Memoires 1961-1963 Willem Oltmans bron Willem Oltmans, Memoires 1961-1963. Papieren Tijger, Breda 1997 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oltm003memo06_01/colofon.php © 2013 dbnl / Willem Oltmans Stichting VI Voor Wicher de Marees van Swinderen Willem Oltmans, Memoires 1961-1963 VII Inleiding Dit deel draag ik op aan mijn beste vriend op het Baarns Lyceum (1938-1945), Jonkheer W.M. de Marees van Swinderen. Hij wilde na de oorlog, net als ik, naar Amerika en toen ik er zelf reeds was gearriveerd en colleges liep op Yale University (1948-1950) kon ik hem via een zakenman in Wall Street, Vladimir Archawski, aan de voor Amerika benodigde papieren helpen. Eenmaal in de VS gearriveerd verloor ik hem uit het oog, omdat ik terug naar Amsterdam ben gegaan, met journalistiek begon en eerst in Rome en daarna in Jakarta woonde. Maar nadat ik in 1958 zelf naar de VS emigreerde ben ik hem weer gaan zoeken, ook omdat mijn moeder me aanmoedigde en zei: ‘Ik vond je vriend Wicher altijd aardig’. In de zeventiger jaren vond ik Van Swinderen terug in Scottsdale, Arizona. Voor mij was dit een hele belevenis. Ik herstelde ook het contact tussen Wicher en Han André de la Porte. Later introduceerde ik mijn vriend Casper van den Wall Bake in Scottsdale. Ik bezocht hem jaarlijks tijdens mijn lezingentournees en bracht ook mijn vriend Peter van de Wouw mee naar Arizona. De vreugde van dit weerzien heeft nog geen tien jaar geduurd, want nadat ik hem in 1985 deel 1 van deze Memoires toezond (waarin onze jeugdvriendschap ter sprake kwam) ging hij linea recta en zonder verdere uitleg in lucht op. Zo filterden zich wel meer ‘vrienden’ weg, die dus geen vrienden waren. Mijn jeugdvriendin, mevrouw Baud, Margot van Suchtelen van de Haare, liet me via haar zoon Michiel eens weten het niet op prijs te stellen in mijn herinneringen te zijn opgenomen. Ik denk dan: ze zoeken het maar uit, omdat natuurlijk de werkelijke reden is, dat ik in mijn leven, op zijn zachtst gezegd, ‘een omstreden journalist’ ben geworden, en ze het liefste iedere associatie met mij vermeden willen hebben. Ze denken waarschijnlijk dat ik sedert die dagen in Baarn in een monster ben veranderd. Hoe het ook zij, dit is voor mij geen reden dit deel nu niet aan Wicher - en in zekere zin aan Margot - op te dragen. Willem Oltmans Willem Oltmans, Memoires 1961-1963 1 Huis ter Heide 17 november 1961 Isaac Newton, KLM flight 642 We zijn opgestegen op weg naar Amsterdam. Vanmorgen was ik om 09.00 uur in het Olcott Hotel. Ambassadeur Zairin Zain1 lag nog in bed toen ik op de deur van het appartement klopte. Slaperig kwam hij in sarong binnen en ging op de bank zitten. Hij begon met te zeggen, dat ik het memorandum over zijn ontmoeting met Luns nooit naar de Koningin, professor De Quay en Paul Rijkens had mogen zenden, ‘want iedereen is in moeilijkheden geraakt, vooral Paul Rijkens met zijn Bilderbergconnecties naar het Koninklijk Huis. Ik heb je onmiddellijk gedekt door te zeggen dat je memorandum misschien wel onhandig was geweest, maar dat het een zet van mij was, om, als Luns idioot doet, een tegenzet te doen’. De ambassadeur beriep zich op Bob Tapiheru, die bij ons was, als getuige. ‘Ik heb gezegd, toen ze mij kwamen vertellen dat ik jou moest laten vallen’ - en hij benadrukte, dat dit niet door Paul Rijkens was gedaan - ‘dan zullen jullie eerst mij moeten droppen.’ Daarop vroeg de ambassadeur welk programma ik had voor het komend weekeinde. Emile van Konijnenburg had opnieuw de KLM aangeboden ontslag te nemen, als gevolg van de Rijkensrellen. Hij had de keuze gekregen een verklaring te tekenen zich niet meer met de kwestie Nieuw-Guinea in te laten òf te vertrekken. Volgens Zain had Konijn in een wilde bui reeds gedreigd af te treden. ‘Het helpt niets,’ aldus de ambassadeur, ‘of Konijn stoer doet. Daar bevordert hij de zaak niet mee. Laat hem die verklaring tekenen. Er moet tijd worden gewonnen. Hij moet vooral geen drastische reacties ontketenen. Timing blijft de belangrijkste factor in dit spel.’ De ambassadeur vroeg me op de man af, of ik namens hem naar Amsterdam wilde gaan om Van Konijnenburg terug op de rails te zetten. Tapiheru zou ondertussen telefoneren, dat ik er aan kwam. Het was noodzakelijk, dat ik persoonlijk naar Van Konijnenburg toe ging. ‘Is hij helemaal niet voor rede vatbaar, zorg er dan voor dat we een aantal Pan American Airways koeriertickets 1 In 1961 Indonesisch ambassadeur in Washington DC. Willem Oltmans, Memoires 1961-1963 2 van hem krijgen, zoals de afgelopen zomer.’ Dat laatste was nieuw voor me. Dus er werd reeds enige tijd, ook door ambassadeur Zain, op tickets van ‘Pak Klintji’ (Konijn) gereisd. ‘Tenslotte heb ik de betaling van die vijf miljoen aan de KLM persoonlijk via Bungkarno geregeld, omdat een van onze ministers de zaak zat tegen te houden’, zei hij. De ambassadeur benadrukte dat ik op dit moment niet voor mijzelf om tickets moest vragen. ‘Je hebt met het zenden van dat memorandum onbegrensde gevaren voor Paul Rijkens veroorzaakt’, vervolgde dr. Zain. ‘Rijkens zelf, maar ook het Koninklijk Huis zouden in de grootste moeilijkheden kunnen komen. Straks komt prins Bernhard zelf in problemen met zijn bezoeken aan Washington en het State Department’.2 Ik vertelde dat Hofland mij in juli al had gezegd dat ‘Rijkens bang is, dat hij niet meer op het paleis zal worden gevraagd’. Ik belde Van der Jagt om een KLM-ticket voorgeschoten te krijgen, zodat ik vanavond nog kon vertrekken. Ook telefoneerde ik mijn vader in Huis ter Heide en vroeg hem Van Konijnenburg voor mij te alarmeren. ‘Ik zit naar je te kijken,’ zei de ambassadeur, ‘en ik denk aan je vader.’ Hij vroeg me hem te vragen welke soorten en kwaliteiten kinabast de ACF nodig zou hebben. Mijn vader was reeds door dr. Zain in contact gebracht met Charles Onishi, president van de Coronado Corporation in New York en Zwitserland, die de mogelijke hervatting van het zakendoen tussen de ACF (kininefabriek) en Indonesië weer op gang zou moeten brengen. 18 november 1961 Nadat ik had gemeld in het American Hotel in Amsterdam te wachten kwamen Emile en Greet van Konijnenburg onmiddellijk. Hij vertelde: ‘Ik werd eerst binnen geroepen bij Ernst van der Beugel in de aanwezigheid van twee getuigen. Nog nooit ben ik zo vastbesloten en rustig geweest. Baron van Tuyl van Buitenlandse Zaken had een ultimatum naar de KLM gezonden om duidelijk te maken, dat ik persona non grata was voor de regering. Ik werd er onder meer van beschuldigd dat ik vrije tickets aan professor Röling3 en Van Randwijk zou hebben gegeven, wat in beide gevallen onjuist was. Baron van 2 Dit was de eerste maal dat de ambassadeur openlijk te berde bracht dat ook prins Bernhard in Washington een belangrijke rol had gespeeld, wat ik allang wist, maar niet kon bewijzen. 3 Een bekend bête noire van minister Luns, vanwege zijn afwijkende standpunt inzake Nieuw-Guinea. Willem Oltmans, Memoires 1961-1963 3 Tuyl beklaagde zich erover, dat ik jegens een mijnheer van Air Ceylon een anti-regeringsstandpunt zou hebben verkondigd over de kwestie Nieuw-Guinea.’ Ik kon mijn oren niet geloven. Ik was mij van de burgerlijkheid van Joseph Luns bewust, maar wat ik nu hoorde was van een Hollandse kleinheid die ik zelfs van de minister niet voor mogelijk had gehouden. ‘Ik moet nu een verklaring tekenen,’ aldus Konijn, ‘die er feitelijk op neer komt, dat ik tegen haar (Greet) niet meer mag zeggen wat ik denk. Kan je je iets dergelijks belachelijks voorstellen? Ik heb drie advocaten geraadpleegd, alsmede professor Duynstee, om een behoorlijk antwoord op te stellen. Van der Beugel heeft deze verklaring namelijk persoonlijk geschreven. Ik pieker er natuurlijk niet over zoiets onzinnigs te tekenen. Het bedrijf staat bovendien achter mij.’ Hij noemde hoge KLM-pieten die het eens waren geweest dat hij dit stuk niet kon tekenen. ‘Ik ben bereid een normale verklaring te tekenen, dat ik mij van bepaalde activiteiten zal onthouden, niets anders.’ Konijn vervolgde: ‘Ik heb aan alle kanten adhesiebetuigingen ontvangen. Een aantal bedrijven staat klaar om me te helpen. Gooien ze mij er werkelijk uit, dan begin ik pas goed, want dan ben ik eindelijk geheel vrij. Dàn kan ik me echt aan de Nieuw-Guinea-zaak wijden. Bovendien zal ik nog twee jaar vrij kunnen vliegen.’ Hij noemde nog meer financiële voordelen. Ik zei dat ik het noch moedig noch slim van Paul Rijkens vond, dat hij onverwacht al zijn functies in de Advisory Committee van de Bilderbergconferentie, voorgezeten door prins Bernhard, had neergelegd, hetgeen hij op 15 november in een te New York geschreven verklaring had gedaan. Rijkens wilde iedere schijn vermijden, dat de prins direct of indirect bij zijn Nieuw-Guinea-initiatieven betrokken zou zijn. De prins wàs immers tot over de oren bij de Papoea-affaire betrokken. Van Konijnenburg: ‘Het is nu totale oorlogsvoering. Je moet het in dit spel hebben van de fouten die anderen maken. De Van der Beugel-verklaring is zo volkomen knots, dat toen ik deze ontving, tegen haar (Greet) zei: “Ik heb een gevoel alsof ik jarig ben.” Ik zat 'm eigenlijk te knijpen, dat ik 'm niet zou krijgen. Dinsdag zal ik antwoorden en dus weigeren.’ Intussen arriveerden na elkaar Henk Hofland en P.M. Smedts, hoofdredacteur van Vrij Nederland in het American Hotel. Henk was van mening dat de Nieuw-Guinea-affaire de Nederlandse politiek totaal had vergiftigd. ‘Het is een soort Brabantse affaire geworden. Je moet de Indonesiërs overtuigen, dat ze België overhalen om Brabant, het land van De Quay, te bezet- Willem Oltmans, Memoires 1961-1963 4 ten’, zei hij.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages364 Page
-
File Size-