PDF Van Tekst

PDF Van Tekst

De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992 Desiderius Erasmus Vertaald door: Tineke ter Meer bron Desiderius Erasmus, De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992 (vert. Tineke L. ter Meer). Ad. Donker, Rotterdam 2010 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/eras001corr07_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 9 Inleiding Erasmus van mei 1518 tot juni 1519 Deel 6 van de correspondentie van Erasmus bevat 151 brieven uit de periode mei 1518-juni 1519 (brieven 842-992). Dit deel opent met een brief waarvan het onderwerp, het apocriefe vierde boek der Makkabeeën, misschien niet iedere lezer zal aanspreken. Toch ademt deze eerste brief meteen volop de geest van Erasmus: allereerst omdat er sprake is van het herzien en verbeteren van een tekst uit de Oudheid en vervolgens omdat Erasmus een visie op de verering van relikwieën geeft die typerend voor hem is. Het contact met de Keulse geestelijke dat tot herziening van de tekst door Erasmus leidde, deed zich mogelijk voor toen hij in mei 1518 naar Bazel reisde, of op de terugreis in september van hetzelfde jaar. Doel van de reis was het verzorgen van een nieuwe druk van zijn uitgave van het Nieuwe Testament. Tijdens de heenreis schreef of voltooide hij een uitgebreide brief waarin hij zich verdedigde tegen kritiek van een onbekend persoon, onder meer naar aanleiding van passages uit de brief aan Maarten van Dorp uit 1515 (nr. 337). Een verdediging is ook de daaropvolgende brief aan Johannes Eck, Luthers toekomstige tegenstander, waarin Erasmus zijn voorkeur voor Hieronymus boven Augustinus toelicht. In beide brieven komt de kwestie aan de orde in hoeverre men met betrekking tot de Heilige Schrift van een goede stijl kan spreken. Naast het werk aan het Nieuwe Testament wist Erasmus in Bazel ook nog een omvangrijke opdracht bij een nieuwe editie van het Enchiridion militis christiani (Handboekje van de christensoldaat) te voltooien. Deze indrukwekkende brief (nr. 858) bevat signalen dat Erasmus niet zonder instemming had kennis genomen van de opvattingen van Luther, zoals deze ook zelf constateert in brief 933. De hoeveelheid werk die Erasmus in deze Bazelse maanden verzet heeft, is ongelofelijk en het wekt geen verbazing dat zijn gezondheid daaronder leed. Toen hij in september op de boot stapte om over de Rijn terug naar het noorden te reizen, was hij amper hersteld van een hardnekkige ziekte. Een brief aan Beatus Rhenanus (nr. 867) geeft een gedetailleerd verslag wat zich onderweg voordeed, bijvoorbeeld toen het schip aanlegde in Boppard, bij Koblenz. De tolbeambte daar blijkt een liefhebber Desiderius Erasmus, De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992 10 van Erasmus' boeken te zijn. De man, die de dag van zijn leven heeft, troont Erasmus mee naar zijn huis. Ondertussen worden de schippers ongeduldig, maar enkele kannen wijn doen wonderen. Een tolbeambte leest boeken, terwijl priesters en monniken alleen maar aan eten denken, schrijft Erasmus enkele weken later vanuit Leuven (brief 879). Zoals het reisverslag tot in detail vertelt, werd Erasmus onderweg wederom ziek. Bij aankomst in Leuven gaat hij niet naar zijn kamer, om geruchten over de pest te voorkomen die het college zouden kunnen schaden. Hij vindt tijdelijk onderdak bij Dirk Martens, de Leuvense drukker over wie Maarten van Dorp in brief 852 schrijft dat hij aan tafel flink dronk en, meer schreeuwend dan pratend, alle talen door elkaar sprak, zodat je zou denken ‘dat in hem iemand met apostolische gaven was herboren; hij zou zelfs Hieronymus, hoe veeltalig ook, zo niet in goede stijl, dan toch in aantal talen durven uitdagen.’ Het is deze man die Erasmus in zijn huis liet verplegen terwijl sommige artsen meenden dat de patiënt aan de pest leed. Bij Martens verscheen begin 1519 de parafrase op Paulus' brieven aan de Corinthiërs. Eind 1517 had al een parafrase op de brief aan de Romeinen het licht gezien, met een opdracht aan Domenico Grimani. Dit keer droeg Erasmus zijn werk op aan de bisschop van Luik, Érard de la Marck, met een brief die een goede illustratie is van de omgang met de Schrift die Erasmus voorstond. De parafrase ontlokte Richard Pace, secretaris van Hendrik VIII, een enthousiaste reactie: nu pas begrijp ik Paulus een beetje. Pace toont bovendien waardering voor de onopgesmukte stijl, die de lezer toch weet te boeien. Een andere brief met een reactie van een lezer is nr. 850 van Johannes Thurzo, bisschop van Wrocław. Hij vergelijkt Erasmus' boeken met de ‘lotus’ uit Homerus, waaraan de makkers van Odysseus verslaafd raakten. Sommigen raakten zo in de ban van de grote schrijver, dat ze hem beslist een keer wilden ontmoeten. Een beschrijving van zo'n ontmoeting geeft de jurist Udalricus Zasius in brief 857. Hij wist van te voren wel dat zijn eigen reputatie er onder zou lijden - op het moment zelf ontschoot hem alles wat hij van te voren bedacht had om te zeggen -, maar dat had hij er wel voor over. Zasius hoefde slechts van Freiburg naar Bazel te reizen. Anderen legden een grotere afstand af om Erasmus in levenden lijve te zien - iets waar de laatste overigens minder gelukkig mee is: laten ze toch zijn boeken lezen, dan leren ze hem beter kennen. Bovendien storen ze hem bij zijn werk. De brief die Johann Werter bij zijn vertrek uit Leuven meekreeg (nr. 875), vergelijkt diens reis zelfs met de pelgrimstochten naar Santiago de Compostella en Jeruzalem, wat gezien Erasmus' ideeën daarover geenszins als een compliment beschouwd kon worden. Dit zal Werter niet verwacht hebben toen hij de grote geleerde - blijkens diens antwoord nogal dwingend - om een Desiderius Erasmus, De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992 11 brief had gevraagd. Het slot zal een opluchting zijn geweest: ‘Maar het zou weinig vriendelijk van me zijn als ik werkelijk boos op je was.’ Met deze laatste zin krijgt de brief aan Werter iets van literair spel. Iets dergelijks komt voor in het postscriptum aan het eind van brief 906 aan Guillaume Budé: na verschillende brieven gewisseld te hebben vol gekibbel over de vraag of Erasmus zich wel of niet terecht in een pamflet tegen kritiek van de Parijse theoloog Jacques Lefèvre had verdedigd, stelt Erasmus voor op zoek te gaan ‘naar een ander onderwerp dat meer aanspreekt’. In welke verhouding ernst en scherts gemengd zijn, is in de brieven van en aan de beroemde Franse geleerde niet altijd vast te stellen - niet alleen voor ons, maar, zo blijkt uit de brieven, ook al voor de correspondenten zelf. Een feit is in elk geval dat Budé altijd geweigerd heeft zich bij de schare bewonderaars te voegen die in gloedvolle bewoordingen hun enthousiasme voor Erasmus uiten. Dit deel bevat overigens een interessante beschrijving van de stijl van beide literatoren, van de hand van Christophe de Longueil, vervat in een brief aan Jacques Lucas die P.S. Allen heeft opgenomen in zijn uitgave van Erasmus' correspondentie (brief 914). Erasmus had in brief 906 geklaagd over Edward Lee, die zijn uitgave van het Nieuwe Testament bekritiseerde en in de ogen van zijn tegenstander ten onrechte prat ging op zijn kennis van het Hebreeuws en Grieks - de noodzaak daarvan ontkende hij blijkbaar niet. Budé, die ongemeen scherp en geestig kan zijn, moedigt Erasmus vervolgens aan vooral toch zijn pijlen op dit nieuwe slachtoffer te richten, zodat hij zelf in het vervolg buiten schot blijft. Dat niet iedereen hem welgezind is, wordt in dit deel steeds duidelijker. De brief aan Petrus Mosellanus is een aaneenschakeling van anekdoten over personen die hem hadden aangevallen. Mosellanus had in een oratie voor de studie van de talen gepleit, waarop een reactie volgde van de Leuvense theoloog Jacobus Latomus. Hoewel hijzelf niet genoemd wordt, voelde Erasmus zich aangesproken en ging hij over tot het schrijven van een repliek. Steeds meer ziet Erasmus de theologische faculteit van Leuven als een groep samenzweerders onder leiding van Jan Briart. Aan het eind van de periode die dit deel beslaat, op 27 juni 1519, begint de disputatie te Leipzig tussen Johannes Eck en Andreas Karlstadt en vervolgens ook Luther. Mosellanus beschrijft een half jaar van te voren hoe men zich opmaakt voor de strijd. Luther zelf richt zich op 28 maart 1519 voor het eerst tot Erasmus, in een ‘ietwat boers listige en half ironische brief’, zoals Johan Huizinga het uitdrukt. In zijn antwoord heeft Erasmus het over waardering voor Luther van de kant van Érard de la Marck (brief 980). Voor de druk werkte Erasmus de verwijzing naar de bisschop weg, maar in een ongeautoriseerde uitgave was de oorspronkelijke aanduiding blijven staan, Desiderius Erasmus, De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992 12 wat tot gevolg had dat Érard zich tegenover de Leuvense theologen moest verantwoorden. Met zijn uitlatingen over de aflaathandel in de opdracht bij het Enchiridion en de onverbloemde, opzettelijk deels in het Grieks geformuleerde kritiek op de alleenheerschappij van de paus in de brief aan Johann Lang (nr. 872) lijkt Erasmus zich aan Luthers zijde te scharen. Enkele maanden later benadrukt hij hem niet persoonlijk te kennen en zijn werk nog nauwelijks gelezen te hebben (brieven 939, 961, 967). De verdere ontwikkelingen zullen te volgen zijn in deel 7. De Latijnse tekst die ten grondslag ligt aan de vertalingen in deze reeks is die van de kritische editie van Erasmus' correspondentie door P.S. Allen (voor dit deel: Opus epistolarum Desiderii Erasmi Roterodami, deel 3). Voor de voetnoten en de herdatering (en soms hernummering) van sommige brieven is gebruik gemaakt van deel 6 van de Collected Works of Erasmus, uitgegeven door de University of Toronto Press. Uitgever en redactieraad danken de University of Toronto Press voor de toestemming haar uitgave vrijelijk te benutten.

View Full Text

Details

  • File Type
    pdf
  • Upload Time
    -
  • Content Languages
    English
  • Upload User
    Anonymous/Not logged-in
  • File Pages
    359 Page
  • File Size
    -

Download

Channel Download Status
Express Download Enable

Copyright

We respect the copyrights and intellectual property rights of all users. All uploaded documents are either original works of the uploader or authorized works of the rightful owners.

  • Not to be reproduced or distributed without explicit permission.
  • Not used for commercial purposes outside of approved use cases.
  • Not used to infringe on the rights of the original creators.
  • If you believe any content infringes your copyright, please contact us immediately.

Support

For help with questions, suggestions, or problems, please contact us