Deel 1 Terschelling in historisch perspectief 13 Het waddengebied Ontstaan Ooit strekte het Europese waddengebied zich uit van de krijtheuvels bij Calais tot aan de ijstijd- morenes van Noord-Jutland.1 Het ontstond na het Pleistoceen, zo’n 200.000 jaar geleden. Toen bevonden zich in het gebied dat wij nu als de Noordzee kennen enorme zandmassa’s, die daar in de laatste IJstijd door de zuidelijker gelegen rivieren (Thames, Rijn, Maas, Eems, Weser, Elbe) en door het ijs uit het noorden heen waren gestuwd. Golven en stroming transporteerden dit zand in de richting van de vastelandkust waardoor er, vermoedelijk vanaf ongeveer 4.000 jaar voor Chr., evenwijdig aan die kust een aantal zogeheten strandwallen ontstond.2 De vorming van de strandwallen hing samen met de overstroming van het Nauw van Calais, zo’n 5.000 jaar voor Chr. De stromingen in de Noordzee veranderden daardoor en gingen meer parallel aan de kust lopen.3 Deze strandwallen waren van elkaar gescheiden door diepe geulen: restanten van rivieren en inhammen uit het veengebied dat tussen wallen en kust was ontstaan. De vorming van de wal- len had tot gevolg dat tegen de flauw oplopende helling van de zeebodem een branding kwam te staan, die op zijn beurt door zandtransport weer tot gevolg had dat er nog meer wallen en ruggen werden gevormd, evenwijdig aan de vorige.4 Op de strandwallen ontstonden de oude duinen, die minder hoog waren dan de tegenwoordige zeeduinen.5 Duinvorming is het resultaat van ophoping met door wind en water aangevoerd Sedimentatie langs de Friese waddenkust (Johan van der Wal) 1 Wadden zijn droogtes die alleen bij vloed onder water staan. De aanduiding’wadden’ betreft dus een soortnaam, net als ‘waddenei- landen’, ‘waddenproducten’, ‘waddenvaarder’, etc. Alleen de eigennaam ‘Waddenzee’ wordt met een hoofdleter geschreven. 2 Waterbolk. Oude bewoning in het waddengebied. 211. 3 Haartsen en Van Marrewijk. Van Oudeschild tot Nieuweschans. 92. 4 Abrahamse en Van der Wal. Waddenzee, kustlandschap met vijftig eilanden. 15. 5 Abrahamse en Veenstra. Waddengebied van Nederland. 48. 14 Oude duinen op Terschelling (Annie Douma) zand, een proces dat geruime tijd door kan gaan. Toen die oude duinen na verloop van tijd door plantengroei, ontstaan uit eveneens door wind en water aangevoerde zaden, voldoende stevig- heid hadden, kreeg hun aanwezigheid een blijvend karakter. Ook de waddeneilanden zijn ontstaan uit strandwallen waarop duinvorming plaatsvond.6 De wallen werden onderbroken door riviermondingen en door inbraken van de zee. Vanaf de Late Middeleeuwen zijn de jonge duinen tot ontwikkeling gekomen, die ook nu nog het beeld van de waddeneilanden bepalen.7 Zowel aan de zuidzijde van de eilanden als langs de vastelandskust ontstonden door sedimenta- tie kwelders: afzettingen van sediment (zand en slik) met daarop een spontaan gevestigde vege- tatie. Kwelderplanten zijn bestand tegen regelmatige overstroming door zout of brak getijwater. Omdat kwelders binnen bereik van het getij liggen vindt er voortdurend sedimentatie en erosie plaats. Deze gebieden worden gekenmerkt door een geheel eigen flora en fauna. De flora omvat een beperkt aantal (circa 25) soorten planten. Tot de kwelderfauna behoort een aantal vogels die voor foerage en rust erg afhankelijk zijn van deze gebieden, zoals tureluur, kluut en rotgans.8 In feite is het hele kustgebied van Friesland, Groningen, de Duitse deelstaten Schleswig-Holstein en Niedersachsen en van het Deense Jutland tot aan de stad Esbjerg ontstaan uit ingedijkte kwelders, net als de polders op de waddeneilanden. Ongerepte kwelders zijn er bijna niet meer in het waddengebied, want vrijwel overal heeft tot het eind van de jaren dertig in de vorige eeuw door middel van bezinking landaanwinning plaatsgevonden. Op bijna alle waddeneilanden en 6 Abrahamse en Van der Wal. 14 - 16. 7 Haartsen, Adriaan en Dré van Marrewijk. 92. 8 Dijkema et al. Van landaanwinning naar kwelderwerken. 14. 15 ook langs de Friese, Groningse, Duitse en Deense kust is echter nog wel in meer of mindere mate waar te nemen hoe de kwelders er in het verleden hebben uitgezien, bijvoorbeeld op de Grië op Terschelling of in het Noorderleeggebied langs de kust van de Friese gemeenten Het Bildt en Ferwerderadeel. Bewoning Ongeveer 3.000 jaar geleden kwam een einde aan de vorming van strandwallen. Van menselijke bewoning in het Nederlandse kustgebied is sprake vanaf ongeveer 4.000 jaar voor Chr. Vanaf 600 jaar voor Chr., de IJzertijd, werden de onbeboste, zilte kwelders van het huidige Friesland en Groningen voor het eerst bewoond. De pioniers op deze kwelders waren vermoedelijk afkomstig van de hogere zandgronden, waar ze met verstuivingen hadden te kampen. Het waddenmilieu moet voor deze eerste bewoners erg aantrekkelijk zijn geweest. Er kon immers worden gevist, op vogels en zeehonden gejaagd, er konden schelpdieren worden verzameld en op de vruchtbare hoge kwelders kon het vee grazen terwijl er ook zomervruchten konden worden verbouwd.9 Het waddengebied kenmerkt zich door een sterk dynamisch karakter. Door de getijwerking ver- andert een droogliggende vlakte na enkele uren in een watergebied, platen en geulen kunnen zich onder invloed van wind en stromingspatronen vrij snel verplaatsen, kwelders groeien aan en slaan weer af. In feite maken wind en water in dit gebied de dienst uit. Deze dynamiek had een grote invloed op het culturele erfgoed van de mensen die zich in de waddenregio vestigden. In wisselwerking met de natuur moest men zich immers telkens aanpassen aan de zich steeds wijzigende omgeving. Daardoor ontstond hier een unieke sociaal-ecologische bundeling van le- vensvoorwaarden, door Knottnerus een ‘niche’ genoemd. bestaande uit vier hoofdelementen: 10 - overvloedig aanwezige natuurlijke hulpbronnen: de opbrengsten van akkerbouw, jacht, vis- vangst, turfwinning en zoutproductie - een systeem van collectieve voorzieningen, nodig om de gemeenschap te laten overleven in een potentieel vijandige omgeving: terpen, bedijkingen, droogmakerijen, hooi- en drinkwa- tervoorzieningen, militaire verdedigingswerken - toegang tot de handel overzee: de kustbewoners konden hun producten elders afzetten en tegelijkertijd culturele impulsen van buitenaf ontvangen - een geografisch geïsoleerde ligging en een relatief ongunstig klimaat (waarin men onder andere malaria kon oplopen) die er tot in de vroegmoderne tijd toe bijdroegen dat de wel- vaart van deze leefgemeenschappen niet plotseling van buiten kon worden aangetast, ter- wijl een langdurig militaire overheersing van het gebied problematisch bleef Vanaf zo’n 500 jaar voor Chr. is door ophoging van de menselijke nederzettingen met afval en bouwmateriaal in het hele noordelijk kustgebied sprake van terpvorming, waardoor de zee steeds minder invloed op deze bewoonde gebieden kreeg. Veelal werden die terpen gebouwd op de hoogste punten in het landschap. Meestal werd daar een door de zee gevormde kustwal of kwelderwal voor gekozen. Daardoor liggen die terpen, waaruit geleidelijk dorpen zijn ontstaan, ook tegenwoordig nog vrijwel kaarsrecht op een rij. In het kwelderlandschap van Groningen en Friesland was aanvankelijk alleen gedurende de zo- mers sprake van bewoning. ’s Winters trok men zich terug in hoger gelegen streken op de zand- gronden in het achterland. Deze periodieke bewoners zullen herders zijn geweest, die de zomers 9 Waterbolk. 211 - 216. 10 Knottnerus. De Waddenzeeregio: een uniek cultuurlandschap. 16 benutten door hun vee op de kwelders te laten grazen. Hoewel de veehouderij overheerste, vooral met runderen en schapen, was op de hoogste delen van de kwelders ook op bescheiden schaal landbouw mogelijk.11 Ook werd in dit zo waterrijke gebied vanzelfsprekend gevist.12 Er werd turf gestoken door veen af te graven. Door het veen in water te koken, kon er zout uit worden gewonnen. Archeologische sporen wijzen erop dat reeds in de Romeinse tijd vanuit het Friese kustgebied scheepvaart plaatsvond naar de Duitse Bocht en Scandinavië, vanwaar goederen via Vlie, Flevomeer, Vecht en Rijn naar Romeins gebied werden vervoerd.13 Aanpassing Trefwoorden in de hele bewoningsgeschiedenis van het waddengebied zijn transgressies en re- gressies, perioden waarin de zeespiegel respectievelijk steeg en zich weer terugtrok. Transgres- sie en regressie kunnen verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld tektonische bewegingen in de aardkorst. Sinds het Boreaal, zo’n 8.000 jaar geleden, is in het waddengebied een tiental transgressieperioden opgetreden, afgewisseld door regressieperioden. Zowel trans- als regressie- perioden duren over het algemeen een paar honderd jaar.14 Bevolking en ontvolking van het waddengebied hielden gelijke tred met deze periodes. Een belangrijke transgressieperiode vond plaats omstreeks de derde eeuw voor Chr. De voorma- lige zandboeren slaagden er toen in zich definitief aan de relatief harde omstandigheden in het waddengebied aan te passen, in weerwil van de hoge stand van het zeewater. Het omliggende kweldergebied, uitgestrekte vlaktes die alleen nog maar bij extreem hoge waterstanden door de zee konden worden bereikt, werd door de kolonisten ontgonnen. Ze verbouwden er graansoor- ten die op de ziltige bodem in het waddenklimaat goed gedijen, zoals spelt. De aanpassing uitte zich in cultureel opzicht onder andere in vorm en versiering van het aardewerk dat dagelijks werd gebruikt.15 Na 200 voor Chr. trok de zee zich weer terug. Het was in die periode dat, in zowel het Neder- landse als het Duitse waddengebied, een tweede generatie terpen ontstond. Maar deze opbloei was slechts kortstondig, want nog voor
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages118 Page
-
File Size-