87 HOOFDSTUK 5 De Bert-norm Depikorde van het tweede kabinet-Lubbers 'Ik kijk er een beetje verrast naar', zei overwinnaar Ruud Lub- bers aan het eind van de verkiezingsavond op bescheiden toon tegen tv.-interviewerjaap van Meekren. Nog steeds gedroeg hij zich als de staatsman: de uitgelatenheid liet hij over aan de partij- kaders. Bij sommigen in het CDA veroorzaakten de verkiezin- gen van 21 mei 1986 inderdaad een zodanige euforie, dat zij de geest van Ruys de Beerenbrouck al uit de fles zagen komen. Die was in 1922 in een situatie terecht gekomen die enige ver- wantschap vertoonde met de huidige. Ruys' coalitie won toen de verkiezingen en hij besloot dat zijn regering met dezelfde ministersploeg door kon gaan, zonder een nieuwe formatiepe- riode. Omdat de fractieleiders van de coalitiepartijen dit plan wat arrogant vonden, ging het niet door -hoewel de daaropvol- gende formatie natuurlijk toch tot ongeveer hetzelfde kabinet leidde. Nu, in 1986, was de verkiezingsuitslag zelf voldoende reden om eventuele plannen a la Ruys bij nader inzien toch maar liever naar het rijk der fantasie te verwijzen. De CDA/vvD- coalitie behield weliswaar haar meerderheid, maar doordat het CDA negen zetels won en de VVD er negen verloor, zag de machtsbalans er heel anders uit. Het CDA, in het eerste kabinet- Lubbers in zetelaantal een kwart groter dan zijn coalitiepartner, was nu tweemaal zo groot (54 : 27). Wellicht was Lubbers dáár- door verrast. Zijn verkiezingsbelofte - voortzetting van de coalitie met de VVD -kon hij gestand doen; maar dat de positie van het CDA in zijn tweede kabinet zoveel dominanter zou wor- den had niemand verwacht. 88 HOOFDSTUK S In de VVD brak naar aanleiding van haar nederlaag onmid- dellijk een leiderschapscrisis uit. Al op de verkiezingsdag circu- leerde het gerucht dat Ed Nijpels' dagen als politiek leider geteld waren. Toen de nieuwe fractie een dag later bijeenkwam nam Frits Bolkestein, in Lubbers-i staatssecretaris van Economische Zaken, de rol van beul op zich. Nijpels werd verantwoordelijk gesteld voor het slechte verkiezingsresultaat, de zwakke presta- ties van de VVD in de voorgaande kabinetsperiode, de vele gro- tere en kleine affaires rond VVD-kamerleden en -ministers en het onderlinge geruzie, en hem werd een soms onbesuisd optre- den verweten. De fractie besloot haar lijsttrekker in een 'sterf- huisconstructie' onder te brengen. Hij zou slechts voor de duur van de formatie als fractieleider fungeren. Tijdens die formatie mocht hij niet zelfstandig met het CDA onderhandelen: hij zou zich gecontroleerd weten door een zes man sterk formatieteam. Verder mocht hij in een nieuw kabinet geen vice-premier wor- den, hooguit minister. Eén kwestie liet de fractie echter liggen. Nu Nijpels feitelijk was afgezet, had de VVD geen politiek leider meer; en die kwam er ook niet meteen, aangezien op dit punt binnen de partij grote onduidelijkheid bestond. Het CDA bezag dit alles met een meewarige blik. Maar ook met een zekere bezorgdheid: een instabiele en verzwakte coali- tiepartner is een risico, en er was geen reëel alternatief voor de VVD. Meer dan tienjaar hadden CDA en PVDA zich scherp tegen elkaar afgezet -men denke aan Van Agts antipathiej egens 'Ome Joop', aan Den Uyls harde oppositie tegen Lubbers-i, aan Ruud Lubbers' campagnemotto 'het gaat tussen Den Uyl en mij'. Nu ineens overstappen naar een coalitie met de PVDA zou volstrekt ongeloofwaardig zijn; bovendien bleek uit enquêtes dat de CDA-achterban er absoluut niet voor voelde, en dat gold ook voor het grootste deel van de Tweede-Kamerfractie en de CDA- ministersploeg. Het CDA was dus, ondanks zijn suprematie, tot de VVD veroordeeld. Op grond hiervan besloot de partij tot een voorzichtige aan- pak, waarbij Ruud Lubbers vooralsnog buiten beeld bleef Koningin Beatrix benoemde hem niet meteen tot formateur; eerst kwam er een informatiefase onder leiding van Jan de Koning. Officieel heette het dat Lubbers het te druk had om het premierschap en het formateurschap te combineren; bovendien moest hij een Europese topconferentie voorbereiden. Officieus De Bert-norm 89 was het CDA bang dat de formatie door de interne VVD-perike- len weleens zou kunnen mislukken. Dat kon maar beter niet aan Lubbers' handen kleven. De Koning begon met het afkondigen van een radiostilte, waardoor de pers nauwelijks in staat was de onderhandelingen over het nieuwe regeerakkoord te volgen en - als bijkomend voordeel - ook eventuele verdeeldheid in het VVD-kamp gemakkelijker binnenskamers kon blijven. Niet iedereen liet zich evenveel aan deze radiostilte gelegen liggen. Zo bracht Onno Ruding al meteen een eis naar buiten van 21 miljard gulden bezuinigingen in de komende kabinetsperiode. Dat was een paar miljard meer dan in het CDA-verkiezingspro- gram stond, maar er tekende zich een flinke terugval van 's rijks aardgasinkomsten af, die om compensatie vroeg. Een paar dagen later zei de toenmalige CDA-fractieleider in de Eerste Kamer, prof. dr.J. Christiaanse, dat het voor zijn partij niet aantrekkelijk was te onderhandelen met Ed Nijpels. Ook de voormalige AR- minister en CDA-prominent prof. dr. W. de Gaay Fortman vond Nijpels 'niet aanvaardbaar'. Harde taal, maar gevolgen had het allemaal niet. De onderhandelingen, met aan CDA-zijde Bert de Vries, duurden vijfweken en de VVD moest zich logischerwijs beschei- den opstellen. De door haar gewenste belastingverlaging van vier miljard gulden kon niet doorgaan, er kwam minder extra geld voor criminaliteitsbestrijding op tafel dan de liberalen wil- den, en ook de toename van de defensie-uitgaven zou beperkt blijven. Rudolf de Korte, die aan het einde van Lubbers-i een paar maanden minister van Binnenlandse Zaken was geweest en nu als een van de 'waakhonden' van Nijpels driftig mee-onder- handelde, wilde de bezuinigingen op het aantal ambtenaren omzetten in salarisverhoging - minder ambtenaren, maar beter betaald, was zijn slogan. Die wens ging in rook op. Later zou dit voor De Korte een belangrijke reden worden om de post Bin- nenlandse Zaken in Lubbers-ii te weigeren; nu zijn operatie 'Minder maar beter' van de baan was, zou hij als minister van ambtenarenzaken ongeloofwaardig overkomen. Alleen op het gebied van de mediapolitiek konden de liberalen een succesje in het concept-regeerakkoord noteren. Het CDA was altijd tegen commerciële televisie geweest, maar besloot daar nu mee akkoord te gaan. Weliswaar onder beperkende voorwaarden, maar toch: de deur werd op een kier gezet. De twee meest tijd- tiool-LTh rUK 5 rovende onderwerpen waren het onderwijs en de euthanasie. In het eerste geval ging het om de invulling van een bezuiniging van zevenhonderd miljoen gulden; in het tweede om de zeer fundamentele vraag of actieve levensbeëindiging verboden zou blijven (het CDA-standpunt) dan wel onder voorwaarden toe- gestaan zou worden (het liberale standpunt). In beide gevallen besloten Bert de Vries en Ed Nijpels om de zaak vooruit te schuiven. De nieuwe minister moest maar uitzoeken hoe die onderwijskortingen moesten worden aangepakt, en over de euthanasie zou eerst de mening worden gevraagd van 's lands belangrijkste adviesorgaan, de Raad van State. Toen het concept-regeerakkoord af was, kwam het leider- schapsprobleem in de VVD weer aan de orde. Tijdens de infor- matiefase had zich een interne machtsstrijd ontwikkeld, waarin twee van de drie stromingen waarin de VVD kon worden verdeeld, tegenover elkaar waren komen te staan. De eerste werd gevormd door de 'anti-Nijpelianen', waartoe partijvoor- zitter Ginjaar, enkele vvD-bewindslieden en het zogenoemde 'Sweelinckberaad' van vier regionale partijbonzen (kamercen- tralevoorzitters) behoorden. De tweede bestond uit aanhangers van Ed Nijpels. De derde stroming, de 'generatie van '82' met veelal jonge kamerleden als Robin Linschoten en Frank de Grave, had toen nog weinig in de melk te brokkelen; later zou deze club zich profileren als voorstander van een 'paarse' coali- tie van VVD, D66 en PVDA, zônder het CDA. In de nacht van 26 op 27 juni 1986 kwam het tot een ont- knoping. Na een urenlange vergadering op het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de thuisbasis van Neelie Smit-Kroes, bleek de VVD Rudolf de Korte, een intelligente, nogal ambiti- euze oud-manager, als toekomstig vice-premier te hebben aan- gewezen. Fractieleider werd de bedaarde, wat plechtstatige 'kamergeleerde' en buitenlandexpert prof. Joris Voorhoeve. Beiden konden als 'neutrale' figuren worden beschouwd, zodat deze oplossing neerkwam op een wapenstilstand. De VVD ver- loor haar populaire minister Pieter Winseniius. Deze voormalig organisatie-adviseur van McKinsey had in het eerste kabinet- Lubbers het departement van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) geleid. Hij kon het zo goed vinden met Ruud Lubbers, dat deze hem graag als vice-premier had gehad. Nu De Korte dat werd, wilde Winseinius alleen De Bert-norm 91 meedoen als hij Economische Zaken kon leiden. Maar die post werd door De Korte opgeëist, tot ongenoegen niet alleen van Winsemius - die daarom de politiek verliet -maar ook van Lub- bers. Misschien stelde de premier om die reden op het laatste moment voor niet één, maar twee vice-premiers te benoemen, een VVD 'er en een CDA'er - te wetenjan de Koning. Zijn argu- ment was dat hij dan gemakkelijker boven de partijen kon staan, zoals in zijn opvatting over het premierschap ook hoorde. Maar de VVD en De Korte ervoeren deze manoeuvre als een uiting van wantrouwen jegens hen en als een nauwelijks verhulde poging de toch al dominante positie van het CDA in het kabinet nog Verder te Versterken. Lubbers' Voorstel vond in hun ogen dan ook geen genade. Zo begon het nieuwe kabinet op 14 juli 1986 zijn werk- zaamheden in een situatie met ingebouwde spanningen. Daar- bij ging het niet alleen om Lubbers en De Korte, ook de ver- houding tussen De Korte en fractieleider Voorhoeve Vormde een risico. De VVD had niet vastgelegd wie van die twee nu de echte politiek leider was, zodat een toestand ontstond die Voor- hoeve 'duolisme' doopte.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages22 Page
-
File Size-