M = 375 (groen) C = 2705 (l. blauw-paars) Z = zwart L.L. Therkorn/E.A. Besselsen/J.F.S. Oversteegen Assendelver Polders revisited excavations 1997 (originally appeared as an Internal Report, Faculty of Environmental Sciences, UvA, 1998) 36 june 2006 AAC-36 Ass bw NWE KOP.indd 1 24-08-2007 16:00:55 Assendelver Polders revisited excavations 1997 auteurs L.L. Therkorn/E.A. Besselsen/J.F.S. Oversteegen tekstredactie C.L. Nyst ontwerp en opmaak kantoordeloor, Haarlem illustraties E.A. Besselsen/J.F.S. Oversteegen/J. Slopsma foto’s L.L. Therkorn productie Koopmans’ drukkerij, Hoorn isbn 90–77010–53-x issn 1569–1411 Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam Nieuwe Prinsengracht 130 1018 vz Amsterdam © aac/Projectenbureau, Amsterdam 2006 AAC-36 Ass bw NWE KOP.indd 2 24-08-2007 16:00:55 acknowledgements 1998 This report is the result of four months excavation during 1997 in the Assendelver Polder, and four months post-excavation work. Excavations were carried out as part of the larger regional survey and excavations of the Oer-IJ Estuary Project, since 1990 under the direction of the senior author. The project was carried out under the auspices of the Institute of Pre- and Protohistory, Faculty of Environmental Sciences, University of Amsterdam. The supervisor of the project is Tom Bloemers, Professor of Prehistoric and Roman studies. Second and third authors of this report were the field assistants for excavation, supervision, interpretation and registra- tion. Both have been further involved during post-excavation work in interpreta- tion, graphics and text (E.B.) and finds-cataloguing, pottery and bone analysis, drawing and archiving (J.O.). Cor Ravesloot, in addition to his contribution in getting the sites excavated, also made identifications of plant species in the field, for characterizing the various peat matrices. These and other plant identifications were further backed- up in the field and laboratory by Dirk van Smeerdijk, Cees Troostheide and Laura Kooistra. Essential during fieldwork as well were Eric Andela (on his hydraulic excavator), students – with special thanks to Yuri Eijskoot and Jeroen Vaars – volunteers Lisanne Sloots and Joke Werkhoven, individual awners, and, as a group, as orga- nized by Bob Berenhout and Pieter van de Voorde during the two week national ‘work-camp’. Contributing to this report have been Sander Gerritsen (small finds drawings), Silke Lange and Pauline van Rijn (wood identifications), Michiel Erdrich and Arjen Bosman (identification of the Germanic fibula and Roman finds), and Jan Besteman (Medieval finds identification). Liesbeth Smits and Rick Maliepaard gave advice on the cremated remains of animals. Micro-morphological analysis of various layers encountered at AsN-27, was carried out by Richard Exaltus (raap). Archeoplan, whereby its director Paul Schulten has given invaluable advice, carried out conservation and drawing of many of the wooden finds. AAC-36 Ass bw NWE KOP.indd 3 24-08-2007 16:00:55 Anita Koster restored the Germanic fibula. Edy Mulié reworked some of the graphics. Arrangements for funding were initiated by the rob, through the then provincial archaeologist, Jan Kees Hagers and the public-private organization gem, respon- sible for raising the housing estate, ‘Saendelft’, within part of the polder known as Assendelft-Noord. Our subsequent contacts were with gem director Hendricus Harders and municipal financial administrator Jelle Faber, all facilitated by the perception of Zaanstad Alderwoman for Urban Planing, Margreet Horselenberg. Organization of various lines of communication were dealt with by Ulke Brolsma of the Zaanstad Information Bureau. In addition to funding for excavation and post-excavation work made available by the gem, funding for conservation of wood and fibula has been provided by the Zaans Museum, through consultations with the Director Koos de Jong and Conservator Alice van Diepen. We are indebted to all of these people for their support and contributions as shown in various ways. Lastly, we also thank the tenant farmers for their co- operation: Henk Kramer (field AsN-56) and Gerard Noom (field AsN-27). Their fields form part of a ‘Vinex location’, a large housing estate, taken up within a national policy whereby future housing needs are also associated with the landscape of the past, and funding for archaeological activities. This report is an interim effort within budding contract archaeology of the Netherlands. Linda Therkorn Elles Besselsen Jacqueline Oversteegen april 1998, Amsterdam AAC-36 Ass bw NWE KOP.indd 4 24-08-2007 16:00:55 acknowledgements 2006 Heleen van Londen, director of the aac/Projectenbureau, UvA, has given us the opportunity to reissue our 1998 report within the aacpublication series (aacPublicaties). In 1998, despite the numerous sites excavated by the ipp/aac, there was no publication policy for excavation reports, and our report remained an internal report very limited in copies, with illustrations commensurate with the facilities and know-how of that time. Some editing has occurred within the text as well as bringing some referencing up to date. Added here is the content of Appendix 3, which is a summary of the trial trench campaign in 1996 on which the choice of excavations in 1997 was based. In general, there has been no re-working of the interpretations, and the text remains essentially that of the original 1998 report. We are greatly indebted to Jeffrey Slopsma (aac/ Projectenbureau) who has reworked all of the drawings for this reissue, as well as digitising the photo- graphs, solving some questions on clarity, and in producing the plans of the trial trench campaign, 1996. AAC-36 Ass bw NWE KOP.indd 5 24-08-2007 16:00:56 contents samenvatting 7 1 introduction 12 1.1 Assendelver Polders Project 1978 – 1982 12 1.2 core boring survey 1995 – 96: eastern Vinex 14 1.3 trenches 1996: western Vinex 15 1.4 aims of research 1997 16 2 the excavations 18 2.1 site AsN-56: mid-1st to early-3rd century; 10th – 14th century 19 2.2 site AsN-27: mid-1st to 4th century; 10 – 14th century 33 2.3 general remarks on the finds 55 3 the scientific-socio-cultural side of excavating 59 a Vinex location 3.1 general: some conclusions 59 3.2 brief comparison of AsN-56 & AsN-27 66 3.3 visitors to the activity areas of excavations 67 list of abbreviations 69 list of plans and figures 70 list of tables (tables on cd-rom) 73 references 74 appendices 1 AsN-56: selection of feature details and materials 2 AsN-27: selection of feature details and materials 78 3 summary: the Assendelft-Noord, trial trench campaign 1996 96 tables 1 – 5 (cd-rom: front cover) 110 AAC-36 Ass bw NWE KOP.indd 6 24-08-2007 16:00:56 samenvatting inleiding Van 1978 tot 1982 heeft het ipp archeologisch onderzoek gedaan in de 2200 ha grote Assendelver Polders. Het onderzoek van het Assendelver Polders Project (app) concentreerde zich op de boerderijen en de onmiddellijke omgeving ervan, voornamelijk op de westelijke, hoger gelegen zandgronden. Naar aanleiding van de komst van een nieuwbouwwijk in Assendelft-Noord (Saendelft) kon het ipp terugkeren naar de polders in 1995 – 1997. In 1995 en 1996 heeft vooronderzoek plaatsgevonden in de vorm van boringen en proefsleuven. Op basis van de resul- taten van dit vooronderzoek is gekozen om in 1997 twee percelen geheel op te graven (AsN-56 en AsN-27) met de volgende drie doelstellingen: – het bestuderen van het geheel aan sporen behorende bij/gelijktijdig aan boerderijen, zodat het onderzoek het gehele scala van menselijke activiteiten (vanaf de Prehistorie tot nu) omvat; – het inventariseren van het effect van landbouwmanagement op het bodem- archief. Deze inventarisatie komt tot uiting in de vergelijking tussen de twee percelen AsN-56, geëgaliseerd en met een verlaagd polderpeil, en AsN-27 waarbij dit niet het geval is; – een bijdrage leveren aan het promoten van het cultureel erfgoed bij het publiek. Deze doelstelling is door staatssecretaris Nuis verwoord in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening, m.b.t. vinex-locaties en de implementatie van het verdrag van Malta. onderzoek in het veengebied Het veenlandschap is de afgelopen jaren door de meeste archeologen be- schouwd als een marginaal, laag gelegen en onvruchtbaar gebied dat gedo- mineerd werd door geologische ontwikkelingen. Men was van mening dat de veengebieden pas gebruikt werden wanneer de hoger gelegen zandgronden een samenleving onvoldoende woon- en leefruimte boden. Kolonisatie van veengebieden zou dus pas plaatsvinden als laatste redmiddel of als effect van de markteconomie van graanproductie voor een groeiende stedelijke bevolking. De gebieden werden dan door lange greppels gedraineerd en vervolgens geheel weggeschept voor brandstof voor woningen en in het kader van de industriële revolutie. Het idee over de marginale functie van veengebieden lijkt voort te komen uit de projectie van de economische omstandigheden van 19de – 20ste-eeuwse veenwinfamilies in oost-Nederland. ­­ AAC-36 Ass bw NWE KOP.indd 7 24-08-2007 16:00:56 Een dergelijke moderne mentaliteit, een relatieve desinteresse in veengebieden, is nog af te lezen in de lage begroting van het archeologisch onderzoek van de 120 ha grote vinex-locatie Saendelft. Met de keuze van de rob om ‘wetland archaeology’ als één van haar speerpunten te nemen, is een veranderende hou- ding t.a.v. veengebieden waarneembaar. De resultaten van het onderzoek te Assendelft zal een ieder moeten kunnen overtuigen van de archeologische waarde van Noord-Hollandse veengebieden. archeologisch onderzoek 1997 Het vooronderzoek in 1995 en 1996 gaf al aan dat het zetten van boringen geen goede prospectiemethode is voor sites in het veen (AsN-56 was niet herkend), ook bij slootkantinspectie worden sites gemist (AsN-56 en AsN-28). Vooronder- zoek d.m.v. proefsleuven blijkt in het veen de meest effectieve en een relatief goedkope manier te zijn om inzicht te krijgen in kwaliteit, verspreiding en diver- siteit van sporen en vondsten.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages142 Page
-
File Size-