Het volume van elektriciteit. Technieken in de architectuur (1860-2010) 1. Tekst Over het volume van elektriciteit. Technieken in de architectuur (1860-2010) Lieselotte Van de Capelle Promotor: dr. Rika Devos Begeleiders: ir.-arch. Birgit Cleppe, dr. ir.-arch. Maarten Van Den Driessche Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master in de ingenieurswetenschappen: architectuur Vakgroep Architectuur en Stedenbouw Voorzitter: prof. dr. Pieter Uyttenhove Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2010-2011 1704OCV09, DGFB (UGent) Het volume van elektriciteit iii Voorwoord Het volume van elektriciteit Een van de grote pijlers van de opleiding ingenieur-architect aan de Universiteit Gent vormt het aspect ‘Bouwfysica en Technische Installaties’. Menigmaal kregen we te horen welke grote ruimtelijke impact technieken hebben op het gebouwontwerp. Toch wordt er bij dat volume technieken slechts weinig stilgestaan in de ontwerpateliers en ook in de meer historische vakken komt dit onderwerp nauwelijks aan bod. Deze vaststelling leidde tot Het volume van elektriciteit, een omvangrijk werk over technische installaties en hun impact op de Belgische architectuur van de twintigste eeuw. Hopelijk is het lezen van de scriptie even interessant als het steeds ontdekken van nieuw materiaal over het onderwerp voor mij was. Lieselotte DankwoorD Deze masterproef is het resultaat van een uitgebreid onderzoek, waarvoor veel overleg met diverse specialisten noodzakelijk was. Graag wens ik hen te bedanken voor de tijd en informatie die ze ter beschikking stelden. Bijzondere dank aan mijn promotor Rika Devos, die in mei 2010 de uitdaging aanging om dit onderwerp te begeleiden. Zonder haar deskundige kritiek en uitgebreide kennis had het resultaat er ongetwijfeld heel anders uitgezien. Daarnaast wil ik de vakgroepleden en externen bedanken die het resultaat mee gestuurd hebben. Een dank ook aan de verschillende bibliotheken en archieven, die mij de nodige informatie ter beschikking stelden, vaak vergezeld met enige uitleg, en aan de personen die toegang verleenden tot hun privéarchief of tot de besproken projecten. Tot slot wens ik mijn persoonlijke omgeving te bedanken, in het bijzonder mijn papa, voor de ondersteuning en het vertrouwen, die ik de afgelopen vijf jaar van hen kreeg. toelating tot bruikleen De auteur geeft de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef. Gent, 12 augustus 2011. Lieselotte Van de Capelle iv Het volume van elektriciteit v Overzicht Het volume van elektriciteit. Technieken in de architectuur (1860-2010) Lieselotte Van de Capelle Promotor: dr. ir.-arch. Rika Devos Begeleiders: ir.-arch. Birgit Cleppe, dr. ir.-arch. Maarten Van Den Driessche Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master in de ingenieurswetenschappen: architectuur Vakgroep: Architectuur en Stedenbouw Voorzitter: prof. dr. Pieter Uyttenhove Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2010-2011 Samenvatting De scriptie Het volume van elektriciteit buigt zich over technische installaties in de moderne architectuur in België en raakt hiermee aan de problematiek die Reyner Banham aanhaalt in zijn boek The Architecture of the Well-tempered Environment (1969). Hierbij wordt vertrokken van het ontstaan en de evolutie van verwarming, ventilatie en verlichting gedurende de negentiende eeuw. Zowel de theorie als de praktijk over technieken stond op punt rond de eeuwwisseling. Het is vanaf dat moment dat installaties steeds vaker hun toepassing vinden in de architectuur. Om de impact van deze moderne technieken op de architectuur in België te kunnen inschatten wordt gekeken naar drie architecten die belang hechtten aan hygiëne en comfort in hun gebouwen: Louis Cloquet (1849-1920), Huib Hoste (1881-1957) en Renaat Braem (1910- 2001). Bij elk van deze figuren wordt een inschatting gemaakt van de theoretische kennis die op dat moment voorhanden was en van de verspreiding ervan, de kennis omtrent technische installaties bij de architecten zelf en de toepassing ervan in een aantal van hun projecten. Louis Cloquet, hoogleraar Architectuur aan de R.U.G., behandelt in het derde volume van zijn Traité d’Architecture hygiëne, verwarming, ventilatie en verlichting in gebouwen. De publicatie was een schriftelijke neerslag van de lessen aan de studenten ingenieur-architect en werd in de praktijk omgezet met de realisatie van het Instituut voor Hygiëne, Bacteriologie en Gerechtelijke Geneeskunde, beter gekend als het Instituut Rommelaere (1900- 1905). Bij Huib Hoste, student van Cloquet, ligt de nadruk van technische installaties voornamelijk op het verlichtingsontwerp. Kunstlicht in de architectuur komt tijdens het interbellum steeds meer in de aandacht als ‘Lichtarchitectuur’. De Brugse architect zoekt in zijn projecten naar manieren om de ruimtelijke impact van centrale verwarming en ventilatie te combineren met skeletbouw. Omwille van de hygiënische eisen die gekoppeld zijn aan het programma worden drie dokterswoningen besproken: woning De Beir (Knokke, vi Het volume van elektriciteit 1924), een ongerealiseerde dokterswoning (omstreeks 1930) en woning Heeremans-Moens (Liedekerke, Extended1938). Met het probleem abstract van ruimtelijke impact kampt ook Renaat Braem. In het Kiel (Antwerpen, 1949- 1958) ondergaat het volume een schaalvergroting, eigen aan de problematiek van de hoogbouw. In dit project stelt de architect ‘het hart en de aders’ van het gebouw voor het eerst tentoon. Om een inschatting te maken van Braems kennis omtrent verlichting wordt zijn ontwerp voor een dokterswoning voor de Philips Ideeënwedstrijd uit 1939 bekeken. In dit project kon de architect zijn idealen onbelemmerd demonstreren. Uit het onderzoek blijkt dat doorheen de twintigste eeuw, ook in België, er architecten waren die kennis en aandacht hadden voor technieken op ontwerpniveau. De verschillende technische installaties vormden een onderdeel van het architecturaal concept, vanuit functionele en esthetische overwegingen. Het aandeel van deze technieken en de manier waarop ze door de architecten ingezet werden worden in recente publicaties amper gedocumenteerd. Deze omgang met technieken kan nochtans interessant zijn in de huidige ontwerppraktijk, waarbij technieken steeds meer, zij het vaak op indirecte manier, de architectuur en ruimtelijke ervaring gaan overheersen. trefwoorDen ‘Technieken in de architectuur’, ‘hygiëne’, ‘Louis Cloquet’, ‘Huib Hoste’, ‘Renaat Braem’. The Volume of Electricity. vii Techniques in Architecture (1860-2010). Lieselotte Van de Capelle Supervisor(s): Rika Devos Abstract�This study focuses on the spatial impact of heating, Finally, several archives were visited to trace and anlyse the ventilation and lighting in Belgian architecture of the twentieth original environmental services in the selected projects: century and on the attention paid to environmental control in Universiteitsarchief Gent, Universiteitsarchief K.U.Leuven, professional, architectural literature. Sint-Lukasarchief (Brussels), Archives d’Architecture Keywords� Techniques, Louis Cloquet, Huib Hoste, Renaat Moderne (Brussels) and Archief Onroerend Erfgoed Braem (Brussels). This information was supplemented with a visit at site in case of het Instituut Rommelaere (Ghent) en het Kiel (Antwerp). I. INTRODUCTION Techniques have become necessary for the good IV. RESEARCH functioning of a building. Although technical equipment was introduced in architecture at the end of the nineteenth century, A. The evolution of techniques in the nineteenth century Reyner Banham forwarded that architectural historians paid The rise and evolution of environmental services can be no attention to environmental services unless they had a situated in the nineteenth century. The abominable hygienic certain monumental impact – hence, volume – on the building. circumstances of cities and factories, due to the industrial [1] This dealing with heating, ventilation and lighting was revolution, required a quick and efficient approach. The first also documented inadequatly in Belgian architectural history. experiments took place at the end of the eighteenth century Moreover, Banham blamed the European, modernistic canon and in the first half of the nineteenth century. Around the to reduce the design of techniques to an esthetic aspect of the 1860s the techniques were developed sufficiently to allow for architectural environment. Consequently, the problems in the first applications in buildings. After many improvements Banham’s publication The Architecture of the Well-tempered of the services and their production processes, manufacturers Environment gave rise to the subject of this thesis. started to produce the different elements on a larger scale. E.g. Vaillant (Germany, 1874) and Philips II. RESEARCH QUESTIONS Gloeilampenfabriek (the Netherlands, 1891). This study paid attention to the following questions: Context— In which contexts did the need for B. Louis Cloquet (1849-1920) environmental control arise? Which were the catalysts in this Louis Cloquet, who taught Architecture at the University of evolution and who were the actors? Ghent, discussed in the third volume of his Traité d’Architecture the subjects “hygiene”, “heating”, “ventilation” Knowledge—
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages195 Page
-
File Size-