Academiejaar 2014-2015 DE INTREDE VAN DE RENAISSANCE IN DE NEDERLANDEN: EEN VERGELIJKENDE STUDIE MAARTEN VAN HEEMSKERCK, PIETER COECKE VAN AELST, LAMBERT LOMBARD, & MICHIEL COXCIE Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, voor het verkrijgen van de graad van Master, door Laura Van Wijnsberghe (01002085) Promotor: Prof. Dr. Koenraad Jonckheere Giorgio Ghisi naar Lambert Lombard Het Laatste Avondmaal 1551 Metropolitan Museum of Art, New York Inhoud Dankwoord ................................................................................................................................. 1 I. Inleiding .................................................................................................................................. 2 I.1 Status quaestionis & onderzoeksvragen ............................................................................ 2 I.2 Methodologie .................................................................................................................... 5 II. Contactmomenten met de Italiaanse renaissance .................................................................. 9 II.1 Michiel Coxcie ............................................................................................................... 11 II.2 Maarten van Heemskerck .............................................................................................. 13 II.3 Lambert Lombard .......................................................................................................... 17 II.4 Pieter Coecke van Aelst ................................................................................................. 20 III. Vergelijkende studie ........................................................................................................... 26 III.1 Oud Testament .............................................................................................................. 26 III.1.1 De Oprichting van de Koperen Slang .................................................................... 26 III.2 Nieuw Testament .......................................................................................................... 42 III.2.1 Het Laatste Avondmaal .......................................................................................... 42 III.3 Heiligen ........................................................................................................................ 47 III.3.1 Sint-Lucas schildert de Madonna .......................................................................... 47 IV. Besluit ................................................................................................................................ 63 Bibliografie ............................................................................................................................... 66 Bijlagen .................................................................................................................................... 71 Afbeeldingen ............................................................................................................................ 74 Dankwoord Graag wil ik prof. dr. Koenraad Jonckheere bedanken voor de begeleiding bij het schrijven van deze masterproef. De feedbackmomenten zorgden steeds voor belangrijke bijsturing in het onderzoek en de totstandkoming van deze masterproef. Om te kunnen voortbouwen op de inhoud van mijn bachelorproef kon ik rekenen op zijn inzicht en kennis van zaken om zo tot een afbakening te komen voor de masterproef. De vakken die ik tijdens mijn opleiding Kunstwetenschappen volgde bij professor Jonckheere zijn mede verantwoordelijk voor mijn sterke interesse in dit veld van de Kunstwetenschappen, een die steeds groter werd tijdens mijn studie. Graag wil ik ook prof. dr. Maximiliaan Martens bedanken. Hij gaf in het begin van het academiejaar een andere interessante invalshoek aan voor deze masterproef, namelijk het onderzoek naar de impact van de architectuurtraktaten van Pieter Coecke. Alhoewel deze masterproef deze onderzoekspiste niet als primair doel heeft, zal dit toch ook kort aan bod komen. Graag wil ik ook de behulpzame mensen van het Rubenianum in Antwerpen bedanken. Na een stage in het Rubenianum in mijn 3e bachelorjaar en een vakantiejob het daaropvolgende jaar, voel ik mij hier steeds meer dan welkom. De interesse die verschillende van de medewerkers toonden in mijn onderzoek apprecieer ik enorm. Daarnaast wil ik ook de behulpzame en vriendelijke mensen van het RKD in Den Haag bedanken om mij wegwijs te maken in hun prachtige documentatiecentrum. Als laatste wil ik de personen bedanken die mijn masterproef nagelezen hebben. Onder andere Elise Boutsen, met wie ik mijn Erasmuservaring in Rome grotendeels gedeeld heb. Bedankt om de ruwe versie van mijn inleiding en eerste hoofdstuk na te lezen, en voor de opbouwende kritiek. Mijn mama wil ik ook bedanken. Gedurende mijn hele studie heb ik steeds op haar kunnen rekenen, niet alleen om al mijn papers na te lezen, maar ook om moeilijke, maar zeker ook vele gelukkige momenten te delen. Ook mijn vrienden wil ik bedanken. Velen van hen heb ik leren kennen tijdens de opleiding Kunstwetenschappen en ik kan niet genoeg uitdrukken hoe gelukkig ik ben om gelijkgezinden te hebben leren kennen. Kunst is een grote passie van ons allemaal, en aangezien de masterproef toch een sluitstuk is van deze opleiding, lijkt het mij zeker gepast om ook hen hier te vermelden. Merci. 1 I. Inleiding I.1 Status quaestionis & onderzoeksvragen Het literatuuronderzoek in de bachelorproef trachtte een overzicht te geven van de bronnen die een blik werpen op de wijze waarop Maarten van Heemskerck (1498 Heemskerk - 1574 Haarlem), Michiel Coxcie (1499 Mechelen 1 - 1592 Antwerpen) en Lambert Lombard (1505/1506 Luik -1566 Luik) de nieuwe vormentaal van de renaissance geïnterpreteerd hebben in hun kunstwerken met een religieuze thematiek. De centrale vraagstelling was of er een duidelijk verschil te bemerken was na hun terugkeer van hun reis naar Italië. Het beantwoorden van deze vraag werd vooral bemoeilijkt door de problematische toeschrijvingen van de vroege kunstwerken van deze drie kunstenaars. In de volgende alinea wordt uiteengezet waarom dit aspect in deze verhandeling wederom een belangrijke rol zal spelen. Verder bleek dat een onderzoek naar verschillen voor en na hun reis niet eenduidig is. De invloed van hun leermeesters in de Nederlanden is in dat opzicht van groot belang. Ook zij kwamen reeds in contact met de nieuwe Italiaanse vormentaal. Dit resulteerde voor de drie bovengenoemde kunstenaars al in een niet te onderschatten beïnvloeding. Daarnaast werd kunst van Italiaanse bodem ook geïmporteerd in de Nederlanden, zoals verder in hoofdstuk II nog besproken zal worden. Een reis naar Italië bracht verandering teweeg, maar betekende dus niet zomaar een expliciete omslag in hun kunst. Naast drie bovengenoemde kunstenaars wordt in deze verhandeling ook Pieter Coecke van Aelst (1502 Aalst - 1550 Brussel) aan het rijtje kunstenaars toegevoegd. Zoals verder blijkt is zijn oeuvre een verrijking voor deze vergelijkende studie. Ook zijn vertalingen en bewerkingen van de architectuurtraktaten van de Italiaanse architect Sebastiano Serlio (1475- 1554) zijn belangrijk voor dit onderzoek. De publicatie van deze werken wordt algemeen aangenomen als een evident kantelpunt voor de kunst in de Nederlanden, maar heeft dit ook zijn weerslag in de effectieve uitwerking van de architectuur zoals we die aanschouwen in de kunstwerken zelf? 1 Over zowel zijn geboorteplaats als –datum bestaat onzekerheid. Om de geboortedatum te bepalen, zijn er enkel bronnen voorhanden die dateren van na 1540. Daaruit lijkt voort te komen dat 1499 de meest plausibele mogelijkheid is. Voor de geboorteplaats zijn er slechts twee bronnen voorhanden. Enkel in Karel Van Mander’s Schilder-boeck en een gravure uit 1610 die hem benoemt als ‘Michael Coexius, Mechliniens[is] pictor’ wordt naar zijn geboorteplaats verwezen. Zie: Koenraad Jonckheere, red., Michiel Coxcie. De Vlaamse Rafaël (Leuven: Davidsfonds, 2013), 7; Koenraad Jonckheere en Ruben Suykerbuyk, “The life and times of Michiel Coxcie 1499-1592,” in Michiel Coxcie and the giants of his age, red. Koenraad Jonckheere. (Turnhout: Harvey Miller, 2013), 24. 2 Deze laatste vraag werd reeds positief beantwoord in een recent artikel (2013) van Samantha Herinquez in het tijdschrift Revue de l’art. Het artikel Les peintres flamands du 16e siècle et les éditions coeckiennes des livres d'architecture de Sebastiano Serlio onderzoekt de mate waarin Coecke’s en Serlio’s ideeën en bijbehorende illustraties uit hun architectuurtraktaten terug te vinden zijn in het werk van voornamelijk Pieter Aertsen en Joachim Beuckelaer. Deze vergelijkende methode zal ook in deze verhandeling toegepast worden. Uit het literatuuronderzoek in de bachelorproef bleek dat de kunstwerken van bovenvermelde kunstenaars vaak geïsoleerd besproken en geanalyseerd worden in catalogi en overzichtswerken. De kunstwerken worden aanschouwd in het licht van hun omgang met de nieuwe Italiaanse vormentaal, maar hoe deze kunstenaars hier hun eigen interpretatie aan gaven, wordt niet steeds besproken. Toch is dit niet altijd het geval, want in verschillende bronnen worden sommige van hun kunstwerken als vergelijkingsmateriaal gebruikt als basis voor iconografische en stilistische studies. Kunstwerken van Italiaanse tijdgenoten of voorgangers worden ook bij deze vergelijkingen betrokken. Dit is dan ook de methode
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages104 Page
-
File Size-