De Parelduiker. Jaargang 16

De Parelduiker. Jaargang 16

De Parelduiker. Jaargang 16 bron De Parelduiker. Jaargang 16. Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2011 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_par009201101_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 2 [2011/1] Wim Huijser De droom van een dichter C. Buddingh' als beeldend kunstenaar WIM HUIJSER (1960) is freelance (hoofd)redacteur, publicist en uitgeefconsultant. Hij is biograaf en bezorger van het werk van C. Buddingh'. Begin 1965 komen J. Bernlef en zijn zwager K. Schippers voor het tijdschrift De Gids naar Dordrecht om de dichter C. Buddingh' (1918-1985) te interviewen. Uit dat eerste contact zou een sterke band ontstaan, een voor Buddingh' heel waardevolle en stimulerende vriendschap. Indirect vormt de vriendschap de opmaat voor een periode - begin jaren zeventig - waarin de Dordtse dichter zich manifesteerde als beeldend kunstenaar en als dichter in een andere dimensie. Maar laat ik beginnen met die eerste kennismaking tussen de drie schrijvers in Dordrecht. Sanatorium C. (Kees) Buddingh' is begin jaren zestig tot aan de opheffing ervan redacteur van het Vlaams/Nederlandse tijdschrift Gard Sivik. Zijn meest recente bundel is op dat moment Zo is het dan ook nog weer eens een keer (1963). De dichter ontvangt beide heren om elf uur 's morgens in het gebouw van Teekengenootschap Pictura aan de Dordtse Voorstraat waar hij een werkkamer heeft. Een Spartaanse kamer op zolder, waar in die jaren de kachel het in de wintermaanden nogal eens begeeft. Ze gaan er gedrieën eens goed voor zitten: Buddingh' en Schippers nemen een sherry, Bernlef een pils.1 Het gesprek begint heel voor de hand liggend met de vraag wanneer Buddingh' is gedebuteerd. Hij beschrijft de start van zijn schrijverscarrière in 1940, in het tijdschrift Den Gulden Winckel, en grijpt terug op de periode waarin hij als jongen van een jaar of acht al indianenverhalen schreef. De poëzie kwam om de hoek kijken toen hij een jaar of zestien was en in aanraking kwam met het werk van Marsman. Diens invloed was echter in zijn eerste bundel Het geïrriteerde lied (1941) nauwelijks nog waarneembaar. In die tijd is hij, mede doordat hij Engels is gaan studeren, een bewonderaar van dichters als Keats en Auden. Of hij het werk van de vooraanstaande surrealisten en dadaïsten toen al kende, vragen Bernlef en Schippers. ‘Ik heb er vrij veel vertaald,’ antwoordt Buddingh' en hij somt de namen van Breton, Éluard en Péret op. Buddingh's tweede bundel De laarzen der Mohicanen is in zijn geheel surrealistisch te noemen. Het bevat gedichten De Parelduiker. Jaargang 16 3 Tekening: Peter van Straaten. uit 1940 en 1941. Buddingh' vertelt over de zware periode die daar op volgde, over de ziekte tbc die hem met een onderbreking van 1942 tot 1949 in bed en in het sanatorium hield. Daar schreef hij in de winter van '42/'43 zijn eerste vier gorgelrijmen, waarvan ‘De blauwbilgorgel’ als het oerrijm wordt beschouwd. In de gorgelrijmen weet hij humor en ernst met elkaar te combineren. Hij legt het uit: ‘Je hebt mijn vroegere, serieuze poëzie en die is dan ook dodelijk serieus. En daarnaast had je de gorgelrijmen en andere gedichten in die sfeer. Ik geloof wel dat ik er later in geslaagd ben een synthese te krijgen, zodat je niet precies weet of het ernstig of grappig is bedoeld. Ze komen te spreken over de Vijftigers, aan wie Buddingh', helemaal in de voorhoede, in 1954 al een essay wijdde. Was die poëzie iets volkomen nieuws voor hem, willen Schippers en Bernlef weten. Buddingh' vertelt dat Paul Rodenko later eens heeft gezegd dat hij - Buddingh' - in 1944 al de gedichten schreef die Lucebert en Andreus in 1954 schreven. Buddingh' legt uit dat hij in de jaren veertig veel met de surrealisten bezig was, maar dat hij met zijn surrealistische poëzie nooit iets kon. Ed. Hoornik, aan wie hij ze had laten lezen, zag er niets in: ‘Van de vertalingen van Péret zei hij: opsluiten die kerel.’ Louis Lehmann hield zich er ook mee bezig. Diens gedichten verschenen in het tijdschrift Centaur. De enige met wie Buddingh' De Parelduiker. Jaargang 16 4 in de oorlogsjaren echt over surrealistische poëzie kon praten was Theo van Baaren, die samen met Gertrude Pape het tijdschrift in één exemplaar - en daardoor niet illegaal - De schone zakdoek begon en waarin het surrealisme zowel in tekst als in beeld hoogtij vierde. Het gesprek in Pictura gaat verder over de Vijftigers, door wie Buddingh' zich maar ten dele als medestander geaccepteerd voelde, over de jazzmuziek waaruit zijn bundel Westcoast (1959) ontstond, en over Hugo von Hofmannsthal, wiens citaat ‘Die Tiefe muss mann verstecken. Wo? An der Oberfläche’ hij wil gaan gebruiken als motto voor zijn volgende bundel (Deze kant boven, 1965). ‘Dat is iets dat ze in Nederland niet willen,’ zegt Buddingh'. ‘Als je serieus bent, in elk geval de indruk wil wekken dat je serieus bent, dan moet je geen grapjes, geintjes of woordspelingen maken, want dan ben je suspect.’ Dan komen Schippers, Bernlef en Buddingh' te spreken over ‘de nieuwe poëzie’, over de anti-dichterlijkheid in het woordgebruik die kenmerkend zou zijn voor de nieuwe generatie. Ze preciseren het nader: alles kan in poëzie thuishoren, maar het komt uiteindelijk toch aan op de keuze die je uit al het materiaal maakt. Buddingh' kan dat volledig beamen, maar, stelt hij: ‘Het komt er op aan of het er op een natuurlijke wijze in thuishoort. Je moet niet gaan zeggen: Er is nog nooit over Herolimonade geschreven, nu ga ik een gedicht schrijven waarin Herolimonade wordt vermeld. Dat is flauwekul. Maar je moet vrij zijn om als je wilt het meest alledaagse te gebruiken, ook oude poëtische middelen als je vindt dat dat nodig is voor een bepaald gedicht.’ Schippers en Bernlef leggen hem voor dat hij in de loop der jaren nogal eens poëtisch van kleur is veranderd. ‘Je hebt twee soorten mensen, reageert Buddingh', ‘sommigen zijn er op hun twintigste jaar al helemaal uit [...]. Dat zijn meestal de romantische figuren. Aan de andere kant heb je mensen die zich heel langzaam ontwikkelen. Ik hoor tot het type dat veel tijd nodig heeft.’ K. Schippers De interviews van Schippers en Bernlef voor De Gids verschijnen later dat jaar in de bundel Wat zij bedoelen. In de inleiding schrijven ze dat er bij de keuze van de geïnterviewde schrijvers duidelijk sprake was van een persoonlijke voorkeur, namelijk het schrijven op ‘een indirecte en meestal daarmee samenhangende amuserende manier’. Buddingh' op zijn beurt herkende in het gesprek duidelijk twee geestverwanten. Het onderlinge contact groeit en Buddingh' wordt enige tijd later medewerker van het tijdschrift Barbarber, waarvan de redactie bestond uit Schippers, Bernlef en G. Brands. Zonder dat interview voor De Gids zou Buddingh' naar eigen zeggen waarschijnlijk nooit aan Barbarber hebben meegewerkt en zou 128 vel schrijfpapier (1968), het gezamenlijke boek met K. Schippers, nooit verschenen zijn. De vriendschap met K. Schippers wordt eind jaren zestig steeds intensiever. De naam Gerard Stigter (de persoon achter het pseudoniem K. Schippers) is de meest voorkomende in het personenregister van Buddingh's Dagboeknotities 1967-1972. De Parelduiker. Jaargang 16 5 Collage zonder titel, 1976 (collectie Wim Huijser). Buddingh' toont een grote bewondering voor de schrijver en persoon Schippers/Stigter. In een aantekenschrift bewaart hij een uitgeknipte krantenfoto van de jongere collega.2 In 1966 schrijft Buddingh' in de NRC voor het eerst over K. Schippers en over diens fascinatie voor Marcel Duchamp en het dadaïsme. Als tien jaar later in Hollands Diep - waarvan K. Schippers en Hans Sleutelaar op dat moment redacteuren zijn - een bijzonder negatief stuk van Boudewijn Büch over Buddingh' wordt geplaatst, komt aan de vriendschap op onverkwikkelijke wijze een einde. Buddingh' neemt de zaak hoog op; hij kan niet begrijpen dat zijn literaire vrienden het stuk van Büch niet geweigerd hebben. Buddingh' verscheurt een foto van K. Schippers - die op het omslag van een oude Tirade stond - en stuurt hem die toe. Achterop schrijft hij: ‘En deze man hield ik elf jaar lang voor een van mijn beste vrienden.’ De kwestie wordt na een paar maanden bijgelegd, maar de vriendschap is blijvend beschadigd. Toch zal Buddingh' later schrijven: ‘Met geen vriend zal ik ooit meer zoveel plezier hebben als ik met Gerard heb gehad. Dat was een van de hoogtepunten van mijn leven.’3 Droom van een damschijf In september 1971 nodigen Schippers en Bernlef Buddingh' uit om met hen mee te gaan naar de Man Ray-tentoonstelling in het Rotterdamse museum Boymans. Buddingh' doet er op 30 september zorgvuldig verslag van in zijn dagboek: Bijzonder mooie tentoonstelling, tegelijk opwindend en geruststellend. Nog een bijzonder goed filmpje over Dada gezien ook, vervolgens gaan lunchen in het Parkhotel, dat Gerard en Henk al van vorige gelegenheden kenden [...]. Gerard vroeg of ik nog wel eens schilderde, zei dat het er de laatste rijd bij ingeschoten was, maar dat ik juist weer een paar nieuwe ideeën had, o.a. een schilderij van een schaakbord waarop de stukken De Parelduiker. Jaargang 16 6 Pijpenragershoesje met ideeën en titels voor beoogde kastjes. in de aanvalsstelling staan, alleen: één witte pion (die op c2) is niet wit, maar groen. Het zou moeten heten: Een vreemde indringer, maar ik zag tegen het schilderen op: al die precieze vierkante vakken. Henk: ‘Nee, je moet natuurlijk zoveel mogelijk gebruik maken van bestaand materiaal, een zakschaakboekje of zoiets.’ Leek me een uitstekend idee, en Gerard kondigde meteen aan dat hij het van mij kocht. De volgende dag thuis meteen aan de slag gegaan, zakschaakboekje gekocht, met insteekstukjes, die aan de ene kant schaakfiguren hebben en aan de andere kant damschijven. Idee - de titel had ik al gewijzigd in ‘Paniek in Wall Street’ - toen ook nog wat veranderd: op c2 in plaats van een pion een damschijf gezet - waarvoor ik nog een tweede boekje moest kopen - en het ‘Droom van een damschijf’ genoemd.

View Full Text

Details

  • File Type
    pdf
  • Upload Time
    -
  • Content Languages
    English
  • Upload User
    Anonymous/Not logged-in
  • File Pages
    440 Page
  • File Size
    -

Download

Channel Download Status
Express Download Enable

Copyright

We respect the copyrights and intellectual property rights of all users. All uploaded documents are either original works of the uploader or authorized works of the rightful owners.

  • Not to be reproduced or distributed without explicit permission.
  • Not used for commercial purposes outside of approved use cases.
  • Not used to infringe on the rights of the original creators.
  • If you believe any content infringes your copyright, please contact us immediately.

Support

For help with questions, suggestions, or problems, please contact us