Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008–2009 31 845 Parlementarie zelfreflectie 2007–2009 Nr. 3 RAPPORT Vertrouwen en zelfvertrouwen KST130341B Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 845, nrs. 2–3 3 Inhoudsopgave blz. Deel I Analyse en aanbevelingen parlementaire zelfreflectie 5 Voorwoord 7 Hoofdstuk 1: Hoofdconclusies stuurgroep 8 Hoofdstuk 2: Het proces van parlementaire zelfreflectie 16 Hoofdstuk 3: Beelden: vertrouwen en zelfvertrouwen 26 Hoofdstuk 4: Uitvoerbaarheid van wetgeving 30 Hoofdstuk 5: Incidentenpolitiek 34 Hoofdstuk 6: Informatiepositie Kamer 43 Hoofdstuk 7: Omloopsnelheid 52 Hoofdstuk 8: Regeerakkoorden 57 Hoofdstuk 9: Zelfreflectie is nooit af 60 Bijlagen in deel I Bijlage 1 moties parlementaire zelfreflectie 63 Bijlage 2 matrix onderwerpen uit voorstudies 64 Bijlage 3 brief van het Presidium, 17 december 2007 65 Bijlage 4 tabellen over activiteiten Tweede Kamer 67 Bijlage 5 samenstelling stuurgroep en ambtelijke werkgroep 69 Bijlage 6 programma conferentie parlementaire zelfreflectie, gehouden op 25 maart 2009 70 Deel II Bijbehorende verslagen, essays en brieven 71 – Verslagen van gesprekken met Kamerleden 73 – Drie essays (van W.H. de Beaufort, J.Th.J. van den Berg en G.J. Schutte) 115 – Verslagen van gesprekken met (externe) betrokkenen (inclusief correspondentie) 141 – Verslag van de conferentie over parlementaire zelfreflectie, gehouden op 25 maart 2009 279 Gerelateerde stukken – ter inzage bij het Centraal Informatiepunt (CIP) – Rapport informatiegebreken (op basis van analyse parlemen- taire onderzoeken) – Rapporten over communicatie met de burger – Samenvatting reacties uit andere parlementen – Rapport uit het Zweedse parlement: The Riksdag in a new age – a greater emphasis on issues relating to research and the future and on follow-up and evaluation, 2005 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 845, nrs. 2–3 4 DEEL I: ANALYSE EN AANBEVELINGEN PARLEMENTAIRE ZELFREFLECTIE Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 845, nrs. 2–3 5 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 845, nrs. 2–3 6 VOORWOORD De Tweede Kamer heeft besloten tot «parlementaire zelfreflectie», het zichzelf een spiegel voorhouden. De vraag is hoe de Kamer functioneert en wat kan worden verbeterd. Leden en fracties moeten het vertrouwen van burgers verdienen en de Kamer als geheel moet werken aan vertrouwen in de werking van de democratie. Daarvoor is het in ieder geval nodig dat Kamerleden zich bewust zijn van hoe zij – en daarmee de Tweede Kamer als geheel – overkomen. Vertrouwen en zelfvertrouwen: de Tweede Kamer is zo sterk als de 150 leden samen. Onderlinge samen- werking is niet alleen effectief voor het functioneren van een individueel lid; het draagt ook bij aan het aanzien van de Kamer als geheel. Het afgelopen jaar is veel onderzoek gedaan naar het functioneren van de Kamer en zijn vele gesprekken gehouden. Dat sloot goed aan bij mijn gesprekken met alle nieuwe Kamerleden over hun eerste ervaringen. In het vervolg is ook gesproken met leden die al langer lid van de Kamer zijn. De bijeenkomsten werden ervaren als het reflecteren op de eigen werkwijze en de werkzaamheden van de Kamer. Ook is de mening gevraagd van tal van personen die betrokken zijn bij het functioneren van het parlement: van de Vice-President van de Raad van State en de President van de Algemene Rekenkamer tot journalisten en oud-politici. De mening van burgers is onderzocht en verwerkt. Ook zijn vergelijkingen gemaakt met buitenlandse parlementen. Het bindende element was, naast ieders betrokkenheid bij de werking van het parlement, de wens het functioneren ervan te verbeteren en de Nederlandse democratie te versterken. We hebben ons gericht op praktische aanbevelingen voor het parlementaire werk als volksvertegenwoordiger, medewetgever en controleur. Het proces is begeleid door een stuurgroep1, bestaande uit vertegenwoor- digers van fracties onder voorzitterschap van de Voorzitter van de Tweede Kamer. Het rapport «Vertrouwen en zelfvertrouwen» bevat een analyse en aanbevelingen die het parlement en het parlementaire werk kunnen versterken. Tijdens een conferentie op 25 maart 2009 zijn deze analyse en aanbevelingen besproken met Kamerleden en met vele anderen, die aan het zelfreflectieproces hebben deelgenomen. Naar aanleiding van deze gedachtewisseling heeft de stuurgroep het rapport op enkele onderdelen aangepast. Tijdens het reflectieproces heb ik vaak gedacht aan een strofe uit het gedicht De Ploeger2 van Adriaan Roland Holst: Ik zal de halmen niet meer zien noch binden ooit de volle schoven maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien Wie in een spiegel kijkt, ziet zich zelf. Wie uit het spiegelbeeld stapt, ziet zijn omgeving. Wie verder durft te kijken, ziet mogelijkheden die in de verte liggen. Ik hoop dat het rapport van de stuurgroep velen inspireert. 1 De samenstelling stuurgroep, inclusief Namens de stuurgroep, tussentijdse wijzigingen, is opgenomen in bijlage 5 Gerdi A. Verbeet 2 Adriaan Roland Holst (1888–1976) schreef Voorzitter het gedicht «De Ploeger» in 1917; het werd opgenomen in de bundel «Voorbij de Wegen». Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 845, nrs. 2–3 7 HOOFDSTUK 1: HOOFDCONCLUSIES STUURGROEP Het afgelopen anderhalf jaar is onder leiding van de stuurgroep in de Kamer gesproken over de taken van de Kamer en van Kamerleden, over hun bevoegdheden en over de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van die bevoegdheden. Centraal daarbij stonden de vragen: wat is te zeggen over het gezamenlijk functioneren en op welke manier functioneren individuele Kamerleden in een tijd van korte doorlooptijden, snelle media en wekelijkse opiniepeilingen. De gesprekken zijn gegaan over de positie van de Kamer in het staats- bestel, de spanning tussen wetgeving en uitvoering, de snelheid waarmee ontwikkelingen plaatsvinden en de wijze waarop Kamerleden hierop kunnen reageren. De gesprekken gingen ook over onderwerpen als taal versus beeldcultuur, nieuwe media en de relatie met de burger. De conferentie van 25 maart 2009 was een belangrijke tussenstap: om het rapport te verdiepen en het draagvlak te peilen voor de voorgestelde oplossingsrichtingen. Het verslag van de conferentie wordt als Kamerstuk uitgebracht, tegelijk met het rapport «Vertrouwen en zelfvertrouwen». Eenieder kan voorts in deel II van het rapport lezen wat in alle gesprekken is gezegd. Uniek is dat in een tijd van toenemende parlementaire activiteiten – de cijfers en grafieken in het rapport spreken boekdelen – Kamerleden en anderen de tijd hebben genomen om samen de huidige situatie te bespreken. Daarin loopt de Kamer, samen met landen als het Verenigd Koninkrijk en Zweden, voorop in de wereld. Het is de stuurgroep in alle gevoerde gesprekken gebleken dat velen zich verantwoordelijk voelen voor het goed functioneren van de Nederlandse democratie. Het debat over de positie en de reputatie van de Tweede Kamer wordt in Nederland sinds 1848 overigens regelmatig gevoerd. Er blijft van tijd tot tijd behoefte aan een kritische blik op het eigen functioneren. De wereld verandert voortdurend, de maatschappij is constant in beweging en het parlement weerspiegelt die processen. Tegelijkertijd is de werkelijkheid waarin de Kamer opereert steeds complexer geworden – nationaal en internationaal zijn zaken, mensen, instellingen, organisaties en landen steeds nauwer met elkaar verweven. De Europese Unie is hier een in het oog springend voorbeeld van, maar evenzeer valt te denken aan bredere politieke, maatschappelijke en financiële samenwerkingsverbanden. Enerzijds is de parlementaire zelfreflectie dus een normaal proces van herijking in veranderende omstandigheden. Anderzijds is het ook bijzonder, vanwege de reeds genoemde medewerking van zoveel partijen, intern en extern, en omdat telkens is ervaren dat de onderdelen van het proces op zichzelf ook waardevol zijn geweest. Het met elkaar en anderen in gesprek gaan levert niet alleen informatie en nieuwe ideeën op maar draagt ook bij aan inzicht in en begrip voor verschillende visies op de dagelijkse werkelijkheid. Het proces van parlementaire zelfreflectie heeft op 5 juli 2007 een aanvang genomen met aanvaarding door de Kamer van de motie-Schinkelshoek c.s.3, die uitsprak dat «de positie, de reputatie en de werkwijze van het parlement al enige tijd onderwerp van publiek debat zijn». Ter uitvoering van deze motie is een stuurgroep van Kamerleden gevormd die deze parlementaire zelfreflectie vorm heeft gegeven. De stuurgroep heeft de zelfreflectie uiteindelijk toegespitst op vijf vaak genoemde vraagstukken. 3 Kamerstuk 30 996, nr. 9. De motie, ingediend Bij de selectie is nadrukkelijk voor ogen gehouden dat de Kamer zelf op 2 juli 2007 en door de Kamer aangenomen verbeteringen zou moeten kunnen doorvoeren. In hoofdstuk 2 van dit op 5 juli 2007, is ondertekend door de leden rapport wordt hier nog eens verder op ingegaan. Wel is in veel Schinkelshoek (CDA), Kalma (PvdA), Aptroot (VVD) en Anker (ChristenUnie); gesprekken gezegd – en dat moet hier nog eens worden benadrukt – dat Handelingen 90–5147. de oplossingen voor geconstateerde problemen lang niet altijd in regels, Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 845, nrs. 2–3 8 procedures, menskracht of geld gevonden zullen worden. Uiteindelijk staat of valt alles met de medewerking van mensen. Het systeem functioneert pas optimaal als de betrokkenen dat ook echt willen. Het reflectieproces heeft overigens ook enige relativering van vaak genoemde problemen opgeleverd. Het parlementaire systeem staat er in Nederland relatief gezien goed voor. Het vertrouwen
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages327 Page
-
File Size-