BESTEMMINGSPLAN BOOMGAARDSHOEK februari 2007 2 BESTEMMINGSPLAN BOOMGAARDSHOEK Opgesteld door: dS+V Ruimtelijke Ordening, bureau Bestemmingsplannen Vastgesteld d.d. 26 april 2007 Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR ROTTERDAM Goedgekeurd d.d. 7 augustus 2007 februari 2007 printdatum 5 februari 2007 Onherroepelijk d.d. 5 oktober 2007 3 4 INHOUD I Toelichting II Voorschriften III Bijlagen IV Kaarten (apart bijgevoegd) 5 6 I TOELICHTING 7 8 INHOUDSOPGAVE TOELICHTING 1 Inleiding 11 1.1 Aanleiding 11 1.2 Ligging en begrenzing 11 2 Beleid 13 2.1 Vigerend bestemmingsplan 13 2.2 Overheidsbeleid 13 2.2.1 Rijksbeleid 13 2.2.2 Ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 (2005) 14 2.2.3 Gemeentelijk beleid 15 2.2.4 Waterplan Rotterdam 2000-2005 15 2.2.5 Concept Ontwikkelingsvisie Hoogvliet 15 2.2.6 Wijkvisie Boomgaardshoek 15 3 Gebiedstypering 17 3.1 Geschiedenis 17 3.1.1 Ontstaan en ontwikkeling van Boomgaardshoek 17 3.1.2 Archeologie 17 3.2 Huidig gebruik 20 3.2.1 Wonen 20 3.2.2 Openbare ruimte 20 3.2.3 Verkeer en vervoer 21 3.2.4 Winkelcentrum en bedrijven 21 3.2.5 Voorzieningenstructuur 22 4 Planbeschrijving 23 4.1 Inleiding 23 4.2 Verkeer en vervoer 23 4.3 Bedrijven en winkels 23 4.4 Nieuwe ontwikkelingen 24 4.5 Overige voorzieningen 24 4.6 Monumenten 24 4.7 Straalpad 24 4.8 Juridische regeling 24 5. Water 27 5.1 Beleidskader Water 27 5.2 Samenwerking met de waterbeheerder 28 5.3 Huidige watersysteem 28 5.4 De wateropgave 29 6. Milieu 31 6.1 Beleid 31 6.2 Geluid 31 6.2.1. Wegverkeer 31 6.2.2. Railverkeer 32 6.2.3. Luchtvaart 32 6.2.4. Industrielawaai 32 6.2.5. Conclusie 32 6.3 Bodem 33 6.4 Luchtkwaliteit 34 6.5 Externe veiligheid 35 6.5.1. Transport gevaarlijke stoffen over weg 36 6.5.2. Transport gevaarlijke stoffen over rail 36 6.5.3. Transport gevaarlijke stoffen over water 36 6.5.4. Leidingen 36 9 6.5.5. LPG-tankstations 37 6.5.6. Inrichtingen 37 6.5.7. Vuurwerkopslaglocaties 37 6.6 Flora en Fauna 37 6.7 Duurzaamheid 38 7 Sociale veiligheid en leefbaarheid 39 8 Handhaving 41 9 Financiële uitvoerbaarheid 43 10 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 45 10.1 Vooroverleg ex artikel 10 B.r.o. 45 10.2 Inspraak ex artikel 6A W.R.O. 53 10 1 Inleiding 1.1 Aanleiding De gemeente Rotterdam heeft in 2001 een begin gemaakt met het actualiseren van vigerende bestemmingsplannen voor een groot deel van haar grondgebied. Deze actualisering is mede ingegeven door de te verwachten wijziging van de WRO, waarbij de termijn van orde van tien jaren een fatale termijn zal worden. De taak kan daarnaast niet los worden gezien van de, mede met het oog op een betere serviceverlening naar de burger toe, in gang gezette actualisering en digitalisering van bestemmingsplannen binnen de gemeente. Deelgemeente Hoogvliet Binnen de deelgemeente Hoogvliet wordt een groot deel van de bestemmingsplannen vernieuwd in het kader van de herstructurering. Aan een ander gedeelte wordt door de gemeente Rotterdam op reguliere basis gewerkt. Het bestemmingsplan “Boomgaardshoek” is zo’n plan. 1.2 Ligging en begrenzing Het plangebied is gesitueerd aan de zuidzijde van de gemeente Rotterdam in de deelgemeente Hoogvliet. De westkant van het plangebied wordt scherp begrensd door de bovengrondse metro. Dit is de noord-zuidverbinding met de stad Spijkenisse en met het intercitystation van Schiedam. Aan de overzijde van de metro ligt de wijk Middengebied, deze wijk is de verbinding tussen het metrostation en het centrum. Ten noorden van het plangebied ligt de wijk Tussenwater. Dit is een relatief nieuwe woonwijk uit het einde van de jaren negentig. Aan de oostkant vormt de reservering voor de autosnelweg A4 een duidelijke grens van de woonbebouwing van de wijk. Ten zuiden van het plangebied ligt de wijk Zalmplaat. Dit is een wijk uit eind jaren 60. Op het onderstaande overzichtskaartje is het plangebied en de directe omgeving weergegeven. Ligging plangebied Bron: Grote Provincie Atlas Zuid-Holland (1:25.000),Wolters-Noordhoff, 1990 11 12 2 Beleid 2.1 Vigerend bestemmingsplan De vigerende bestemmingsplannen “Poortugaal Boomgaardshoek 1e herziening” (vastgesteld door de raad op 28 maart 1978 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 12 juni 1979) en “Rotterdam Boomgaardshoek 1e herziening” (vastgesteld door de raad op 13 juli 1978 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten eveneens op 12 juni 1979) zijn gedetailleerde plannen waarmee de gemeenten Rotterdam en Poortugaal destijds de bebouwing van dit gedeelte van Hoogvliet mogelijk maakten. Vóór de herziening had een groot deel van de gronden die deel uitmaken van deze bestemmingsplannen de bestemming “uit te werken woonbestemming”. Het bestemmingsplan is destijds herzien omdat het merendeel van de uit te werken woningen inmiddels gebouwd is en om het kaartbeeld van de rest van de wijk aan te passen aan de werkelijke situatie. Door de gemeente Rotterdam wordt de actualisering van het bestemmingsplan aangegrepen om van de twee plannen één plan te maken. Bovendien zullen de op stapel staande kleinschalige ingrepen in de bebouwde omgeving zoveel mogelijk worden vastgelegd, afhankelijk van de stand van de besluitvorming hierover. 2.2 Overheidsbeleid 2.2.1 Rijksbeleid Nota Ruimte De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt ‘decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet’. Het accent ligt daarbij op ‘ontwikkeling’ in plaats van op ’ordening’. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten. Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was - meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. Verantwoordelijkheden worden daarbij zo dicht mogelijk bij burgers en betrokken partijen gelegd. Als uitgangspunten van de Nota Ruimte gelden: - ontwikkelingsplanologie; - decentralisatie van verantwoordelijkheden; - terugdringen van regeldichtheid en vergroten van transparantie door deregulering; - de uitvoeringsgerichtheid van het beleidsstuk. Daar waar wordt gesproken over ruimtelijke kwaliteit gaat het in de visie van het Kabinet om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut dat zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd. In de Nota zijn door het kabinet nadere eisen gesteld welke een rol spelen bij de afwegingen die de decentrale overheden moeten maken. Deze eisen hebben betrekking op gezondheid, veiligheid, verontreiniging, natuur en milieu (de zogenaamde basiskwaliteiten) en zijn bindend voor alle bij de planontwikkeling en -uitvoering betrokken partijen. Voorbeelden van deze eisen zijn het locatiebeleid en de watertoets. Het kabinet waarborgt de basiskwaliteit door actief het belang van een aantal meer financiële principes op te nemen in het nationale ruimtelijke beleid. 13 Zo zal bijvoorbeeld gelden dat er géén afwenteling van negatieve effecten van nieuwe activiteiten mag plaatsvinden op het bestaande ruimtegebruik en op functies zoals water, natuur en infrastructuur. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van nieuwe activiteiten zorgt voor opheffing van de ontstane knelpunten (”de veroorzaker betaalt”). Tevens geldt als uitgangspunt dat decentrale overheden samen met marktpartijen verantwoordelijk zijn voor de kosten van de benodigde groenvoorzieningen, verkeers- en vervoerontsluiting en andere investeringen die samenhangen met nieuwe bouwactiviteiten. Decentrale overheden zijn vrij om een eigen aanvullend beleid te formuleren, mits dat niet strijdig is met (ruimtelijke) beleidsdoelen. De decentrale overheden kunnen daarmee maatwerk leveren en inspelen op specifieke problemen. Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen. Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Herstructurering, stedelijke vernieuwing en transformatie van steden is derhalve van grote betekenis. Daarbij dient ook voldoende aandacht te worden besteed aan ruimte voor (dag)recreatie. Provincie