
‘Jullie horen hier niet’ Onderzoek onder oorspronkelijke bewoners van Amsterdam Noord over de ‘veryupping’ van hun stadsdeel. Amsterdam, april 2017 Ellen Swagerman Begeleider: Dr. L. Bakker Studentnummer 8110158 Eerste meelezer: Dr. I. Stengs [email protected] Tweede meelezer: Dr. V. de Rooij Master Culturele Antropologie en Sociologie der niet-Westerse Samenlevingen Universiteit van Amsterdam 1 Inhoudsopgave Hoofdstukken Paginanummer INLEIDING 4 Hoofdstuk 1. ACHTERGROND EN BELEID 14 Inleiding 14 1.1 Ontstaansgeschiedenis Amsterdam Noord 16 1.1.2 Sociale woningbouw 16 1.1.3 Ontwikkeling Amsterdam Noord 18 1.2 De tuindorpen 22 1.2.1 Het leven in de tuindorpen 24 1.3 Het zelfbeeld van de Noorderling en zijn verhouding met de stad 28 1.3.1 De stad als de grote onbekende of als het walhalla van vooruitgang? 30 Conclusie 32 Hoofdstuk 2. ONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT WONEN IN AMSTERDAM EN AMSTERDAM NOORD IN HET BIJZONDER 33 2.1 Woningbouwbeleid in de jaren zestig, zeventig en tachtig 33 2.1.1 Suburbanisatie en stadsvernieuwing 33 2.2 Woningbouwbeleid na de jaren tachtig 37 2.3 Het begrip Gentrificatie nader geduid 39 2.4 Ontwikkelingen in Amsterdam Noord en de huidige stand van zaken 41 Conclusie 45 Hoofdstuk 3. NOORD: NAAR EEN HETEROGENE SAMENLEVING? 46 3.1 Social capital en empowerment 46 3.1.1 Social capital en empowerment in Tuindorp Oostzaan 52 3.2 Groepsvorming in Noord 55 3.3 Betekenis van ‘plek’ 60 Conclusie 63 CONCLUSIE 66 LITERATUURLIJST 71 BIJLAGE I 75 BIJLAGE II 77 2 Voorwoord Toen ik in 1981 startte met mijn studie had ik nooit kunnen bevroeden dat ik in 2017 zou afstuderen. Er zijn wat zaken tussen gekomen. Tegelijkertijd is het altijd een wens geweest om toch ooit mijn studie af te ronden, want dat geeft een goed gevoel. Ik heb daarbij geluk gehad dat in 2015 een aantal zaken op zijn plek vielen. Ik ben dank verschuldigd aan een aantal mensen. Aan mijn begeleider Laurens Bakker die, toen ik echt niet wist waar en hoe ik moest beginnen met schrijven de simpele vraag stelde: ‘wat wil je vertellen?’ En aan alle mensen die hun tijd voor mij hebben vrij gemaakt om te worden bevraagd over hun jeugd, hun dagelijkse routines, hun pleziertjes, hun ergernissen of over hun werk. Dank ook aan een aantal Noorderlingen die ik nog kende van vroeger en die hun adresboek zijn na gaan pluizen om informanten te vinden. En last but not least dank aan mijn man en zoon die maanden lang tegen een volle tafel hebben aangekeken met allerlei stapels en een laptop en daar niet heel erg over hebben geklaagd. 3 Inleiding Vorig jaar zomer zaten mijn man en ik op een zondagmiddag te eten op een terras in de Van der Pekbuurt in Amsterdam Noord. Het was niet druk, er waren nog twee of drie andere tafeltjes bezet met etende en drinkende mensen. Het was geen horecabuurt, maar een rustig pleintje in een woonbuurt. Sinds kort was dit restaurant hier gevestigd in een oud bankfiliaal, wat aan de buitenkant nog wel als zodanig herkenbaar was door wat statig aandoende deuren. Aan de overkant kwam een man langsgelopen met een grote rode ‘Dirk’ tas1. Hij keek naar het terras en riep heel hard ‘Jullie horen hier niet!’. Ik hoorde boosheid, verzet en agressie. Ik schrok een beetje, maar gelukkig liep hij door. Ik voelde gene, begrip en was geïntrigeerd. Wij bezoekers keken elkaar een beetje aan, misschien een tikje gegeneerd en moesten wat lachen. Vervolgens gingen we door met eten. Ik begreep wat deze man bedoelde. De Van der Pekbuurt is een buurt in Amsterdam Noord met veel sociale woningbouw en grote sociale problemen. Woningcorporatie Ymere is bezig met een grootscheepse renovatie waardoor deze hele wijk op de schop gaat. De huren gaan omhoog en een aantal woningen worden verkocht. Dat betekent dat er nieuwe bewoners komen met een hoger inkomen. ‘De yuppen komen’ zoals de meeste bewoners die ik heb gesproken aan deze ontwikkeling refereren. En voor deze man was ik daar een van. Ik herkende zijn verzet, omdat ik zelf ook in een buurt woon die nogal is veranderd. De Baarsjes was 23 jaar geleden, toen ik daar kwam wonen en voor weinig geld een woning kon kopen, een weinig populaire buurt. Het Mercatorplein was ronduit crimineel: Klaas Bruinsma, oprichter van een van de eerste Nederlandse drugkartels, is zijn imperium daar om de hoek begonnen en er werd regelmatig in die buurt geschoten. Verder woonden er veel Turkse en Marokkaanse Amsterdammers en ook dat maakte of maakt een buurt niet populair. Er waren veel belwinkels, weinig horeca aanbod, de Turkse koffiehuizen oogden niet uitnodigend, nogal wat woningen waren slecht onderhouden en er liepen relatief veel vrouwen met een hoofddoek op straat. Merkwaardig genoeg waren dat toch ook juist eigenschappen van de buurt die mij aanspraken. 1 Een ‘Dirk’ tas heeft ook een symbolische lading. ‘Dirk’ is een goedkope supermarktketen waar m.n. sociaaleconomisch zwakkeren de boodschappen doen. De strip ‘Sigmund’, dagelijks gepubliceerd in de Volkskrant, heeft zelfs een character van een moslima geheel in boerka met een ‘Dirk’ tas. Een vrouwbeeld dat je voornamelijk ziet in volkswijken in de grote steden waar veel moslims wonen. 4 Het was levendig, divers en de buurt was niet ‘gewild’. Als bewoner onderscheidde ik mij van de massa die koos voor zekerheid en een, in mijn ogen, wat saaie vorm van status. Ik was op deze wijze avontuurlijker en vond het wat kortzichtig om voor het gemak en comfort te kiezen van het wonen in een wijk waar iedereen is zoals jijzelf en waar de woningen zoveel duurder waren. In mijn optiek moeten mijn keuzes een beetje ‘schuren’: niet helemaal in de pas lopen met de rest. Wat mijn woonplezier vergrootte was het feit dat ik nooit iets negatiefs heb meegemaakt in mijn buurt, ondanks de criminaliteit die er, getuige de cijfers, wel was. Was dat wel het geval geweest dan was ik waarschijnlijk verhuisd, want daar ligt voor mij de grens: de ruwe buitenwereld moet mij niet in huis raken, het moet niet ‘te dichtbij komen’. Avontuur zoeken op een manier die overzichtelijk is, is per definitie niet avontuurlijk, ik realiseer mij dat. Wat meteen verraadt dat ik niet zo avontuurlijk ben en dat gebrek aan avontuurlijkheid kon ik mooi compenseren met de keuze voor mijn ‘avontuurlijke’ buurt. Gelukkig was mijn straat, de Admiraal de Ruijterweg, nog een tamelijk vriendelijke straat in tegenstelling tot een aantal zijstraten die meer ‘verpauperd’ oogden. Nog slechter onderhouden en veel rotzooi voor de deur, ’s avonds laat nog spelende en schreeuwende jonge kinderen op straat zonder toezicht. Langzaamaan echter begon mijn buurt te veranderen. Er kwamen meer mensen wonen zoals ik: niet rijk, maar ook niet arm, hoger opgeleid, jonge gezinnen. Al onze kinderen zaten op een zogenaamde ‘witte’ basisschool in een andere wijk2. Wij vonden diversiteit heel leuk, koketteerden met onze Marokkaanse slager, maar onze vriendenkring bleef homogeen. Door de school en de vriendschap van de kinderen leerde ik de bewoners/ouders beter kennen. Wat wij onder andere herkenden in elkaar en met elkaar deelden was de keuze voor de buurt. Die keuze was voor een groot deel ingegeven door pragmatisme: hier vonden wij grote woningen die elders duurder waren. Maar zeker ook het non-conformisme bond ons. We voelden ons een soort van pioniers en betrokken bij de buurt. We bleven echter een blanke enclave in een etnisch diverse wijk en hadden slechts oppervlakkig contact met Turkse en Marokkaanse bewoners. Het bleef beperkt tot die Marokkaanse slager en de Turkse kruidenier. En de buurt veranderde verder. In eerste instantie vond ik dat leuk. Er kwam een restaurantje waar ik ook wel wilde eten, want het eten en het jonge, studentikoze publiek sprak mij aan. Ik vond het wel grappig dat studenten ook onze buurt ontdekten. Maar het ging verder. Panden die leeg kwamen werden opgeknapt en daar kwamen ook jonge gezinnen en jonge alleenstaanden met een baan wonen. Mensen reageerden enthousiast als ik vertelde waar ik woonde. Dit proces is nog steeds aan de gang en de 2 Basisscholen met relatief veel kinderen van autochtone ouders die niet per se in de wijk van de school wonen en die dus moeten reizen naar school wat oorspronkelijk niet de bedoeling was van basisscholen. 5 samenstelling van mijn buurt is enorm veranderd. Onze buurt is inmiddels populair, sociaaleconomisch homogener, veel duurder dan voorheen en daardoor alleen nog betaalbaar voor mensen met een aardig inkomen waardoor de buurt inmiddels erg lijkt op een keurige, nette buurt met alleen nog maar keurige, nette mensen. Ik zie een aantal van mijn nieuwe buren ook als ‘yuppen’, hoewel ik, zeker nu de overwaarde op mijn huis flink is toegenomen, waarschijnlijk zelf ook een yup ben3. Toch heb ik het gevoel dat mijn buurt is overgenomen door deze nette mensen en dat ons ‘pionierschap’ niet wordt gezien en herkend. Ik heb het gevoel dat de mensen die er nu komen wonen denken dat zij de buurt maken tot wat het is en dat zij zichzelf zien als avonturiers. Want in plaats van in Haarlem of in Amstelveen wonen zij in de Baarsjes en dat is zo leuk ‘hip’. En ‘zij’ veranderen mijn buurt in een te keurig ‘aangeharkte’ wijk. Door hen ben ik geen avonturier meer, maar ben ik gewoon een inwoner van een wijk. Ik vind hun ‘hipheid’ opzichtig, niet echt en daardoor saai, burgerlijk, mainstream. En ‘zij’ gedragen zich ook nog alsof de buurt van hen is, vind ik. Het gevoel van verzet herkende ik daarom in de man met de ‘Dirk’ tas. Ik werd nieuwsgierig. Denken meer mensen in deze buurt, in Noord, zoals hij en ik? Het hierboven beschreven proces van een buurt in transitie staat bekend als gentrificatie.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages77 Page
-
File Size-