Dutch English aaien - stroke, fondle, caress, chuck aak - barge, maple, Rhine-barge aakschipper - barge-master aal - elver, eel, muck-water aalbes - currant, currant-bush aalbesseblad - currant-leaf aalbesseboompje - currant-bush aalbessenjam - currant-jam aalduiker - grebe aalfuik - eel-trap aalmoes - alms aalmoezenier - padre, chaplain aalmoezeniershuis - workhouse, almshouse aalscholver - cormorant Aalst - Alost aalsvel - eel-skin aalt - muck-water aaltje - eelworm aalwaardig - morose, sullen, fretful, straightforward, simple aalwarig - fretful, morose, sullen, straightforward, simple aambeeld - anvil aambei - hemorrhoid, haemorrhoid aambeien - haemorhoids aamborstig - wheezy, asthmatic aamborstigheid - asthma aan - to, upon, towards, toward, beside, by, at aan boord - aboard aan boord gaan - embark aan de - the aan de grond lopen - strand aan de grond raken - sink aan de hand zijn - occur aan de overkant van - across, opposite aan de rol zijn - debauch aan de scharrel zijn - flit, flirt, flutter aan de schouder brengen - level aan elkaar vastmaken - connect aan flarden gescheurd - tattered aan het - the aan het einde - behind aan hun - them aan je - you aan jou - you aan komen lopen - tackle aan land gaan - land aan ons - us aan ze - them aanaarden - hill, earth aanbeeld - anvil aanbesteding - tender aanbevelen - recommend aanbevelenswaardig - recommendable aanbeveling - recommendation aanbevolen - recommended aanbiddelijk - adorable aanbidden - adore aanbiddenswaardig - adorable aanbidding - adoration, worship aanbidster - adorer, worshipper aanbieden - bid, sacrifice, propose aanbieding - presentation, suggestion aanbinden - commence, moor, begin aanblik - aspect, exterior aanbod - suggestion aanboren - tap, bore, broach aanbouw - building aanbranden - burn aanbreken van de dag - daybreak aanbrengen - denounce aandacht - attention aandachtig - attentive, attentively aandeel - share aandeelhouder - shareholder aandeelhouderschap - shareholdership aandelenkapitaal - share-capital aandenken - keepsake, memento, souvenir aandienen - advertise, announce aandikken - heighten, thicken aandoen - affect aandoening - emotion, disease, illness, affection aandoenlijk - moving aandragen - bring, fetch aandrang - insistence, crush, impulse, urgency, congestion aandrift - instinct, impulse aandrijven - shoo aandringen - insist aanduiden - suggest, indicate aandurven - venture aanduwen - push aaneen - fellow, co- aaneen- - fellow, co- aaneenvoegen - unite aanflitsen - catch aanfloepen - catch aanfluiting - mockery aangaan - form, shape, catch aangaande - concerning aangapen - gawk aangeboren - congentital, inbred, inborn, native, congenital aangebrand - burnt aangedaan - affected aangegrepen - affected aangeklaagde - accused, defendant aangeleerd - acquired, learnt aangelegenheid - matter, affair, business, case, concern aangenaam - pleasant, comfortably, nice, agreeable, enjoyable aangenomen - adopted, job- aangepast - adapted aangeschoten - tipsy, winged, wounded aangespen - gird aangestoken - worm-eaten, unsound aangeven - denounce, suggest, register, convey, indicate aangezichtspijn - face-ache aangezien - because aangifte - statement aangorden - gird aangrenzend - adjacent, neighbouring aangrijpen - grab, stir, seize, attack, grasp, affect, move aangrijpend - touching aanhalen - chuck, caress, fondle, quote, cite, stroke aanhalig - affectionate, cuddlesome, caressing, cuddly aanhaling - quotation aanhalingstekens - quotes aanhang - party, adherents, followers, supporters, disciples aanhangen - stick aanhanger - supporter, adept, member aanhanger van een rechtse partiright-hander - right-hander aanhangig - pending aanhangsel - codicil, rider, appendix, accessorie, side-issue aanhangwagen - trailer aanhankelijk - devoted, selfless aanhankelijkheid - attachement aanharken - rake aanhechten - attach aanhechting - attachment aanhechtsel - affix aanhoren - listen aanhouden - procrastinate, continue, postpone, persist, endure aanhoudend - lasting, abiding aanhouding - apprehension, detention, arrest aanklacht - complaint, accusation, indictment, charge aanklagen - accuse aanklager - accuser aanklampen - board aankleden - clothe aankomen - arrive aankomend - young, future, junior aankondigen - counsel, notify, announce, advise, advertise aankondiging - notification, advertisement, announcement, ad aankoop - purchase aankopen - buy aanleg - aptitude, predisposition, tendency, talent aanleggen - build, construct, level, aim, install aanlegplaats - landing-stage, wharf, quay, pier aanleiding - inducement, motive aanlengen - dilute, weaken aanleren - learn aanliggend - adjacent, neighbouring aanlokkelijk - enticing, tempting, attractive, alluring aanlokken - draw, attract aanmaak - manifacture, making aanmaken - fabricate, do, manufacture, prepare, kindle, light aanmanen - dun, scold, admonish aanmaning - exhortation aanmatigend - arrogant aanmatiging - assumingness, arrogance, overbearingness, pretence aanmelding - entry aanmerkelijk - considerable, sizable aanmerking - observation, criticism, remark aanmoediging - encouragement aannaaien - sew aannemelijk - acceptable, plausible aannemen - employ, take, affiliate, confirm, receive, hire aannemer - builder, contractor aanneming - confirmation, acceptance, adoption aanpakken - tackle, advance aanpassen - adjust, accomodate, accommodate, adapt, fit aanpassing - accommodation, adaptation aanpassingsvermogen - adaptability aanplakbiljet - poster, notice aanplakbord - bill-board, notice-board aanplakken - placard, paste, post aanplanting - planting aanprijzen - recommend aanranden - violate aanrander - assaulter aanreiken - convey, hand aanrekenen - blame aanrichten - arrange aanrijden - run, collide aanrijding - collision aanroepen - invoke aanschieten - wound aanschijn - exterior aanschouwelijk - graphic aanschrijven - summon aanschrijving - writ aanslaan - tax, root, alarm aanslag - moisture, touch, scale, assessment aansluiten - associate, pool aansluiting - junction, joining aanspannen - put, yoke aansporen - admonish, encourage, instigate, urge, scold aansporing - incitement, exhortation, stimulus aanspraak maken op - presume, claim aansprakelijk - responsible aanspreekbaar - get-at-able, communicative, approachable aanstaand - near aanstaren - stare, gaze, peer aanstekelijk - catching, contagious, infectious aansteken - light, kindle, infect aansteker - lighter aanstellen - appoint aansteller - attitudinizer, poseur aanstellerij - affectation aanstelling - appointment aansterken - recuperate, convalesce aanstoken - provoke, rouse, stimulate aanstoot nemen aan - resent aanstoten - nudge, jog aanstrijken - plaster, rub aantal - number, amount aantasten - assault, attack, corrode aantekening - annotation aantijging - imputation aantikken - finish aantonen - prove aantonende wijs - indicative aantreffen - see, find, encounter aantrekkelijk - pleasing, attractive aantrekkelijkheid - attractiveness, charm, attraction aantrekken - tighten aanvaard - accepted aanvaardbaar - acceptable aanvaarden - take, accept, receive aanvaarding - acceptance aanvallen - attack, assault aanvallend - offensive aanvaller - forward, aggressor, assailant, attacker aanvang - beginning, commencement aanvangen - commence, begin aanvaring - collision aanvechtbaar - debatable, questionable aanvechting - inclination, temptation, disposal aanverwant - related aanvliegen - approach, fly aanvoegende wijs - subjunctive aanvoer - supply, arrival, arrivals aanvoerder - boss, chief, leader, commander aanvoeren - govern, command, order aanvragen - request aanvrager - applicant aanvullend - complementary, supplementary aanvuren - fan, urge, instigate, encourage aanwakkeren - instigate, encourage, excite, fan, freshen, urge aanwenden - apply, practice aanwending - employment, application, use aanwensel - habit, trick aanwerven - employ, hire aanwezige - occupant aanwezigheid - presence aanwijsbaar - apparent aanwijzen - indicate, suggest aanwijzend voornaamwoord - demonstrative aanwijzing - directions, instruction aanwinst - asset, accession, gain aanzetschakelaar - starter aanzetten - sew, start, fan, fur, sharpen aanzetten tot - start aanzien - aspect, tolerate aanzienlijk - eminent, sizable, considerably, considerable aanzijn - existence aanzoek - offer, proposal aanzwellen - swell aap - ape, monkey aapachtig - apish, ape-like, monkey-like aapje - cab aard - nature, character, sort, personality aardappel - potato aardbei - strawberry aardbeving - earthquake aardbol - worldglobe aarde - soil aarden - earthly, stone, clay, earthen aardewerk - crockery, earthenware, pottery aardgordel - zone aardig - good-natured, affable, pretty, friendly, amusing aardigheid - entertainment aarding - earthing, grounding aardkunde - geology aardlaag - layer aardleiding - grounding, earthing aardmannetje - goblin, gnome, brownie, imp aardnoot - ground-nut, peanut aardrijk - world aardrijkskunde - geography aardrijkskundig - geographic, geographical aardrijkskundige - geographer aards - terrestrial, earthly aardvarken - aardvark aardverschuiving - landslide aardworm - earthworm Aäron - Aaron aars - anus aarts- - arch-, chief- aartsbisdom - archbishopric aartsbisschop - archbishop aartsengel - archangel aartshertogdom - archduchy aartsvader - patriarch aartsvijand - arch-enemy aarzelen - waver, hesitate aarzelend - hesitant aarzeling - wavering, hesitation aas - bait, carrion, ace aasgier - vulture abacus - abacus abattoir - slaughterhouse, abattoir ABC - alphabet abces - abscess Abchazië - Abkhazia Abchazisch - Abkhazian abdij - abbey abdis -
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages212 Page
-
File Size-