesting van dit biotoop is niet gekend, maar gezien de lage vermestende depositie-waarden zal het effect ter hoogte van deze natuur verwaarloosbaar zijn.

In het hoofdstuk met betrekking tot de discipline Water werd bepaald dat er bronbemaling zou nodig zijn bij de aanlegfase. De invloedsstraal zal zich hierbij beperkten tot 3,1 m rondom de bouwput. De gronden waarover de bemalingskegel zich uitstrekt worden omschreven als weinig kwetsbaar, kwetsbaar of kwetsbaar met zeer kwetsbare elementen voor verdroging. Er is sprake van een tijdelijk negatief effect door deze bemaling. Aangezien er geen aandachtsgebied natuur grenst aan de nieuwe stal, zal er geen risico zijn dat deze tijdelijke bemaling permanente schade zal aanbrengen aan waardevolle natuur.

Uit de bepalingen van de grondwatertafeldaling door de grondwaterwinning blijkt dat de straal van de spreidingskegel met een grondwatertafeldaling van meer dan 5 cm 82 m bedraagt in de huidige en gewenste situatie. Aangezien water opgepompt wordt uit een gespannen watervoerende laag, zullen echter geen verdrogingseffecten optreden. Er is sprake van een verwaarloosbaar effect inzake verdroging door de grondwaterwinning.

Het dichtstbij gelegen habitatrichtlijngebied, “Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heiden” is op 1.960 m ten NO van de inrichting gelegen. Tussen de inrichting en deze gebieden bevindt zich agrarisch gebied en woongebied met landelijk karakter. Aan het habitatrichtlijngebied ligt er een klein gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s (zie ook Bijlage 5). Het gebied ligt daarenboven ook

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 13

op een kortere afstand van de N28 (Ninoofsesteenweg). De geluidswaarneming in het habitatrichtlijngebied zal eerder afkomstig zijn van eerder vermelde gebieden dan van de inrichting.

Wordt gekeken naar de geluidskwetsbaarheidskaart dan kan vastgesteld worden dat de inrichting gelegen is deels in een zone die zeer kwetsbaar is voor geluidsverstoring en deels in een zone die weinig kwetsbaar is voor geluidsverstoring. Er wordt niet verwacht dat er significante rustverstoring voor avifauna ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zal optreden. Voor de inrichting zelf is het ook van belang dat de dieren zo weinig mogelijk gestoord worden waardoor geluid op de inrichting beperkt wordt. Tijdens de bouw en herinrichting van de stallen kan er wel tijdelijk rustverstoring optreden, maar dit is van voorbijgaande aard. Er is dus sprake van een tijdelijk negatief effect. Er wordt niet verwacht dat er rustverstoring voor (avi)fauna ten gevolge van de normale bedrijfsactiviteiten zal optreden.

3.5 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

In voorliggend project zal een nieuwe stal gebouwd worden in het verlengde van de bestaande stallen. Dit zal het uitzicht van het landschap beïnvloeden. Het bedrijf is gelegen in het traditionele landschap ‘Pajottenland’ (code 220141, Antrop et al., 2002). Dit gebied wordt gekenmerkt door een golvende topografie, asymmetrische valleien, bossen en kleine kerndorpen. In het kader van de versterking van de traditionele landschappen in Vlaanderen werden een aantal wenselijkheden voor de toekomstige ontwikkeling gedefinieerd (Antrop et al., 2002) voor het traditionele landschap, namelijk:

 maximaal behoud van het landelijk karakter door vermijden van nieuwe versnijdingen;  stoppen van nieuwe lintbebouwing;  vrijwaren en herstel van de groenconnectiviteit in de valleien;  weren van storende elementen op perceptief kwetsbare plaatsen (weren visuele vervuiling in een erg gaaf gebied).

Bijlage 9 toont de relictzones, ankerplaatsen, puntrelicten, lijnrelicten en beschermingen in de omgeving van de inrichting. Het bedrijf ligt binnen een relictzone en een ankerplaats. Door de bouw van de nieuwe stal kan de inrichting een (bijkomend) effect uitoefenen op deze gebieden. Een lichte verstoring van de landschappelijke erfgoedwaarde kan verwacht worden. Er dient echter vermeld te worden dat het hier niet gaat om beschermd onroerend erfgoed.

In de ruime omgeving van de inrichting (binnen een straal van 1 km vanuit het bedrijfscentrum) bevinden zich 5 elementen die op de lijst van bouwkundig erfgoed zijn opgenomen:  “Hof ter Kammen”, gesloten hoeve op 895 m ten ZO;  “Smidse” op 656 m ten Z;  “Gemeentehuis” op 615 m ten Z;  “Parochiekerk Sint-Theodardus” op 640 m ten Z;  “Hof van Sergeantens”, gesloten hoeve op 720 m ten ZW.

Gezien de minimale afstand van 615 m tot een van deze elementen, zal het project hierop geen enkele invloed uitoefenen.

Om te onderzoeken of er mogelijkerwijs archeologische vondsten te verwachten zijn, werd de Centraal Archeologische Inventaris (http://cai.erfgoed.net/) geraadpleegd. Hieruit bleek dat er in Pepingen archeologisch erfgoed gekend is uit het Midden-Neolithicum (losse vondsten), de Vroege Middeleeuwen (bewoning), de Volle Middeleeuwen (kerk) en de Late Middeleeuwen (bewoning, versterking, kerk en eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 14

abdij). Echter, het gekende archeologisch erfgoed is slechts een fractie van het bestaande archeologisch erfgoed. Het ongekende erfgoed is vele malen groter. Opdat geen archeologisch erfgoed verloren zou gaan, biedt het archeologiedecreet en bijhorende uitvoeringsbesluiten enige garantie. Het melden van archeologische vondsten is namelijk verplicht via artikel 8 van het decreet houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium. Dit artikel bepaalt dat archeologische vondsten moeten gemeld worden binnen de drie dagen nadat ze zijn aangetroffen; en dat ze tot 10 dagen na het vinden moeten bewaard, beschermd en toegankelijk gesteld worden voor onderzoek. Archeologische vondsten dienen gemeld te worden bij het agentschap Onroerend Erfgoed. Bij het indienen van de bouwvergunningsaanvraag zal er afhankelijk van de grootte en de impact van de geplande werken geoordeeld worden door het agentschap Onroerend erfgoed of een archeologisch vooronderzoek al dan niet noodzakelijk is.

Belangrijk is om ook na te gaan in welke mate de inrichting een invloed heeft en zal hebben op zijn omgeving. De impact van een landbouwinrichting (met loodsen, stallen, voedersilo’s, ...) op het landschap kan immers groot zijn. De locatie van de inrichting in zijn ruimere omgeving wordt geïllustreerd aan de hand van foto’s.

In de huidige situatie staan alle stallen van het bedrijf vrij geordend opgesteld. De stallen staan allen evenwijdig aan elkaar. In de gewenste situatie zal er één nieuwe stal gebouwd worden. Deze zal in dezelfde richting en in het verlengde van de bestaande stallen worden geplaatst. Het bedrijf heeft momenteel reeds inspanningen geleverd om geïntegreerd te worden in het landschap. Het bedrijf is reeds voorzien van een groenscherm. Aan de achterzijde bevindt zich een aantal bomenrijen bestaande uit populier. Een deel hiervan zal evenwel moeten verdwijnen om de nieuwe vleesvarkensstal te kunnen bouwen. Aan de zijkant van het bedrijf bevindt zich een rij knotwilgen, en aan de voorzijde staat er een groenscherm bestaande uit populier en haagbeuk. Aan de kant van de biggenstal staan ook bomenrijen (populieren). Wanneer de biggenstal wordt gebouwd zal ook hiervan een deel moeten verwijderd worden. Na de bouw van de nieuwe stallen kunnen de verwijderde bomen eventueel gecompenseerd worden door een verdere uitbouw van het groenscherm met nieuwe streekeigen bomenrijen en/of struiken. Het bedrijf beschikt niet over omliggende gronden om ook daar maatregelen te treffen die het bedrijf beter kunnen implementeren in het landschap.

De nieuwe constructies zullen gebouwd worden volgens een aantal tips zoals beschreven in de brochure ‘Agrarische architectuur, technisch bekeken’ (Boussery et al., 2006):  streven naar gesloten, compact geheel: de nieuwe stal wordt aansluitend op de bestaande stallen, in het verlengde ervan, gebouwd;  geordende plaatsing van de gebouwen: dit zorgt voor rust en evenwicht in het ontwerp. Bovendien zorgt een overzichtelijke inplanting voor samenhorigheid van de gebouwen op de inrichting. De nieuwe stal komt in het verlengde van de bestaande stallen te staan;  torensilo’s binnen bebouwing houden: alle voedersilo’s staan tussen de stallen opgesteld.

Naast de inplantingsplaats kunnen ook de vormgeving en materialen van de gebouwen een voorname rol spelen in het visuele aspect. Op de inrichting worden een aantal ‘tips’ (Boussery et al., 2006) gebruikt:  gelijke dakhelling gebruiken: de nieuwe stal zal een gelijke dakhelling hebben;  gebruik van dezelfde materialen en kleuren: de nieuwe stal zal met dezelfde kleuren en materialen gebouwd worden;  donkere dakstructuur: de daken zullen bestaan uit donkere panelen;  neutraal kleurgebruik torensilo’s: de silo’s zullen uitgevoerd worden met een neutrale kleur;  versieringen vermijden: de nieuwe stallen zullen strak en zonder onnodige versieringen uitgevoerd worden.

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 15

Doordat de inrichting verder uitgebreid wordt met bovenstaande tips indachtig, en het groenscherm verder wordt uitgebouwd na de bouw van de nieuwe stallen, zal de inrichting goed geïntegreerd zijn in het landschap.

3.6 Discipline geluid en trillingen

Uit de toetsing van de continue geluidsbronnen, zijnde de ventilatoren, blijkt dat in de huidig vergunde situatie de score t.h.v. de dichtstbijzijnde woning en op 200 m altijd – 1 bedraagt (matig negatief effect). Voor de huidig werkelijke situatie geldt eenzelfde beoordeling. In de gewenste situatie zullen de bijkomende bronnen een verwaarloosbaar effect hebben gedurende elke periode, zowel t.h.v. de dichtstbijzijnde woning als op 200 m van de perceelgrens. De bijkomende effectscore is hier steeds 0.

Uit de toetsing van de incidentele geluidsbronnen blijkt dat de richtwaarde tijdens bepaalde perioden overschreden wordt. Vergelijken we de huidige en gewenste situatie, dan blijkt dat er bijkomende overschrijdingen van de normen zullen optreden tijdens de avond- en nachtperiode door het laden van de dieren. Het laden en lossen van dieren overdag lijkt praktisch minder haalbaar, omdat de dieren ’s avonds en ’s nachts rustiger zijn.

Door het leveren van het voeder treden ’s avonds en ’s nachts overschrijdingen op van de richtwaarden. Hierbij kan aangeraden worden om het leveren van voeders zoveel mogelijk overdag te laten doorgaan.

Er kan evenwel ook een kanttekening gemaakt worden, en dat is dat het hier een berekende situatie is, en dit voor de meest ongunstige situatie.

3.7 Discipline mens

Navraag bij de gemeentelijke milieudienst leert ons dat er in het kader van eerdere aanvragen bij openbare onderzoeken bezwaren geuit zijn. Deze bezwaren gaan hoofdzakelijk over bezorgdheden over geurhinder en mobiliteit. Buiten de openbare onderzoeken werden echter geen klachten genoteerd bij de milieudienst, er zijn dus geen effectieve vaststellingen gedaan van hinder.

Uit navraag bij Milieu-inspectie Vlaams-Brabant wijst uit dat er bij deze dienst geen klachten genoteerd zijn met betrekking tot het bedrijf.

Op het bedrijf worden allerhande producten aan- en afgevoerd. Meestal gebeurt dit met vrachtwagens. De voornaamste route voor de transportbewegingen verloopt via Teleweidestraat (éénvaksbaan, dubbele rijrichting, geen fietspad) naar de Huttestraat (tweevaksbaan, twee richtingen, geen fietspad) richting Pepingen, naar de Ninoofsesteenweg (N28, tweevaksbaan, twee richtingen, gescheiden fietspaden). Hierbij kan niet vermeden worden dat woongebied met landelijk karakter, namelijk Bogaarden, voor een klein gedeelte ingereden wordt (ten N van Bogaarden, aansluiting van de Teleweidestraat op de Huttestraat). Hierdoor, en doordat gebruik gemaakt wordt van lokale, niet aangepaste wegen in het begin van de transportroute (startend vanaf het bedrijf), is er is sprake van een negatief effect. De route valt in de Teleweidestraat en de Huttestraat samen met de verbindingsweg tussen twee fietsknooppunten. De gebruikte transportroute is echter de meest aangewezen route om snel aansluiting te vinden op geschikte wegen voor zwaar transport. Een andere route is voor dit bedrijf niet aangewezen. Indien het verkeer ten NO van het bedrijf zou wegrijden, dan wordt over een langere afstand gebruik gemaakt van kleine niet aangepaste éénvaksbanen. Ook is de route, die momenteel gehanteerd wordt en verder zal gehanteerd worden, destijds met het gemeentebestuur overeengekomen. eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 16

Deze route wordt ook meegedeeld aan de leveranciers als te gebruiken route. Een verbinding maken tussen het bedrijf en de Huttestraat, dus een nieuwe weg aanleggen ten NO van het bedrijf, werd in het verleden onderzocht. Dit is echter niet mogelijk wegens de eigendomsstructuren van de gronden die hiervoor moeten aangesneden worden. Deze gronden zijn niet in bezit van de exploitant.

Wordt gekeken naar het aantal transporten, dan kan vastgesteld worden dat het aantal wekelijkse transporten ongeveer verdubbelt. Nemen we de verdeling van de transporten doorheen de tijd per dag in beschouwing, dan kan vastgesteld worden dat alle transporten doorheen de dag verdeeld zijn. Uitzonderlijk zijn er ’s nachts leveringen en/of ophalingen, Er is aldus geen concentratie van bepaalde transporten op bepaalde tijdstippen doorheen de dag.

De verkeersleefbaarheid wordt bepaald aan de hand van de verschillende criteria, waaronder verkeersintensiteiten, voorzieningen, snelheidsregime, ongevallendichtheid, oversteekbaarheid…. De Teleweidestraat betreft volgens het mobiliteitsplan van Pepingen een lokale weg type III (erftoegangsweg). Lokale wegen type III hebben tot doel om woningen en landbouwgronden te ontsluiten. In het mobiliteitsplan van Pepingen wordt voorgesteld om ter hoogte van deze wegen een maximaal snelheidsregime van 50 km/u op te leggen. Overdreven snelheid is namelijk één van de knelpunten inzake mobiliteit in Pepingen. De Huttestraat/Hoesnaeck wordt aangeduid als een lokale ontsluitingsweg type II. Hier geldt een snelheidsregime van 70 km/u. Wat voorzieningen betreft is de Teleweidestraat een smalle straat zonder fiets- of voetpaden, waar moeilijk gekruist kan worden. Er zijn geen aparte oversteekvoorzieningen voor zwakke weggebruikers. De Huttestraat/Hoesnaek bestaan uit een 2- vaksbaan, waar auto’s gemakkelijk kunnen kruisen. In het mobiliteitsplan worden fietspaden voorzien langsheen deze baan. Hoewel de Teleweidestraat geen onderdeel is van een functioneel fietsroutenetwerk, maakt het wel onderdeel uit van een recreatief fietsroutenetwerk. De Huttenstraat/Hoesnaeck maken deel uit van zowel een recreatief als functioneel fietsroutenetwerk. De verkeersintensiteiten ter hoogte van de Teleweidestraat worden als relatief laag ingeschat. Naast het transport van het veeteeltbedrijf Bovarpo wordt geen ander zwaar verkeer langsheen deze baan verwacht. Zowel langsheen de Teleweidestraat als langsheen de Huttestraat/Hoesnaeck zijn geen ongevallenlocaties gekend.

Langsheen de Teleweidestraat is er slechts beperkte bewoning aanwezig. Ook langsheen de Huttestraat/Hoesnaeck is tevens slechts beperkte bewoning aanwezig, met uitzondering ter hoogte van het woongebied en woongebied met landelijk karakter.

Hoewel de voorzieningen in de Teleweidestraat onaangepast zijn voor zwaar verkeer, wordt de invloed van het bedrijf op verkeersleefbaarheid langsheen deze straat als beperkt beschouwd in de huidige situatie (matig negatief effect) door de relatief lage verkeersintensiteit, het aangepast snelheidsregime en de beperkte bewoning. In de gewenste situatie zal het aantal transporten verdubbelen. Dit zal een negatieve invloed hebben op de verkeersleefbaarheid. Op basis van voorgaande argumenten wordt echter nog steeds uitgegaan van een matig negatief effect ter hoogte van de Teleweidestraat. Omdat de Huttestraat/Hoesnaek iets beter uitgeruste wegen betreffen, maar daarentegen onderdeel uitmaken van het functioneel fietsroutenetwerk en op bepaalde stukken meer bebouwing omvatten, geldt ook voor deze wegen een matig negatief effect op de verkeersleefbaarheid ter hoogte van deze straten door het bedrijf in beide situaties.

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 17

3.8 Samenvatting van de effecten deelaspect onderdeel effectbeoordeling

LUCHT geur afstandsregels geen of verwaarloosbaar effect

individueel bedrijf HOOG GEURGEVOELIG GEBIED geen of verwaarloosbaar effect MATIG GEURGEVOELIG GEBIED 38 negatief gehinderden (11 bijkomende woningen t.o.v. de huidig vergunde situatie) 54 matig negatief gehinderden (19 bijkomende woningen t.o.v. de huidig vergunde situatie) 175 gering negatief gehinderden (53 bijkomende woningen t.o.v. de huidig vergunde situatie) LAAG GEURGEVOELIG GEBIED 13 negatief gehinderden (4 bijkomende woningen t.o.v. de huidig vergunde situatie) 53 matig negatief gehinderden (5 bijkomende woningen t.o.v. de huidig vergunde situatie) 59 gering negatief gehinderden (18 bijkomende woningen t.o.v. de huidig vergunde situatie)

stof PM10 (jaargemiddeld): gering negatief effect ter hoogte van de bedrijfswoning en individueel bedrijf één andere woning, in alle situaties

PM10 (jaargemiddeld): cumulatief geen of verwaarloosbaar effect, in alle situaties (gemeente + bedrijf)

PM2,5 (jaargemiddeld): individueel geen effecten ter hoogte van omliggende woningen, in alle bedrijf situaties

PM2,5 (jaargemiddeld): cumulatief geen of verwaarloosbaar effect, in alle situaties (gemeente + bedrijf)

BODEM bodemverontreiniging door opslag geen of een verwaarloosbaar effect opslag risicostoffen bodemonderzoek geen of een verwaarloosbaar effect

effecten op mestafzet geen beoordeling bodemprocessen door verzuring en vermesting

mestopslagcapaciteit geen of een verwaarloosbaar effect

verzurende en vermestende depositie zie discipline fauna en flora

bodemverstoring door bodemverlies gering negatief effect

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 18

deelaspect onderdeel effectbeoordeling aanleg verhardingen, graafwerkzaamheden

WATER bronbemaling verstoring omliggende geen of verwaarloosbaar effect grondwaterwinningen daling grondwatertafel verstoring omliggende geen of verwaarloosbaar effect door grondwaterwinningen grondwaterwinning waterverbruik overmatig waterverbruik geen of verwaarloosbaar effect

soort water huidige situatie: negatief effect gewenste situatie: geen of verwaarloosbaar effect beperking geen of verwaarloosbaar effect infiltratiecapaciteit vermestende invloed peilputten geen of een verwaarloosbaar effect

vermestende depositie door opslag zie discipline fauna en flora

zie discipline bodem lozing afvalwater bedrijfsafvalwater geen of verwaarloosbaar effect

huishoudelijk afvalwater gering negatief effect, verwaarloosbaar effect na voorzien van IBA

FAUNA EN FLORA direct ecotoopverlies permanent of tijdelijk gering negatief effect verzurende depositie buiten natuurgebied HW / HV: sterk significant negatief effect G: significant negatief effect

binnen natuurgebied matig negatief effect vermestende depositie buiten natuurgebied HW / HV: negatief effect G: matig negatief effect

binnen natuurgebied niet te bepalen (geen KL) verdroging door bemaling en/of grondwaterwinning tijdelijk negatief effect rustverstoring verwaarloosbaar effect, tijdelijk negatief effect

LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE het landschap als inschatting van effecten veroorzaakt gering negatief effect relatiesysteem door aanwezigheid stallen (bedrijf)

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 19

deelaspect onderdeel effectbeoordeling erfgoedaspecten bouwkundig erfgoed geen of verwaarloosbaar effect

archeologie geen of verwaarloosbaar effect perceptieve aspecten inschatting effect groenscherm geen of verwaarloosbaar effect na verder uitbouwen groenscherm rondom de nieuw te bouwen stallen

GELUID EN TRILLINGEN geluidshinder continue bronnen matig negatief effect (score – 1) in de huidige situatie op 200 m van de perceelsgrenzen en t.h.v. de dichtstbij gelegen woning

verwaarloosbaar effect (score 0) in de gewenste situatie ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning en op 200 m van de perceelsgrenzen

incidentele bronnen overschrijding van de norm op 200 m van de perceelsgrenzen en t.h.v. de dichtstbij gelegen woning

MENS klachten klachtenregistratie geen of een verwaarloosbaar effect transport verkeerssituatie negatief effect

verkeersleefbaarheid matig negatief effect geluidshinder zie discipline geluid geur zie discipline lucht stof zie discipline lucht

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 20

4 Milderende maatregelen

4.1 Discipline lucht

4.1.1 project-geïntegreerde maatregelen Op het bedrijf zal ook in de gewenste situatie gebruik gemaakt worden van brijvoeder. Door dit voeder zoveel mogelijk te gaan aanpassen aan de voedingsbehoefte van de dieren, zal ook de voederconversie optimaal gaan gebeuren, waardoor er een efficiënter N-gebruik zal zijn en er een reductie in de uitscheiding van stikstof- en geurcomponenten zal optreden. Deze voeders zijn beter afgestemd op de specifieke behoefte van het dier in die bepaalde periode. Het toepassen van precisievoeding wordt ook als Best Beschikbare Techniek beschouwd.

Het brijvoer kan afhankelijk van de samenstelling van de voeders ook een zekere geuremissie veroorzaken. Inzake het werken met brijvoer zijn echter geen geuremissiecijfers voorhanden en dit kan bijgevolg ook niet in het gebruikte model verwerkt worden. Doordat de opslag en productie van de voeders in een afgesloten ruimte zal plaatsvinden, wordt contact met de buitenlucht vermeden, waardoor de kans op geurhinder door het brijvoer klein is. Verder mogelijke maatregelen om geurhinder vanwege het gebruik van brijvoeder te voorkomen, is het beperken/mijden van het gebruik van onaangenaam geurende bijproducten zoals bv. ui- en visbevattende producten. Indien toch gebruik gemaakt wordt van dergelijke producten dienen deze opgeslagen te worden in een gesloten systeem. Daarnaast dienen morsresten bij het overpompen en bereiden van de voeders zo snel mogelijk opgeruimd te worden en dient de voederkeuken zelf zo rein mogelijk gehouden te worden. Verdere maatregelen om de geuremissie van brijvoer te beperken zijn:  het vermijden van te lange bewaartijden;  het vermijden van snel bederfelijke producten;  gebruik van droge brijproducten;  het gebruik van producten die homogeen blijven zonder mengen;  het morsen zoveel mogelijk vermijden. Dit kan door het dagelijks controleren van het voedersysteem op gebreken en onmiddellijk actie te ondernemen bij vaststelling van gebreken.

Deze maatregelen zijn en zullen genomen worden op het bedrijf.

Om de uitbreiding mogelijk te maken wordt een nieuwe vleesvarkensstal gebouwd. Deze stal zal voorzien zijn van twee luchtwassystemen (bio-combiwassers). Deze zullen niet alleen de lucht van deze stal zuiveren, maar ook van twee delen van bestaande vleesvarkensstallen. Door het gebruik van deze wassystemen kan een geurreductie van 70 % , een ammoniakreductie van 85 % en een stofreductie van 80 % in rekening gebracht worden. Ook de mestput zal afgebroken worden. Eén nieuwe stal zal gebruikt worden om biggen te huisvesten, en zal voorzien worden van het AEA-systeem V-1.5., wat zowel een geur- als ammoniakreductie met zich meebrengt.

4.1.2 bijkomende te nemen maatregelen Rekening houdend met de reeds genomen maatregelen en de gegenereerde effecten, wordt onderzoek naar bijkomende te nemen maatregelen niet nodig geacht. Wel wordt voorgesteld om, indien de kadaveropslag tot geurhinder zou leiden, een gekoelde opslag te voorzien in de toekomst.

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 21

4.2 Discipline bodem

De nieuwe stallen en mestkelders dienen zodanig geconstrueerd te zijn dat er geen inspoeling naar het grondwater of afspoeling van mestdeeltjes naar het oppervlaktewater of de openbare riolering mogelijk is. Door het rein houden van de verharde oppervlakken op de inrichting wordt voorkomen dat het afspoelingswater (na regenval) bevuild wordt met mestresten. De nodige sanitaire voorzieningen dienen getroffen te worden om de open mestput op een verantwoorde en efficiënte manier af te breken.

Omdat er geen problemen te verwachten zijn voor de discipline bodem, worden naar de toekomst toe geen bijkomende milderende maatregelen voorgesteld.

Het bedrijf huisvest meer dan 2.500 varkens en bijgevolg zijn er peilbuizen aanwezig. Hierdoor kunnen regelmatig analyses worden uitgevoerd om na te gaan of er beïnvloeding van de opslag van dierlijke mest bestaat naar het grondwater toe.

4.3 Discipline water

Op het bedrijf zijn er een aantal maatregelen genomen of zullen er een aantal maatregelen getroffen worden om de verstoring van de waterhuishouding tot een minimum te beperken:  het hemelwater kan vrij infiltreren op de onverharde stukken van het bedrijfsterrein;  regenwater zal in de toekomst opgevangen en hergebruikt worden;  in de toekomst wordt regenwater als reinigingswater gebruikt en ook als waterbron voor het combiwassysteem;  het bedrijf tracht het drinkwaterverbruik van de dieren te rationaliseren door het gebruik van drinknippels en anti-morscups;  de dieren krijgen brijvoer toegediend;  de stallen worden gereinigd met een hogedrukreiniger.

Volgende ‘tips’ kunnen ook belangrijk zijn voor een duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau:  herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen;  gebruik een waterzuinige hogedrukreiniger. Hiermee kan het waterverbruik gehalveerd worden in vergelijking met het gebruik van een klassieke tuinslang;  gebruik goede drinkbakken, -nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen, ...

Deze maatregelen van goede praktijk worden ook op de inrichting zo veel mogelijk toegepast.

Uit de berekening blijkt dat de exploitant in de toekomst niet zal toekomen met de grondwaterwinningcapaciteit om de dieren te laten drinken. De exploitant zal bijgevolg leidingwater aanwenden om tekorten aan te vullen. De mogelijkheid om bijkomend regenwater op te vangen en te hergebruiken van de bestaande stallen werd onderzocht in het kader van dit MER. De exploitant geeft echter aan dat dit niet mogelijk is bij de bestaande oudere stallen. Deze stallen zijn niet voorzien van dakgoten en de exploitant ziet dit technisch moeilijk haalbaar om dit te bewerkstelligen. Bovendien zijn de ruimtes tussen de stallen verhard met beton waardoor dit dient opengebroken te worden om afvoerbuizen te kunnen aanleggen. Ook is het aanwenden van regenwater als drinkwater voor de dieren niet optimaal zonder voorafgaande bijkomende zuivering. Naast het aanwenden van leidingwater, kan de exploitant er ook voor opteren om een nieuwe grondwaterwinning aan te wenden, dit om de tekorten aan te vullen. Nemen we de winningen in de omgeving van het bedrijf in beschouwing, dan kunnen we eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 22

vaststellen dat er water gewonnen wordt vanop een diepte van 7 tot 12 m, dit vanuit het Ieperiaan Aquifer, (code 800), de Afzettingen van Kortrijk (code 920, uit het Ieperiaan Aquitardsysteem) en het Quartair Aquifersysteem (code 100). Dit is aldus eveneens een mogelijke optie.

De exploitant dient te voorzien in een IBA om het huishoudelijk afvalwater te zuiveren.

4.4 Discipline fauna en flora

Hierbij moet voornamelijk gedacht worden aan maatregelen die verhinderen dat ammoniak uit de stallen in de omgevingslucht vrijgesteld wordt. Dit kan op een aantal manieren bewerkstelligd worden:  voedingsmaatregelen;  aanpassen huisvestingssysteem;  toepassing wassers en filters;  gebruik van mestadditieven.

Door het voeder zoveel mogelijk te gaan aanpassen aan de voedingsbehoefte van de dieren, zal ook de voederconversie optimaal gaan gebeuren, waardoor er een efficiënter N-gebruik zal zijn en er een reductie in de uitscheiding van stikstof- en geurcomponenten zal optreden. Deze voeders zijn beter afgestemd op de specifieke behoefte van het dier in die bepaalde periode. Het toepassen van precisievoeding wordt ook als Best Beschikbare Techniek beschouwd. Hier kunnen dan ook geen bijkomende maatregelen voorgesteld worden, want het bedrijf maakt hiervan reeds gebruik.

De ammoniakemissie zal beperkt worden in de toekomst door gebruik te maken van ammoniakemissiearme technieken. De nieuwe vleesvarkensstal zal uitgerust worden met een combiwasser (85 % ammoniakreductie) en de biggenstal zal uitgerust zijn met het ammoniakemissiearm stalsysteem V-1.5. (zijnde volledig rooster met water- en mestkanalen, eventueel voorzien van schuine putwand(en), emitterend mestoppervlak kleiner dan 0,1 m²). Hoewel de ammoniakemissie globaal gezien toeneemt, wordt geen toename in verzurende en vermestende deposite vastgesteld. Dit wordt verklaard door het gebruik van twee wassystemen, die de uitgaande lucht van de nieuwe stal en van een bestaande stal krachtig verticaal uitstoten. Hierdoor treedt een goede menging met de omgevingslucht op. Gezien de ligging van het bedrijf en de afwezigheid van aandachtsgebieden zoals Natura 2000-gebied, waarop het bedrijf een significant effect zou uitoefenen, worden, rekening houdend met de besproken effecten, verdere te nemen maatregelen niet noodzakelijk geacht. Er wordt een overschrijding van de kritische last van een regionaal belangrijk biotoop vastgesteld in de huidige situatie. Deze overschrijding vervalt in de toekomst. Er is wel nog sprake van een significant negatief effect. Dit regionaal belangrijk biotoop is echter niet binnen aandachtsgebied gelegen. Gezien het gelijk blijven van de bijdragen aan de kritische lasten of de daling, worden verder te nemen maatregelen niet voorgesteld.

4.5 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Na het plaatsen van de nieuwe stallen dient rondom deze stallen het groenscherm verder uitgebouwd te worden. Dit compenseert ook het verdwijnen van enkele bomenrijen op de plaats waar de nieuwe vleesvarkensstal wordt voorzien. Dit groenscherm dient goed onderhouden te worden en indien nodig dienen afgestorven delen opnieuw aangeplant te worden. Er worden voorts geen te nemen maatregelen voorgesteld.

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 23

4.6 Discipline geluid en trillingen

Er bestaat geen geschreven plan van aanpak om de geluidsemissie van de inrichting tot een minimum te beperken. Om de geluidsoverlast voor omwonenden zoveel mogelijk te vermijden heeft de exploitant momenteel al een aantal maatregelen getroffen:  het vullen van de voedersilo’s vindt overdag plaats;  aan de chauffeurs wordt gevraagd om de motor af te leggen tijdens stilstand;  het laden van de dieren gebeurt zo veel mogelijk overdag.

Er werden in het verleden geen klachten geuit met betrekking tot geluid. Indien klachten zouden geuit worden, dan dient verder onderzoek naar maatregelen te gebeuren.

4.7 Discipline mens

In het verleden werden bezorgdheden geuit tijdens openbare onderzoeken, dit omtrent geurhinder en mobiliteit. Door een goede bedrijfsvoering en het toepassen van basismaatregelen zoals het zoveel mogelijk binnen of overdekt opstellen van mogelijke geurbronnen, kan al heel wat geurhinder vermeden worden. De exploitant neemt in de gewenste situatie verschillende maatregelen om de geurhinder in te perken. Zo worden luchtwassers geplaatst bij de nieuwe stal en wordt de helft van twee bestaande stallen hier eveneens op aangesloten.

Het maken van brijvoer gebeurt in een afgesloten loods, bij de samenstelling van brijvoer worden onaangenaam geurende bijproducten zoveel mogelijk vermeden.

Inzake het aantal transporten worden zoveel mogelijk nodeloze transporten vermeden. Voor de mogelijke milderende maatregelen inzake geur-, stof- en geluidshinder wordt verwezen naar de discipline lucht en de discipline geluid

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 24

5 Conclusie Het varkensbedrijf Bovarpo bvba, gelegen in de Teleweidestraat 5 te Pepingen is momenteel vergund voor het houden van 4.240 vleesvarkens. In het verleden werd ook een vergunning verleend voor het bouwen van een biggenstal. Deze biggenstal werd echter nog niet gebouwd. Het voorliggende project omvat de uitbreiding tot een totale diercapaciteit van 9.220 vleesvarkens. Om deze uitbreiding te kunnen realiseren, wordt één nieuwe vleesvarkensstal voorzien, die zal voorzien worden van combineerde luchtwassystemen. Twee delen van bestaande stallen zullen eveneens op deze luchtwassers aangesloten worden. Daarnaast zal ook de reeds vergunde biggenstal gebouwd en in gebruik genomen worden. Deze stal zal eveneens ammoniakemissiearm uitgerust zijn.

Het hoofddoel is de uitbreiding in dierplaatsen. Er wordt ook een uitbreiding van de mestopslagcapaciteit aangevraagd. Omdat de uitbreiding van het bedrijf met een aanzienlijke investering gepaard gaat, wordt ook een vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning aangevraagd (niet van de grondwaterwinning).

In het MER worden drie situaties besproken, aangezien de huidig vergunde situatie verschilt van de huidige werkelijke situatie. De reeds vergunde biggenstal werd immers nog niet gebouwd. In het MER zullen dus de huidig werkelijke situatie (HW), de huidig vergunde situatie (HV) en de gewenste situatie (G) besproken worden.

Bij uitbreiding van het bedrijf dient er met de volgende effecten rekening gehouden te worden:

 door de gewenste uitbreiding zal de geuremissie toenemen van 123.808 ouE/s (HW) of 142.624

ouE/s (HV) tot 175.290 ouE/s (G). Door de uitbreiding zal de geuremissie met 23 % toenemen ten opzichte van de huidig vergunde situatie;  het voorliggend bedrijf maakt inzake geur geen deel uit van een bronnenluster. Nemen we de aftoetsing van de veroorzaakte geurconcentratie in beschouwing, dan kan vastgesteld worden dat zowel in de huidige situatie als in de gewenste situatie binnen hoog geurgevoelig gebied geen woningen een negatief effect ondervinden door het bedrijf. In matig geurgevoelig gebied is er een toename van het aantal woningen dat een effect ondervindt. Ook in laag geurgevoelig gebied neemt het aantal gehinderde woningen toe. Het totaal aantal gehinderde woningen zal dus globaal gezien toenemen door de uitbreiding;  nemen we de geurconcentraties ter hoogte van de woningen in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf in beschouwing, dan kunnen we vaststellen dat, indien de huidig vergunde situatie vergeleken wordt met de gewenste situatie, de geurconcentratie ter hoogte van de omliggende woningen afneemt, behalve ter hoogte van woning 2, dit ondanks de stijging van de geuremissie;  door de gewenste uitbreiding zal de ammoniakemissie uit de stallen afnemen van 10.600 kg/jaar (HW) of 11.048 kg.j (HV) naar 10.430 kg/jaar. Dit is een daling van 6 % ten opzichte van de huidig vergunde situatie;

 nemen we de verzurende en vermestende effecten in beschouwing door de emissie van NH 3 dan kan vastgesteld worden dat de bijdragen aan de relevante kritische lasten van omliggende relevante vegetatie gelijk blijven of afnemen. Inzake verzuring is er in de huidig vergunde en huidig werkelijke situatie sprake van een sterk significant negatief effect. In de toekomst is er sprake van een significant negatief effect. Inzake vermesting is er in de huidig werkelijke en huidig vergunde situatie sprake van een negatief effect, dit wijzigt in de toekomst naar een matig negatief effect. Dit is echter niet ter hoogte van beschermde natuur, in de omgeving van het bedrijf is namelijk geen Natura 2000-, VEN- of reservaatsgebied gelegen;

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 25

 door de gewenste uitbreiding zal de PM10-stofemissie uit de stallen toenemen van 648,7 kg/jaar (HW) of 774,2 kg/j (HV) naar 872,6 kg/jaar (G). Dit is een stijging van 13 % ten opzichte van de huidig vergunde situatie;

 Bij de toetsing van de bedrijfsbijdrage aan de PM10-stofconcentratie blijkt dat zowel in de huidige werkelijke en de huidige vergunde als in de gewenste situatie er een zone aanwezig is waar een gering negatief effect wordt verwacht. Binnen deze zone liggen de bedrijfswoning en één andere woning. Er worden ook zones verwacht waar een matig negatief of negatief effect

geldt, maar hierin liggen geen woningen. Ook inzake de PM2,5-concentratie wordt eenzelfde scenario verwacht: er is een zone met een gering negatief effect en een zone met een matig negatief effect. Deze zones zijn echter zeer klein en omvatten geen woningen. In de gewenste situatie is enkel een zone waarbinnen een gering negatief effect van toepassing is aanwezig. Er wordt geen zone met een negatief effect verwacht;

 tijdens de aanlegfase zal bronbemalig nodig zijn. Dit is een tijdelijk effect. De invloedsstraal van de bemaling ingeschat kan worden op 3,1 m. Binnen deze zone zijn geen bedrijfsvreemde grondwaterwinningen gelegen. De gronden waarover de bemalingskegel zich uitstrekt worden omschreven als weinig kwetsbaar, kwetsbaar of kwetsbaar met zeer kwetsbare elementen voor verdroging, dit betreft echter een tijdelijk effect (enkel tijdens bouwfase);  op het bedrijf wordt grondwater aangewend. Er wordt geen uitbreiding of hernieuwing van de huidige winning aangevraagd, aangezien uit een kritische laag gepompt wordt. Deze winning heeft geen invloed op andere grondwaterwinningen en op bovenliggende vegetatie;  uit de toetsing van de continue geluidsbronnen, zijnde de ventilatoren, blijkt dat in de huidig vergunde situatie de score t.h.v. de dichtstbijzijnde woning en op 200 m altijd – 1 bedraagt (matig negatief effect). In de gewenste situatie zullen de bijkomende bronnen een verwaarloosbaar effect hebben gedurende elke periode, zowel t.h.v. de dichtstbijzijnde woning als op 200 m van de perceelgrens. De bijkomende effectscore is hier steeds 0;  uit de toetsing van de incidentele geluidsbronnen blijkt dat de richtwaarde tijdens bepaalde perioden overschreden wordt. Vergelijken we de huidige en gewenste situatie, dan blijkt dat er bijkomende overschrijdingen van de normen zullen optreden tijdens de avond- en nachtperiode door het laden van de dieren. Het laden en lossen van dieren overdag lijkt praktisch minder haalbaar, omdat de dieren ’s avonds en ’s nachts rustiger zijn;  wordt gekeken naar het aantal transporten, dan kan vastgesteld worden dat het aantal wekelijkse transporten toeneemt van 10 in de huidige situatie naar 20 in de gewenste situatie;  het bedrijf is gelegen binnen een relictzone en ankerplaats. Door de bouw van de nieuwe stal kan de inrichting een (bijkomend) effect uitoefenen op deze gebieden. Een lichte verstoring van de landschappelijke erfgoedwaarde kan verwacht worden.

Door toepassing van een aantal milderende maatregelen worden de mogelijke effecten gekoppeld aan de gewenste situatie te Pepingen zo goed als mogelijk volgens de best beschikbare technieken beperkt tot de aanvaardbare hinder door zulke inrichtingen teweeg gebracht.

De belangrijkste maatregelen die voorzien zijn, zijn de volgende:  De nieuwe stal zal voorzien worden van twee bio-combiwassers. Door het gebruik van deze wassystemen kan een geurreductie van 70 % , een ammoniakreductie van 85 % en een stofreductie van 80 % in rekening gebracht worden;  De helft van twee bestaande, traditionele en momenteel natuurlijk geventileerde stallen zal eveneens aangesloten worden op deze luchtwassystemen; eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 26

 De mestput, die momenteel achter de stallen gelegen is, zal niet langer gebruikt worden;  De biggenstal, die momenteel nog niet gebouwd is, zal ammoniakemissiearm uitgerust worden met een systeem dat zowel ammoniak- als geuremissies zal reduceren.  Het brijvoer wordt aangemaakt in een gesloten loods. Bij de samenstelling van het brijvoer worden onaangenaam geurende bijproducten zoveel mogelijk vermeden;  Mogelijke grondwaterverontreiniging kan opgespoord worden door de aanwezige peilbuizen;  Regenwater zal in de toekomst opgevangen en hergebruikt worden voor laagwaardige toepassingen (kuisen en luchtwassers);  Er zijn en worden een aantal maatregelen getroffen om de geluidshinder voor omwonenden zo veel mogelijk te beperkten. Zo worden voedersilo’s overdag gevuld;  De nieuwe stal zal voorzien worden van laag-frequente ventilatoren, die een lager geluidsdrukniveau hebben dan gewone ventlatoren.

Volgende bijkomende maatregelen worden voorts nog voorgesteld:  Een kadaverkoeling voorzien zal de geuremissie vanuit deze bron beperken. Indien de kadaveropslag geurhinder veroorzaakt, dan moet dit voorzien worden.

Met de volledige uitwerking van dit dossier werd getracht om voldoende en volledige informatie aan te reiken om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming.

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 27

6 Bijlagen

Bijlage 2 Topografische kaart van België Bijlage 3 Stratenatlas Bijlage 4 a) Luchtfoto inrichting b) Luchtfoto van de omgeving van de inrichting Bijlage 5 Gewestplan Bijlage 6 Waterlopen Bijlage 9 Landschapsatlas en bouwkundig erfgoed Bijlage 20 Grondwaterwinningen in de omgeving van het bedrijf

eco-scan bvba ● M14BOVA1_niet technische samenvatting 28

± bijlage 2 - topografische kaart

Legende

contour 0 0.075 0.15 0.3 0.45 0.6 1 km rondom bedrijf Kilometers

± bijlage 4a - luchtfoto van de inrichting

Legende

contour 0 0.0050.01 0.02 0.03 0.04 Kilometers ± bijlage 4b - luchtfoto van de inrichting en ruime omgeving

Legende

contour 0 0.05 0.1 0.2 0.3 0.4 Kilometers ± bijlage 5 - gewestplan

contour 0200 - gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut

1 km rondom bedrijf 0701 - natuurgebieden

0102 - woongebieden met landelijk karakter 0900 - agrarische gebieden 0 0.075 0.15 0.3 0.45 0.6 0180 - reservegebieden voor woonwijken 0901 - landschappelijk waardevol agrarische gebieden Kilometers !(

!( !(!( !( !(

!(

Hoeve "Hof ter Molleken" !( Gesloten hoeve !( !(

!( !(

!(

!(

!( !(

Ruime vierkanthoevePastorie !( !( !( !( Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw "Hof ter Plutsingen", gesloten hoeve !(

!( "Hof ter Kammen", gesloten hoeve !( !(

"Hof van Sergeantens", gesloten hoeve !( Smidse Gemeentehui!(s !( !(Parochiekerk Sint-Theodardus

Gesloten hoeve !( !( ± !(!( !(!(!( bij!(lage 8 - ligging bouwkundig erfgoed !( !( contour

1 km rondom bedrijf

!( bouwkundig erfgoed 0 0.075 0.15 0.3 0.45 0.6 Kilometers 5 !( 4 !(

3 !(

2 !(

1 !( ± bijlage 20 - grondwaterwinningen binnen 1 km rondom het bedrijf

contour

1 km rondom bedrijf

!( grondwaterwinning 0 0.075 0.15 0.3 0.45 0.6 Kilometers Volgnr Exploitant Nacebelsector Diepte (m-mv) Vergund aantal putten Aquifercode Aquiferbeschrijving Begindatum vergunning Einddatum vergunning Vergund dagdebiet (m³) Vergund jaardebiet (m³) Grondwatersysteem Bekken Regime 1 TERRIJN LV (DANIEL) Rundveehouderij 12 1 800 Ieperiaan Aquifer (Egem en of Mont-Panisel) 31/01/2013 31/01/2033 13 4893 Centraal Vlaams Systeem Dijlebekken freatisch 2 HEREMANS CHRISTIAAN Gemengd landbouwbedrijf 9 1 100 Quartaire aquifersystemen 30/06/2011 30/06/2031 6 1500 Centraal Vlaams Systeem Dijlebekken freatisch 3 WELVAARTS Varkenshouderij 65 1 1340 Cambro-Siluur Massief van Brabant 14/06/2007 14/06/2027 9 6500 Sokkelsysteem Dijlebekken niet-freatisch 4 PARIDAENS ERIC Gemengd landbouwbedrijf 7 1 920 Afzettingen van Kortrijk 9/04/2009 9/04/2029 3 700 Centraal Vlaams Systeem Dijlebekken freatisch 5 WOUTERS WIM 72 3 1300 Sokkel 16/06/2014 16/06/2034 -1 Sokkelsysteem onbekend